Reglementen rugby - 2004 Definities 22-meter-gebied - Regel 1 - Het terrein 22-meter-schop - Regel 13 - Aftrap en herstart schop. Aanvallend team - Het team dat speelt op de helt van de tegenstander wanneer de wedstrijd plaatsvindt. Achterlijn - Regel 1 - Het terrein. Achterste voet - De voet van de laatste speler in de scrum, ruck of maul welke het dichts bij de eigen doellijn is. Aftrap - Regel 13 - Aftrap en herstart schop. Actuele tijd - De verstreken tijd, inbegrepen alle verloren tijd Baldrager - Een speler die de bal draagt. Binden - Betekent een andere speler met de gehele arm van de hand tot de schouder rond zijn lichaam tussen schouders en heupen vastgrijpen. Bond - De verantwoordelijke bond onder wiens jurisdictie de wedstrijd wordt gespeeld; een internationale wedstrijd valt onder de verantwoordelijkheid van de International Rugby Board of een commissie van het bestuur. Buitenspel bij de 10 meter regel - Regel 11 - Buitenspel en in het spel tijdens de wedstrijd. Buitenspel in open spel - Regel 11 - Buitenspel en in het spel tijdens de wedstrijd. Buitenspellijn - Een denkbeeldige lijn tussen de beide zijlijnen, parallel aan de doellijnen; de plaats van deze lijn moet in overeenstemming zijn met de regels. Cavalary Charge - Regel 10 - Gemeenspel. Competitieleider - De organisatie die verantwoordelijk is voor de wedstrijd, welke een bond of groep van bonden is en is aangesloten bij de International Rugby Board. Conversie schop - Regel 9 - Wijze van scoren. Doelgebied - Regel 22 - Doelgebied. Doellijn - Regel 1 - Het terrein. Doelzijlijn - Regel 1 - Het terrein. Dood - De bal is uit het spel. Dit betekent dat de bal buiten het speelveld is, of wanneer de scheidsrechter heeft gefloten om het spel te onderbreken, of wanneer een conversie heeft plaatsgevonden. Dooddruk - Regel 22 - Doelgebied. Drop Goal - Regel 9 - Wijze van scoren. Drop Kick - De bal valt uit de hand of handen op de grond en wordt geschopt bij het eerste opstuiten van de bal. Drukken van de bal - Regel 22 - Doelgebied Eerste-rij-spelers - Voorwaartse spelers bestaande uit een loose-head prop, een hooker en een tight-head prop. Flanker - Een voorwaartse speler met gewoonlijk rugnummer 6 of 7 op zijn shirt. Flying Wedge - Regel 10 - Spelbederf. Gele kaart - Een kaart, geen van kleur, die wordt getoond aan een speler die gewaarschuwd wordt en tijdelijk voor 10 minuten speeltijd uitgesloten wordt. Geconverteerd - Een conversie die succesvol is. Gespeeld - De bal is gespeeld wanneer deze wordt aangeraakt door een speler. Gevaarlijk spel - Regel 10 - Gemeenspel. Grensrechter - Regel 6 - Wedstrijdleiding
1
Herhaalde overtredingen - Regel 10 - Spelbederf. Het speelgebied - Regel 1 - Het terrein. Hooker - De middelste eerste-rij-speler in de scrum. In bezit van - >Dit vindt plaats wanneer een speler de bal draagt of een team heeft de bal onder controle; bijvoorbeeld, de bal is binnen de helft van een scrum of ruck en onder controle van het team. In het spel - Regel 11 - Buitenspel en in het spel tijdens de wedstrijd. Ingooi - De beweging van de speler die de bal in de scrum of line-out ingooit. Ingooilijn - De denkbeeldige lijn tussen de twee rijen spelers van de line-out welke haaks op de zijlijn staat vanwaar de bal wordt ingegooid. Invallers - Regel 3 - Aantal spelers - Het team. Lange ingooi - Regel 19 - Uit, line-out en buitenspel in de line-out. Liften - Regel 19 - Uit, line-out en buitenspel in de line-out. Lijn door de mark of plaats - Behalve waar vast aangegeven, een lijn evenwijdig aan de zijlijn. Line-out - Regel 19 - Uit, line-out en buitenspel in de line-out. Loose-head prop - De linker eerste-rij-speler in de scrum. Kapitein – Een speler die aangeduid wordt door de ploeg. Uitsluitend de kapitein kan met de scheidsrechter overleggen tijdens de wedstrijd en hij is de enige die verantwoordelijk is voor de genomen actie ten gevolge van een beslissing van de scheidsrechter. Mark - Regel 18 - Mark. Maul - Regel 15 - Maul. Medespeler - Een andere speler van hetzelfde team. Obstructie - Regel 10 - Spelbederf. Ontvanger - Regel 19 - Uit, line-out en buitenspel in de line-out. Open of bloedende wond - Regel 3 - Aantal spelers - Het team. Pass - Een speler gooit de bal naar een andere speler; het overhandigen van de bal aan een andere speler is eveneens een pass. Peeling Off - Regel 19 - Uit, line-out en buitenspel in de line-out. Plaatser - De speler die de bal op de grond in positie houdt voor een speler die de bal schopt. Plaatsvervanger - Regel 3 - Aantal spelers - Het team. Prop - Een eerste-rij-speler. Punt - De bal valt uit de hand of handen en wordt geschopt voor deze de grond raakt. Pushover Try - Regel 22 - Doelgebied. Rode kaart - Een kaart, rood van kleur, die getoond wordt aan een speler die van het veld gestuurd wordt voor het overtreden van Regel 10 - Spelbederf Ruck - Regel 16 - Ruck. Rust - De onderbreking tussen de eerste en tweede helft van de wedstrijd. Schop - Een schop wordt gemaakt door de bal te schoppen met een been of voet, behalve de hiel, tussen teen en knie maar niet incl. de knie; de bal moet bij het nemen van de schop loskomen uit de handen of van de grond worden geschopt. Schop van de grond - De bal wordt geschopt nadat deze voor dat doel op de grond is geplaatst. Scrum - Gewoonlijk scrummage genoemd; dit vindt plaats wanneer beide teams in scrum formatie aan een binden en de wedstrijd verder kan gaan door de bal in de scrum in te gooien. Scrum Half - Een speler die gerechtigd is om de bal in de scrum te gooien.
2
Speelgebied - Regel 1 - Het terrein. Speelruimte - Regel 1 - Het terrein. Speeltijd - De tijd dat verstreken is, exclusief de verloren tijd zoals gedefinieerd onder Regel 5 - Tijd Speelveld - Binnen de zijlijnen gekeken naar het midden van het veld. Spelbederf - Regel 10 -Spelbederf. Stapt voorbij - Een speler stapt over een lijn met een of beide voeten; de lijn kan echt (bijvoorbeeld de doellijn) of denkbeeldig zijn. (Bijvoorbeeld de buitenspellijn). Straf-try - Regel 10 - Spelbederf. Strafschop - Een schop, toegekend aan het niet in overtreding zijnde team veroorzaakt door een overtreding van de tegenstanders; tenzij anders in de regels is bepaald wordt de schop op de plaats van overtreding genomen. Strafschop op de palen - Regel 9 - Wijze van scoren. Tackle - Regel 15 - Tackle: de baldrager wordt naar de grond gebracht. Tight-head Prop - De rechter eerste-rij-speler in de scrum. Try - Regel 9 - Wijze van scoren. Uit - Regel 19 - Uit, line-out en buitenspel in de line-out. Uit de wedstrijd - Dit vindt plaats wanneer de bal of baldrager over de zijlijn of doelzijlijn gaat of de achterlijn raakt of passeert. Verdedigende team - Dit is de ploeg op wiens speelhelft het spel plaatsvindt; hun tegenspelers is het aanvallende team. Verder dan of achter of voor - Met beide voeten, behalve waar anders uit het zinsverband blijkt. Voordeel - Regel 8 - Voordeel. Voorwaartsgooi - Regel 12 - Voorwaarts Vrije schop - Een schop toegekend aan het niet in overtreding zijnde team, tenzij een andere regel van toepassing is, en een vrije schop wordt toegekend na een overtreding op de plaats van de overtreding. Wedstrijd einde - Het einde van de wedstrijd
3
REGEL 1: HET TERREIN DEFINITIES Het terrein omvat het gehele gebied zoals in de tekening is weergegeven. Het terrein omvat: Het speelveld is het gebied (zoals weergegeven in de tekening) tussen de doellijnen en de zijlijnen. Deze lijnen behoren niet tot het speelveld. Het speelgebied is het speelveld en de doelgebieden (zoals weergegeven in de tekening). De zijlijnen, doelzijlijnen en de achterlijnen behoren niet tot het speelgebied. De speelruimte behoort tot het speelgebied, niet minder dan 5 meter is gewenst en wordt obstakel vrije ruimte genoemd. Het doelgebied is de ruimte tussen de doellijn en de achterlijn en doelzijlijnen. Het omvat de doellijn maar niet de achterlijn en doelzijlijnen. Het 22-meter-gebied is het gebied tussen de doellijn en de 22-meter-lijn, inclusief de 22-meter-lijn maar niet de doellijn.
1. DE ONDERGROND VAN DE SPEELRUIMTE. Oppervlak. De ondergrond is gras, en is dit niet mogelijk dan is klei of zand toegestaan, mits het niet gevaarlijk is. Alle ondergrond met een hard oppervlak, bijvoorbeeld asfalt of cement is verboden. 2. DE VOORGESCHREVEN AFMETINGEN VAN DE SPEELRUIMTE. a) Afmetingen. Het speelgebied hoeft niet exact 100 meter lang en 70 meter breed te zijn. Elk doelgebied hoeft niet exact 22 meter lang en 70 meter breed te zijn. b) De lengte en breedte dienen wel zoveel mogelijk aan de voorgeschreven maat te voldoen. Alle gebieden dienen rechthoekig te zijn. c) De afstand tussen de doellijn en achterlijn mag niet minder dan 10 meter zijn daar waar dat uitvoerbaar is. 3. DE LIJNEN VAN DE SPEELRUIMTE. a) Duidelijke lijnen. De beide achterlijnen en doelzijlijnen behoren niet tot doelgebied; De doellijnen behoren tot het doelgebied maar niet tot het speelveld;
4
De 22-meter-lijnen lopen evenwijdig aan de doellijnen; De middellijn loop evenwijdig met de doellijnen; en De doellijnen behoren niet tot het speelveld. b) Onderbroken lijnen. Dit zijn de 10-meter-lijnen welke van de ene zijlijn naar de andere zijlijn lopen op een afstand van 10 meter aan beide zijden van de middellijn; en De 5 meter lijnen welke van de ene 5 meterlijn naar de andere loopt en evenwijdig aan de zijlijnen zijn. c) Streeplijnen. Dit zijn de zes streeplijnen, elke streep is 1 meter lang, op 5 meter van de doellijnen gemarkeerd. Vijf streeplijnen , elk 1 meter lang, op 15 meter van elk zijlijn, op de snijpunt van 22-meterlijn, 10 meter lijnen, en middenlijn. op het snijpunt van de 5 meter en 15 meterlijn alsmede tegenover elke doelpaal. Twee streeplijnen, elk 1 meter lang, 15 meter van de zijlijnen welk beginnen en eindigen bij de 5 meter streeplijn.. Een streeplijn van een halve meter lang markeert het midden van de middellijn. Alle lijnen moeten duidelijk zijn aangebracht en in overeenstemming met de plattegrond van de tekening. 4. DE AFMETINGEN VAN DE DOELPALEN EN DE DWARSLAT. a) De afstand tussen de doelpalen bedraagt 5,6 meter. b) De dwarslat wordt zodanig tussen de beide doelpalen bevestigd dat de bovenkant van de dwarslat 3 meter boven de grond uitsteekt. c) De minimum hoogte van de doelpalen bedraagt 3,4 meter. d) Wanneer bescherming rond de doelpalen is aangebracht mag de sluiting aan de buitenzijde niet meer zijn dan 300 millimeter.
5. VLAGGENSTOKKEN. a) Er worden 14 paaltjes met vlaggen gebruikt elk met een lengte van 1.2 meter boven de grond. b) De vlaggenstokken moeten worden geplaatst op het snijpunt van de doellijnen en zijlijnen en het raakpunt van de zijlijnen en de achterlijnen. Deze acht vlaggenstokken behoren niet tot de doelgebieden en maken geen deel uit van het speelgebied. c) De vlaggenstokken moeten in lijn met de 22-meter-lijn en de middellijn staan op een afstand van 2 meter van de zijlijn buiten het speelveld maar binnen de speelruimte.
5
6. OPMERKINGEN OVER HET VELD. a) Alle bezwaren van het bezoekende team betreffende het veld of de markering daarvan moeten voor de eerste aftrap aan de scheidsrechter worden kenbaar gemaakt. b) De scheidsrechter moet de bezwaren ontvankelijk verklaren en de wedstrijd niet aanvangen wanneer een onderdeel van het veld niet aan de voorwaarden voldoet en gevaar oplevert
6
REGEL 2: DE BAL 1. MODEL. De bal moet ovaal zijn en uit vier delen bestaan. 2. AFMETINGEN. Lengte in doorsnee - 280-300 mm. Omtrek in de lengte - 760-790 mm. Omtrek dwars - 580-620 mm.
3. MATERIAAL. Leer of een vergelijkbaar materiaal. De ballen mogen een behandeling ondergaan om ze modderbestendig en handelbaarder te maken. 4. GEWICHT. 400-440 gram. 5. DE BALDRUK BIJ AANVANG VAN DE WEDSTRIJD. 0,67 - 0,70 kilogram per cm, of 9.5-10 lbs per square inch. 6. RESERVE BALLEN. Reserve ballen moeten gedurende de wedstrijd beschikbaar zijn, maar een team mag geen onterecht voordeel behalen uit de beschikbaarheid of door balwisseling. 7. KLEINERE BALLEN. De afmetingen en het gewicht van de bal mogen uitsluitend geringer, maat 3 en 4, zijn voor wedstrijden tussen jeugdspelers.
7
REGEL 3 : AANTAL SPELERS , HET TEAM 1.
MAXIMUM AANTAL SPELERS IN HET SPEELGEBIED. Maximum. Beide teams mogen niet meer dan vijftien spelers in het speelgebied hebben. 2. TEAM MET EEN TEVEEL AAN SPELERS DAN TOEGESTAAN.
2.
Opmerking: Een team is gerechtigd, ongeacht het tijdstip voor of tijdens de wedstrijd, een opmerking bij de scheidsrechter te plaatsen betreffende het aantal spelers van de tegenpartij. Zodra de scheidsrechter in de gaten heeft dat een team teveel spelers in het veld heeft moet hij de aanvoeder opdragen het aantal spelers terug te brengen naar het juiste aantal. Het heeft geen consequentie voor de stand op dat moment bereikt. Strafschop: Een strafschop moet worden toegekend op de plaats waar de wedstrijd wordt vervolgd. 3. WAT TE DOEN WANNEER ER MINDER SPELERS DAN VIJFTIEN ZIJN. Een bond is geautoriseerd om wedstrijden met minder dan vijftien spelers te laten spelen.Wanneer dit plaatsvindt zijn alle regels van het spel daarop van toepassing met uitzondering hierop is de verplichting om gedurende de gehele wedstrijd minimaal vijf spelers in de scrum op te stellen. Uitzondering: Wedstrijden tussen seven-a-side teams zijn een uitzondering. Seven-a-side wedstrijden worden gespeeld met de Regels zoals vastgelegd voor deze wedstrijden. 4. SPELERS OPGEGEVEN ALS INVALLERS. Bij internationale wedstrijden moet een Bond die er rechtsbevoegdheid over heeft zeven spelers als invaller / vervanger opgeven. Bij andere wedstrijden wordt het aantal vervangers / invallers door de Bond bepaald onder wiens jurisdictie deze worden gespeeld. 5. GOED GETRAINDE EN ERVAREN SPELERS IN DE EERSTE RIJ. a) In onderstaand overzicht worden de rugnummers van de spelers vastgelegd van de goed getrainde en ervaren spelers voor de eerste rij wanneer er afwijkende aantallen spelers staan opgesteld. Aantal spelers Aantal goed getrainde en ervaren spelers 15 of minder 3 spelers die in de eerste rij kunnen spelen 16,17 of 18 4 spelers die in de eerste rij kunnen spelen 19,20,21 of 22 5 spelers die in de eerste rij kunnen spelen b) Elke speler in de eerste rij en zijn potentiële vervanger moet goed getraind en ervaren zijn. c) De vervanger van een eerste rijer mag een van de spelers van het team zijn die goed getraind en ervaren is of een van de opgegeven vervangers. 6. WEGZENDEN BIJ SPELBEDERF. Een speler die van het veld wordt gestuurd kan niet worden vervangen of aangevuld. Een uitzondering op de Regel is opgenomen in paragraaf 3,14. 7. PERMANENTE VERVANGING. Een gewonde speler moet worden vervangen. Indien de speler permanent vervangen is mag de gewonde speler niet meer terugkeren in de wedstrijd. De vervanging van de gewonde speler kan plaatsvinden wanneer het spel dood is en dit gebeurt met toestemming van de scheidsrechter. 8. HET CRITERIUM VOOR EEN PERMANENTE VERVANGING. a) In wedstrijden waarin een nationaal vertegenwoordigend team speelt, kan een speler alleen worden vervangen indien naar de mening van een dokter de speler zodanig is geblesseerd dat verder speler onverantwoordelijk is in die wedstrijd. b) In andere wedstrijden, waarvoor de Bond toestemming heeft gegeven kan een geblesseerde speler worden vervangen op advies van een medisch gekwalificeerd persoon. Bij het ontbreken van een medisch gekwalificeerd persoon vindt de vervanging plaats met toestemming van de scheidsrechter. 9. DE SCHEIDSRECHTERLIJKE BESLISSING OM EEN GEBLESSEERDE SPELER VERDER SPELEN TE BELETTEN.
8
Indien naar het oordeel van de scheidsrechter - met of zonder het advies van een dokter of een ander gekwalificeerd persoon - een speler zodanig is geblesseerd dat verder spelen onmogelijk is, dient de scheidsrechter te eisen dat de speler het speelgebied verlaat. Om deze reden mag de scheidsrechter van een speler ook eisen het veld te verlaten om zich medisch te laten onderzoeken. 10. TIJDELIJKE VERVANGING. a) Indien een speler het veld verlaat om een bloedende en / of open wond te laten controleren of verzorgen, mag deze speler tijdelijk worden vervangen. Indien de speler niet in staat is om binnen 15 minuten (actuele tijd - zie definities) in het speelveld terug te keren, wordt de tijdelijke vervanging permanent en mag de vervangen speler niet in het speelveld terugkeren. b) Indien de vervanger is geblesseerd mag ook deze worden vervangen. c) Indien een vervanger voor spelbederf uit het veld wordt gestuurd mag de vervangen speler niet in de wedstrijd terugkomen. d) Indien een vervanger is gewaarschuwd en tijdelijk uitgesloten, mag de vervangen speler niet terugkeren in het speelveld totdat de periode van uitsluiting voorbij is. 11. SPELER GEEFT AAN TERUG TE WILLEN KOMEN IN DE WEDSTRIJD. a) Een speler die een bloedende of open wond heeft moet het speelveld verlaten. De speler mag niet eerder terugkomen voordat de bloeding onder controle is en de wond goed is verbonden. b) Een speler die het veld verlaat voor een blessure of een andere reden mag niet zonder de toestemming van de scheidsrechter weer in het veld terugkomen. De scheidsrechter mag de speler niet tot de wedstrijd toelaten voordat de bal dood is. c) Indien een speler de wedstrijd zonder toestemming van de scheidsrechter verlaat en de scheidsrechter is van mening dat dit zijn team voordeel geeft of de tegenstanders benadeelt moet de scheidsrechter deze speler bestraffen voor spelbederf. d) Indien de scheidsrechter van mening is dat er geen opzet in het spel is, maar het team van deze terugkeer hier onterecht voordeel uit verkrijgt, dient de scheidsrechter een scrum te gelasten op de plaats waar deze speler weer aan het spel deelnam, en het niet in overtreding zijnde team gooit de bal in. 12. AANTAL INVALLERS. Een team kan twee eerste rijers en vijf andere invallers hebben. Invallers zijn alleen toegestaan met toestemming van de scheidsrechter en wanneer de bal dood is. 13. INVALLERS DIE WEER AAN DE WEDSTRIJD WILLEN DEELNEMEN. Een invaller als speler mag niet meer terugkomen in de wedstrijd zoals een geblesseerde speler. Uitzondering 1: Een invaller mag een speler vervangen met een bloedende of open wond. Uitzondering 2: Een invaller mag een eerste-rij-speler vervangen wanneer deze geblesseerd is of wanneer de speler uit het veld is gestuurd. 14. EERSTE-RIJ-SPELER WORDT VAN HET VELD GESTUURD OF TIJDELIJK UITGESLOTEN. a) Nadat een eerste-rij-speler van het veld wordt gestuurd of tijdelijk wordt uitgesloten dient de scheidsrechter, VOOR aanvang van de volgende scrum, de aanvoerder van deze speler te informeren of een andere speler van het team capabel is om in de eerste rij te spelen. Indien dit niet het geval is kiest de aanvoerder een speler uit. Deze speler verlaat het veld en kan door een goed getrainde eerste-rij-speler vervangen worden. De aanvoerder MAG dit onmiddellijk uitvoeren of nadat een speler van het team dit heeft uitgeprobeerd. b)Wanneer een periode van tijdelijke uitsluiting voorbij is en de eerste-rij-speler op het veld terugkeert, de vervangende eerste-rij-speler verlaat het speelveld, en de genomineerde speler die het veld verlaten had gedurende de tijdelijke uitsluiting, mag op het veld terugkeren. c) Verder, wanneer, door een uit het veld zending of een blessure, een team geen goed getrainde eerste-rij-spelers achter de hand heeft, zal de wedstrijd met veteranenscrums worden voortgezet. 14(d) d) Een veteranenscrum is hetzelfde als een normale scrum met uitzondering van het gevecht om de bal. Het team dat ingooit moet de bal winnen, en beide teams mogen niet naar voren gaan, en: In een normale scrum moet de formatie 3 - 4 - 1 zijn. (dat is, 3 - 4 - 1 eerste rij, tweede rij en derde rij). Indien een team één speler minder heeft moeten beide teams in een 3 - 4 formatie spelen. (dat is, zonder de No 8). Indien een team twee spelers minder heeft moeten beide teams in een 3 - 2 - 1 formatie spelen. (dat is, zonder flankers).
9
Indien een team drie spelers minder heeft moeten beide teams in een 3 - 2 formatie spelen. (dat is, alleen de eerste en tweede rij).
REGEL 4: KLEDING VAN DE SPELERS DEFINITIE. Kleding van de spelers omvat alles dat de spelers aan hebben. Regulation 12 omvat de gedetailleerde informatie ivm de toegelaten specificaties wat kleding en studs betreft. 1. AANVULLINGENDE KLEDINGSSTUKKEN. a) Een speler mag bescherming gemaakt van elastisch materiaal dat kan worden gewassen gebruiken. b) Een speler mag scheenbeschermers onder de kousen dragen van onbuigbaar materiaal gemaakt en niet dikker dan 0,5 cm c) Een speler mag enkelbeschermers onder de kousen dragen indien deze conform de IRB specificaties zijn (Regulations 12). d) Een speler mag handschoenen dragen. (Zonder vingers) e) Een speler mag schouderbeschermers dragen die toegelaten zijn door de IRB regel (Regulations 12) f) Een speler mag een mond of tandbeschermer dragen. g) ) Een speler mag een scrumcap dragen die toegelaten is door de IRB regel (Regulations 12) h) Een speler mag bandages en/of smeersels ter bescherming van een blessure gebruiken. i) Een speler mag dun tape of ander gelijkwaardig materiaal gebruiken ter bescherming en / of ter voorkoming van blessures.. 2. SPECIALE AANVULLING VOOR DAMES. Naast de eerder genoemde materialen mogen dames borst bescherming dragen die toegelaten is door de IRB regel (Regulations 12) 3. NOPPEN. a) De noppen onder de schoenen van een speler moeten voldoen aan de IRB regel (Regulations 12) b) Aangegoten rubberen noppen mogen worden gebruikt indien deze geen scherpe randen of bramen hebben. 4. VERBODEN KLEDING. a) Een speler mag geen kleding dragen dat met bloed bevlekt is geraakt. b) Een speler mag geen kleding dragen dat scherp is of schuurt. c) Een speler mag geen zaken dragen zoals gespen, klemmen, ringen, scharnieren, ritssluitingen, schroeven, bouten of onbuigzaam materiaal voor bescherming en niet vallend onder deze Regel. d) Een speler mag geen kleinood dragen zoals ringen en oorringen. e) Een speler mag geen handschoenen dragen. f) Een speler mag geen broek met ingenaaide bescherming dragen. g) Een speler mag geen kleding dragen die niet conform is aan de IRB specificaties voor dergelijke kleding (Regulation 12). h) Een speler moet geen zaken gebruiken die vallen onder de Regel, maar als naar de mening van de scheidsrechter dit beter is ter voorkoming van blessures van een speler is dit gepermitteerd. i) Een speler moet geen schoenen gebruiken met een enkele nop aan de schoenpunt. j) Het is een speler verboden om communicatie apparatuur binnen zijn kleding of op zijn lichaam te dragen 5. INSPECTIE VAN DE KLEDING VAN DE SPELERS.
10
a) De scheidsrechter of de grensrechters inspecteren de kleding en schoeisel van de spelers in opdracht en onder de verantwoordelijkheid van de Bond onder wiens gezag de wedstrijd valt en in overeenstemming is met de inhoud van deze Regel. b) De scheidsrechter heeft het recht om gedurende, voor of tijdens de wedstrijd, dat deel van de kleding van de speler af te keuren als dit gevaarlijk of niet toegestaan is. Wanneer de scheidsrechter aangeeft dat dit deel van de kleding gevaarlijk of niet toegestaan is moet hij de speler verordineren dit kledingstuk te verwijderen. De speler mag niet eerder deelnemen aan de wedstrijd voordat dit deel van de kleding is verwijderd.
c) Wanneer, bij welke inspectie voor de wedstrijd dan ook, door de scheidsrechter of de grensrechters aan de speler wordt aangegeven dat een deel van de kleding volgens de Regel niet is toegestaan, en de speler wordt later in de wedstrijd betrapt dat dit deel van de kleding niet is verwijderd, dan moet de speler voor spelbederf van het veld worden gestuurd. Strafschop: Een strafschop moet worden toegekend op de plaats waar de wedstrijd wordt vervolgd.
6. DRAGEN VAN OVERIGE KLEDING. Elke speler die een andere samenstelling of uitvoering van kleding, bescherming, schoudervulling of ondersteuning gebruikt of materiaal gebruikt anders dan zoals is gespecificeerd in deze Regel, mag niet aan de wedstrijd deelnemen. De scheidsrechter mag niet toestaan dat een speler het veld verlaat om een item of kledingstuk te verwisselen behalve in het geval van een bloedende wond.
11
REGEL 5: DE TIJD 1. DE SPEELTIJD VAN EEN WEDSTRIJD. Een wedstrijd mag niet langer duren dan tachtig minuten exclusief de verloren tijd, evenals de extra tijd voor speciale gevallen. Een wedstrijd is verdeeld in twee helften met ieder een speeltijd van niet meer dan veertig minuten. 2. RUST. Na de rust wisselen de teams van speelhelft. Deze rust mag niet langer duren dan 10 minuten. Het toepassen van deze rustpauze wordt bepaald door de Bond onder wiens jurisdictie de wedstrijd wordt gespeeld. Tijdens de onderbreking mogen de spelers de scheidsrechter en de grensrechters het speelveld verlaten. 3. TIJDBEWAKING. De scheidsrechter houdt de tijd bij maar mag dit ook aan een grensrechter, of beide, of een officiële tijdswaarnemer, delegeren in welk geval de scheidsrechter aan hem een signaal moet geven voor elke stop of de verloren tijd die er plaatsvindt. Wanneer de scheidsrechter, in een wedstrijd zonder een officiële tijdswaarnemer, in twijfel verkeert over de juiste tijd kan hij de grensrechter, of beide grensrechters, raadplegen en daarnaast ook anderen maar slechts in het geval dat de grensrechters hem niet kunnen helpen. 4. VERLOREN TIJD. Verloren tijd bestaat uit het volgende; a) Blessure. De scheidsrechter mag de wedstrijd voor hooguit één minuut onderbreken zodat de geblesseerde speler kan worden geholpen of voor een andere gepermitteerde onderbreking. De scheidsrechter mag de wedstrijd vervolgen terwijl een medisch getraind persoon de speler behandelt binnen het speelgebied of dat de speler naar de zijlijn gaat voor behandeling. Wanneer de scheidrechter geloofd dat de blessure van de speler is voorgewend, moet hij de speler opdragen het speelgebied te verlaten en onmiddellijk met de wedstrijd verder gaan. Echter, de scheidsrechter mag een medisch getraind persoon toestaan de speler in het veld te raadplegen terwijl de wedstrijd doorgaat. b) Het vervangen van de sportkleding van de spelers. Wanneer de bal dood is dient de scheidsrechter de speler de tijd te geven om zijn kleding te verwisselen, of shirt, broek of schoenen te repareren. Deze tijd is ook toegestaan voor het vastmaken van zijn veters. c) Tijdelijke en definitieve vervanging van spelers. Het uittrekken van tijd hiervoor is toegestaan om een speler tijdelijk of definitief te vervangen. d) Het raadplegen van de grensrechter bij spelbederf. Het uittrekken van tijd hiervoor is toegestaan wanneer de grensrechter rapport uitbrengt. 5. HET TOEPASSEN VAN DE VERLOREN TIJD. Alle verloren tijd moet in de speelhelft waarin dit is ontstaan worden ingehaald. 6. EXTRA SPEELTIJD. Een wedstrijd mag langer dan tachtig minuten duren wanneer de Bond heeft bepaald dat extra tijd moet worden bijgeteld bij een gelijkspel in een knock-out competitie. 7. ANDERE TIJD REGLEMENTERING. a) Bij Interlandwedstrijden wordt altijd tachtig minuten plus de verloren tijd gespeeld. b) Buiten de interlandwedstrijden mag de Bond voor de overigen wedstrijden de duur van de wedstrijd bepalen. c) Indien de Bond dit niet heeft bepaald, wordt het door de beide teams vastgesteld, maar wordt er geen overeenstemming bereikt dan wordt dit door de scheidsrechter vastgesteld. d) De scheidsrechter heeft het recht om op elk gewenst tijdstip voor het einde van de wedstrijd te blazen. e) Wanneer de tijd verstrijkt en de bal is niet dood en een toegekende scrum of line-out nog niet afgemaakt is, moet de scheidsrechter het spel laten doorgaan tot de volgende moment dat de bal dood is. Wanneer de tijd verstrijkt en een mark, vrije schop of strafschop moet worden genomen, dan moet de scheidsrechter door laten spelen.
12
f) Wanneer de tijd verstrijkt nadat er een try is gemaakt dient de scheidsrechter de tijd die nodig is voor de conversie toe te staan
REGEL 6: WEDSTRIJD OFFICIALS DEFINITIE Elke wedstrijd valt onder de verantwoordelijkheid van de wedstrijd officials welke uit een scheidsrechter en de twee grensrechters bestaat. De door de Bond toegevoegde officials mogen evenals de reserve scheidsrechter en / of de grensrechter de scheidsrechter assisteren bij voorkomende technische problemen, dit zijn de tijdwaarnemer, de wedstrijddokter, de teamdokters, de teambegeleiders en de materiaalmensen . A.
SCHEIDSRECHTER.
VOOR DE WEDSTRIJD. 1. HET AANWIJZEN VAN DE SCHEIDSRECHTER. De scheidsrechter wordt door de wedstrijdorganisator aangewezen. Indien er geen scheidsrechter is toegewezen wordt in onderlinge overeenstemming tussen de teams een scheidsrechter aangesteld. Bij het ontbreken van een dergelijke overeenstemming wordt de aanstelling door de thuisclub bepaald. 2. HET VERVANGEN VAN DE SCHEIDSRECHTER. Indien de scheidsrechter de wedstrijd niet tot een goed einde kan brengen neemt de reserve scheidsrechter dit volgens de instructies van de Bond over. Indien de Bond geen instructies heeft gemaakt wordt dit bepaald door de scheidsrechter. Indien de scheidsrechter hiertoe niet instaat is wordt het door de thuisclub bepaald. 3. TAKEN VAN DE SCHEIDSRECHTER VOOR DE WEDSTRIJD. a) Toss. De scheidsrechter verricht de toss. Een van de aanvoerders verricht de toss met een muntstuk en de andere aanvoerder geeft aan wie de toss heeft gewonnen. De winnaar van de toss geeft aan of hij kiest voor de aftrap of het speelveld. Indien de winnaar van de toss kiest voor de veldkeuze dan moet de tegenpartij aftrappen of vice versa. b) Spelers kleding inspectie. De scheidsrechter moet de kleding van de spelers inspecteren of deze in overeenstemming is met Regel 4. De scheidsrechter kan de verantwoordelijkheid voor de kledinginspectie delegeren aan de grensrechters. c) Grensrechters. De scheidsrechter moet de grensrechters voor hun taak instrueren. 4. BEPERKING VOOR DE SCHEIDSRECHTER. Hij mag voor de aanvang van de wedstrijd geen aanwijzingen aan beide teams geven. GEDURENDE DE WEDSTRIJD. 5. DE TAKEN VAN DE SCHEIDSRECHTER TIJDENS DE WEDSTRIJD. a) De scheidsrechter is de enige beoordelaar van de feiten en de Regels gedurende de wedstrijd. De scheidsrechter moet in iedere wedstrijd al de Regels rechtvaardig en eerlijk toepassen. b) Wanneer de Bond heeft bepaald dat een experimentele Regel van de IRB spelregelcommissie is voorgeschreven, dan wordt dit door de scheidsrechter in de voorgeschreven wedstrijden toegepast. c) De scheidsrechter houdt de tijd bij. d) De scheidsrechter houdt de stand van de wedstrijd bij. e) De scheidsrechter geeft permissie aan de spelers om het speelveld te verlaten. f) De scheidsrechter geeft de tijdelijke vervangers en invallers toestemming om het speelveld te betreden. g) De scheidsrechter geeft permissie aan de teamdokters, of medisch getrainde personen, of hun assistenten om het speelveld te betreden, zoals is vastgelegd in de Regels. h) De scheidsrechter geeft permissie aan beide coaches, om voor het geven van instructies aan hun team, tijdens de rust in het veld te komen. 6. SPELERS ZIJN HET MET DE SCHEIDSRECHTER NIET EENS. Alle spelers moeten het gezag van de scheidsrechter respecteren. Zij mogen zijn beslissingen niet aanvechten. Zij moeten ogenblikkelijk stoppen wanneer hij heeft gefloten behalve in het geval van een aftrap. 7. DE SCHEIDSRECHTER HERROEPT ZIJN BESLISSING.
13
De scheidsrechter mag zijn eenmaal genomen besluit herroepen wanneer een grensrechter zijn vlag omhoog heeft gestoken voor spelbederf. 8. ANDEREN ADVISEREN DE SCHEIDSRECHTER. a) De scheidsrechter mag door de grensrechters worden geïnformeerd binnen de voor hun vastgelegde verantwoordelijkheden, zoals de Regels betreffende spelbederf, of de tijdwaarneming. b) De Bond mag een official voor technisch advies benoemen. Wanneer de scheidsrechter niet zeker weet bij een beslissing in het doelgebied of een try is gescoord of gedrukt, kan hij die official raadplegen. c) Die official kan worden geraadpleegd indien de scheidsrechter niet zeker is of er gescoord werd dan wel doodgedrukt ten gevolge van gemeen spel. d) Die official kan worden geraadpleegd of de waarneming juist is of anderszins, of bij een schop op de palen .
e) Die official kan worden geraadpleegd wanneer de scheidsrechter of de grensrechter niet zeker weet of de speler wel of niet buiten het veld was bij het drukken van de bal om een try te scoren.
f) Die official kan worden geraadpleegd wanneer de scheidsrechter of de grensrechters bij het nemen van hun beslissing niet zeker weten, in relatie met de doelzijlijn, of de bal dood is of de score moet worden toegekend. g) De Bond kan een tijdwaarnemer aanstellen die verantwoordelijk is voor het einde van elke speelhelft. h) De scheidsrechter mag geen andere personen raadplegen. 9. HET SCHEIDSRECHTERS SIGNAAL. a) De scheidsrechter moet een fluit bij zich hebben en daar op blazen voor het begin en einde van de eerste en tweede helft. b) De scheidsrechter heeft het recht om de wedstrijd op elk tijdstip te stoppen. c) De scheidsrechter moet op zijn fluit blazen wanneer er is gescoord of bij het drukken van de bal. d) De scheidsrechter moet op zijn fluit blazen om voor een blessure of voor spelbederf het spel te doen stoppen. Wanneer de scheidsrechter een waarschuwing geeft, of hij stuurt er een speler uit, moet de scheidsrechter een tweede keer fluiten wanneer er een strafschop of straf-try is toegekend. e) De scheidsrechter moet op zijn fluit blazen als de bal uit het spel is, of onbespeelbaar wordt, of wanneer een strafschop wordt toegekend. f) De scheidsrechter moet op zijn fluit blazen wanneer de bal of baldrager de scheidsrechter raakt en zijn team daar voordeel mee verkrijgt. g) De scheidsrechter moet op zijn fluit blazen als het spel gevaar oplevert om verder te spelen. Zoals bijvoorbeeld bij het instorten van een scrum, of wanneer een eerste rijer door het liften uit de scrum of van de grond wordt opgetild, of wanneer de kans bestaat dat een speler kan worden geblesseerd. h) De scheidsrechter moet voor welke reden dan ook op zijn fluit blazen om het spel te stoppen als het niet in overeenstemming is met de Regels. 10. DE SCHEIDSRECHTER EN BLESSURE AFHANDELING. a) Indien een speler is geblesseerd en verder spelen wordt voor hem gevaarlijk moet de scheidsrechter onmiddellijk op zijn fluit afblazen. b) Indien de scheidsrechter voor een blessure van een speler de wedstrijd stillegt terwijl er geen overtreding heeft plaatsgevonden wordt het spel met een scrum verder gegaan. Het team die als laatste, voor de spelonderbreking, de bal in zijn bezit had gooit de bal in. Indien geen der teams in bal bezit was, gooit het aanvallende team in. c) De scheidsrechter moet ongeacht de reden op zijn fluit blazen wanneer het spel gevaarlijk gaat worden. 11. DE BAL RAAKT DE SCHEIDSRECHTER. a) Indien de bal of de baldrager de scheidsrechter raakt en geen der teams heeft daar voordeel aan gaat het spel verder. b) Indien een van beide teams hieruit voordeel behaald geeft de scheidsrechter hiervoor een scrum en het team die als laatste de bal speelde gooit in. c) Indien een van beide teams in het doelgebied voordeel heeft verkregen en de bal is in bezit van een aanvallende speler dan wordt er door de scheidsrechter een try toegekend op de plaats waar het contact plaatsvond. d) Indien een van beide teams in het doelgebied voordeel heeft verkregen en de bal is in bezit van een verdedigende speler dan
14
wordt er door de scheidsrechter een dooddruk toegekend op de plaats waar het contact plaatsvond.
12. DE BAL WORDT IN HET DOELGEBIED GERAAKT DOOR EEN NIET-SPELER. De scheidsrechter beoordeelt wat zou hebben plaatsgevonden en kent een try of dooddruk toe op de plaats waar de bal werd aangeraakt. NA DE WEDSTRIJD. 13. SCORE. De scheidsrechter communiceert de score met de teams en de Bond. 14. SPELER WORDT UIT HET VELD GESTUURD. Indien een speler van het veld is gestuurd verstrekt de scheidsrechter zo snel als mogelijk is de Bond het rapport van het spelbederf. B.
GRENSRECHTERS
VOOR DE WEDSTRIJD. 1. TAKEN VOOR DE GRENSRECHTERS. Voor elke wedstrijd moeten er twee grensrechters zijn. Mits er grensrechters door de Bond zijn aangesteld is het de verantwoording van elk team om voor een grensrechter te zorgen. 2. VERVANGEN VAN EEN GRENSRECHTER. De Bond kan een persoon toewijzen als vervanger voor de scheidsrechter of grensrechter. Deze persoon wordt de reserve grensrechter genoemd en verblijft hiervoor in het aangewezen rechthoekige gebied. 3.CONTROLE OVER DE GRENSRECHTERS. De scheidsrechter houdt controle over beide grensrechters. De scheidsrechter mag ze instrueren inzake hun plichten en mag hun beslissingen verwerpen. Een scheidsrechter kan het verzoek doen om een grensrechter die niet voldoet te laten vervangen. De scheidsrechter heeft de macht om een grensrechter van het veld te zenden die naar zijn mening schuldig is aan wangedrag en hij moet dit aan de Bond rapporteren. GEDURENDE DE WEDSTRIJD. 4. HET GEBIED WAAR DE GRENSRECHTER ZICH MOET OPHOUDEN. a) Er is een grensrechter aan elke zijde van het veld. De grensrechter blijft buiten het veld behalve wanneer hij bij een schop op de palen moet assisteren. Wanneer hij de schop op de palen moet waarnemen is zijn positie achter de palen. b) Een grensrechter mag zijn positie naast het veld verlaten en in het speelveld komen wanneer hij een geval van spelbederf moet rapporteren aan de scheidsrechter. De grensrechter mag dit bij de eerstvolgende spelonderbreking doen. 5. GRENSRECHTERS SIGNALEN. a) Elke grensrechter heeft een vlag bij zich of iets wat daar op lijkt waarmee hij zijn signalen kan overbrengen. b) Signaal als resultaat van een schop op de palen. Wanneer een conversion of een strafschop op de palen plaatsvindt, moet de grensrechter de scheidsrechter middels het overbrengen van een vlagsignaal informeren over het resultaat van de schop. Elke grensrechter gaat bij of achter een doelpaal staan. Indien de bal over de dwarslat en tussen de beide doelpalen gaat, steekt de grensrechter zijn vlag omhoog dat het een correcte goal is. c) Buiten de lijn signaal. Wanneer de bal of de baldrager over de zijlijn gaat moet de grensrechter zijn vlag opsteken. De grensrechter moet op de plaats gaan staan waar de bal moet worden ingegooid en het team aangeven die de bal moet ingooien. De grensrechter moet ook zijn vlag opsteken wanneer de bal of de baldrager over de doelzijlijn gaat. d) Wanneer de vlag omlaag gebracht moet worden. Wanneer de bal wordt ingegooid moet de grensrechter zijn vlag naar beneden doen, behalve: Uitzondering 1: Wanneer de speler die de bal ingooit een deel van zijn beide voeten in het speelveld plaatst, moet hij zijn vlag omhoog steken. Uitzondering 2: Wanneer het team dat daar geen recht op heeft de bal ingooit moet hij zijn vlag omhoog steken. Uitzondering 3: Wanneer, bij een snelle ingooi, de bal die over de zijlijn is gegaan wordt omgeruild door een andere bal, dood wordt gemaakt of wordt aangeraakt door iemand anders dan de speler die ingooit moet de grensrechter zijn vlag omhoog
15
steken. e) De scheidsrechter en niet de grensrechter bepaalt of de bal op de juiste plaats wordt ingegooid. f) Het signaal bij gevaarlijk spel. Een grensrechter die gevaarlijk spel of spelbederf waarneemt moet zijn vlag horizontaal haaks op de zijlijn uitsteken.
6. NA DE WAARNEMING VAN SPELBEDERF. De bond verstrekt de bevoegdheid aan de grensrechter om het signaal voor gevaarlijk spel te geven. Indien de grensrechter het signaal voor gevaarlijk spel geeft moet de grensrechter buiten de zijlijn blijven staan en doorgaan met zijn waarnemingen tot de eerst volgende spel onderbreking. De grensrechter mag dan het speelveld inkomen om de scheidsrechter te informeren over de overtreding. De scheidsrechter bepaalt dan welke actie nodig is. Elke strafschop die hiervan het gevolg is, is in overeenstemming met de Regels voor spelbederf (Regel 10). NA DE WEDSTRIJD. 7. SPELER UIT HET VELD GESTUURD. Indien een speler als gevolg van een waarneming van de grensrechter van het veld wordt gestuurd, moet de grensrechter onmiddellijk na afloop van de wedstrijd een aanvullend rapport van het incident voor de scheidsrechter maken en opsturen naar de bond. C.
TOEGEVOEGDE MENSEN.
1. RESERVE GRENSRECHTER. Wanneer een reserve grensrechter is toegevoegd, worden de tijdelijke invallers en vervangers binnen de verantwoordelijkheid van de scheidrechter, gedelegeerd aan de reserve grensrechter. 2. WIE MAG IN HET SPEELVELD KOMEN. De wedstrijddokter en de niet spelende teambegeleiders mogen het speelveld betreden zoals bepaald door de scheidsrechter. 3. BEPERKINGEN AAN HET BETREDEN VAN HET SPEELVELD. In het geval van een blessure mogen deze mensen, terwijl het spel doorgaat, met toestemming van de scheidsrechter voor verzorging het speelveld betreden. Anders mogen zij dit doen wanneer de bal dood is
16
REGEL 7 : WIJZE VAN SPELEN – HET SPELEN VAN DE WEDSTRIJD Een wedstrijd begint met een aftrap. Na de aftrap kan elke speler die on-side is de bal pakken en er mee lopen. Elke speler mag er mee gooien of schoppen. Elke speler mag de bal aan een andere speler geven. Elke speler mag een tegenstander tackelen, vasthouden of duwen die de bal heeft. Elke speler mag op de bal vallen. Elke speler mag deelnemen aan een scrum, ruck, maul of line-out. Elke speler mag de bal in het doelgebied drukken. Wat ook de speler doet het moet in overeenstemming zijn met de Regels van de wedstrijd.
17
REGEL 8 : HET VOORDEEL DEFINITIE. De voordeelregel heeft voorrang boven de meeste Regels en zorgt er voor dat het spel beter verloopt met minder spelonderbrekingen voor overtredingen. Spelers moeten worden aangemoedigd tot het fluitsignaal te spelen voor een overtreding van hun tegenstanders. Wanneer het om een overtreding van een team gaat mag het niet in overtreding zijnde team het voordeel nemen, de scheidsrechter hoeft niet voor de overtreding af te fluiten. 1. HET VOORDEEL IN DE PRAKTIJK. a) De scheidsrechter is de enige beoordelaar of een team niet in overtreding is en voordeel krijgt. De scheidsrechter heeft ruime bevoegdheden bij het nemen van zijn beslissingen. b) Voordeel moet of terreinvoordeel inhouden of een tactisch voordeel opleveren. c) Terreinvoordeel betekent een terreinwinst. d) Een tactisch voordeel geeft het niet in overtreding zijnde team de gelegenheid de bal spelen als zij dit wensen. 2. WANNEER VOORDEEL NIET WORDT VERKREGEN. Het voordeel moet snel en duidelijk zijn. De verwachting dat er voordeel wordt verkregen is niet genoeg. Indien het niet in overtreding zijnde team geen voordeel behaalt, fluit de scheidsrechter af en haalt de spelers terug naar de plaats van overtreding. 3. WANNEER IS VOORDEEL NIET VAN TOEPASSING. a) De scheidsrechter wordt geraakt. Voordeel moet niet worden toegepast wanneer de bal, of de baldrager de scheidsrechter raakt. b) Bal komt rechtstreeks uit de tunnel. Voordeel moet niet worden toegepast wanneer de bal aan een van de zijden uit de tunnel van de scrum komt zonder dat deze is gespeeld. c) Draaiende scrum. Voordeel moet niet worden toegepast wanneer de scrum meer dan 90° is gedraaid ( voorbij het punt waar de middellijn parallel komt met de zijlijn). d) Ingestorte scrum. Voordeel moet niet worden toegepast wanneer een scrum instort. De scheidsrechter moet onmiddellijk affluiten. e) Speler wordt omhoog gelift. Voordeel moet niet worden toegepast wanneer een speler in de scrum wordt gelift of omhoog uit de scrum wordt geduwd. De scheidsrechter moet onmiddellijk affluiten. 4. ONMIDDELLIJK AFFLUITEN WANNEER HET GEEN VOORDEEL IS. De scheidsrechter moet onmiddellijk affluiten wanneer naar de mening van de scheidsrechter door het niet in overtreding zijnde team geen voordeel kan worden behaald. 5. MEER DAN ÉÉN OVERTREDING. a) Indien er meer dan één overtreding door hetzelfde team wordt gemaakt past de scheidsrechter de voordeelregel toe. b) Indien voordeel aan een team is gegeven en het andere team maakt vervolgens een overtreding, moet de scheidsrechter affluiten en de voorgeschreven sancties toepassen op de eerste plek van overtreding.
18
REGEL 9 : WIJZE VAN SCOREN A. WEDSTRIJDPUNTEN. Punten Try
Wanneer een aanvallende speler de bal het eerst drukt in het doelgebied van de tegenpartij, is een try gescoord.
5
Straf-try
Wanneer een speler waarschijnlijk zou hebben gescoord als dit niet was verhinderd door spelbederf van de tegenpartij, een straf-try moet worden toegekend tussen de doelpalen.
5
Conversie
Wanneer een speler een try heeft gescoord geeft dit het team het recht om een goal te scoren door een schop op de doelpalen; evenzo bij een straf-try. De schop is een bonusschop: een bonusschop kan worden genomen door een schop van de grond of een drop-kick.
2
Strafschop
Een speler scoort een strafschopgoal door een goal te trappen bij een strafschop
3
Een speler scoort een dropgoal door de bal in openspel tussen de doelpalen te schoppen met behulp van een dropgoal. Het team dat een vrije schop meekrijgt kan geen dropgoal scoren voordat de bal Dropped Goal dood is, of nadat de tegenpartij de bal heeft gespeeld of geraakt, of wanneer de baldrager is getackeld of een maul is geformeerd. Deze restricties zijn ook van toepassing indien een vrije schop wordt omgezet in een scrum.
Goal
3
Een speler scoort een goal door uit het speelveld de bal over de dwarslat en tussen de doelpalen van de tegenpartij te schoppen, door middel van een schop van de grond of een drop-kick. Een goal kan niet vanuit de aftrap, een 22-meter schop of een vrije schop worden gescoord.
19
2. SCHOP OP DE DOELPALEN - SPECIALE OMSTANDIGHEDEN. a) Nadat de bal is geschopt kan er geen goal worden gescoord indien deze de grond raakt of een medespeler van de schopper. b) Een goal wordt gescoord als de bal over de dwarslat is gegaan, ook al wordt hij daarna in het speelveld teruggeblazen. c) Indien de tegenstrever een overtreding veroorzaakt terwijl de schop op goal wordt genomen, en de schop is toch succesvol, wordt voordeel gehandhaafd en de punten toegekend. d) Iedere speler die de bal raakt in een poging om de strafschop goal te verhinderen, raakt ongeoorloofd de bal. Straf: Strafschop B CONVERSION SCHOP. DEFINITIE. Wanneer een speler een try heeft gescoord geeft dit zijn team het recht om een goal te scoren door een schop op de doelpalen; evenzo bij een straf-try. De schop is een conversie schop: Een conversie schop kan worden genomen door een schop van de grond of een drop-kick.
1. HET NEMEN VAN DE CONVERSION SCHOP. a) De schopper moet de wedstrijdbal gebruiken, behalve als deze onbruikbaar is. b) De schop moet worden genomen in een rechte lijn het veld in tegenover de plaats waar de try is gescoord. c) Een plaatser is een medespeler die de bal bij de schop op zijn plaats houdt. d) De schop mag van de grond worden genomen met behulp van zand of zaagsel of met behulp van de balhouder welke is voorgeschreven door de Bond. e) De schopper moet de schop binnen een minuut nemen gerekend vanaf het moment van aangeven van het voornemen om op de palen te schoppen. Deze voornemen wordt aangeven door het arriveren van de tee of zand, of wanneer de speler een mark op de grond maakt. De speler moet de schop binnen 1 minuut afmaken, zelfs wanneer de bal omrolt en opnieuw geplaatst moet worden . Straf. De schop moet worden afgekeurd indien de schopper niet binnen deze tijd de schop heeft genomen. f) Het team dat heeft gescoord kan zelf bepalen of er nog een bonusschop wordt genomen. 2. HET TEAM VAN DE SCHOPPER. a) Alle spelers van het schoppers team, behalve de plaatser, moeten achter de bal zijn bij het nemen van de schop. b) De schopper noch de plaatser mag opzettelijk iets doen dat er toe leidt dat de tegenpartij te vroeg oploopt. c) Indien de bal omvalt voordat de schopper met zijn aanloop is gestart om de schoppen, geeft de scheidsrechter de schopper
20
toestemming om de bal opnieuw te plaatsen voor een nieuwe poging. Terwijl de bal opnieuw wordt geplaatst moeten de tegenstanders achter hun doellijn blijven staan. Indien de bal omvalt nadat de schopper met zijn aanloop is begonnen moet de schopper de schop afmaken of een drop-kick maken. Indien de bal over of wegrolt van de lijn door de plaats waar de try is gescoord, en de schopper schopt de bal vervolgens over de dwarslat, dan wordt de schop goedgekeurd. Indien de bal omvalt en over de zijlijn rolt nadat de schopper met zijn aanloop is begonnen, wordt de schop afgekeurd. Straf: (a) - (c) Indien het team van de schopper een overtreding maakt wordt de schop afgekeurd. 3. HET VERDEDIGENDE TEAM. a) Het volledige verdedigende team moet zich achter de eigen doellijn opstellen tot aan het moment dat de schopper met zijn aanloop begint. Tijdens de aanloop en schop mogen zij oplopen of opspringen met het doel om een goal te voorkomen. b) Wanneer de bal omvalt nadat de schopper met zijn aanloop is begonnen om de schop te nemen mogen de verdedigers blijven oplopen om de schop te voorkomen. c) De verdedigers mogen niet roepen tijdens de schop. Straf: (a) - (c) Indien het team van de verdedigers een overtreding maakt en de schop is geslaagd geldt de goal. Indien de schop niet is geslaagd, mag de schopper een nieuwe schop nemen terwijl het verdedigende team niet mag oplopen om de schop te voorkomen. Bij deze nieuwe schop mag de schopper opnieuw zijn voorbereidingen maken. Hij mag bovendien voor een andere schop kiezen.
21
REGEL 10 : SPELBEDERF DEFINITIE. Spelbederf is alles dat een persoon op het speelveld uitricht en dat tegen de letter en de geest van het spel is. Het omvat obstructie, unfair spel, herhaalde overtredingen, gevaarlijk spel en wangedrag. 1. OBSTRUCTIE. a) Aanvallen of duwen. Wanneer een speler en een tegenstander naar de bal lopen mag geen der spelers de ander aanvallen behalve door middel van een schouderduw. Straf: Strafschop. b) Lopen voor de baldrager. Een speler mag niet opzettelijk voor een medespeler met de bal lopen of staan, waardoor het een tegenstander onmogelijk wordt gemaakt de bal-drager of potentiële baldragers, wanneer zij in balbezit komen, te tackelen. Straf: Strafschop. c) Het blokkeren van de tackelaar. Een speler mag niet opzettelijk voor een speler met de bal lopen of staan om een tackel van de tegenstander te voorkomen. d) Blokkeren van de bal. Een speler mag niet opzettelijk in een zodanige positie lopen of staan om het spelen van de bal door de tegenstander te voorkomen. e) De baldrager loopt in een medespeler bij een spelhervatting. Een speler die de bal draagt nadat hij uit de scrum, ruck, maul of line-out komt mag zich niet een weg trachten te banen door de zich voor hem bevindende medespelers. Straf: Strafschop. f) Obstructie van de flanker tegen de tegenstander scumhalf. Een flanker in de scrum mag niet verhinderen dat de tegenstander scrumhalf rond de scrum kan oplopen. Straf: Strafschop.
g) Een speler die de bal draagt kan onder welke omstandigheid dan ook niet voor obstructie worden bestraft. 2. SPELBEDERF. a) Opzettelijke overtreding. Een speler mag niet opzettelijk een Regel overtreden, of zich schuldig maken aan gemeenspel. Straf: Strafschop. Een straf-try moet worden toegepast wanneer een speler waarschijnlijk zou hebben gescoord. Een speler die een opzettelijke overtreding begaat, moet worden aangesproken op zijn gedrag of gewaarschuwd dat een uit-het-veld-zending zal volgen wanneer de overtreding herhaald werd of een soortgelijke overtreding plaatsvindt of uit het veld worden gestuurd. Nadat een speler gewaarschuwd wordt, volgt een tijdelijke uitsluiting voor dat speler voor een periode van 10 minuten speeltijd. Wanneer
22
dat speler, na een waarschuwing hetzelfde overtreding of een soortgelijke overtreding begaat, moet dat speler van het veld worden gestuurd. b) Tijdrekken. Een speler mag geen tijdrekken. Straf: Vrije schop. c) Bal over de zijlijn gooien, enz. Een speler mag de bal niet opzettelijk op of over de zijlijn, doelzijlijn of achterlijn gooien/tikken/plaatsen. Straf: Strafschop. Een straf-try moet worden toegepast wanneer een speler waarschijnlijk zou hebben gescoord. Voor een overtreding in het doelgebied van de speler, is de plaats van de hervatting van het spel op 5 meter van de doellijn recht tegenover de plaats van overtreding. 3. HERHAALDE OVERTREDINGEN. a) Herhaalde overtreding. Een speler mag de Regels niet herhaald met opzet overtreden. Herhaalde overtredingen is een zaak van feiten. De vraag of een speler wel of niet bewust een overtreding heeft begaan is niet relevant. Straf: Strafschop. Indien noodzakelijk, moet de speler worden gewaarschuwd. Wanneer de speler vervalt in een herhaling van overtredingen, moet de speler van het veld worden gestuurd. b) Overtredingen. Het probleem van de herhaalde overtredingen komt in het algemeen bij de scrum, line-out, buitenspel, ruck, maul of tackel regels voor. Een speler die is bestraft voor verschillende overtredingen bij een van deze regels moet worden gewaarschuwd en voor 10 minuten speeltijd worden uitgesloten. Wanneer de speler vervalt in de herhaalde overtredingen, moet de speler van het veld worden gestuurd. c) Herhaalde overtredingen door het team. Wanneer verschillende spelers van hetzelfde team herhaaldelijk dezelfde Regels overtreden, moet de scheidsrechter bepalen of hier spraken is van herhaalde overtredingen. Als hij dit heeft vastgesteld moet hij team een algemene waarschuwing geven, en als er weer overtredingen volgen moet hij de overtreder(s) voor een periode van 10 minuten speeltijd tijdelijk uitsluiten. Mocht een speler of speler(s) van hetzelfde team daarna in herhaling vallen dan moet de scheidsrechter deze speler(s) uit het veld sturen. Straf: Strafschop. Een straf-try moet worden toegepast wanneer een speler waarschijnlijk zou hebben gescoord. d) Herhaalde overtredingen: gelijkwaardige afhandeling door de scheidsrechters. Wanneer de scheidsrechter bij het bepalen van het aantal overtredingen, die te samen de herhaalde overtreding vormen, moet de scheidsrechter zeer strikt zijn in representatieve wedstrijden en in wedstrijden van senioren teams. Wanneer een speler voor de derde keer een overtreding maakt moet de speler door de scheidsrechter worden gewaarschuwd. In het geval van jeugd- of afdelingswedstrijden moet minder streng worden gelet op de herhaling van de overtredingen omdat dit te wijten kan zijn aan gebrek aan kennis van de Regels of een gebrek aan vaardigheid. 4. WANGEDRAG EN GEVAARLIJK SPEL. a) Stompen en slaan. Een speler mag een tegenstander niet stompen met de vuist of arm, evenals de elleboog, schouder, hoofd of knie(en). Straf: Strafschop. b) Trappen en stampen. Een speler mag niet op een tegenstander trappen of stampen. Straf: Strafschop. c) Schoppen. Een speler mag een tegenstander niet schoppen. Straf: Strafschop. d) Laten struikelen. Een speler mag een tegenstander niet met zijn been of voet laten struikelen of ten val brengen (bijv. pootje haken, beentje lichten). Straf: Strafschop. e) Gevaarlijke tackel. Een speler mag een tegenstander niet te vroeg, te laat of gevaarlijk tackelen. Een speler mag een tegenstander niet boven de schouders tackelen (of een tackel proberen). Een tackel rond de nek of het hoofd van een tegenstander is gevaarlijk spel.
23
Een stijve arm tackel is gevaarlijk spel. Een speler maakt een stijve arm tackel met een gestrekte arm om een tegenstander tegen te houden.
Een speler zonder bal aanvallen, is gevaarlijk spel. De scheidsrechter maakt uit of een tackel gevaarlijk is. De omstandigheden dienen in acht te worden genomen waaronder ook de blijkbare bedoeling van de tackelaar, de aard van de tackel of de weerloze positie van de speler die getackeld of omver wordt gelopen. Dit kan ernstige verwondingen veroorzaken. Al deze vormen van gevaarlijk spel moeten afzonderlijk worden bestraft. De schuldige en zich misdragende speler moet van het veld worden gestuurd. Voordeel kan worden toegepast, maar wanneer de overtreding een mogelijke try voorkomt moet een straf-try worden toegekend. Een speler mag een tegenstander niet proberen te tackelen zolang zijn voeten van de grond zijn Uitzondering: Een speler mag een tegenstander proberen te tackelen die duikt in een pogin een try te drukken. Straf: Strafschop. f) Een speler zonder bal gevaarlijk aanvallen. Een speler mag een tegenstander met de bal niet gevaarlijk aanvallen om hem naar de grond te krijgen of omver te werpen. Straf: Strafschop. g) Gevaarlijk blokkeren. Een speler mag een tegenstander die de bal draagt niet blokkeren of omverwerpen in een poging om hem te grijpen. Straf: Strafschop. h) Het tackelen van een springer in de lucht. Een speler mag een tegenstander, die naar de bal springt in een line-out of in openspel, niet tackelen of de voet of voeten wegtikken of trekken. Straf: Strafschop.
24
i) Gevaarlijk spel in een scrum, ruck of maul. De eerste rij van een scrum mag niet hard op de tegenstanders inkomen. Eerste-rij-spelers mogen hun tegenstanders niet van hun voeten optillen of hen uit de scrum duwen. Spelers mogen in een ruck of maul niet gevaarlijk inkomen maar moeten binden aan een speler in de ruck of maul. Spelers mogen de scrum, ruck of maul niet laten instorten. Straf: Strafschop. j) Wraakneming. Een speler mag geen wraak nemen. Ook indien een tegenstander de Regels overtreedt, mag geen enkele speler iets doen wat gevaarlijk is voor de tegenstander. Straf: Strafschop. k) Handelingen die onsportief zijn. Een speler mag op het speelveld geen enkele activiteit doen die onsportief en tegen de geest van het spel is. De speler die zich schuldig maakt aan gevaarlijk spel of spelbederf moet altijd op zijn gedrag aangesproken worden of worden gewaarschuwd dat hij van het veld wordt gestuurd bij een herhaling van de overtreding of een gelijksoortige overtreding of van het veld worden gestuurd. Vervalt na de waarschuwing de speler in een herhaling van de overtreding of een gelijksoortige overtreding, dan moet de speler van het veld worden gestuurd. Straf: Strafschop. l) Overtreding terwijl de bal niet in het spel is. Een speler mag niet, terwijl de bal niet in het spel is, een tegenstander aanvallen, obstructie plegen en zich schuldig maken aan enigerlei vorm van wangedrag. Straf: Strafschop. De straf is dezelfde zoals in de sectie 10.4 (a) - (k) is vastgelegd, behalve dat de strafschop moet worden genomen vanaf de plaats waar het spel zou worden herstart. Indien de plaats van overtreding over de zijlijn of binnen de 15-meter-lijn is, is de plaats van de herstart op het 15-meter-punt in rechte lijn tegenover de plaats van overtreding. Indien er een herstart plaatsvindt met een 5-meter-scrum, is de plaats van de strafschop op het 15-meter-punt van de zijlijn. Indien er een herstart plaatsvindt met een 22-meter-schop mag het niet in overtreding zijnde team herstarten met een strafschop op elk punt van de 22-meter-lijn. Indien een strafschop wordt toegekend aan het niet in overtreding zijnde team en een nieuwe overtreding vindt plaats voordat de schop is genomen, moet de scheidsrechter de speler waarschuwen dat hij van het veld kan worden gestuurd en vervolgens de strafschop 10 meter verder laten nemen. Dit doet recht aan de eerdere overtreding en het latere spelbederf. Indien een strafschop aan een team wordt toegekend en een speler van dat team is schuldig aan een nieuwe overtreding voordat de schop is genomen, moet de scheidsrechter de speler waarschuwen dat hij van het veld kan worden gestuurd, de schop moet ongeldig worden verklaard en toegekend aan het niet in overtreding zijnde team. Als de overtreding plaatsvindt buiten het speelveld terwijl de bal in het spel is, en de overtreding niet wordt afgedekt door een deel van deze Regel, wordt het spel hervat op het 15-meter-punt, tegenover de plaats van overtreding. Voor een waargenomen overtreding door de grensrechter wordt de strafschop genomen op de plaats van overtreding, en voordeel moet worden afgewacht. m) Een te late tackel op de schopper. Een speler mag een tegenstander niet aanvallen of obstructie tegen plegen die net de bal heeft geschopt. Straf: Het niet in overtreding zijnde team mag kiezen voor een strafschop op de plaats van overtreding of op de plaats waar de bal neerkomt. Plaats van overtreding. Indien de overtreding plaatsvindt in het doelgebied is de strafschop op 5 meter van de doellijn, in rechte lijn tegenover de plaats van overtreding. Indien de overtreding buiten het speelveld plaatsvindt is de plaats van de strafschop op het 15-meter-punt, in rechte lijn tegenover de plaats van overtreding. Indien de overtreding plaatsvindt buiten de doelzijlijn is de plaats van de strafschop op 5 meter van de doellijn en het 15-meterpunt, in rechte lijn tegenover de plaats van overtreding. Waar de bal neerkomt. Indien de bal buiten het veld is beland is de strafschop naar keuze op het 15 meterpunt, in rechte lijn tegenover de plaats van overtreding. Indien de bal binnen 15 meter van de zijlijn neerkomt is de strafschop op15 meter van de zijlijn, in rechte lijn tegenover de plaats van overtreding. Indien de bal neerkomt in het doelgebied, over de doelzijlijn, op of over de achterlijn is de plaats van de strafschop op 5 meter van de doellijn en in rechte lijn tegenover het punt waar de bal de doellijn is gepasseerd, maar minstens 15 meter uit de zijlijn.
25
Indien de bal een doelpaal of de dwarslat raakt is de plaats van de strafschop naar keuze op de plaats waar de bal neerkomt.
n) De flying wedge en cavalary charge. Een team mag geen flying wedge en cavalary charge beweging maken. Straf: Strafschop op de plaats van de oorspronkelijke overtreding. Flying Wedge. Deze beweging vindt plaats nabij de doellijn van de tegenstander wanneer het aanvallende team een strafschop of een vrijeschop krijgt toegewezen. De beweging wordt opgezet door een speler die of een korte schop voor zichzelf neemt, of de bal uit een korte pass krijgt en dan in de richting van de doellijn gaat met zijn medespelers aan weerszijden op hem gebonden in een V- of wig- formatie. Vaak wordt de baldrager tegen de regels in afgeschermd door medespelers voor hem. Het gevaar van deze beweging is minder voor degenen die de beweging maken als voor degenen die de beweging proberen te stoppen. Het is verboden. Straf: Strafschop op de plaats van de oorspronkelijke overtreding. Cavalary Charge. Een cavalary charge wordt doorgaans gemaakt bij de doellijn van de tegenstander wanneer het aanvallende team een strafschop of een vrije schop krijgt toegewezen. Spelers van het aanvallende team stellen zich op achter en bezijden de schopper met een enige tussenruimte. Deze spelers staan gewoonlijk een meter of twee uit elkaar. Op een teken van de schopper vallen ze aan. Pas wanneer ze vlakbij de schopper zijn neemt deze de schop en past de bal naar één van hen. Totdat de bal wordt geschopt moet het verdedigende team op of achter een lijn, tien meter van de mark, of achter de eigen doellijn blijven totdat de schop is genomen. De "Cavalary Charge" beweging kan gevaarlijk zijn. Het is verboden. Straf: Strafschop op de plaats van de oorspronkelijke overtreding. 5. SANCTIES. a) Een speler die Regel 10 overtreed moet op zijn gedrag worden aangesproken, of gewaarschuwd en tijdelijk van het veld gestuurd worden, of van het veld gestuurd worden. b) Een speler die, na een waarschuwing en tijdelijk uitsluiting,een tweede overtreding van Regel 10 begaat waar een waarschuwing van toepassing is, moet van het veld worden gestuurd. 6. SPELER VAN HET VELD GESTUURD. a) Wanneer een speler, tijdens een internationale wedstrijd, door de scheidsrechter is gewaarschuwd moet de scheidsrechter hem de gele kaart tonen. b) Wanneer een speler, tijdens een internationale wedstrijd, door de scheidsrechter van het veld wordt gestuurd moet hem de rode kaart worden getoond. c) Voor andere wedstrijden mogen de Bond of wedstrijdorganisator besluiten gele en rode kaarten toe te passen. 7. SPELER VAN HET VELD GESTUURD. Een speler die van het veld is gestuurd mag niet meer deelnemen aan het spel.
26
REGEL 11 : BUITENSPEL EN ON – SIDE IN OPEN SPEL DEFINITIE Bij de start van de wedstrijd staan alle spelers on-side. In de wedstrijd lopen de spelers op en kunnen daarbij buitenspel komen. Deze spelers kunnen dan bestraft worden behalve als zij weer on-side komen. In open spel is een speler buitenspel wanneer hij voor een medespeler komt die de bal draagt of voor een medespeler komt die de bal speelt. Buitenspel betekent dat de speler niet aan het spel kan deelnemen en deze spelers kunnen dan bestraft worden als zij deelnemen aan het spel. In open spel kan een speler weer on-side komen door een actie van een medespeler of van een tegenstander. Echter de buitenspel staande speler kan niet on-side komen als hij deelneemt aan het spel of naar voren richting de bal loopt, of in gebreke blijft om 10 meter van de bal te blijven waar deze op de grond landt. BUITENSPEL IN OPEN SPEL a) Een speler is buitenspel als hij in een positie is waarin hij buiten het spel is en onderhevig is aan straf als hij de volgende drie dingen doet: Zich met het spel bemoeien, of Naar voren naar de bal lopen, of Een overtreding maakt volgens de 10 meter Regel (Regel 11.4). Een speler in buitenspel wordt niet automatisch hiervoor bestraft. Een speler die een onopzettelijke voorwaarts pass ontvangt is niet buitenspel. Een speler kan in het doelgebied buitenspel zijn. b) Buitenspel en deelnemen aan het spel. Een speler die buitenspel is mag niet aan het spel deelnemen. Dit betekent dat een speler de bal niet mag speler en geen obstructie mag maken naar een tegenstander. c) Buitenspel en naar voren lopen. Wanneer een medespeler van de buitenspel staande speler de bal naar voren heeft geschopt, mag de buitenspel staande speler niet naar zijn tegenstanders lopen die in afwachting zijn van de bal, of naar de plaats lopen waar de bal neerkomt, voordat hij on-side wordt gebracht. 2. IN HET SPEL GEBRACHT DOOR EEN ACTIE VAN EEN MEDESPELER. In open spel zijn er vier manieren waarmee een speler die buitenspel is on-side kan komen door acties van hem zelf en die van zijn medespelers. a) Actie door de speler zelf. Door terug te lopen achter de positie van de medespeler die de bal schopte, speelde of droeg, de speler is dan on-side. b) Actie door de baldrager. Wanneer de medespeler die de bal draagt voorbij de speler die buitenspel staat loopt, de speler is dan on-side. c) Actie door de baldrager of een andere on-side speler. Wanneer de schopper, of een medespeler die gelijk of achter de schopper staat, tijdens (of na) de schop, voorbij de buitenspel staande speler loopt, de speler is dan on-side. d) Bij het naar voren lopen mag de speler buiten de zijlijn of doelzijlijn komen, maar om een buitenspel staande speler on-side te brengen moet de speler zich in het speelgebied bevinden, de speler is dan on-side.
27
3. IN HET SPEL GEBRACHT WORDEN DOOR DE TEGENSTANDERS. In open spel zijn er drie manieren waarmee een buitenspel staande speler on-side kan komen door een actie van de tegenstanders. Deze drie manieren zijn niet van toepassing op de speler die buitenspel is en valt onder de 10 meter Regel. a) Loopt 5 meter met de bal. Wanneer een tegenstander die de bal draagt 5 meter heeft gelopen, is de buitenspel staande speler is on-side. b) Schoppen of passen. Wanneer een tegenstander de bal schopt of passt, is de buitenspel staande speler is on-side. c) Opzettelijk raken van de bal. Wanneer een tegenstander opzettelijk de bal raakt zonder deze te vangen, is de buitenspel staande speler is on-side.
4. BUITENSPEL VALLENDE ONDER DE 10 METER REGEL. a) Wanneer een medespeler van de buitenspel staande speler de bal naar voren schopt, maakt de buitenspel staande speler deel uit van het spel als hij de denkbeeldige 10 meter lijn rond de speler die in afwachting is van de bal, of daar waar de bal neerkomt, overschrijdt. De speler moet zich onmiddellijk terugtrekken achter de denkbeeldige 10 meter lijn. Terwijl hij zich terugtrekt mag hij geen tegenstander hinderen. b) Terwijl hij zich terugtrekt kan de buitenspel staande speler door geen enkele actie van de tegenstanders on-side worden gebracht. Echter, de buitenspel staande speler kan, voordat hij de10 meter lijn heeft bereikt, on-side worden gebracht door een
28
medespeler die hem voorbij loopt. c) Wanneer een speler die buitenspel is onder de 10 meter Regel een tegenstander aanvalt die in afwachting is van de bal, blaast de scheidsrechter eenmaal op zijn fluit ten teken dat de speler in overtreding is. Uit de weg gaan is minder gevaarlijk voor de tegenstander. d) Wanneer een speler die buitenspel is onder de 10 meter Regel de bal speelt nadat hij misleid is door de tegenstander, moet de buitenspel staande speler worden bestraft. e) De 10 meter Regel is niet van toepassing wanneer de bal een doelpaal of de dwarslat raakt. Wat van belang is, waar de bal neerkomt. De buitenspel staande speler mag niet voorbij de denkbeeldige 10 meter lijn komen. f) De 10 meter Regel is niet van toepassing wanneer een speler de bal schopt en een tegenstander de bal neerslaat, terwijl een medespeler van de eerste speler, die voorbij de denkbeeldige 10 meter lijn was, dan de bal speelt. De tegenstander was niet in afwachting van de bal om deze te spelen waarmee de medespeler on-side is. Straf: Wanneer een speler wordt bestraft voor buitenspel in open spel, mag de tegenstander kiezen of zij een strafschop op de plaats van overtreding willen of een scrum op de plaats waar het in overtreding zijnde team als laatste de bal speelde. Wanneer die plek in het doelgebied van de overtreders is, wordt de scrum genomen op 5 meter van de doellijn recht tegenover de plaats waar vandaan de bal was gespeeld. g) Indien meer dan een speler buitenspel is en naar voren loopt, nadat een medespeler de bal heeft geschopt, is de plaats van overtreding de dichtstbijzijnde speler die bij de tegenstander is die in afwachting is van de bal, of daar waar de bal neerkomt. 5. IN HET SPEL KOMEN ONDER DE 10 METER REGEL. a) De buitenspel staande speler moet zich onmiddellijk terugtrekken achter de denkbeeldige 10 meter lijn, anders is hij onderhevig aan straf. b) Al terugtrekkend kan de speler on-side worden gebracht voordat hij de denkbeeldige 10 meter lijn is gepasseerd door een van de drie acties van zijn medespelers zoals boven in sectie 2 is vastgelegd. Echter, de speler kan niet on-side door de tegenstanders worden gebracht. 6. PER ONGELUK BUITENSPEL. a) Wanneer een buitenspel staande speler de bal niet kan ontwijken of een medespeler die de bal draagt is de speler per ongeluk buitenspel. Indien er geen voordeel voor het team met de bal uit ontstaat wordt er doorgespeeld. Indien het team wel voordeel verkrijgt wordt een scrum gegeven, het niet in overtreding zijnde team gooit de bal in. b) Wanneer een speler de bal aan een medespeler die voor hem staat afgeeft is de ontvanger buitenspel. Alleen in het geval dat wanneer de ontvanger weloverwogen buitenspel is (in welk geval een strafschop moet worden gegeven), is hij echter per ongeluk buitenspel dan wordt er een scrum geformeerd en de tegenpartij gooit de bal in. 7. BUITENSPEL NA VOORWAARTS. Wanneer een speler de bal voorwaarts gooit en een buitenspel staande medespeler speelt daarna de bal dan is de buitenspel staande speler onderhevig aan straf wanneer een tegenstander de bal wilt spelen en van voordeel wordt beroofd. Straf: Strafschop. 8. BUITENSPEL BIJ SCRUM, RUCK, MAUL OF LINE-OUT. In een scrum, ruck, maul of line-out is een speler buitenspel wanneer hij voorbij de buitenspellijn komt zoals beschreven en in de betreffende Regels is vastgelegd. 9. SPELER IN HET SPEL, TERUGTREKKEND TIJDENS DE RUCK, MAUL, SCRUM OF LINE-OUT. Wanneer een ruck, maul, scrum of line-out is geformeerd is een speler buitenspel die zich terugtrekt zoals wordt vereist volgens de buitenspelregels ook al wint de tegenpartij en de ruck, maul, scrum en line-out is afgelopen. In deze situatie kan geen enkele actie van de buitenspel speler of zijn medespelers de speler on-side brengen. De buitenspel speler kan slechts door een actie van de tegenpartij on-side komen. Er zijn twee acties: Tegenstander loopt 5 meter met de bal. Wanneer de tegenstander 5 meter met de bal heeft gelopen is de buitenspel staande speler weer on-side. Een buitenspel staande speler kan niet on-side komen door een pass van de tegenstander. Ook niet wanneer de tegenpartij verschillende malen de bal past, deze actie zal de buitenspel staande speler niet on-side plaatsen. Een tegenstander schopt de bal. Wanneer een tegenstander de bal schopt is de buitenspel staande speler weer on-side. 10. TREUZELAARS. Een speler in buitenspel die zich terugtrekt treuzelt. Een treuzelaar die daarmee voorkomt dat de tegenpartij de bal kan spelen maakt deel uit van de wedstrijd en is onderhevig aan straf. De scheidsrechter moet er voor zorgen dat de speler geen voordeel behaalt van een actie van de tegenpartij en daarmee on-side komt. Straf: Strafschop
29
REGEL 12 : VOORWAARTS OF VOORWAARTSGOOI DEFINITIE - VOORWAARTS. Voorwaarts gebeurt wanneer een speler de controle over de bal verliest en de bal naar voren beweegt, of nadat de speler de bal met zijn hand of arm naar voren slaat, of nadat de bal tegen de hand of arm is gekomen en naar voren gaat, de grond raakt of een andere speler voordat de speler hem onder controle krijgt. "Voorwaarts" is in de richting van de achterlijn van de tegenpartij. UITZONDERING. Charge down. Indien een speler de bal neerslaat direct uit een schop of direct na de schop van een tegenstander, is het geen knock-on, zelfs als de bal nar voren gaat.
DEFINITIE – VOORWAARTSE PAS. Een voorwaartse pas komt voor wanneer een speler de bal voorwaarts gooit of past "Voorwaarts" is in de richting van de achterlijn van de tegenpartij. UITZONDERING. Charge down. Indien een speler de bal neerslaat direct uit een schop of direct na de schop van een tegenstander, is het geen knock-on, zelfs als de bal naar voren gaat.
1.
HET SPELVERVOLG UIT VOORWAARTS OF EEN VOORWAARTSGOOI.
a)
Onopzettelijk voorwaarts of een voorwaartse pas. Een scrum moet worden genomen op de plaats van de overtreding.
b)
Onopzettelijk voorwaarts of een voorwaartse pas in de line-out. Een scrum moet worden genomen op het 15 meterpunt.
c) Voorwaarts of een voorwaartse pas het doelgebied in. Indien een aanvallende speler voorwaarts of een voorwaartsgooi maakt in het speelveld en de bal gaat dan in het doelgebied van de tegenstanders en wordt daar vervolgens dood gemaakt, dan moet een scrum worden toegekend op de plaats van overtreding waar het voorwaarts of de voorwaartsgooi heeft plaatsgevonden. d) Voorwaarts of een voorwaartse pas in het doelgebied. Indien een speler van een team voorwaarts of een voorwaartsgooi maakt in het doelgebied, dan moet een 5-meter-scrum worden toegekend, in een rechte lijn tegenover de plaats van overtreding, en mag niet dichterbij de zijlijn zijn dan 5 meter. e) Moedwillig voorwaarts of een voorwaartse pas. Een speler mag niet moedwillig voorwaarts slagen met de hand of de arm of een voorwaartse pas geven. Straf: Strafschop. Een straf-try moet worden toegekend indien anders waarschijnlijk een try zou zijn gescoord. f) Indien de bal naar voren gaat zoals bij voorwaarts terwijl de speler probeert de bal te vangen en die speler vangt de bal voordat de bal de grond of een andere speler raakt, gaat het spel door.
30
REGEL 13 : AFSTRAP EN SPELHERVATTENDE TRAPPEN DEFINITIE. De aftrap is het begin van de wedstrijd, de start van de tweede helft of een schop na een score. 1. WAAR MOET DE AFTRAP WORDEN GENOMEN. De aftrap moet op het midden van de middellijn worden genomen. Indien de bal niet op de juiste plaats wordt genomen moet deze opnieuw genomen worden. 2. DE WIJZE WAAROP DE AFTRAP WORDT GENOMEN. a) Een team trapt af door het nemen van een drop-kick op of achter het midden van de middenlijn. b) Indien de bal door het verkeerde team wordt afgetrapt, moet de schop opnieuw worden genomen. 3. WIE MAG BEGINNEN. a) Het team waarvan de aanvoerder de toss heeft gewonnen en gekozen heeft voor de aftrap, of het andere team wanneer de aanvoerder voor veldkeuze heeft gekozen. b) Na de rust schopt de tegenstander van het team, die heeft afgetrapt bij de aanvang van de wedstrijd, af. c) Na een score trappen de tegenstanders van het team die heeft gescoord, af. 4. HET OPSTELLEN VAN HET SCHOPPERS TEAM BIJ DE AFTRAP. Het gehele team van de schopper, behalve de plaatser, moet zich achter de bal opstellen wanneer deze wordt geschopt. Indien dit niet zo is wordt er een scrum op het midden van de middellijn geformeerd. De tegenstander gooit de bal in. 5. HET OPSTELLEN VAN DE TEGENSTANDERS BIJ DE AFTRAP. Alle tegenstanders moeten zich op of achter de 10-meter-lijn opstellen. Indien zij voorbij deze lijn komen of zij lopen op voordat de bal is geschopt, moet de aftrap opnieuw worden genomen.
6. AFRAP EN DE 10-METER-LIJN. Indien de bal de 10-meter-lijn bereikt of voorbij de 10-meter-lijn van de tegenstanders komt en hij wordt dan teruggeblazen, gaat het spel door. 7. DE AFTRAP BEREIKT NIET DE 10-METER-LIJN EN WORDT DAN DOOR DE TEGENSTANDER GESPEELD. Indien de bal niet de 10-meter-lijn van de tegenstanders bereikt en dan als eerste door een tegenstander wordt gespeeld, gaat het spel door.
31
8. DE AFTRAP BEREIKT NIET DE 10-METER-LIJN EN WORDT NIET DOOR DE TEGENSTANDER GESPEELD. Indien de bal niet de 10-meter-lijn van de tegenstanders bereikt heeft de tegenstander twee keuzes: De bal opnieuw laten aftrappen, of Een scrum op het midden van het veld. Zij gooien de bal in. 9. DE BAL GAAT DIRECT OVER DE ZIJLIJN UIT. De bal moet in het speelveld neerkomen. Indien de bal direct over de zijlijn uitgaat heeft de tegenpartij drie keuzes: de bal opnieuw laten aftrappen, of een scrum op het midden van het veld terwijl zij de bal ingooien, of het accepteren van de schop. Indien zij de schop accepteren is de line-out op de middellijn. Indien de bal over de middellijn is teruggeblazen en dan direct over de zijlijn uitgaat, is de line-out op de plaats waar de bal over de zijlijn uitging. 10. DE BAL GAAT DIRECT HET DOELGEBIED IN. a) Indien de bal vanuit een aftrap direct het doelgebied ingaat zonder te stuiten of een speler te raken, heeft de tegenpartij drie keuzes: de bal te drukken, of de bal dood te maken, of door te spelen. b) Indien de tegenstanders de bal drukken, of zij maken de bal dood, of de bal gaat dood omdat deze over de doelzijlijn gaat, op / of over de achterlijn gaat, hebben zij twee keuzes: een scrum op het midden van de middellijn, en zij mogen de bal ingooien, of zij laten een nieuwe aftrap nemen. c) Indien zij kiezen om de bal te drukken of dood te maken moet dat zonder vertraging gebeuren. Elke andere actie van de verdedigende speler met de bal moet worden uitgelegd als het spelen van de bal. 11. EEN 22-METER-SCHOP.
DEFINITIE. Een 22-meter-schop wordt gebruikt om het spel te herstarten nadat een aanvallende speler de bal zonder overtreding het doelgebied in heeft gebracht of genomen, en een verdedigende speler heeft vervolgens de bal daar dood gemaakt, of hij is over de doelzijlijn op of over de achterlijn gegaan. Een 22-meter-schop is een drop-kick die door het verdedigende team wordt genomen. De 22-meter-schop kan op elk punt op of achter de 22-meter-lijn worden genomen.
32
12. VERTRAGING IN DE 22-METER-SCHOP. De 22-meter-schop moet zonder vertraging worden genomen. Straf: Vrije schop op de 22-meter-lijn. 13. INCORRECTE 22-METER-SCHOP. Indien de bal bij een 22-meter-schop door een andere schop is genomen, of van de verkeerde plaats, moet er een nieuwe 22meter-schop worden genomen. 14. EEN 22-METER-SCHOP MOET DE 22-METER-LIJN BEREIKEN. a) Indien de 22-meter-schop de 22-meter-lijn niet bereikt, heeft het niet in overtreding zijnde team twee keuzes: een nieuwe 22-meter-schop laten nemen, of een scrum op het midden van de 22-meter-lijn formeren. Zij gooien de bal in. b) Indien de bal de 22-meter-lijn bereikt en vervolgens wordt teruggeblazen, gaat het spel verder. c) Indien de bal de 22-meter-lijn niet bereikt mag voordeel worden afgewacht. Een tegenstander die de bal speelt kan een try scoren. 15. DE BAL GAAT DIRECT OVER DE ZIJLIJN. De bal moet in het speelveld neerkomen. Indien de bal direct over de zijlijn gaat, heeft het niet in overtreding zijnde team drie keuzes: een nieuwe 22-meter-schop laten nemen, of een scrum op het midden van de 22-meter-lijn nemen, en zij gooien de bal in, of zij accepteren de schop. Indien zij de schop accepteren is de ingooi op de plaats op de 22 meterlijn. 16. DE BAL GAAT VANUIT EEN DROP OUT RECHTSSTREEKS HET IN-GOAL IN. a) Indien de bal, vanuit een drop-out, rechtstreeks het in-goal van de tegenpartij ingaat, zonder een speler aangeraakt te hebben of door een speler aangeraakt te zijn, dan heeft de tegenpartij drie keuzes; i. de bal drukken, of ii. de bal dood maken, of iii. doorspelen b) Indien de tegenpartij de bal drukt of dood maakt, of als de bal dood gemaakt wordt door in touch-in-goal te gaan of op of over de achterlijn, hebben zij twee keuzes; i. een scrum laten formeren op het midden van de middenlijn, vanwaar de kick genomen werd, zij mogen de bal ingooien in de scrum, of, ii. De andere team de drop out opnieuw laten nemen. c) Indien zij kiezen om de bal te drukken of dood te maken, dan moet dat onmiddellijk plaatsvinden. Elk andere actie met de bal door een verdedigende speler betekend dat deze speler gekozen heeft om door te spelen. 17. HET SCHOPPERS TEAM. a) Het team van de schopper moet achter de bal staan op het moment van schoppen. Als zij dat niet doen moet een scrum worden geformeerd op het midden van de 22-meter-lijn. Het niet in overtreding zijnde team gooit de bal in. b) Echter, wanneer de schop zo snel wordt genomen dat er nog spelers van het schoppers team aan het terugtrekken zijn en zich voor de bal bevinden zullen niet worden bestraft. Zij moeten echter doorgaan met zich terug te trekken totdat zij weer onside worden gebracht door een speler van hun team. Zij mogen niet deelnemen aan het spel voordat zij on-side zijn gebracht. Straf: Scrum op het midden van de 22-meter-lijn. Het aanvallende team gooit in. 18. HET TEAM VAN DE TEGENPARTIJ. a) Het team van de tegenpartij mag niet inlopen over de 22-meter-lijn voordat de bal is geschopt. Indien zij dit toch doen moet de schop opnieuw worden genomen. b) Als een tegenstander voor de 22-meter-lijn blijft om tijd te rekken of zich te bemoeien met de speler die de schop gaat nemen, is deze speler onderhevig aan straf. Straf: Strafschop op het midden van de 22-meter-lijn
33
REGEL 14 : BAL OP DE GROND GEEN TACKEL DEFINITIE. Deze situatie komt voor wanneer de bal op de grond beschikbaar is en een speler gaat naar de grond om de bal te veroveren, behalve direct na de scrum of een ruck. Het komt ook voor wanneer een speler op de grond in het bezit van de bal is, zonder dat hij is getackeld. Het spel wordt gespeeld door spelers die op hun voeten staan. Een speler mag de bal niet onbespeelbaar maken door naar de grond te gaan. Onbespeelbaar houdt in dat de bal niet onmiddellijk beschikbaar is voor de teams om het spel te laten doorgaan. Een speler die de bal onbespeelbaar maakt, of obstructie maakt tegen het andere team door naar de grond te gaan, gaat tegen de geest van het spel in en moet worden bestraft. Een speler die niet is getackeld maar naar de grond terwijl hij de bal vasthoudt, of een speler die naar de grond gaat om de bal te veroveren dient dit onmiddellijk te doen. 1. SPELER OP DE GROND. De speler moet onmiddellijk een van de volgende drie dingen doen: opstaan met de bal, of de bal passen, of de bal loslaten. Een speler die de bal past of loslaat, moet ook in één beweging opstaan of zich verwijderen van deze plek. Voordeel is alleen van toepassing als het onmiddellijk plaatsvindt. Straf: Strafschop. 2. WAT MAG DE SPELER NIET DOEN. a) Liggen op de grond met de bal. Een speler mag niet op of naast de bal liggen om de tegenstanders te verhinderen in het bezit van de bal te komen.
b) Vallen over een speler met de bal die op de grond ligt. Een speler mag niet met opzet op of over een speler met de bal die op de grond ligt vallen. c) Vallen over spelers met de bal die op de grond liggen. Een speler mag niet met opzet over spelers die op de grond liggen vallen die de bal tussen of naast zich hebben. Straf: Strafschop. Definitie: Naast , betekent binnen 1 meter REGEL 15 : TACKEL – BALDRAGER NAAR DE GROND GEBRACHT
DEFINITIE. Een tackel vindt plaats wanneer een speler die de bal draagt door één of meerdere tegenspelers zodanig wordt vastgehouden dat hij naar de grond wordt gebracht en/of de bal de grond raakt. Dat speler wordt de getackelde speler genoemd. Alle tegenstanders van de getackelde speler die naar de grond gaan worden tackelaars genoemd.
34
1. TACKEL - WAAR. Een tackel kan alleen in het speelgebied plaatsvinden.
2. WANNEER KAN ER GEEN TACKEL PLAATSVINDEN. Wanneer de baldrager door een tegenstander wordt vastgehouden en een medespeler aan de baldrager bindt, wordt er een maul gevormd en kan er geen tackel plaatsvinden.
3. NAAR DE GROND DUIDELIJK OMSCHREVEN. a) Indien de baldrager een knie of beide knieën op de grond heeft, wordt de baldrager geacht naar de grond te zijn gebracht. b) Indien de baldrager op de grond zit, of zich boven op een andere speler op de grond bevindt, wordt de baldrager geacht naar de grond te zijn gebracht. 4.OPTILLEN VAN DE GROND VAN DE BALDRAGER. Een baldrager die van de grond wordt opgetild door een tegenstander is niet getackeld en het spel gaat verder. 5. DE TACKELAAR. a) Wanneer een speler een tegenstander tackelt, en zij gaan beide naar de grond, dan moet de tackelaar de getackelde speler onmiddellijk loslaten b) De tackelaar moet onmiddellijk opstaan of zich verwijderen van de getackelde speler en de bal, in één beweging. c) De tackelaar moet opstaan voordat hij de bal speelt Straf: Strafschop 6. DE GETACKELDE SPELER. a) Een getackelde speler moet proberen de bal onmiddellijk beschikbaar te stellen om het spel te kunnen laten doorgaan. b) Een getackelde speler moet onmiddellijk de bal passen of loslaten. Deze speler moet opstaan en zich verwijderen van deze plek, in één beweging. c) Een getackelde speler mag de bal loslaten door de bal op de grond plaatsen in elke richting,op voorwaarde dat. d) Een getackelde speler mag de bal loslaten door de bal, over de grond schuiven in elke richting, behalve voorwaarts, op voorwaarde dat het onmiddellijk gebeurt. e) De getackelde speler MOET de bal loslaten indien tegenstanders, die op hun voeten staan, de bal proberen te spelen. f) Indien door de beweging, een getackelde speler in het doelgebied komt, kan hij daar een try scoren of een dooddruk maken.
35
g Indien spelers nabij de doellijn zijn getackeld, mogen deze spelers zich onmiddellijk uitstrekken, zij om de bal op of over de doellijn te plaatsen voor het scoren van een try of het maken van een dooddruk. Straf: Strafschop. h) De getackelde speler mag de bal niet opzettelijk op of over de zijlijn plaatsen. De getackelde speler mag de bal niet opzettelijk over de zijlijn duwen. Straf: Strafschop op het 15-meter-lijn.
7. OVERIGE SPELERS. a) Na een tackel moeten alle spelers op hun voeten staan wanneer zij de bal spelen. Spelers staan op hun voeten wanneer geen ander deel van hun lichaam door de grond of spelers op de grond wordt ondersteund. b) Na een tackel, mag iedere speler, rechtopstaand, proberen in het bezit te komen van de bal door de bal te ontnemen van de balbezitter.
c) Bij een tackel of in de nabijheid van een tackel, moeten andere spelers die de bal spelen dat doen van achter de bal EN van achter de getackelde speler of tackelaar die het dichts bij zijn doellijn ligt. Straf: Strafschop d) Een speler die in balbezit komt bij een tackel, moet de bal onmiddellijk spelen door met de bal weg te lopen of door de bal te passen of schoppen. Straf: Strafschop e) Een speler die als eerste in balbezit komt, mag niet naar de grond gaan bij of naast de tackel, tenzij hij door een tegenstander wordt getackeld. Straf: Strafschop f) De speler die als eerste in balbezit komt bij of naast een tackel, mag door ieder tegenstander getackeld worden, zolang dat gebeurt van achter de bal en van achter de tackelaar of getackelde speler die het dichts bij zijn doellijn ligt. Straf: Strafshop g) Na een tackel mag geen enkele speler op de grond verhinderen dat een tegenstander in balbezit komt. h) Na een tackel mag geen enkele speler op de grond een tegenstander tackelen of proberen te tackelen Straf: Strafschop. i) Wanneer een getackelde speler zich uitstrekt om de bal op of over de doellijn te drukken, om een try te scoren, mag een tegenstander de bal uit zijn bezit halen, maar mag niet naar de bal schoppen. Uitzondering: De bal gaat over de doellijn. Na een tackel, nabij de doellijn, gaat de bal nadat hij door een getackelde speler is losgelaten het doelgebied in, daarna mag elke speler de bal drukken, ook de speler op de grond mag dit doen. Straf: Strafschop
8. VERBODEN PRAKTIJKEN. a) Geen speler mag voorkomen dat de getackelde speler de bal kan passen. b) Geen speler mag voorkomen dat de getackelde speler de bal kan loslaten en opstaan of zich kan verwijderen van deze plek. c) Geen speler mag op of over een getackelde speler vallen.
36
d) Geen speler mag op of over spelers vallen die na een tackel op de grond liggen met de bal tussen of naast hen in. e) Spelers op hun voeten mogen een tegenstander niet aanvallen of obstructie tegen plegen die niet vlakbij de bal zijn. Straf: Strafschop. f) Gevaar: Het mislukken van een pass of het loslaten van de bal. Gevaar ontstaat wanneer een getackelde speler een fout maakt bij het loslaten van de bal en niet onmiddellijk van deze plek wegrolt of voorkomt dat hij dat kan doen. Wanneer een van deze zaken zich voordoet moet de scheidsrechter onmiddellijk een strafschop toekennen. Straf: Strafschop. 9. TWIJFEL OVER DE VEROORZAKER VAN DE OVERTREDING. Indien de bal onbespeelbaar wordt na een tackel en er is twijfel welke speler verantwoordelijk is voor de overtreding van de Regel, geeft de scheidsrechter een scrum waarbij de bal onmiddellijk moet worden ingebracht door het team die als laatste vooruit bewoog, indien geen van beide teams vooruit bewoog gooit het aanvallende team in.
37
REGEL 16 : RUCK DEFINITIE. Een ruck is een manier van spelen waarbij een of meer spelers van elk team, die op hun voeten staan en lichamelijk contact hebben, zich rondom en over de bal aaneensluiten die op de grond ligt. Het open spel is voorbij. Rucking. Het rucken is een actie waarbij spelers in de ruck met hun voeten de bal in hun bezit proberen te krijgen of te houden zonder de Regel te overtreden. 1. HET FORMEREN VAN DE RUCK. Waar. Een ruck kan alleen maar plaatsvinden in het speelveld. Hoe. Spelers moeten op hun voeten staan. Op zijn minst moet een speler gebonden zijn aan een tegenstander. SAMENVATTING. Ruck: De bal is op de grond; er zijn minimaal twee spelers op hun voeten nodig, een van elk team.
2. AANSLUITEN BIJ DE RUCK. a) Alle spelers die zich voegen, of die zich aansluiten of deel uitmaken van de ruck mogen hun hoofd en schouders niet lager hebben dan hun heupen. Straf: Vrije schop. b) Een speler die zich bij de ruck aansluit moet met minimaal een arm aan een medespeler binden en daarbij de gehele arm gebruiken. c) Een hand leggen op een andere speler in de ruck is niet binden. d) Alle spelers die de ruck gaan vormen, of zich aansluiten of deel uitmaken van de ruck moeten op hun voeten staan. Straf: Strafschop. 3. RUCKING. a) Spelers deeluitmakend van de ruck moeten trachten op hun voeten te blijven. b) Een speler mag in de ruck niet moedwillig vallen of knielen. Dit is gevaarlijk spel. c) Een speler mag de ruck niet moedwillig laten instorten. Dit is gevaarlijk spel. d) Een speler mag niet op de ruck springen. Straf: Strafschop. e) Spelers mogen hun hoofd en schouders niet lager hebben dan hun heupen. Straf:Vrije schop. f) Een speler die de bal ruckt moet de bal en niet de spelers op de grond rucken. Een speler die de bal ruckt moet daarbij over de spelers heen te stappen die op de grond liggen en niet opzettelijk op hen stappen. Bij het rucken moeten de voeten dichtbij de bal worden geplaatst.
38
Straf: Strafschop voor gevaarlijk spel.
4. ANDERE RUCK OVERTREDINGEN. a) Spelers mogen de bal niet terug in de ruck brengen. Straf:Vrije schop. b) Spelers mogen niet met de handen in de ruck spelen. c) Spelers mogen de bal in de ruck niet met hun voeten optillen. d) Spelers in of nabij de ruck op de grond moeten trachten weg te komen van de bal. Deze spelers mogen zich niet met de bal bemoeien die in de ruck is of die uit de ruck komt. e) Een speler mag niet op of over de bal vallen die uit de ruck komt. Straf:Strafschop. f) Een speler mag, terwijl de bal in de ruck is, geen enkele actie ondernemen om de tegenstander het idee te geven dat de bal uit de ruck is terwijl deze nog in de ruck is. Straf:Vrije schop.
5. BUITENSPEL IN DE RUCK. a) De buitenspellijn. Er zijn twee buitenspellijnen parallel aan de doellijnen voor elk team een. Elke buitenspellijn loopt door de achterste voet van de laatste speler in de ruck. b) Spelers moeten deelnemen aan de ruck of zich onmiddellijk achter de buitenspellijn terugtrekken. Indien een speler treuzelt om on-side te komen in de ruck, dan is de speler buitenspel. c) Spelers die deelnemen aan de ruck. Alle spelers die aan de ruck wensen deel te nemen moeten dit doen van achter de laatste voet van een medespeler in de ruck. Een speler mag aan de zijkant van de laatste speler aan de ruck deelnemen. Indien de speler aan de kant van de tegenstander, of voorbij de laatste medespeler inkomt, dan is die speler buitenspel. Straf:Strafschop op de plaats van buitenspellijn van het team dat in overtreding is. d) Spelers die niet aan de ruck deelnemen. Indien een speler voorbij de buitenspellijn is en zich niet bij de ruck voegt, moet de speler onmiddellijk terug gaan achter de buitenspellijn. Indien een speler achter de buitenspellijn is en vervolgens over de buitenspellijn stapt en dan niet deel neemt aan de ruck dan is die speler buitenspel. Straf:Strafschop op de plaats van buitenspellijn van het team dat in overtreding is. e) Spelers blijven of nemen weer deel aan de ruck. Indien een speler de ruck verlaat moet hij zich onmiddellijk achter de buitenspellijn terugtrekken anders is de speler buitenspel. Wanneer de speler buitenspel is mag hij vervolgens weer deelnemen aan de ruck. Indien de speler zich voorbij de laatste medespeler in de ruck voegt is deze speler buitenspel. De speler mag zich aan de zijkant van de laatste medespeler in de ruck voegen. Straf:Strafschop op de plaats van buitenspellijn van het team dat in overtreding is.
39
6. GESLAAGDE BEËINDIGING VAN DE RUCK. Een ruck is geslaagd wanneer de bal de ruck verlaat, of wanneer de bal op of over de doellijn gaat.
7. NIET GESLAAGDE BEËINDIGING VAN DE RUCK. a) Een ruck is niet geslaagd wanneer de bal onbespeelbaar wordt en een scrum moet worden genomen. Het team dat voorwaarts ging vlak voor de bal onbespeelbaar werd mag de bal ingooien. Indien geen der teams naar voren ging, of de scheidsrechter kan niet bepalen welk team voorwaarts ging vlak voor de bal onbespeelbaar werd in de ruck, gooit het team in dat vooruit bewoog vlak voordat de ruck begon. Indien geen der teams vooruit bewoog, gooit het aanvallende team de bal in. Voordat de scheidsrechter affluit voor een scrum moet de scheidsrechter een redelijke tijd in acht nemen om de bal uit de ruck te laten komen, in het bijzonder als een der teams vooruit beweegt. Indien de ruck stopt, of indien de scheidsrechter aanneemt dat de bal er niet binnen een redelijke tijd uit kan komen, moet de scheidsrechter een scrum gelasten
40
REGEL 17 : MAUL DEFINITIE. Een maul vindt plaats wanneer een speler de bal draagt en wordt vastgehouden door een of meer tegenstanders, en een of meer medespelers van het baldragers team zich binden aan de baldrager. Al de spelers die deelnemen moeten op hun voeten staan en naar voren naar de doellijn bewegen. Het open spel is beëindigd. 1. HET FORMEREN VAN DE MAUL. Waar. Een maul kan alleen maar in het speelveld plaatsvinden. Hoe. Spelers moeten op hun voeten blijven. Samenvatting. Maul: Minimaal drie spelers; op hun voeten, de baldrager en een speler van elk team.
2. AANSLUITEN BIJ DE MAUL. a) Spelers die zich bij de maul aansluiten mogen hun hoofd en schouders niet lager hebben dan hun heupen. Straf: Vrije schop. b) Een speler wordt in de maul vastgehouden of bindt aan de maul maar dit mag niet aan de zijkant. c) Een hand leggen op een andere speler in de maul is niet binden. Straf: Strafschop. d) Spelers moeten op hun voeten blijven. Spelers deeluitmakend van de maul moeten trachten op hun voeten te blijven. De baldrager in de maul mag naar de grond gaan om de bal beschikbaar te maken onder voorwaarde dat dit onmiddellijk plaatsvindt zodat het spel door kan gaan. e) Een speler mag de maul niet moedwillig laten instorten. Dit is gevaarlijk spel. f) Een speler mag niet op de maul springen. Straf: Strafschop. 3. ANDERE MAUL OVERTREDINGEN. a) Een speler mag een andere speler niet uit de maul trekken Straf: Strafschop. b) Een speler mag, terwijl de bal in de maul is, geen enkele actie ondernemen om de tegenstander het idee te geven dat de bal uit de maul is terwijl deze nog in de maul is. Straf: Vrijeschop. 4. BUITENSPEL IN DE MAUL. a) De buitenspellijn. Er zijn twee buitenspellijnen parallel aan de doellijnen voor elk team een. Elke buitenspellijn loopt door de achterste voet van de laatste speler in de maul.
41
b) Spelers moeten deelnemen aan de maul of zich onmiddellijk achter de buitenspellijn terugtrekken. Indien een speler treuzelt om on-side te komen in de maul, dan is die speler buitenspel. Straf: Strafschop op de plaats van buitenspellijn van het team dat in overtreding is. c) Spelers die deelnemen aan de maul. Alle spelers die aan de maul wensen deel te nemen moeten dit doen van achter de laatste voet van een medespeler in de maul. Een speler mag aan de zijkant van de laatste speler binden. Indien die speler aan de kant van de tegenstander, of voorbij de laatste medespeler inkomt, dan is die speler buitenspel. Straf: Strafschop op de plaats van buitenspellijn van het team dat in overtreding is. d) Spelers die niet aan de maul deelnemen. Indien een speler voorbij de buitenspellijn is en zich niet bij de maul voegt, dan moet die speler zich onmiddellijk terugtrekken achter de buitenspellijn. Een speler die dit niet doet is buitenspel. Indien een speler achter de buitenspellijn is en vervolgens over de buitenspellijn stapt en dan niet deelneemt aan de maul, dan is die speler buitenspel. Straf: Strafschop op de plaats van buitenspellijn van het team dat in overtreding is. e) Spelers blijven of nemen weer deel aan de maul. Spelers die de maul verlaten moeten zich onmiddellijk achter de buitenspellijn terugtrekken anders zijn die spelers buitenspel. Indien een speler zich voorbij de laatste medespeler in de maul voegt is deze speler buitenspel. De speler mag zich aan de zijkant van de laatste medespeler in de maul voegen. Straf: Strafschop op de plaats van buitenspellijn van het team dat in overtreding is. 5. GESLAAGDE BEËINDIGING VAN DE MAUL. Een maul is geslaagd wanneer de bal of een speler met de bal de maul verlaat. De maul is beëindigd wanneer de bal op de grond of, op of over de doellijn gaat. 6. NIET GESLAAGDE BEËINDIGING VAN DE MAUL. a) Een maul is niet geslaagd wanneer de maul langer dan 5 seconden niet meer beweegt of naar voren gaat dan moet er een scrum worden genomen. b) Een maul is niet geslaagd wanneer de bal onbespeelbaar is of de maul stort in (maar niet als gevolg van een overtreding) dan moet er een scrum worden genomen. c) Scrum na afloop van een maul. De bal wordt ingegooid door het team dat niet in balbezit was voordat de maul begon. Indien de scheidsrechter niet weet welk team in balbezit was, gooit het team de bal in die vlak voor het stoppen van de maul als laatste vooruit bewoog. Indien geen der teams vooruit bewoog gooit het aanvallende team de bal in. d) Wanneer een maul komt langer dan 5 seconden stil te staan of niet meer naar voren beweegt, maar de bal wordt nog wel doorgegeven en dit door de scheidsrechter wordt vastgesteld, moet de scheidsrechter een redelijke tijd in acht nemen om de bal uit de maul te laten komen. Indien dit niet binnen een redelijke tijd plaatsvindt wordt een scrum gegeven. e) Als de maul tot stilstand is gekomen, mag de maul opnieuw worden gestart zolang dat binnen 5 seconden plaatsvindt. Komt de maul een tweed keer tot stilstand, maar de bal wordt nog wel doorgegeven en dit door de scheidsrechter wordt vastgesteld, moet de scheidsrechter een redelijke tijd in acht nemen om de bal uit de maul te laten komen. Indien dit niet binnen een redelijke tijd plaatsvindt wordt een scrum gegeven. f) Wanneer de bal in een maul onbespeelbaar wordt moet de scheidsrechter niet toestaan dat het gevecht voor de bal doorgaat. Er moet dan een scrum worden gegeven. g) Als een speler in de maul naar de grond gaat, of met een of beide knieën de grond raakt of op de grond zit, moet er een scrum worden gegeven mits de bal onmiddellijk beschikbaar is. h) Scrum na een maul waarbij de vanger wordt vastgehouden. Wanneer een speler de bal rechtstreeks vangt na een schop door een tegenstander, behalve bij de aftrap en de 22-meter-schop, en de speler onmiddellijk wordt vastgehouden door een tegenstander, is het mogelijk dat een maul geformeerd wordt. Indien daarna de maul stationair blijft of langer dan 5 seconden niet voorwaarts beweegt, of de bal onbespeelbaar wordt, brengt het team van de balvanger de bal in bij de scrum. Rechtstreeks vangen houdt in dat de bal niet de grond of een andere speler heeft geraakt voordat de speler hem heeft gevangen. Indien de maul het doelgebied in beweegt, alwaar de bal wordt doodgedrukt of onbespeelbaar wordt, moet een 5-meter-scrum worden geformeerd. Het aanvallende team gooit de bal in
42
REGEL 18 : MARK DEFINITIE. Om een mark te maken moet een speler op of achter zijn 22-meter-lijn zijn. Een speler met een voet op de 22-meter-lijn of daar achter wordt beschouwd in het 22-meter-gebied te zijn. De speler moet de bal zuiver vangen rechtstreeks vanuit een schop door een tegenstander terwijl hij tegelijkertijd uitroept, "Mark!" Een mark kan niet rechtstreeks worden gemaakt vanuit een aftrap. Een schop wordt voor een mark toegewezen. De plaats van de schop is de plaats van de mark. Een mark kan ook worden verkregen als de bal terugstuit van een doelpaal of de dwarslat. Een speler van het verdedigende team kan een mark in zijn doelgebied maken.
1.
NA DE MARK. De scheidsrechter moet onmiddellijk op fluiten en een schop toewijzen aan de speler die de mark maakt.
2.
SCHOP TOEGEKEND. De schop wordt toegekend op de plaats van de mark
3.
SCHOP - WAAR. De plaats van de schop is op of achter de mark in een rechte lijn door de mark.
4.
WIE SCHOPT. De schop wordt genomen door de speler die de mark heeft gemaakt. Indien de speler door een blessure hiertoe binnen één minuut niet toe instaat is moet een scrum worden geformeerd op de mark terwijl de bal door zijn team wordt ingegooid. Indien de mark in het doelgebied is dient iedere scrum die daarvan het gevolg is op vijf meter van de doellijn geformeerd te worden, op een lijn door de mark.
5.
HOE DE SCHOP WORDT GENOMEN Hierop hebben betrekking alle bepalingen van Regel 21 - Vrijeschoppen - wanneer een schop wordt toegekend na een mark.
6.
SCRUM ALS ALTERNATIEF. a) Het team van de speler die de mark maakt mag hiervoor een scrum kiezen. b) Waar wordt de scrum genomen. Indien de mark in het speelveld is, wordt de scrum genomen op de plaats van de mark, op tenminste 5 meter van de zijlijn. Indien de mark in het in-goal gebied is, wordt de scrum genomen, op 5 meter van de doellijn op een rechte lijn door de mark, en op minstens 5 meter van de zijlijn. c) Wie gooit in. Het team van de speler die de mark maakt gooit de bal in.
43
7.
STRAFSCHOP TOEWIJZEN. a) Een tegenstander, buitenspel of on-side, mag geen speler aanvallen die een mark maakt nadat de scheidsrechter op zijn fluit heeft afgeblazen. Straf: Strafschop. b) Waar moet de strafschop worden genomen. Indien de overtreder komt van on-side is de strafschop op de plaats van overtreding. Indien de overtreder buitenspel is wordt de strafschop genomen op de plaats van de buitenspellijn (Regel 11 - Buitenspel, en on-side in open spel). c) De strafschop. Elke speler van het niet in overtreding zijnde team mag de strafschop
44
REGEL 19 : UIT, LINE–OUT EN BUITENSPEL IN DE LINE– OUT DEFINITIE. Schop direct over de zijlijn houdt in dat de bal over de zijlijn is geschopt zonder dat deze in het speelveld op de grond is gekomen of een speler of de scheidsrechter heeft geraakt. Het 22-meter-gebied is het gebied tussen de doellijn en de 22-meter-lijn, inclusief de 22-meter-lijn maar exclusief de doellijn. De ingooilijn is een denkbeeldige lijn in het speelveld haaks op de zijlijn waar de bal wordt ingegooid. De bal is uit wanneer deze niet in het bezit is van een speler en deze de zijlijn raakt of iets daarachter of iemand op of achter de zijlijn. De bal is uit wanneer deze wordt gedragen door een speler en de baldrager (of de bal) raakt de zijlijn of de grond achter de zijlijn. De bal is uit wanneer een speler de bal vangt en die speler heeft een voet op de zijlijn of de grond achter de zijlijn. De plaats waar de baldrager (of de bal) de zijlijn kruist is tevens de plaats waar de ingooi plaatsvindt. Indien een speler een voet in het speelveld heeft en een voet over de zijlijn en tevens de bal vasthoudt is de bal uit. Indien de bal de zijlijn of de doelzijlijn kruist en daar wordt gevangen door een speler die beide voeten in het speelgebied heeft, is de bal niet uit of over de doelzijlijn. Deze speler mag de bal het speelgebied inslaan. Indien een speler naar de bal springt en deze vangt, moeten beide voeten bij het landen in het speelgebied komen anders is de bal uit of over de doelzijlijn. Een speler die uit is mag de bal schoppen of slaan, maar niet vasthouden, terwijl hij de denkbeeldig in gedachten opgetrokken zijlijn passeert zonder deze te raken. De denkbeeldig in gedachten opgetrokken zijlijn is de verticaal omhoog lopende lijn boven de zijlijn.
1. INGOOI. GEEN TERREINWINST BEHALEN. a) Buiten het team zijn 22-meter-gebied, schopt een speler de bal direct over de zijlijn. Behalve bij een strafschop, verkrijgt een speler overal in het speelgebied, buiten zijn 22-meter-gebied, als hij de bal rechtstreeks uitschiet, geen terreinwinst. De ingooi wordt genomen recht tegenover de plaats waar vandaan de speler heeft geschopt, of daar waar de bal over de zijlijn is gegaan als dit dichterbij de schoppers doellijn ligt.
45
b) Een speler neemt de bal mee terug zijn 22-meter-gebied in. Wanneer een verdedigende speler de bal van buiten zijn 22meter-gebied mee terugneemt zijn 22-meter-gebied in, en hij schopt dan de bal rechtstreeks over de zijlijn, is er geen terreinwinst. TERREINWINST BEHALEN. c) Speler binnen het 22-meter-gebied. Wanneer een verdedigende speler de bal krijgt in zijn 22-meter-gebied, of in zijn doelgebied en dan over de zijlijn schopt, is de ingooi op de plaats waar de bal over de zijlijn ging. d) Een schop indirect over de zijlijn. Wanneer een speler ergens op het speelgebied indirect de bal over de zijlijn schopt, zodanig dat de bal eerst op de grond van het speelveld stuit, is de ingooi op de plaats waar de bal over de zijlijn ging. e) Strafschop. Wanneer een speler ergens op het speelgebied een strafschop over de zijlijn schiet, is de ingooi op de plaats waar de bal over de zijlijn ging. Straf: Vrijschop. f) Buiten het 22-meter-gebied, is er geen terreinwinst. Wanneer een vrije schop ergens buiten het 22-meter-gebied rechtstreeks wordt uitgeschopt, dan is de ingooi recht tegenover de plaats waar vandaan werd geschopt of daar waar de bal over de zijlijn is gegaan als dit dichterbij de schoppers doellijn ligt. g) Binnen de schoppers 22-meter-gebied of zijn doelgebied, geeft dit terreinwinst. Wanneer een vrije schop wordt gegeven in het 22-meter-gebied of het doelgebied, en de schop gaat rechtstreeks uit over de zijlijn, dan is de ingooi op de plaats waar de bal over de zijlijn gaat.
2. SNELLE INGOOI. a) Een speler mag een snelle ingooi nemen zonder dat hij op het formeren van de line-out hoeft te wachten. b) Om een snelle ingooi te nemen moet een speler ergens buiten het speelveld zijn tussen de plaats waar de bal over de zijlijn ging en de doellijn van de speler.
46
c) Een speler mag geen snelle ingooi nemen nadat de line-out is geformeerd. Indien de speler toch ingooit wordt de ingooi afgekeurd. Hetzelfde team gooit opnieuw de line-out in. d) Om een snelle ingooi te maken moet de speler dezelfde bal gebruiken die ook over de zijlijn is geschoten. Indien, nadat de bal over de zijlijn is gegaan en daar dood is gemaakt, er een andere bal wordt gebruikt, en, of iemand anders naast de speler die ingooit de bal heeft aangeraakt, dan wordt de ingooi afgekeurd. Hetzelfde team gooit opnieuw de line-out in. e) Indien bij een snelle ingooi, de speler de bal niet recht over de ingooilijn ingooit over een afstand van minstens 5 meter voordat de bal de grond of een andere speler raakt, en, of de speler stapt in het speelveld wanneer de bal wordt ingegooid, dan wordt de snelle ingooi afgekeurd. De tegenpartij krijgt de keuze op dezelfde plaats tussen een nieuwe line-out of een scrum op het 15-meter-punt. Indien zij de bal in de line-out niet goed ingooien wordt er een scrum op de 15 meter geformeerd. Het team die als eerste de bal ingooide gooit de bal bij de scrum in. f) Bij een snelle ingooi mag een speler de zijlijn benaderen en zich terugtrekken zonder dat hij wordt bestraft. g) Bij een snelle ingooi mag een speler niet verhinderen dat de bal 5 meter wordt ingegooid. Straf: Vrije schop op het 15-meter-punt. h) Indien een speler die de bal draagt over de zijlijn wordt geduwd dan moet de speler de bal loslaten om de tegenpartij de gelegenheid te geven een snelle ingooi te nemen. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt.
3. ANDERE INGOOI. Bij alle andere voorbeelden wordt de bal ingegooid op de plaats waar de bal over de zijlijn gaat.
4. WIE GOOIT IN. De ingooi wordt genomen door een tegenstander van de speler die als laatste de bal in zijn bezit had of deze aanraakte voordat de bal uit was. Wanneer daar onzekerheid over bestaat gooit het aanvallende team in.
47
Uitzondering. Wanneer een strafschop door een team wordt genomen en de bal wordt uitgeschopt, wordt de ingooi genomen door een speler van het team die de strafschop heeft genomen. Dit geldt ook wanneer de bal direct of indirect wordt uitgeschopt.
5. HOE DE INGOOI WORDT GENOMEN. De speler die de ingooi neemt moet op de juiste plaats staan. De speler mag bij het nemen van de ingooi niet in het speelveld stappen. De bal moet recht worden ingegooid, zodanig dat hij minimaal 5 meter over de ingooilijn wordt ingegooid voordat hij de grond of een speler raakt of door een speler wordt geraakt.
48
6. INCORRECTE INGOOI. a) Indien de ingooi van de line-out incorrect is, heeft het team van de tegenstander de keuze tussen een nieuwe line-out of een scrum op het 15-meter-punt. Indien zij kiezen voor een nieuwe line-out en deze opnieuw incorrect is, wordt een scrum geformeerd. Het team die de eerste line-out ingooide gooit de bal in. b) De ingooi in de line-out moet zonder vertraging en schijnbeweging worden genomen. Straf: Vrije schop op het 15-meter-punt. c) Een speler mag niet expres of herhaaldelijk de bal niet recht ingooien. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt.
LINE-OUT DEFINITIES.
De bedoeling van de line-out is om het spel te herstarten, snel, veilig en eerlijk, nadat de bal uit is gegaan, met een ingooi tussen twee rijen van spelers. De line-out spelers. De line-out spelers zijn de spelers die de twee lijnen in de line-out formeren. Scrumhalf. De scrumhalf is de schakelspeler die de bal van de line-out spelers ontvangt uit een pass of een tap. Elke speler kan de positie van de scrumhalf innemen maar elk team mag er slechts een in de line-out opstellen. Spelers die deelnemen aan de line-out worden de line-out spelers genoemd. Spelers die deelnemen aan de line-out is de speler die ingooit, zijn directe tegenstander, de twee spelers die als schakelspeler de bal uit de line-out ontvangen en de lineout spelers. Alle andere spelers. Alle andere spelers die geen deel uitmaken van de line-out moeten zich op 10 meter afstand van de ingooilijn opstellen, op, of achter hun doellijn wanneer deze dichterbij is, totdat de line-out is afgelopen. De 15-meter-lijn. De 15-meter-lijn is 15 meter het speelveld in en loopt parallel met de zijlijn. Scrum na de line-out. Elke scrum die het gevolg is van een overtreding of stopzetting van de line-out is op 15 meter van de zijlijn. 7. HET FORMEREN VAN DE LINE-OUT. a) Minimum. De line-out wordt door ten minste twee spelers van elk team gevormd. b) Maximum. Het team die de bal ingooit bepaalt het maximum aantal spelers in de line-out. c) Het verdedigende team mag minder spelers in de line-out opstellen maar het mogen er niet meer zijn. d) Wanneer de bal uit is wordt elke speler die de ingooilijn nadert geacht tot de line-out te behoren. Spelers die de line-out naderen moeten dat zonder vertraging doen. Het is verboden voor spelers van beide teams de line-out te verlaten nadat zij positie hebben ingenomen in de line-out, totdat de line-out afgelopen is. e) Indien het team die de bal ingooit minder spelers dan gebruikelijk in de line-out opstelt, moet de tegenpartij een redelijke tijd krijgen om het aantal spelers in de line-out in evenwicht te brengen binnen de bepalingen van deze Regel. f) Deze spelers moeten de line-out zonder te treuzelen verlaten. Zij moeten zich achter de buitenspellijn, 10 meter van de lineout, opstellen. Indien de line-out is afgelopen voordat zij de buitenspellijn hebben bereikt mogen zij weer aan het spel deelnemen. g) Fouten bij het formeren van de line-out. Een team mag het formeren van de line-out niet moedwillig frustreren. h) Waar de line-out spelers zich moeten opstellen. De eerste speler in de line-out mag niet dichterbij de zijlijn zijn dan 5 meter. De laatste speler in de line-out mag zich niet verder opstellen dan 15 meter van de zijlijn. De rest van de line-out spelers moet zich tussen deze twee punten opstellen. i) Twee afzonderlijke rechte lijnen. De line-out spelers van beide teams moeten zich haaks op de zijlijn in twee afzonderlijke rechte lijnen formeren. j) Tussen de spelers van beide rijen moet een duidelijke ruimte tussen de schouders zijn. Deze ruimte moet tussen de schouders aanwezig zijn als de spelers rechtop staan. k) Een meter ruimte. Elk team moet zich op een halve meter aan zijn kant van de ingooilijn opstellen. l) Het ingooipunt van de line-out mag niet binnen 5 meter van de doellijn zijn. Straf: (a) - (k) Vrije schop op het 15-meter-punt.
49
m) Nadat de line-out is geformeerd, maar voordat de bal is ingegooid, mag een speler niet vasthouden, duwen, inboren, of obstructie tegen een tegenstander plegen. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt.
8. BEGIN EN EINDE VAN DE LINE-OUT. a) Begin van de line-out. De line-out begint als de bal de handen van de ingooiende speler verlaat. b) Einde van de line-out. De line-out is beëindigd wanneer de bal of een speler die de bal draagt de line-out verlaat. Inclusief het navolgende: Wanneer de bal uit de line-out wordt gepasst, geslagen of geschopt is de line-out beëindigd. Wanneer de bal of een baldrager in het gebied tussen de 5-meter-lijn en de zijlijn komt. Wanneer een speler in de line-out de bal overhandigt aan een speler die een peeling-off maakt is de line-out beëindigd. Wanneer de bal voorbij het 15-meter-punt wordt gegooid, of wanneer een speler de bal voorbij dat punt krijgt of brengt, is de line-out beëindigd. Wanneer er een ruck of maul in de line-out ontstaat, en al de voeten van de spelers in de ruck of de maul zijn voorbij de ingooilijn, is de line-out beëindigd. Wanneer de bal in de line-out onbespeelbaar wordt, is de line-out beëindigd. Het spel wordt herstart met een scrum. 9. MOGELIJKE OVERTREDINGEN IN DE LINE-OUT. a) Buitenspel. Een line-out speler mag niet buitenspel komen. De buitenspellijn loopt over de ingooilijn voordat de bal is ingegooid. Nadat de bal door een speler is aangeraakt of op de grond is gekomen loopt de buitenspellijn door de bal. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt. b) Spelers die naar de bal springen mogen een stap in elke richting maken om te kunnen springen maar zij mogen niet over de ingooilijn stappen. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt. c) Steunen op een tegenstander. Een speler in de line-out mag bij het springen naar de bal niet op een tegenstander steunen. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt. d) Vasthouden en duwen. Een speler in de line-out mag niet een tegenstander, die niet in het bezit van de bal is, vasthouden, duwen, inboren, obstructie tegen plegen of vastgrijpen behalve wanneer er een ruck of maul plaatsvindt. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt. e) Illegale aanval. Een speler in de line-out mag een tegenstander niet aanvallen behalve in een poging om de tegenstander te tackelen bij het gevecht om de bal. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt. f) Ondersteunen met behulp van een medespeler. Een speler in de line-out die naar de bal springt mag een medespeler niet als
50
ondersteuning gebruiken voor het springen naar de bal. Straf: Vrije schop op het 15-meter-punt. g) Liften. Een speler in de line-out mag een medespeler niet liften. Straf: Vrije schop op het 15-meter-punt.
h) Ondersteunen voor het springen. Een speler in de line-out mag voorafgaand aan het springen van een medespeler naar de bal, die speler niet ondersteunen. Straf: Vrije schop op het 15-meter-punt. i) Springen en ondersteunen voordat de bal is ingegooid. Een speler mag niet voor de bal springen of een speler ondersteunen voordat de bal de handen van de speler heeft verlaten die ingooit. Straf: Vrije schop op het 15-meter-punt. j) Ondersteunen onder de heupen. Een speler mag een medespeler die springt niet lager ondersteunen dan de heupen Straf: Strafschop op het 15-meter-punt. k) Blokkeren van de ingooi. Een speler in de line-out mag niet binnen 5 meter van de zijlijn staan. Een speler in de line-out mag niet voorkomen dat de bal 5 meter wordt ingegooid. Straf: Vrije schop op het 15-meter-punt.
51
l) Wanneer de bal over een speler van de line-out is heen gegooid, mag die speler de ruimte ingaan tussen de zijlijn en de 5 meter lijn. Indien die speler die ruimte ingaat mag hij niet eerder in de richting van de doellijn lopen voordat de line-out is afgelopen, behalve bij een peeling-off. Straf: Vrije schop op het 15-meter-punt. m) Vangen of corrigeren. Een speler die naar de bal springt moet beide handen gebruiken of de binnenste arm om de bal te vangen of te corrigeren. Een springer mag de buitenste arm niet anders gebruiken dan voor het vangen en het onder controle brengen van de bal. Indien de springer beide handen boven zijn hoofd heeft mag hij met beide handen de bal beroeren. Straf: Vrije schop op het 15-meter-punt.
10. VERPLICHTINGEN VOOR DE SPELERS NIET IN DE LINE-OUT. In het algemeen moet een speler die geen deel uitmaakt van de line-out minimaal 10 meter afstand nemen tot de ingooilijn, op, of zich achter de speler zijn doellijn opstellen wanneer deze dichterbij is, totdat de line-out is afgelopen. Er zijn twee uitzonderingen: Uitzondering 1: Een lange ingooi. Indien de speler die de bal ingooit deze voorbij de 15 meter gooit, mag een speler van zijn team naar de bal oplopen. Indien deze speler dat doet mag ook een tegenstander oplopen naar de bal. Straf: Strafschop is op de buitenspellijn van het team die in overtreding is, recht tegenover de plaats van overtreding, maar mag niet plaatsvinden binnen de15 meter. Uitzondering 2: De scrumhalf duikt in een gat. De scrumhalf mag in een gat van de line-out lopen en de bal ontvangen, maar mag een medespeler niet ondersteunen. De scrumhalf mag niet inboren of obstructie plegen tegen een tegenstander in de lineout gedurende deze actie. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt.
11. PEELING-OFF. DEFINITIE. Een speler in de line-out maakt een "peeling-off" wanneer hij de line-out verlaat om de bal van een medespeler te ontvangen uit een pass of een tap. Behalve bij een peeling-off of bij een ruck of een maul mogen spelers in de line-out deze niet verlaten voor de line-out is beëindigd. a) Wanneer: Een speler mag geen peel-off maken voordat de bal de handen van de ingooiende speler heeft verlaten. b) Waar: Een speler die een peel-off maakt moet dit tussen de ingooilijn en de 10 meter buitenspellijn uitvoeren totdat de lineout is beëindigd of er een ruck of maul is geformeerd en de speler zich daarbij voegt. Straf: Vrije schop op het 15-meter-punt. c) Spelers mogen in de line-out van positie wisselen voordat de bal is ingegooid.
12. BUITENSPEL IN DE LINE-OUT. a) Wanneer er een line-out wordt geformeerd zijn er twee separate buitenspellijnen, evenwijdig aan de doellijnen voor beide teams. b) Deelnemende spelers. Een buitenspellijn loopt door de spelers die deelnemen aan de line-out (gewoonlijk enkelen of alle voorwaartsen, plus de scrumhalf en de speler die de bal ingooit). Voordat de bal is ingegooid en is aangeraakt door een speler, of op de grond is gekomen, is de ingooilijn de buitenspellijn. c) Spelers die niet deelnemen. De andere buitenspellijnen lopen door de spelers die niet deelnemen aan de line-out (gewoonlijk de drie-kwart-spelers). Voor hen is de buitenspellijn op 10 meter van de ingooilijn, of hun doellijn wanneer deze dichterbij is. De buitenspelregel voor de line-out is verschillend in uitvoering bij een lange ingooi of bij een ruck of een maul in de line-out.
52
13. BUITENSPEL DEELNEMEND AAN DE LINE-OUT. a) Voordat de bal door een speler is aangeraakt of met de grond in aanraking komt. Een speler mag niet over de ingooilijn stappen. Een speler is buitenspel indien hij, voordat de bal wordt aangeraakt door een speler of op de grond komt, de speler over de ingooilijn stapt terwijl hij geen poging onderneemt om naar de bal te springen. De speler moet vanaf zijn kant van de ingooilijn naar de bal springen. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt. b) Indien een speler naar de bal springt en daarbij over de ingooilijn komt en dan de bal mist, is deze speler niet in overtreding onder voorwaarde dat de speler zich zonder vertraging achter zijn buitenspellijn terugtrekt. c) Nadat de bal door een speler is aangeraakt of met de grond in aanraking komt. Een speler die niet de bal draagt is buitenspel indien, nadat de bal door een speler is aangeraakt of met de grond in aanraking komt, de speler voor de bal stapt, tenzij hij een tegenstander tackelt (of tracht te tackelen). Elke poging van de speler om te tackelen moet worden aangevangen vanaf zijn kant van de bal. d) De scheidsrechter moet elke speler bestraffen die, verantwoordelijk of niet, zich in buitenspel positie beweegt zonder dat hij probeert de bal in bezit te krijgen of de tegenstander te tackelen. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt.
14. DE SPELER DIE INGOOIT. Er zijn vier opties voor de speler die ingooit (en zijn directe tegenstander): a) De ingooier moet binnen 5 meter van de zijlijn blijven. b) De ingooier mag zich terugtrekken achter de buitenspellijn die zich op 10 meter van de ingooilijn bevindt. c) De ingooier mag zich bij de line-out voegen zodra de bal 5 meter is ingegooid. d) De ingooier mag de positie van de scrumhalf overnemen wanneer deze positie niet is ingenomen. Indien de ingooier zich elders ophoudt, is de ingooier buitenspel. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt. 15. BUITENSPEL, NIET DEELNEMEND AAN DE LINE-OUT. a) Voordat de line-out is afgelopen. De buitenspellijn bevindt zich op 10 meter van de ingooilijn, of de speler zijn doellijn wanneer deze dichterbij is. Een speler die niet deelneemt aan de line-out is buitenspel indien deze speler over de buitenspellijn stapt voordat de line-out is afgelopen. Straf: Strafschop op de buitenspellijn recht tegenover de plaats van overtreding voor het team dat niet in overtreding is, op minstens 15 meter uit de zijlijn. b) Spelers nog niet achter de buitenspellijn wanneer de bal wordt ingegooid. Een speler mag de bal ingooien ook al is een medespeler nog niet achter zijn buitenspellijn. Evenwel, indien de speler niet zonder vertraging doorgaat om achter zijn buitenspellijn te komen, dan is deze speler buitenspel. Straf: Strafschop op de buitenspellijn recht tegenover de plaats van overtreding voor het team dat niet in overtreding is, op minstens 15 meter uit de zijlijn. Uitzondering: Lange ingooi. Er is een uitzondering in de buitenspelregel van de line-out. Dit komt voor wanneer de bal over de 15-meter-lijn wordt ingegooid. Zodra de bal de handen van de ingooiende speler verlaat mag elke speler van het ingooiende team voor de bal gaan. Dit betekent dat een speler behorende tot de line-out over de 15-meter-lijn het binnenveld in mag lopen, en de speler niet behorende tot de line-out mag over zijn buitenspellijn naar voren lopen. Wanneer dit plaatsvindt mogen ook de tegenstanders het binnenveld inlopen of naar voren lopen. Evenwel, indien een speler het binnenveld inloopt of naar voren loopt om de lange ingooi ontvangen en de bal gaat niet over de 15-meter-lijn, dan is die speler buitenspel en moet worden bestraft. Straf: Strafschop Voor de spelers behorende tot de line-out is de strafschop op de 15-meter-lijn. Voor de spelers die niet behoren tot de line-out is de strafschop op de buitenspellijn tegenover de plaats van overtreding maar niet dichterbij dan 15 meter van de zijlijn.
53
16. BUITENSPEL BIJ DE RUCK EN MAUL IN DE LINE-OUT. a) Wanneer er een ruck of maul in de line-out ontstaat loopt de buitenspellijn voor een speler die deelneemt aan de line-out niet langer door de bal. De buitenspellijn is nu de laatste voet van de medespeler van zijn team in de ruck of de maul. b) Echter, voor de spelers die niet deelnemen aan de line-out blijft de buitenspellijn op 10 meter van de ingooilijn. Voor deze spelers eindigt de line-out niet ook al gaat deze over in een ruck of een maul. c) Het is beëindigd wanneer de ruck of de maul voorbij de ingooilijn is gekomen. Voordat daar sprake van is moeten alle voeten van de spelers in de ruck of de maul voorbij de ingooilijn zijn gekomen. d) Een speler die deel uitmaakt van de line-out moet aan de ruck of maul deelnemen of zich terugtrekken achter de buitenspellijn en daar blijven staan. Zo niet, dan is deze speler buitenspel. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt.
e) De rest van de ruck of de maulregels zijn van toepassing. Een speler mag niet van de kant van zijn tegenstander de ruck of de maul benaderen. Spelers mogen niet voorbij de buitenspellijn blijven. Wanneer zij dat doen zijn zij buitenspel. Straf: Strafschop op het 15-meter-punt. f) Spelers niet behorend tot de line-out. Wanneer er een ruck of maul in de line-out ontstaat, is de line-out niet eerder afgelopen voordat alle voeten van alle spelers in de ruck of de maul voorbij de ingooilijn zijn gekomen. Echter voor de spelers die niet deelnemen aan de line-out blijft de buitenspellijn op 10 meter van de ingooilijn, of de doellijn moet dichter bij de ingooilijn zijn. Een speler die voorbij deze buitenspellijn komt is buitenspel. Straf: Strafschop op de buitenspellijn op minstens 15 meter uit de zijlijn
54
REGEL 20 : DE SCRUM DEFINITIE. De bedoeling van een scrum is het herstarten van het spel, snel, veilig en eerlijk, na een kleine overtreding of stop van het spel. Een scrum wordt in het speelveld geformeerd met acht spelers van elk team, aaneengebonden in drie rijen van iedere ploeg en zodanig dicht bij elkaar dat de hoofden van de eerste rijen naast elkaar aansluiten. Dit creëert een tunnel waarin de scrumhalf de bal kan ingooien zodat de spelers van de eerste rijen om de bal kunnen strijden door de bal met hun voeten naar achteren te hooken. De middellijn van een scrum mag niet binnen 5 meter vanaf de doellijn. Een scrum kan niet gevormd binnen 5 meter vanaf de zijlijn. De tunnel is de ruimte tussen de twee eerste rijen. Van beide teams is de speler die de bal in de scrum ingooit de scrumhalf. De middellijn is de denkbeeldige lijn op de grond in de tunnel onder de lijn waar de schouders van de beide eerste rijen samenkomen. De middelste speler in de eerste rij is de hooker. De spelers aan beide zijden van de hooker zijn de props. De linker prop is de loose-head prop. De rechter prop is de tighthead prop. De twee spelers in de tweede rij die achter de props en de hooker gebonden duwen zijn de tweederijers of locks. De buitenste spelers die aan de tweede of derde rij zijn gebonden zijn de flankers. De speler in de derde rij die gewoonlijk de tweederijers naar voren duwt is de No 8. Een alternatief is dat de No 8 tussen de flanker en een tweederijer mag binden. 1. HET FORMEREN VAN DE SCRUM. a) Waar de scrum plaatsvindt. De plaats van de scrum is de plaats van overtreding of waar het spel is gestopt, of indien dat niet mogelijk is wordt de scrum in het speelveld zo nabij mogelijk verplaatst onder de bepalingen van de Regels. b) Indien dit binnen 5 meter van de zijlijn is, wordt de plaats van de scrum op 5 meter van de zijlijn. Een scrum kan alleen in het speelveld plaatsvinden. De middellijn van de scrum mag niet dichter bij de doellijn zijn dan 5 meter wanneer er een scrum is geformeerd. c) Indien er een overtreding of spelstop in het doelgebied plaatsvindt, is de plaats van de scrum 5 meter van de doellijn. d) De scrum wordt geformeerd recht tegenover de plaats van overtreding of spelstop. e) Geen oponthoud. Een team mag het formeren van een scrum niet vertragen. Straf: Vrije schop. f) Aantal spelers: acht. Een scrum moet uit acht spelers van elk team worden geformeerd. Alle spelers moeten gebonden blijven tot de scrum is afgelopen. Elke eerste rij moet bestaan uit drie spelers, niet meer maar ook niet minder. De twee tweederijers moeten de tweede rij vormen. Straf: Strafschop. Uitzondering: Wanneer een team door welke reden dan ook tot minder dan 15 man is gereduceerd, mogen de beide teams de spelers in de scrum gelijkvormig reduceren. Wanneer er een toegestane reductie bij één team heeft plaatsgevonden, is er geen reden voor het andere team om het aantal spelers in de scrum aan te passen. Echter een team mag niet minder dan 5 spelers in de scrum opstellen. Straf: Strafschop. g) De eerste rijen binden. Eerst maakt de scheidsrechter een mark met zijn voet op de grond waar de scrum moet worden geformeerd. Voordat de beide eerste rijen aaneenbinden moeten zij zich op een afstand tegenover elkaar van niet meer dan een arm lengte opstellen. De bal is in de handen van de scrumhalf, klaar om in te gooien. De eerste rijers moeten zich zodanig bukken dat, wanneer zij zich tegen elkaar invoegen zodanig doen dat de schouders en hoofden niet lager zijn dan hun heupen. De eerste rijers moeten zich zodanig aaneensluiten dat een hoofd van een speler niet naast dat van een medespeler is.
55
h) De eerste rijers moeten bukken en wachten, en pas dan mogen zij binden als het commando "engage" door de scheidsrechter wordt gegeven. Het signaal is geen commando maar een aanwijzing dat de eerste rijers mogen inkomen als ze gereed zijn. Straf: Vrije schop. i) Een gebukte houding is de juiste uitvoering door voldoende door de knieën te buigen om in te komen zonder geweld. Straf: Strafschop. j) Inboren. Een eerste rij mag zich niet op enige afstand van de tegenpartij formeren en dan hard op hen inkomen. Dit is gevaarlijk spel. Straf: Strafschop. k) Stabiel en parallel. Voordat de bal de handen van de scrumhalf verlaat moet de scrum stilstaan en de middellijn moet parallel met de beide doellijnen zijn. Een team mag de scrum niet van de mark naar voren duwen voordat de bal is ingegooid. Straf: Vrije schop. 2. DE POSITIE VAN DE EERSTE-RIJ-SPELERS. a) Alle spelers moeten klaar staan om te duwen. Wanneer de scrum is gevormd moet het lichaam en de voeten van iedere eerste rijer in een normale positie staan om naar voren te kunnen duwen. b) Dat wil zeggen, dat de eerste rijers hun beide voeten op de grond moeten hebben, met het volle gewicht minstens op een voet. Spelers mogen hun voeten niet kruisen, alhoewel het voor kan komen dat de voet van een speler voorbij de voet van een medespeler kan kruisen. Geen enkele speler mag zijn schouders lager hebben dan zijn heupen. Straf: Vrije schop. c) De hooker moet in een positie staan om te hooken. Voordat de bal wordt ingegooid moet de hooker in een positie staan om de bal te hooken. De hookers moeten hun beide voeten op de grond hebben, met het volle gewicht minstens op een voet. De voorste voet van de hooker mag niet voorbij de voorste voet van zijn props zijn. Straf: Vrijeschop. 3. BINDEN IN DE SCRUM. DEFINITIE. Wanneer een speler aan een medespeler bindt moet hij dit met zijn gehele arm van de hand tot de schouder doen en daarbij zijn medespeler boven of onderlangs in de oksel vastgrijpen. Het plaatsen van een hand op een medespeler is geen binding en gevaarlijk. a) Het binden van alle eerste-rij-spelers. Alle eerste-rij-spelers moeten gedurende de scrum van het begin tot het eind krachtig binden. Straf: Strafschop. b) Het binden van de hookers. De hookers mogen boven of onderlangs de arm van de props binden. De props mogen de hooker niet zodanig ondersteunen dat deze niet meer met zijn gewicht op zijn voeten rust. Straf: Strafschop. c) Binden van de loose-head props. Een loose-head prop moet binden aan zijn tegenstander tight-head prop door met zijn linkerarm binnen de rechterarm van zijn tegenstander het shirt op de rug of zij vast te grijpen. De loose-head prop mag niet de borst, arm, mouw of kraag van de tegenstander tight-head prop vastgrijpen. Hij mag geen naar beneden trekkende beweging maken. Straf: Strafschop. d) Binden van de tight-head props. De tight-head prop moet binden aan zijn tegenstander loose-head prop met zijn rechterarm aan de buitenkant van de linkerbovenarm van zijn tegenstander het shirt op de rug of zij vast te grijpen. De tighthead prop mag niet de borst, arm, mouw of kraag van de tegenstander lose-head prop vastgrijpen. Hij mag geen naar beneden trekkende beweging maken. Straf: Strafschop.
56
e) Beide de loose-head en tight-head props mogen hun binding veranderen, in zoverre dit in overeenstemming blijft met de Regels.
f) Binden van de overige spelers in de scrum. Alle spelers in de scrum, behalve degenen in de eerste rij, moeten ten minste met één arm rond het lichaam van een tweederijer binden. De tweederijers moeten aan de props voor hen binden. Geen enkele andere speler dan een prop mag aan een tegenstander binden. Straf: Strafschop.
g) Obstructie van de flanker tegen de tegenstander scrumhalf. Een flanker mag aan de scrum onder elke hoek binden onder strikte voorwaarde dat de flanker goed gebonden is. De flanker mag de hoek niet wijzigen en daarmee de tegenstander scrumhalf hinderen bij het oplopen langs de scrum. Straf: Strafschop. h) Instorten van de scrum. Indien de scrum instort moet de scheidsrechter ogenblikkelijk op zijn fluit blazen zodat de spelers stoppen met duwen. i) Speler wordt omhoog geduwd. Indien een speler in de scrum omhoog wordt geduwd, of uit de scrum omhoog wordt gelift moet de scheidsrechter ogenblikkelijk op zijn fluit blazen zodat de spelers stoppen met duwen. 4. HET TEAM DAT DE BAL IN DE SCRUM INGOOIT. a) Na een overtreding gooit het team de bal in die niet verantwoordelijk voor de overtreding is. b) Scrum na een ruck. Zie Regel 16.7 c) Scrum na een maul. Zie Regel 17.6 d) Scrum na elke andere overtreding. Na elke stop van het spel of onregelmatigheid dat niet wordt gedekt door de Regels gooit het team de bal in dat vooruit bewoog vlak voor het spel werd gestopt. Indien geen van beide teams vooruit bewoog gooit het aanvallende team de bal in. e) Als een scrum ter plaatse blijft en de bal komt niet onmiddellijk uit de scrum, en volgende scrum moet gevormd worden op de plaats van het stoppen. De bal wordt ingeworpen door de ploeg die niet in het bezit van de bal was op het moment van stoppen. f) Als een scrum ter plaatse blijft en de scrum begint niet onmiddellijk te verplaatsen, moet de bal onmiddellijk uit de csrum komen. Indien dit niet gebeurt, een volgende scrum moet gevormd worden. De bal wordt ingeworpen door de ploeg die niet in het bezit van de bal was op het moment van stoppen g) Als een scrum instort of omhoog in de lucht gaat, zonder strafschop, een volgende scrum moet worden gevormd en de ploeg die oorspronkelijk de inworp had, zal opnieuw inwerpen. Als een scrum opnieuw moet gevormd worden voor gelijk welke reden niet vermeld in de Regels, de ploeg die oorspronkelijk de inworp had, zal opnieuw inwerpen.
5. HET INGOOIEN VAN DE BAL IN DE SCRUM. a) Geen vertraging. Zodra de eerste rijen zich samenvoegen moet de scrumhalf de bal zonder vertraging ingooien. De scrumhalf moet de bal ingooien als hij daartoe opdracht van de scheidsrechter heeft gekregen. De scrumhalf moet de bal aan die kant van de scrum ingooien die hij als eerste heeft gekozen.
57
b) Herhaaldelijk de bal vertraagd de scrum ingooien moet worden bestraft. Straf: Vrije schop. 6. HOE DE SCRUMHALF DE BAL MOET INGOOIEN. a) De scrumhalf dient te staan op één meter afstand van het merkteken op de middellijn zodat het spelershoofd de scrum niet raakt en niet voorbij de dichtstbijzijnde eerstelijner gaat.
b) De scrumhalf moet de bal met beide handen vasthouden, met de hoofdas van de bal evenwijdig met de grond en de zijlijn, rechtover de middellijn tussen beide eerste rijen ,halfweg tussen knieën en enkels.
c) De scrumhalf moet de bal snel ingooien.De bal moet de handen van de scrumhalf verlaten buiten de tunnel. d) De scrumhalf moet de bal recht langs de middellijn ingooien, en wel zodanig dat hij de grond raakt onmiddellijk voorbij de breedte van de schouders van de dichtstbijzijnde prop. e) De scrumhalf moet de bal ingooien met één enkele voorwaartse beweging. Dit houdt in dat er zonder achterwaartse beweging van de bal mag zijn. De scrumhalf mag niet doen alsof hij de bal inwerpt. Straf: Vrije schop. 7. WANNEER BEGINT DE SCRUM. a) Het spel in de scrum begint als de bal de handen van de scrumhalf verlaat. b) Als de bal door de scrumhalf is ingebracht en deze komt er aan de één of de andere zijde van de tunnel weer uit, dan moet de bal opnieuw worden ingegooid, tenzij er een vrije schop of strafschop is toegekend. c) Indien de bal niet is gespeeld door een eerste rijer, en de bal gaat recht door de tunnel achter de voet van de prop aan de andere zijde van de scrum langs zonder dat deze is aangeraakt, dan moet de scrumhalf de bal opnieuw ingooien. d) Indien de bal is gespeeld door een eerste rijer en hij komt dan aan de andere zijde uit de tunnel dan is voordeel van toepassing. 8. EERSTE-RIJ-SPELERS. a) Voet uitstrekken voordat de bal wordt ingegooid ("foot-up"). Alle spelers in de eerste rij dienen hun voeten zodanig te plaatsen dat er een duidelijke tunnel wordt opengelaten. Voordat de bal de handen van de scrumhalf heeft verlaten, mogen zij hun voeten niet optillen of vooruitschuiven. Zij mogen niet verhinderen dat de bal correct in de scrum kan worden ingeworpen, of dat de bal de grond op de vereiste plaats raakt. Straf: Vrije schop. b) Voet uitstrekken nadat de bal is ingegooid. Zodra de bal de grond in de tunnel heeft geraakt mag elke eerste-rij-speler zijn voeten gebruiken om te trachten in het bezit van de bal te komen. c) Buiten trappen. Een eerste-rij-speler mag de bal niet opzettelijk uit de tunnel schoppen in de richting vanwaar deze is ingebracht. Straf: Vrije schop. d) Indien de bal per ongeluk wordt uitgeschopt moet hetzelfde team opnieuw de bal ingooien. e) Indien de herhaaldelijk wordt uitgeschopt moet de scheidsrechter dit behandelen als een herhaaldelijke overtreding en de overtreder bestraffen. Straf: Strafschop.
58
f) Hangen. Een eerste-rij-speler mag de bal niet met beide voeten tegelijk proberen te veroveren. Geen speler mag gelijktijdig gedurende de gehele scrum, ook niet als de bal wordt ingegooid, beide voeten van de grond tillen. Straf: Strafschop. g) Draaien, zakken en instorten. Eerste-rij-spelers mogen als de bal wordt ingegooid en gedurende de het verdere verloop van de scrum hun lichaam niet draaien of laten zakken, of iets doen wat mogelijk het ineenstorten van de scrum kan veroorzaken. Straf: Strafschop. h) De scheidsrechter moet zeer beslist straffen voor het opzettelijk laten instorten van de scrum. Dit is gevaarlijk spel. Straf: Strafschop. i) Liften of een tegenstander met kracht optillen. Een eerste-rij-speler mag zijn tegenstander niet de lucht in optillen, of met kracht uit de scrum omhoog duwen als de bal wordt ingegooid gedurende het verdere verloop van de scrum. Dit is gevaarlijk spel. Straf: Strafschop. 9. SCRUM - BELANGRIJKSTE BEPALINGEN. a) Alle spelers: instorten. Een speler mag niet met opzet de scrum laten instorten. Een speler mag niet met opzet in de scrum vallen of knielen. Dit is gevaarlijk spel. Straf: Strafschop. b) Alle spelers: handen in de scrum. Spelers mogen de bal niet met hun handen oppakken of met hun voeten optillen. Straf: Strafschop. c) Alle spelers: overige bepalingen om de bal te winnen. Spelers moeten niet proberen de bal in de scrum te winnen met een ander deel van hun lichaam dan hun voet of onderbeen. Straf: Vrije schop. d) Alle spelers: wanneer de bal er uitkomt, laat hem er uit. Wanneer de bal de scrum heeft verlaten mag een speler hem niet in de scrum terugbrengen. Straf: Vrije schop. e) Alle spelers: niet op de bal vallen. Een speler mag niet op of over de bal vallen die uit de scrum komt. Straf: Strafschop. f) Tweederijers en flankers: wegblijven uit de tunnel. Een speler die niet tot de eerste rij behoort mag de bal niet in de tunnel spelen. Straf: Vrije schop. g) Scrumhalf: schoppen in de scrum. Een scrumhalf mag de bal terwijl deze in de scrum is niet schoppen. Straf: Strafschop. h) Scrumhalf: schijnbeweging. Een scrumhalf mag geen enkele actie ondernemen om de tegenstanders te misleiden dat de bal uit de scrum is terwijl deze nog in de scrum is. Straf: Vrije schop. i) Scrumhalf: vasthouden van de tegenstander flanker. Een scrumhalf mag de tegenstander flanker niet vastgrijpen voor evenwicht of welke andere reden dan ook. Straf: Strafschop. 10. EINDE VAN DE SCRUM. a) De bal komt er uit. Wanneer de bal ergens, behalve uit de tunnel, uit de scrum komt is de scrum afgelopen. b) Scrum in het doelgebied. Een scrum kan niet in het doelgebied plaatsvinden. Wanneer de bal in een scrum op of over de doellijn gaat is de scrum afgelopen en mogen aanvaller en verdediger proberen de bal op de grond te drukken voor een try of een dooddruk. c) De laatste speler is niet gebonden. De laatste speler in de scrum is de speler waarvan zijn voeten het dichtst bij de eigen doellijn zijn. Wanneer de laatste speler met de bal aan zijn voeten de scrum loslaat en de bal oppakt is de scrum beëindigd.
59
11. SCRUM DRAAIT. a) Indien een scrum meer dan 90° is gedraaid, zodat de middellijn over het punt evenwijdig met de zijlijnen komt, moet de scheidsrechter het spel stoppen en een nieuwe scrum laten formeren. b) Deze nieuwe scrum wordt geformeerd op de plaats waar de scrum is gestopt. De bal wordt door het team ingebracht dat niet in het bezit van de bal was op het ogenblik van het stoppen. Indien geen van beide teams in bezit van de bal is, gooit het team in die voordien heeft ingegooid. 12. BUITENSPEL IN DE SCRUM. DEFINITIE. Bij een scrum loopt de buitenspellijn voor de scrumhalves door de bal in de scrum. Voor elke andere speler loopt de buitenspellijn door de laatste voet van de achterste speler in de scrum. Wanneer de laatste voet van de achterste speler op of achter de doellijn komt is de buitenspellijn de doellijn. De buitenspellijnen lopen parallel aan de doellijnen. De bedoeling van deze scrum buitenspellijnen is om er voor te zorgen dat tot het einde van de scrum, het team die de bal wint gebruik kan maken van een vrije speelruimte. a) Wanneer de scrum is gezet, moet de scrum-half, die de bal niet inwerpt, gaan staan aan dezelfde kant van de scrum als de inwerpende scrum-half of achter de buitenspelllijn geldend voor de andere spelers. b) Buitenspel voor de scrumhalves. Wanneer een team de bal in de scrum heeft gewonnen is de scrumhalf van dat team buitenspel wanneer hij beide voeten voorbij de bal heeft terwijl deze nog in de scrum is. Indien de scrumhalf een voet voorbij de bal heeft is de scrumhalf niet buitenspel.
c) Wanneer een team de bal in de scrum heeft gewonnen, is de scrumhalf van de tegenpartij buitenspel indien de scrumhalf met een van beide voeten voorbij de bal in de scrum stapt terwijl deze nog in de scrum is. d) De scrumhalf wiens team de bal niet heeft gewonnen, mag niet aan de tegenoverliggende kant langs de scrum lopen, en over de buitenspellijn stappen ,die loopt door de achterste voeten van de zijn ploegmaat in de scrum. e) De scrumhalf wiens team de bal niet heeft gewonnen, mag niet weglopen van de scrum, en voor de buitenspellijn, die door de achterste voeten van zijn ploegmaat in de scrum loopt, blijven staan. f) Elke speler mag de positie van de scrumhalf innemen maar elk team kan slechts een scrumhalf per scrum inzetten. Straf: Strafschop op de buitenspellijn.
60
g) Buitenspel voor de spelers niet in de scrum. Spelers niet behorend tot de scrum, en die niet de positie van de scrumhalf innemen, zijn buitenspel wanneer zij voorbij hun buitenspellijn komen of deze voorbij stappen. Straf: Strafschop op de buitenspellijn. h) Treuzelen. Wanneer een scrum wordt geformeerd moeten de spelers die niet tot de scrum behoren zich onmiddellijk en zonder vertraging achter hun buitenspellijn terugtrekken. Indien zij dit niet doen treuzelen ze. Treuzelaars moeten worden bestraft. Straf: Strafschop op de buitenspellijn.
61
REGEL 21 : STRAF - EN VRIJESCHOPPEN DEFINITIE: Straf- en vrije schoppen worden toegekend aan het team dat niet in overtreding is voor een overtreding van hun tegenstanders.
1. WAAR DE STRAF- EN VRIJESCHOP WORDEN TOEGEKEND. Behalve waar dat in de Regels anders is bepaald, is de plaats voor een strafschop of een vrije schop op de plaats van overtreding.
2. WAAR MOET DE STRAF- EN VRIJESCHOP WORDEN GENOMEN? a) De schopper moet de strafschop of de vrije schop op de plaats van overtreding nemen of naar achteren in een rechte lijn door de plaats van overtreding. Indien de plaats van de strafschop of vrije schop binnen 5 meter van de doellijn van de tegenstander is, is de plaats van de strafschop of vrije schop op 5 meter van de doellijn, tegenover de plaats van overtreding.
b) Wanneer een strafschop of vrije schop voor een overtreding in het doelgebied wordt toegekend, is de plaats van de strafschop of vrije schop in het speelveld op 5 meter van de doellijn, tegenover de plaats van overtreding. Straf: Elke overtreding van het team van de schopper resulteert in een scrum op de plaats van de schop. Het team niet in overtreding gooit de bal in.
3. HOE DE STRAF- EN VRIJESCHOP WORDT GENOMEN. a) Elke speler mag een strafschop of vrije schop met elk type schop voor een overtreding nemen; punt, drop-kick of schop van de grond. De bal mag worden geschopt met elk deel van het onderbeen, van de knie tot de teen, maar niet met de knie of de hiel. b) Het stuiten van de bal op de knie geldt niet als een schop. c) De schopper moet dezelfde bal gebruiken als in de wedstrijd tenzij de scheidsrechter van mening is dat de bal kapot is. Straf: Elke overtreding van het team van de schopper resulteert in een scrum op de plaats van de schop. Het team niet in overtreding gooit de bal in.
62
4. STRAF- EN VRIJESCHOP OPTIES EN VERPLICHTINGEN. a) Scrum als alternatief. Een team dat een strafschop of vrije schop krijgt toegewezen mag hiervoor een scrum nemen. Zij gooien de bal in. b) Geen oponthoud. Indien een schopper aan de scheidsrechter kenbaar maakt dat hij de strafschop op goal wenst te schoppen, moet de schop binnen één minuut worden genomen vanaf het moment dat de schopper dit heeft kenbaar gemaakt. De intentie om te trappen wordt aangeduid door de komst van een kicking tee of zand, of wanneer de trapper een merkteken in de grond maakt. De speler moet de schop afwerken binnen één minuut, zelfs wanneer de bal wegrolt en opnieuw moet geplaatst worden. Indien "de" minuut wordt overschreden wordt de schop afgekeurd, een scrum wordt op de plaats van de schop toegekend en de tegenstanders gooien de bal in. Voor gelijk welke andere schop, moet de schop zonder vertraging genomen worden. c) Een duidelijke schop. De schopper moet de bal over een zichtbare afstand schoppen. Indien de schopper de bal vasthoudt, moet deze duidelijk los uit de handen komen. Indien de bal op de grond is geplaatst moet deze duidelijk het merkteken verlaten. d) Uitschoppen vanaf de grond. De schopper moet met een punt of drop-kick over de zijlijn schoppen, maar mag de bal niet op de grond plaatsten hiervoor. e) De schoppers vrijheid van handelen. De schopper is vrij de bal in elke richting te schoppen en vervolgens zelf te spelen. f) Schop toegekend in het doelgebied. Wanneer een strafschop of vrijes chop in het doelgebied van de niet-bestrafte ploeg wordt genomen en een verdediger door gemeenspel voorkomt dat de tegenpartij een try kan scoren, wordt een straftry toegekend. g) Buiten het spel in het doelgebied. Indien een strafschop of vrije schop in het doelgebied wordt toegekend en de bal gaat vervolgens over de doelzijlijn op of over de achterlijn, dan wordt een 5-meter-scrum toegekend. Het aanvallende team gooit de bal in. h) Achter de bal. Alle spelers van het schoppers team, behalve de plaatser van de bal voor de schop, moeten bij een strafschop of vrije schop achter de bal staan totdat deze is geschopt. i) Snel genomen schop. Indien de strafschop of vrije schop zo snel wordt genomen dat de spelers van het schoppers team nog voor de bal zijn, zijn zij niet strafbaar voor buitenspel. Echter, zij moeten zich onmiddellijk terugtrekken. Zij mogen niet stoppen met terugtrekken totdat zij weer on-side zijn. Zij mogen niet deelnemen aan het spel tenzij zij weer onside zijn. Dit geldt voor alle spelers van het team ook al zijn zij in of buiten het speelgebied.
63
j) In deze situatie worden de spelers weer on-side gebracht als zij achter de speler, die de strafschop of vrije schop neemt zijn gekomen, of wanneer een medespeler die de bal draagt hun voorbij is gelopen, of wanneer een medespeler komende van achter de bal toen deze werd geschopt, hun voorbij is gelopen. k) Een speler die buitenspel is, kan niet door een actie van de tegenpartij on-side worden gebracht. Straf: Behalve wanneer dit anders in de Regels is opgenomen resulteert een overtreding van het schoppers team in een scrum op de plaats van de schop. De tegenstander gooit de bal in. 5. HET SCOREN VAN EEN GOAL UIT EEN STRAFSCHOP. a) Een strafschop goal kan uit een strafschop worden gescoord. b) Indien de schopper aan de scheidsrechter kenbaar heeft gemaakt dat hij op de palen gaat schieten moet hij op de palen schieten. Als hij zijn wens duidelijk kenbaar heeft gemaakt kan hij geen verandering meer in de schop aanbrengen. De scheidsrechter mag vragen naar de intentie van de schopper. c) Indien de schopper aan de scheidsrechter kenbaar heeft gemaakt dat hij op de palen gaat schieten moet de tegenpartij stilstaan met de handen langs het lichaam gedurende de tijd die de schopper nodig heeft vanaf de voorbereiding van de schop tot het nemen van de schop.
d) Indien de schopper niet heeft aangegeven dat hij op de palen gaat schieten maar hij neemt een drop-kick en scoort een goal, dan is de goal geldig. e) Indien de tegenstanders een overtreding begaan terwijl de schop wordt genomen en de schop is succesvol dan blijft de goal gehandhaafd. Een nieuwe strafschop voor de overtreding wordt niet toegekend. f) De schopper mag de bal op zand, zaagsel of op een door de Bond goedgekeurde ring plaatsen. 6. SCOREN VANUIT EEN VRIJE SCHOP. a) Een goal kan niet vanuit een vrije schop worden gescoord. b) Het team aan wie een vrije schop is toegekend kan geen dropgoal scoren,vooraleer de bal dood is, of door een tegenstander is aangeraakt, gespeeld of de baldrager is getackeld. Deze beperking geldt ook wanneer een vrije schop wordt omgezet in een scrum.
7. WAT HET VERDEDIGENDE TEAM MOET DOEN BIJ EEN STRAFSCHOP. a) Terugtrekken van de plaats van overtreding. De tegenpartij moet zich zonder vertraging terugtrekken tot op tenminste tien meter van de plaats van overtreding of achter hun eigen doellijn als deze dichter bij de plaats van de overtreding is. b) Moeten terug blijven lopen. Ook al is de schop genomen en het team van de schopper speelt de bal, dan nog moeten de tegenstanders terug blijven lopen totdat zij op de juiste afstand zijn gekomen van de plaats van overtreding. Zij mogen niet deelnemen aan het spel tot zij weer in het spel zijn. c) Schop wordt snel genomen. Indien de schop zo snel wordt genomen dat de tegenstanders geen gelegenheid krijgen om zich terug te trekken dan worden zij niet bestraft. Echter, zij moeten zich blijven terugtrekken zoals hierboven in (b) omschreven of een van hun medespelers, komende vanachter de 10-meter-lijn van de plaats van overtreding loopt hen voorbij, waarna zij weer aan het spel mogen deelnemen. d) Interferering. Het verdedigende team mag geen enkele actie ondernemen om de schopper te hinderen of de strafschop te vertragen. Zij mogen de bal niet meenemen, weggooien of schoppen buiten het bereik van de schopper of zijn medespelers.
64
Straf: Elke overtreding van het verdedigende team resulteert in een tweede strafschop welke, gerekend van de plaats van overtreding, 10 meter naar voren wordt verplaatst. Deze plek mag niet binnen 5 meter van de doellijn zijn. Elke speler mag de strafschop nemen. De schopper mag het type schop wijzigen en de keuze, om op de palen te schieten. Indien de scheidsrechter een tweede strafschop heeft toegewezen, mag de tweede strafschop pas worden genomen als de scheidsrechter de nieuwe plaats heeft gemarkeerd als de plaats van de strafschop. 8. MOGELIJKHEDEN VAN HET VERDEDIGENDE TEAM BIJ EEN VRIJE SCHOP. a) Zij moeten zich terugtrekken van de plaats van overtreding. De tegenpartij moet zich zonder vertraging terugtrekken tot op tien meter van de plaats van de vrije schop of achter hun eigen doellijn als deze dichter bij de plaats van de vrije schop is. Indien de vrije schop in het doelgebied van het verdedigende team is dan moet het andere team zich onmiddellijk richting hun eigen doellijn gaan tot op tenminste 10 meter van de plaats van de vrije schop en niet dichterbij de doellijn dan 5 meter. b) Moeten terug blijven lopen. Ook al is de vrije schop genomen en het team van de schopper speelt de bal, dan nog moeten de tegenstanders terug blijven lopen totdat zij op de juiste afstand zijn gekomen van de plaats van overtreding. Zij mogen niet deelnemen aan het spel tot zij weer in het spel zijn. c) Schop wordt snel genomen. Indien de vrije schop zo snel wordt genomen dat de tegenstanders geen gelegenheid krijgen om zich terug te trekken dan worden zij niet bestraft. Echter, zij moeten zich blijven terugtrekken zoals hierboven in (b) omschreven of een van hun medespelers, komende vanachter de 10-meter-lijn van de plaats van overtreding loopt hen voorbij, waarna zij weer aan het spel mogen deelnemen. d) Interferering. Het verdedigende team mag geen enkele actie ondernemen tegen de schopper en de vrije schop om deze te vertragen. Zij mogen de bal niet meenemen, weggooien of schoppen buiten het bereik van de schopper of zijn medespelers. e) Neerslaan van de vrije schop. Als zij de juiste afstand in acht hebben genomen mogen spelers van het verdedigende team de vrije schop blokkeren en trachten de vrije schop te voorkomen. Zij mogen de vrije schop proberen te blokkeren zodra de schopper start met zijn aanloop voor het nemen van de schop. f) Voorkomen van de vrije schop. Indien het verdedigende team de schop blokkeert en daarmee wordt voorkomen dat de schop wordt genomen dan is de schop afgekeurd. Het spel wordt herstart met een scrum op de plaats van de schop. De tegenstreversteam gooit de bal in. g) Vrije schop in het doelgebied. Indien een vrije schop in het doelgebied wordt toegekend of in het speelgebied, en indien de speler om in het doelgebied teruggaat, en de tegenstanders blokkeren en voorkomen vervolgens het nemen van de vrije schop, dan wordt een 5-meter-scrum toegekend. Het aanvallende team gooit de bal in. Indien een vrije schop in het doelgebied wordt genomen en een tegenspeler deze volgens de Regels speelt, kan daar een try scoren. h) Neerslaan. Indien een tegenstrever de bal in het speelgebied uit een vrije schop neerslaat, moet het spel doorgaan. Straf: Elke overtreding van het verdedigende team resulteert in een tweede vrije schop welke, gerekend van de plaats van overtreding, 10 meter naar voren wordt verplaatst. Deze plek mag niet binnen 5 meter van de doellijn zijn. Elke speler mag de vrije schop nemen. Indien de scheidsrechter een tweede vrije schop heeft toegewezen mag de tweede vrije schop pas worden genomen als de scheidsrechter de nieuwe plaats heeft gemarkeerd als de plaats van de vrije schop. 9. UITGELOKTE OVERTREDINGEN EN DE STRAFSCHOP. Indien de scheidsrechter de indruk heeft dat het schoppers team een overtreding van de tegenstander heeft uitgelokt moet de scheidsrechter geen tweede strafschop toekennen en verder laten spelen. 10. UITGELOKTE OVERTREDINGEN EN DE VRIJE SCHOP. a) De schopper mag niet voorwenden om de schop te nemen. Zodra de schopper aanstalten maakt om te gaan schoppen mogen de tegenstanders hem aanvallen. b) Indien de scheidsrechter de indruk heeft dat het schopper’s team een overtreding van de tegenstander heeft uitgelokt moet de scheidsrechter geen tweede vrije schop toekennen en verder laten spelen. .
65
REGEL 22 : DOELGEBIED DEFINITIE. Het doelgebied is een deel van het speelgebied, zoals is vastgelegd in Regel 1, waar de bal door beide teams kan worden gedrukt. Wanneer de aanvallende spelers als eerste de bal in het doelgebied van hun tegenstanders drukken, scoort het aanvallende team een try. Wanneer de verdedigende spelers als eerste de bal in hun doelgebied drukken, maakt het verdedigende team een dooddruk. Indien een verdedigende speler met een voet op de doellijn of in het doelgebied staat en vervolgens de bal ontvangt, dan is hij in het doelgebied.
1. DRUKKEN VAN DE BAL. Er zijn twee manieren waarop een speler de bal kan drukken: a) Speler raakt met de bal de grond. Een speler drukt de bal in het doelgebied door de bal vast te houden en er de grond mee aan te raken. "Vasthouden" betekent, vasthouden met een hand of handen, of in een arm of armen. Neerdrukken is niet noodzakelijk. b) Speler drukt op de bal. Een speler drukt de bal wanneer deze op de grond in het doelgebied is en de speler drukt op de bal met zijn hand of handen, arm of armen, of aan de voorkant van zijn borst tussen middel en nek (inclusief).
2. OPRAPEN VAN DE BAL. Het oprapen van de bal is niet drukken. Een speler mag in het doelgebied de bal oprapen en elders op de grond in het doelgebied drukken.
3. BAL WORDT GEDRUKT DOOR EEN AANVALLENDE SPELER. Try. Wanneer een aanvallende speler die niet buitenspel is als eerste de bal in het doelgebied van zijn tegenstander drukt, dan scoort die speler een try. Dit geldt ook wanneer de bal door een aanvallende of een verdedigende speler in het doelgebied is gebracht.
66
4. OVERIGE MANIEREN OM EEN TRY TE SCOREN. a) Drukken op de doellijn. De doellijn is een deel van het doelgebied. Indien een aanvallende speler als eerste de bal drukt op de doellijn van zijn tegenstander, dan scoort deze speler een try. b) Drukken tegen de doelpaal. De doelpalen en het beschermende materiaal daar omheen zijn een deel van de doellijn welke weer behoort tot het doelgebied. Indien een aanvallende speler als eerste de bal drukt tegen een doelpaal of het beschermende materiaal daar omheen, is er een try gescoord. c) Pushover try. Een scrum of ruck kunnen niet in het doelgebied plaatsvinden. Indien een scrum of ruck het doelgebied wordt ingeduwd, mag een aanvallende speler volgens de Regels naar de grond gaan om de bal te drukken en een try te scoren zodra deze op of over de doellijn gaat.
d) Try uit een voortgaande beweging. Indien een aanvallende speler kort bij de doellijn met de bal wordt getackeld en de voortgaande beweging brengt de speler in een doorlopende beweging langs de grond in het doelgebied van zijn tegenstander, en de speler drukt als eerste de bal, dan is er een try gescoord. e) Getackeld nabij de doellijn. Indien een speler wordt getackeld nabij de doellijn van de tegenstander en hij kan zich onmiddellijk zodanig uitrekken dat hij de bal op of over de doellijn kan plaatsen, dan is er een try gescoord. f) Deze speler mag de tackelregel niet overtreden. De tackelregel houdt in dat de speler de bal onmiddellijk moet spelen. Echter, de getackelde speler mag de bal in elke richting op de grond plaatsen onder voorwaarde dat hij dit onmiddellijk doet. g) In deze situatie mogen de verdedigende spelers die op hun voeten staan legaal de try voorkomen door de bal uit de handen of armen te trekken, maar ze mogen de bal niet schoppen. h) Speler buiten de doelzijlijn of het speelveld. Indien een aanvallende speler buiten het speelveld of de doelzijlijn is, kan deze speler een try scoren door de bal te drukken die in het doelgebied van zijn tegenstanders is, onder voorwaarde dat hij de bal niet draagt.
i)
Straf-try. Een straf-try is van toepassing indien een try mogelijk zou zijn gescoord maar dit is voorkomen door gemeenspel van het verdedigende team. Een straf-try is van toepassing wanneer een try wellicht op een betere plaats zou zijn gescoord maar dit door gemeenspel van het verdedigende team is voorkomen. j) Een straf-try wordt tussen de doelpalen gegeven. Het verdedigende team mag proberen de extra schop te blokkeren.
67
5. DE BAL WORDT GEDRUKT DOOR EEN VERDEDIGENDE SPELER. a) Dooddruk. Wanneer een verdedigende speler als eerste de bal in zijn doelgebied drukt resulteert dit in een dooddruk. b) Speler buiten de doelzijlijn of het speelveld. Indien een verdedigende speler buiten het speelveld of de doelzijlijn is, dan kan deze speler een dooddruk maken door de bal te drukken die in zijn doelgebied is, onder voorwaarde dat hij de bal niet draagt. c) Gedrukt tegen een doelpaal: De doelpalen en de paalbescherming maken deel uit van de doellijn. Indien een verdediger de eerste is om de bal te drukken tegen een doelpaal of een paalbescherming, dan maakt hij een dooddruk. 6. SCRUM OF RUCK WORDT OVER DE DOELLIJN GEDUWD. Een scrum of ruck kan alleen in het speelveld plaatsvinden. Dit houdt in dat wanneer een scrum of ruck over de doellijn wordt geduwd, een verdedigende speler gerechtigd is om naar de grond te gaan zodra de bal de doellijn raakt of passeert. Het resultaat is een dooddruk. 7. HERSTART NA EEN DOODDRUK. a) Wanneer een aanvallende speler de bal het doelgebied van het verdedigende team in stuurt of draagt en daar dood wordt gemaakt door een verdedigende speler, of de bal gaat over de doelzijlijn, op of over de achterlijn, dan moet voor de herstart van het spel een 22-meter-schop worden gegeven. b) Indien een aanvallende speler de bal in het speelveld voorwaarts laat vallen of een voorwaartsgooi maakt, en de bal gaat daarbij het doelgebied van het verdedigende team in en wordt daar dood gemaakt, dan wordt een scrum gegeven op de plaats waar de bal voorwaarts is gevallen of de voorwaartsgooi is gemaakt. c) Indien uit een aftrap de bal het doelgebied van het verdedigende team in wordt geschopt zonder dat de bal wordt aangeraakt of gevangen door een speler en een verdedigende speler drukt de bal op de grond en maakt hem zonder vertraging dood, dan heeft het verdedigende team twee keuzes: een scrum op het midden van de middellijn, en zij mogen de bal ingooien; of zij laten een hernieuwde aftrap door het andere team nemen. d) Indien een verdedigende speler de bal zijn doelgebied ingooit of draagt en een verdedigende speler drukt de bal daar op de grond zonder dat er een overtreding plaatsvindt, dan wordt het spel herstart met een 5-meter-scrum. De plaats van de scrum is tegenover de plaats waar de bal is doodgedrukt. Het aanvallende team gooit de bal in. 8. DE BAL WORDT HET DOELGEBIED INGESCHOPT EN GAAT DAN DOOD. Indien een team de bal over het doelgebied van het verdedigende team schopt, waarbij de bal over de doelzijlijn, op of over de achterlijn gaat, behalve bij een mislukte schop op goal of een poging bij een dropgoal, dan heeft het verdedigende team twee keuzes: zij kunnen een 22-meter-schop nemen, of zij kunnen een scrum nemen op de plaats waar de bal vandaan is geschopt en zij mogen de bal ingooien. 9. VERDEDIGENDE SPELER STAAT IN HET DOELGEBIED. Een verdedigende speler die een deel van een voet in zijn eigen doelgebied heeft wordt geacht beide voeten in zijn doelgebied te hebben. 10. BAL WORDT OMHOOG GEHOUDEN IN HET DOELGEBIED. Wanneer een speler die de bal draagt, in het doelgebied omhoog wordt gehouden zodat de speler de bal niet op de grond kan drukken, dan is de bal dood. Een 5-meter-scrum moet worden geformeerd. Dit zal gewoonlijk plaatsvinden bij een maul in het doelgebied. Het aanvallende team gooit de bal in. 11. BAL GAAT DOOD IN HET DOELGEBIED a) Wanneer de bal de hoekvlagstok, de doelzijlijn of de achterlijn, of de grond achter deze lijnen raakt, dan is de bal dood. Indien de bal door het aanvallende team het doelgebied in werd gedragen of gespeeld, dan wordt een 22meter-schop gegeven aan het verdedigende team. Indien de bal door het verdedigende team het doelgebied in werd gedragen of gespeeld, wordt een 5-meter-scrum gegeven aan het aanvallende team. b) Wanneer een speler die de bal draagt de hoekvlagstok, de doelzijlijn of de achterlijn, of de grond achter deze lijnen raakt, dan is de bal dood. Indien de bal door het aanvallende team het doelgebied in werd gedragen of gespeeld, dan wordt een 22-meter-schop gegeven aan het verdedigende team. Indien de bal door het verdedigende team het doelgebied in werd gedragen of gespeeld, wordt een 5-meter-scrum gegeven aan het aanvallende team. c) Wanneer een speler een try scoort of hij maakt een dooddruk, is de bal dood.
68
12. AANVALLENDE OVERTREDING MET EEN SCRUM ALS STRAF. Indien een aanvallende speler een overtreding begaat in het doelgebied, waarvoor een scrum de straf is, bijvoorbeeld, de bal voorwaarts uit de handen laten vallen, dan wordt het spel herstart met een 5-meter-scrum. De scrum is recht tegenover de plaats van overtreding en het verdedigende team gooit de bal in. 13. VERDEDIGENDE OVERTREDING MET EEN SCRUM ALS STRAF. Indien een verdedigende speler een overtreding begaat in het doelgebied waarvoor een scrum de straf is, bijvoorbeeld, de bal voorwaarts uit de handen laten vallen, dan wordt het spel herstart met een 5-meter-scrum. De scrum is recht tegenover de plaats van overtreding en het aanvallende team gooit de bal in. 14. TWIJFEL BIJ HET OP DE GROND DRUKKEN. Indien er twijfel is welk team het eerst de bal in het doelgebied op de grond heeft gedrukt, dan wordt het spel herstart met een 5-meter-scrum, recht tegenover de plaats waar de bal op de grond werd gedrukt. Het aanvallende team gooit de bal in. 15. OVERTREDINGEN IN HET DOELGEBIED. Alle overtredingen in het doelgebied worden op gelijke wijze behandeld alsof deze in het speelveld hebben plaatsgevonden. Een bal uit de handen voorwaarts laten vallen of een voorwaartsgooi in het doelgebied resulteert in een 5-meterscrum tegenover de plaats van overtreding. Straf: Voor een overtreding, kan het merkteken voor een strafschop of vrije schop niet in het doelgebied worden gemaakt Wanneer in het doelgebied een strafschop of vrije schop voor een overtreding wordt toegekend, is de plaats van de schop in het speelveld op 5 meter van de doellijn, in een rechte lijn tegenover de plaats van overtreding. 16. OVERTREDINGEN EN GEMEENSPEL IN HET DOELGEBIED. a) Obstructie door het aanvallende team. Wanneer een speler in het doelgebied een tegenstander die de bal net heeft geschopt aanvalt, of obstructie tegen pleegt, dan heeft het niet in overtreding zijnde team de keuze tussen een strafschop op 5 meter van de doellijn tegenover de plaats van overtreding, of daar waar de bal neerkomt. Indien zij voor de tweede keuze opteren en de bal komt over, buiten of nabij de zijlijn, dan is de plaats van de strafschop op 15 meter van de zijlijn, tegenover de plaats waar de bal uitging of op de grond kwam. Een try wordt afgekeurd en een strafschop gegeven, indien een try wellicht enkel zou zijn gescoord door spelbederf van het aanvallende team. b) Gemeenspel door het verdedigende team. De scheidsrechter geeft een straftry indien wellicht een try zou zijn gescoord maar door spelbederf van het verdedigende team wordt voorkomen. De scheidsrechter geeft een straftry indien wellicht een try op een betere plaats zou zijn gescoord maar door spelbederf van het verdedigende team wordt voorkomen. De straftry wordt gegeven tussen de doelpalen. Het verdedigende team mag door oplopen de schop proberen te voorkomen. c) Elk ander gemeenspel. Wanneer een speler willekeurig welk gemeenspel in het doelgebied pleegt terwijl de bal uit het spel is, dan wordt een strafschop gegeven op de plek waar anders het spel zou worden herstart. Straf: Strafschop.
69