VWO
Inhoud Formules uitrekenen ............................................................................................................ 2 Balansmethode ................................................................................................................. 2 Categorie “eenvoudig” ................................................................................................... 3 Categorie “moeilijker” ..................................................................................................... 4 Categorie “moeilijkst” ..................................................................................................... 5 Uitgebreidere formules......................................................................................................... 8 Balansmethode en abc-formule ........................................................................................ 8
Rekenvaardigheden voor het vak natuurkunde R.H.M. Willems
1/11
VWO
Rekenvaardigheden voor het vak natuurkunde Formules uitrekenen
Bij veel opgaven zul je formules moeten uitrekenen. Veel formules bij het vak natuurkunde zijn van de vorm y = a∙x. De aangewezen methode voor het oplossen van dit soort formules is de balansmethode.
Balansmethode De balansmethode, zoals je die bij wiskunde hebt geleerd, zul je bij opgaven voor het vak natuurkunde veelvuldig moeten toepassen. Het grote verschil ten opzichte van de opgaven bij het vak wiskunde zal zijn dat de getallen bij natuurkunde meestal geen mooie gehele getallen zijn. In onderstaande tabel staat een overzicht van vrijwel alle formules die je in de bovenbouw zult tegenkomen. Afgezien van de betekenis van de letters zijn er drie categorieën te onderscheiden. eenvoudig
moeilijker
m=ρ∙V
s = 2 ∙ a ∙ t2
1
1
s= v∙t
E = 2 ∙ m ∙ v2
F=m∙a
P = I2 ∙ R
v=a∙t
P=U∙I E=P∙t
U= I∙R
F= C∙u E=h∙f
λ=v∙T
V=ℓ∙b∙h
E=m∙g∙h
p∙V= n∙R∙T
Rekenvaardigheden voor het vak natuurkunde R.H.M. Willems
1
E = 2 ∙ C ∙ u2 U2 P= R 1
A = 4 ∙ π ∙ d2 1
V = 4 ∙ π ∙ d2 ∙ ℓ
Fw = ½ ∙ c ∙ ρ ∙ A ∙ v 2 m ∙ v2 F= r m1 ∙ m2 F=G∙ r2 q1 ∙ q 2 F=f∙ r2
moeilijkst R=ρ∙
ℓ A
1 1 1 = + R v R1 R 2 T = 2π ∙ �
ℓ g
m C
T = 2π ∙ �
t
1 �t½ N = No ∙ � � 2 t 1 �t½ A = Ao ∙ � � 2 d 1 �d½ I = Io ∙ � � 2 t
I = I0 ∙ e− �R∙C
2/11
VWO Als je eerst nog eens wilt kijken hoe dat ook al weer bij wiskunde is behandeld kijk dan eens bij een van onderstaande twee links:
http://www.1001docenten.nl/videos/ine-fleurkens/10-6-vergelijkingen-oplossen-met-de-balansmethode-voorbeeld-1
Een serie sommetjes (+antwoorden) op de wiskundemanier: http://www.geogebra.org/student/b76428# http://www.wiskundetrainer.nl/Algebra_files/balansmethode.pdf
Categorie “eenvoudig” In deze categorie van formules zijn vrijwel alle formules van het type y = a∙x. Er zijn dan drie soorten van rekenvragen mogelijk namelijk: • gegeven a en x, gevraagd y • gegeven x en y, gevraag a • gegeven y en a, gevraag x Voorbeeld 1a
Voorbeeld 1b
m=ρ∙V ∗ ρ = 2,1 g/cm3 ∗ V = 7,2 cm3
Voorbeeld 1c
m=ρ∙V ∗ V = 21,3 cm3 ∗ m = 54,9 g
Bereken ρ.
Bereken m.
⇒ 54,9 = ρ ∙ 21,3 54,9 =ρ ⇒ 21,3 ⇒ ρ = 2,58 g/cm3
⇒ m = 2,1 ∙ 7,2 ⇒ m = 15 g
m=ρ∙V ∗ m = 45,6 g ∗ ρ = 2,66 g/cm3
Bereken V.
⇒ 45,6 = 2,66 ∙ V 45,6 =V ⇒ 2,66 ⇒ V = 17,1 cm3
Voorbeeld met meer dan drie grootheden p∙V=n∙R∙T ∗ p = 1,01 ∙ 105 N/m2 ∗ V = 2,94 m3 ∗ R = 8,31 J/mol ∙ K ∗ T = 350 K
Bereken n.
Methode 1
⇒ 1,01 ∙ 105 ∙ 2,94 = n ∙ 8,31 ∙ 350 ⇒ 2,9694 ∙ 105 = n ∙ 2,9085 ∙ 103 2,9694 ∙ 105 ⇒ =n 2,9085 ∙ 103 ⇒ n = 102 mol
Rekenvaardigheden voor het vak natuurkunde R.H.M. Willems
Bereken n.
Methode 2
⇒ 1,01 ∙ 105 ∙ 2,94 = n ∙ (8,31 ∙ 350) 1,01 ∙ 105 ∙ 2,94 ⇒ =n (8,31 ∙ 350) ⇒ n = 102 mol
3/11
VWO Categorie “moeilijker” In deze categorie van formules hebben alle formules één grootheid in het kwadraat. Naast het rekenprobleem zoals je dat bij de vorige categorie hebt gezien moet dus nu ook rekening worden gehouden met het kwadraat. Voorbeeld 2a 1
s = 2 ∙ a ∙ t2
∗ a = 6,25 m/s 2 ∗ t = 5,23 s
Bereken s. 1
⇒ s = 2 ∙ 6,25 ∙ 5,232
⇒ s = 85,5 m
Voorbeeld 2b
Voorbeeld 2c
1
s = 2 ∙ a ∙ t2
∗ s = 6,43 m ∗ t = 2,15 s
Bereken a.
1
⇒ 6,43 = 2 ∙ a ∙ 2,15 2 1
⇒ 6,43 = �2 ∙ 2,15 2 � ∙ a ⇒
�12
6,43
∙ 2,15 2 �
=a
⇒ a = 2,78 m/s2
Rekenvaardigheden voor het vak natuurkunde R.H.M. Willems
1
s = 2 ∙ a ∙ t2
∗ s = 5,87 m ∗ a = 2,11 m/s2
Bereken t.
1
⇒ 5,87 = 2 ∙ 2,11 ∙ t 2 ⇒
�12
5,87
∙ 2,11�
= t2
⇒ 5,56398 = t 2
⇒ �5,56398 = t ⇒ t = 2,36 s
4/11
VWO Categorie “moeilijkst” Deze categorie van formules bevat alle formules die niet tot de voorgaande twee behoren. De oplosmethode is vaak een combinatie van de methoden uit voorgaande twee categorieën. Voorbeeld 3a
Voorbeeld 3b
ℓ A ∗ R = 4,40 Ω ∗ A = 8,93 ∙ 10−6 m2 ∗ ℓ = 1,45 m
ℓ A ∗ R = 5,67 Ω ∗ ρ = 1,7 ∙ 10−8 Ωm ∗ A = 4,56 ∙ 10−6 m2
Voorbeeld 3c ℓ A ∗ R = 2,22 Ω ∗ ρ = 1,2 ∙ 10−8 Ωm ∗ ℓ = 2,57 m
R=ρ∙
R=ρ∙
R=ρ∙
Bereken ρ.
Bereken ℓ.
Bereken A.
⇒ 4,40 = ρ ∙
1,45 8,93 ∙ 10−6
ℓ 4,56 ∙ 10−6 5,67 ℓ ⇒ = 1,7 ∙ 10−8 4,56 ∙ 10−6 ℓ ⇒ 3,335 ∙ 108 = 4,56 ∙ 10−6 ⇒ 3,335 ∙ 108 ∙ 4,56 ∙ 10−6 = ℓ ⇒ ℓ = 1,5 ∙ 103 m ⇒ 5,67 = 1,7 ∙ 10−8 ∙
4,40 =ρ 1,45 � � 8,93 ∙ 10−6 4,40 ⇒ =ρ 1,45 � � 8,93 ∙ 10−6 ⇒ ρ = 2,71 ∙ 10−5 Ωm
⇒
Voorbeeld 4a 1 1 1 = + R v R1 R 2 ∗ R1 = 4,23 Ω ∗ R 2 = 2,65 Ω
Bereken R v .
1 1 1 = + R v 4,23 2,65 1 ⇒ = 0,6138 Rv ⇒ 1 = 0,6138 ∙ R v 1 ⇒ Rv = 0,6138 ⇒ R v = 1,63 Ω ⇒
⇒ 2,22 = 1,2 ∙ 10−8 ∙
2,57 A
2,57 2,22 = −8 A 1,2 ∙ 10 2,57 ⇒ 1,85 ∙ 108 = A 8 ⇒ 1,85 ∙ 10 ∙ A = 2,57 2,57 ⇒A= 1,85 ∙ 108 ⇒ A = 1,4 ∙ 10−8 m2 ⇒
Voorbeeld 4b 1 1 1 = + R v R1 R 2 ∗ R v = 3,89 Ω ∗ R 2 = 8,86 Ω
Bereken R 1 .
Rekenvaardigheden voor het vak natuurkunde R.H.M. Willems
1 1 1 = + 3,89 R1 8,86 1 1 1 ⇒ − = 3,89 8,86 R1 1 ⇒ 0,1442 = R1 ⇒ 0,1442 ∙ R1 = 1 1 ⇒ R1 = 0,1442 ⇒ R1 = 6,93 Ω ⇒
5/11
VWO Voorbeeld 5a
Voorbeeld 5b
ℓ T = 2π ∙ � g
ℓ T = 2π ∙ � g
∗ ℓ = 2,66 m ∗ g = 9,81 m/𝑠𝑠 2
Bereken T.
2,66 ⇒ T = 2π ∙ � 9,81
∗ T = 0,555 s ∗ g = 9,81 m/𝑠𝑠 2
Bereken ℓ.
ℓ ⇒ 0,555 = 2π ∙ � 9,81
⇒ T = 3,27 s
⇒
ℓ 0,555 =� 9,81 2π
ℓ ⇒ 0,08833 = � 9,81
ℓ 9,81 ⇒ ℓ = 0,088332 ∙ 9,81 ⇒ ℓ = 0,0765 m ⇒ 0,088332 =
Voorbeeld 6a
Voorbeeld 6b t
1 �t½ A = Ao ∙ � � 2 ∗ Ao = 150 Bq ∗ t = 160 uur ∗ t ½ = 40,0 uur
Bereken A.
160� 40
1 ⇒ A = 150 ∙ � � 2 1 4 ⇒ A = 150 ∙ � � 2 1 ⇒ A = 150 ∙ 16 ⇒ A = 9,38 Bq
Voorbeeld 6c t
Bereken A o .
Rekenvaardigheden voor het vak natuurkunde R.H.M. Willems
t
1 �t½ A = Ao ∙ � � 2 ∗ A = 770 Bq ∗ t = 90 uur ∗ t ½ = 30 uur
1 �t½ A = Ao ∙ � � 2 ∗ A = 300 Bq ∗ Ao = 1200 Bq ∗ t ½ = 4,50 uur
90
1 �30 ⇒ 770 = Ao ∙ � � 2 1 3 ⇒ 770 = Ao ∙ � � 2 1 ⇒ 770 = Ao ∙ 8 ⇒ 770 ∙ 8 = Ao ⇒ Ao = 6,2 ∙ 103 Bq
Bereken t.
t
1 �4,50 ⇒ 300 = 1200 ∙ � � 2 t
300 1 �4,50 ⇒ =� � 1200 2 t
1 1 �4,50 ⇒ =� � 4 2 t
1 2 1 �4,50 ⇒� � =� � 2 2 t ⇒ 2 = �4,50
⇒ t = 2 ∙ 4,50 = 9,00 uur
6/11
VWO Bij voorbeeld 6c zijn de getallen zodanig dat de linkerkant van de vergelijking is schrijven is als een gehele macht van ½ (in dit geval (½)2). Als dit niet mogelijk is wordt het iets moeilijker. De laatste vier formules in de catergorie “moeilijkst” zijn de enige formules die je bij natuurkunde in de bovenbouw tegenkomt waarbij wiskunde B vereist is. Voorbeeld 6d t
1 �t½ A = Ao ∙ � � 2 ∗ A = 75,3 Bq ∗ Ao = 225 Bq ∗ t ½ = 40,0 uur
Bereken t.
t
1 �40,0 ⇒ 75,3 = 225 ∙ � � 2 t
1 �40 75,3 =� � ⇒ 2 225
t
75,3 1 �40,0 ⇒ ln � � = ln �� � � 225 2
1 ⇒ −1,0946 = �t�40,0� ∙ ln � � 2 −1,0946 ⇒ = �t�40,0� 1 ln �2� t ⇒ 1,5792 = 40,0 ⇒ 1,5792 ∙ 40 = t ⇒ t = 63,2 uur
links en recht van "=" ln nemen
met ln�ab � = b ∙ ln(a)
In het algemeen geldt: t
t½
=
N ln �N � 0
1 ln �2�
of
t
t½
=
A ln �A � 0
1 ln �2�
of
I ln �I � d 0 = 1 d½ ln � � 2
of
I ln �I � t I 0 − = = ln � � R∙C ln(e) I0
Zoals je weet hoef je bij natuurkunde alleen de formule in letters te noteren, de getallen die je in deze formule invult in de juiste eenheid en de uitkomst. De gehele berekening met alle wiskundige tussenstappen hoef je niet te noteren. Degene zonder wiskunde B kunnen bovenstaande berekening dus gewoon uit hun hoofd leren als “trucje”. Overigens worden dit soort berekeningen zeer zelden gevraagd. Rekenvaardigheden voor het vak natuurkunde R.H.M. Willems
7/11
VWO
Uitgebreidere formules Je zult zien dat bij de onderwerpen die in de vierde en vijfde klas aan de orde komen bepaalde gestructureerde manieren van werken leiden tot het opstellen van wiskundige vergelijkingen. Deze vergelijkingen bestaan dan uit formules zoals je die in het overzicht op bladzijde 2 hebt gezien. Om de vergelijkingen te kunnen oplossen heb je niets anders nodig dan de balansmethode en de abc-formule voor kwadratische vergelijkingen. De abcformule komt echter lang niet zo vaak voor als de balansmethode. Balansmethode en abc-formule Voorbeeld 7 Stel je hebt onderstaande vergelijking opgesteld: m∙g∙h+E=F∙s ∗ m = 2,34 kg ∗ g = 9,81 m/s 2 ∗ E = 934 J ∗ F = 267 N ∗ s = 34,1 m Bereken h.
⇒ 2,34 ∙ 9,81 ∙ h + 934 = 267 ∙ 34,1 ⇒ (2,34 ∙ 9,81) ∙ h = 267 ∙ 34,1 − 934 267 ∙ 34,1 − 934 ⇒h= (2,34 ∙ 9,81) ⇒ h = 356 m
Rekenvaardigheden voor het vak natuurkunde R.H.M. Willems
8/11
VWO Voorbeeld 8 Stel je hebt onderstaande vergelijking opgesteld: m ∙ g ∙ h + ½ ∙ m ∙ v12 = ½ ∙ m ∙ v22 + F ∙ (2 ∙ h − 30) ∗ m = 2,44 kg ∗ g = 9,81 m/s2 ∗ v1 = 20 m/s ∗ v2 = 25 m/s ∗ F = 0,055 N Bereken h.
⇒ 2,44 ∙ 9,81 ∙ h + ½ ∙ 2,44 ∙ 202 = ½ ∙ 2,44 ∙ 252 + 0,055 ∙ (2 ∙ h − 30) ⇒ 23,936 ∙ h + 488,0 = 762,5 + 0,110 ∙ h − 1,65 ⇒ 23,936 ∙ h − 0,110 ∙ h + 488,0 = 762,5 − 1,65 ⇒ 23,936 ∙ h − 0,110 ∙ h = 762,5 − 1,65 − 488,0 ⇒ 23,826 ∙ h = 272,85 272,85 ⇒h= 23,826 ⇒ h = 11 m
Rekenvaardigheden voor het vak natuurkunde R.H.M. Willems
9/11
VWO Voorbeeld 9 Stel je hebt onderstaande vergelijking opgesteld: m ∙ g ∙ h = ½ ∙ m ∙ v2 + F ∙ s ∗ m = 5,45 kg ∗ g = 9,81 m/s2 ∗ h = 200 m ∗ F = 289 N ∗ s = 24,7 m Bereken v.
⇒ 5,45 ∙ 9,81 ∙ 200 = ½ ∙ 5,45 ∙ v 2 + 289 ∙ 24,7 ⇒ 10692,9 = 2,725 ∙ v 2 + 7138,3 ⇒ 10692,9 − 7138,3 = 2,725 ∙ v 2 ⇒ 3554,6 = 2,725 ∙ v 2 3554,6 = v2 ⇒ 2,725 3554,6 ⇒� =v 2,725
⇒ v = 36,1 m/s
Rekenvaardigheden voor het vak natuurkunde R.H.M. Willems
10/11
VWO Voorbeeld 10 Stel je hebt onderstaande vergelijking opgesteld: m ∙ a = ½ ∙ c ∙ ρ ∙ A ∙ v2 + k ∙ v ∗ m = 5,45 kg ∗ a = 0,56 m/s 2 ∗ c = 2,00 ∗ ρ = 1,2 kg/m3 ∗ A = 4,47 m2 ∗ k = 1,5 kg/s Bereken v.
⇒ 5,45 ∙ 0,56 = ½ ∙ 2,00 ∙ 1,2 ∙ 4,47 ∙ v 2 + 1,5 ∙ v ⇒ 3,052 = 5,364 ∙ v 2 + 1,5 ∙ v ⇒ 5,364 ∙ v 2 + 1,5 ∙ v − 3,052 = 0
Deze vergelijking is van de vorm ax 2 + bx + c = 0 en dus kun je de abc − formule toepassen. −b ± √b 2 − 4 ∙ a ∙ c 2∙a −1,5 ± �1,52 − 4 ∙ 5,364 ∙ (−3,052) ⇒v= 2 ∙ 5,364
⇒v=
−1,5 ± �2,25 + 65,4837 10,728 −1,5 ± 8,23 ⇒v= 10,728 ⇒ v = −0,91 m/s ∨ v = 0,63 m/s ⇒v=
Rekenvaardigheden voor het vak natuurkunde R.H.M. Willems
11/11