27 JAARGANG 9 NUMMER 3
REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN
NIEUWE VIS + ZWARTE HAZELWORM + KAMSALAMANDERS IN FRIESLAND + WAARNEMINGENOVERZICHT 2006
RAVON is het tijdschrift van de Stichting RAVON (Reptielen, Amfibieën en Vissen Onderzoek Nederland). Donateurs van RAVON krijgen het blad gratis toegezonden. Redactie-adres: Stichting RAVON, Postbus 1413, 6501 BK Nijmegen. Redactie: Jeroen van Delft, Raymond Creemers, Pedro Janssen, Michaël Steeghs. Vormgeving + opmaak: Walter Lentjes Druk: Drukkerij HPC b.v., Arnhem Aanmelden als donateur van RAVON kan: - via onze website: www.ravon.nl - per e-mail via:
[email protected] - schriftelijk: Stichting RAVON Donateursadministratie Postbus 1413, 6501 BK Nijmegen IBAN nr.: NL37 PSTB 0000459725 BIC-Code: PSTB NL21
R EPTIELEN A MFIBIEËN V ISSEN O NDERZOEK N EDERLAND Kopij-wenken Inlevering van kopij dient op CD-rom of e-mail te geschieden (Word). Inhoud: RAVON is bedoeld voor publicatie van artikelen en voor rubrieken-nieuws over in Nederland voorkomende vissen, amfibieën en reptielen. In het buitenland verricht onderzoek kan gepubliceerd worden indien dit relevant geacht wordt voor de in Nederland voorkomende soorten. Introductie: Een artikel dient voorzien te worden van een leader van maximaal 120 woorden. Verdere structurering van artikelen door middel van paragraaftitels. Figuren: Tekeningen, grafieken en kaartjes los bijvoegen. Op A4 formaat aanleveren in direct reproduceerbare vorm, bij voorkeur in zwarte inkt en zonder grijstinten. Bij teksten en schaalaanduidingen dient men rekening te houden met verkleining. Aanlevering in Excel is ook mogelijk. Dia’s en foto’s: Voorkeur voor digitale foto’s met een hoge resolutie. In overleg met de redactie kunnen ook algemene dia’s gebruikt worden van soorten en/of biotopen. Literatuurverwijzingen: in de tekst alleen auteur en jaartal noemen. Bij twee auteurs beiden vermelden, gescheiden door “&”, bij meer dan twee auteurs alleen de eerste gevolgd door “et al.”, in cursief. Literatuurlijst: Vermelding van de geciteerde literatuur. Auteur, jaartal en titel, gevolgd door uitgevende instantie. In verband met de overzichtelijkheid wordt de voorkeur gegeven aan korte artikelen platte tekst; 2500 woorden en mededelingen van niet meer dan een half A4. De redactie kan, indien nodig, de ingezonden artikelen en stukken inkorten en kleine, niet inhoudelijke wijzigingen aanbrengen. Inkorting of inhoudelijke wijziging geschiedt altijd in overleg met auteurs.
DECEMBER 2007 RAVON 27 JAARGANG 9 NUMMER 3
Melanistische en blauwgevlekte hazelwormen (Anguis fragilis) op de Noordwest Veluwe Richard Struijk
33
Kamsalamanders nu ook in Fryslân Teddy Dolstra, Jelle Hofstra, George Meijners & Hans van den Bogert
36
Kesslers grondel (Neogobius kessleri) nieuw voor Nederland Menno Soes, Paul Veenvliet & Dick van Mourik
39
KORTOM
41
Plant de roodwangschildpad zich werkelijk zo gemakkelijk voort? Rectificatie Veldagenda 2008 voor de actieve natuurwaarnemer Oproep schildpadwaarnemingen Oproep waarnemingen faunapassages reptielen RAVON NIEUWS
43
Atlas reptielen en amfibieën in Gelderland verschenen Persbericht: Samenwerking RAVON en waarneming.nl Afscheid hoofdredacteur RAVON BOEKEN
45
Zestiende Likona jaarboek is verschenen Waarnemingenoverzicht 2006
Voor de omslag is gebruik gemaakt van illustraties van Paul Veenvliet en/of Bas Teunis. Auteursrechten op afbeeldingen berusten bij de makers.
46
27 9(3) 2007
33
Melanistische en blauwgevlekte hazelwormen (Anguis fragilis fragilis) op de Noordwest Veluwe Richard Struijk
Onder de inheemse reptielen is melanisme het meest bekend van de adder (zie bijvoorbeeld RAVON Werkgroep Monitoring, 2002; Völkl & Thiesmeier, 2002). Het wordt echter ook bij andere soorten waargenomen zoals de zandhagedis (van de Bund, 1956; Strijbosch & Verhoeven, 1997; Strijbosch, 1998; Janssen, 2000; Blanke, 2004) en de levendbarende hagedis (Günther & Völkl, 1996a). Waarnemingen van melanistische hazelwormen blijken erg zeldzaam, ook op Europese schaal. Een fenomeen dat bij hazelwormen veel frequenter wordt waargenomen en derhalve vaker wordt gemeld, zijn blauwe vlekjes (zie bijvoorbeeld Bergers, 1992; Cabela et al., 2001). Deze vlekjes vormen geen kleurafwijking, maar een markante kleur die in wisselende frequenties binnen Europa en Nederland wordt waargenomen. De vlekjes zijn meestel tot 1 mm groot en bevinden zich hoofdzakelijk op het voorste deel van de rug en flanken (Stumpel & Strijbosch, 2006). Vooral bij de oostelijke ondersoort A. f. colchicus treedt dit verschijnsel vaak op en zijn de vlekjes het meest duidelijk zichtbaar (Petzold, 1971; Günther & Völkl, 1996b). Laufer et al. (2007) maken zelfs melding van een blauwgestreepte Duitse hazelworm uit 1891 die in een museumcollectie is opgenomen. Melanisme Melanisme is het verschijnsel dat de huid van een organisme donker is gekleurd door een overschot aan het huidpigment melanine. Melanine wordt aangemaakt door
bepaalde huidcellen (melanocyten) waarin celorganellen (melanosomen) zitten die melanine bevatten. Zonlicht bevordert de aanmaak van melanine, dat het lichaam vervolgens beschermt tegen de schadelijke effecten van ultraviolet licht (Diffey, 1997; Stanojevic´ et al., 2004; Watabe et al., 2004 in Stanojevic´ et al., 2004). Er zijn twee typen melanine: phaeomelanine (roodbruin) en eumelanine (zwartbruin). Een dier kan door een overschot aan melanine, totaal of partieel (gedeeltelijk) melanistisch zijn. Wanneer er geen melanine wordt aangemaakt, spreken we van albinisme (van Grouw, 2006). Melanistische hazelworm op de Noordwest-Veluwe Op 3 augustus 2007 vond J. Hovenkamp, beheerder van Natuurmonumenten op de Noordwest-Veluwe, een melanistische hazelworm bij het Hulshorsterzand. Het betrof een volwassen exemplaar dat zich tussen de struikheide bevond. Het dier was geheel zwartgekleurd, zodat over totaal melanisme met het pigmenttype eumelanine kan worden gesproken. De grootte en het geslacht zijn niet vastgesteld. Voor zover bekend, is dit de tweede vondst in Nederland van een melanistische hazelworm. In 1982 is een adult
Melanistische hazelworm bij het Hulshorsterzand in 2007
Foto: Jaap Hovenkamp
Kleurafwijkingen worden bij reptielen niet vaak waargenomen, zeker niet bij hazelwormen. In de Nederlandse literatuur over deze soort is er dan ook weinig informatie over te vinden. De vondst van een melanistische hazelworm op de Veluwe en enkele opvallende waarnemingen aan blauwgevlekte exemplaren in hetzelfde gebied, vormden de aanleiding om in dit artikel een aantal aspecten van kleuren en kleurafwijkingen uiteen te zetten en waarnemingen vanuit de NoordwestVeluwe te melden.
Foto: Paul van Hoof
34
Blauwgevlekte hazelworm op de Hoog Buurlose Heide in 2000
27 9(3) 2007
melanistisch vrouwtje bij Vlodrop waargenomen (Bergers, 1992). Door het ontbreken van meer informatie over deze vondst, kan geen vergelijking worden gemaakt met het dier bij het Hulshorsterzand. Buiten Nederland zijn o.a. uit Duitsland, Zweden en Engeland waarnemingen van melanisme bij hazelwormen bekend (Mertens, 1947; Gislén & Kauri, 1959; Holmes, 2005). Verschillende auteurs melden een hogere frequentie melanistische hazelwormen in koude en vochtige streken zoals hogere gebergtezones, hoogvenen en ooibossen (Leydig, 1872; Zimmerman, 1911; Palmer, 1937; Hurrell, 1970, 1973; Trofimov & Tzvelych, 1979; Dietrich, 1988 allen uit Laufer et al., 1997). Blauwgevlekte hazelwormen Blauwkleuring van schubben of schubdelen komt bij hazelwormen in de meeste gevallen voor bij grote volwassen exemplaren, hoewel het ook bij subadulten mogelijk is (Capula et al., 1997). Sommige auteurs melden de blauwe vlekjes alleen bij mannetjes (zie bijvoorbeeld Bauwens & Claus, 1996), maar uit de gegevens van Voipio (1962), Davies (1967) en Graitson (2005) blijkt dat het ook bij vrouwtjes is waargenomen. Toch lijken dit vooralsnog uitzonderingen en komen blauwe vlekjes hoofdzakelijk bij mannetjes voor. Trapp (2007) vermeldt dat mannetjes vooral in de paringstijd blauwe vlekjes hebben, helaas zonder onderbouwing. Uit onderzoek in Nederland is echter ook gebleken dat de aanwezigheid van blauwe vlekjes inderdaad niet permanent hoeft te zijn. A. Spitzenvan der Sluijs vond eind mei op de Wageningse Berg een
Tabel 1: Relatief aandeel blauwgevlekte hazelwormen bij verschillende studies binnen Europa Bron
N
Percentage blauwgevlekte dieren (%)
A. f. fragilis
16
31,3
A. f. fragilis
110
0,9
Nederland
A. f. fragilis
98
3,1
Finland
A. f. colchicus
?
13 65,5 (M); 3,1 (V)
Land
Ondersoort
Struijk, 2007
Nederland
Stumpel, 1985
Nederland
van der Sluijs, 2003 Terhivuo, 1990* Voipio, 1962*
Finland
A. f. colchicus
29 (M); 31 (V)
Capula et al., 1997
Italië
A. f. fragilis
744**
0,8
pers. med. Ritter in Günther & Völkl, 1996b
Duitsland
A. f. fragilis
48 (M)
18,8
* uit Völkl & Alfermann, 2007 M = mannelijk V = vrouwelijk
** totale steekproef uit 8 populaties
blauwgevlekt mannetje en merkte dit. Acht dagen later vond zij hetzelfde dier terug zonder blauwe vlekjes. Omdat weinig gegevens over de periode van blauwkleuring voorhanden zijn, is gericht (veld)onderzoek nuttig. Het nut van blauwe vlekjes wordt, zij het speculatief, regelmatig aan een vergroot voortplantingssucces gekoppeld (Capula et al., 1997; Völkl & Alfermann, 2007). Dit lijkt aannemelijk, omdat veel dagactieve hagedissoorten vooral gedurende het voortplantingsseizoen fel gekleurd zijn. Op basis van deze kleuren wordt onderscheid gemaakt in sexe, leeftijd en voortplantingsconditie (Cooper & Greenberg, 1992). Ook is vastgesteld dat veel hagedissoorten, waaronder verschillende Lacertidae, het visuele vermogen hebben om golflengtes tot in het bijna ultraviolette bereik waar te nemen. Reflectieonderzoek bij de Canarische hagedis (G. galloti) heeft aangetoond dat, naast gele en groene, ook blauwe vlekjes een aanzienlijke reflectie vertonen. Ultraviolette fotografie en spectrofotometrie toonden aan dat de blauwe vlekjes een reflectiepiek bij bijna ultraviolet licht vertonen (Font & Molina-Borja, 2004). Of de hazelworm over een vergelijkbaar visueel vermogen beschikt en de blauwe vlekjes over vergelijkbare reflectie-eigenschappen beschikken, is voor zover bekend nog niet onderzocht. Het is echter goed mogelijk dat deze theorie ook op de hazelworm van toepassing is. Onderzoek zou uitsluitsel kunnen geven. Het feit dat sommige vrouwtjes blauwkleuring van schubben vertonen, kan mogelijk samenhangen met sociale communicatie. Vrouwtjes zouden onnodige en ongewenste verstoringen door paarpogingen van mannetjes kunnen ontlopen door het aannemen van een typisch mannelijke kleuring. Dit wordt bijvoorbeeld vermoed bij sommige populaties van de Noordwest-Iberische hagedis (Podarcis bocagei) waarbij vrouwtjes na bevruchting de kleur van mannetjes aannemen (Galán, 2000). Het is niet ondenkbaar dat deze strategie ook door (sommige) hazelwormen wordt toegepast, maar gericht onderzoek zou dit moeten uitwijzen. Experimenten hebben aangetoond dat blauwgevlekte hazelwormen aan een verhoogd predatierisico zijn blootgesteld (Capula et al., 1997). Dit vormt een aannemelijke verklaring voor de slechts tijdelijke aanwezigheid van blauwe vlekjes. Blauwgevlekte hazelwormen op de Noordwest-Veluwe In het Leuvenumse bos en op Leuvenhorst, waar het Hulshorsterzand deel van uitmaakt, zijn van medio mei tot medio juli 2005 de reptielen geïnventariseerd (Struijk, 2005). Hierbij zijn 16 hazelwormen aangetroffen, waarvan vijf exemplaren (31,3%) blauwe vlekjes hadden. De hazelwormen zijn waargenomen op zowel vochtige als droge heide, in bosranden en bij bebouwing. De dieren zijn destijds niet opgemeten of gesekst. Op basis van een grootteschatting, kan wel worden gesteld dat 15 van de 16 exemplaren geslachtsrijp waren. Ondanks dat dit kleurpatroon vaker wordt waargenomen, is het percentage voor Nederland betrekkelijk hoog. In Nederland zijn in het Amerongse Bos en op de Wageningse Berg veel lagere percentages vastgesteld (Stumpel, 1985; van der Sluijs, 2003). In tabel 1 zijn deze percentages en enkele waarden uit het buitenland opgenomen. De gegevens hebben betrekking op de (inheemse) nominaatvorm A. f. fragilis, behalve die uit Finland waar de ondersoort A. f. colchicus voorkomt. Bij deze oostelijke ondersoort zijn vaker blauwe schubben aanwezig en het is daarmee des te opmerkelijker dat de dieren van de Noordwest-Veluwe meer blauwkleuring vertonen dan de door Terhivuo (1990 in Völkl & Alfermann, 2007) onderzochte populatie van A. f. colchicus in Finland.
Het hoge percentage blauwgevlekte dieren van de Noordwest-Veluwe ten opzichte van de studies in het Amerongse Bos en op de Wageningse Berg kan mogelijk worden verklaard door het verschil in onderzoeksduur. Indien hazelwormen (voornamelijk) gedurende de voortplantingsperiode (begin mei - begin juni) blauwgevlekt zijn, is de kans op waarnemingen van dergelijke exemplaren in die periode het grootst. Daarbij komt nog dat het relatieve aandeel vrouwtjes ten opzichte van mannetjes tegen het einde van de drachtperiode (juli en augustus) toeneemt (Bergers, 1992). Het relatieve aandeel blauwgevlekte dieren neemt dan naar alle waarschijnlijkheid af naarmate het aantal onderzoeksdagen buiten de voortplantingsperiode toeneemt. In het geval van de Noordwest-Veluwe was het aantal onderzoeksdagen betrekkelijk gering en vielen ze voor een aanzienlijk deel (ca. 35%) binnen de voortplantingsperiode. De onderzoeksperioden in het Amerongse Bos en op de Wageningse Berg waren met name op de eerste locatie aanzienlijk langer, waardoor het aantal onderzoeksdagen binnen de voortplantingsperiode hier relatief gezien waarschijnlijk kleiner is. Als gevolg hiervan is de kans op een hoger percentage blauwgevlekte dieren voor het onderzoek op de Noordwest-Veluwe groter dan die in het Amerongse Bos en op de Wageningse Berg. Daarentegen is het absolute aantal waarnemingen van blauwgevlekte hazelwormen op de Noordwest-Veluwe ook beduidend groter. Ten opzichte van waarnemingen op de Wageningse Berg en in het Amerongse Bos is dit aantal respectievelijk een factor 1,7 tot 5 keer zo groot. Een andere verklaring kan het verschil in de dichtheid aan potentiële predatoren zijn. In gebieden met een hoge dichtheid aan potentiële predatoren zijn blauwgevlekte hazelwormen zeldzamer dan in gebieden met een lage dichtheid aan potentiële predatoren (Capula et al., 1997). Mogelijk zijn er in Nederland meer waarnemingen van blauwgevlekte, malanistische of van albinistische hazelwormen gedaan. Dit laatste verschijnsel is in het buitenland, waaronder Engeland, wel waargenomen (Knight, 1966; Wuster pers. med.), maar voor zover bekend nog niet in Nederland. Indien er mensen zijn met dergelijke waarnemingen dan worden zij verzocht deze, bij voorkeur voorzien van datum en geslacht van het dier, door te geven aan R. Struijk (
[email protected]). Verder worden mensen die regelmatig hazelwormen zien, verzocht zich te melden. Bij voldoende animo kan in 2008 mogelijk een kleinschalig onderzoekje worden opgezet naar de periode van blauwkleuring bij hazelwormen in Nederland. Literatuur Bauwens, D. & K. Claus, 1996. Verspreiding van amfibieën en reptielen in Vlaanderen. De Wielewaal, Turnhout: 192 p. Bergers, P.J.M., 1992. Hazelworm. In: van der Coelen, J.E.M. Verspreiding en ecologie van amfibieën en reptielen in Limburg. Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, Maastricht/ Stichting RAVON, Nijmegen: 200-207. Blanke, I., 2004. Die Zauneidechse. Zwischen Licht und Schatten. Laurenti-Verlag, Bielefeld: 160 p. Bund, C.F. van de, 1956. De Nederlandse reptielen. – Wetenschappelijke mededelingen no. 20, Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Hoogwoud. Cabela, A., H. Grilltisch & F. Tiedemann, 2001. Atlas zur Verbreitung und Ökologie der Amphibien und Reptilien in Österreich. Wien (Umweltbundesamt): 457-467. Capula, M., L. Luiselli & E. Capanna, 1997. Blue-spotted morph of the slow worm, Anguis fragilis: Colour polymorphism and predation risks. Italian Journal of Zoology 64: 147-153. Cooper, W.E. Jr. & N. Greenberg, 1992. Reptilian coloration and behavior. In Pianka, E.R. & L.J. Vitt, 2003. Lizards. Windows
35
to the evolution of diversity. University of California Press, California: 333 p. Dietrich, N., 1988. Seltene Farbvarianten innerhalb eines Blindschleicheswurfes. Aquarien-Terrarien 35(6): 211-212. In: Laufer, H., M. Boschert & P. Sowig, 2007. Die Amphibien und Reptilien Baden-Württembergs. Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart: 619-632. Diffey, B.L., 1997. Dosimetry of ultraviolet radiation. In: Lowe N. J., N.A. Shaath & M.A. Pathak, editors, 1997. Sunscreens. Development, Evaluation and Regulatory Aspects, Second Edition, Revised and Expanded. Marcel Dekker, New York: 175-188. Font, E. & M. Molina-Borja, 2004. Ultraviolet reflectance of color patches in Gallotia galloti from Tenerife, Canary Islands. In: V. Pérez-Mellado, ed., The Biology of Lacertid Lizards: Evolutionary and Ecological Perspectives. Institut Menorquí d’Estudis (Recerca 8), Menorca: 201-221. Galán, P., 2000. Females that Imitate Males: Dorsal Coloration Varies with Reproductive Stage in Female Podarcis bocagei (Lacertidae). BioOne 2000(3): 819–825. Gislén, T. & H. Kauri, 1959. Zoography of the Swedish Amphibians and Reptiles with notes on their growth and ecology. Acta Vertebratica 1: 193-397. Grouw, H. van, 2006. Not every white bird is an albino: sense and nonsense about colour aberrations in birds. Dutch Birding 28(2): 79-89. Günther, R. & W. Völkl, 1996a. Waldeidechse - Lacerta vivipara JACQUIN, 1787. In: Günther, R. (Hrsg). 1996. Die Amphibien und Reptilien Deutschlands. Jena (Fischer): 588-600 Günther, R. & W. Völkl, 1996b. Blindschleiche – Anguis fragilis. In Günther, R. (Hrsg): Die Amphibien und Reptilien Deutschlands. Gustav Fischer Verlag, Jena. Holmes, F., 2005. Melanistic Slow Worm. British Wildlife 16(4): 277. Hurrel, H.G., 1970. Colour phases of slow-worm. British Journal of Herpetology 4: 160. In: Laufer, H., M. Boschert & P. Sowig, 2007. Die Amphibien und Reptilien Baden-Württembergs. Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart: 619-632. Hurrel, H.G., 1973. Black slow-worms. Journal of the Devon Trust for Nature Conservation 5(2): 61. In Laufer, H., M. Boschert & P. Sowig, 2007. Die Amphibien und Reptilien Baden-Württembergs. Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart: 619-632. Janssen, P., 2000. 3x Zandhagedis anders. RAVON 3(3): 58. Knight, M., 1966. Birth of albino slow-worms. British Journal of Herpetology 3: 159-260. Laufer, H., M. Boschert & P. Sowig, 2007. Die Amphibien und Reptilien Baden-Württembergs. Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart: 619-632. Leydig, F. von, 1872. Die in Deutchland lebenden Arten der Saurier. Tübingen. In: Laufer, H., M. Boschert & P. Sowig, 2007. Die Amphibien und Reptilien Baden-Württembergs. Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart: 619-632. Mertens, R., 1947. Die Lurche und Kriechtiere des Rhein-MainGebietes. Frankfurt/Main (Kramer). Palmer, M.G., 1937. Notes on the breeding habits of slow-worm Anguis fragilis Linn. The Naturalist 986: 222. In: Laufer, H., M. Boschert & P. Sowig, 2007. Die Amphibien und Reptilien Baden-Württembergs. Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart: 619-632.
Albinistische hazelworm uit Colwyn Bay, Noord-Wales in 2005
Foto: Wolfgang Wuster
27 9(3) 2007
36
27 9(3) 2007
Petzold, H-G., 1971. Blindschleiche und Scheltopusik. Wittenberg Lutherstadt (Ziemsen): 102 p. RAVON Werkgroep Monitoring. 2002. Afwijkend gekleurde adders. Nieuwsbrief Meetnet Reptielen 23: 8-9. Sluijs, A.M. van der, 2003. Ecology of a slow worm population in a forest edge in The Netherlands. Internal Report, Alterra, Wageningen. Stanojevic´, M., Z. Stanojevic´, D. Jovanovic´ & M. Stojiljkovic´, 2004. Ultraviolet radiation and melanogenesis. Arch. Oncol. 12(4): 203-205. Strijbosch, H. & J. Verhoeven, 1997. Een zwarte zandhagedis (Lacerta agilis): slachtoffer van een te versnipperd landschap? Lacerta 55(5): 210-211. Strijbosch, H., 1998. Farbabnomalien bei der Zauneidechse. Opfer der Isolation in einer zersplitterten Landschaft? Die Eidechse 9(1): 35-40. Struijk, R.P.J.H., 2005. Herpetofauna en entomofauna van het Hulshorsterzand en het Sandbergsveld op de Noordwest Veluwe. Intern rapport Wageningen Universiteit. Stumpel, A.H.P., 1985. Biometrical and ecological data from a Netherlands population of Anguis fragilis (Reptilia, Sauria, Anguidae). Amphibia-Reptilia 6: 181-194. Stumpel, T. & H. Strijbosch, 2006. Veldgids. Amfibieën en rep-tielen. KNNV uitgeverij, Utrecht. 318 p. Terhivuo, J., 1990. Relative regional abundance and colour morphs of the adder (Vipera berus L.), grass snake (Natrix natrix L.), slow worm (Anguis fragilis L.) and common toad (Bufo bufo L.) in Finland. Annales Zoologica Fennici 27: 11-20. In: Völkl, W. & D. Alfermann, 2007. Die Blindschleiche. Die vergessene Echse. Laurenti-Verlag, Bielefeld: 159 p. Trapp, B., 2007. Amphibien und Reptilien des griechischen Festlandes. Natur und Tier Verlag, Münster: 279 p. Trofimov, A.G. & A.N. Tzvelych, 1979. On the records of melanistic specimens of the sand lizard, Lacerta agilis and the slow worm, Anguis fragilis. Trudy Zoologiceskogo Instituta 89: 120121 (Russisch, Engelse samenvatting). In: Laufer, H., M. Boschert & P. Sowig, 2007. Die Amphibien und Reptilien BadenWürttembergs. Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart: 619-632. Voipio, P., 1962. Multiple phaneromorphism in the Europaean slow-worm (Anguis fragilis) and distributional and evolutional history of the species. Ann. Zool. Soc. Vanamo 23: 1 - 20. In: Völkl, W. & D. Alfermann, 2007. Die Blindschleiche. Die vergessene Echse. Laurenti-Verlag, Bielefeld: 159 p. Völkl, W. & B. Thiesmeier, 2002. Die Kreuzotter. Ein leben in festen Bahnen. Laurenti-Verlag, Bielefeld: 159 p. Völkl, W. & D. Alfermann, 2007. Die Blindschleiche. Die vergessene Echse. Laurenti-Verlag, Bielefeld: 159 p. Watabe, H., J.C. Valencia, K. Yasumoto, T. Kushimoto, H. Ando, W.D. Vieira, M. Mizoguchi, E. Appella & V.J. Hearing, 2004. Regulation of tyrosinase processing and trafficking by organellar pH and by profeasome activity. J. Biol. Chem. 279(9): 7971-7981. Zimmerman, R., 1911. Die Rochlitzer Echsen. Wochenschrift für Aquarien- und Terrarienkunde Beilage Lacerta 8: 57-59. In: Laufer, H., M. Boschert & P. Sowig, 2007. Die Amphibien und Reptilien Baden-Württembergs. Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart: 619-632.
Dankwoord Hierbij wil ik Ton Stumpel, Annemarieke Spitzen-van der Sluijs en Jeroen van Delft danken voor het becommentariëren van de conceptversie van dit artikel.
Richard Struijk (RAVON) Postbus 1413 6501 BK Nijmegen
[email protected]
Sinds jaar en dag zijn leden van de Werk- en studiegroep Amfibieën en Reptielen Friesland (WARF) in Fryslân op zoek naar nieuwe vindplaatsen van de inheemse amfibieën en reptielen. Vaak met succes, maar voor sommige soorten tevergeefs. Eén van die soorten is de kamsalamander, die in grote aantallen verspreid langs de Friese grens op Drents en Overijssels grondgebied wordt aangetroffen. Soms tot op 20 meter van de provinciegrens. Dit doet vermoeden dat de nogal scherpe overgang van het bosrijke Drenthe en Overijssel naar het verhoudingsgewijs kale weide- en akkerland in de Stellingwerven door de kamsalamander als een natuurlijke barrière wordt ervaren. Verleden Ondanks vele vergeefse zoektochten van leden van de WARF, blijkt de kamsalamander (Triturus cristatus) toch al langer voor te komen in Fryslân. Teddy Dolstra treft de soort al enkele jaren op circa één kilometer van de provinciegrens aan. Omdat Dolstra zich in het verleden nooit heeft verdiept in amfibieën, werd maar weinig aandacht aan de salamanders besteed. Wel vroeg hij zich af of die grotere dieren (12-15 cm) wel kleine watersalamanders (Lissotriton vulgaris) waren, omdat het gros van de waargenomen salamanders slechts 6-10 cm lang was. Een mooie waarneming was halverwege de jaren ’90, toen Dolstra tijdens onderhoud aan een windsingel op een erf, een voormalig muizennest open haalde. Hierin bevond zich een zeer groot aantal salamanders, waaronder 6-10 dieren die beduidend groter waren dan de rest. Ook werden en worden er salamanders in een kelder onder de garage en de bijkeuken van een burgerwoning in de Stellingwerven aangetroffen. Dit huis dateert van 1980 en de kelder was destijds gebouwd om er een fitnessruimte en/of sauna van te maken. Omdat de grondwaterstand vrij hoog was, gaf dat regelmatig problemen met de apparatuur van de vloerverwarming van de woning. Daarom werd besloten om overtollig water met enige regelmaat weg te pompen. Hierdoor ontstond niet alleen een ideaal winterverblijf voor vleermuizen, maar ook voor amfibieën. Twee groepen die met regelmaat in deze kelder werden aangetroffen. De vleermuizen, gewone grootoorvleermuizen (Plecotus auritus) in dit geval, konden tijdens hun winterslaap wegkruipen in de holle gasbetonblokken van het plafond. De kikkers, padden en salamanders konden zowel in het enkelhoge water als op de, in verband met de bouw in de hoeken liggende zandbulten, de winter door brengen. Sinds enkele jaren is de verbouw van de kelder, tot het beoogde einddoel, in een stroomversnelling geraakt. De kelder is vele malen droger gemaakt en warmer geworden, naden en kieren zijn dicht gekit, muren bepleisterd, de vloer betegeld en de toegang voor vleermuizen afgesloten. Desondanks vinden amfibieën nog steeds hun weg naar de vochtige pompputjes in het trapgat in de kruipruimte. Heden In november 2006 kwam Dolstra in contact met George Meijners, lid van de WARF. Meijners woont in Overijssel en kent de kamsalamander goed, aangezien de dieren bij hem
27 9(3) 2007
37
Kamsalamanders, nu ook in Fryslân Teddy Dolstra, Jelle Hofstra, George Meijners & Hans van den Bogert
in een poel en rondom het huis leven. Het gesprek belandde al gauw op ‘die grote salamanders’ uit het verleden. Er werd besloten een kijkje te nemen in de kelder waar op dat moment salamanders te verwachten waren. Na het zien van de eerste dieren werd door Meijners vastgesteld dat het inderdaad kamsalamanders betrof. Daarmee was dit de eerste Friese locatie waar de kamsalamander door natuurlijke verspreiding voorkomt. Nog dezelfde dag kon Johan de Jong in zijn natuurpraatje bij Omrop Fryslân melding maken van het feit dat de kamsalamander voor het eerst officieel is vastgesteld in Fryslân. Een week later is op 11 december 2006 samen met Hans van den Bogert, nestor onder de Friese herpetologen en oprichter van de WARF, een telling uitgevoerd van de am-fibieën in de kelder. Het resultaat van deze telling was 23 dieren: 17 kamsalamanders (meest subadult), 2 kleine watersalamanders (adult), 3 bruine kikkers (Rana temporaria) (juveniel) en 1 gewone pad (Bufo bufo) (juveniel). Ten tijde van de telling stond er weinig water in de pompgaten, waardoor er voor alle soorten voldoende overgangen aanwezig waren om de winter door te komen.
Uiterlijk en status De kamsalamander is de grootste watersalamander van Europa. Het vrouwtje kan een lengte tot circa 16 cm (zelden 20 cm) bereiken. De mannetjes blijven iets kleiner en krijgen tijdens de paartijd, net als mannetjes van de kleine watersalamander, een fraaie rugkam. Bestaat de rug- en staartkam van de kleine watersalamander uit één geheel, bij de kamsalamander wordt deze onderbroken door een uit-sparing boven de staartbasis. De korrelige huid van de kamsalamander is donkerbruin tot blauwzwart, met vage ronde zwarte vlekken. De buik is helder geel of oranje, met onregelmatige zwarte vlekken. Elk dier heeft een eigen buikpatroon, waaraan ze individueel herkend kunnen worden. In de lengte-richting van de staart loopt bij het mannetje een lichte baan. Vrouwtjes ontwikkelen geen kam en heb-ben slechts een lage staartzoom. De cloaca van het mannetje is iets gezwollen en donker gekleurd; die van het vrouwtje is oranjerood van kleur en platter. Larven van kamsalamanders zijn te herkennen aan hun lange, fragiele vingers en tenen. De kamsalamander staat als ‘kwetsbaar’ op de Rode Lijst en geniet zowel nationaal als internationaal zware bescherming.
weer. Dit bezoek werd gecombineerd met opnamen van Omrop Fryslân voor het onderwerp ‘Wekker út de wintersliep’. Er werden geen overwinterende vleermuizen, maar wel kamsalamanders aangetroffen. Door de grote hoeveelheid regen in januari, was de grondwaterstand sterk gestegen, waardoor er relatief veel water in het belangrijkste pompputje stond. Door het zachte weer was dit water warm (8-10°C), waardoor de kamsalamanders niet in winterrust waren en zich zelfs levendig toonden. Een aantal kamsalamanders was dood, wat Hofstra wijt aan de hoge temperaturen tijdens de winterslaap. Hierdoor blijven de dieren actief, verteren het in de zomer opgeslagen reservevoedsel en mergelen, bij gebrek aan voedsel in het putje, uit. Bovendien moesten de dieren door de hoge waterstand steeds naar de oppervlakte zwemmen om lucht te happen, wat de nodige energie vergt. Normaliter halen de salamanders de zuurstof via de huid uit het water, maar in het stilstaande en zuurstofarme water was dat niet mogelijk. In het water is een drijfplankje geplaatst waarop de dieren konden rusten. Opvallend was de afwezigheid van de kleine watersalamander, de gewone pad en enkele bruine kikkers. Na het verwijderen van de dode dieren bleken nog 8 kamsalamanders en 1 bruine kikker aanwezig.
Mannelijke kamsalamander met bruiloftskleed
Foto: Edo van Uchelen
Winterslaap Begin februari 2007 is de kelder opnieuw bezocht om te zien hoe het de overwinteraars verging met het zachte
38
27 9(3) 2007
Foto: Aukje de Hoop
Jelle Hofstra (links) en Teddy Dolstra bij het pompputje in de kelder
Foto: Teddy Dolstra
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het Friese natuurtijdschrift Twirre. Vanwege het belang van deze ontdekking is in overleg met de redactie van Twirre besloten om het ook in RAVON te publiceren. We willen de redactie van Twirre en de auteurs hartelijk bedanken voor de toestemming en het voorwerk. Redactie RAVON.
Gevonden kamsalamanders, kleine watersalamander en bruine kikker
Twijfel Even ontstond er twijfel of er inderdaad sprake was van de (noordelijke) kamsalamander toen Hofstra een eerder gemaakte foto van Dolstra onder ogen kreeg. Hierop staan kamsalamanders afgebeeld met een oranje lengtestreep over de rug. In de meeste literatuur wordt niet gerept over dit verschijnsel. Het vrouwtje van de Italiaanse kamsalamander (Triturus carnifex), een exoot die al enkele keren in het midden van ons land is aangetroffen, bezit wel een dergelijke streep. De foto werd naar RAVON en de Universiteit van Amsterdam gestuurd voor determinatie. Op verzoek zijn foto’s van het vlekkenpatroon op de buik van de salamanders nagezonden. Aan de hand daarvan kon worden bevestigd dat het om (noordelijke) kamsalamanders gaat. Toekomst Voor de kamsalamander in de Stellingwerven ziet de toekomst er rooskleurig uit. Landschapsbeheer Fryslân is actief bezig met een project, dat gesubsidieerd wordt door de provincie Fryslân. Doel van dit project is biotoopverbetering voor de kamsalamander. Zo zijn in 2006 de eerste poelen reeds gegraven ten behoeve van de verbetering van de leefomgeving rond de nu bekende vindplaatsen. Ook in 2007 worden er in de Stellingwerven diverse dobben gerealiseerd in de omgeving van de vindplaatsen. De pompgaten in de betreffende kelder blijven toegankelijk voor amfibieën en daarmee voor de kamsalamander. In de directe omgeving zullen nadere inventarisaties en mogelijk ook excursies plaatsvinden. Van diverse plaatsen komen meldingen binnen, waarvan verondersteld wordt dat het mogelijk om kamsalamanders zou kunnen gaan. Er valt nog genoeg na te trekken en te inventariseren in Fryslân.
Teddy Dolstra Zuiderweg 10 8395 KV Steggerda 06-21686354
[email protected] Jelle Hofstra Kerkewal 54 8401 CH Gorredijk 0513-465121
[email protected] George Meijners Eggerland 4 8336 KV Baars 0521-589575
[email protected] Hans van den Bogert Hoofdweg 15 8424 PJ Elsloo 0561-421398
27 9(3) 2007
39
Kesslers grondel (Neogobius kessleri) nieuw voor Nederland
Op 8 september 2007 ving Dick van Mourik in de Waal bij Brakel twee op rivierdonderpadden lijkende vissen. De vissen werden met een hengel gevangen. Nadat de foto’s van één van de vissen op www.waarneming.nl werden geplaatst, werd duidelijk dat het om iets bijzonders ging. Gezien de grote kop met zijn specifieke vorm, moest het eigenlijk wel een Kesslers grondel (Neogobius kessleri) zijn. Deze soort was al in het Duitse deel van de Rijn gesignaleerd maar nog niet in Nederland. Met ander woorden, het gaat hier om de vangst van een nieuwe soort voor de Nederlandse fauna. Ter bevestiging zijn enkele visexperts geraadpleegd die ervaring hebben met Kesslers grondels. Zij hebben de determinatie aan de hand van de foto’s bevestigd. Determinatie Kesslers grondel is een bodemvis die 15-20 cm (maximaal 22 cm) groot wordt. Hij kan worden onderscheiden van de rivierdonderpad door de tot een trechtervormige vin samengegroeide buikvinnen. Deze rivierdonderpad wordt regelmatig verward met echte grondels (familie Gobiidae). Naast Kesslers grondel komen in Nederland nog twee echte grondels voor in het zoete water, die eveneens trechtervormig samengegroeide buikvinnen hebben: marmergrondel (Protherorhinus marmoratus) en zwartbekgrondel (Neogobius melanostomus). Wanneer de nieuwe RAVON-tabel (Spikmans & Kranenbarg, 2006) wordt gebruikt, kom je met een Kesslers grondel uit op de keuze tussen deze twee soorten. Al snel is dan duidelijk dat het geen van beide soorten kan zijn. De marmergrondel heeft volgens de tabel twee korte buisjes boven de neusgaten en de zwartbekgrondel heeft een grote zwarte vlek in de voorste rugvin. Deze kenmerken zijn niet goed te onderscheiden op de foto’s. De Kesslers grondel is echter ook te herkennen aan een relatief grote kop die duidelijk breder is dan hoog, een relatief brede bek en aan het kleurpatroon bestaand uit een donkerbruin marmerpatroon op
een lichtbruine ondergrond. Een verschil met de zwartbekgrondel is verder de meer getekende staartvin en de meestal geel tot bruin gekleurde buikvinnen (Wiesner, 2003). Herkomst en opmars Het oorspronkelijk leefgebied van de Kesslers grondel bevindt zich in de Ponto-Kaspische regio, waaronder de Donaudelta. In 1994 dook de soort op in de Oostenrijkse Donau, waarna ze met een duidelijk opmars is begonnen. In 1999 is ze vervolgens aangetroffen in de Duitse Donau en de Main en tenslotte in 2006 in de Rijn in NordrheinWestfalen (Staas, 2007). Het is dan ook geen grote verrassing dat de soort uiteindelijk nu ook in Nederland is aangetroffen. Literatuur Spikmans, F. & J. Kranenbarg, 2006. Herkenning Zoetwatervissen. Stichting RAVON, Nijmegen. Staas, S., 2007. Neue fishart im Rhein. LÖBF-Mitteilungen 4(6): 6. Wiesner, C., 2003. Eingeschleppte Meeresgrundeln in der Österreichischen Donau – Gefahren und Potenziale. Fischwasser 3/4: 29-31.
Dankwoord Pavel Jurajda, Vladimír Kovác & Guti Gábor worden bedankt voor de bevestiging van de determinatie. Milorad Mrakovcˇic´ en Marko C´aleta stelden Kesslers grondels uit de Donau ter beschikking voor het maken van de tekeningen.
Kesslers grondel, getekend aan de hand van een exemplaar uit de Donau
Tekening: Paul Veenvliet
Menno Soes, Paul Veenvliet & Dick van Mourik
Foto’s: Paul Veenvliet
40
Bovenaanzicht Kesslers grondel uit de Donau
27 9(3) 2007
Menno Soes
[email protected] 0345-512710 Paul Veenvliet
[email protected] ++386-41-902110 Dick van Mourik
[email protected]
27 9(3) 2007
41
KORTOM
Legsel in vrije natuur De eerste melding van een eierleggende roodwangschildpad in de vrije natuur die bij mij binnen kwam dateert van 2005. In Tijnje, een dorp dat ligt tussen Heerenveen en Drachten, zette een roodwangschildpad in juli een tiental eieren af in een gemeentelijke groenstrook. Het dier leefde al jarenlang met een paar soortgenoten in een nabijgelegen sloot. Omwonenden plaatsten een stok bij het nest om er voor te zorgen dat het gemeentepersoneel bij werkzaamheden de eieren niet zou vernielen. De eieren zijn echter nooit uitgekomen. Oorzaken De oorzaken van het niet zomaar voortplanten van de roodwangschildpad in ons land zijn de volgende. De hier voorkomende roodwangen zijn overwegend van het vrouwelijke geslacht. Het geslacht bij vogels en zoogdieren ligt bij de bevruchting van de eicel al vast en wordt bepaald door de geslachtschromosomen. Veel soorten reptielen, waaronder schildpadden, krokodillen en hagedissen, bezitten deze geslachtschromosomen niet. Bij deze dieren wordt het geslacht bepaald door de incubatietemperatuur. Globaal kan gezegd worden dat bij lagere temperaturen mannetjes worden geboren en bij hogere temperaturen vrouwtjes, al gaat dit niet voor alle reptielen op. Hier tussenin ligt een temperatuur waarbij zowel mannetjes als vrouwtjes worden geboren. Dit kan soms in hetzelfde nest voorkomen, afhankelijk van de ligging van de eieren. De hier ooit ingevoerde roodwangschildpadjes worden kunstmatig op zogenaamde
Hoge temperatuur en juiste vochtigheid Om eieren van moerasschildpadden uit te laten komen is warmte en vocht nodig. De bij mij geboren roodwangen kwamen na een incubatietijd tussen de 60 en 70 dagen uit het ei. Dit bij temperaturen variërend van 26 tot 30°C. Vrij hoge temperaturen dus. De broedstoof waarin de eieren worden uitgebroed heeft een relatieve vochtigheid van ongeveer 80%. De eieren van roodwangen zijn zachtschalig en omgeven door een taai vlies en vergelijkbaar met de eieren van de ringslang. Daardoor zijn ze erg gevoelig voor te veel vocht (bijvoorbeeld een doorweekte bodem door veel regen). Door osmotische druk kunnen de eieren dan exploderen. Ook is in een dergelijke situatie de gasuitwisseling te gering en daardoor zal het embryo afsterven. Klimaatsinvloeden Dat koude en natte perioden een funeste uitwerking kunnen hebben op reptielen is ook bekend van de ringslang in ons land. Bij het omzetten van een broeihoop op de golfbaan van Beetsterzwaag werden, na een veel te koude en te natte zomer, tal van afgestorven ringslangetjes naar boven gehaald. Vele tientallen diertjes waren al in het ei afgestorven, maar ook tientallen pasgeboren ringslangetjes werden dood aangetroffen. Door de aanhoudende regen was de broeihoop dusdanig nat geworden dat de broei was verdwenen. Een flink aantal van deze slangetjes hebben een plek gekregen in het Zoölogisch Museum van Amsterdam. Twee dagen oude in gevangenschap geboren roodwangschildpadjes.
RECTIFICATIE In het artikel van Katja Claus over adders in Vlaanderen is in de legenda van figuur 3 een vervelende fout geslopen. De langere witte delen van de staven hebben betrekking op nieuwe dieren, terwijl de kortere groene delen van de staven betrekking hebben op bekende dieren. Foto: Jelger Herder
Als schildpaddenliefhebber heb ik het artikel ’Eerste eilegsels van roodwangschildpadden’ van Jelger Herder vol interesse gelezen (RAVON 26 jaargang 9 nummer 2). Ik wil hierbij toch enkele kanttekeningen plaatsen. Allereerst zou ik op willen merken dat schildpadden hun nestkuil graven met behulp van hun achterpoten en niet - zoals in dat artikel vermeld staat - met hun voorpoten. Mijn tweede opmerking betreft het rapport ‘Roodwangschildpadden, een gevaar voor de Nederlandse flora en fauna?’ van Bruekers en Van der Keijlen (1997). Dat rapport is helaas niet volledig. Door een misverstand zijn de vele in de provincie Fryslân verzamelde gegevens niet in het rapport opgenomen.
schildpaddenboerderijen in Amerika uitgebroed. En handel is handel, nietwaar? En dus, hoe hoger de incubatietemperatuur, hoe sneller de diertjes worden geboren, hoe meer er verhandeld kan worden. Dit heeft tot gevolg dat er overwegend vrouwelijke exemplaren uit de eieren kruipen. Een heel enkele keer zit hier een mannetje tussen. Het zal voor een vrouwtje hier dus een hele klus zijn om een partner te vinden die haar kan bevruchten.
In de tekst op blz. 28 is bovendien sprake van figuur 4 en van figuur 5, terwijl respectievelijk figuur 3 en figuur 4 wordt bedoeld. Excuses voor deze fouten. De redactie. Het lijkt me dan ook dat de roodwangschildpad zich voorlopig nog niet zal voortplanten in ons land met zijn wisselvallige klimaat en het geringe aantal mannelijke dieren dat hier rondzwemt. Er is nogal wat voor nodig om het uitbroeden van schildpaddeneieren in de vrije natuur tot een goed einde te brengen. Daar staat echter tegenover dat niets onmogelijk is in de natuur. En het hoeft natuurlijk maar een enkele keer echt goed raak te zijn. ’De tiid sil it leare’ zeggen wij dan op zijn Fries. Jelle Hofstra, Gorredijk
[email protected]
VELDAGENDA 2008 VOOR DE ACTIEVE NATUURWAARNEMER Ook voor 2008 brengen de KNNV Uitgeverij en de VOFF weer de Veldagenda voor actieve waarnemers uit. Hij is vierkant, heeft een smaakvolle opmaak en bevat schitterende foto’s van Ruben Smit (in 2005 ‘BBC Wildlife Photographer of the Year’, in de categorie Diergedrag). Elke week heeft een dier, plant of landschapstype als onderwerp. Mooie, en tegelijk informatieve sfeerteksten maken de agenda tot een inspirerend, praktisch en mooi object dat op geen werktafel mag ontbreken.
Foto: Jelle Hofstra
PLANT DE ROODWANGSCHILDPAD ZICH WERKELIJK ZO GEMAKKELIJK VOORT IN ONS LAND?
Foto: Mark Klerks
42
27 9(3) 2007
OPROEP WAARNEMINGEN FAUNAPASSAGES REPTIELEN
De agenda bevat aankondigingen van allerlei natuuractiviteiten voor jong en oud, zoals lezingen en landelijke natuurdagen. Ook krijgt de lezer informatie over de maancyclus, zonsopkomst en –ondergang en wat wanneer zingt en bloeit of paait. Voor mensen die zelf graag fotograferen, geeft Smit ook nog eens talloze nuttige fototips. Wanneer u voor vlinders het beste op pad kunt gaan bijvoorbeeld, maar ook hoe een groothoeklens een bijzonder macro-effect kan opleveren. De prachtige uitvoering en al deze handige feitjes en weetjes zorgen ervoor dat de Veldagenda ook ná 2008 de moeite van het bewaren waard is. Week 20 (mei) ……….Vlekkencode Reptielen hebben zonnewarmte nodig. Hun koudbloedige lijven moeten worden opgewarmd door de zon. Zo ook bij de zandhagedis. Deze hagedissen leven bij voorkeur bij open zandplekjes aan de rand van heide- of duinvegetaties. Daar profiteren ze van de zonnewarmte en leggen ze eieren op open zandplekken of paden. In mei worden de mannetjes van de zandhagedissen prachtig, fluorescerend groen. Iedere individuele hagedis heeft een uniek vlekkenpatroon. In soms heftige gevechten grijpen de mannetjes elkaar bij de nek of de bek om zo hun territorium te verdedigen en de gunsten van een vrouwtje te winnen.
Naar het gebruik van faunapassages door amfibieën is in de loop der tijd betrekkelijk veel onderzoek verricht. Over het gebruik van deze passages door reptielen is echter nog maar weinig informatie voorhanden. Op veel plaatsen worden wel faunapassages voor deze diergroep aangelegd, maar of zij functioneren wordt veelal niet onderzocht.
Roodwangschildpad
idee is om over enige tijd een artikel te schrijven over de Nederlandse schildpadden waarbij deze gegevens van groot belang zijn. Ook is er een toenemende interesse vanuit het beleid en beheer voor exoten te bespeuren. Actuele data over deze exoten zijn dus steeds belangrijker.
……… De agenda is verkrijgbaar bij de boekhandel, De Vlinderstichting en de KNNV Uitgeverij. Foto’s en tekst: Ruben Smit, ‘BBC Wildlife Photographer of the Year 2005’ Uitgever: KNNV Uitgeverij in samenwerking met IVN en VOFF Uitvoering: 120 blz, 18 x 18 cm, ringband, slappe kaft, voor- en achterflap, full colour met 53 bijzondere natuurfoto’s ISBN: 978 90 5011 248 2 Prijs: ` 12,95 Website van Ruben Smit: www.outdoorvision.nl
OPROEP SCHILDPADWAARNEMINGEN Het voorkomen van exotische schildpadsoorten in de Nederlandse wateren is geen nieuws meer. In alle Nederlandse provincies zijn waarnemingen van met name roodwangschildpadden bekend. Veelal worden hogere concentraties schildpadden nabij steden gevonden, hoewel ook enkele natuurgebieden bevolkt worden. Omdat RAVON graag een ‘up to date’ beeld wil hebben van het voorkomen van schildpadden in Nederland, wordt hierbij een oproep gedaan om waarnemingen vooral door te geven. Het
Indien u een waarneming door wilt geven, wordt u verzocht dit zo nauwkeurig mogelijk te doen. Zaken die in ieder geval van belang zijn, zijn soortnaam, datum (tenminste jaartal) en vindplaats (liefst zo nauwkeurig mogelijk). Daarnaast zijn extra gegevens zoals het aantal en een omschrijving van de locatie (sloot, kanaal, poel, etc (IPI-code)) eveneens welkom. Bij de soortvermelding wordt in eerste instantie onderscheid gemaakt tussen roodwangschildpad, geelwangschildpad, geelbuikschildpad en zaagrugschildpad. De zaagrugschildpad is onder te verdelen in verschillende (onder)soorten. Omdat determinatie echter veelal te lastig zal blijken, wordt aanvankelijk geen verdere onderverdeling gemaakt. Waarnemingen van overige soorten zoals bijvoorbeeld, roodbuikschildpad, Europese moerasschildpad en bijtschildpad zijn ook zeer welkom. Indien de soort niet met zekerheid gedetermineerd is en er duidelijke foto’s voorhanden zijn, dan kunnen deze naar RAVON worden opgestuurd. Indien mogelijk wordt verzocht waarnemingen door te geven via de online invoermodule www.Telmee.nl. Tevens is het mogelijk dit schriftelijk of via email te doen bij ondergetekende. Richard Struijk (RAVON) Postbus 1413 6501 BK Nijmegen
[email protected]
Begin 2007 is gestart met het verzamelen van waarnemingen van reptielen die van passages gebruik maken. Naast enkele interessante korte meldingen uit onder andere de Nieuwsbrief reptielen, is bij verschillende mensen geïnformeerd of zij waarnemingen van dergelijke gebeurtenissen kenden. Hieruit bleek dat er enkele betrouwbare waarnemingen bekend waren. Om deze reden wordt hierbij de oproep aan een breder publiek gedaan om alle waarnemingen door te geven. Het hoeft hierbij niet uitsluitend te gaan om reptielen die door een speciaal aangelegde faunatunnel kruipen. Ook de waarneming van een ringslang die een viaduct via een onderliggende watergang of oever passeert, of een hazelworm die een fietstunnel met stobbenwal passeert, is interessant. Alles is welkom! Ook wanneer waarnemingen van minder algemene amfibiesoorten zoals knoflookpad, boomkikker, kamsalamander, vuursalamander en rugstreeppad zijn gedaan, wordt verzocht deze door te geven. Bij voorkeur bevat uw melding de soortnaam en een, liefst zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de passage. Hierbij wordt gedacht aan de afmetingen van een tunnel, viaduct of fietstunnel (l x b x h) of het een rond of rechthoekig model is, of er geleidende elementen (bv. stobbenwal) aanwezig zijn, het bodemsubstraat etc.. Wanneer foto’s beschikbaar zijn, wordt het doorsturen hiervan zeer op prijs gesteld. Meldingen kunnen schriftelijk of via email worden doorgestuurd, of telefonisch gemeld aan ondergetekende. Richard Struijk (RAVON) Postbus 1413 6501 BK Nijmegen 024-3652640
[email protected]
27 9(3) 2007
43
ATLAS REPTIELEN EN AMFIBIEËN IN GELDERLAND VERSCHENEN
vaardig in de gaten hield, is er slechts kort aandacht geweest voor het verschijnen van deze prachtige atlas. Dit zal in het eerste kwartaal van 2008 echter ruimschoots worden goed gemaakt. In samenwerking met de vrijwilligers van de afdeling Gelderland zal het RAVON-kantoor Nijmegen een symposiumachtige middag organiseren waar de Gelderse atlas breed zal worden gepresenteerd aan natuurbeheerders, beleidsmedewerkers van gemeenten, provincie, waterschappen en andere (semi-)overheden en organisaties. Dit natuurlijk met als doel onze diergroepen opnieuw in de spotlights te zetten. De datum en plaats van deze middag zullen op de website van RAVON worden aangegeven. Daarnaast zullen veel organisaties rechtstreeks worden aangeschreven en uitgenodigd.
Tijdens de RAVON-dag op 10 november jl. in Nijmegen is de ‘Atlas reptielen en amfibieën in Gelderland 1985-2005’ gepresenteerd. Het eerste exemplaar van deze Gelderse atlas werd door Johan Cronau (Beleidsmedewerker Landelijk Gebied van de Provincie Gelderland) uitgereikt aan ondergetekende. Als mede-initiator en co-auteur van de atlas was ik vereerd het eerste exemplaar te mogen ontvangen.
De verspreidingskaarten in de atlas zijn samengesteld op basis van maar liefst 82.816 gegevens uit de periode 1985-2005. Deze gegevens zijn afkomstig uit het databestand van RAVON, de Stichting Staring Advies en het Nationaal Park de Hoge Veluwe. Deze gegevens zijn zowel door vrijwilligers verzameld als ‘losse’ waarnemingen en op monitoringroutes als door professionals in het kader van opdrachten. Naast uiteraard een uitgebreid hoofdstuk over de soorten en hun verspreiding binnen Gelderland, zijn ondermeer ook het belang van onze provincie voor reptielen en amfibieën, de kerngebieden voor de herpetofauna in relatie tot beheer, reptielen en amfibieën in de ecologische hoofdstructuur en de ‘witte’ gebieden beschreven. In totaal beslaat deze in kleur geïllustreerde atlas 177 pagina’s. Ik hoop dat deze atlas er toe bij kan dragen om nog meer mensen te enthousiasmeren
Geert Willink (l) ontving de Gelderse atlas uit handen van Johan Cronau
voor het inventariseren van reptielen en amfibieën en het doorgeven van waarnemingen. Misschien dat we over 5 of 10 jaar dan geen ‘witte’ gebieden meer hebben in onze provincie!
Vrijwilligers die hebben meegewerkt aan deze atlas krijgen een gratis exemplaar. Daarnaast is de atlas via het publicatiebureau van RAVON voor ` 10,- te koop. Geert Willink RAVON Gelderland Noorderstraat 79 6951 CD Dieren
[email protected]
Aangezien tijdens de RAVON-dag de dagvoorzitter de klok zeer streng, doch recht-
Vakmanschap voor veiligheid van mens en dier
Aan de totstandkoming van de atlas hebben zeer veel mensen een bijdrage geleverd. Het was een gezamenlijk project van de vrijwilligers van de afdeling Gelderland van RAVON en van het RAVON-kantoor in Nijmegen. Onder de leden van de Gelderse afdeling bestond al geruime tijd de wens een provinciale atlas uit te brengen. Reeds vanaf midden/eind jaren ’90 van de vorige eeuw zijn de eerste aanzetten gegeven door de vrijwilligers. Vanaf het moment dat er een koppeling gemaakt kon worden tussen een betaalde opdracht van de Provincie Gelderland aan het RAVON-kantoor (actualisatie van verspreidingsgegevens) en de atlaswens van de vrijwilligers, is het project in een stroomversnelling geraakt. Annemarieke Spitzen van het kantoor heeft als projectleidster op een fantastische wijze het project ‘gemanaged’ en de vrijwilligers ondersteund bij het schrijfwerk. Mede door de inzet van Ronald Zollinger (teamleider Onderzoek & Bescherming van RAVON) en Johan Cronau heeft de atlas een professioneel jasje gekregen.
8ZVSHFLDOLVWLQIDXQDYRRU]LHQLQJHQ RRNYRRUDPILELHsQHQUHSWLHOHQ z z z z
z z z
Advies Ontwerp Realisatie Inspectie en onderhoud (QNHOHSURGXFWHQ Arfman Geleidegoot Geleidingswand
Arfman Hekwerk b.v. Ondernemersweg 15 7451 PK Holten Tel 0548 36 29 48 Fax 0548 36 50 42 Internet www.arfman.nl E-mail
[email protected]
Dealer van Aco Pro amfibieëntunnels en geleidingswanden
Foto: Jöran Janse
RAVON NIEUWS
44
27 9(3) 2007
PERSBERICHT: SAMENWERKING RAVON EN WAARNEMING.NL Onlangs zijn RAVON en Waarneming.nl tot samenwerking overgegaan. De via waarneming.nl ingevoerde gegevens van reptielen, amfibieën en vissen worden aan RAVON ter beschikking gesteld. RAVON zet de waarnemingen in voor onderzoek en bescherming van (kwetsbare) soorten. De waarnemers van Waarneming.nl krijgen van RAVON op korte termijn de beschikking over referentiekaartjes van de verspreiding van alle reptielen, amfibieën en vissen. Niet elke waarnemer kent de landelijke verspreiding van alle soorten. Met behulp van deze kaartjes is eenieder nu in staat zijn doorgegeven locatie op waarde te schatten. Voor de waarnemers is van belang dat zij gewoon door kunnen gaan met doorgeven van waarnemingen op de manier die hen het beste past. Er hoeven dus niet op 2 plekken waarnemingen te worden ingevoerd. Òf telmee.nl (tot voor kort Landkaartje) òf waarneming.nl is voldoende. Waarnemingen ingevoerd bij waarneming.nl worden doorgegeven aan RAVON en waarnemingen ingevoerd op telmee.nl komen direct bij RAVON binnen. Op deze manier komen uw waarnemingen snel beschikbaar voor onderzoek en bescherming. De Stichting RAVON is een natuurbeschermingsorganisatie met als doel bescherming van de inheemse reptielen, amfibieën en vissen in Nederland. Een van haar belangrijke activiteiten is het onderhouden van het Landelijke Bestand Reptielen, Amfibieën en Vissen. Voor waarnemers die nu gebruik maken van waarneming.nl: Als u wilt dat uw gegevens naar RAVON worden geëxporteerd dan kunt u dit aangeven in het scherm persoonlijke gegevens http://waarneming.nl/gebruiker_toestemming.php. De vraag Mijn waarnemingen mogen geëxporteerd worden naar werkgroepen en PGO’S? kunt u dan met ja beantwoorden. Mocht u dit niet willen, dan kunt u hier nee invullen. De waarnemingen worden geëxporteerd zonder privacygevoelige informatie. RAVON
en Team Waarneming.nl 11 december 2007
www.ravon.nl www.telmee.nl http://waarneming.nl
AFSCHEID HOOFDREDACTEUR RAVON Per augustus 2007 is de eindredactie van het RAVON tijdschrift door Raymond Creemers overgedragen aan Jeroen van Delft. Raymond gaf aan, zich op die manier beter te kunnen concentreren op zijn groeiend takenpakket als teamleider. Ook wil Raymond graag ruimte geven aan een ander om, samen met de redactie, te bezien hoe de vernieuwing van het tijdschrift gestalte kan worden gegeven. De activiteiten van Raymond als eind- dan wel hoofdredacteur binnen RAVON gaan ver terug. Van 1990 tot en met 1994 was hij actief in de redactie van het toenmalige mededelingenblad WARN (Werkgroep Amfibieën en Reptielen Nederland). Dit blad ging in 1995 over in de MIRA (Mededelingenblad Inheemse Reptielen en Amfibieën), dat tot en met 1996 heeft bestaan. Velen van u zullen zich de kleine witte boekjes nog wel herinneren. Nog ver voordat hij bij RAVON in dienst kwam, wist Raymond in zijn vrije tijd het tijdschrift RAVON van de grond te tillen. Vanuit zijn visie dat een actieve PGO, met
maar liefst drie groepen gewervelde dieren onder haar hoede toch wel een mooi tijdschrift verdiende, lukte het om in september 1997 het eerste nummer uit te brengen. De reacties waren positief en er stroomde voldoende kopij binnen om de lijn voort te zetten. Maar liefst tien jaar heeft hij het hoofdredacteurschap van het tijdschrift RAVON vervuld, waarbij 26 nummers verschenen. Zowel van professionele biologen en herpetologen als van vrijwilligers horen we regelmatig dat de diversiteit en kwaliteit van de geboden informatie erg wordt gewaardeerd. De redactie is dan ook blij dat Raymond actief blijft als redacteur, zodat zijn ervaring binnen onze groep behouden blijft. Namens RAVON en namens de redactie wil ik Raymond heel hartelijk bedanken voor zijn 17 jaar lange (hoofd)redactionele inzet en voor het overdragen van zijn redactionele ervaring! De redactie zal Raymond de eerstvolgende redactievergadering dan ook in het zonnetje zetten. Het bestuur zal, mede namens de vrijwilligers, donateurs en medewerkers van RAVON zorgen voor een passend cadeau. Jeroen van Delft
27 9(3) 2007
45
BOEKEN ZESTIENDE LIKONA JAARBOEK IS VERSCHENEN Onlangs is het zestiende LIKONA-jaarboek verschenen. Dit boek is een jaarlijks overzicht van de natuurstudie in Vlaams Limburg en wordt samengesteld aan de hand van wetenschappelijke werken over de natuur in Limburg. Het zijn voornamelijk de vrijwilligers van LIKONA, de Limburgse Koepel voor Natuurstudie, die hiervoor zorgen. In deze zestiende editie komt weer een keur aan onderwerpen aan bod. Van bijzondere interesse voor RAVON ners zijn de artikelen over vissen en reptielen. Thierry Gaethofs schreef de bijdrage De verspreiding van vissen in enkele vloeiweiden en spijssloten in Noord-Limburg. Sinds 2003 richt de Vissenwerkgroep haar pijlen op de verspreiding van vissen in cultuurhistorische vloeiweiden en restanten hiervan in het noorden van Limburg. Het fijnmazige netwerk van slootjes en sloten in verschillende oude vloeiweiden in Lommel, Neerpelt en Hamont-Achel, vlakbij of zelfs pal op de grens met Nederland (Noord-Brabant) waren tot voor kort nog onbekend terrein voor de veldichthyoloog. Bij de eerste kennismaking met de Pelterheggen in de Nederlandse Plateaux bleek dat dergelijke biotopen uitermate interessante gebieden zijn om te inventariseren en bijzondere vissoorten te ontdekken. Met schepnet en draagbaar elektrisch visapparaat werd de visfauna in de Plateaux door de Vissenwerkgroep in 2004 maandelijks onderzocht. In datzelfde jaar werd ook een eenmalige visbemonstering uitgevoerd op de spijssloten in en rond het Hageven. In 2005 en 2006 werden de Vloeiweiden of Watering van Lommel-Kolonie, de weteringen in SintHuibrechts-Lille en de sloten binnen het Lo in Hamont geïnventariseerd. Dit artikel vormt een compilatie van de voornaamste bevindingen van visstandonderzoeken in een vijftal gebieden in Noord-Limburg waar nog relicten van vloeiweiden aanwezig zijn. Peter Engelen schreef Reptielen op het voormalige spoortraject te Lanaken. Een interessant artikel, zeker met het oog op de reactivering van deze spoorlijn ook in Nederlands Limburg. In 2006 werden zes trajecten van het voormalige spoor te Lanaken, van Smeermaas tot Gellik, verschillende keren geïnventariseerd op het voorkomen van reptielen. Er werden drie soorten gevonden, namelijk levendbarende hagedis (Zootoca vivipara), hazelworm (Anguis fragilis) en muurhagedis (Podarcis muralis). De muurha-
gedis werd enkel aan de Nederlandse zijde, op amper 1 kilometer van de Belgische grens, waargenomen. Dit artikel zet de loep op alledrie de diertjes, en werpt een blik op hun toekomst. Zoals jaarlijks bevat ook deze editie nog een bespreking van meer dan tachtig publicaties over uiteenlopende aspecten van natuurstudie in Vlaams Limburg van het afgelopen jaar. Beheerplannen voor natuurterreinen, evaluatie van natuurverbindingen, waarnemingen van zeldzame paddenstoelen, planten, vlinders, resultaten van afvissingen en bijzondere vogelwaarnemingen zijn maar een greep uit de vele becommentarieerde artikels. Het jaarboek (96p.) is fraai vormgegeven met talrijke mooie kleurenfoto’s en duidelijke, overzichtelijke schema’s en tabellen.
Bestellen Het jaarboek kost ` 10,- en kan worden aangevraagd in Het Groene Huis. Na het betalen van de factuur wordt het boek toegestuurd. De vorige jaarboeken zijn nog in voorraad voor wie zijn/haar reeks wil vervolledigen. LIKONA-secretariaat Provinciaal Natuurcentrum, Het Groene Huis Domein Bokrijk, 3600 Genk tel. 011 26 54 62, fax 011 26 54 55 e-mail:
[email protected]
46
27 9(3) 2007
In 2006 zijn veel waarnemingen verzameld. De inhaalslag amfibieën en reptielen leverde weer veel herbevestigingen op, maar ook een groot aantal bijvangsten van niet-inhaalslagsoorten die tijdens het zoeken naar de inhaalslagsoort zijn gevonden. In totaal zijn circa 47.000 waarnemingen aan het landelijk bestand toegevoegd. Alle inzenders van waarnemingen willen we dan ook heel hartelijk bedanken!
Foto: Angela de Wild
Foto: Jelger Herder
WAARNEMINGENOVERZICHT
Vrijwilligers in het veld
Foto: Jelger Herder
Voor het eerst worden kaarten gepresenteerd met daarin data uit een periode van tien jaar. Voorheen werden de gegevens van het betreffende onderzoeksjaar en de vijf daaraan voorafgaande jaren gepresenteerd, nu die van het onderzoeksjaar (in dit geval 2006) en de negen voorafgaande jaren. De beide landelijke inventarisatieweekenden van RAVON waren traditiegetrouw goed voor grote aantallen data. Met het Hemelvaartweekeinde werd Drenthe bezocht en dan vooral de slechter onderzochte gebieden in het midden, zuiden en oosten, waardoor veel witte gebieden nu beter zijn onderzocht. Enkele mooie resultaten zijn het vinden van de poelkikker in maar liefst 28 nieuwe kilometerhokken en de heikikker in 13 nieuwe kilometerhokken. Het vissenweekeinde vond in de Achterhoek plaats en had met 41 deelnemers een zeer hoge opkomst. Tijdens de inventarisaties zijn veel leuke soorten aangetroffen, zoals beekprik, bittervoorn, serpeling en kopvoorn. Ook is er tijdens een avondexcursie succesvol gezocht naar de grote modderkruiper.
De kaarten geven een beeld van de verzamelde gegevens in 2006. Per soort zijn met een zwarte stip de uurhokken (5 x 5 km) weergegeven waar de desbetreffende soort in 2006 is waargenomen. De grijze vierkantjes geven aan waar de soort in de negen voorafgaande jaren is waargenomen (1997-2005). Behoudens enkele uitzonderingen komen deze grotendeels overeen met de waarnemingenoverzichten die de afgelopen jaren in RAVON zijn gepresenteerd. Nog niet alle gegevens zijn gecontroleerd op betrouwbaarheid. Nadrukkelijk wordt gesteld dat, met name voor de vissen, deze kaarten niet de volledige verspreiding van soorten weergeven! Daarvoor moet een ruimere periode worden gehanteerd. Vooral bij de vissen zijn delen van het land onderbemonsterd. Amfibieën De spreiding van waarnemingen uit één jaar blijkt behoorlijk groot te zijn. Van de soortenrijkere provincies is het vooral Overijssel waaruit relatief weinig gegevens binnenkomen. Bij de vuursalamander zijn er opnieuw geen verrassingen. Er zijn weer veel waarnemingen van de Alpenwatersalamander verzameld, met name in Noord-Brabant. Opvallend zijn de met zekerheid uitgezette populaties in Noord-Holland, Utrecht en op de Veluwe, waar ook nog steeds nieuwe uurhokken bijkomen. Bij de vinpootsalamander zien we zowel in Noord-Brabant als Limburg enkele uurhokken met een waarneming uit 2006, waaruit al tenminste negen jaar geen waarnemingen meer bekend waren. De soort is nog altijd aanwezig op de Drentse uitzetlocatie bij Rheebruggen. Nieuwe uurhokken voor de kleine watersalamander zijn vooral in het noorden van het land gevonden. Bij de kamsalamander zijn vooral waarnemingen in bekende uurhokken gedaan, maar in Zuid-Holland, op de Veluwe, in de kop van Overijssel en Drenthe zijn ook nieuwe uurhokken gevonden. De verspreiding van de Italiaanse kamsalamander (een exoot) is goed bekend en er zijn geen nieuwe uurhokken bijgekomen. De vroedmeesterpad en geelbuikvuurpad zijn in het kader van het soortbeschermingsplan intensief gevolgd. Beide soorten zijn van nature alleen in Zuid-Limburg aanwezig. Door uitzettingen is eerstgenoemde soort nu echter ook in diverse andere provincies aanwezig, met name in stedelijk gebied. Bij de knoflookpad heeft een mooie herontdekking plaatsgevonden in het Gelderse Zieuwent. De laatste vondst op deze locatie werd in 1975 gedaan! In 2006 bleek de soort nog steeds aanwezig. De belangrijkste populaties van deze soort zijn aanwezig in
Ringslangenleefgebied in Het Hol
Overijssel, Gelderland en Drenthe. Bij de gewone pad en rugstreeppad doen zich op landelijk niveau geen spectaculaire ontdekkingen voor. De boomkikker wordt overal tamelijk intensief gevolgd. Met name in Gelderland vindt nog altijd uitbreiding van het areaal plaats. De duinpopulaties ten noorden van Zeeuws-Vlaanderen hebben allemaal betrekking op illegale uitzettingen. De heikikker is ook dit jaar goed verspreid over zijn Nederlandse areaal aangetroffen. Over de bruine kikker en de meeste groene kikkers is weinig nieuws te vermelden. Van de meerkikker zijn opvallend veel vondsten in Zuid-Limburg nabij de Maas gedaan. In Drenthe blijkt men ook meer aandacht aan de nauwkeurige determinatie van groene kikkers te gaan besteden. Er kwamen veel nieuwe uurhokken van de poelkikker en bastaardkikker uit deze provincie binnen. Een opvallend gat in de verspreiding van de Rivierprik
47
Foto: Jelger Herder
27 9(3) 2007
voornamelijk aan zandgrond gebonden poelkikker ligt op de Veluwe. Zijn in de meeste vennen met heikikker niet ook poelkikkers te vinden?
Vissen De belangstelling voor het vissen binnen RAVON neemt hand over hand toe. Excursies en lezingen worden vaak druk bezocht en het aantal binnengekomen waarnemingen neemt toe. RAVON-medewerkers verzamelen zelf in projecten ook steeds meer visgegevens. Dit jaar valt het op dat flinke gaten in de klassiek weinig beviste provincies Friesland en Drenthe zijn opgevuld. In Friesland is Gaasterland intensief onderzocht, terwijl in Drenthe met name in het centrale deel van de provincie veel nieuwe hokken zijn gemeld. De verspreidingsbeelden van onze vissoorten worden op deze manier snel beter. De rivierprik werd weer eens gemeld vanuit het Drentse Aa-gebied; een van de weinige bekende paaiplaatsen van deze soort in Nederland. De beekprik krijgt recent extra aandacht, mede onder invloed van de Inhaalslag beekvissen die RAVON in opdracht van het ministerie van LNV uitvoert. Daarbij
Leefgebied van de kamsalamander bij de Linge
worden oude vindplaatsen gecontroleerd op de aanwezigheid van de soort. Deze karakteristieke beeksoort is recent in vier provincies waargenomen. In 2006 zijn waarnemingen in Gelderland en Overijssel verzameld. De toegenomen aandacht voor poldervissen, met name onder invloed van de Werkgroep Poldervissen van RAVON blijkt uit de diverse nieuwe uurhokken voor de bittervoorn, kroeskarper, grote en kleine modderkruiper. Bij de bittervoorn en grote modderkruiper valt het op dat vrij veel nieuwe waarnemingen van buiten het laagveengebied komen zoals, Twente, de Achterhoek en oostelijk Noord-Brabant. Van ondermeer de kroeskarper wordt verondersteld dat deze achteruitgaat. Meer verspreidingsgegevens kunnen dan ook sterk bijdragen aan het op de agenda krijgen van deze vis. Van de blauwband zijn de eerste waarne-
mingen in de Achterhoek verzameld. De minder algemene kopvoorn en serpeling zijn daar ook beter op de kaart gezet. Het is met name verontrustend dat van de exoot zonnebaars steeds weer nieuwe uurhokken worden ontdekt. Deze vis betekent een grote bedreiging voor populaties van (zeldzame) amfibieën. Werd deze soort voorheen vooral in oostelijk Noord-Brabant en Limburg gevonden, tegenwoordig wordt hij in bijna alle provincies aangetroffen. RAVON wil de positieve lijn die is ingezet bij het verspreidingsonderzoek aan vissen voortzetten. Via allerlei projecten, excursies, cursussen en lezingen zullen we veel meer bekendheid aan deze diergroep gaan geven. Zo hopen we meer vrijwilligers voor vissen te enthousiasmeren en uiteindelijk ook meer aandacht voor deze dieren in het natuurbeleid en –beheer te genereren. Kijk dus regelmatig eens op de website als ook vissen je interesseren!
Cartoon: WALT
Reptielen In 2006 zijn er opvallend veel en goed verspreide waarnemingen van reptielen verzameld. De duinen, Utrechtse Heuvelrug en Veluwe zijn op uurhokniveau haast vlakdekkend onderzocht. Ook de andere voor reptielen relevante regio’s zijn tamelijk intensief geïnventariseerd. De Achterhoek en Twente zijn daarop een uitzondering. De hazelworm en zandhagedis zijn in de bekende leefgebieden aangetroffen. Op een enkele plek duikt nog een nieuw uurhok op. Ook het beeld bij de levendbarende hagedis is op hoofdlijnen wel bekend. Op Terschelling is deze soort, net als in 2005, intensief in kaart gebracht. Wederom zijn er uit twee uurhokken waarnemingen van de muurhagedis bekend. Daar direct aan grenzend hebben illegale uitzettingen plaatsgevonden op de Bemelerberg en in Eijsden van (vermoedelijk) uitheemse dieren. Dit is zeer ongewenst in verband met de kans op vermenging van genetisch materiaal. Werd in 2005 de gladde slang ontdekt in de Engbertsdijksvenen in Overijssel, in 2006 werd de soort herontdekt in het nabijgelegen Wierdense Veld. In de Engbertsdijksvenen zijn in 2006 ook weer waarnemingen verzameld. De forse presentie van deze soort (ook op kilometerhokniveau) op de zuidelijke en centrale Veluwe doet vermoeden dat de heideterreinen in het noorden van dit natuurgebied ook dichter bezet moeten zijn. Wie pakt de handschoen op en gaat daar op zoek naar deze slang? Bij de ringslang en adder vinden geen belangrijke veranderingen plaats. Leuk zijn de nieuwe uurhokken op de Veluwe en in Drenthe die deels in het kader van de Inhaalslag zijn herontdekt.
48
amfibieen
27 9(3) 2007
rsalamand vu er Salamand rasalamand ra
enw lp A ae t rsalamand er
vinp tsalamand o er
eso M trito nale pstris
Liso trio n th ee lv ticu s
27 9(3) 2007
49
kleine watersalamander
kamsalamander
Lissotriton vulgaris
Triturus cristatu s
Italiaanse kamsalamander
vroedmeesterp ad
Triturus carnifex
lytes ob A stetricans
50
27 9(3) 2007
geelbuikvuurpad
knoflookpad
Bombina variegata
elobatesfucu P ss
gew one pad
rugstreeppad
Bufo bufo
Bufo a c lamita
27 9(3) 2007
51
boomkikker
eikikker h
Hyla arborea
an R a arvalis
bru in e kikker
oelkikker p
an R a temp oraria
an R a lesson ae
52
27 9(3) 2007
bastaardkikker
eerkikker m
Rana klepton esculenta
Rana ridibunda
roene kikker ’com g plex’ Rana esculenta synklepton
27 9(3) 2007
reptielen
53
zelw a h rm o nu A igsfrg ialis
nd za ed g a h is
levend rend a b eh eids g a
certa La ilis g a
to o Z vivipa ca ra
54
27 9(3) 2007
muurhagedis
gladde slan g
Podarcis muralis
oron C ella austriaca
rin gslan g
adder
atrixn N atrix
ip V era e brus
27 9(3) 2007
vissen
55
rivierp rik etra p m La via flu tilis
lin a p
eekp b rik etra p m La lner p
i
nu A igla nu igla
g
56
27 9(3) 2007
brasem
lblei ko
Abramis brama
Abramis bjo erkn a
alve r
estip g eld e ale vr
Albu rn s albu u rn s u
Albu ro ind es bip ctau n u st
27 9(3) 2007
57
barbeel
kre oskarp er
Barbus barbus
arassius carassius C
iebel g
karp er
arassius auratus C
rin yp C us a c rp io
58
27 9(3) 2007
sneep
riie v rg rondel
Chondrostoma nasus
ob G io o gio b
lauw b and b
vetje
seudorasb P ora parva
Leucaspius delineatus
27 9(3) 2007
59
kopvoorn
ind w e
Leuciscus cephalus
Leuciscus id us
serpeling
elrits
Leuciscus leuciscus
hoxinus phoxinus P
60
27 9(3) 2007
bittervoorn
bla nkvoorn
Rhodeus sericeus
Rutilus rutilu s
ruisvoorn
zeelt
Rutilus erythrop htha us lm
Tincatinca
27 9(3) 2007
61
kleine modderkruiper
rote modderkruiper g
Cobitis taenia
isg M urnus fossilis
bermpje
bruine dw erg meerval
arbatula barbatulus B
meiurus nebulosus A
62
27 9(3) 2007
meerval
sno e k
Silurus glanis
so E xlucius
merikaanse o A n hd svis
ab kw aal
mb U ra p ygmaea
ta lo Lo ta
27 9(3) 2007
63
driedoornige stekelbaars
tiendoornige stekelbaars
Gasterosteus aculeatus
ungitius p P ungitiu
rivier- / beekdonderpad
zonnebaars
Cottus rhenanus / C. perifretum
Lep oim s gibbosus
s
64
27 9(3) 2007
pos
aars b
Gymnocephalus cernuus
erca fluviailtis P
snoekb aars
ot b
Stizosted ion lucioperca
latichthys flesu P
s
Redactie-adres RAVON: Postbus 1413 6501 BK Nijmegen
STICHTING RAVON Reptielen, Amfibieën, Vissen Onderzoek Nederland Postbus 1413 6501 BK Nijmegen tel. 024-3653270 e-mail:
[email protected] website: www.ravon.nl RAVON Winkel en Donateursadministratie Shannah Janssens Kantoor Nijmegen tel. 024-3653270 e-mail:
[email protected] website: www.ravon.nl RAVON WERKGROEP MONITORING Annie Zuiderwijk, Edo Goverse, Ingo Janssen & Hielke Praagman Postbus 94766 1090 GT Amsterdam tel. 020-5257332 RAVON Flevoland Jeroen Reinhold Archipel 35-44 8224 HK Lelystad tel. 0320-231971 RAVON Gelderland Piet Spaans Rooseveltweg 212 6707 GS Wageningen tel. 0317-415127 RAVON Groningen Leon Luijten Barlagerveldweg 5 9541 XR Vlagtwedde tel. 0599-312081 RAVON Noord-Brabant Wouter Schuitema Meiveld 100 5501 KD Veldhoven tel. 06-44584846 RAVON Noord-Holland Gertjan Martens Nieuwe Zonneweg 32 1033 JN Amsterdam tel. 06-51215386 RAVON Overijssel Vacant RAVON Utrecht Floris Brekelmans Verenigingstraat 32 3515 GJ Utrecht tel. 030-2620807
RAVON Zeeland Kees Musters Kromme Weele 7 4331 PA Middelburg tel. 0118-633898 RAVON Zuid-Holland Mike Melis Damasstraat 259 2522 TR Den Haag tel. 06-14802335 Herpetologische Studiegroep Limburg Denis Frissen Hemelrijkstraat 6 6301 AK Valkenburg tel. 043-3263432 Werkgroep Amfibieën en Reptielen Drenthe Rienko Vanderschuur (secretaris) Virgo 74 9405 RE Assen tel. 0592-319369 Werkgroep Amfibieën en Reptielen Friesland (WARF) John Melis Gorredijksterweg 26 8411 KE Jubbega tel. 0516-461836 Vissenwerkgroep van het Natuurhistorisch Genootschap Limburg Victor van Schaik St. Luciaweg 20 6075 EK Herkenbosch e-mail:
[email protected] Werkgroep Adderonderzoek Nederland Pedro Janssen Pavanestraat 15 5802 LJ Venray tel. 0478-514805
[email protected] Werkgroep Poldervissen Rombout van Eekelen Kruisstraat 39 4251 CV Werkendam tel. 0345-476695 Werkgroep Verspreidingsonderzoek Noord-Oost Brabant Sander Hunink Saturnusstraat 108 5345 LE Oss tel. 06-18370282 Gelderse vissers Frank Spikmans RAVON-kantoor Nijmegen tel. 024-3653270
TELMEE.NL Sinds eind november is de nieuwe invoersite telmee.nl in de lucht; product van intensieve samenwerking tussen de PGO’s (RAVON, De Vlinderstichting, SOVON, FLORON, VZZ, TINEA, EIS-Nederland, NMV, BLWG en ANEMOON). Groot voordeel van deze site is dat je alle soortgroepen door elkaar kunt doorgeven en dat je maar één inlogcode nodig hebt. Je oude waarnemingen worden toegankelijk! Al je oude waarnemingen die in de bestanden van bovenstaande clubs staan, kun je binnenkort ook via deze site bekijken en downloaden, zodat je hiermee een prima archief hebt. Niet alleen datgene wat je eerder digitaal hebt ingevoerd, bijvoorbeeld in Landkaartje krijg je zo, maar ook alle waarnemingen die je in het verleden aan de PGO’s hebt doorgegeven op waarnemingskaartjes en/of formulieren! Niet enkel meer punten maar ook vlakken of lijnen Voor grotere aantallen waarnemingen in één gebied kun je op telmee.nl een zogenaamd polygoon maken. Daarbij kun je bijvoorbeeld de buitengrens van een heideterrein met een lijn aangeven en de 20 zandhagedissen die je verspreid over dat gebied zag, als 1 waarneming aan het heideterrein koppelen. Naast polygonen en puntwaarnemingen (diverse detailniveaus mogelijk) kun je ook lijntransecten opgeven. Zo kun je ook een bepaalde route langs een pad opgeven. Als het een locatie is waar je vaak komt, kun je deze opslaan in je favorieten, zodat je bij een volgend bezoek je waarnemingen makkelijk weer kunt invoeren. Vakantiewaarnemingen en nog veel meer Telmee.nl is volop in ontwikkeling. Nu al kun je Nederlandse soorten in andere Europese landen invoeren en zeer binnenkort wordt de soortenlijst uitgebreid met alle in Europa voorkomende soorten. Daarmee wordt het dus mogelijk om al je buitenlandse waarnemingen in te voeren en selecties te maken uit je waarnemingen, bijvoorbeeld van een soort of gebied. Daarnaast zullen er openbare verspreidingskaarten van de verschillende soorten komen, waarop je je eigen waarnemingen kunt herkennen aan de kleur van de stippen. Uiteraard zal er zorgvuldig worden omgegaan met waarnemingen van kwetsbare soorten en zullen de openbare kaarten niet de exacte locaties weergeven maar de stippen op uurhok (5 x 5 km) zetten. Kortom: het wordt nog makkelijker om je waarnemingen op een goede manier door te geven en daarmee zullen die waarnemingen nog beter gebruikt worden voor de bescherming van die soorten. Ook voor Europese waarnemingen wordt telmee.nl een interessante standaard. Tijdens het onlangs gehouden Europees herpetologencongres in Porto is RAVON dan ook verzocht om deze invoersite als standaard voor een nieuwe Europese atlas te gaan gebruiken. Het ligt ook voor de hand dat andere landen de site gaan gebruiken voor het verzamelen van waarnemingen. Landkaartje blijft nog wel even in de lucht, totdat alle opties daaruit ook verwerkt zijn in telmee.nl. We raden u allemaal echter aan om nu alvast telmee.nl te gaan gebruiken. U kunt hiervoor gewoon uw inlogcode en wachtwoord van Landkaartje gebruiken.