Reis naar de Kruithoorn.
Eritrees Journaal 1981. Door Frits N. Eisenloeffel
1
2
3
Naar Sahel: Basisgebied van EPLF
9 December, Port Soedan.
vliegtuig naar Port Soedan gepakt en wacht hier nu in de grote ERA-kliniek voor Eritrese oorlogsslachtoffers op transport naar EPLFgebied. Ondertussen ben ik niet de enige buitenlandse bezoeker hier. Een team
Eindelijk ben ik in Port Soedan, de Soedanese haven aan de Rode Zee, ten noorden van Eritrea. Van hieruit reizen buitenlandse bezoekers aan EPLFgebied in Eritrea dat land binnen. Ook voor mij staat die tocht naar het zuiden op het programma. In Khartoum heb ik drie weken moeten wachten op toestemming van de Soedanese autoriteiten om door te reizen. Ik kwam op een ongelukkig moment. President Numeiry van Soedan stond net op het punt naar Addis Abeba te vertrekken, voor een bezoek aan het Ethiopische staatshoofd - voorzitter van de Voorlopige Militaire Bestuursraad, de Derg - Mengistoe Haile Mariam. De bedoeling: het aftasten van de mogelijkheid om spanningen tussen de twee buurlanden uit de weg te ruimen. Het belangrijkste punt voor Addis is ongetwijfeld de Soedanese gedoogrol ten opzichte van het Eritrese verzet. Weliswaar bevindt dat verzet zich volledig in Eritrea zelf - waar het met voornamelijk op de tegenstander buitgemaakte wapens vecht; er is nooit serieus melding gemaakt van Eritrese guerrillabases in Soedan - maar er is zeker een belangrijke bevoorrading via Soedan. In ieder geval van voedsel, kleding, medicamenten en brandstof. Wellicht ook in enige mate van op de vrije markt gekochte lichte wapens en munitie. Bovendien hebben de verschillende Eritrese organisaties hun belangrijkste buitenlandse vertegenwoordiging in Khartoum, van waaruit
zij proberen de wereld op de hoogte te houden van hun bestaan. Een hinderlijke tegenstem tegen de Ethiopische bewering dat zij Eritrea sinds 1978 weer vrijwel geheel onder kontrole hebben. Om voor het gesprek in Addis geen nodeloze hindernissen op te werpen had Soedan alle doorvoer voor enige tijd verboden. Hoewel Eritreërs in Soedan zeiden begrip te hebben voor zo’n diplomatieke stap, waren ze er toch niet helemaal gerust op, dat het bij een tijdelijke blokkade zou blijven. EIke stagnatie in de aanvoer van voedsel, brandstof en medicijnen heeft direkt voelbare gevolgen in Eritrea. Niet alleen voor de guerrillastrijders, maar evenzeer voor de burgerbevolking in het gebied. Als gevolg van Ethiopische bombardementen en een nu alweer twee jaar aanhoudende droogte leeft deze nu op de rand van een hongersnood. De mensen zijn sterk afhankelijk van humanitaire hulp, die via EPLF of de in EPLFgebied werkende humanitaire organisatie ERA (Eritrean Relief Association) wordt aangevoerd. Het was dan ook niet zonder opluchting dat mij enkele dagen geleden werd meegedeeld, dat de grens weer open was. Ik heb het eerstvolgende
Italiaanse chirurgen is sinds een week in de kliniek neergestreken en draait op volle toeren. Oorlogsgewonden die in eerste instantie door de Medische Dienst van EPLF zijn opgelapt, maar minder goed dan medisch gesproken mogelijk zou zijn, worden opnieuw onderhanden genomen. Ik ben aanwezig bij het opnieuw zetten van een gekompliceerde breuk in de bovenarm van een onderwijzer. Met behulp van transplantatietechnieken zal de patiënt straks die arm, die eerst vrijwel krachteloos langs z’n lijf bengelde, weer redelijk kunnen gebruiken. De Italianen zijn hooggespecialiseerde vrijwilligers, die een maand vakantie besteden om een honderdtal van zulke behandelingen te verrichten. Ze zijn vol lof over de samenwerking met de Medische Dienst van EPLF, die de zaak goed heeft voorbereid. Een van de 18 in het buitenland afgestudeerde EPLF-artsen is steeds bij de operaties aanwezig en ook ander Eritrees medisch personeel draait intensief mee in deze buitengewone stage. Als dit experiment een succes wordt, wil de ERA in de toekomst vaker een beroep doen op de solidariteit van bevriende specialisten, om op deze manier een ‘vakantie’ te komen door brengen. Een van de Italianen: “Het is voor orthopedische chirurgen beroepsmatig trouwens erg interessant. Je krijgt hier gevallen te behandelen die we in Europa haast
4 alleen uit de literatuur kennen. Bovendien zie je dat Eritrese artsen of verplegers in het veld vaak oplossingen hebben ontwikkeld, die buitengewoon slim zijn voor de omstandigheden waaronder ze moeten werken.” Gedurende deze maand is alle werk in de kliniek op dit project geconcentreerd. Het onderwijsprogramma, dat normaal een flink deel van de dag in beslag neemt, is opgeschort. De tientallen langdurige revalidatie-patiënten hebben alle tijd voor rolstoel-volleybal en éénbenig tafeltennis. Opvallend beeld: enkele rolstoelpatiënten, die kennelijk zelf een verplegersopleiding hebben gehad,
5 vrijdings-bewegingen in de vroegere Portugese koloniën deden, of is het een puur militaire organisatie? Als er bestuur is, participeert de bevolking daarin? Wordt de organisatie door de bevolking gedragen? Hoe is de toestand van de bevolking, wat betreft ekonomische aktiviteiten, voedselvoorziening, gezondheid, onderdak, kleding, onderwijs: is de nood zo groot als de ERA-vertegenwoordigers in Europa willen doen geloven? Zo ja, zijn er mogelijkheden voor effektieve hulpverlening? Laat de oorlogssituatie transporten toe? Beschikt ERA of EPLF over
10 December. Port Soedan, gastenopvangkamp Araak
rijden langs de bedden om bij anderen de wonden te verbinden.
Wat wil ik eigenlijk in Eritrea? In de eerste plaats - het klinkt prozaïsch - in enkele weken tijd zo veel mogelijk afstand afleggen in gebieden die permanent in handen zijn van EPLF, de belangrijkste van twee bevrijdings-bewegingen die militair actief zijn in het land. Bij verschillende Nederlandse hulporganisaties liggen verzoeken van de ERA om humanitaire hulp voor de burgerbevolking in die gebieden. Hoewel bijvoorbeeld SOH al enkele jaren naar vermogen bijdraagt via ERA, vinden anderen dat de in Nederland beschikbare informatie over de situatie in het veld nog te veel vragen open laat. In welke mate is er werkelijk sprake van permanent ‘bevrijd gebied’? Hoe groot is dat precies? Is daar echt (nog) een burgerbevolking of gaat het om verlaten terrein? Oefent het EPLF in die gebieden een echt bestuur uit en draagt het verantwoordelijkheid voor het welzijn van de bevolking, zoals bijvoorbeeld de be-
Eritreërs dat zij vroeger - in hun strijd tegen het door het westen gesteunde keizerlijke Ethiopië - politiek gesteund werden door landen als Cuba en de Sovjetunie, terwijl deze landen nu het nieuwe bewind in Addis steunen en zich van de Eritrese zaak hebben afgewend? Welke invloed heeft dat op hun ideologische oriëntatie? Vragen genoeg, kortom. Als je bedenkt dat het gewapend verzet hier al zo’n twintig jaar duurt - het is Afrika’s oudste oorlog - is de kennis over de Eritrese kwestie in Europa buitengewoon gering.
voldoende infrastructuur - vervoer, brandstof, begaanbare wegen, opslagruimte, deskundige mensen - om eventuele hulp effectief te kanaliseren naar waar die het meeste nodig is? Naast deze op de praktische hulp-verlening toegespitste vragen wil ik ook door gesprekken met mensen in het veld een betere indruk krijgen van het politieke karakter van het Eritrese verzet. Hoe sterk leeft de wil tot onafhankelijkheid? Waaruit komt die voort? Is dat streven een puur nationalistische zaak of heeft het ook te maken met sociale strijd en ontwikkelingspolitiek? Hoe verwerken de
Laat in de namiddag is alles gereed voor vertrek naar Eritrea. In gezelschap van twee andere Europese bezoekers - vertegenwoordigers van Noorse (Ostein) en West-Duitse (Bernd) hulporganisaties - klim ik in een door het Zweedse Rode Kruis geschonken landrover met de ERA-markering op de deuren. De chauffeurs Mesfen en Testa Alem, een is verpleger van de EPLF-Medische Dienst, zullen ons vergezellen naar Araak, net over de Eritrese grens, waar wij met EPLF-lnformatie Dienst ons verdere reisprogram zullen bespreken. Tot Suakin, een klein historisch havenstadje gaat het razendsnel, over de geasfalteerde ‘Eritrea Highway’. Daar bezichtigen we nog even het grote pakhuis van ERA, een imposante constructie van golfplaat en beton, Een 22-tonner wordt net geladen met gevariëerde voedselvoorraden, voor transport naar Eritrea. Er liggen nog enkele truckladingen met van allerlei: oude kleding, textiel, melkpoeder, vismeel, batterijen, medicamenten. De laatste
zending medicijnen van het Internationale Rode Kruis (ICRC), die ik eerder in het ERA-gebouw in Karthoum heb zien liggen en hierheen was verscheept, is er niet meer. Snel doorgestuurd naar Eritrea. De enorme hal maakt een lege indruk. In het grote garagecomplex van EPLF krijgt de auto een laatste check: tanken, reservewielen. Voorbij Suakin wordt het ploegen door het zand, steeds kiezend uit het minst onaantrekkelijke wielspoor van voorgaand verkeer. Nomaden met tenten en kamelen aan beide kanten. We halen een enkele volle vrachtauto in, of ontmoeten een lege op de terugweg. Het is donker als we bij Merafit de laatste Soedanese kontrole passeren. De omgang tussen de Eritreërs en de Soedanezen is hartelijk en
lijk mislukt. Ik kom daar later nog op terug. De plotselinge terugtrekking van ELF uit Kerora speelde een rol in het uitbarsten van een drie maanden durende burgeroorlog van augustus tot eind november 1980. De Ethiopiërs schijnen van de situatie gebruik te hebben gemaakt door Kerora in te nemen, hoewel mijn begeleiders zeggen dat het plaatsje nu weer niemandsland is, zonder permanente bezetting. In ieder geval bevinden we ons niet ver van Ethiopische stellingen in de smalle kunstvlakte langs de Rode Zee. We passeren een trajekt langs een bergkam waar de koplampen van onze auto uitgaan. Het is een heldere nacht, we rijden stapvoets door het donker. Onder aan de rotswand zijn EPLF-stellingen en tank-eenheden. Dan een paar kilometer vlak niemands-
vanzelfsprekend.
land, dan Ethiopische bruggehoofden. Onze lichten zouden voor hen zichtbaar zijn. Om half drie in de ochtend stoppen we op een lagere, zandige plek, doven de lichten en wachten in het donker. Na verloop van tijd duiken gestaltes op uit het donker, die ons meenemen naar een grote tent met veldbedden, verscholen onder bomen en struikgewas. Dit is Araak, het eerste opvangkamp voor bezoekers. In de tent ontmoet ik Nicky, een Engelse die een paar jaar als verpleegster heeft gewerkt in vluchtelingenkampen in Soedan en nu journaliste is. In verband met haar berichtgeving over Eritrea is ze ter gelegenheid van Numeiry’s bezoek aan Mengistoe uit Soedan uitgewezen. Nòg zo’n diplomatiek verzoeningsgebaar. Dit soort maatregelen dragon bij aan een tamelijk effektieve nieuwsblokkade tegen de Eritreërs. Toch mocht ze bijwijze van kompromis - zo ingewikkeld is Soedan - eerst nog een bezoek aan Eritrea brengen. Ze was iets eerder vertrokken maar moest hier op ons wachten om zoveel mogelijk bezoekers tegelijk van de rondleiding te laten profiteren. Door haar werk in de kampen is ze goed geïnformeerd over allerlei zaken. Bovendien spreekt ze enig arabisch en tigrinya, zodat we straks ook af en toe buiten de officiele tolk om kunnen. We gaan slapen in de tent. Morgen zullen we ons programma bespreken.
Opnieuw het mulle zand in. De chauffeur houdt er enorm de vaart in; het is zwaar werk. Hier al valt mij op hoe sekuur de Eritreërs met hun auto’s omgaan: als nomaden met hun kamelen. Geen nodeloos gerausj, niet doorzeuren in verkeerde versnellingen: als het niet gaat dan gaat het niet. Klokke middernacht eindigt plots de zanderige vlakte. Tamelijk steile rots- wanden, dwars op onze richting, voor zover in het donker valt te zien. We volgen een tijdiang de voet van de heuvels, om dan een bergpad in te schieten dat allengs steiler gaat klimmen. We zijn in Eritrea, ergens ten westen van het grensplaatsje Kerora. De weg waarop wij rijden - vertellen onze begeleiders trots - is recent aangelegd door EPLF en de burgerbevolking. Ze heet ,,Nooit op de knieen!” Een jaar geleden reden bezoekers nog via Kerora Eritrea binnen. Behalve EPLF-eenheden waren daar ook eenheden gelegerd van de andere Eritrese beweging ELF (Eritrean Liberation Front), in het kader van pogingen om tot grotere eenheid in het verzet te komen. Die pogingen zijn inmiddels jammer-
6 11 December. Araak-Centraal Hospitaal in She’eb. Ontwaken bij ochtendgloren. Bijna geheel bewolkt, af en toe een doorbrekende zon. Heerlijk zacht, vergeleken bij de zinderende hitte van Khartoum of de drukkende vochtigheid van Port Soedan. Ook overdag blijkt onze tent goed verscholen. Bomen en struiken staan verspreid in een zanderige vallei. Een eind verderop zie ik een paar nomaden met kuddes geiten en kamelen. Op zoek naar een geschikt toilet blijken de meeste bosjes al bezet: met rotsblokken versterkte mangaten in de grond, als schuilplaats voor mogelijke luchtaanvallen. We kunnen ons wassen met water uit jerrycans die naast de tent staan. Van tijd tot tijd verschijnen uit andere bosjes alleraardigste jonge mensen, mannen en vrouwen van een jaar of dertig, die een babbeltje komen maken en thee brengen, brood, een blikje jam, later op de dag rijst met kruimeltjes vlees. We raken benieuwd waar de keuken is en een van hen, Eisa, lacht en zegt dat we later welkom zijn. Eerst moeten er wat formaliteiten worden afgehandeld. We wachten af en ik draai ondertussen wat aan mijn radio, in de hoop iets op te vangen over het Ethiopische offensief dat volgens eerdere berichten sinds 2 januari is losgebarsten op twee EPLF-frontlinies rond EPLF’s ‘strategische basisgebied’ in de noordelijke Sahel-provincie, waarin wij ons nu bevinden. De EPLF-zender ‘Stem van de Massa’s was er het eerst mee gekomen en bleef een week lang alarm slaan: men vreesde dat Ethiopië zijn lang verwachte ‘zesde offensief sinds 1978 had ingezet. Uit Ethiopië is er niets over gemeld, maar BBC en Deutsche Welle hadden er een paar berichten over. Volgens EPLF had Ethiopië intensieve luchtbombardementen, artillerie-beschietingen, en tankaanvallen uitgevoerd op de twee belangrijkste verdedigingslinies rond het strategische basisgebied. Een van die linies - het noordoostelijk front -bestaat uit een vijftig kilometer lange, doorlopende reeks loopgraven in de meest oostelijke bergkammen, parallel aan de smalle kustvlakte langs de Rode Zee. De tweede is een even lange reeks op de zuidflank, dwars op de strategisch belangrijke weg van Nacfa naar Ke-
7 ren, bij het plaatsje Afabet, waarnaar dit front is genoemd. Wij bevinden ons nu vlak achter de eerstgenoemde frontlijn en de pastorale stilte in deze vredige vallei is lichtelijk anders dan wij - toch wel gespannen -hadden verwacht. Een eindje verderop trekt een groepje guerrilla’s voorbij, camouflagegroen, lichte wapens, ontspannen pratend, zacht gelach als ze een praatje maken met de nomaden. Het geweervuur dat we in de verte horen, wordt ons verteld, is een oefening.
lemand brengt gestencilde formulieren om in te vullen: vragen over onze achtergronden, wie we zijn, wat we weten over Eritrea, hoe we erin geïnteresseerd zijn geraakt, programmawensen, eventuele eerdere ervaringen met andere bevrijdingsbewegingen. De ingevulde formulieren verdwijnen weer ergens in de bosjes.
klimmen, blijken die markeringen ook nodig. In het licht van de koplampen kan steeds een koers worden uitgezet tot de volgende steen. De vaart blijft er goed in.
‘s Middags verschijnen drie mannen die we al eerder hebben gezien. Nu stellen ze zich voor: Toldé, bijgenaamd ‘Lanceerder’ (gegrinnik) is veldkoördinator van de EPLFlnformatiedienst. Goytoem en Legessé zijn gidsen voor bezoekers. Na een kennismakingsgesprek worden de verlanglijsten vergeleken en doen we een poging het zo in te delen dat zoveel mogelijk met een landrover kan worden volstaan. Besloten wordt, dat de hele ploeg bij elkaar blijft tot aan het front bij Afabet. Daarna gaat de Noor Ostein, die het minste tijd heeft, apart door met Legessé. De rest gaat samen verder met Goytoem. Toldé gaat niet mee. Maar Dragon, een ERAfunctionaris uit Bonn die ons zou vergezellen maar wegens volle vliegtuigen in Khartoum is achtergebleven, zal zich bij ons voegen zodra hij ons in kan halen. Mijn verzoek om zoveel mogelijk functionerende werkplaatsen te bezoeken zal naar vermogen worden geïmproviseerd. Uit veiligheids-voorzorg is men net bezig met een grootscheepse verplaatsings-operatie en het is niet zeker of er op dat gebied nu veel te tonen valt. Zodra het donker wordt zullen
we voor de eerste etappe vertrekken, naar het nieuwe Centrale Ziekenhuis en Apotheek, op een piek met de kodenaam She’eb. Vervolgens naar Nacfa, de provinciehoofdstad. Vandaar door naar het front bij Afabet. Het liefst willen we om te beginnen allemaal zo snel mogelijk die kant uit, vanwege het offensief. Toldé zegt daar nu niets over, dat moeten we ter plekke zelf maar zien. Gemotoriseerde verplaatsingen zullen als regel ‘s nachts plaatsvinden, vanwege het bombardementsgevaar overdag. We krijgen instrukties over hoe te handelen in geval van een luchtaanval. Om 19.00 uur is het zover. We hebben een laatste hapje gegeten en bij het licht van mijn zaklamp maak ik nog wat notities terwijl de motor warm draait. De route voert weer hoog de rotsige, steile bergen in, over een weg die De Uitdaging heet. Ook deze is kortgeleden aangelegd en sinds drie maanden in gebruik. Grotendeels met handkracht: pikhouwelen, kruiwagens en dynamiet. Ook nu weer de trots van onze begeleiders. Het is ook een imponerend werkstuk. Onverhard, maar goed berijdbaar en breed genoeg voor zware trucks met voldoende plek om elkaar te passeren. Kleine details verraden degelijkheid. Om de zoveel meter gewitte markeringsstenen langs de afgrond. Als we tot in de laaghangende wolken
Zo verstild als het leven overdag in Araak leek, zo levendig blijkt het bestaan nu ‘s nachts. Overal is intense menselijke aktitivteit te merken: passerend verkeer, herders met kuddes schapen en geiten op weg naar de markt in Tokar, Soedan, koplampen van
voertuigen in de verte, veel houtvuurtjes en zaklampen in de valleien en langs de bergwanden. Ik verbaas mij over de vrijheid waarmee met vuur en licht wordt omgesprongen. In Nederland waren berichten binnengekomen dat tegenwoordig ook ‘s nachts gebombardeerd zou worden. Onze gidsen spreken dat tegen en zo zal ook verder tijdens deze tocht blijken.
Alleen overdag bij heldere hemel is er bombardementsgevaar, met een uur ochtend- en avondlicht nog in de veilige periode. Ethiopische Mig’s schijnen niet uitgerust te zijn voor nachtvluchten. Behalve tijdens grote offensieven worden bombardementsvluchten vanuit het verre Addis Abeba uitgevoerd, vanwege de veelvuldige sabotage en informatie-lekken op de basis bij Asmara. Af en toe zijn er kontroleposten, waar uitvoerig en hartelijk wordt gegroet en nieuwtjes worden uitgewisseld. Tanken gebeurt onder een boom die op het eerste gezicht niet als pompstation herkenbaar is. Er wordt wat struikgewas verwijdert, iemand tovert een handzwengelpomp tevoorschijn en de benzine wordt uit een ondergrondse tank naar boven gepompt, De uitwisseling gebeurt zonder geld. Wel wordt opgeschreven hoeveel elk voertuig inneemt. Grote groene tankauto’s - we zijn er al een tegengekomen - verzorgen de voorraad. Volgens mijn informatie koopt EPLF brandstof dicht bij de bron, bij relaties het Midden Oosten. Die wordt afgeleverd in Port Soedan,
vanwaar EPLF direkt doorvoert naar Eritrea. Ik heb de indruk dat hun strategische reserve verspreid is in Eritrea zelf en dat EPLF er redelijk in slaagt het enorme benzine-probleem van Soedan te omzeilen. Banden wisselen - dat wordt dagelijks werk, zo zal blijken - is ook spannend. Een lekke band wordt ergens in een verborgen depot onder een boom gedeponeerd en een nieuwe wordt meegenomen. De
8
9 operatie is in volle gang, het zetten van een stukgeschoten kaak. De primitiviteit van de omstandigheden kontrasteert merkwaardig met de vindingrijkheid waarmee allerlei voorhanden materiaal wordt toegepast. Belangrijkste konstruktiematerialen zijn de restanten van vijandelijk materieel: plankenhout van munitiekisten, metaal van granaathulzen en stukgeschoten auto’s, textiel van parachutes. Daarnaast blijken goedkope plastic kampeertentjes van pakweg V & D makkelijk hermetisch dicht te ritsen, stofvrije ruimtes op te leveren. Ze zijn niet sterk, maar kunnen als binnentent worden opgezet. In een zaal met gezette beenfrakturen zijn suspensie-mechaniekjes geïmproviseerd
Onder een boom zitten enkele tientallen jonge mannen en vrouwen met schriften en boeken in een kring rond een schoolbord, in een verplegersopleiding. Bij een volgende boom zijn drie in het veld opgeleide ‘health officers’ bezig aan een chirurgische specialisatie. EPLF heeft in het veld een uitgebreid systeem van medische opleiding opgezet, zodat onder leiding van de achttien in het buitenland afgestudeerde artsen nu enkele duizenden mensen medisch personeel werken, met kwalifikaties die varieren van ‘blote voeten dokter’ tot bijna gelijkwaardig aan de artsen. Een onderzoeksen publikatie-afdeling stelt de eigen kursussen samen, uit in het buitenland verzamelde literatuur, aangevuld met in het veld opgedane
kabouters van die boom schijnen ze overdag te
op hun beurt weer kern zijn voor een aantal
plakken. Ongeveer 22.00 uur arriveren we in She’eb Central Hospital. Voorzover nu te zien, in het donker, een groot aantal tenten en grotten in een smalle, slingerende vallei, schaars verlicht door elektrische peertjes. We worden ontvangen door de arts Yemani (chef van de ziekenhuisadministratie van het EPLF Health Department) en Teklemichael (senior nurse, verantwoordelijk voor onderzoek en publikaties). Een kennismakingsgesprek duurt tot een uur ‘s nachts, dan wordt ons een slaapplaats gewezen: een stenen plateau onder een bladerbak. Yemani en Teklemichael gaan aan het werk, dat vooral ‘s nachts gebeurt omdat de rook van de generator overdag de vijandelijke Mig’s zou aantrekken. Morgenochtend volgt een langer gesprek en ‘s middags en ‘s avonds een rondleiding. Wanneer slapen die mensen?
vaste en mobiele klinieken. De basis van het systeem wordt gevormd door een paar duizend blote voeten dokters (opieidingscijfers: 513 in ‘79; 600 in ‘80). Dit zijn guerrilla-strijders met een gedegen kennis van en behandelingsmogelijkheid van de meest vocrkomende wonden en ziektes. Bovendien met een goede diagnostische kennis om te kunnen doorverwijzen. EIke eenheid heeft minstens een blote voeten dokter mee. Die doet eerste hulp voor de eenheid en medisch werk voor de burgerbevolking waar de eenheid zich bevindt. Door de blote voeten dokters en de mobiele klinieken heeft de EPLFMedische Dienst een bereik dat veel groter is dan die delen van het land die als permanent bevrijd gebied worden beschouwd. Guerrilla-eenheden en mobiele klinieken opereren ook achter de Ehtiopische linies, in het grootste deel van het land. Zelfs bewoners van steden als Asmara en Keren, met een permanente Ethiopische bezetting, glippen vaak de stad uit om medische hulp bij EPLF te zoeken. In ernstige gevallen gaan ook zij naar vaste ziekenhuizen in EPLF-gebied. Volgens EPLF’s statistieken werden zo in ‘79 door de gehele medische dienst meer dan een miljoen behandelingen bij burgers verricht. De eerste indruk in She’eb is er een van verbazing, dat het onder zulke omstandigheden toch mogelijk lijkt een goed georganiseerd medisch apparaat op te zetten. Verrassing en bewondering. In een tweede indruk overheerst de bezorgdheid. Die wordt veroorzaakt door
12 December. She’eb Central Hospital & Pharmacy. Central Hospital blijkt een zeer uitgebreid komplex te zijn. Niet een gebouw, maar een surrealistische stad van in de bergwanden uitgehouwen grotten en gaten in de grond die toegang geven tot onderaardse ziekenzalen, röntgenkamers, apotheken, bibliotheken of laboratoria. Onder bomen verscholen of half ingegraven tenten, grote doornstruiken die bij nader inzien de behuizing blijken te zijn van een tandarts, een keuken of een groepje patienten. Veel gehandikapten, die ledematen missen.
Groepjes in dekens gehulde patienten rond een vuurtje voor een tent of onder een boom, vaak met ledematen of hoofden in verband. Is dit Goya, Breughel, Tolkien? Onderaards. De wandeling naar de operatiekamer eindigt bij een met rotsblokken versterkt en gekamoufleerd gat in een bergwand. Bij een plastic gordijn moeten de schoenen uit, we stappen met blote voeten door een desinfectiebad, om een kleine grot in te gaan, die tegen vallend stof is bekleed met plastic en textiel van Ehtiopische parachutes. Het is een voorportaal, waar we groene gesteriliseerde haarkappen en maskertjes krijgen, alsmede de opdracht om niets aan te raken wat van groen - dus gesteriliseerd - textiel is. Nog een gordijn door en we komen in de eigenlijke operatiegrot, ook onder een dak van parachutestof. Een
van touw, katrollen en stenen gewichten. Vanwege brandhoutschaarste is een keuken uitgerust met elektrische broodovens: metalen kookplaten afkomstig uit granaathuls, boven verwarmings-weerstanden uit oude auto’s. We hebben vele uren nodig voor een in hoog tempo uitgevoerde rondleiding door de vallei, waarbij op de verschillende afdelingen steeds door de daar aanwezige verantwoordelijke een overzicht wordt gegeven van aktiviteiten en problemen. Temidden van hoogst grimmige omstandigheden blijken de mensen met een kalrne opgewektheid hun gang te gaan. Patienten die goed ter been zijn worden naar vermogen ingeschakeld bij huishoudelijk of verzorgend werk, hoeden een paar geiten of werken in een moestuintje. Onderwijs gaat ook in het ziekenhuis door, zowel voor patienten als voor de staf.
ervaringskennis. Deze afdeling verzorgt ook een aantal eigen medische periodieken, die in Eritrea worden geschreven, gedrukt en verspreid. Veel aandacht wordt besteed aan het verzamelen van medische bevolkingsgegevens die in veelal handgekleurde statistieken worden verwerkt. Tot voor kort lag het Central Hospital net over de grens in Soedan, niet ver van Araak. Daar is het in ‘79 een keer gebombardeerd, hetgeen een diplomatiek incident opleverde. She’eb was toen een regionaal hospitaal. Volgens EPLF is de militaire situatie in Eritrea nu zo verbeterd - onder meer door EPLF’s nieuwe aanwezigheid in de aangrenzende provincie Barka, waarheen ik later zal reizen - dat het mogelijk werd geacht het centrale ziekenhuis te verhuizen naar She’eb, dat nog steeds wordt uitgebreid. Overwegingen: principiele voorkeur
om zoveel mogelijk in eigen land te werken; betere bereikbaarheid; koeler dan in Soedan. She’eb heeft op dit moment zo’n 600 interne patiënten: driehonderd gewonde guerrilla’s, honderd gewonde burgers, honderd zieke guerrilla’s en nog eens honderd zieke burgers. Een groot deel van de gewonde burgers is afkomstig uit het Filfilgebied, achter de Ethiopische linies bij Afabet, een grote enklave bevrijd gebied juist ten noorden van de hoofdstad Asmara. Merendeels slachtoffers van 250 kg zware clusterbommen, die aan parachutes worden neergelaten om vlak boven de grond hun explosieve lading over een groot terrein te verspreiden. Ook zijn er slachtoffers van brandraketten, die een heel dorp in vlam kunnen zetten. She’eb functioneert nu als centrum voor een network van regionale ziekenhuizen, die
10
een konfrontatie met cijfers. Cijfers over de rampzalige gezondheidssituatie in het land en over de uiterst geringe aanvoer van medikamenten en voedsel, die nodig zouden zijn om werkelijk aan de situatie het hoofd te bieden. In één van de ondergrondse zalen ben ik aanwezig bij het schoonmaken en opnieuw verbinden van wonden; vaak vreselijk uitziende gaten in armen, benen of rug, waarin het bot zichtbaar is in net gewonde vlees. Het is dag, de generator is uitgeschakeld. In het onderaardse duister doen verpleegsters hun werk met het licht van zaklantaarns. In de doodse stilte herinner ik mij plotseling zojuist gehoord te hebben dat pijnstillers vrijwel niet voorhanden zijn. Toch hoor ik geen gekerm of gekreun. “Pijn?” zegt een verpleegster, “daar moeten we maar tegen kunnen. Voor de genezing maakt het niet uit.” In het veld worden zelfs spoed-amputaties vaak zonder enige verdoving uitgevoerd. Pijnstillers zijn een onbetaalbare luxe. Ze staan ook niet bovenaan het verlanglijstje dat ik later mee naar huis krijg. Behandelingscijfers van burgerpatiënten in alle ziekenhuizen en klinieken over ‘79 geven het volgende beeld: ernstige ondervoeding (tot
11
uiting komend in bijvoorbeeld dehydratie) 20% van de behandelde gevallen; malaria 18%; respiratoire infecties (exclusief tbc) 18%; oorlogswonden 13%; dysenterie en diarree13%; tbc 9%. Afgezien van de kategorie oorlogswonden is de gemeenschappelijke fundamentele oorzaak van al deze ziektes - zegt dokter Yemani - de sterk afgenomen weerstand van de bevolking, vanwege jarenlange ondervoeding. Vooral sinds ‘78 is de voedselsituatie in het land rampzalig. In dat jaar heeft het verzet zich vanwege ongekend hevige Ethiopische offensieven - mogelijk gemaakt door massale Russische wapenleveranties - uit grote delen van het land moeten terugtrekken. Aanhoudende luchtbombardementen hebben sindsdien een herstel van de landbouw onmogelijk gemaakt, terwijl het bergland van Sahel -het belangrijkste gebied dat sindsdien in handen bleef van EPLF - toch al ongeschikt is voor landbouw. Nomaden op zoek naar water voor hun kuddes worden door de oorlog in hun bewegingen belemmerd. Zowel akkers als kudden zijn duidelijk oorlogsdoelen geworden voor Ethiopische vliegtuigen. Een alweer twee
heeft z’n periodieke malaria-aanvallen, ook in streken waar die vroeger niet voorkwamen. Door de onmogelijkheid om zelf voldoende voedsel te produceren is de bevolking sterk afhankelijk geworden van humanitaire hulp. EPLF en ERA schatten het aantal burgers, dat alleen via deze organisaties zou kunnen worden bereikt, op zo’n 200.000, verspreid over verschillende delen van Eritrea. Op basis van uiterst minimale overlevingsrantsoenen zijn berekeningen gemaakt voor de noodzakelijke aanvoer. Maar de Eritreërs zelf hebben nauwelijks financiële middelen en de internationale gemeenschap houdt zich grotendeels doof voor de oproepen om hulp. De afgelopen jaren is minder dan 20% van het uiterste minimum aangevoerd. Die situatie wreekt zich nu in snel
ochtend in Sembel, vlakbij Asmara, slag is geleverd tussen leden van de EPLF-(burger)militie en Ethiopische strijdkrachten. Een Ethiopische tank is daarbij opgeblazen door een landmijn. De vermoeiende rit duurt vier uur en twee lekke banden. Onderweg houden onze gidsen ons bezig met slagveldverhalen uit het verleden, naar aanleiding van plekken die we passeren. Op één plek heeft Ethiopië in mei ‘79 een zeer grote, maar vergeefse poging gedaan om vanuit de kust tot midden in Sahel te penetreren, tussen de twee belangrijkste loopgravenlinies van EPLF door. Ook op deze rit onmoeten we vrij veel verkeer, zorgeloos de koplampen gebruikend. Onze begeleiders lijken geen enkele vrees te hebben, dat tegemoetkomend verkeer wel eens vijandelijk zou kunnen
omhoogschietende ziektecijfers. En ook daartegen zijn niet voldoende middelen aanwezig. Ook de aanvoer van medikamenten is minder geweest dan 20% van wat nodig zou zijn om de meest akute medische gevallen in behandeling te nemen. Voor de medische dienst, zegt Yemani, is gebrek aan medikamenten en
zijn. Achter de loopgravenlinies is Sahel op de grond kennelijk veilig EPLF-gebied, afgezien van mogelijke luchtbombardementen. Als er gestopt wordt, is dat omdat in de andere auto vrienden worden herkend en dan moet er uitvoerig worden gegroet en nieuwtjes verteld. Zolang er ruimte is in de auto worden lifters opgepikt. Om twee uur in de ochtend doemen de lage lemen muren van de eerste huizen van Nacfa in de koplampen op. Een paar brede, zanderige straten. Op een kruispunt staan wat vrachtauto’s. De muren vertonen kogelgaten; daken, deuren en luiken zijn er veelal uitgeblazen. Door de gaten zie je af en toe vuurtjes binnen. Ook hier wordt ‘s nachts geleefd. Een ondergrondse bunker buiten de stad is het gastenverblijf, waar we kennelijk worden verwacht. We drinken thee en delen een maaltijd van sorghumbrood en verse groene pepers, rauw - volgens traditie in een kring gezeten rond een gemeenschap-pelijke schotel, eten met de handen. Er worden dekens uitgespreid op de aarden vloer en we gaan slapen.
zulk materiaal realistisch te verwachten is, kan ook de opieiding van nieuw personeel worden hervat.
12-13 December. She’eb Nacfa
jaar aanhoudende droogte heeft het voedselprobleem nu tot haast onhandelbare properties verergerd. Volgens Yemani zijn er nu streken in Eritrea waar vrijwel de gehele bevolking aan ernstige bloedarmoede lijdt. Infecties, waar het lichaam normalerwijs weerstand tegen heeft, slaan daardoor genadeloos toe. Dorpen waar 30% van de bevolking in enige mate met tbc is besmet zijn normaal geworden. ledereen
uitrusting de grote bottleneck. Transportmogelijkheden of de omvang en kwaliteit van medische staf vormen geen belemmering.Werden bijvoorbeeld in ‘79 nog zes röntgen-technici opgeleid, in ‘80 was dat programma stopgezet, niet omdat er medisch geen behoefte meer aan was, maar omdat de mensen vanwege materiaalgebrek hun werk toch niet zouden kunnen doen. Zodra voldoende aanvoer van
Na een lange dag klimmen we om 22.00 uur weer in de landrover, voor de rit naar Nacfa, hoofdstad van de noordelijke Sahel-provincie. Bij het wegrijden stuiten we op enkele tientallen vrouwen in traditionele kledij, die door de vallei komen aanlopen. Ze zijn een eind verderop afgezet door een vrachtauto. Ze vertellen afkomstig te zijn uit Solomoena (het enige vluchtelingenkamp in Sudan dat helemaal onder EPLF-bestuur staat, vlak over de grens) en verschillende streken in Eritrea. Ze zijn aktieve leden van de EPLF-Vrouwenorganisatie, die door hun afdelingen zijn aangewezen om een enkele maanden durende kaderopleiding te volgen. Dat gebeurt in de hier vlakbij gelegen kaderschool, die ik later op de terugweg ook zal bezoeken. De meesten zijn van middelbare leeftijd, allemaal burgers. Een van hen vertelt te hebben gehoord dat die
13 December. Nacfa, gebombardeerde stad Nacfa is de enige echte stad - dat wil zeggen, met stenen huizen - die na de 19 Ethiopische offensieven van “78 door het verzet kon worden behouden. Wel zijn de Ethiopiers bijna een jaar vlakbij geweest en naar de kogelgaten
12
te oordelen is er ook binnen de stad gevochten. We besteden de ochtend aan een wandeling door de hevig gebombardeerde stad. De toren van de grote moskee staat nog overeind, maar een van de vleugels van het gebouw ligt in puin. Volgens de verhalen gebombardeerd tijdens een grote wekelijkse dienst, die echter uit voorzorg elders plaatsvond, zodat het aantal slachtoffers bij die aanval beperkt bleef. Ook het orthodoxe kerkje op een heuvel aan de rand van de stad is zwaar gehavend. Op het centrale kruispunt twee enorme bomkraters. Inskripties op muren van half vernielde huizen: ,,Vrijheid wordt met bloed gekocht”. Nacfa is door zijn ligging kwetsbaar voor luchtaanvallen. In tegenstelling tot het grillig woeste, ontoegankelijke bergland van Sahel dat ik tot nu toe heb gezien, ligt Nacfa in een open kom, omgeven door boomloze, glooiende heuvels en plateaus’. Tijdens een wandeling in de omgeving zie ik, dat er veel artillerie en luchtafweergeschut is opgesteld rondom de stad. Zonder die bescherming is dit een van
13
de weinige plekken in Sahel waar grotere luchtlandingsoperaties achter de EPLF-linies mogelijk zouden zijn. Op het eerste gezicht maakt Nacfa een desolate indruk. Een spookstad. De burgerbevolking is vrijwel geheel geëvakueerd, naar vluchtelingkampen of naar schuilplaatsen buiten de stad: geïmproviseerde onderkomens in tenten of grashutten, verspreid langs steilere berghellingen of verscholen onder schaarse bosjes. Maar bij nader inzien blijkt er ook in de stad nog van alles te gebeuren. Kelderruimtes onder de huizen worden kennelijk nog gebruikt, voor opslag, als werkruimte of als nachtverblijf. Ten dele door burgers, ten dele door EPLF-diensten. De stad heeft nog steeds een soort regionale centrumfunctie. Van hieruit onderhoudt EPLF met een vrachtauto een nachtelijke busdienst voor burgers naar de marktplaats Tokar in Soedan en naar verschillende streken in Eritrea. Hier worden ook hulpgoederen en andere voorraden uit vrachtwagens overgela-
den op kameel-karavanen, die om de Ethiopische linies bij Afabet heentrekken, verder naar het zuiden, naar Filfil, rondom Asmara, naar het kustgebied ten noorden van Massawa en zelfs dwars door het land heen naar noordelijk Danakil.
Evenals ,,Launcher” had gezegd in Araak, wordt mij hier tijdens gesprekken over die bevoorradingsroutes verzekerd, dat het ook voor mij mogelijk zou zijn om met zo’n karavaan mee te trekken. Maar er is een reis te voet of per kameel nodig van een dag of acht, alvorens in de buurt van de bezette stad Keren weer op auto’s kan worden overgestapt voor de tocht naar Filfil. Heen en terug plus een wachttijd op de volgende karavaan en een verblijf in dat gebied zou mij meer tijd kosten dan ik op deze reis beschikbaar heb. Jammer, omdat de mate waarin EPLF achter de Ethiopische linies opereert een vraagpunt is voor buitenlandse hulp-organisaties. Maar uit de verschillende gesprekken over dit onderwerp, zowel formele als toevallige, met guerrillastrijders die zulke
maar ongeharde bezoekers tijdens dit soort reizen van hun stokje gaan, worden ook wij op deze reis als dat maar enigszins mogelijk is op ziekenhuisdieet gezet, maar dan bijna dagelijks iets extra, niet wekelijks. Ik zal het daar de rest van deze reis uitstekend op uithouden, maar wel ten koste van enige kilo’s lichaamsgewicht en met een konstante gezonde trek. Een apart veld wordt bewerkt door ploegjes van de paar honderd Ethiopische krijgsgevangenen die hier gelegerd zijn. Dat is een klein deel van de naar opgave ongeveer vierduizend krijgsgevangenen die nu in EPLF-handen zijn en die een zware druk betekenen op de beperkte voedselvoorraden. Hun hoofdkamp zal ik later nog bezoeken. De groep hier is speciaal belast met het werk in de groentetuin,
tochten zeif hebben gemaakt, kan ik mij toch enigszins een beeld vormen van de situatie. Hoewel de Ethiopiërs zowel Keren als Afabet in handen hebben, schijnen zij de weg daartussen niet te gebruiken. Afabet wordt bevoorraad vanuit Gulbub aan de kust, per konvooi of helikopter, pakweg eenmaal per maand. Het vlakke land rond Nacfa maakt hier ook enige landbouw mogelijk. De rivierbedding die langs de stad loopt bevat water. Te
waarvan de produkten bestemd zijn voor patienten in de krijgsgevangenenkliniek. Andere gevangenen werken aan de bouw van veilige, ondergrondse huizen voor eigen gebruik. Ze dragen blauwe broeken en jasjes die ooit door het Rode Kruis zijn geschonken en werken samen met EPLF-strijders die als bewaker optreden. De sfeer lijkt mij redelijk ontspannen. Ook de gevangenen maken veel muziek op zelfgefabriekte instrumenten, doen aan sport en volgen een schoolprogramma. Afgezien van de - niet overdadige - bewaking een beeld dat niet zo heel veel verschilt van het dagelijks leven elders in Sahel. Buiten Nacfa stuit ik weer, net als in She’eb voortdurend op ploegjes mannen en vrouwen die met pikhouwelen bezig zijn ondergrondse huizen te bouwen. Alles wijst erop dat EPLF niet van plan is om het strategische basisgebied van Sahel zonder slag of stoot prijs te geven, mocht het jongste Ethiopische offensief doorzetten. Men graaft zich in en maakt plannen die kennelijk zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de posities hier houdbaar zijn. In een van die bunkers worden we ‘s middags voorgesteld aan Ali Said, lid van het EPLF Politbureau (een soort klein dagelijks bestuur binnen het door de massa-organisaties en guerilla-eenheden gekozen, omvangrijke Centrale Co-mite). met speciale verantwoordelijkheid voor de Nacfa-zone. Daartoe behoort ook het Afabet-front, iets verder naar het zuiden. Hij geeft ons een eerste briefing over de militaire
weinig voor de tijd van het jaar, maar toch een kleine, bovengrondse stroom. Op beide oevers bevinden zich flinke groentetuinen, die met een elektrische pomp worden geïrrigeerd. Er groeit kool, bloemkool, tomaten, uien en spaanse peper, 2 hektare nu in totaal. Het doet merkwaardig aan, want het is vanuit de lucht
perfekt zichtbaar, maar het werkt kennelijk, zolang als het duurt. Ploegjes guerilla-strijders zijn met hakken bezig nieuwe terrassen aan te leggen. De rivier is ook drenkplaats voor kuddes geiten en koeien, ten dele eigendom van burgers en ten dele van EPLF. Deze produkten, voor zover van EPLF, zijn bestemd voor de ziekenhuizen, waar het normale, uiterst karige dagelijkse menu van sorghum-brood met hooguit wat linzen kan worden aangevuld met éénmaal per week een vlees-saus en wat verse groente. Om te voorkomen dat goeddoorvoede,
14
15 situatie aan het front, waarheen wij vannacht zullen vertrekken. Volgens Ali Said is het jongste Ethiopische offensief de laatste twee dagen weer geluwd. Hoewel wij vannacht wel even het verre gerommel van artillerie hebben gehoord, wordt er nu niet meer geschoten. Hij geeft ongeveer hetzelfde verhaal over de verloop van de strijd als de EPLF-radio eerder had gedaan, maar in meer detail. Na de eerste hevige artilleriebeschietingen en luchtbombardementen op beide grote frontlinies was er een tankaanval gevolgd over twee flanken van het Afabet-front, De tegenstander is over een vlakte komen aanrijden, in een poging om enkele vooruitgeschoven EPLF-posities op kleinere voetheuvels, onder de eigenlijke loopgravenlinies, in te nemen. Kennelijk in de hoop om vervolgens vandaaruit een bres in de hoofdlinies te kunnen slaan, om eventueel door te stoten langs de weg naar Nacfa. Maar ze hebben zelfs die voetheuvels niet gehaald. Volgens Ali Said zijn de Ethiopiërs teruggeslagen met achterlating van mogelijk tegen de duizend stuks wapentuig en ten koste van honderden doden en gewonden. Eigen verliezen wil Ali Said niet bekendmaken, maar hij omschrijft ze als licht in verhouding tot de omvang van de strijd. Aanvankelijk vreesde EPLF dat dit het al maanden verwachte ‘zesde offensief zou worden, een alles-of-niets poging van Addis, met massale aanvoer van manschappen en nieuwe wapentypes. Ali Said neigt er nu toe om te denken dat het een prikactie was, bedoeld om te kijken of de recente burgeroorlog tussen EPLF en ELF wellicht zwakke plekken had opgeleverd. Hij is tevreden over de afloop van deze slag, maar blijft toch erg bezorgd over de toekomst. Volgens zijn inlichtingen is Ethiopie nog steeds bezig zijn manschappen en wapens in Eritrea uit te breiden en zal vroeg of laat een echt overweldigings-offensief geprobeerd worden. Terug in de gastenbunker eten en rusten we wat en vertrekken dan voor de rit naar het front bij Afabet, onder dekking van het nachtelijk duister en een dichte mist. Twee uur rijden - onderweg veel uitgebrande resten van vijandelijke tanks en andere voertuigen, overblijfselen van gevechten van een jaar geleden,
toen Ethiopie trachtte Nacfa in te nemen maar vervolgens zelf een heel eind werd teruggeslagen, tot aan de huidige (dec.’80) posities - en vervolgens een klim te voet van ruim een uur langs een steil geitepad, glibberig van mist en motregen en vaak geblokkeerd door dichte doornstruiken, hoog de bergen in, tot aan de loopgravenlinies van EPLF. In een bunker worden we ontvangen door frontlijnkommandant Ali lbrahim. Ook hij geeft een korte briefing over de militaire situatie: ,,Als je voor de slag komt, kom je te laat. Sinds drie dagen wordt er nauwelijks nog gevochten. Op het ogenblik is het zelfs ongewoon stil.” We drinken hete zoete thee en rollen ons in onze dekens op de harde koude grond van zijn bunker, om te slapen tot zonsopgang.
14 December, het front bij Afabet In het nog mistige licht van de ochtend biedt het Afabet-front, drie dagen na een hevige veldslag, een merkwaardige aanblik. Niet de wanorde en opwinding die je zou kunnen verwachten, zo kort na zware vijandelijke druk. Geen dode of gewonde strijders, wachtend op berging en verzorging. Geen tekenen van haastige aftocht naar betere dekking. Geen paniek, geen angst. In plaats daarvan ontdek ik, verspreid over de hellingen, tientallen groepjes mannen en vrouwen in camouflagekleding, wapens bij de hand, verscholen onder bomen en struikgewas, maar verdiept in schoolboeken. We bevinden ons aan de uiterste rand van een bergketen, onder ons begint een vlakte met aan de overkant - op enkele kilometers afstand - de Ethiopische stellingen. Maar hier heb ik eerder de indruk mij in een schoolkamp te bevinden. Alleen wapens, kleding en schuilplaatsen wijzen op de oorlogssituatie. Het is bewolkt, er is dus weinig kans op luchtaanvallen en ik kan zonder problemen rondlopen. Ik bezoek een aantal klassen en noteer vakken als aardrijkskunde, rekenen, natuurkunde, politiek en geschiedenis, verschillende talen. De nivo’s variëren van eerste klas lagere school tot eerste klas voortgezet onderwijs. Er worden schoolboeken en schriften gebruikt die geproduceerd
zijn in de ondergrondse drukkerij die ik later zal bezoeken. De kursussen zijn ontwikkeld door het EPLF-Departement van Onderwijs. De meeste ‘lokalen’ hebben handgetekende landkaarten of andere hulpmiddelen aan een boom hangen. Met veel leerlingen en onderwijzers kan ik gesprekjes voeren in het Engels, een van de talen die vanaf de eerste klas wordt onderwezen. Een onderwijzer legt uit, dat iedere Eritreer die zich meldt voor de strijd eerst een militaire basistraining volgt, die minstens drie maanden duurt. In die tijd moet hij of zij minstens ook leren lezen en schrijven. Tevens moeten de politieke doelstellingen van de strijd terdege worden begrepen. Is die periode eenmaal voorbij, dan wordt de nieuwkomer als ‘fighter’ of strijder beschouwd, full-timer in de bevrijdingsstrijd. Al naar gelang de behoeften en mogelijkheden wordt hij of zij dan ingedeeld bij de strijdkrachten (EPLA) of ingezet in een van de vele burgertaken die het EPLF - een politieke organisatie, met functies die ten dele overlappen met wat in Nederland zou worden gedaan door regering, politieke partijen, parlement en allerlei maatschappelijke organisaties - op zich heeft genomen. Gekombineerd met praktisch werk volgen dan allerlei vormen van gespeciatiseerd onderwijs. Veel nieuwkomers uit de steden hebben al minstens een paar jaar lager onderwijs gehad, maar vooral de niet-stedelijken besteden de eerste jaren de helft van hun tijd aan gewoon lager onderwijs. Gevorderde leerlingen worden al gauw weer ingezet als onderwijzer op lagere nivo’s, zoals ook mensen met een technische of universitaire opieiding veel tijd besteden aan het doorgeven van hun kennis, volgens een wijdvertakt en degelijk georganiseerd systeem. TerwijI ik ronddwaal van klas naar klas, klinkt plotseling een schoolbel door de vallei: een oude Ethiopische helm, hangend aan een boomtak. Overal staan groepjes leerlingen op, brengen een saluut aan gevallen kameraden en lopen dan vrolijk pratend naar een ander ‘lokaal’, voor de volgende les. Ali Ibrahim en twee andere kommandanten komen ons halen voor een rondleiding door het netwerk van loopgraven. Twee meter diepe sleuven, in de rotsige bergkammen
16
17
uitgehouwen, overdekt met zware rotsblokken en aarde. Als gekamoufleerde molsgangen, eindeloos slingerend, met gaten van waaruit de omliggende bergflank en de vlakte beneden kan worden overzien en beschoten. Net als de bunkers achter deze linies lijken ze een goede bescherming te bieden tegen bombardementen. Alleen een voltreffer in de ingangen of recht van boven kan de daar aanwezigen treffen, Gezien de afstanden waarover geschoten wordt zijn dat schaarse toevaltreffers. Verzadigingsbombardementen? Die hebben in de verschillende offensieven zeker een rol gespeeld, maar de astronomische kosten maken het Ethiopie onmogelijk dat eindeloos vol te houden, bergflank na bergflank. Een voorbeeld, De kostprijs van een zogenaamde
leven, vanwege de regelmatige maar verspreide bombardementen overdag. De vraag is of ze in staat zullen zijn om het leven onder die omstandigheden voldoende gaande te houden, of dat de terreur vanuit de lucht de voedselproduktie zodanig kan verlammen dat het verzet op den duur van honger in elkaar stort. De Eritreërs beschuldigen de tegenstander van genocide-oorlogvoering. Feit is, dat deze benadering de burgerbevolking even hard treft als de guerrilla-strijders. Maar ondertussen voert ook de EPLF een strijd van lange adem. Het bergland van Sahel vormt slechts een strategisch basisgebied. Achter de Ethiopische linies opereren kleine, mobiele guerrilla-eenheden weer in het grootste deel van het land, met gevoelige prikacties
Stalinorgel-granaat wordt hier opgegeven als ongeveer anderhalf duizend gulden. Een Stalinorgel-vrachtauto heeft veertig granaten nodig voor een volledig salvo. In praktijk wordt hier nu meestal met een half salvo gewerkt. Evengoed nog dertigduizend gulden per keer, Buitengewoon “effektief” tegen een konventioneel leger op een grote verkeersweg bijvoorbeeld, of tegen een stadswijk. Maar nauwelijks tegen een berghelling zonder bovengrondse doelen. De ekonomische kosten van dit soort technologie-afhankelijke afstands-oorlogvoering gaan in feite de draagkracht van Ethiopie, dat wel degelijk moet betalen voor de massale Russische wapenaanvoer, allang te boven. Reden waarom sinds enige tijd ook weer steeds meer een beroep gedaan wordt op West-Europa en de Verenigde Staten om ekonomisch bij te springen, onder meer in de vorm van humanitaire noodhulp voor een snel verpauperende bevolking. In korte afstands-gevechten, waarbij de motivatie van de soldaten minstens zo belangrijk is als de meegebrachte ‘hardware’, blijken de veelal geronselde en over de politieke achtergronden van deze strijd meestal van toeten nog blazen wetende Ethiopiërs elke keer enorme klappen te krijgen. Daar zijn ze heel voorzichtig in geworden. Voorlopig lijkt de Ethiopische taktiek vooral op uithongering te zijn gericht. Achter de EPLF-linies hebben de Eritreërs zich stevig ingegraven en zijn overgestapt naar een nachtelijk en ondergronds
tegen Ethiopische kazernes of konvooien. Ook stilzitten in de min of meer omsingelde bolwerken kost Ethiopie materiaal, manschappen en handen vol geld. Ook defensief afwachten kan het zich ekonomisch niet eindeloos permitteren. Het valt mij op dat Ali Ibrahim en de twee andere kommandanten niet opvallen. Dat wil zeggen, in uiterlijk onderscheiden ze zich niet van de andere strijders hier: zwarte plastic sandalen (eigen EPLF-fabrikaat), een samenraapsel van camouflage-groen over versleten T-shirts, een gordel met patronen, handgranaten, veldfles en zaklamp, een geruite katoenen doek die afwisselend dienst doet als tulband, sjaal, handdoek, laken of noodverband. De strijdkrachten kennen geen distinctieven en geen andere rangen dan strijder en kommandant. Persoonlijk bezit, behalve de kleren aan het lijf, heeft niemand. ledereen eet het uiterst minimale dieet dat door de beweging wordt verstrekt: thee, suiker, sorghumbrood, wat linzen en hoogst zelden wat bijvoer zoals minuscule stukjes viees of verse groente of lemoenen. Naar schatting tussen de twintig- en veertigduizend strijders leven zo in een intern geldloze ekonomie. Van de burgerbevolking wordt - zo merk ik herhaaldelijk tijdens deze reis -nooit spontaan voedsel aangenomen. Trekkende eenheden mogen alleen water en vuur aannemen als dat beschikbaar is. Voor zover plaatselijke produktie dat nog toestaat, wordt voedsel
van de bevolking gekocht. Bijdragen van de bevolking aan de bevrijdingsstrijd kunnen wel in de vorm van voedsel plaatsvinden, maar de strenge regel is, dat dit gebeurt op basis van vrijwilligheid, via de massa-organisaties van de burgerbevolking, maar niet regelrecht aan rondtrekkende guerrilla-eenheden. Nog enkele opvallende punten hier aan het front:
Het leven van de guerrilla’s is buitengewoon ascetisch, maar ik merk geen spoor van de verbeten grimmigheid, die ik daar in mijn verwachtingen enigszins aan had gekoppeld. De mensen zijn erg vriendelijk, zowel naar ons als onder elkaar. De stemming is erg goed, er is een energieke, ontspannen, vrolijke sfeer. Naar de bezoekers soms wat verlegenheid. Toch wil iedereen erg graag een praatje maken, in verlegen-trotse afwachting van komplimentjes, maar ook om te vragen over Nederland. Tja, wat vinden wij in Nederland eigenlijk van Eritrea? We kennen het niet eens. *
Ook aan het front wordt veel tijd besteed aan allerlei produktie-taken. Overal zijn kleine werkplaatsjes ingericht, waar uit allerlei voorhanden zijnd materiaal gebruiksvoorwerpen worden gemaakt. Er wordt voortdurend gewerkt aan uitbreiding van het bunkernetwerk. Een aantal extra diepe en met cement aangesmeerde bunkers worden volgestouwd met afgesloten waterdrums, als beschermde voorraad in geval de tegenstander de sinds een half jaar beschikbare gifgassen hier werkelijk zou gaan gebruiken. * De aanwezigheid van veel vrouwen tussen de fighters springt onmiddellijk in het oog. Volgens EPLF is hun percentage de afgelopen drie jaar toegenomen van 17 tot 40%. Er is een volstrekt natuurlijke omgang tussen mannen en vrouwen, die zoveel mogelijk door elkaar heen hetzelfde werk doen. Een meisje is afkomstig uit een klein dorp ten noorden van Massawa. Wat vinden haar ouders ervan dat ze hier zit, speciaal als meisje? “Ouders vinden *
het altijd erg als hun kinderen naar de oorlog gaan. Maar in mijn streek is het heel gewoon dat kinderen op een bepaalde leeftijd bij het verzet gaan. Mijn vader is bij de militie, mijn moeder zit in de vrouwenbeweging en al mijn broers en zusters zijn strijders. Dat is gewoon, in mijn dorp. We kennen de Ethiopische onderdrukking”. In het avondschemer wordt er gevoetbald op een verbazend zichtbaar veld beneden in een rivierbedding. Die nacht vindt op datzelfde veld een kultuur- en dansfeest plaats, ter viering van de gewonnen slag. De muziekgroep van een van de bataljons treedt op. Bij het licht van grote houtvuren wordt er gezongen en er is politiek theater. Het wordt weer een latertje.
15 December. Afabet-front Verdere wandelingen en veel informele gesprekken langs de frontlinies, vergelijkbare ervaringen als gisteren. Ostein is met gids Legesse naar elders vertrokken. Dragon, de ERA-man uit Duitsland, heeft ons inmiddels ingehaald en zal de rest van de tocht meereizen.
‘s Middags stuiten we onverwacht op een plek waar een flinke hoeveelheid wapens en munitie wordt geïnspekteerd en verdeeld onder guerrilla-eenheden. Allemaal Russische makelij, types die tegenwoordig door de Ethiopiërs worden gebruikt. Het is een deel van de wapenbuit van de recente veldslag. EPLF zegt geheel en uitsluitend met buitgemaakte wapens te vechten, Ik meen te weten, dat er af en toe wel eens handwapens en munitie op de vrije markten in het Midden Oosten worden gekocht. Maar uit de aard van de wapens die ik op deze reis tegenkom, krijg ik de indruk dat die inderdaad zijn buitgemaakt. Ten aanzien van de partij die hier verdeeld wordt zie ik een aanwijzing in het feit dat er ook Stalinorgelgranaten tussen zitten. EPLF toont altijd trots alle buitgemaakte wapentypes, maar zegt zelf nog nooit een Stalinorgel te hebben kunnen veroveren. Het lijkt mij onwaarschijniijk, dat de organisatie geld zou verspillen aan de aanschaf van granaten waarvoor het geen lanceerdersheeft. Na donker rijden we weer terug naar Nacfa.
16 December. Nacfa Rustdag in Nacfa. Het is voor het eerst een volkomen heldere hemel en iedereen blijft wat dichter bij de bunkers en huizen dan een paar dagen geleden. Toch maar even kleren wassen in de rivier, verder notities vergelijken met medereizigers. Dragon, die minstens jaarlijks door deze kontreien trekt, is elke keer verbaasd over de vooruitgang in allerlei aktiviteiten. Hij is zeer tevreden over de groentetuin, die pas een jaar geleden is herbegonnen, na een jaarlang buiten gebruik te zijn geweest vanwege de nabijheid van de Ethiopiërs. Nu is die volop groen, konstateren we, onder het genot van een verse spaanse peper, In de zon voor de bunkeringang komt Dragon weer een beetje bij van de hevige astma-aanval die hem vannacht teisterde. Veroorzaakt door de kille vochtigheid van de bunkers? Spanning van de situatie?
18
19
Eritreaʼs onvoltooide dekolonisatie
Tijd voor fundamentele vragen en een historische terugblik. Waarom vechten de Eritreërs eigenlijk zo verbeten voort, nu al zo’n twintig jaar lang? Ik noteer op deze reis - in Eritrea zelf en in de uitgestrekte vluchtelingenkampen in Soedan - tientallen antwoorden op deze vraag. ledere Eritreër heeft zijn eigen aangrijpende geschiedenis van onderdrukking, dwang, gevangenis, marteling, vermoorde familieleden, ceremoniele verbranding van boeken in de Eritrese talen, platgebrande dorpen, ekonomische uitbuiting. Het is inderdaad een beeld van kulturele en fysieke genocide. In die verhalen wordt nauwelijks onderscheid gemaakt tussen de periode van het keizerlijke, feodale regime van Haile Selassie en die van het nieuwe, marxistische bewind van Mengistoe Heile Mariam, dat vandaag in Addis Abeba zetelt. Maar er is ook een meer gedistantieerd, volkenrechtelijk verhaal, dat in Europa weinig bekend is. Wanneer Ethiopische autoriteiten het bestaan van ‘problemen’ in de lastige ‘noordelijke provincie’ al toegeven, spreken zij in de regel van ‘gewapende bandieten’ die de bevolking lastig zouden vallen. Of, als er
zijn geweest voor het verloop van de dekolonisatie elders in Afrika en dus ook op Eritrea van toepassing zouden moeten zijn, als geldend volkenrecht. Het tribunaal plaatste het Eritrese verzet op één lijn met de
toch een politieke kontekst wordt toegegeven, omschrijven zij het verzet als een regionale afscheidingsbeweging, geïnspireerd door reactionaire (een kwalifikatie die door het nieuwe bewind wordt toegevoegd)Arabische machten die invloed zoeken in Afrika. Die omschrijving speelt in op (om begrijpelijke redenen sterk levende) taboes in de moderne Afrikaanse politiek, Ethiopie probeert daar niet zonder succes politieke munt uit te slaan. Ook in Europese progressieve kringen met een lange traditie van solidariteit met anti-koloniale bevrijdingsbewegingen elders in Afrika weegt de stigmatisering van het Eritrese verzet als een regionale afscheidingsbeweging zeer zwaar, De vraag is echter of die omschrijving in het Eritrese geval terecht is. De Eritreërs bestrijden deze kwalifikatie. In mei 1980 werd in Milaan een speciaal aan Eritrea gewijde zitting gehouden van het Permanente Tribunaal der Volkeren, voortgekomen uit de bekende Russell Tribunalen. De belangrijkste konklusie van de jury - bestaande uit gezaghebbende progressieve volkenrechtdeskundigen, historici en Afrikakenners - was de erkenning van het recht van het Eritrese volk op nationale zelfbeschikking, op basis van principes die medebepalend
bevrijdingsbewegingen in Namibië en de voormalige Portugese kolonieën. Het verwierp omschrijvingen als ‘regionale of tribale afscheidingsbeweging’, waaraan traumatiserende associaties kleven met Katanga, Biafra en Cabinda. Om die stelling te kunnen beoordelen is een geschiedschrijving van de koloniale voorgeschiedenis onontbeerlijk. Eritrea wordt voor het eerst als een geografisch bepaalde staatkundige eenheid omschreven in de jaren tachtig van de vorige (19e) eeuw , als gevolg van een nieuwe fase in de Europese kolonisatie, de wedloop om Afrika. In die periode werden de meeste nu nog bestaande grenzen in Afrika getrokken, door middel van verdragen tussen Europese mogendheden, op basis van Europese machtsverhoudingen. In 1890 wordt het hele gebied dat sindsdien als Eritrea op de kaart staat, als kolonie aan Italië toegewezen. In datzelfde proces ontstaan ook de grenzen van het huidige Ethiopië. Menelik, heerser over het kleine, maar in de regio opkomende Amhaarse volk, wordt als keizer erkend over uitgestrekte gebieden waar behalve Amharen een grote meerderheid woont van Oromo’s, Tigrayers, Somali’s en nog een hele serie kleinere volkeren. Op grond van machtspolitieke overwegingen en gelegitimeerd door Meneliks Christendom, wordt deze keizer als enige Afrikaanse vorst blijvend opgenomen als partner - en niet als slachtoffer - van
20
21 ,,Vanuit een oogpunt van rechtvaardigheid moeten de meningen van het Eritrese volk in overweging worden genomen.
zijn Europese kollega’s in de wedloop om Afrika. Maar Eritrea valt buiten zijn soevereiniteit. Er is in Afrika een algemeen bewustzijn van de evidente gebrekkigheid van deze door kolonisatoren getrokken grenzen. Maar er heerst een nog grotere huiver voor de problemen die zouden ontstaan als aan deze grenzen te gemakkelijk zou worden getornd. Bovendien heeft de koloniale ervaring in sterke mate nieuwe realiteiten toegevoegd aan het Afrikaanse landschap. Het historische kompromis van Afrika’s dekolonisatie is de beslissing geweest om deze koloniale grenzen te aanvaarden als basis voor de onafhankelijkheid, waarna eventuele korrekties door goed overleg tussen onafhankelijke buurlanden tot stand zouden kunnen komen. Juist inzake Eritrea is het anders gegaan. Net als elders in Afrika ontstaan in Eritrea door de koloniale overheersing sociale veranderingen, die voor het eerst een gemeenschappelijk Eritrees nationaal gevoel doen wortelschieten. Vanzelfsprekend is dat anti-ltaliaans gericht. Wanneer dan tijdens de tweede wereldoorlog het inmiddels fascistische Italiaanse bestuur wordt verjaagd door Britse troepen, worden deze door de bevolking als bevrijders gesteund, mede dankzij hun beloftes over zelfbeschikking. Maar gewekte verwachtingen worden teleurgesteld. Beloftes over zelfbeschikking blijken oorlogspropaganda te zijn geweest. Eritrese nationalisten keren zich al snel met evenveel bitterheid tegen het Britse militaire bestuur, dat tot 1952 als nieuwe kolonisator zal blijven zitten. In 1950 is de kwestie-Eritrea aan de orde in de nog jonge Verenigde Naties. De westelijke gealliëerden voeren de boventoon in een debat dat volledig wordt gedomineerd door de sfeer
Wisseling van allianties in de Hoorn
Niettemin, de strategische belangen van de Verenigde Staten in het Rode Zee-gebied en overwegingen van veiligheid en wereldvrede maken het noodzakelijk dit land te koppelen aan onze bondgenoot Ethi-
van de koude oorlog, die dat jaar in Korea heet wordt. Het nog niet gedekoloniseerde Afrika is vrijwel afwezig. Op Ethiopië na, dat nu op historische, eknomische en strategische gronden aanspraken maakt op Eritrea. Het recht op zeifbeschikking, de wens van de bevolking zelf, de aanvaarde realiteit van de koloniale grenzen - principes die de komende twee decennia de rest van Afrika’s dekolonisatie tenminste mede zouden bepalen spelen in het VN-debat vrijwel geen rol, ofschoon de erkenning van de toepasselijkheid van die principes wel wordt uitgesproken. Maar de doorslaggevende overwegingen zijn openlijk ontleend aan regionale en globale machtspolitiek in het kader van de koude Oorlog. De Verenigde Staten waren al snel na de oorlog begonnen het Ethiopie van keizer Haile Selassie op te bouwen tot hun belangrijkste bondgenoot in Afrika. Zij vinden dat het strategische kustgebied van Eritrea - waar zij later een van hun belangrijkste militaire telekomunikatie-bases zouden bouwen - onder Ethiopisch gezag moot komen. Het klassieke citaat is van minister van buitenlandse zaken John Foster Dulles in de Veiligheidsraad:
opie.” Daartegenover pleiten de Sovjetunie en haar bondgenoten voor onafhankelijkheid. Maar het westen heeft een meerderheid. Over de hoofden van de zich wel degelijk manifesterende Eritreers heen, wordt het gebied van 1952 toegevoegd aan Ethiopië, als autonome eenheid in een federatie onder de keizerlijke kroon. Bij wijze van kompromis wordt volledige annexatie afgewezen en de autonomie-bepalingen worden door de Verenigde Naties gegarandeerd. Maar wanneer direkt na de overdracht de hardhandige uitholling van de Eritrese autonomie begint, zwijgen de Verenigde Naties. Ook als in 1960 de federatie eenzijdig wordt opgeheven en Eritrea als provincie door Ethiopië wordt ingelijfd. Eritrea is een vergeten kwestie geworden. Voor de Eritreërs rest nog slechts de gewapende bevrijdingsstrijd, ter verwezenlijking van het recht op dekolonisatie. voortspruitend uit verschillende oudere Eritrese nationalistische organisaties, wordt in dat jaar het Eritrean Liberation Front opgericht, waaruit zich tien jaar later de progressievere EPLF afsplitst.
Met zijn twintig jaar is de Eritrese onafhankelijkheidsstrijd de oudste oorlog in Afrika. Toch is het ook de meest vergeten revolutie in dit turbulente werelddeel. In al die jaren is er maar een korte periode geweest, waarin Eritrea af en toe internationaal voorpaginanieuws was. Dat was in 1977 en ‘78. Het was ook een sensationele periode, want eind ‘77 leek de definitieve overwinning voor de deur te staan en een jaar later volgde een vreselijke terugslag. Halfweg de jaren zeventig had het verzet een zodanige politieke en militaire kracht opgebouwd, dat vanuit het geheel beheerste bergen plattelandsgebied kon worden overgegaan tot het innemen van de steden. Begin 1978 konden Ethiopische troepen zich alleen nog maar handhaven in de omsingelde hoofdstad Asmara en een bruggehoofd in de haven van Massawa. Het wachten was op het beslissende offensief, de inname van de hoofdstad. Journalisten spoedden zich ter plekke, rekenend op ‘hot stuff. Maar opnieuw zouden internationale geopolitieke ontwikkelingen roet in het eten gooien. In 1974 was in Ethiopië het, door de
Verenigde Staten en andere westerse landen gesteunde, feodale bewind van keizer Haile Selassie kopje onder gegaan in een brede, maar slecht georganiseerde golf van volksverzet. De enorme kosten in geld en mensenlevens van de eindeloze oorlog in Eritrea hadden veel bijgedragen tot de val van de keizer. Maar de militairen die in de beroering naar boven dreven en de macht in handen kregen (de Voorlopige Militaire Bestuursraad, beter bekend onder zijn Amhaarse naarn, de Derg) wilden inzake Eritrea van geen konssesies weten. De strijd duurde voort en het Eritrese verzet beleefde hoogtijdagen, mede dankzij de instabiliteit van het nieuwe bewind. Ondertussen ontpopten de militairen in de Derg - onder leiding van kolonel Mengistoe Heile Mariam - zich als marxisten. En hoewel hun geloofsbrieven dienaangaande fel omstreden zijn, slaagden zij erin de steun te verwerven van de Sovjetunie en diens bondgenoten in Oost-Europa, Cuba en Zuid-Yemen, allemaal landen die de Eritrese zaak eerder minstens in naam hadden gesteund. De direkte aanleiding tot deze politieke ommezwaai was de Somalische invasie in Ethiopië’s zuidelijke
Ogaden-gebied in 1977. De Verenigde Staten probeerden op een kritiek moment het nieuwe bewind in Addis onder druk te zetten door een beloofde wapenzending op te schorten. De Sovjetunie sprong razendsnel in dat gat door meer en betere wapens te leveren dan de Amerikanen hadden toegezegd. Al snel ontstond een hechte vriendschap tussen Moskou en Addis Abeba. De Sovjetunie nam op de koop toe dat het daarvoor zijn oudere bondgenoot Somalië moest laten vallen. Dat land wendde zich in arren moede maar weer tot het westen. Een politieke ontwikkeling vol hoogst interessante volkenrechtelijke, ideolo-gische, politieke en morele nuances. Meer details zouden hier te ver voeren. Maar de eindkonklusie moet toch luiden dat cynische machtspolitiek de doorslag heeftgegeven bij deze politieke partnerruil. Het is de tweede helft van de jaren zeventig, een periode die inmiddels al de tweede wedloop om Afrika is gedoopt. De eind 1977 aangevoerde zware Russische wapens, militaire specialisten, Zuid-Yemenitische gevechtsvliegers en Cubaanse troepen maken een succesvolle Ethiopische opmars tegen Somalië mogelijk in het Ogaden-gebied.
22
23 Na een periode van aarzeling en diverse pogingen tot bemiddeling - vanuit de meest uiteenlopende linkse hoeken, de kwestie wordt toch minstens als pijniijk ervaren - wordt de hele machinerie in de tweede helft van 1978 ook in Eritrea ingezet. Al houden met name de Cubanen zich daar, kennelijk gegeneerd, nogal op de achtergrond. Tegen de nieuwe Ethiopische overmacht aan gevechtsvliegtuigen, bommen-werpers en zwaar grondmateriëel waren de Eritreërs niet bestand. Stuk voor stuk moesten ze de steden, verbindingswegen en kwestbare delen van het platteland weer prijsgeven. Het was een ongelooflijke terugslag en dat was zo’n beetje het laatste wat over Eritrea echt tot de buitenwereld doordrong. Toch blijkt de indruk, die toen werd gewekt - dat het Eritrese verzet volledig vermorzeld was - achteraf verre van juist te zijn. Men zag de bui hangen en besloot zich niet dood te vechten tegen de nieuwe overmacht. EPLF - inmiddels uitgegroeid tot de belangrijkste van de twee verzetsorganisaties - organiseerde een gedisciplineerde terugtocht, onder dekking van vertragingsgevechten, overal waar de Ethiopische kolonnes oprukten. De steden werden geëvakueerd, na grote massavergaderingen met de bevolking, waarvan de meest kwetsbaren meevluchtten. De ‘lange mars’ voerde uiteindelijk naar het ontoegankelijke bergland van Sahel, waar de vijandelijke tanks niet zouden kunnen doordringen. ELF trok zich terug in zijn oude basisgebied, de laaglanden van de westelijke Barka-provincie. In Sahel volgde een periode van fortifikatie. Achter de loopgraven in de beschermende bergketens - waarop de Ethiopische offensieven van ‘78 en ‘79 vastliepen - is Sahel een soort mierenland geworden waar het leven zich grotendeels ondergronds afspeelt. Ondertussen werden ook de strijdkrachten gereorganiseerd. Het strategische basisgebied van Sahel wordt nu verdedigd door brigades met zwaar materiëel, vanachter vaste linies: meer een klassieke stellingenoorlog dan een guerrilla. Daarnaast werden weer kleine eenheden met een grote mobiliteit geformeerd, die na verloop van tijd guerilla-operaties in de rest van het land hervatten. Op dit moment opereren
zulke eenheden weer in het grootste deel van Eritrea. Ze infiltreren dwars door Ethiopische linies heen, of trekken eromheen om in de rug aan te vallen. Ze leggen mijnen en hinderlagen langs de verbindingswegen en vallen militaire posten aan. Opnieuw lijkt nu een situatie te zijn ontstaan, waarin de Ethiopiërs praktisch omsingeld zijn in de steden en een aantal militaire bruggehoofden, waartussen zij zich slechts sporadisch per zwaar konvooi kunnen bewegen. Daarbij maken de Eritreërs grote hoeveelheden wapens en munitie buit, waaronder ook veel zwaar materiëel, zoals artillerie en tanks. Op dit moment beschikt EPLF over meer tanks en pantservoertuigen dan zij, gezien de terrein-omstandigheden, kan inzetten.
Nacht van 16 op 17 december, Wagrad. Mass Administration Center In een vallei die de kodenaam Wagrad draagt worden we, na de nachtelijke rit uit Nacfa, ontvangen door Mohammed Nur Bahé. Een jonge man, ik schat achter in de twintig. Hij spreekt uitstekend Engels, heeft kennelijk een stedelijke achtergrond en praat en argumenteert als een Europese intellectueel. Hij werkt bij het EPLF-Departement van MassaOrganisatie en wordt voorgesteld als ‘een van de kameraden die verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de bevolking in Sahel’. Onder een handgeschilderd portret van Oom Ho - nooit afbeeldingen van eigen Eritrese leiders, persoonsverheerlijking is uit den boze in de beweging - zitten we aan een krakkemikkige houten tafel in zijn bunker. In een hoek kraakt de veldtelefoon op een munitiekistje met boeken, naast de onvermijdelijke khalasjnikof. Mohammed vertelt hoe dat nou gaat, de organisatie van de burgerbevolking. Een les in demokratisch centralisme op z’n Eritrees. Uitgangspunt, zegt hij, is de vrijwilligheid van elke deelname aan het werk in de verschillende organen van het front. Het EPLF is een politieke organisatie, waarvan de basis wordt gevormd door de verschillende massaorganisaties, voor boeren, arbeiders, ambachtslieden, vrouwen, jeugd en studenten. In bevrijd gebied
24 werken deze organisaties openlijk; onder vluchtelingen in het buitenland (alleen al in Soedan meer dan 400.000) voorzover het gastland dat toestaat. In bezet gebied funktioneren deze organisaties klandestien. De taak van Mohammeds departement omschrijft hij als het omzetten van politiek bewustzijn in praktische organisatie. De eerste stap is het lidmaatschap van een van de massa-organisaties. De aktiefsten daaruit kunnen zich melden voor de volksmilitie, die plaatselijke verdedigingstaken heeft en soms ondersteuningswerk doet bij grotere militaire operaties. Het werk in de massa-organisaties en in de militie wordt verricht naast de gewone dagtaak, zoals landbouw, zorg voor de dieren, of de dagelijkse baan van de stedelingen. Maar in bevrijd gebied probeert men dat ‘prive’werk zoveel mogelijk op gemeenschappelijke basis te organiseren. De landbouw wordt zo geregeld, dat een boer die langere tijd geheel in beslag wordt genomen door militietaken, toch weet dat zijn akkers niet verwaarloosd achterblijven. Hetzelfde geldt voor de zorg voor kinderen: de praktische bevrijding van de vrouw uit de traditioneel aan huis gebonden slavernij is een van de meest opvallende kanten van de Eritrese strijd. Een verdergaande stap is de aanmelding als ‘fighter’, om als full-timer aktief te worden in de EPLF, eventueel - maar niet per sé - als guerrillastrijder. Toelating tot de militaire basistraining gebeurt in de regel pas na een stevige periode van praktisch werk in een massa-organisatie of in de militie. EPLF en bevrijdingsleger bestaan zoveel mogelijk uit door en door politiek bewuste mensen. De meeste guerrillastrijders zijn tussen de twintig en dertig jaar oud, zowel mannen als vrouwen. Maar ook van aspirant-strijders in de juiste leeftijdsgroep wordt bekeken of zij afhankelijke
25 familieleden hebben. EPLP wil vermijden dat door achterlating van afhankelijke familieleden de vluchtelingenstroom naar Soedan nodeloos wordt vergroot. Afdelingen van de massa-organisaties, milities en eenheden van het bevrijdingsleger sturen gekozen vertegenwoordigers naar een kongres, het hoogste besluitvormings-orgaan van de EPLF. Daar worden de grote politieke lijnen voor de toekomst uitgezet en de verrichtingen in de voorbije periode beoordeeld. Er wordt een centraal comite gekozen, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van het program tot het volgende kongres. Binnen het
centraal comite worden de verantwoordelijkheden weer verdeeld, onder meer via een aantal departementen (ruwweg vergelijkbaar met ministeries), zoals gezondheidszorg, onderwijs en kultuur, ekonomie, militaire zaken en massa-organisatie. Kollektieve verantwoordelijkheid, vrije diskussie, kritiek en zelfkritiek, meerderheidsbesluiten en loyale uitvoering daarvan, het zijn allemaal steekwoorden die voortdurend in Mohammeds verhaal opduiken. Het is een organisatiemodel waarvan de basistrekken overeenkomen met die van verschillende andere bevrijdingsbewegingen in Afrika en elders. De waarde ervan moet toch beoordeeld worden aan de hand van de praktijk. Mijn
indruk is dat EPLF een hoge score verdient. Beginselen worden met een haast brave ernst in praktijk gebracht. Mohammed: “Je moet het eigenlijk lang in de praktijk meemaken. Pas dan zie je wat voor pragmatische variaties door plaatselijke omstandigheden ontstaan en hoe mensen in zo’n organisatie functioneren. In West-Europa staat men vaak wantrouwend tegenover het democratisch-centralistische model. Voor ons zijn de impulsen vanuit de basis van het allergrootste belang. Toch is er enige mate van centralisme nodig om de strijd te kunnen voeren. Maar er is demokratie nodig, centralisme mag geen diktatuur worden. In die onvermijdelijke spanning proberen wij een weg te vinden.”
Er bestaat ook een stelsel van plaatselijke en regionale bestuurslichamen: zogenaamde volksassemblees, die bestaan uit gekozen vertegenwoordigers van de bevolking. Als regel worden die vertegenwoordigers via de massa-organisaties gekozen. In een gegeven dorp zijn dat bijvoorbeeld een bepaald aantal boeren, vrouwen, jongeren en een handelaar, al naar gelang de situatie daar. Maar helemaal sluitend is dat systeem niet. In een dorp waar de massa-organisaties onvoldoende representatief zijn, kunnen ook verkiezingen via een ander systeem worden gehouden. Ook kan er plaats ingeruimd worden voor personen die van groot belang geacht worden, maar buiten de bestaande massa-or-
De taken van de massa-organisaties zijn met zo eenvoudig sluitend aan te geven. Er zijn grote plaatselijke verschillen, vooral tussen het opereren in bevrijd en in bezet gebied. Interne politieke vorming, informatie en propaganda naar buiten toe, dingen die partij-afdelingen in Nederland ook doen. Maar ze vormen ook de basis voor onderlinge hulporganisaties in comité-vorm. Zo is de vrouwenorganisatie de ruggegraat voor sociale hulpverlening. Ze verzamelt gegevens over waar hulp nodig is en helpt bij de distributie als er hulpvoorraden zijn. In de boerenorganisatie wordt overlegd over het gemeenschappelijk uitvoeren van grotere werken, zoals het herstel van bevloeiïngs dijkjes na de regentijd. Vrouwen uit een traditioneel-islamitische achtergrond zullen eerder meedoen aan een alfabetisatieklas vanuit de vrouwenorganisatie dan aan gemengde klassen van het departement van onderwijs. Overal waar vrijwillige arbeid, of bijdragen in geld of goederen nodig zijn voor gemeenschappelijke doeleinden, wordt dat vooral via de massa-organisaties geregeld.
ganisaties vallen. Dit is bijvoorbeeld het geval met een aantal voormalige feodale grondbezitters die loyaal aan een landhervorming hebben meegewerkt, maar geen deel uitmaken van de boerenorganisatie. Niet alleen in bevrijd gebied, maar ook in streken of stadswijken onder Ethiopisch bestuur funktioneren nu zulke (klandestiene) volksassemblees.
16 December. vluchtelingenkamp Wagrad Na een paar uur slaap in het half in de bergwand verscholen kantoortje van Mohammed Nur Bahé gaan we ‘s ochtends op stap in de vallei. Er stroomt wat water, hier en daar zijn putten geslagen en kleine groentetuintjes aangelegd en ik zie wat kippen rondscharrelen. Na een kwartier lopen stuiten we op een aantal schoolklassen in de openlucht. Traditioneel geklede mannen en vrouwen krijgen taalles in Arabisch en Tigrinya, met behulp van schoolborden en door EPLF gedrukte boeken en schriften. Het zijn semi-nomaden, die traditioneel heen en weer trekken tussen Sahel, waar zij water zoeken voor de dieren, en
landbouwvelden in Barka. Vanwege de noodsituatie trekken ze ook steeds meer naar Soedan, om als seizoenarbeider wat te verdienen. Hun eigen taal is het Tigré, waarmee zij in Soedan onvoldoende uit de voeten kunnen. Voor de duur van de kursus worden zij hier door EPLF ondergebracht in schuilhutten en ontvangen voedsel van de beweging. Volgens Dragon is het de eerste keer dat hij hier volwassen nomaden in gemengde klassen ziet. Vorig jaar deden mannen en vrouwen dat nog apart. Verderop ligt het vluchtelingenkamp van Wagrad: een verzameling hutten van takken, matten en gras, verspreid langs de berghellingen aan
weerskanten van de vallei. Er wonen zo’n 300 vluchtelingen uit Afabet, dat twee jaar geleden weer in Ethiopische handen viel. Meest vrouwen met kinderen en wat ouderen. Ze dragen het bizarre mengsel van fascinerend kleurige traditionele kledij, over een samenraapsel van Europees tweedehands, dat door ERA als noodhulp is aangevoerd. Uiterst kleine hoeveelheden voedsel worden zelf geproduceerd, voor de rest is men afhankelijk van wat ERA en EPLF kunnen verschaffen. Water wordt met plastic jerrycans uit putten in de rivierbedding gehaald. Ook hier zijn een aantal schoolklassen in volle gang. Het grootste deel van de kampbevolking is voor de optrekkende Ethiopiërs uit Afabet
gevlucht, omdat ze te bekend waren als EPLFaktivisten. In nun optreden merk je snel de sporen van een langdurige betrokkenheid bij het EPLF-werk. Gevorderd in de schoolklassen, zelfbewust, open in gesprekken zowel over praktische zaken als over politiek. De vrouwen verbergen zich niet achter sluiers, nemen het woord als ze wat te zeggen hebben, ook als er mannen bij zijn. Oudere mannen verzorgen de kinderen als de moeders in een bijeenkomst van de vrouwenorganisatie zitten. Een levenslustige gemeenschap. We worden voorgesteld aan twee jonge vrouwen, Mariam en Sitel, die hier slechts tijdelijk zijn, op bezoek bij gevluchte familieleden. Ze maken deel uit van de gekozen volksassemblee van Afabet en omgeving, die ook nu, onder de Ethiopische bezetting, klandestien doorwerkt. Veertig gekozen leden - twaalf vrouwen, negen mannen, vijftien boeren en vier handelaars - vertegenwoordigen een bevolking van zo’n elfduizend mensen. Een oudere man, El Amin, komt bij ons zitten: Sitels broer. Hij is secretaris van een uit drie personen bestaand dagelijks bestuur van de assemblee. Dit bestuur komt elke twee weken bijeen, de assemblee maandelijks. El Amin ontvangt alle stukken, bereidt de agenda voor en notuleert. Tijdens de assemblee-vergadering neemt ieder lid bepaalde taken op zich voor de komende periode. Op de volgende vergadering brengt iedereen verslag uit. Er wordt geëvalueerd en er worden nieuwe taken voor de volgende periode opgesteld. Mariam vertelt dat haar taken vooral bestaan uit het verzamelen van informatie over behoefte aan voedsel, kleding, medische hulp, problemen met dieren. Gratis medische hulp is regelmatig beschikbaar in de vorm van een mobiele kliniek, Als opname in een vaste kliniek noodzakelijk wordt geacht, verstrekt
26
Miriam daarvoor bonnen en probeert ze transport te regelen. Als belangrijkste taken van de assemblee in dit gebied worden genoemd: •Het regelen van alle geschillen tussen mensen, behalve zware misdaden, zoals verlating. Overigens schijnt moord en diefstal erg weinig voor te komen. De benadering van geschillen is vooral gebaseerd op gesprek, het uitvoerig horen van alle partijen, om de problemen duidelijk te krijgen. Daaruit moeten oplossingen voortkomen, liefst in de vorm van een schikking die voor alle partijen bevredigend is, of minstens aanvaard en begrepen kan worden. Straffen liggen vrijwel altijd in de sfeer van verplichte arbeid op een projekt van algemeen nut, samen met vrijwilligers die dit werk normaal doen. Daarbij wordt kost en onderdak verschaft. Voor achterblijvende gezinsleden of bijvoorbeeld akkers wordt vrijwillige verzorging gezocht. Een gekodificeerd stelsel van strafrecht bestaat (nog) niet. • Het organiseren van kollektief werk, zowel in de produktieve sfeer als in de sociale zorg. Voor het laatste wordt pas een beroep gedaan op hulp van buiten (EPLF-Departement van Sociale Zaken, ERA) als er binnen de gemeenschap geen opiossingen kunnen worden gevonden. • Het inzamelen van vrijwillige bijdragen voor EPLF. Dat gebeurt bijvoorbeeld na een oogst. Er wordt gediskussiëerd over wat iedereen voor zichzelf en de eigen familie nodig heeft, hoeveel er afgestaan kan worden voor onderlinge hulp in het gebied en vervolgens
27
wat er over schiet voor hulp in andere gebieden en voor de EPLF. * Het organiseren van transportdieren, liefst vrijwillig, anders gehuurd, voor de EPLFen ERA-transporten tussen en de omgeving van Keren. Alle drie vertellen ze hun persoonlijke geschiedenis en hoe ze bij het werk van EPLF betrokken raakten. El Amin is een oudgediende. In dejaren zestigwas hij al bij het ELF, maar ging mee met de oprichting van het EPLF “omdat dat de juiste koers was. In het ELF had de basis niets in te brengen. Je moest maar doen wat je werd opgedragen”. Zijn jarenlange werk in de militie heeft hij nu moeten opgeven, omdat het secretariaat van de volksassemblee erg veel tijd kost. Mariam en Sitel sloten zich bij de vrouwenbeweging aan toen de EPLF Afabet bevrijdde. Voor hen speelde de mogelijkheid zich als vrouw uit een onderhorig bestaan te bevrijden kennelijk een grote rol. Sitel was getrouwd met een handelaar in Afabet, maar had problemen met hem, ondermeer omdat hij haar verwaarloosde. Ze kreeg geen geld om zichzelf en de kinderen te voeden. Toen ze via buurvrouwen in kontakt kwam met de vrouwenbeweging en daarvoor soms het huis vertiet werd het alleen maar erger. De volksassemblee heeft verschillende malen geprobeerd te bemiddelen en daarbij op verzoening aangedrongen. Toen de situatie onhoudbaar werd, werd de scheiding uitgesproken. El Amin heeft als veel oudere broer haar huwelijk nog mede gearrangeerd, volgens traditie. Voor hemzelf,
zegt hij, zijn de persoonlijke veranderingen haast even groot als voor haar. Ook hij herinnert zich nog hoe hij geneigd zou zijn om zijn zusters te slaan als hij ooit zou ontdekken dat zij zonder aanwezigheid van broer of echtgenoot bezoek zouden ontvangen.Ook voor hem is die verandering groot geweest, maar hij is ervan overtuigd dat zulke veranderingen goed zijn. Op mijn vraag naar het leven vroeger trekken Sitel en Mariam giechelend hun kleed als sluiter voor het gezicht, hurken nog iets dieper en strekken de rechterarm over de grond vooruit: het aanreiken van de maaltijd aan de man, zoals dat zelfs binnenshuis onder een gordijn door hoort te gebeuren. Ooit weer trouwen? “Ach, als dat kan met iemand die mij respekteert en aanvaardt zoals ik ben, misschien. Maar voorlopig heeft dat geen haast.” Alle drie gaan ze binnenkort weer, door de Ethiopische linies heen, terug naar het gebied rond Afabet. De tocht is niet zonder risiko’s, maar toch. “Als je gekozen bent voor die taak is het je plicht. We maken deze tocht vaker. We zijn natuurlijk erg bekend daar, we spreken soms bijeenkomsten toe van honderden mensen. Er is altijd de mogelijkheid van verraad, maar waarom? We doen ons werk.” ‘s Middags zijn we weer in het kantoortje van Mohammed Nur Bahe, in gesprek met een tiental leden van de plaatselijke volksmilitie. Verweerde boeren in traditionele kledij, soms verrijkt met een groen battle-jack, voorzien van lichte handwapens waaronder antieke geweren. Een fascinerend gesprek over hun dagelijks leven - te lang om hier weer te geven - eindigt met een door de oudste (“mijn familie vecht al drie generaties lang tegen buitenlandse overheersing”) aan mij gestelde vraag: “Op de radio horen wij vaak van andere bevrijdingsoorlogen in Afrika. Daar bemoeit de hele wereld zich mee. De vrijheidsstrijders in Mozambique en Zimbabwe kregen veel steun uit Europa. Hoe komt het dat niemand ooit aandacht aan ons besteedt? Waarom worden wij niet geholpen? Is het soms omdat onze zaak minder rechtvaardig is?” De vraag is niet eens zozeer als beschuldiging bedoeld. Hij wil echt een antwoord hebben op een vraag die hem bezig houdt.
Barka: na de burgeroorlog
19-20 December. Tocht van Sahel naar Barka Tegen middernacht, bij vrijwel volle maan, rijden we via een bergpas bij Adobaha de Sahelprovincie uit, in westelijke richting. Voor ons, nog steeds met schitterend woeste rotsformaties, maar lager en met brede zanderige vlaktes tussen de bergen, strekken de hete laaglanden van de provincie Barka zich uit in het paarsachtige maanlicht. EPLF beschouwt dit noordelijk deel van Barka als ‘nieuw bevrijd gebied’. Die situatie is niet het gevolg van strijd tegen Ethiopische troepen, meer van een nieuwe uitbarsing van burgeroorlog met het rivaliserende Eritrean Liberation Front (ELF), dat vele jaren Barka als basisgebied beheerste. De betrekkingen tussen de twee fronten zijn altijd problematisch geweest, vanaf de oprichting tien jaar geleden van het EPLF, als afsplitsing van het nu twintig jaar oude ELF. Oudere EPLF-kaders, die nog in het ELF hebben gezeten en de breuk hebben meegemaakt, geven als voornaamste oorzaak aan, dat het ELF te weinig aandacht had voor de sociaal-revolutionaire kanten van de strijd. Volgens hen was het verzet teveel een losse alliantie gebleven van traditionele regionale en religieuze leiders en een Eritrese opstrevende handelsklasse, waarvan de belangen slechts ten dele samenvielen met die van de rest van de bevolking. Tijdens de eerste helft van de jaren zeventig bevochten de twee fronten voornamelijk elkaar, een strijd die in een ongemakkelijke patstelling eindigde. Tegen die tijd bood de
ineenstorting van het Ethiopische keizerrijk nieuwe mogelijk-
heden en verdreven de fronten - de strijd met enige moeite koördinerend - de Ethiopiërs uit vrijwel alle steden van het !and. In die periode groeide EPLF snel uit tot de krachtigste organisatie, zowel militair als politiek, met een enorme toevloed van nieuwe leden uit de bevrijde steden. Eind 1977, toen de beslissende aanval op de omsingelde hoofdstad Asmara voor de deur leek te staan, sloten EPLF en ELF het zogenaamde ‘oktober-akkoord’, dat in een geleidelijke eenwording voorzag. Nu geven beide partijen toe, dat dit akkoord in praktijk nauwelijks gefunctioneerd heeft. Onderlinge gevechten laaiden van tijd tot tijd weer op, ook nadat het grote Ethiopische offensief van eind 1978 dankzij enorme Russische wapenhulp de organisaties tijdelijk weer sterk in het nauw had gedreven. Kort geleden, van augustus tot eind november ‘80, was het weer raak, heviger dan in jaren was voorgevallen. Een volledige burgeroorlog ontbrandde hier bij Adobaha, op de scheidslijn tussen EPLF in Sahel en ELF in Barkan na een serie hevige botsingen elders in het land. Beide partijen geven sterk verschillende lezingen over de aanleiding tot de strijd en over het verloop ervan. Buitenlandse waarnemers hechten veel waarde aan een serie geheime kontakten die ELF gedurende het jaar heeft ontwikkeld met vertegenwoordigers van de Sovjetunie en de Derg, waarbij de mogelijkheden van een kompromis werden afgetast. Maar omdat het ELF als de zwakkere van de twee fronten een minder interessante partner
voor een aparte overeenkomst is, zou van hen eerst een bewijs van kracht tegenover het EPLF zijn geëist. Het recente Ethiopische offensief bij Afabet zou daar dan de vruchten van hebben moeten plukken. Als die theorie juist is, heeft de poging verkeerd gewerkt, want alles wijst erop dat ELF juist een gevoelig verlies heeft geleden, terwijl ook het Afabetoffensief vastliep. Hoe dit ook zij, de felle veroordelingen van de Russische betrokkenheid in Eritrea door de ELFleiding, die ik enkele dagen geleden via de BBC-radio hoorde hebben nu duidelijk gemaakt, dat van enige overeenkomst voorlopig geen sprake meer is. ELF-vertegenwoordigers ontkenden vlak voor mijn vertrek uit Soedan dat ze in Barka terrein hebben moeten prijsgeven. Maar een Noorse humanitaire werker die dit gebied vlak voor mij bezocht, vertelde met EPLF tot in de marktplaats Kerkabet aan de Barka-rivier te zijn gereisd, terwijl de strijd ten westen van de rivier, vlakbij de Soedanese grens, voortduurde. Ik ben benieuwd. Tegen een uur of drie in de ochtend arriveren we bij een plek die als Hasta op de kaart staat. Een markt- en pleisterplaats voor nomaden aan een zijtak van de Sela, die verderop in de Barka-rivier uitkomt. Onder een pluk bomen is een EPLF-kampement. Eigenlijk hadden we willen doorrijden tot aan het nieuwe regionale EPLF-ziekenhuiskomplex in Zara, maar de vermoeidheid slaat toe. Inslapen in een rijdende landrover op dit soort terrein wordt onmiddellijk afgestraft door blauwe plekken. Knikkebollen is onvermijdelijk, maar duurt dus nooit lang. We besluiten hier te rusten.
28 20 December. Pleisterplaats Hasta De dag is stralend helder, we zullen hier moeten blijven tot de avond valt. De rivierbedding is breed en droog, maar er is nog water in de putten. Aan de overkant, in de verte, zie ik omvangrijke kuddes kamelen, koeien en geiten. Nomaden slaan daar hun kamp op, op weg naar water en markten in Soedan. Aan onze kant van de rivier heeft de EPLF-medische dienst een vaste kliniek ingericht en enkele tientallen nomaden komen deze kant op voor het spreekuur. De meesten hebben al patiëntenkaarten, ze komen kennelijk regelmatig voor herhaalde behandeling, Een verpleger vertelt hier grotendeels hetzelfde, aan ondervoeding gerelateerde ziektebeeld aan te treffen als in Sahel. Vooral een schrikbarende bloedarmoede bij vrouwen. Een extra kwaal hier zijn de in Sahel haast niet voorkomende geslachtsziektes, vermoedelijk veroorzaakt door kontakt met prostituees in de Soedanese marktplaatsen. Een probleem bij de medische hulp is dat een goede behandeling vaak langer duurt dan de nomaden op een plek willen of kunnen blijven. Men probeert ze van de noodzaak daarvan te overtuigen, maar de dieren stellen natuurlijk hun eigen eisen. Als de patiënten toch vertrekken, krijgen ze hun behandelingskaart mee, zodat ze zich elders weer kunnen aanmelden. Tijdens het wassen bij een put maak ik een praatje met een paar EPLF-strijders die er op staan mij te helpen met water gieten. Ze zijn te jong voor frontdienst, noemen zich ‘rearguard fighters’. Ze hebben lichte bewakings- en verbindingstaken en besteden het grootste deel van hun tijd aan school. Ze hebben er kennelijk plezier in hun Engels eens echt uit te proberen. Ze zitten hier sinds twee maanden, nadat het front verder naar het westen was opgeschoven. Volgens hen is er eigenlijk alleen bij Adobaha even hevig gevochten. Daarna stuitte EPLF alleen nog maar op sporadische tegenstand. Maar de opmars ging toch betrekkelijk langzaam, omdat EPLF zo weinig mogelijk bestaande wegen gebruikte, uit vrees dat daar mijnen zouden kunnen liggen. In minstens één geval was zo een EPLF-voertuig opgeblazen. EPLF-
29 tanks hebben eerst voor nieuwe, begaanbare sporen moeten zorgen. Op een wandeling naar de overkant zie ik, dat er tientallen families, een paar honderd mensen in totaal, kamperen over een uitgestrekt gebied. Tekenen van een permanent dorp zie ik niet, maar door de begroeiing op de vlakte is het moeilijk om een goed overzicht te krijgen. Veel kinderen dragen kennelijk van ERA afkomstige Europese kleren. Een man vertelt, dat er een verdeling van sorghumgraan is geweest, genoeg voor een paar weken voor enkele hoogst noodzakelijke gevallen. Velen van hen zullen toch naar Soedan moeten. Ik heb de indruk dat een hongerprobleem hier ten dele door kulturele faktoren wordt verergerd. Men houdt te grote kuddes voor de
tot aan Sjerit, waar de Zara in de grote Ansjeba uitkomt. Daar is stromend water, een dun zilverkleurig lint dat in sierlijke neanders door de brede, zanderige bedding slingert. Hier wordt zowaar landbouw bedreven. Ik zie vrij veel frisgroen, jonge sorghum-aanplant. Maar de methode is primitief en extensief: met stokken zijn gaten in de grond gemaakt en die zijn een voor een met zaad gevuld. Dragon vertelt dat EPLF redelijke verwachtingen heeft om hier meer produktieve landbouw te stimuleren, door ploeg-technieken in te voeren. Anders dan het rotsige Sahel is het betrekkelijk
op weg is naar een schuilplaats onder bomen, voor zolang de dag duurt. Russisch materiaal allemaal, onder meer enkele van zwaar geschut voorziene T55-types. Allemaal buitgemaakt op de Ethiopiërs, zegt de kommandant, met wie we een praatje maken. Opvallend is trouwens, dat ook tank-’bemanningen’ ten dele uit vrouwen blijken te bestaan. Mechaniciens, radiooperators en blote-voetendokters aan boord zijn meestal vrouwen. We worden voorgesteld aan Tekele Andom, lid van het centraal comité van EPLF, met speciale verantwoordelijkheid voor de gemechani-
22 December. Zara Hospital en Ado Okut
aanwezige begrazingsmogelijkheden. Maar slachten voor eigen gebruik gebeurt hooguit ter viering van een bruiloft of de geboorte van een zoon. Slechts het minimum wordt verkocht om graan te kopen, vrijwel het enige dat men eet. Het vee ziet er mager uit, maar nog niet zo erg als de beruchte Sahel-beelden van de vroege jaren zeventig. Dragon is het met mij eens. Zowel medische teams als leraren ‘politieke opvoeding’ maken veel werk van dit thema: voorlichting over een voedingsrationeel gebruik van het vee. In de avondschemering vertrekken we voor de rit naar Zara.
21 December. Zara - Barka frontlinie - Zara Het oponthoud in Zara duurt slechts een gezellige maaltijd en enkele uren slaap, onder een boom die schaduw geeft tegen het schitterende maanlicht. Tegen de muggen helpt dat helaas niet. Zelfs door mijn kleren steken ze heen, kleurige bloedvlekjes achterlatend. Om half zes in de ochtend vertrekken we voor de rit naar de frontlinie tussen EPLF- en ELF-gebied, in de buurt van de Barka-rivier. Later zullen we het ziekenhuiskomplex hier nog wel bezichtigen. Het is toch al aan de late kant om nog veel te kunnen profiteren van de bescherming van het nachtelijk duister en we willen verder. We rijden door de bedding van de Zararivier (droog, maar met putten) noordwaarts
oostwaarts afbuigt, blijft de situatie tussen de twee fronten mij nog enigszins onduidelijk. Tekele Andom zegt tevreden te zijn met de bereikte wapenstilstand, die eind november inging en sindsdien in dit gebied effektief is. Hij zegt dat een burgeroorlog, hoe verschillend de twee fronten ook zijn, de Eritrese zaak als geheel geen goed doet. Het is demoraliserend voor Eritreërs om op elkaar te moeten schieten en de bevolking heeft er grote moeite mee. Hij brengt ons tot in een bergpas in het Adrikalagebergte, vanwaar we de brede vlakte kunnen overzien, met het water van de Barka schitterend in de verte. In de namiddag en avond maken we de tocht terug naar Zara.
vlakke Barka zeer geschikt voor landbouw. Als de regens maar weer zouden komen en de Ethiopiërs het niet te gek maken met bombardementen. Ik heb al meer gemerkt dat EPLF in spannende afwachting verkeert, of het wellicht mogelijk zou zijn om in de naaste toekomst in Barka echt iets aan de desastreuze voedselsiuatie te doen. We volgen de loop van de rivier: noordwestelijk, dan westwaarts, dan weer zuidelijk langs de zij-arm Deva, om vervolgens de rivier te verlaten en pal westwaarts te trekken, een tankspoor volgend. Tegen een uur of tien ontmoeten we een kolonne tanks en amfibische pantservoertuigen: een EPLF- eenheid die ‘s nachts langs de Barka-rivier patrouilleert en nu
seerde brigades. Hij stapt in onze landrover en zal ons begeleiden naar zijn kampement, voor een maaltijd en een briefing. Dan verder tot aan de frontlinie. Hij vertelt dat half november een Soedanese bemiddelingskommissie het slagterrein tussen ELF en EPLF heeft bezocht en een wapenstilstand heeft bewerkstelligd langs de Barka-rivier. De fronten mogen hun uiterste linies hebben in de bergketens aan weerszijden van de rivier, met de brede vallei ertussen als niemandsland. Voor ELF levert dat in deze noordelijke helft van Barka een smalle strook bergland op, vlak over de Soedanese grens. Voor EPLF betekende dat een terugtrekking, want zij hadden de hele valleivlakte al in handen. Verder naar het zuiden, waar de rivier
Zara Hospital is nog maar jong, maar toch alweer een behoorlijk uitgebreid komplex. De veiligheid berust voorlopig meer op kamouflage dan op ondergrondse beschutting. Grashutten en tenten onder bomen, aan weerszijden van een droge bedding met waterputten. Een vrouwelijke arts, Berhane, heeft de leiding en leidt ons rond. Ze is nog niet zo lang in EPLF-gebied, heeft eerder in een ziekenhuis in Asmara gewerkt, terwijl ze klandestien EPLF-lid was. Ze wilde al veel eerder in bevrijd gebied komen werken, maar de beweging drong erop aan dat ze in Asmara zou blijven. Pas na een arrestatiedreiging is ze ondergedoken en hierheen gekomen. “Nu voel ik me pas vrij”, zegt ze. Ze is vreselijk tenger en ik vraag hoe ze het fysiek uithoudt. “Ach, het is wel een omschakeling.vooral het weinige eten, Maar de spanningen zijn minder dan in bezet gebied, in de illegaliteit. Je kunt hier gemakkelijker steunen op de kameraadschap van anderen. En het werk is zinvol, elke dag.” Ze is met de opbouw van de medische zorg in Barka begonnen onmiddellijk achter het opschuivende front in September, eerst met een mobiele kliniek. Nu is Zara ingericht als regionaal hospitaal voor Barka, met drie artsen, 24 blote voeten dokters, twee gevorderde verplegers en een kleine operatiezaal in een vrolijke kampeertent die hermetisch dichtgeritst kan worden. Er zijn aparte afdelingen voor
burger-patienten en fighters. Zara functioneert als centrum voor twee vaste klinieken elders in Barka en vier mobiele klinieken die in het gebied rondtrekken. Op den duur moet dit komplex uitgroeien tot een kapaciteit van 400 interne patiënten. Berhane vertelt aanvankelijk bang te zijn geweest voor een algemene scepsis bij de burgerbevolking tegenover de bevrijdingsfronten, als gevolg van de burgeroorlog. Maar voorzover die er was werd die snel overwonnen. Aanvankelijk aarzelde de bevolking wel om naar de kliniek te komen, maar later bleek uit angst, dat behandeling geld zou kosten. Men vertelt dat dat onder ELF de gewoonte was. Maar sinds dat punt opgehelderd is - alle medische hulp van EPLF is gratis - is er een grote toeloop. Ze toont ons een aantal burgerpatiënten met een afschuwelijk ogende, geheimzinnige huidziekte: enorme pusbuilen ontstaan onderhuids, waarna de huid in grote lappen van het lichaam valt. Ze weet niet precies wat het is, het lijkt het meest op napalmwonden of -wellicht, ze heeft daarmee nog geen ervaring - zijn ze veroorzaakt door chemische wapens. De bevolking hier heeft nooit eerder zulke ziektes gezien en heeft er geen verklaring voor. Van een bombardement weten de slachtoffers niets, maar het kan zijn dat ze die relatie eenvoudig niet leggen vanwege onbekendheid. Luchtbombardementen op Barka zijn nog nooit gemeld, de Ethiopiërs hebben zich altijd op Sahel (of op EPLF) gekonsentreerd. Het zou mogelijk kunnen zijn dat de slachtoffers niet direkt geraakt zijn, maar door begroeiïng hebben gelopen waar eerder chemicaliën op zijn gegooid, zodat ze het verband met de vliegtuigen niet leggen. Men heeft nu monsters gestuurd naar bevriende artsen in Europa. Een geïmproviseerde behandeling lijkt overigens wel resultaat te hebben. Speciale problemen hier: nog meer tbc dan in Sahel, vooral onder kinderen (30% van de gehele bevolking besmet, schat ze). Nog zwaardere bloedarmoede onder vrouwen, vanwege de onaangetastheid van het traditionele leven hier, met een sterke ondergeschiktheid van de vrouwen, hetgeen voor hen een gemiddelde levensverwachting opievert die niet ver boven de dertig jaar ligt. Er is een hoge kraamvrou-
30
wensterfte. De al genoemde geslachtsziektes, die door gebrekkige weerstand erger zijn dan elders. Veel malaria van een zwaardere en resistentere variëteit dan in Sahel. Een gesprekje met een patiënt: “Ik ben al lang ziek (longontsteking) maar ik kom nu pas om behandeling. Ik kan niets betalen en dat moest onder ELF wel. Ik zal er niet om liegen, ze gaven vroeger wel aspirine kado. Maar ze onderzochten je niet en dat sloeg dus nergens op. Maar sinds drie jaar geleden moest je voor alles betalen.” Er volgt een diskussie tussen haar en andere patiënten over de prijzen van verschillende behandelingen. Een deel van Zara Hospital is gehuisvest in tenten van het Internationale Rode Kruis, maar van een soort dat eigenlijk te klein is. ICRC heeft ook grotere modellen, maar die worden slechts spaarzaam afgegeven. De meeste patienten liggen nu in hutten van gras en takken, onder de bomen. Meer grote tenten zouden het leven wel erg vergemakkelijken. Vanuit Zara werkt ook een veeartsenijgroep. Die zit nu in Sjerit voor een onderzoek. Ik praat hier met een achterblijver. De groep ontmoet een enorme vraag naar veterinaire hulp: “De bevolking is wel voorzichtig. lemand brengt bijvoorbeeld eerst een kameel. Als die een week later niet dood is, komt de hele kudde pas.” Men heeft gekonstateerd dat runderpest een akuut probleem is. Er zou een massale vaccinatie-kampagne nodig zijn, maar
31
er is geen vaccin. Het enige wat ze nu kunnen doen is infectie zo vroeg mogelijk vaststellen en dan aandringen op slacht en verbranding. En voorlichting. Ook mensen zijn vatbaar als ze besmet vlees eten. De groep houdt voorlichtingsbijeenkomsten in de hele streek, waar veel publiek op af komt. Tevens worden onder de bevolking alweer assistenten opgeleid: ‘blote voeten veeartsen’. Een bezoek van de groep vindt altijd plaats nadat leden van de massa-organisaties voorbereidend informatiewerk hebben gedaan, zodat de specialisten met optimale efficiëntie kunnen worden gebruikt. In het ziekenhuis is een depot met kleding voor distributie, balen met de letters ERA. Een deel wordt net op een vrachtauto geladen om ergens onder de bevolking te worden verdeeld. Dragon: “We komen een beetje op die methode terug. Oude kleding inzamelen in Europa is gemakkelijk, maar schoonmaak, selectie en transport levert enorme kosten op. We kunnen dat geld beter gebruiken voor aanschaf van katoen in Soedan en meer naaimachines, zodat we hier zef kleren kunnen maken naar plaatselijke smaak en gewoonte. Daar gaan we in de toekomst meer aan doen.” De middag en avond brengen we door in het dorp Ado Okut, zeshonderd mensen in hutten van rieten matten, in de pastelgroene schaduw van de hier zo typische ‘ubbel’-bomen, op de witte zandoevers van de Zara-bedding. Het is een permanent dorp. De bevolking
leeft van sorghum-verbouw in de rivier-bedding in de natte tijd en houdt vee, geiten en kamelen, waarvan men alleen de melk zelf konsumeert. Kamelen worden verhuurd als lastdier, of - evenals de geiten en ander vee - verkocht om extra graan, koffie en suiker te kunnen kopen. De vrouwen vlechten rieten matten voor eigen gebruik (hutten-bouw) en verkoop en er worden houten schalen gemaakt. De verkoop gebeurt in Tokar of Kassala, in Soedan. Die tocht wordt door enkelen gemaakt, in een karavaan van zo’n twintig kamelen plus de dieren voor de verkoop. Ze keren terug met boodschappen voor het hele dorp. Ado Okut is een zeer traditioneel levend, islamitisch dorp, waar Tigre en Had-arab als eigen talen worden gesproken en het Arabisch van Soedan als handelstaal. In het dorp hebben zich een paar jonge mannen en vrouwen van het EPLF-departement voor massa-organisatie gevestigd. Ze slapen onder een boom aan de rand van het dorp en proberen door gesprekken met de bewoners een beeld te krijgen van nun levenswijze en problemen. Ze zijn al begonnen met lager onderwijs voor de kinderen, hebben van verschillende volwassenen gehoord dat die ook graag alfabetisatieles zouden krijgen en er zijn gesprekken over de vorming van een gekozen volksassemblee. Eén van deze EPLF-mensen is oorspronkelijk afkomstig uit dit dorp, waar een paar families al jarenlang met EPFL sympa-
thiseerden, maar dit geheim hielden vanwege ELF’s aanwezigheid. Als wij arriveren zitten de mannen net bijeen in de rivierbedding voor een les ‘politieke opvoeding’, Onderwerp van gesprek blijkt ‘de natuurlijke rijkdommen van het land’ te zijn: over de noodzaak om voorzichtig te zijn met bomen (brandhout) en andere vegetatie en over de voedingswaarde van vlees. Er is een geanimeerde diskussie, beslist geen éénrichtingsverkeer. We hebben vervolgens uren durende gesprekken met de mannen en de vrouwen - in dit traditioneel levende dorp moet dat nog gescheiden - over hun levensomstandigheden. Onvermijdelijk duikt daarbij een vergelijking tussen ELF en EPLF voortdurend op. Ze vertellen daarover in praktische, onideologische termen, met als konklusie dat ze
hun dorp moesten verwezenlijken. Dat comité was sinds zijn oprichting maar een enkele keer vernieuwd. Een groep jongeren die ooit heeft aangedrongen op vernieuwing, werd daarvoor met lijfstraffen teruggewezen. Door de zichtbare emoties tijdens deze gesprekken wordt het mij duidelijk dat dit niet praatjes voor de vaak zijn, maar dat het hier om authentieke verhalen gaat. Een van de vijf omstreden dorpsoudsten, met een wat ongemakkelijk lachje: “Eerlijk gezegd, in die tijd meden onze eigen dorpsgenoten ons als de pest, want wij moesten altijd wat van ze hebben, terwijl ze er niets voor terug kregen. Soms een berichtje dat hun kamelen - of zoons - waren gesneuveld op het veld van eer. Men wilde wel offers brengen, maar niet zo. En wijzelf, ja, wij moesten wel.
is de gezondheid van de mannen zichtbaar veel beter dan die van de vreselijk tengere vrouwen, gevolg van de traditie waarin de man voorop staat. Dat houdt in dat hij in het gezin het eerste eet en op bezoek bij vrienden ook altijd eten krijgt. Pas na de man en zijn gasten eten de vrouwen en kleine kinderen wat er over blijft. Daar wordt een lesje over gegeven. Ik zie kudden van een paar honderd geiten rondlopen: een jong herdertje slaat steeds met een lange stok tegen de boomkruinen, waarna de oude blaadjes naar beneden dwarrelen als voer voor de geiten. De mannen krijgen het advies om af en toe een geit te slachten voor de vrouwen en kinderen, zeker als die ziek zijn of de vrouw zwanger is of net een kind heeft gehad. De verpleegster neemt mij mee het dorp in
eigenlijk opgelucht zijn van ELF te zijn verlost en van EPLF hoge verwachtingen hebben. Is de periode van ervaring met EPLF niet te kort voor die konklusie? “De mensen hier reizen veel en van reizigers uit Sahel hoorden we vaak wat daar allemaal gebeurde. Zoiets willen we hier ook”. Daarbij gaat het om voor de hand liggende essentiële, maar tot nu toe ontbeerde zaken zoals gratis medische verzorging, onderwijs, adviezen voor landbouw en veeteelt. De mensen laten zich uitgesproken anti-Ethiopisch uit. Sinds twintig jaar - het grootste deel van een mensenleven hier - heeft men slechts tweemaal Ethiopiërs ontmoet: soldaten die in twee grote offensieven hun gebied binnendrongen, mensen neerschoten (ook in dit dorp), vee doodden en gewassen verbrandden. Vijandige indringers van buiten. Maar ELF werd toch ook als een onderdrukkende bezettingsmacht beschouwd, die verplichte belasting hief - in een dorp waar nauwelijks geld circuleert - en jonge mannen en lastdieren opeiste in bepaalde quota, zonder daarbij ooit naar de bevolking te luisteren. De vaak opgelegde lijfstraften werden als het meest vernederend ervaren. Men vertelt hoe een paar mannen aan een paal in de zon werden gebonden, zonder voedsel of water, totdat de rest van het dorp voldoende geld en vrijwilligers had bijeengebracht. Een flinke reeks gedetailleerde voorbeelden. De politieke ‘inspraak’ van het dorp was beperkt tot een door ELF aangesteld comité van vijf dorpsoudsten, die de opdrachten van ELF in
Het was dwang.”
als zij op kraamvisite gaat in een aantal hutten. Als de behandeling voorbij is en wij onze rijst koken, blijkt, dat de dorpsoudste al bij aankomst een geit voor ons had willen slachten en klaarmaken, maar dat de blote voeten dokters daar niet van willen weten. Hoewel zo’n geste overeenkomt met de traditie van gastvrijheid, zou daardoor het principe van gratis medische behandeling in feite worden uitgehold. Zo’n betaling in natura gaat de draagkracht van het dorp te boven en op den duur zouden de dokters onherroepelijk als een last ervaren worden. Bovendien mogen de dokters niet alle dagen geit eten, terwijl de rest van EPLF het met een handje sorghum moet doen. “Het lijkt teveel op de ELF-praktijk”, zegt een van de dokters tegen mij. Ondertussen staat het arme dier in kwestie, met de poten twee aan twee gebonden, onder onze boom, terwijl de onderhandelingen over zijn lot nog voortduren: langdurig, vriendelijk, maar vasthoudend. Of het dan niet bijwijze van uitzondering toch voor de Europese gasten kan? Of meenemen naar Zara, om te delen met de andere kameraden? Nee, echt niet. Het doet toch zichtbaar pijn. Als kompromis accepteren we heerlijke zwarte koffie waar een verfrissend kruid is in meegekookt. Voor de EPLF-ers een al lang niet meer gekende luxe. Toch een voor iedereen aanvaardbare opiossing.
23 december. Voettocht naar Koko lets voor zevenen in de ochtend vertrekken wij vanuit Zara Hospital voor een voettocht naar het dorp Koko, in de bergen opzij van de rivier, met een mobiele kliniek van zeven blote voeten dokters, aangevoerd door een verpleegster, khalasjnikov op de schouder. De ploeg heeft het dorp al een paar maal eerder bezocht en weet vrij aardig wat er te doen zal zijn. Behalve medicamenten en onderzoeksapparatuur wordt proviand - rijst en thee - meegenomen voor een middagmaal. We steken de rivier over en volgen dan een nauwelijks zichtbaar, slingerend voetpad. Door de vlakte eerst, dan allengs klimmend. Net in het zicht van de eerste hut van Koko houdt de kolonne stil. De beleefdheid vereist dat de hele ploeg niet zomaar komt binnenvallen. Een man gaat vooruit, roept van enige afstand een begroeting, waarop een dorpsoudste hem tegemoet komt. Die wijst een groepje bomen aan waar wij ons kunnen installeren. Hij zorgt ondertussen dat daar wat matten heen worden gebracht en gaat de mensen in het dorp waarschuwen dat de dokters er zijn. Enkele tientallen mensen - vooral vrouwen en kinderen - worden onderzocht, de meesten krijgen medikamenten. Er wordt een nieuw geval van tbc ontdekt. Net als in Ado Okut
32
33
Terug in Sahel
24 December. Zara Hospital - She’eb In afwachting van de terugtocht naar Sahe! wordt de dag grotendeels rustend doorgebracht onder de bomen van Zara Hospital. Tijd om nog wat te fotograferen, informele gesprekjes te voeren en rond te slenteren. lemand heeft ontdekt dat wij, de bezoekers, dezer dagen kerstmis horen te vieren. Op de vraag hoe wij dat thuis plegen te doen was een enigszins spottend antwoord gevallen: ,,Te veel eten.” Dus heeft de keuken voor de gelegenheid verrukkelijke koekjes gebakken voor bij de thee. Bij zonsondergang vertrekken we voor de lange terugtocht naar She’eb in Sahel. Tussen Zara en Hasta treffen we een doodzieke nomandenvrouw aan, die door blote voeten dokters op een draagbaar naar de weg is gebracht. We nemen haar - kreunend en half flauwvallend - mee tot aan de kliniek in Hasta. Vervolgens slaagt de chauffeur erin een kniehoog stekelvarken aan te rijden en hij glimt van genoegen: toch nog een echt kerstmaal voor de gasten, straks in She’eb. Hij en Goytoem hebben zich steeds erg bezorgd getoond of de reis voor ons niet te vermoeiend is en of we het op de kleine maaltijden wel uithouden. Ik heb nergens last van, wel konstante trek. Een egelbout zal er evenwel best ingaan. Wij doen
maar net ingebruikgenomen. Er is zelfs aandacht geweest voor wat versiering.Tot diep in de nacht bezoeken we installaties zoals: een drukkerij met kleine offset-persen, stencilkamers, een radiostudio waar program-
pogingen om het aanbod af te houden, maar met minder succes - of vasthoudendheid - dan gisteren de blote voeten dokters in Koko. Om vier uur in de ochtend arriveren we in She’eb, toch weer doodmoe, de bunker in en slapen. De egel is voor morgen. 25 december. schuilen in she’eb, bezoek aan ,,info-city” Goytoem had gisteren nogal geheimzinnig gedaan over het tijdstip van ons vertrek uit Zara, dat uur na uur werd uitgesteld. Een dag in totaal. Hij was ook wat vaker met veldtelefoons in de weer dan normaal. Hier vertelt hij pas waarom. Er zijn weer nieuwe bombardementen uitgebarsten op het noord-oostelijk front, bij de gastenopvang in Araak en op het hoofdkamp voor krijgsgevangenen. Ook hier boven She’eb zijn vliegtuigen overgekomen, maar die hebben niets laten vallen. Er is grote waakzaamheid. In de vallei heerst overdag doodse stilte. Wie niet persé buiten hoeft te zijn blijft onder de bomen of onder de grond. Ook wij blijven vandaag schuilen. ‘s Nachts vertrekken we voor een korte rit naar het vlakbij gelegen Information Department, Alweer een ware ondergrondste stad, met tientallen goedgebouwde bunkerruimtes in de bergwanden. Het komplex is nieuw, nog
ma’s op casette worden opgenomen om dan elders te worden uitgezonden vanuit een mobiele zender, redactielokalen voor een hele serie publikaties van allerlei EPLF-departementen en massa-organisaties (kranten, tijdschriften, schoolboeken, nieuws-bulletins, etc.), documentatiecentra op allerlei gebied, een filmstudio met onlangs geïnstalleerde eigen ontwikkeltanks en montageruimte, een fotoafdeling (ontwikkelen, afdrukken, archief), radio-luisterdiensten die nieuwsberjchten uit de hele wereld opnemen en verwerken in eigen bulletins, reparatiewerkplaatsen voor ieder type apparatuur dat hier gebruikt wordt, typekamers, een enveloppenplakkerij, waar iedereen bij toerbeurt plakcorvée heeft, etc. Jachtige drukte alom. Op de een of andere onnavolgbare manier is zeifs in deze onderaardse omgeving iets van de sfeer voelbaar die in elk krantebedrijf op deze aardbol aanwezig schijnt te zijn. Het spaarzame licht van de door een te zwakke generator gevoede elektrieke peertjes accentueert de ietwat grauwe bleekheid die eigen is aan nachtredakties.
26 December. info-city, kaderschool en de autowerkplaats Deze omgeving blijkt hoe langer hoe meer te bevatten. Randstad Sahel, schiet me door het hoofd, als we ons vroeg in de ochtend op weg
begeven naar de vlakbij Info-City gelegen kaderschool. Het blijkt - qua huisvesting - een uit platte rotsblokken opgestapeld amphitheater te zijn met enkele honderden zitplaatsen rond een stenen katheder. In de openlucht, afgedekt met zeildoek en geboomte. In de omgeving bunkers met kantoortjes, bibliotheken en slaapruimte. Aktieve leden van de verschillende massaorganisaties uit het hele land kunnen door hun afdelingen worden aangewezen om hier speciale kaderkursussen te komen volgen. Een groot deel van de dag brengen we door in een kantoortje met bibliotheek, in gesprek met Ogwai, die namens het departement voor massa-organisatie verantwoordelijk is voor de kaderschool. Maar de gesprekken gaan grotendeels over de buitengewoon ingewikkelde sociografische geschiedenis van Eritrea: zeker negen duidelijk te onderscheiden volkeren, met eigen taal, kultuur, middelen van bestaan, die allemaal op de een of andere manier hun plaats moeten hebben binnen dat nationale geheel, dat Eritrea heet, Een permanente speurtocht naar een ontwikkelingsmodel dat voldoende respekt opbrengt voor het eigene en traditionele, maar toch het gemeenschappelijk en vernieuwingsgerichte benadrukt. Alleen al dit feit van de grote ethnische, kulturele en lingu-
istische verscheidenheid in Eritrea maakt de in Afrika wel gehoorde mening, dat de opstand hier zou voortkomen uit een chauvinistischtribale gezindheid van de Eritreeërs tegen de ‘andere Ethiopiërs’, onzinnig. De respektvolle behoedzaamheid waarmee hier in praktijk met dit gegeven wordt omgegaan - juist opvallend ontdaan van de pompeuze, chauvinistische opgekloptheid waarmee nationale emancipatiebewegingen zich nog wel eens willen ontsieren - is meer dan overtuigend. Er zouden hier meer nensen op bezoek moeten komen. Ook praten we over EPLF’s pogingen om al in bevrijd gebied landhervormingen door te voeren. Daarbij moet rekening worden gehouden met de verschillende types van grondbezit die zich onder feodale en koloniale omstandigheden hebben ontwikkeld. Opvallend aspekt: bij deze landhervormingen lebben voor het eerst in de Eritrese geschiedenis vrouwen op voet van gelijkheid met mannen aanspraak kunnen maken op een eigen stuk grond. Ook alweer ergens in de buurt - een uur lopen in het donker - ligt een omvangrijk garage-komplex, half ondergronds, half onder bomen verscholen. Er wordt door een paar honderd mensen gewerkt volgens een uitgewerkt systeem met gespecialiseerde afdelingen,
zoals elektra, karosseriewerk, motorreparatie, banden, vering, etc. Er staan een paar imposante draaibanken voor metaalbewerking. Net als in de strijdkrachten aan het front valt het grote aantal meisjes hier op. Als geschoolde metaalbewerkers achter draaibanken, met mokers bezig karosserie uit te deuken, lassen, noem maar op, alsof het allemaal zo hoort. In een Nederlandse garage zal je zo’n beeld nog niet aantreffen. ledere afdeling houdt weer een administratie bij van taken en verrichtingen, van voorraden en aanvullingsverzoeken. Vernietigd vijandelijk materiëel is een belangrijke bron van reserve-onderdelen, maar er moet ook gekocht en geïmproviseerd worden. Dat is wel een botleneck, want het rijden op de ruwe bergwegen levert een enorme slijtage op. Veel onderdelen worden aangepast, vanuit de ene auto in de andere. Normaal wordt hier de klok rond gewerkt, maar vanwege de bombardementen van de laatste dagen nu alleen ‘s nachts. Ook hier besteedt iedere werker een flink deel van de tijd aan verdere (vak-) opieiding. Na middernacht volgt nog een rit van ongeveer een uur, voor de overnachting vlakbij een door EPLF gebouwde graanmolen. Op de kaart raak ik zo langzamerhand enigszins het
34
35
spoor bijster in deze dichtbebouwde doolhof van valleien. We zitten in noordelijk Sahel, niet ver van het noordoostelijke front.
Op twee uur lopen van onze slaapplaats bevindt zich het hoofdkamp voor de vierduizend Ethiopische krijgsgevangenen die op het ogenblik in handen zijn van EPLF. Maar eerst bezoeken we het kampement waar ze tot tien dagen geleden verbleven: verborgen slaapplaatsen, wat tuintjes, sportvelden, gemeenschapsruimtes, keukens. Het ligt er allemaal verlaten bij. Geen mens te zien. Goytoem
verbetering in de gezondheidssituatie opleveren, maar is ook een praktische voorwaarde om de vrouwen te laten deelnemen aan bijvoorbeeld onderwijsprogramma’s. Terug naar onze pleisterplaats. Lange maaltijd met veel aanloop van bekenden van onze begeleiders. Het wordt van de weeromstuit een gezellige boel, waaraan ik mij probeer te onttrekken door wat te slapen. Vannacht moeten we weer verder. Maar de nieuwsgierigheid wint het toch weer. De vrolijkheid wordt grotendeels veroorzaakt door het feit dat hier enkele dagen geleden een tiental paren EPLF-strijders is getrouwd. Ze hebben nog twee weken huwelijksverlof. Het huwelijk is voltrokken volgens de nieuwe EPLF-wetgeving, die een vrijwillig huwelijk tussen twee
vertelt dat ook de krijgsgevangenen vanwege de toegenomen bombardementen tien dagen geleden uit voorzorg naar een nieuwe lokatie zijn overgebracht. De maatregel bleek niet overbodig. Midden in het oude kamp zien we drie grote, verse bomkraters. Gisteren en enkele dagen geleden veroorzaakt. De gevangenen waren toen al weg. Probeert Ethiopië zelfs zijn eigen mensen te likwideren? Op de nieuwe lokatie brengen de gevangenen voorlopig de dag schuilend door, verspreid over een groot gebied, onder bomen in een vallei. Er is een speciale kliniek voor hen, onder leiding van een ervaren verpleegster die dagelijks spreekuur houdt en een ondergronds ziekenzaaltje beheert. Een keuken verschaft hetzelfde menu als voor de EPLF-strijders; sorghum en wat linzen. Te weinig, vindt de verpleegster ook hier, om te kunnen voorkomen dat de algemene gezondheidstoestand zorgelijk is. Maar het is niet meer of minder dan anderen vandaag de dag in Eritrea eten. Alleen voor zieken is er af en toe wat vlees of groente uit de eigen tuintjes. Ook voor de krijgsgevangenen is er een onderwijsprogramma. Kulturele aktiviteiten en sport worden aangemoedigd. De muziekgroep geeft voor ons een spontane uitvoering op zelfgemaakte instrumenten. De meeste gevangenen dragen de blauwe uniformen van het Rode Kruis. Absoluut geen sfeer van overdadige of intimiderende bewaking. Een aantal interviews levert op, dat de gevangenen nauwelijks wisten wat voor tegen-
partners op basis van gelijke rechten mogelijk maakt. In een eenvoudige ceremonie leggen de partners tegenover elkaar een gelofte af van wederzijdse verantwoordelijkheid, voor elkaar en voor eventuele kinderen. Deze wetgeving is ingesteld na de grote ‘strategische terugtocht’ van ‘78, toen het duidelijk werd dat de Eritrese oorlog toch nog een langdurige zaak zou worden. Voor die tijd heerste binnen EPLF een streng verbod op sexuele relaties, tussen strijders onderling, en nog meer tussen mannelijke fighters en meisjes uit de burgerbevolking. Dit laatste is nog steeds volstrekt uit den boze. Binnen EPLF heerst de overtuiging dat op den duur de nog alom tegenwoordige traditionele huwelijksvormen, waarbij twee (vaak verwante) families een huwelijk arangeren voor hun kinderen als deze nog kleuters zijn, zullen moeten verdwijnen. Maar er wordt zeer voorzichtig mee omgesprongen.vanuit het besef hierbij niet alleen maar met een ontoelaatbare vrijheidsonderdrukking te maken te hebben, maar tegelijkertijd met diepgewortelde kulturele waarden en met ekonomische banden tussen families, die allemaal niet zomaar omvergeworpen kunnen worden door een wet op papier te zetten. Ook nu nog zal men EPLF -leden die uit zo’n achtergrond afkomstig zijn geen toestemming geven tot een ‘strijdershuwelijk’ als de verhouding met de twee families niet zorgvuldig is bekeken en niet alles is gedaan om ook van hen een akkoord te krijgen. In geval van blijvende konflikten bestaan - heb ik de indruk
27 December. Krijgsgevangenkamp, Erastore, graanmolen •POW-camp.
stander hen te wachten stond toen ze naar het front werden gestuurd. Noch in kracht, noch in politieke doelstellingen (‘bandieten’). Sommigen - Oromo’s uit kleine dorpen - zeggen onder dwang gerekruteerd te zijn voor Ethiopiës militie, bij razzia’s op marktpleinen. Anderen - vooral uit Addis Abeba - hebben zich vrijwillig gemeld, om aan een wapen te komen in het onveilige Addis of om verplichte rekrutering of willekeurige arrestatie te ontlopen. Allemaal lijken ze verbaasd na hun gevangenname niet te zijn doodgeschoten.
EPLF zegt de gevangenen graag kwijt te willen. Ze vormen een te groot aantal meeeters en een stevig veiligheidsrisiko. Maar Ethiopië weigert elk kontakt, ook indirekt, met de tegenstander, uit angst dat daaruit een zekere mate van erkenning zou voortvloeien. Gewoon terugsturen is niet gemakkelijk.
De gevangenen lopen de kans gestraft te worden of opnieuw te worden gerekruteerd, als ze het front al veilig door komen. Velen willen dan ook niet. Tegenwoordig worden leden van de verschillende nationaliteiten in Ethiopië die zelf ook in opstand zijn gekomen - Tigrayers, Oromo’s, Somali’s - wel naar hun verschillende eigen bevrijdingsfronten doorgestuurd als zij dat willen. Maar de afstanden zijn groot, de personen moeten voldoende betrouwbaar zijn en het gebeurt nog maar mondjesmaat. Toch heeft EPLF in de afgelopen tien jaar in totaal het dubbele aantal gevangenen gehad. De rest is naar huis of bij de eigen verzetsorganisaties terechtgekomen. Volgens EPLF zou het Internationale Rode Kruis meer hulp voor de gevangenen moeten sturen, maar deze organisatie doet nog te weinig, vanwege dezelfde diplomatieke problemen. Eritrea geniet bitter weinig diplomatieke erkenning in de wereld. Slechts mondjesmaat komen er wat voedselpaketten en kleding binnen. Een zware extra last voor EPLF en ERA.
• ERA-pakhuis. Tegen half vier ‘s middags komen we - nog steeds te voet - bij een optrekje van hout en golfplaat, met takken overdekt voor koelte en kamouflage. Vijf bij tien meter, vier meter hoog. Het is een van de vijf ERA-pakhuizen in bevrijd gebied. Deze is voor noordoost Sahel. Er staan dozen met vismeel van Norwegian Church Aid, melkpoeder van het Rode Kruis en van het Belgische steuncomité en balen met kleding. Een paar jongens van het EPLF-departement van sociale zaken (waarmee ERA in het veld nauw samenwerkt) zijn bezig kleren te sorteren. In de regel gaan transporten met hulpgoederen regelrecht vanuit de centrale ERA-opslag in het Solomuna vluchtelingenkamp in Sudan naar hun bestemming. Maar een aantal van deze pakhuisjes is in het veld geplaatst om ter plekke reserve te hebben voor plotselinge noodsituaties.
• Graanmolen. We lopen weer verder en komen bij de graanmolen. Een omgebouwde motor uit een Fiat-vrachtauto drijft een mechanisme aan
waar-boven vultrechters uit oude granaathulzen hangen. Bij zonderondergang gaat de machinerie in werking. Koortsachtige en stoffige aktiviteit, hels kabaal. Per nacht kan hier 20 tot 24 ton sorghum gemalen worden. De chef vertelt dat EPLF in totaal acht van zulke machines heeft neergezet, verspreid over Eritrea, inklusief het Solomuna vluchtelingenkamp in Sudan: vijf in Sahel, een in Filfil ten noorden van Asmara, een in Ala ten zuiden van Asmara en een in het noorden van Danakil, de kuststreek ten zuiden van Massawa. In Eritrea zelf wordt op het ogenblik nauwelijks graan geproduceerd, dus alles wat hier nu gemalen wordt is geïmporteerd. Als er wel plaatselijke produktie is, mogen de eigenaars gratis laten malen. Zo’n maatregel is van groot belang voor de vrouwen, die traditioneel vele uren per dag (uit een soms 20-urige werkdag, zo bleek onder meer uit de gesprekken met de vrouwen in Ado Okut) besteden aan het malen met de hand: pletten van het graan tussen een ronde stenen roller en een platte steen. Die werkverlichting kan op zich al onmiddellijke
36 - geen vaste regels. Opiossingen hangen sterk van het geval af. Pas na middernacht vervolgen we onze tocht, nu weer per landrover, naar het trainingskamp voor nieuwe strijders.
37
Haptemichael, een lange, vriendelijke man van achter in de dertig heeft de leiding van het kamp waar nieuwe fulltimers van EPLF hun militaire basistraining krijgen. We zijn in de kleine uurtjes van de nacht aangekomen en hebben onder de sterren geslapen. Met de eerste zonnestralen wekt hij ons, we kunnen beter naar binnen gaan in zijn bunker, de dag
een tenminste minimale kennis heeft van wapens en militaire situaties. Die basis-training duurt zo’n drie tot zes maanden, afhankelijk van de vorderingen van de nieuwkomer. Een minimumvereiste voor iedereen is echter, dat in die tijd lezen en schrijven moet worden geleerd en een goed inzicht moet ontstaan over de politieke doelstellingen van de strijd. Daarnaast is er veel aandacht. voor fysieke fitheid en aanpassing aan nieuwe levensomstandigheden, die vooral voor de stedelingen een flinke verandering betekenen. Maar ook het doorbreken van traditionele man-vrouw rolpatronen is ingrijpend. Mannen leren koken en naaien, vrouwen leren niet alleen een geweer vasthouden maar ook hun mond open doen waar
is te helder voor dit soort romantiek. We zitten nog altijd vlak achter het noordoostelijk front en terwijl hij over zijn werk vertelt horen we een gestaag diep gerommel. Niemand komt er echt voor uit zijn stoel en ik denk eerst dat het oefengeluiden zijn, maar hij helpt ons uit de droom. Het is in de verte inkomend artillerievuur. Met Training Departement en de Strijdkrachten (EPLA) zijn twee aparte strukturen, die beiden ressorteren onder het militaire comite van het centraal comité van de EPLF. Met Training Department verzorgt zowel dit basisopleidingskamp als een Military Academy, waar ervaren guerrilla’s voortgezette opieidingen krijgen. Het werk is verdeeld over twee afdelingen, de ‘political branch’ die politieke vorming en alfabetisatie doet, en de ‘military branch’ die de militaire opieidingen verzorgt. Daarnaast bestaat nog een kleinere ‘publication branch’, die militaire handboeken uit de hele wereld verzamelt en vertaalt. Ook geeft het een tweemaandelijks tijdschrift uit over militaire zaken, met uittreksels van “klassieken” van Clausewitz tot Giap, informatie over nieuwe wapens, militaire geschiedenis en bijdragen van strijders over eigen ervaringen en theoretische inzichten. Een militaire basistraining is verplicht voor iedere aspirant-fulltimer van EPLF, ook voor degenen die daarna niet-gevechtstaken op zich nemen. De omstandigheden van de oorlog vereisen nu eenmaal dat iedereen in Eritrea
mannen aanwezig zijn. Mannen leren dat weer te accepteren. Het vak politieke opvoeding houdt hier in: alles over Eritrea (geschiedenis, kultuur, kolonialisme, geschiedenis van de bevrijdingsstrijd), diskussies (waar vechten we voor, wat voor maatschappij willen we opbouwen) en behandeling van algemene begrippen zoals demokratie, kolonialisme, bevrijding. Ondertussen moet er ook geproduceerd worden: eigen groentetuin, putten graven, bunkers bouwen. Een vrije dag per week wordt gevuld met kulturele programma’s: het leren van de muziek en dans uit de verschillende Eritrese kulturen, en toneelstukken met een politieke of sociale inhoud. Minimum-leeftijd voor de basistraining is achttien jaar, maar er is een speciale opleiding voor de vele jongeren vanaf zestien die zich melden. Om daarna in echte gevechtstaken te worden ingezet geldt twintig jaar als minimumleeftijd. De jongeren kunnen als zogenaamde ‘Vanguards’ lichte bewakings- of verbindingstaken krijgen achter de frontlinies met veel tijd voor schoolopleidingen. Maar de meesten krijgen burgertaken met schooltijd.
28 december. Trainingkamp
Per kursus levert dit kamp tussen de 700 en 3.500 rekruten af. Die cijfers worden opgegeven als historische uitersten. Per jaar kan het variëren van twee- tot zevenduizend getrainde jonge strijders. Na de grote Ethiopische offensieven van ‘78 was er een enorme hausse in vrouwelijke aanmeldingen tweeduizend aan het eind van dat jaar. Volgens Haptemichael komen de meeste aanmeldingen uit niet-stedelijk gebied. Maar ook voldoende uit de steden en uit de vluchtelingenmilieus in de hele wereld. We praten met een aantal huidige leerlingen. Ararat is een jonge vrouw die in Asmara illegaal werk deed, terwijl ze een baan als secretaresse had bij een buitenlands
bedrijf. Ze werd gearresteerd bij een razzia die niets met haar aktiviteiten te maken had. Na langdurige, vreselijke martelingen - uit haar verhalen blijkt dat deze volgens een fysiek en psychologisch systeem worden uitgevoerd, dus niet kunnen worden afgedaan als individuele excessen - werd ze vrijgelaten. Er was geen beschuldiging en ze is niet doorgeslagen. Daarna is ze naar bevrijd gebied gevlucht. Dat betekent te voet Asmara verlaten, met officiële toestemming voor enkele dagen bezoek aan familie in een dorp buiten Asmara. Daarna niet terugkomen. Het wordt veel gedaan, zo. De helft van haar zusters zaten al bij EPLF, een aantal zijn nog bij moeder in Asamara. Brengt ze hen niet
in gevaar door die vlucht? Van degenen die niet terugkeren worden opsporingsfoto’s opgehangen in de stad. “Nee. Er zijn zoveel mensen die dit doen, dan moeten ze de hele stad oppakken. Er wordt wel veel gearresteerd, maar het kan alleen nog maar willekeurig, zonder systeem, om de schrik erin te houden. De stilte van de schemering is inmiddels ingevallen. Even rust om Ararats aangrijpende gevangenis-ervaring - “Ik zou het vroeger nooit hebben durven beweren, maar ik weet nu dat ze me hadden kunnen doodmartelen zonder dat ik een kik had gegeven.”- te laten bezinken. Dan zien we in de verte stofwolken in de rivierbedding: honderden jongens en meisjes komen na hun dagelijkse trainingsprogram in de bergen terug naar het kamp, voor wat laatste excercitie-oefeningen. Daarna: water halen, voedsel maken, wassen, en een partijtje voetbal in het zand waaraan ook de bezoekers moeten geloven. Als de nacht gevallen is klimmen we weer in de landrover, voor een lange rit terug naar Soedan, naar de veiligheid van het door EPLF ingerichte vluchtelingenkamp Solomuna, waar zo’n twaalfduizend ontheemden grotendeels nog in de openlucht bivakeren. Veiligheid? Bij aankomst horen we dat Ethiopische Migs de laatste dagen ook bombardementen over de grens in Soedan hebben uitgevoerd. Bommen en boordgeschut zijn op enkele kilometers van Solomuna ingeslagen en hebben een aantal slachtoffers geëist onder Soedanese burgers. Waren die voor de vrouwen en kinderen van Solomuna bestemd?
38
39
Naar een politieke oplossing?
Een perskonferentie in een EPLF-kantoor in een zandige buitenwijk van de Soedanese hoofdstad Khartoum, vlak voor mijn vertrek naar Eritrea. Een kleine man van een jaar of vijftig leest een verklaring voor: Mohammed Ramadan Noer, secretaris-generaal van het EPLF. De daarop volgende vragen worden merendeels beantwoord door de naast hem zittende Issayas Afeworki: lang, tenger, hooguit begin dertig, formuleert nadenkend, intellektueel en met gevoel voor humor. Hij is vice-secretaris-generaal en wordt wel beschouwd als de voornaamste ideoloog van de beweging. EPLF heeft zojuist een voorstel bekend gemaakt voor een politieke oplossing van het konflikt. Een volksstemming onder Internationale supervisie, met de keus uit drie alternatieven: volledige onafhankelijkheid, herstel van de federatie met Ethiopië of regionale autonomie binnen het Ethiopische staatsverband. Dat referendum zou moeten worden gevolgd door vrije verkiezingen voor een volksvertegenwoordiging, waarvan de status afhankelijk zal zijn van de uitslag van het referendum. De kontrole zou kunnen plaatsvinden door de Verenigde Naties, de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid de Arabische Liga of de Beweging van NietGebonden Landen. Een uur geleden is de Soedanese president Numeiry in Karthoum teruggekeerd na zijn bezoek aan Addis Abeba en iedereen verkeert nog in grote spanning wat dat bezoek kan hebben opgeleverd. Een akkoord met Ethiopië over het afsluiten van de grens? Of - minder waarschijniijk - heeft Numeiry in ruil voor goede nabuurschap konsessies weten los te krijgen voor
Korte geschiedenis van Eritrea
voor een interview. Ik ben over land gegaan en over land teruggekomen. Het Ethiopische bombardement op Soedanees grondgebied heeft de betrekkingen tussen de buurlanden weer danig bekoeld. Een hoge Ethi-
de Eritrese zaak? De hoogst principiële EPLF, die een niet-gebonden buitenlandse politick nastreeft van het ouderwets progressieve soort, moet wel een meester in de diplomatieke manouvreerkunst zijn om zich in deze - zeg maar - Kruithoorn van Afrika met de eigen principes te handhaven. Een EPLF-woordvoerder tegen mij: ,,Als de grens echt blijvend dicht gaat, pakken we ons hele boeltje hier op en doen we alles vanuit Eritrea zelf.”
Maar hoe moet dat dan met de bevoorrading? Trouwens, hoe moet ik er dan komen? Hij kijkt me even aan en zegt: ,,Jij? Je komt maar over zee, bijvoorbeeld.” Een paar weken later zit ik weer in hetzelfde kantoor, tegenover Issayas Afeworki,
opische delegatie blijkt juist op dat moment in de buurt te zijn geweest,” om gemeenschappelijke grensproblemen te bespreken”. Woedend hebben de Soedanezen hen naar huis gestuurd. Afeworki heeft wel vertrouwen in de toekomst. Dit soort spitsroeden lopen is al jaren zijn dagelijks werk. Op het referendum-voorstel is uit Ethiopië nooit enige reactie gekomen. Hij wil niet uitdrukkelijk zeggen dat ook niet te hebben verwacht. Het voorstel is serieus bedoeld en hij maakt vergelijkingen met Zimbabwe en Namibië, ook wat de te verwachten uitkomst betreft. Maar de waarde ervan zegt hij, ligt toch vooral in de diplomatieke sfeer. ,,Het gaat erom openingen te vinden in het Internationale isolement waarin de Eritreërs zich al zolang bevinden. EPLF ondervindt veel sympathie in landen als Mozambique en Algerije, maar omdat de hele kwestie zo ingewikkeld ligt en die landen zelf hun afhankelijkheden kennen, wordt die sympathie nog te weinig omgezet in praktische steun. Wij moeten een positie opbouwen die het mogelijk maakt Ethiopië te isoleren.
Wij willen dat de internationale gemeenschap eindelijk weer een verantwoordelijkheid oppakt, die ze twintig jaar geleden heeft laten liggen.”
± 1880-1890.
± 1960.
Vestiging van Italiaans koloniaal bestuur over een aantal gebieden in het noorden van de Hoorn van Afrika, langs de Rode Zee, die samen Eritrea zullen vormen. Sinds de opening van het Suezkanaal in 1869 moedigt Engeland zijn bondge-noot Italië aan bezit te nemen van de Rode Zeekust ten noordwesten van Djibouti, als tegen-
Ontstaan van het Eritrean Liberation Front (ELF) als nationale onaf-hankelijkheidsbeweging, uit verzet tegen Ethiopische onderdrukking en de geleidelijke ontmanteling van de autonomie-bepalingen door het centrale bewind.
wicht tegen de Franse konkurrent aldaar. De wedloop om Afrika is hier mede gericht op de beheersing van de toegang tot de Rode Zee. Tegelijk worden de heersers van het kleine, maar opkomende zuid-Abbes-sijnse rijk van Shewa als bondgenoten aangemoedigd hun souvereiniteit uit te breiden over uitgestrekte gebieden. Zo ontstaat het latere Ethiopie. In 1889 bakenen keizer Menelik in het zuiden en de Italianen in het noorden hun invloedssfeer af in het verdrag van Wichale. In 1890 verklaart Italie zijn gebieden langs de Rode Zee tot zijn kolonie Eritrea.
Eritrese autonomie en inlijving van het gebied als provincie van Ethiopië.
1941. Het inmiddels fascistische Italiaanse bestuur wordt uit Eritrea verdreven door Britse troepen. Vestiging van Brits militair bestuur, dat ondanks Engelse beloften van onafhankelijkheid voortduurt tot 1952.
1952. Eritrea wordt als autonoom gebied in federatie toegevoegd aan Ethiopië, onder keizerlijke souvereiniteit. Dit op grond van een beslissing van de Vereningde Naties. Sinds 1950 wordt het VN-debat over Eritrea gedomineerd door de koude oorlog en het Korea-konflikt. Het Westen drukt aansluiting bij Amerika’s bondgenoot Ethiopië door, terwiji de Sovjetunie voor onafhankelijkheid pleit. Recht op dekolonisatie en wil tot onafhankelijkheid van de Eritreërs worden wel erkend, maar vervolgens genegeerd.
± 1962. Voltooiing van de afschaffing van de
± 1970. Ontstaan van het Eritrean People’s Liberation Front (EPLF) als tweede nationale bevrijdingsbeweging. Na langdurige konflikten binnen het ELF over politieke koers en militaire strategie splits! een deel van de beweging zich af als EPLF, dat algemeen beschouwd wordt als de meer progressieve van de twee. Aanleiding tot de breuk was onder meer de wens van een linkervleugel om tegelijk met de strijd voor onafhankelijkheid meer nadruk te leggen op sociale en politieke veranderingen binnen het van feodale tradities doortrokken Eritrea. Tot 1974 is er een felle burgeroorlog tussen de twee fronten.
1974. Ineenstorting van het keizerlijke Ethiopische bewind in een brede golf van volksverzet. Militairen vormen een bestuurscomité (de Derg) en trekken alle macht aan zich. Er is sprake van mogelijke onderhandelingen met het Eritrese verzet, maar leden van het militaire bestuur die voor konsessies pleiten worden vermoord. ELF en EPLF sluiten een wapenstilstand, koördineren hun akties en boeken grote successen. Na platteland en berggebieden worden in ‘76 en ‘77 ook de meeste steden bevrijd.
1977. Wisseling van allianties in de Hoorn, naar aanleiding van een Somalische invasie van het door etnische Somaliers bewoonde Ogadengebied in het zuiden van Ethiopië heeft zich inmiddels tot marxistisch geproklameerd en raakt in konflikt met de Verenigde Staten. Het slaagt erin massale wapenhulp los te krijgen van de Sovjetunie voor een succesvolle kampagne in de Ogaden. Nieuwe successen voor het Eritrese verzet.
1978. Eritrees verzet op hoogtepunt. Ethiopiërs zijn volledig omsingeld in de hoofdstad Asmara en een bruggehoofd in de haven van Massawa. Voorbereiding voor het beslissende offensief. Maar in de tweede helft van het jaar zet Ethiopië nieuwe zware Russische wapens in o.a. gevechtsvliegtuigen, met behulpvan adviseurs zet het een groot tegenoffensief in. EPLF en ELF trekken zich terug in de provincies Sahel en Barka. Vooral het ondoordringbare bergland van Sahel blijkt een onneembare veste, waar EPLF - inmiddels uitgegroeid tot de sterkste van de twee fronten - kan omschakelen op een strategie van langdurige guerillaoorlog.
1978-1981. Voortdurend bombardementen op Sahel en een ernstige droogte bemoeilijken landbouw en veeteelt, waardoor de bevolking op de rand van de hongersnood komt. Ethiopië’s strategie lijkt konsekwent op uithongering te zijn gericht. Vanuit Sahel ontwikkelt EPLF weer guerilla-aktiviteiten in de rest van het land. Ethiopische verbindingen tussen de steden vinden slechts sporadisch per zwaarbewapend konvooi plaats.