Rapport Lelystad, december 2015 J. Reinhold & R. Heemskerk
Monitoren Flora en Fauna in Lelystad 2015
Titel Auteur Datum Foto’s
: : : :
Monitoren Flora en Fauna Lelystad 2015 J. Reinhold & R. Heemskerk december 2015 voorpagina: Petra Borsch. Overig: Landschapsbeheer Flevoland
3
Samenvatting Lelystad is een groene stad met tal van mogelijkheden voor de natuur. Maar hoe ontwikkelt die natuur zich nu? Waar liggen kansen om de natuur nog betere kansen te geven of hoe kan beheer en onderhoud anders ingericht worden om toch dezelfde natuurwaarden te behouden. Een vinger aan de pols moet duidelijkheid verschaffen of de gemeente op de goede weg is. Monitoren is dus noodzakelijk om veranderingen in de natuur in kaart te brengen. Aanbevelingen worden gedaan waar kansen liggen om het nog beter te doen. Samen met de burgers van Lelystad wordt het steeds duidelijker hoe de natuur zich ontwikkelt. Leuk om te zien dat burgers steeds vaker hun velddata aanleveren, zodat analyses gemaakt kunnen worden waar kansen en bedreigingen zijn. Het monitoren van de libellen laat zien dat het beheer van de oever en watergang grote invloed heeft op de soortsamenstelling. Een goede afstemming tussen het oever en waterbeheer is dus noodzakelijk om een rijke libellensamenstelling te krijgen. Variatie is hierbij het sleutelwoord. Er werd in 2015 een recordaantal ringslangeieren gevonden. Na enkele jaren waarin de stijgende trend leek te zijn ingezakt, ziet het ernaar uit dat de soort zich op een goed niveau handhaaft en ook op nieuwe plaatsen opduikt. 2015 Was een jaar dat de otter zich nog meer manifesteerde. Alle belangrijke watergangen rondom de stad worden gebruikt. En dat veranderde gelukkig niet na de dood van een otter ter hoogte van de Knardijk op de Oostvaardersdijk. Ook de situatie van de meervleermuis in de stad wordt duidelijker. Jonge dieren werden gevonden in een klerenkast en daarmee is overtuigend bewezen dat ook Flevoland een kraamkolonie van deze soort herbergt. Bij de vogelmonitoring is te zien dat enkele soorten achteruitgaan die gebonden zijn aan wat grotere groene structuren. Enkele watergebonden soorten vertonen een lichte vooruitgang. Voor boeren- en huiszwaluwen is een aantal woonwijken zeer geschikt als potentiele broedlocatie. Ook bij de plantenmonitoring komt naar voren dat variatie in vorm en beheer gunstig uitpakt voor soortenrijkdom en kwaliteit van de vegetatie. Afstemming van beheer in tijd en schaal op specifieke eigenschappen van de terplekke aanwezige natuur kan een doorslaggevende rol spelen in de natuurwaarden.
4
Inhoud Samenvatting
3
Inhoud
4
Inleiding
5
Resultaten
6
INSECTEN Libellen als indicator voor de waterkwaliteit
7
AMFIBIEEN, VISSEN EN REPTIELEN Alpenwatersalamander Ringslang Rugstreeppad
9 10 13
ZOOGDIEREN – MARTERACHTIGEN Boommarter Steenmarter Otter
15 17 18
ZOOGDIEREN – VLEERMUIZEN Gewone dwergvleermuis Laatvlieger Meervleermuis Watervleermuis
20 24 26 28
VOGELS Meetnet Urbane Soorten (MUS) Gierzwaluw Huis- en boerenzwaluw in of aan gebouwen
29 31 32
PLANTEN Graslandmonitoring Oeverplanten Rietorchis Maretak
34 39 41 44
LITERATUUR
45
BIJLAGEN Locaties monitoring oeverplanten en libellen Enkele monitoringslocaties van libellen in beeld Overzicht Meetnet Urbane Soorten 2007-2015 Locaties van de graslandkarteringen Oeverinventarisaties
46
5
Inleiding Sinds 2009 houdt de gemeente Lelystad een vinger aan de pols ten aanzien van de natuurontwikkelingen in de stad. Veel van de natuurwaarden zijn in de periode 2009-2012 in kaart gebracht en er is hierover gerapporteerd (Reinhold & Heemskerk, 2011; Reinhold, Heemskerk & Smeets, 2012). De toestand van de natuur is toen in kaart gebracht maar de ontwikkeling zelf niet. Daarvoor dient gemonitord te worden. De situatie van 2009-2012 is een mooie uitgangspunt om de ontwikkelingen te gaan volgen. Vaker meten op dezelfde locatie geeft inzicht in de ontwikkelingen die de natuur ondergaat. Ook levert het frequenter zoeken naar bepaalde soorten regelmatig nieuwe waarnemingen op zodat de verspreiding van de soort steeds nauwkeuriger wordt. De gemeente Lelystad heeft Landschapsbeheer Flevoland daarom gevraagd om zorg te dragen voor het monitoren van de natuurwaarden en daarbij de hulp te vragen van andere natuurorganisaties en bewoners van Lelystad. Dit rapport moet dan ook als een aanvulling op Reinhold & Heemskerk (2011), Reinhold, Heemskerk & Smeets (2012), en Heemskerk, Reinhold & Colijn (2013), Reinhold & Heemskerk,(2014) gezien worden. De databank Waarnemingen van de soorten zijn vastgelegd binnen www.lelystad.waarneming.nl. Een website die voor iedereen toegankelijk is en waar iedereen ook eigen waarnemingen kan aanbrengen. www.lelystad.waarneming.nl heeft eind 2015 ongeveer 535.000 waarnemingen van ongeveer 3300 soorten vastgelegd. Het merendeel van de waarnemingen betreft vogels. Waarnemingen van zoogdieren, nachtvlinders, dagvlinders volgen in aantallen. Het overzicht geeft dan ook vooral het interesseveld van de verschillende waarnemers weer. Aantal waarnemingen binnen Lelystad.waarneming.nl tot 1-12-2015 Vogels 428.888 Nachtvlinders en micro's 29.039 Dagvlinders 27.291 Zoogdieren 19.200 Libellen 7.699 Planten 7.684 Sprinkhanen en krekels 4.039 Vissen 3.381 Reptielen en amfibieën 1.677 Paddenstoelen 1.431 Kevers 962 Mossen en korstmossen 823 Vliegen en muggen 793 Bijen, wespen en mieren 714 Insecten (overig) 362 Weekdieren 276 Geleedpotigen (overig) 241 Wantsen, cicaden en 232 plantenluizen Totaal 534.732
De gemeente Lelystad heeft een contract met de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Dit is een landelijke databank waar alle natuurdata die bekend zijn van heel Nederland in staan. De data van www.lelystad.waarneming.nl staan ook in deze databank (evenals andere data). Idealiter zou een raadpleging van de NDFF voldoende moeten zijn voor een volledig overzicht. De NDFF loopt echter (altijd) achter op het binnenhalen van de data van www.lelystad.waarneming.nl. Raadplegen van beide systemen heeft daarom de voorkeur.
6
Resultaten Leeswijzer: in dit rapport worden verschillende onderzoeken gepresenteerd. Enerzijds op soortniveau, anderzijds op soortgroepsniveau in relatie tot beheer of inrichting. Gekozen is om per soortgroep de verschillende onderzoeken te bundelen. Elk deelonderzoek is zo opgeschreven dat de rapportage als zelfstandig onderdeel te lezen is. Tevens is gekozen om per onderzoek de gekozen methodiek en resultaten kort en krachtig neer te zetten. Daarmee is de essentie van het onderzoek neergezet en niet alle details. Gerealiseerd moet worden dat de kaarten een beeld geven van de stand tot en met eind 2015. Er blijven echter altijd waarnemingen bijkomen. Het is dus zaak om regelmatig te kijken op de website of de situatie voor een plant of dier (sterk) gewijzigd is.
7
INSECTEN Libellen als indicator voor waterkwaliteit Inleiding Binnen de gemeente Lelystad zijn de laatste jaren veel natuurvriendelijke oevers gerealiseerd. Dit heeft niet alleen weerslag op de oevervegetatie, maar ook het onderwaterleven zal hierop reageren. Libellen vormen een goede indicator voor de waterkwaliteit. De verschillende soorten leven een of meerdere jaren onder water en hebben daar verschillende structuren en een bepaalde waterkwaliteit nodig. Door verschillende oevertypen gedurende enkele jaren te monitoren op libellen kan het effect van de inrichting van de oever gemeten worden. Opzet In 2015 werden dezelfde locaties gemonitord, die in 2012 onderzocht werden op het vóórkomen van libellen. Gekeken werd naar welke soorten libellen er aanwezig waren en in welke aantallen. De 8 oevertracés liggen verspreid over Lelystad en hebben een lengte van 100 meter (zie bijlage 1). De locaties werden drie maal onderzocht op libellen. De eerste onderzoekronde vond plaats tussen 5 en 15 juni, de tweede op 10 juli, en derde op 21 augustus. Resultaat Tabel 1 geeft het totaal resultaat aan per locatie. Bij de totalen is een vergelijk gemaakt met dezelfde locaties in 2012. De meest in het oog lopende verschillen tussen beide jaren: Dit jaar werden op meer locaties azuurwaterjuffers en kleine roodoogjuffers gezien en het aantal exemplaren van deze soorten en van grote roodoogjuffers was beduidend hoger. Watersnuffels en glassnijders werden als nieuwe soorten gezien ten opzichte van 2012. Anderzijds werden op minder locaties variabele waterjuffers en paardenbijters gezien en waren ook de aantallen van deze soorten lager. De soortenrijkste locatie uit 2012, Oudean, gelegen in de ecologische hoofdstructuur, is door vegetatiesuccessie aan het dichtgroeien. Ook het dumpen van tuinafval door aangrenzende bewoners zorgt voor verruiging. Het aantal soorten libellen is hierdoor flink teruggelopen. Bij locatie Atol-Plantage is het soortenaantal ook lager, waarschijnlijk samenhangend met het zeer dichte kroosdek. Bij locatie Sportpark, sowieso niet bepaald een ecologische hotspot, is het soortenaantal ook lager dan in 2012. De monotone oever en het troebele water bieden libellen een weinig aantrekkelijk leefmilieu. Dit geldt eveneens voor de locatie Houtribweg, waar een brede soortenarme rietkraag in combinatie met matige waterkwaliteit zorgt voor een slechte libellenstand. Opvallend goed scoorde locatie Jol. De natuurvriendelijke oever zorgt hier voor een grote rijkdom aan plantensoorten, waaronder veel typische oever- en waterplanten. Deze variatie werkt: Een toenemend aantal libellen gedijt hier. Ook locatie IJssellaan was dit jaar soortenrijker dan in 2012. Hoewel hier een traditionele houten beschoeiing aanwezig is, is mede dankzij de buiten de beschoeiing groeiende variatie aan oever- en waterplanten, toch een groot aantal libellensoorten aanwezig. De poelen bij de Schermer zijn evenals in 2012 het rijkst aan aantallen. Grotendeels komt dit door de enorme aantallen lantaarntjes en dit jaar ook azuurwaterjuffers. De westelijke poel is in 2013 drooggevallen en is sindsdien flink aan het verlanden. Het verdwijnen van de loopbrug over deze poel heeft er ook voor gezorgd dat de gewone oeverlibel zijn uitkijkpost is kwijtgeraakt. Deze soort werd dit jaar niet meer gezien. Zoals in eerdere rapporten is geconstateerd werd nu opnieuw bevestigd dat de natuurvriendelijke oevers over het algemeen het hoogst scoren, mits het beheer ondersteunend werkt om een gevarieerde plantengroei mogelijk te maken. De oevers Azuurwaterjuffer die rijk zijn aan libellen hebben ook het hoogste aantal soorten specifieke water- en/of oeverplanten. Deze planten zijn van belang voor verschillende levensfasen van verschillende libellensoorten. Zo zijn roodoogjuffers gebonden aan waterplanten met drijvende bladeren, zoals gele plomp en waterlelie, terwijl oeverlibellen vaak uitkijkposten zoeken op kale oeverdelen.
8 Hoe groter de variatie in oevervorm en planten, des te hoger is de rijkdom aan libellen. Oevers met matige libellenpopulaties missen deze variatie. Zo heeft de Houtribweg een hele rechte oever met een dichte, monotone rietkraag. Bij het Sportpark wordt de vegetatie frequent tot vlakbij het water gemaaid. Hier valt voor libellen weinig te zoeken. Foto’s in bijlage 2 geven een impressie van een aantal oevers. Vervolg Het trekken van conclusies op soortniveau is op basis van gegevens uit deze twee jaren op dezelfde locaties nog niet mogelijk. Wellicht dat er over een langere periode wel trends te zien zijn. Volgend jaar kan bekeken worden of herhaling van de monitoring op locaties uit 2013 soortgelijke resultaten oplevert. Langere monitoring zal een steeds beter beeld geven van de ontwikkeling van de libellenpopulatie van Lelystad. Conclusie Dit onderzoeksjaar maakt eens te meer duidelijk dat diversiteit het sleutelwoord is bij libel-vriendelijk oeverbeheer. Hoe groter de variatie in waterdiepte, breedte en dichtheid van de vegetatie op de oever en in het water, des te hoger de rijkdom aan libellen. De aanleg van natuurvriendelijke oevers pakt positief uit, als dit ook gepaard gaat met variatie in tijd en ruimte in het beheer, zodat diversiteit aanwezig blijft en larven hogere overlevingskansen hebben. Alleen het verwijderen van de beschoeiing is niet voldoende om de oever functioneel ecologisch te maken.
Houtribweg
Koggebrug
Sportpark
6 50 0 30 150 2 1 2 2 2 0 3 0 0 0 1 11 (7) 249 (37)
Atol_Plantage
azuurwaterjuffer grote roodoogjuffer houtpantserjuffer kleine roodoogjuffer lantaarntje variabele waterjuffer vuurjuffer watersnuffel bruinrode heidelibel gewone oeverlibel glassnijder grote keizerlibel paardenbijter steenrode of bruinrode heidelibel steenrode heidelibel vroege glazenmaker totaal soorten 2015 (2012) totaal aantallen 2015 (2012)
7-6 10-7 21-8
Oudean
Soort
bezoekdatum 1 7-6 bezoekdatum 2 10-7 bezoekdatum 3 21-8
Poelen_Schermer
Jol_12
LIBELLEN Lelystad 2015 (vergeleken met 2012)
IJssellaan
TABEL 1. Resultaten libellenmonitoring
100 0 0 0 6 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 3 4 (9) 110 (15)
2 0 1 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 4 (5) 5 (10)
0 0 2 4 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 (5) 8 (10)
0 0 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 (1) 2 (1) t 24 (25) 6 (5)
7-6 7-6 5-6 12-6 15-6 12-6 10-7 10-7 10-7 10-7 10-7 10-7 21-8 21-8 21-8 21-8 21-8 geen totalen 2015 (2012) maximum aantal per locatie lokaties aantallen
2 300 5 13 0 8 2 0 1 4 0 4 2 1000 100 1 25 3 0 0 0 0 2 0 0 1 0 2 0 0 0 1 0 2 0 0 1 1 1 0 0 0 0 1 0 0 0 1 9 8 8 (2) (6) (4) 29 1331 123 (12) (1030) (607)
Oeverkarakteristieken type oever (traditioneel of natuurvriendelijk) aantal plantensoorten 2015 (2012) aantal oeverplantensoorten 2015 (2012) aantal waterplantensoorten 2015 (2012) zand / klei gebaggerd/in water gemaaid
nvO 56 (50) 20 (23)
t 50 (37) 11 (8)
nvO 54 (46) 19 (17)
nvO 35 (32) 13 (12)
nvO 53 (38) 12 (9)
t 53 (24) 6 (5)
t 52 (28) 7 (4)
6 (5) 2 (1) z z 2009
7 (6) k
6 (3) z 2009
0 (1) k
5 (3) z 2009
5 (4) 1 (1) k k 2015
6 (3) 3 (3) 4 (3) 4 (1) 8 (6) 4 (6) 1 (1) 2 (0) 2 (0) 2 (2) 2 (0) 2 (1) 3 (5) 0 (5) 1 (0) 4 (3)
415 (5) 71 (12) 6 (9) 42 (1) 1263 (1636) 31 (35) 1 (2) 4 (0) 3 (0) 4 (2) 2 (0) 5 (1) 3 (8) 0 (6) 1 (0) 6 (5) 15 (12) 1857 (1722)
9
AMFIBIEEN, VISSEN EN REPTIELEN De alpenwatersalamander in Lelystad Inleiding De alpenwatersalamander is, anders dan de naam doet vermoeden, een gewone Nederlandse soort. In Nederland komt de soort vooral op de hogere zandgronden voor. Als voortplantingswater heeft de alpensalamander weinig voorkeur. Wel leeft hij het liefst in water zonder vissen. In Lelystad zijn dit daardoor vaak tuinvijvers. Inventarisatiemethode Het merendeel van de waarnemingen betreffen melden van bewoners die dieren vinden in hun vijver. Daarnaast zijn dieren gevonden door actief met schepnet te vissen of door het zoeken ’s nachts met een zaklamp. Voorkomen in Lelystad De eerste aanwijzing dat de alpenwatersalamander in Lelystad voorkwam, was afkomstig van een bewoner in de Karveel. In zijn tuin scharrelden al jaren meerdere dieren, die hij tegenkwam bij tuinbeheerwerkzaamheden. Nadien zijn vooral waarnemingen verzameld in het oostelijk deel van Lelystad. Succesvolle reproductie is met zekerheid vastgesteld in Karveel, Archipel en Waterwijk. Hier zijn (ook) larven gevonden. De andere waarnemingen betreffen volwassen dieren, waarvan onduidelijk is of ze ter plaatse zich hebben voortgeplant. In de voortplantingspoel van de Archipel is met zekerheid in 2013 de infectieziekte chytridiomycose vastgesteld. Er is echter geen indicatie dat Alpenwatersalamander (en kleine watersalamander) hier negatieve effecten van ondervinden.
Waarnemingen van de alpenwatersalamander 2008-2015
Interpretatie van de gegevens De gepresenteerde waarnemingen berusten voor een groot deel op toeval. Het is dus heel waarschijnlijk dat de alpenwatersalamander op veel meer plekken in Lelystad voorkomt. Onderzoek naar de precieze verspreiding van de soort in Lelystad wordt bemoeilijkt, doordat van veel particulieren toestemming gevraagd moet worden om in hun tuinvijver te mogen vissen. Kansen en bedreigingen Grootste bedreiging is het verloren gaan van tuinvijvers in de periode met larven (april-augustus). Het verstenen van tuinen in zijn algemeenheid en het omvormen van bosstroken nabij tuinen is ook niet gunstig voor de alpenwatersalamander.
10
De ringslang in Lelystad Inleiding Sinds 1989 zijn er ringslangen in de gemeente Lelystad bekend. Het begon met een waarneming van een dier in het Praambos (thans Oostvaardersveld). Sindsdien wordt de soort bijna jaarlijks gezien. Voorkomen in Lelystad - de situatie in het Oostvaardersveld De ringslang behoort tot de sterker beschermde diersoorten in Nederland en krijgt daarom extra aandacht. Sinds 1998 worden er in het Oostvaardersveld door Landschapsbeheer Flevoland broeihopen gemaakt om de soort succesvoller te laten reproduceren. Tevens wordt er jaarlijks in dit gebied gemonitord, waarbij de landelijke systematiek van RAVON gebruikt wordt. De aantalsontwikkeling van het aantal slangen per ronde laat vanaf 1998 een stijgende lijn zien. Kijkend naar de periode vanaf 2009-2013 dan lijkt de populatie echter wel weer af te nemen. Gelukkig nam het aantal dieren per ronde in 2015 wel toe ten opzichte van 2013 (zie figuur 1). Het aantal eieren dat de slangen gelegd hebben in de broeihopen in het gebied (zie figuur 2) laat door de tijd heen vaak eenzelfde patroon zien als de monitoring. 2014 en 2015 zijn echter sterk afwijkend: er zijn nog nooit zoveel eischalen gevonden. In de twee aanwezige broeihopen zijn in totaal bijna 4000 eieren gevonden. In een hoop 2926 eieren: waarschijnlijk het hoogste aantal in Nederland in één broeihoop. Dit betekent dat er minimaal 130 vrouwelijke dieren eieren hebben afgezet. In 2015 is tevens een nieuwe monitoringsroute gestart en zijn twee nieuwe broeihopen voor de ringslang aangelegd in opdracht van Staatsbosbeheer. Hier werden in totaal nog eens 241 eieren gevonden.
Gemiddeld aantal ringslangen per ronde en aantal eieren 5,0
4500
4,5
4000
4,0
3500 3000
3,0
2500
2,5
2000
2,0
1500
1,5
1000
1,0
500
0,5 0,0
eieren
slangen per ronde
3,5
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
gem.aantal slangen
0
eieren
Figuur 1: Gemiddeld aantal waargenomen ringslangen tijdens de monitoringsronde in het Oostvaardersveld door de tijd (rood) en het aantal ringslangeieren dat in de broeihopen afgezet wordt.
11 Vóórkomen ringslang in de directe omgeving van Lelystad
Figuur 2: Waarnemingen ringslang 2015.
Ecozone Buiten het startgebied Oostvaardersveld worden pas sinds 2011 regelmatig ringslangen gezien. Reproductie buiten het Oostvaardersveld vindt sindsdien jaarlijks plaats in de Ecozone. In 2015 zijn hier slechts 30 eieren gevonden (in 2014 nog 600 eieren) gevonden in de broeihopen. Ook het aantal dieren lijkt hier minder te zijn. De vegetatie wordt in het gebied echter ook steeds hoger, omdat het maaibeleid gewijzigd is, zodat ook de telling bemoeilijkt wordt De Landerijen Vanaf 2012 worden in de woonwijk De Landerijen ook jaarlijks een of meerdere ringslangen waargenomen. De strook tussen de bebouwing en de Lage Vaart lijkt sterk op de Ecozone waar nu reeds ringslangen voorkomen. Er zijn dus goede kansen dat de ringslang zich hier blijvend kan vestigen. Eind 2013 heeft het Flevo-landschap in het Flevohout tegenover De Landerijen aan de Lage Vaart een broeihoop opgezet. Helaas hebben de ringslangen deze broeihoop in zowel 2014 als 2015 nog niet gebruikt. Warande Zuid en omgeving In 2014 zijn meerdere waarnemingen van ringslangen gedaan in Warande Zuid ter hoogte van de Torenvalktocht. Opvallend is dat uit dit gebied in 2015 geen waarnemingen gemeld zijn. Uit deze hoek van Lelystad zijn twee waarnemingen bekend: een in de woonwijk Hollandse Hout en een nabij het Wortmangemaal. Gelderse Hout In het Gelderse Hout (nabij Oostrandpark) beheert een groep bewoners een amfibiepoel. Met het maaisel dat vrijkomt maken ze sinds 2012 een broeihoop. Vorig jaar werden de eerste 30 eieren
12 gelegd, in 2015 zijn er 35 eieren gevonden. Helaas was het uitkomstpercentage van deze eieren dit jaar 0%: de eieren hebben waarschijnlijk te koud gelegen. Een ringslang is gezien tijdens het jubileumfeest van de woonwijk Oostrandpark.
Figuur 3: Waargenomen ringslang op jubileumfeest Oostrandpark (www.oostrandpark.nl)
13
De rugstreeppad in Lelystad Inleiding De rugstreeppad is een paddensoort die open, liefst zanderige gebieden bewoont. Eieren leggen het dier bij voorkeur in recent ontstane wateren van geringe diepte. Oude wateren worden vaak alleen gebruikt als ze frequent geschoond worden. Inventarisatiemethode Het zijn vooral de mannetjes die makkelijk te inventariseren zijn. Zij maken tussen april en augustus ’s nachts een ver dragend geluid nabij een voortplantingswater. Soms zijn deze zangkoren zo groot, dat het moeilijk te bepalen is om op gehoor het aantal roepende mannetjes goed te bepalen. Overdag zijn alle dieren of ingegraven in de grond of verscholen onder een voorwerp op de grond. De kans om overdag een rugstreeppad tegen te komen is daarmee erg klein. De larven (‘kikkervisjes’) zijn wel overdag te vinden in het ondiepe water. De oudere larven zijn goed te onderscheiden van de larven van de gewone pad. Voorkomen in Lelystad Waarnemingen van de rugstreeppad beperken zich tot het zuidwestelijke deel van de stad. De grootste concentratie bevindt zich in Warande West. Hier worden jaarlijks nog grote aantallen gehoord. De zanderige bouwkavels in combinatie met een waterrijke omgeving vormen een ideale leefomgeving. Een aantal dieren wordt jaarlijks gehoord in Haven, waar de poelen ‘buitendijks’ gebruikt worden. In 2015 was de roepactiviteit bijzonder laag. Slechts op twee avonden werden roepende dieren gehoord. De grootste concentratie werd waargenomen in de Warande in de plasdras-gebieden naast de Zonnedauwlaan. Bij de poelen en een ruig terrein bij de Wormer in Haven werden eveneens dieren gehoord. Op de overige bekende rugstreeppad-locaties (woonwijk Hollandse Hout, industriegebied Noordersluis en industrieterrein Flevopoort II) bleef het dit jaar opvallend stil.
Verspreiding van de rugstreeppad in Lelystad in 2011-2015
14 Interpretatie van de gegevens Het is zeer waarschijnlijk dat de rugstreeppad beperkt blijft tot het zuidwestelijk deel van de stad. Nachtelijke inventarisaties voor vleermuizen en andere dieren in andere delen van de stad hebben nooit waarnemingen opgeleverd van roepende rugstreeppadden. Het areaal van de rugstreeppad in het zuidwestelijk deel van Lelystad kan nog wel iets groter zijn. Buiten het gegeven kaartbeeld zijn er incidenteel ook waarnemingen van de rugstreeppad in de Oostvaardersplassen ter hoogte van de Hoge praambult (Praamweg) geweest. Kansen en bedreigingen De aanwezigheid van de rugstreeppad op de bouwlocatie Warande vraagt aandacht van de bouwers. Voor februari moet er een overzicht zijn van de plekken waar het aankomende jaar gewerkt moet gaan worden. Ook moet duidelijk zijn waar men dat jaar zeker niet gaat bouwen. Als er in het eerste gebied waterpartijen liggen die het aankomende jaar verwijderd moeten worden, dan dient dit voor eind februari gerealiseerd te zijn. Tegelijkertijd kunnen waterpartijen in de gebieden gegraven worden, waar men het aankomende jaar geen werkzaamheden gaat uitvoeren. Zo ontstaat er een situatie die voor mensen werkbaar is en waar de natuur ook van profiteert. Als het bouwen in Warande afgelopen is, zal er eenzelfde ontwikkeling plaatsvinden als in Hollandse Hout: De soort houdt het nog jaren vol, maar zal langzaam maar zeker verdwijnen. De realisatie van een compensatiegebied in het voormalig zanddepot is wel een vereiste van de rijksoverheid, maar zal ook na de bouwperiode sterk in waarde dalen ondanks intensief beheer. Behoud van de rugstreeppad in Lelystad moet gezocht worden in het meeliften met bouwprojecten of door het behoud van open agrarisch landschap. Ruimte voor de pad op bouwlocaties is goed mogelijk, als het Ministerie (thans valt natuurwetgeving onder het Ministerie van Economische Zaken) mee wil gaan in een beleid van poelen graven maar ook dichten van voorplantingswateren.
15
ZOOGDIEREN - MARTERACHTIGEN De boommarter in Lelystad Inleiding De boommarter is een van de moeilijkst waarneembare soorten, en tevens een van de meest beschermde soorten van Flevoland. De boommarter leeft, zoals zijn naam al doet vermoeden, vooral in bosrijke gebieden. Boommarters hebben een groot territorium, te denken valt aan 1000 ha per paartje. Voor een stabiele populatie is daarom een groot aangesloten of goed verbonden bosgebied noodzakelijk. Rondom Lelystad ontwikkelt zich een ouder en goed aaneengesloten/verbonden bosgebied. De boommarter wordt dan sinds 2000 steeds vaker aangetroffen. Inventarisatiemethode Verkeersslachtoffers zijn helaas vaak een van de weinige indicatoren dat de soort aanwezig is (of was). Maar er zijn ook andere methoden om het dier te ontdekken. Sinds 2004 heeft Landschapsbeheer Flevoland boommarterkasten hangen in verschillende bossen rond Lelystad. Deze worden door de boommarter vaak gedurende een deel van het jaar benut. Sporen in de vorm van vraatresten en/of keutels zijn dan nog terug te vinden op of in de kast. Sinds 2010 zet Landschapsbeheer ook wildcamera’s in. Dit zijn camera’s die op een locatie geplaatst kunnen worden en 1-2 weken in het veld kunnen blijven staan. Elk passerend dier wordt dan gefotografeerd. Ook de boommarter is daarmee goed vast te leggen. Voorkomen in Lelystad Op basis van de habitateisen van de boommarter en waarnemingen in het verleden is een potentiekaart gemaakt: gebieden waar boommarters verwacht mogen worden om zich voort te planten en/of structuren die zij gebruiken om zich te verplaatsen (figuur 1). De grotere bossen rondom de stad als Zuigerplasbos, Gelders Hout, Natuurpark, Hollandse Hout, Oostvaardersveld en Oostvaardersplassen zijn belangrijk als kerngebied. Deze bossen zijn groot genoeg voor reproducerende dieren. Verbindingsbanen tussen deze gebieden zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de populatie gezien kan worden als een populatie en niet al geïsoleerde deelpopulaties. Zo’n groot aaneengesloten geheel is veel stabieler dan alle kleine geïsoleerde populaties.
Figuur 1: Belangrijke gebieden en structuren voor de boommarter rond Lelystad
16 Waarnemingen 2015 Waarnemingen van de boommarter zijn weergegeven met de potentiekaart als achtergrond. Duidelijk is dat bijna alle waarnemingen passen binnen deze potentiekaart. Opvallend dit jaar is het aantal verkeersslachtoffers langs de A6. Dit jaar heeft Landschapsbeheer ook, in opdracht van Staatsbosbeheer, 20 ha van het Hollandse Hout nader bekeken. Naast een grote latrine (grote stapel keutels in een boom) in juni, die indicatief kan zijn voor voortplanting, waren ook op tal van bomen krabsporen te vinden die afkomstig kunnen zijn van boommarter. Omdat deze sporen niet met zekerheid herleid kunnen worden tot boommarter staan deze waarnemingen niet op de kaart. Na deze inspectie werd een vrouwelijk dier overreden (25-6) en nog een overstekend dier (18-7) aangetroffen.
Boommarter gespot met wildcamera mei 2015
Bedreigingen en kansen De grootste bedreiging ligt in het verloren gaan van bosgebieden en de onderbreking van verbindingswegen. Binnen het reguliere bosbeheer zijn de bedreigingen voor de boommarter klein. De soort benut graag oude nesten, holle bomen en grove takkenrillen als (tijdelijke) verblijfplaats. Binnen het bosbeheer van de gemeente is het nu ook beleid dat veel van deze plekken behouden blijven.
17
De steenmarter in Lelystad Inleiding De steenmarter is een liefhebber van kleinschalig landschap met boerderijen, houtwallen en heggen. De soort komt vooral voor in het oosten en zuiden van Nederland. In Flevoland dateert de eerste waarneming uit 2005 en is sindsdien is de steenmarter bezig met een gestage opmars. De meeste waarnemingen komen vooralsnog uit de Noordoostpolder, maar gevonden verkeersslachtoffers nabij Lelystad doen vermoeden dat het een kwestie van tijd is voor de soort dichter bij bebouwing zal opduiken. Kenmerken Deze grote marterachtige heeft de grootte van een kat, maar dan met korte poten. De kop is bruine met een roze neuspunt. Steenmarters hebben meestal een witte bef, die deels doorloopt over de voorpoten. De ondervacht is grijswit. NB: De soort lijkt veel op de boommarter, maar deze heeft een donkere ondervacht en vaak een donkere neuspunt. Leefwijze Zoals alle marterachtigen is ook de steenmarter een jager, die zich voedt met allerlei prooien: vogels, kleine zoogdieren, zoals muizen en ratten, eieren, vruchten, regenwormen etc. Hij bemachtigt zijn prooien tijdens lange nachtelijke strooptochten, waarbij de dieren enkele kilometers afstruinen. Door het jaar heen verblijven de dieren op verschillende (tijdelijke) verblijfplaatsen. Dit kunnen kuilen en spleten zijn onder stenen en struiken. Soms verblijven steenmarters ook in holle bomen of gebouwen. Steenmarters in de woonomgeving Zolang steenmarters geen verblijfplaats in gebouwen hebben gekozen, is er nauwelijks sprake van overlast. In sommige gebieden huizen steenmarters soms onder de motorkap en kunnen daar kabels doorknagen. Dit gedrag is lang niet overal waar steenmarters voorkomen gemeengoed. In gebouwen verblijvend kunnen de dieren soms overlast veroorzaken, vooral als het gaat om een vrouwtje met jongen. Dat kan gepaard gaan met geluiden van roepende en spelende dieren, maar ook om stankoverlast door uitwerpselen en binnengebrachte prooien. Bestrijding zonder ontheffing is wettelijk verboden. Neem contact op met een gecertificeerde ongediertebestrijder om problemen aan te pakken. Voorkomen in Lelystad In Lelystad zijn in de periode 2010-2015 enkele waarnemingen bekend van verkeersslachtoffers. Door de meestal verborgen leefwijze van het dier is het heel goed mogelijk dat andere steenmarters aan de aandacht zijn ontsnapt. Het lijkt er wel op dat de soort toeneemt. In 2015 is een dier dood aangetroffen op de A6 ter hoogte van de A6 en is een dier waargenomen in de Zoom. Tevens zou in Flevopoort overlast zijn van doorgeknaagde autokabels. Nader onderzoek heeft hier niet plaatsgevonden en de soort is daarmee ook Waarnemingen van steenmarter in Lelystad 2010-2015
niet bevestigd.
18
De otter in Lelystad Inleiding De otter is in 2002 geherintroduceerd in Nederland, nadat de soort 10 jaar daarvoor uitgestorven was. De herintroductie vond plaats in de Weerribben en Wieden. Deze populatie groeit gestaag en het was een kwestie van tijd voor de soort ook in de gemeente Lelystad zou opduiken. In 2012 werden de eerste sporen in de gemeente Lelystad gevonden. Mei 2012 kwam de eerste melding binnen van gevonden ottersporen. Graafactiviteiten en keutels werden aan de buitenzijde van het otterverblijf van het Natuurpark in juli vastgesteld. Een otter deed verwoede pogingen om in het otterverblijf te komen. Gezien de keuze voor de verblijven waar het dier in probeerde te komen betrof het waarschijnlijk een mannelijk dier. Inventarsiatiemethode Eind 2012 is Landschapsbeheer Flevoland gestart met het werven van vrijwilligers die de otter monitoren. Deze vrijwilligers lopendriemaal per winterperiode een aantal vaste punten af. Monitoring vindt nu plaats in het Zuigerplasbos-Visvijverbos, het Natuurpark Lelystad, Lage vaart tussen Flevopoort en Almere, Oostvaardersveld en Larservaart. In totaal zijn er nu 6 vrijwilligers actief bezig met het monitoren van vaste punten. Daarnaast zijn enkele anderen onregelmatig op zoek naar nieuwe locaties. Aanwezigheid in en om Lelystad Binnen de gemeentegrenzen zijn in 2015 ottersporen gevonden langs bijna alle grote lijnvormige wateren als Lage Vaart, Larservaart en Oostervaart. Belangrijke grotere natuurterreinen waar veel waarnemingen gedaan worden zijn Oostvaardersplassen, Natuurpark en Zuigerplasbos. Al met al is de inschatting dat het om 2-4 dieren gaat. Uit DNA-onderzoek uitgevoerd eind 2014-begin 2015 blijft dat er een mannelijk dier in de Oostvaardersplassen aanwezig was en een vrouwelijk dier in het Natuurpark Lelystad. Het verspreidingsbeeld 2014-2015 verschilt van 2013-2014. Er zijn nu ook sporen gevonden van otter in Zuigerplasbos en langs de Oostervaart. Ook op het traject Lage Vaart richting Dronten zijn nu sporen gevonden. De dieren zitten dus al enkele jaren rond Lelystad zodat gesteld kan worden dat de dieren zich blijvend gevestigd hebben.
Waarnemingen van otter(sporen) in gemeente Lelystad ( 1 nov 2014-1 dec 2015).
19
Kansen en bedreigingen Het verkeer vormt de belangrijkste bedreiging. In Nederland wordt nu eenderde van de aanwas per jaar overreden en volwassen dieren worden zelden ouder dan 4 jaar (terwijl 15 jaar makkelijk te halen zou moeten zijn). Kruispunten van watergangen met wegen vragen daarom aandacht. Zeker bij groot onderhoud of bij de aanleg van nieuwe wegen zou meer aandacht aan het voorkomen van verkeersslachtoffers besteed moeten worden. In Lelystad is op 21 augustus 2015 nog een otter overreden op de Oostvaardersdijk ter hoogte van de Knardijk.
20
ZOOGDIEREN – VLEERMUIZEN De gewone dwergvleermuis in Lelystad Inleiding De gewone dwergvleermuis is de meest algemene vleermuis van Lelystad. Vele honderden zijn er in de stad te vinden. Overdag verblijven ze in spouwmuren van huizen of achter boegplaten aan de rand van het dak. De gewone dwergvleermuis behoort echter wel een van de zwaarst beschermde diersoorten van ons land. Schade aan verblijfplaatsen, vliegroutes en jachtgebieden dient voorkomen te worden. Ecologie Gedurende het jaar maken de gewone dwergvleermuizen verschillende verblijfplaatsen en gedragen ze zich anders. Voor de bescherming van de soort zijn vooral verblijfplaatsen van vrouwtjes in de zomer (mei t/m juli) van belang. Veertig tot honderd vrouwtjes kunnen bij elkaar in een verblijf zitten en krijgen daar hun 1 à 2 jongen. Verstoring van zo’n kraamkolonie heeft natuurlijk grote gevolgen op de populatie. Kraamkolonies worden vaak in de zuid- of westmuur gevonden en dan hoog in spouw. De ingang wordt vaak gevormd door een toevallige spleet in de constructie van muur-dak of via ventilatieopeningen hoog in het gebouw. Mannetjes vormen in de zomerperiode kleinere groepjes (1-15 dieren). In het najaar (juli t/m oktober) bezetten ze paarplekken. Vaak zijn dit holten of spleten in een gebouw, die zij gebruiken om te paren. Al vliegend bakenen ze dit gebied af en maken daarbij een apart geluid. Deze werfroep is in het najaar met een detector goed te horen. In de winter zitten mannetjes en vrouwtjes gemixt bijeen. Deze verblijven zijn bijzonder moeilijk te vinden, omdat de dieren bijna een half jaar inactief zijn. Ze maken geen geluid en bewegen nauwelijks. Vaak worden de dieren pas gevonden als een huis verbouwd wordt. De keren dat dergelijke verblijven nu gevonden zijn in Lelystad, betrof het dieren die in de spouw zaten en dan dicht bij de kozijnen van een raam. Zo’n groepje vleermuizen kan tot op de begane grond gevonden worden. In andere plekken van Nederland zijn grote groepen gevonden in de ruimte tussen twee gebouwen. Jagen op insecten doet de gewone dwergvleermuis tot zo’n 2 km van zijn verblijfplaats. Lijnstructuren als bomenrijen of watergangen worden daarbij graag gevolgd. Het jachtgebied is divers maar parkachtige landschappen met waterpartijen hebben de voorkeur. Inventarisatiemethode Sinds 2005 worden wijken van Lelystad ’s nachts regelmatig met de fiets bezocht. Gewapend met een vleermuisdetector worden de gewone dwergvleermuizen in kaart gebracht. Gezocht wordt naar jagende, trekkende en/of roepende dieren. Ook zwermgedrag bij een verblijfplaats wordt in kaart gebracht. Sinds 2002 kunnen bewoners van Lelystad vleermuismeldingen doen bij Landschapsbeheer. Vaak betreft het gevonden dieren in en om het huis. Soms gaat het echter om ‘overlast’ van de vleermuizen nabij het huis. Met name deze laatste groep geeft inzicht in verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis. In 2015 is naast het zoeken naar vliegroutes en zomerverblijfplaatsen ook aandacht besteed aan het zoeken van massa-winterverblijven van de gewone dwergvleermuis. In augustus zijn de dieren deze verblijven aan het voorverkennen en zwermen dan midden in de nacht bij het gebouw. Het betreft vaak hoge, grote gebouwen. Onderzoek heeft zich daarom vooral gericht op het centrum van de stad. Er zijn echter geen massa-winterverblijven vastgesteld.
21 Voorkomen in Lelystad In elke wijk van Lelystad is de gewone dwergvleermuis te vinden. De dichtheid aan dieren (als maat voor de dichtheid aan verblijven) verschilt echter sterk. Geïndustrialiseerde wijken, Archipel, Gondel, Oostrandpark en Landerijen herbergen weinig dieren. Wijken als Rozengaard en Haven hebben daarentegen opvallend veel dieren en verblijfplaatsen. Het type bebouwing, de dichtheid aan bebouwing en de ligging van goede jachtgebieden ten opzichte van deze wijken speelt waarschijnlijk een cruciale rol in deze verdeling. Opvallend is dat wijken met veel dieren vooral aan de rand van de stad liggen.
Figuur 1: De kans op een verblijfplaats op wijkniveau. Gebaseerd op werkelijk gevonden verblijfplaatsen en/of aantal jagende dieren in de schemerperioden
Rekening houdend met de architectuur van de gebouwen is in 2015 een vleermuispotentiekaart gemaakt voor 2/3 van de Lelystadse (deel)wijken (pag. 22, figuur 2). Aangegeven is of de gebouwen potentieel ruimte bieden voor een verblijfplaats van een vleermuis. De gewone dwergvleermuis is van alle vleermuissoorten de minst kritische voor het kiezen van een verblijfplaats, komt het meeste voor in Lelystad en bepaalt daardoor in belangrijke mate de potentiekaart voor vleermuizen (niet nader bepaald) . Zeker de mannetjes in de paartijd stellen weinig eisen zodat bijna elk gebouw in potentie geschikt is voor deze soort. (Deel)wijken waar geen vleermuizen worden verwacht hebben vaak als karakteristiek dat zij slechts een verdieping hoog zijn, een plat dak hebben, en geen boeidelen hebben. In alle andere gevallen zijn er altijd huizen in een (deel)wijk aanwezig waar de stootvoeg op voldoende hoogte zit, openingen tussen dak en spouw aanwezig (kunnen) zijn, of waar boeidelen rond de daklijst aanwezig zijn. Het is dan niet uit te sluiten dat er vleermuizen kunnen huizen. Figuur 1 en figuur 2 maken duidelijk dat het uitsluiten van de aanwezigheid van verblijfplaats in een gebouw slechts in een klein gedeelte van de stad aannemelijk. In alle andere wijken kan niet uitgesloten worden dat er een verblijfplaats is, maar de kans erop verschilt wel per wijk.
22
Figuur 2: (Deel)wijken waar op basis van architectuur al (bruin) dan geen kansen (gearceerd) zijn voor vestiging van verblijfplaatsen van vleermuizen (onbepaald).
Vliegroutes en jachtgebieden Veel van de Lelystadse woonwijken zijn weinig interessant voor jagende dwergvleermuizen. Vaak zijn de dieren na het uitvliegen even in de wijk actief maar trekken dan al snel naar de groenstroken of bossen rond de wijk. Kijkend waar dieren zijn aangetroffen, dan vallen de groene stroken met watergangen op. Nabij de watergangen is dan ook vaak laanbeplanting aan te treffen. Deze combinatie vormt een goed jachtbiotoop voor de gewone dwergvleermuis. www.lelystad.waarneming.nl kan kaarten genereren die per locatie een indruk geven van het belang voor het dier. Er dient rekening mee gehouden te worden dat de kaart een momentopname geeft en dat sommige gebieden veel uitvoeriger bestudeerd zijn dan anderen. Handig is om elk geval de periode van de laatste 10 jaar als uitgangspunt te nemen. Kansen en bedreigingen – aanwijzingen voor bouwen en verbouwen Bij verbouwingen van huizen in wijken met grote tot redelijke kans op het voorkomen van een verblijfplaats dient rekening te worden gehouden met het voorkomen van het dier. In het bijzonder als het gaat om verbouwingen die gevolgen hebben voor de spouw aan de bovenste helft van het huis. Betreft het de spouw aan de zuid of westzijde dan is extra waakzaamheid geboden. Werkzaamheden aan schuine daken hebben weinig kans op het treffen van een groep gewone dwergvleermuizen, mits de spouw niet open komt te liggen aan de bovenzijde. Boegborden aan de rand van het dak zijn ook belangrijke plaatsen die bij verbouwing om aandacht vragen. Achter deze beplating kunnen gewone dwergvleermuizen zich heel goed huisvesten. Het zou mooi zijn als bij het vervangen van deze beplating weer ruimte aanwezig blijft voor de gewone dwergvleermuis. De nieuwe bouwverordening van 2012 biedt de ruimte om deze spleten weer aan te brengen. Vroeger was het aanwezig laten van spleten niet toegestaan. Nu is die ruimte er wel.
23 Vooral bij dit type beplating is het eenvoudig om dit te realiseren: weinig moeite voor bewoners, veel plezier voor de vleermuis. Meer informatie over bouwen voor vleermuizen is te vinden op de site www.landschapsbeheer.net. Uitbreiden van de stad richting het agrarisch gebied zal voor de gewone dwergvleermuis redelijk gunstig uitpakken. Er ontstaat meer parkachtig landschap. Uitbreidingen richting de bossen is minder gunstig. Belangrijk jachtgebied zal verdwijnen en dit kan dus effect hebben op de aanwezigheid van de soort in de aangrenzende woonwijk. Inbreiden van de stad (dus groen opheffen voor bebouwing) is zeker ongunstig voor de gewone dwergvleermuis in Lelystad. Deze groene structuren zorgen er juist voor dat in bijna alle woonwijken kansen zijn voor deze soort. Opheffen van groenstructuren in de stad zal negatieve effecten hebben op de gewone dwergvleermuis in de aangrenzende wijken.
24
De laatvlieger in Lelystad Inleiding De laatvlieger is een schaarse vleermuissoort in Lelystad. Waarschijnlijk gaat het maximaal om enkele honderden dieren. Overdag verblijven ze in spouwmuren van huizen of onder het dak. De laatvlieger is een van de zwaarst beschermde diersoorten van ons land. Schade aan verblijfplaatsen, vliegroutes en jachtgebieden dient voorkomen te worden. Ecologie Gedurende het jaar gebruiken laatvliegers verschillende verblijfplaatsen en gedragen ze zich anders. Voor de bescherming van de soort zijn vooral verblijfplaatsen van vrouwtjes in de zomer (mei t/m juli) van belang. Vijfentwintig tot tachtig vrouwtjes kunnen bij elkaar in een verblijf zitten en krijgen daar hun enige jong. Verstoring van zo’n kraamkolonie heeft natuurlijk grote gevolgen op de populatie. Kraamkolonies worden vaak in de zuid- of westmuur gevonden en dan hoog in spouw. De ingang wordt vaak gevormd door een toevallige spleet in de constructie van muur-dak. Ook onder de dakpannen, bijvoorbeeld bij een schoorsteen, kunnen geschikte plekken zijn voor de laatvlieger. Mannetjes vormen in de zomerperiode kleinere groepjes (1-15 dieren). In de winter zitten de dieren gemixt bijeen. Winterverblijven zijn weinig bekend van de laatvlieger. Dieren die gevonden zijn, zitten vaak in de spouw. Jagen op insecten doet de laatvlieger op redelijk grote afstand van zijn verblijfplaats. Tot zeker 5 km is mogelijk. Lijnstructuren als bomenrijen of watergangen worden daarbij heel graag gevolgd, maar het jagen zelf vindt ook in open landschap plaats zoals bijvoorbeeld weilanden of rietlanden. Inventarisatiemethode Sinds 2005 worden wijken van Lelystad ’s nachts regelmatig met de fiets bezocht. Gewapend met een vleermuisdetector worden de laatvliegers in kaart gebracht. Gezocht wordt naar jagende en trekkende dieren. Ook zwermgedrag bij een verblijfplaats wordt in kaart gebracht. Sinds 2002 kunnen bewoners van Lelystad vleermuismeldingen doen bij Landschapsbeheer. Vaak betreft het gevonden dieren in en om het huis. Soms gaat het echter om ‘overlast’ van vleermuizen nabij het huis. Dit heeft in Lelystad slechts enkele keren een verblijfplaats van de laatvlieger opgeleverd. In 2015 is extra aandacht besteed aan het zoeken naar een verblijfplaats in Oostrandpark en nabij de Meent (dit n.a.v. een vondst een jaar ervoor). Voorkomen in Lelystad Verblijfplaatsen van de laatvlieger zijn gevonden in Haven. Het betreft dan waarschijnlijk vrouwelijke dieren. Ook nabij industrieterrein Oostervaart vliegen relatief veel dieren via een watergang en de Edelhertweg richting de populieren langs de A6. Verwacht wordt dat ergens op dit industrieterrein nog een kraamkolonie is. De ontoegankelijkheid van dit gebied bemoeilijkt het traceren van de precieze locatie. Binnen het Oostrandpark is waarschijnlijk een verblijfplaats aanwezig, maar die in dit jaar niet gevonden Nabij de Meent is ondanks gericht zoeken geen laatvlieger meer vastgesteld.
25 In andere wijken van Lelystad zijn geen verblijfplaatsen van de soort aangetroffen, hoewel er wel incidenteel een dier waargenomen is. Dit laatste zou kunnen duiden op de aanwezigheid van kleine groepjes die in die wijk voorkomen (mannetjes), maar kan ook betrekking hebben op enkele doortrekkende dieren. Vliegroutes en jachtgebieden Duidelijke vliegroutes zijn vooral buiten de bebouwde kom vastgesteld. Het betreft vooral wegen met laanbeplanting waarlangs de dieren trekken. Binnen de bebouwde kom is het lastiger om eenduidige vliegroutes in kaart te brengen vanwege het grote aantal vliegroutes die vaak gekozen kunnen worden. Zo vliegen de dieren via verschillende straten vanuit het jachtgebied naar een verblijfplaats in LelystadHaven. Beschutting en lijnstructuren zijn in deze woonwijken in ruime mate aanwezig. Via www.lelystad.waarneming.nl zijn kaarten te genereren die per locatie een indruk geven van het belang voor het dier. Rekening dient gehouden te worden dat de kaart een momentopname geeft en dat sommige gebieden veel uitvoeriger bestudeerd zijn dan anderen. Handig is om elk geval de periode van de laatste 10 jaar als uitgangspunt te nemen.
Kansen en bedreigingen – aanwijzingen voor bouwen en verbouwen Bij verbouwingen van huizen in gebieden met grote kans op het voorkomen van een verblijfplaats dient rekening te worden gehouden met het voorkomen van het dier. In het bijzonder als het gaat om verbouwingen die betrekking hebben op de spouw aan de bovenste helft van het huis. Betreft het de spouw aan de zuid of westzijde dan is extra waakzaamheid geboden. Bij werkzaamheden aan schuine daken is er een redelijke kans op het treffen van een laatvlieger. Vooral niet te steile daken met in de directe nabijheid een schoorsteen lijken bovengemiddeld gebruikt te worden. Compensatie en mitigatie aanbieden bij renovaties van daken is voor deze soort lastig. Meer informatie over bouwen voor vleermuizen is te vinden op de site www.landschapsbeheer.net
26
De meervleermuis in Lelystad. Inleiding De meervleermuis is een schaarse vleermuissoort in Lelystad. Waarschijnlijk gaat het maximaal om 200 dieren. Overdag verblijven ze in spouwmuren van huizen of achter boegplaten aan de rand van het dak. De meervleermuis is een van de zwaarst beschermde diersoorten van ons land. Schade aan verblijfplaatsen, vliegroutes en jachtgebieden dient voorkomen te worden. Ecologie Gedurende het jaar gebruiken meervleermuizen verschillende verblijfplaatsen en gedragen ze zich anders. Voor de bescherming van de soort zijn vooral verblijfplaatsen van vrouwtjes in de zomer (mei t/m juli) van belang. Zestig tot honderdvijftig vrouwtjes kunnen bij elkaar in een verblijf zitten en krijgen daar hun enige jong. Verstoring van zo’n kraamkolonie heeft natuurlijk grote gevolgen voor de populatie. Kraamkolonies worden vaak in de zuid- of westmuur gevonden en dan hoog in spouw. De ingang wordt vaak gevormd door een toevallige spleet in de constructie van muur-dak of via de ventilatieopeningen hoog in het gebouw. Mannetjes vormen in de zomerperiode kleinere groepjes (1-15 dieren). In het najaar vindt trek plaats naar de winterverblijven. Onregelmatig worden dan ook dieren in houten vleermuiskasten gevonden. In de winter zitten de dieren gemixt bijeen. Winterverblijven zijn in Nederland met name de bunkers aan de kust en de groeven van Limburg. Veel dieren zullen echter ook in de spouw aanwezig blijven, maar hiervan is weinig bekend. Jagen op insecten doet de meervleermuis tot zo’n 7 km (mannetjes) tot 20 km (vrouwtjes) van zijn verblijfplaats. Lijnstructuren als bomenrijen of watergangen worden daarbij heel graag gevolgd. Inventarisatiemethode Sinds 2005 worden wijken van Lelystad ’s nachts regelmatig met de fiets bezocht. Gewapend met een vleermuisdetector worden de meervleermuizen in kaart gebracht. Gezocht wordt naar jagende en trekkende dieren. Ook zwermgedrag bij een verblijfplaats wordt in kaart gebracht. In de periode 2005-2007 is tevens gewerkt met mistnetten. Deze werden over het water gespannen om zo dieren te vangen en te zenderen. Sinds 2002 kunnen bewoners van Lelystad vleermuismeldingen doen bij Landschapsbeheer. Vaak betreft het gevonden dieren in en om het huis. Soms gaat het echter om ‘overlast’ van de vleermuizen nabij het huis. In 2013 leidde dit tot een melding. Voorkomen in Lelystad Verblijfplaatsen van de meervleermuis zijn te verwachten in Beukenhof, Atolwijk, Haven/Hollandsche Hout en wellicht Boswijk. In 2006 is een mannetjes-verblijf in de Beukenhof gevonden middels gezenderde dieren uit het Gelders Diep. In de Atolwijk loopt een duidelijke vliegroute van minimaal 7 dieren. Gezien het aantal zijn het waarschijnlijk mannetjes. Sinds 2012 is duidelijk dat er een verblijfplaats in de wijk Hollandse Hout aanwezig is. Dit verblijf verhuist en/of gebruikt meerdere huizen tegelijkertijd. In totaal zijn nu vier huizen bekend waar de dieren regelmatig voorkomen. De vondst van 3 jonge dieren in een kast maakte duidelijk dat het (ook) om een kraamkolonie gaat. De eigenaren van deze huizen weten dat het om een hele bijzondere vleermuissoort gaat maar geven ook aan hinder te ondervinden van de aanwezigheid van de meervleermuis in hun spouwmuur. De plas tegenover het Laar (Boswijk) levert ook vroeg in het jaar al enkele jagende dieren op. Het tijdstip waarop de dieren verschijnen is vroeg na zonsondergang, wat erop wijst dat de dieren uit de directe omgeving komen. Het geringe aantal dieren suggereert dat het hier waarschijnlijk mannetjes betreft.
Figuur 4: Jonge meervleermuis tegen buitengevel
27
Vliegroutes en jachtgebieden Vliegroutes en jachtgebieden hebben vaak een grote overlap. Soms willen dieren zich snel verplaatsen en gebruiken daarbij een bijzondere echolocatie, die afwijkend klinkt op de vleermuisdetector. Andere keren verplaatsen ze zich langzamer en jagen tegelijkertijd. Vliegroutes en jachtgebied bestaat in Lelystad vooral uit de grotere wateren als Lage Dwarsvaart, Havendiep, Lage Vaart, Oostervaart, Gelders Diep en Marker- en IJsselmeer. De Rundertocht en de plas in de Boswijk zijn daarbij wat afwijkend maar zijn van belang om van de verblijfplaats naar goed jachtgebied te komen (en vise-versa).
Zoeklocaties voor verblijfplaatsen meervleermuizen en waargenomen vliegroutes
In opdracht van de Provincie is Landschapsbeheer gestart met een onderzoek naar het belang van de Oostvaardersplassen als jachtgebied. De eerste bevindingen geven aan dat het gebied goed gebruikt wordt door jagende dieren. Met www.lelystad.waarneming.nl kan kaarten genereren die per locatie een indruk geven van het belang voor het dier. Er dient rekening mee gehouden te worden, dat de kaart een momentopname geeft en dat sommige gebieden veel uitvoeriger bestudeerd zijn dan anderen. Handig is om elk geval de periode van de laatste 10 jaar als uitgangspunt te nemen. Kansen en bedreigingen – aanwijzingen voor bouwen en verbouwen Bij verbouwingen van huizen in gebieden met grote kans op het voorkomen van een verblijfplaats, dient rekening te worden gehouden met het voorkomen van het dier. In het bijzonder als het gaat om verbouwingen die betrekking hebben op de spouw aan de bovenste helft van het huis. Betreft het de spouw aan de zuid of westzijde dan is extra waakzaamheid geboden. Werkzaamheden aan schuine daken hebben weinig kans op het treffen van een meervleermuis, mits de spouw niet open komt te liggen aan de bovenzijde. Boegborden aan de rand van het dak zijn ook belangrijke plaatsen, die bij verbouwing om aandacht vragen. Achter deze Donker, breed water zoals de Lage Vaart richting Dronten is beplating kan een groepje meervleermuizen zich heel goed het ideale jachtgebied van de meervleermuis. huisvesten. Het zou mooi zijn als bij het vervangen van deze beplating weer ruimte aanwezig blijft voor de meervleermuis. De nieuwe bouwverordening van 2012 biedt de ruimte om deze spleten weer aan te brengen. Vroeger was het aanwezig laten van spleten niet toegestaan. Nu is die ruimte er wel. Vooral bij dit type beplating is het eenvoudig om dit te realiseren: weinig moeite voor bewoners, veel plezier voor de vleermuis. Meer informatie over bouwen voor vleermuizen is te vinden op de site www.landschapsbeheer.net Meervleermuizen zijn gevoelig voor licht. Bij de vliegroutes moet voorkomen worden dat licht op het wateroppervlak valt. Er zijn testen uitgevoerd met verschillende lichtkleuren en meervleermuizen lijken minder gevoelig te zijn voor de kleur ‘amber’. Ook met armaturen en landschappelijke inpassing kan vaak voorkomen worden dat er licht op het wateroppervlak komt. Ontwikkelingen in de stad die daar wellicht mee te maken krijgen zijn: verlichtingsplannen langs het Gelders Diep, Warande Zuid bij de Lage Dwarsvaart, verdere ontwikkeling van de industrieterreinen De Serpeling , Flevopoort en Visvijvergebied.
28
De watervleermuis in Lelystad. De watervleermuis is een soort die overdag graag in holle bomen verblijft en ’s nachts vlak boven het wateroppervlak jaagt op (dans)muggen. Het jachtgebied van de watervleermuis lijkt daarmee sterk op dat van de meervleermuis. De watervleermuis heeft de neiging om óók boven kleine wateren te jagen en de meervleermuis jaagt, in tegenstelling tot de watervleermuis, ook makkelijk boven grote wateren als IJsselmeer en Markermeer. De watervleermuis heeft een actieradius van enkele kilometers tussen verblijfplaats en jachtgebied. Waarnemingen van jagende watervleermuizen zijn daarom vaak gebonden aan bos of oude parken. Binnen de bebouwde kom van Lelystad zijn maar weinig waarnemingen van de watervleermuis bekend, terwijl de grotere waterpartijen in de stad allemaal minimaal eenmaal onderzocht zijn. Binnen www.waarneming.nl bestaan meerdere waarnemingen van watervleermuizen die niet meegenomen zijn in de verspreidingskaart. Nader contact met enkele waarnemers leert dat zij niet zeker zijn van hun waarnemingen. Niet uitgesloten is dat zij hun waarneming verward hebben met de meervleermuis. Beide soorten komen sterk overeen in uiterlijk en in gedrag. Waarnemingen van de watervleermuis zijn alle gevonden in de buurt van grotere bossystemen. Zo zijn dieren jagend waargenomen boven het Gelders Diep dat grenst aan het Gelderse Hout. Het ligt in de verwachting dat binnen dit bosgebied een verblijfplaats aanwezig is. Ook nabij het Oostvaardersveld en Larserbos zijn meerdere waarnemingen gedaan waardoor een verblijfplaats in deze regio verwacht mag worden. Daarnaast zijn er enkele losse waarnemingen van een enkel dier bij het Overijsselse Hout.
Verspreiding watervleermuis 2009-2015 binnen de gemeente Lelystad
Verblijfplaatsen Gezien de waarnemingen lijkt een verblijfplaats in de bebouwde kom van Lelystad niet aannemelijk. Binnen de bebouwde kom zijn weliswaar boomstructuren te vinden, maar het aantal holle bomen zal in deze goed onderhouden en/of jonge structuren te klein van volume zijn voor deze soort. Kansen en bedreigingen Bosbeheer Binnen het bosbeheer wordt vaak gebruik gemaakt van de gedragscode Bosbeheer. Hierin wordt geadviseerd om bomen met holten tijdens dunningwerkzaamheden te sparen. Deze maatregel is erg gunstig voor de watervleermuis omdat daarmee het aantal holten in het bos op peil blijft. Verwacht wordt dat het aantal potentiele verblijfplaatsen in de (jonge) bossen van Flevoland de soort nog altijd beperkt. Verlichting boven waterwegen De watervleermuis is, net als de meervleermuis, gevoelig voor verstoring door lichtbronnen. Oplossingen om schade te voorkomen komen overeen met die beschreven bij de meervleermuis.
29
VOGELS Het Meetnet Urbane Soorten in Lelystad Inleiding Om beter zicht te krijgen op aantallen en verspreiding van vogels in stedelijke omgeving is SOVON Vogelonderzoek Nederland in 2007 begonnen met een landelijk meetnet. In dit Meetnet Urbane Soorten (MUS) worden stadsvogels op gestandaardiseerde wijze gemonitord. Omdat vogels een goede indicator zijn van de toestand van de woonomgeving, wordt deze als het ware mee-gemonitord. Ook in Lelystad wordt aan dit onderzoek meegedaan. Methode MUS-telgebieden hebben de grootte van postcodegebieden. Hierbinnen zijn twaalf vaste telpunten geselecteerd, die jaarlijks drie keer geteld worden in de periode tussen 1 april en half juli. De tellingen binnen het meetnet geven alleen inzicht in vogels die in deze periode de stad gebruiken om te broeden of voedsel te zoeken. Wintergasten blijven buiten de telling. De tellingen vinden plaats binnen bebouwd gebied. Bossen en grotere stadsparken worden niet in het onderzoek meegenomen. Onderstaande tabel en figuur geven een overzicht van de telgebieden en wanneer deze geteld zijn: Tabel 1 - Telgebieden Postcodegebied Jaar 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
8212
x x x x x x x
8225
x x x x x
8242
8243 x x x
x x x x x x x x
x x
De vier telgebieden bestrijken tezamen ongeveer de helft van het bebouwde gebied van Lelystad. Ze bevinden zich allemaal wel aan de buitenrand, waar gemiddeld meer groen aanwezig is dan in de binnenstad. Resultaten In de afgelopen negen jaar werden binnen het meetnet 70 soorten in de stad waargenomen. Jaarlijks worden tussen de 41 en 53 soorten binnen het meetnet waargenomen. Tabel 2 laat de soortenrijkdom per jaar zien, uitgesplitst per telgebied. In bijlage 3 staat een overzicht per soort per wijk. Tabel 2 - Meetnet Urbane Soorten - aantal vogelsoorten jaar 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 totaal
8212
30 30 28 29 25 28 29 38
8225
40 40 45 38 44 53
8242 31 34 35 36 41 33 30 37 51
8243
Lelystad
42 40 38
42 44 47 41 48 53 50 49 52 70
36 33 52
30
Van de onderzochte wijken is postcodegebied 8212 het minst soortenrijk. De overige wijken ontlopen elkaar niet veel. Mogelijk hangen deze verschillen samen met de aanwezigheid van grotere wateren. 8212 Heeft geen telpunten in de buurt van groot water. Trends Nu het meetnet negen jaar onderzocht wordt beginnen enkele trends zichtbaar te worden. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen ontwikkelingen op wijkniveau en stadsniveau. Tabel 3 - Soorttrends per wijk
soort Groenling Turkse Tortel Heggenmus Vink Huismus Spreeuw Fitis Tjiftjaf Braamsluiper Houtduif Holenduif Fuut Boerenzwaluw Huiszwaluw Winterkoning Pimpelmees Merel Zwartkop Zwarte Kraai Boomkruiper Kauw
Postcodegebied
Totaal
broedbiotoop 8212 8225 8242 8243 Lelystad tuin/park/groenstrook ~ stedelijke afname tuin/park/groenstrook ~ stedelijke afname tuin/park/groenstrook ~ ~ stedelijke afname tuin/park/groenstrook 0 0 stedelijke afname steen ~ ~ stedelijke afname steen ~ ~ ~ lokale afname tuin/park/groenstrook ~ ~ ~ lokale afname tuin/park/groenstrook 0 0 ~ lokale afname tuin/park/groenstrook ~ ~ ~ lokale afname tuin/park/groenstrook 0 ~ ~ lokale afname buiten stad ~ ~ lokale afname nabij water ~ ~ lokale afname hout + ~ ~ lokaal verschillend steen ~ + lokaal verschillend tuin/park/groenstrook + 0 ~ lokaal verschillend tuin/park/groenstrook 0 + ~ lokaal verschillend tuin/park/groenstrook + + ~ lokaal verschillend tuin/park/groenstrook ~ 0 0 + lokale toename tuin/park/groenstrook ~ + 0 0 lokale toename tuin/park/groenstrook 0 + ~ lokale toename steen + ~ ~ lokale toename platte daken, of Zilvermeeuw buiten stad + ~ ~ ~ lokale toename Krakeend nabij water ~ + lokale toename Kleine karekiet nabij water ~ + + stedelijke toename Knobbelzwaan nabij water + ~ + stedelijke toename Grote Bonte Specht tuin/park/groenstrook + + 0 stedelijke toename LEGENDA soort niet in wijk geteld, ~ trend onduidelijk , - afname, 0 stabiel,
Landelijk 2007-'14 + + + 0 + + 0 + ++ 0 +
Nederland matige toename matige afname matige afname matige afname matige toename matige afname matige afname matige toename stabiel matige afname matige toename matige toename stabiel matige afname matige afname matige toename matige afname sterke toename matige afname stabiel matige toename
0 ++ 0 +
stabiel sterke toename stabiel matige toename
+ matige toename + toename
Stadsvogels en beheer Een logische verklaring vinden voor de geconstateerde trends is niet altijd gemakkelijk. Bij een aantal afnemende soorten zoals turkse tortel, heggenmus en vink is een parallel te zien met een landelijk dalende trend. Oorzaken liggen mogelijk in toegenomen verdichting van het stedelijk gebied waardoor groene overhoeken verdwijnen en in toenemende verstening van tuinen. Het zijn vooral de soorten die wat grotere groene gebieden/tuinen met struiken en bomen nodig hebben die achteruitgang vertonen. Koesteren van grotere groene structuren in de stad en burgers stimuleren om natuurvriendelijke tuinen te ontwikkelen is dan ook van groot belang. Ook enkele soorten die voor de voortplanting gebonden zijn aan broedplaatsen onder gevels en dakpannen, zoals huismus, spreeuw en huiszwaluw gaan lokaal achteruit. Het onvoldoende aanbieden van vervangende broedgelegenheid bij dak- en gevelrenovatie kan hierbij een rol spelen. De grootste toename is te zien bij watergebonden soorten. De krakeend verliest, ook landelijk, zijn schuwheid en komt steeds vaker de stad in. Knobbelzwanen gedijen steeds beter in de stad, mogelijk samenhangend met een verbeterde waterkwaliteit. In Lelystad lijkt de kleine karekiet te profiteren van het meer gevarieerd oeverbeheer, waarbij vaker langere en bredere rietstroken tijdens het broedseizoen lokaal niet gemaaid worden.
31
Gierzwaluw De gierzwaluw is een typisch stedelijke vogel. Buiten de bebouwde kom van dorpen en steden broeden nauwelijks dieren. Deze vogel nestelt onder dakpannen die al vliegend goed bereikbaar zijn en waar de vogels zich uit kunnen laten vallen om meteen weg te kunnen vliegen. In de praktijk zijn het daardoor vooral steile daken met een hoek kleiner dan 90° of minimaal twee verdiepingen hoge gebouwen met een blinde zijgevel. De gierzwaluw is tevens een kolonievogel. Binnen een (deel)wijk dienen dan ook een groot aantal gebouwen te zijn dat voldoet aan de gestelde kenmerken voordat de gierzwaluw zich hier kan vestigen. De aanwezigheid van geschikte nestplaatsen is waarschijnlijk de meest beperkende factor voor de soort en bestaande nestplaatsen zijn daarom jaarrond beschermd. Dit betekent dat de nestplaatsen ook buiten het broedseizoen niet ontoegankelijk gemaakt, of gesloopt mogen worden zonder ontheffing Flora en Faunawet. Tweederde deel van de stad is onderzocht op (potentiele) verblijfplaatsen van de gierzwaluw. Slechts kleine delen van de stad lenen zich voor de vestiging van deze soort: Daken zijn zelden steil genoeg of er zijn niet meerdere blinde muren met openingen naar dak in de (deel)wijk aanwezig. De gevonden locaties komen sterk overeen met de huidige broedplaatsen van de soort. Broedende vogels zijn binnen het onderzoeksgebied bekend van Lelystad-Haven, Karveel, Lelycenter, Getijdelaan, Horst en Schoener. De nieuwe wijk Hanzepark voldoet architectonisch goed aan de eisen van de gierzwaluw. Met name de steile daken biedt kansen voor de gierzwaluw. De dakpannen sluiten echter (nog) goed aan waardoor de vogels zich er nu niet kunnen vestigen.
Wijken met al (geel) dan geen (gearceerd) kansen voor broedende gierzwaluwen.
32
Huis- en boerenzwaluw in of aan gebouwen Huis- en boerenzwaluwen broeden op verschillende plekken in Lelystad. Huiszwaluwen broeden graag tegen een gebouw of hoge autobrug aan waarbij ze onder de overstekende (dak)rand een komvormig nest maken van modder uit de omgeving. De dakrand heeft daarbij een lichte kleur (meestal wit). Boerenzwaluwen broeden liever wat beschutter en donkerder: vaak binnen gebouwen/schuren of dieper onder een overkapping. Ook onder de Lelystadse houten fietsbruggen kan deze soort vaak worden aangetroffen. Tweederde deel van de Lelystadse woonwijken tot en met 2015 geïnventariseerd op (deel)wijkniveau waarbij de architectuur van de huizen bepaalt of huis- of boerenzwaluw in deze (deel)wijk in potentie een broedplek kunnen vinden. De overige 1/3 deel van de stad staat op de planning 2016. De aanwezigheid van een overdekte carport, een flatgalerij, brede lichte overstek bij huizen zijn bepalende criteria. In de potentiekaart is geen onderscheid is gemaakt tussen boeren- of huiszwaluw.
De nieuwe wijk Hanzepark is ideaal voor huiszwaluwen: brede, witte oversteek bij ramen en modder in de directe omgeving.
Het Galjoen met haar overkappingen bij de voordeur biedt plek voor nesten van boerenzwaluw.
Geen rekening is gehouden met de aanwezigheid van modder om de nesten te bouwen. Deze situatie kan lokaal ineens sterk veranderen. Duidelijk is dat als er bouwlocaties in de directe omgeving zijn de kans op het bezetten van de potentiele broedlocaties stijgt.
33 In grote lijnen geldt wel dat wijken aan de rand van de stad en in het bijzonder aan de Markermeerzijde meer kans hebben op vestiging van zwaluwen op of onder een gebouw, dan wijken in het centrum van de stad. Dit vanwege de aanwezigheid van modder (bouwmateriaal nest) en voedselaanbod. Onderstaande kaart toont het onderzochte gebied. Potentiele broedplaatsen zijn met blauwe vlakken aangegeven. De ervaring tot nu toe leert dat gevonden nesten van zwaluwen zich inderdaad in de potentiegebieden bevinden. Als van een wijk ingeschat wordt dat de architectuur ongeschikt is voor zwaluwen en er is toch een broedpaar gevonden dan blijkt dit meestal een zwaluw te zijn die onder een brug broedt.
Onderzochte wijken (gearceerd) en potentiële broedgebieden met goede kans op broedende huis/boerenzwaluw (blauw)
34
PLANTEN Graslandmonitoring Inleiding Van een aantal grasstroken in het Bergbos is de ontwikkeling al geruime tijd gevolgd. In 1997 en 2000 heeft Dhr. B. Smit uitgebreid onderzoek gedaan naar de botanische aspecten van een aantal grasstroken in het Bergbos in Lelystad. Een deel daarvan heeft hij opnieuw geïnventariseerd in 2007. In 2012 zijn twee van deze grasstroken op eerder onderzochte locaties opnieuw bekeken. Dit jaar zijn deze plekken opnieuw gemonitord om de ontwikkelingen te volgen. Ook in het Oostrandpark is de vegetatie van twee graslanden opgenomen in 2012. Deze zijn opnieuw geïnventariseerd in 2015 Methode Op 26 juni en 18 sept werden in het Bergbos op vier locaties vegetatieopnamen gemaakt van graslandstroken. In het Oostrandpark werden op 25 juni en 19 sept van twee grasstroken vegetatieopnamen gemaakt. Alle opnamen werden op dezelfde locaties gemaakt als de opnamen in 2012. De ligging van de vegetatieopnamen is weergegeven in bijlage 4. Bij de inventarisaties werd alleen gekeken naar hogere planten. Mossen zijn buiten beschouwing gelaten. Het voorkomen en de bedekking van de soorten is bepaald volgens de methode van BraunBlanquet. Hierbij is gewerkt met de volgende codering:
Tabel 1 - codering volgens Braun-Blanquet code 1 2 3 4 5 6 7 8 9
bodembedekking (%) <5 <5 <5 <5 5 – 12 13 – 25 26 – 50 51 – 75 76 – 100
aantal individuen 1 tot 2 3 tot 10 11 tot 100 > 100 willekeurig willekeurig willekeurig willekeurig willekeurig
Resultaten Op de volgende pagina’s worden de resultaten van de inventarisaties van 2015 weergegeven. Tabel 2 toont de resultaten van de inventarisatie van vier graslandstroken in het Bergbos. De inventarisatiegegevens van twee grasstroken in het Oostrandpark worden in tabel 3 gepresenteerd. De resultaten van de monitoring uit 2012 zijn ook in de tabel opgenomen. Grasstroken nr. 1 en 2 in het Bergbos (Noord) zijn botanisch het meest waardevol. Hier werden in totaal 52 soorten aangetroffen, waaronder enkele rode lijstsoorten: gele kornoelje, gevlekte rietorchis en stijve ogentroost. Op de zuidelijk grasstroken nr. 3 en 4 werden 57 soorten aangetroffen. Hieronder ook enkele rode lijstsoorten: grote centaurie en kleine ratelaar. Ook in Flevoland vrij zeldzame soorten zoals avondkoekoeksbloem, dagkoekoeksbloem, grote ratelaar, knoopkruid en wilde cichorei komen hier voor. Hierbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat hier enkele jaren geleden een zaadmengsel is ingezaaid, waar deze soorten deel van uitmaakten. Ze zijn hier niet op eigen kracht gekomen en of ze op de langere termijn zullen blijven is nog maar zeer de vraag. Het soortentotaal van de vier stroken bedroeg 79 op een totaal onderzocht oppervlak van 220m2. De inventarisatie van twee grasstroken met een totaal oppervlak van 475 m2 in het Oostrandpark leverde in totaal 32 soorten op (zie tabel 3). Meest algemeen zijn hier gewone berenklauw, gestreepte witbol, glanshaver en fiorin. Er werden geen rode lijstsoorten aangetroffen. De in Flevoland weinig algemene veldlathyrus is met zijn fraaie gele bloemen een leuke soort die deze grasstroken siert.
35
Inventarisatiedata: 26-6 + 18-9 2015
Tabel 2 – Planteninventarisatie Bergbos 3
4
gemiddeld strook zuid
totaal 2015
2012
5 x 12
5 x 12
5 x 10
gemiddeld
220 m2
220 m2
15
25
10
50
25
53
98
98
95
98
97
93
2 1
2
1,5 0,3 0,5 0,5 0,3 0,3 0,0 0,3 1,3 0,3 0,3 0,5 2,5 1,5 4,5 0,3 0,3 4,8 1,3 0,8 0,0 0,3 4,0 0,5 1,5 1,3 1,0 0,5 0,3 0,5 1,3 1,0 0,3 0,0 2,3 0,5 0,3 2,0 0,3 0,3 2,3 0,5 0,0
1,5 0,3 0,5 1,0 0,0 0,3 0,8 0,0 0,0 0,3 0,0 0,3 2,3 0,0 2,0 0,0 0,3 4,5 0,8 0,8 0,3 0,5 3,8 0,3 0,5 0,0 0,8 0,3 0,5 0,0 0,0 0,0 0,3 0,3 2,3 0,0 0,8 1,5 0,5 0,3 2,0 0,0 0,5
1
2
5 x 10
hoogte vegetatie (cm) totale bedekking (%)
oppervlakte (m)
akkerdistel akkerereprijs akkermelkdistel akkervergeet-me-nietje avondkoekoeksbloem basterdklaver beemdlangbloem boerenwormkruid bosrank boswilg dagkoekoeksbloem dauwbraam duinriet duizendblad engels raaigras es esdoorn fiorin fluitenkruid geel nagelkruid gekroesde melkdistel gele kornoelje gestreepte witbol gevlekte rietorchis gewone berenklauw gewone brunel gewone hoornbloem gewone melkdistel gewone vlier gewoon reukgras gewoon varkensgras glanshaver grasmuur grauwe wilg grote brandnetel grote centaurie grote ratelaar grote weegbree harig wilgenroosje hazelaar heermoes hopklaver ijle dravik
2 2 1 1
1 2 2 4 1 5 1 2 1 5 1 2 1 1
4
5 1
4 2 1 3 1 1
3
2
2 1 2
3
gemiddeld strook noord
1 0 1 0,5 0 0,5 0 0 0 0,5 0 1 1 0 4 0 0,5 5 0,5 1,5 0 0,5 4,5 1 1 2,5 1 0,5 0,5 0 0 0 0 0 2,5 0 0 1 0 0,5 2,5 0 0
1 1
3
1 2 1
4 3 5 1
4 3 5
4 1
5 3
3
4
2
2
1 1
1
2 2
3 4
1
2
4 2 1 4 1 4 2
2 0,5 0 0,5 0,5 0 0 0,5 2,5 0 0,5 0 4 3 5 0,5 0 4,5 2 0 0 0 3,5 0 2 0 1 0,5 0 1 2,5 2 0,5 0 2 1 0,5 3 0,5 0 2 1 0
36 Bergbos (vervolg) kleefkruid klein hoefblad klein streepzaad kleine klaver kleine ratelaar kluwenzuring knoopkruid koninginnekruid kropaar kruipende boterbloem krulzuring kweek late guldenroede muskuskaasjeskruid paardenbloem pastinaak reuzenberenklauw riet rietgras rietorchis robertskruid rode klaver rode kornoelje roodzwenkgras ruwbeemdgras schermhavikskruid scherpe boterbloem smalle weegbree smeerwortel stijve ogentroost straatgras tarwe timotheegras valse voszegge veldlathyrus veldzuring vogelwikke wikke spec. wilde cichorei wilde peen witte klaver wolfspoot zachte dravik zachte ooievaarsbek zilverschoon zomereik zwarte els aantal soorten/opname
1
1
gemiddeld strook noord 1,5 2,5 0 0 0 0,5 0 1 3,5 4 0,5 0 1 0 2 1 1 2 0 2,5 0 2,5 1 4,5 4,5 0 4,5 3,5 1 1 0 0 1 0 1 0,5 0 0 0 0,5 1 1 0 0 0 0 1
42
33
52
1 3 2
2 3
1 1 3 5 1
1 4 3
2 3 1 2 2
1 1
2
3
2
3 2 5 4
4 5 4 3 2
2
5 4 2
2 2 1
1 2 2
3 2
4 3
2 4
2 3
2 2 3 2 1 3
2 3 4
1 2 2
1 3
3 2
3 3
2
5
5
2 4 2 4 1
3 4 1 2 4 1
3
3
2
2
2
3
1
2 2 2
3
2 3
44
47
gemiddeld strook zuid 2,5 0 0 2 3,5 0 2 2,5 3,5 1 1 3 0 0,5 2,5 2 0 2,5 1,5 0 0 5 0 2,5 4 0,5 2 4 1 0 3 0 0 0 2 0 2,5 0 1,5 1 2,5 0 1 0 1,5 0 0
totaal 2015 2,0 1,3 0,0 1,0 1,8 0,3 1,0 1,8 3,5 2,5 0,8 1,5 0,5 0,3 2,3 1,5 0,5 2,3 0,8 1,3 0,0 3,8 0,5 3,5 4,3 0,3 3,3 3,8 1,0 0,5 1,5 0,0 0,5 0,0 1,5 0,3 1,3 0,0 0,8 0,8 1,8 0,5 0,5 0,0 0,8 0,0 0,5
2012 2,0 1,3 0,3 1,0 0,0 0,0 0,5 1,5 3,3 0,8 1,3 1,3 0,0 0,3 2,5 0,8 0,0 1,8 0,8 0,5 0,5 3,3 0,0 2,3 4,3 0,8 2,8 3,5 0,0 0,0 0,8 0,3 2,0 0,3 0,3 0,0 0,8 0,3 0,0 0,8 1,0 0,5 1,0 0,5 0,0 0,3 1,0
57
79
68
37 Tabel 3 - Planteninventarisatie Oostrandpark inventarisatiedata: 25-6 + 19-9 2015
1
2
gemiddeld
2012
15 x 25
10 x 10
475m2
475m2
hoogte vegetatie (cm)
50
150
100
totale bedekking (%)
100
100
100
2 3
1,0 2,5 1,0 2,0 4,0 1,5 4,5 5,0 0,5 0,0 2,0 4,5 1,5 0,0 1,5 3,0 1,5 2,5 3,0 2,5 2,0 1,0 0,5 3,0 2,5 4,0 4,0 2,5 3,0 0,5 3,5 2,0 2,0 2,0 2,0
1,5 1,5 1,0 0,0 3,0 1,5 4,0 4,5 0,0 1,5 0,0 0,0 0,0 1,5 2,0 1,5 1,5 1,0 4,0 1,5 1,0 2,0 0,0 4,0 4,5 4,5 4,0 1,5 1,5 0,0 1,5 2,0 0,0 1,5 1,5
32
27
oppervlakte (m)
akkervergeet-me-nietje akkerdistel basterdklaver engels raaigras fiorin fluitenkruid gestreepte witbol gewone berenklauw gewone brunel gewone hoornbloem gewoon struisgras glanshaver grote brandnetel grote weegbree heermoes ijle dravik kleefkruid klein hoefblad kropaar kruipende boterbloem krulzuring kweek ridderzuring riet rietgras rode klaver ruwbeemdgras scherpe boterbloem smalle weegbree smeerwortel timotheegras veldlathyrus veldzuring wilde peen witte klaver aantal soorten/opname
2 2 4 4 5 4
4
3 3 5 2 2 2
4 4 3 3 3 4 2 2 4 22
4 3 4 6 1 4 5 3
3 3 4 3 2 2 1 6 5 4 4 2 3 1 4 2 2 26
38 Vergelijking tussen de karteringen van 2012 en 2015 Bergbos Langetermijn vergelijking met de karteringen uit 1997, 2000 en 2007 zijn helaas niet goed mogelijk. Zie hiervoor ook het rapport uit 2012 (Reinhold/Heemskerk/Smeets 2012). De totale soortenrijkdom is ten opzichte van 2012 toegenomen van 68 naar 79. Onder de nieuwkomers zijn met name soorten uit het ingezaaide zaadmengsel. Ook treedt, vooral in de zuidelijke grasstroken wat verruiging op vanuit de bosrand en rietkraag. Een zorgelijke ontwikkeling is de opkomst van reuzenberenklauw. Een niet-inheemse plant die landelijk een bedreiging vormt voor de biodiversiteit omdat de soort geneigd is tot woekeren. Oostrandpark Ook hier is het soortenaantal toegenomen: van 27 naar 32. Onder de nieuwkomers zijn soorten die duiden op verruiging zoals brandnetel en ridderzuring maar ook typische graslandsoorten zoals gewone brunel en veldzuring. Aanbevelingen voor beheer Bergbos In het rapport van 2012 werd de aanbeveling gegeven om de bosmantel-vegetatie bij de noordelijke grasstroken periodiek terug te zetten en de randbomen aan de overkant van het pad, die voor een hoge mate van beschaduwing op de stroken zorgen, te verwijderen. Op deze wijze kan verruiging vanuit de bosrand worden tegengegaan en kan ervoor gezorgd worden dat de stroken meer licht krijgen om zo hun graslandkarakter te behouden. Deze aanbeveling is onverminderd van kracht. Bij de zuidelijke stroken kan jaarlijks maaien na de zaadverspreiding (augustus) en afvoeren van het maaisel helpen om verrijking en verruiging tegen te gaan. Ook dient de reuzenberenklauw in het gehele bosgebied bestreden te worden om dominantie van deze exoot in de toekomst te verhinderen. Oostrandpark In het Oostrandpark wordt een gefaseerd maaibeheer toegepast. Of de toename in de soortenrijkdom hiermee mogelijk samenhangt is op deze termijn nog niet te zeggen. De verwachting is wel dat bij voortzetting van het huidige beheer de stroken nog wel een hogere soortenrijkdom en botanische waarden zullen krijgen. Monitoring van de graslandstroken zal uitwijzen of dit daadwerkelijk het geval is.
Grasland nr.2 in het Bergbos met bloeiende rietorchissen
39
Oeverplanten in Lelystad Inleiding Lelystad is rijk aan water. Binnen de bebouwde kom is een blauwe dooradering aanwezig van talloze wateren. Om de waterbergingscapaciteit te vergroten en de leefomgeving te verbeteren zijn op diverse plaatsen traditionele oevers vervangen door natuurvriendelijke oevers. Oeverzones met een rijke biodiversiteit zijn niet alleen goed voor de natuur maar vooral ook mooier om naar te kijken. Beheer en grondsoort zijn twee belangrijke factoren die de biodiversiteit aan planten zal beïnvloeden. In het noorden van Lelystad is meer zandgrond (gunstig voor de biodiversiteit) en in het zuiden is meer klei. Het beheer van de oeverzone bestaat vooral uit 1 of 2 keer per jaar maaien en het maaisel afvoeren. Monitoringsmethodiek Eens in de drie jaar worden 48 locaties onderzocht: per jaar 16 locaties. De locaties worden verspreid over de stad om de grondsoorten goed te verdelen. Daarnaast worden locaties gezocht met verschillend beheer. De locaties die in 2015 zijn onderzocht staan in bijlage 1. Deze locaties werden in 2012 eerder geïnventariseerd, waardoor nu vergeleken kan worden tussen beide jaren. Gewerkt wordt met streeplijsten. Een lijst van planten die over een vaste afstand (100 meter) in de slootkant/berm (1 meter breed) aanwezig zijn. Door twee inventarisatierondes te houden, worden zowel voorjaars- als najaarsbloeiers opgemerkt. Ook werd gekeken naar de aanwezigheid van variatie van de oevervegetatie op twee criteria: de breedte van het ongemaaide deel van de oevervegetatie en de aanwezigheid van water- en oeverplanten buiten de beschoeiing (in het water). Resultaten Bijlage 5 geeft een overzicht van de gevonden plantensoorten per tracé. In totaal zijn er in de oeverzones 176 plantensoorten vastgesteld. Gemiddeld werden per oeverstrook 42 soorten gevonden, maar de variatie is groot: van slechts 27 soorten aan de Houtribweg tot 57 per 100 meter bij de Jol. Van de soorten die er voorkomen zijn 47 soorten typisch voor de vochtige oeverzone. Meest algemeen aangetroffen oeverplanten zijn riet, harig wilgenroosje en gele lis. Als enige Rode lijstsoorten werd krabbenscheer aangetroffen. Ook zijn er soorten gevonden die vrij zeldzaam zijn in Flevoland, zoals echte valeriaan, grauwe wilg, lidsteng, moeraswederik, rode waterereprijs en zwanenbloem. Vergelijking met 2012 Ten opzichte van 2012 is het totaal aantal soorten flink gestegen: van 135 naar 176 soorten. 11 Soorten werden niet meer aangetroffen, waaronder enkele waterplanten als rode waterlelie en watergentiaan. Deze zijn waarschijnlijk bij beheer aan de watergangen verwijderd. Er werden ook nieuwe soorten Zwanenbloem waargenomen, waaronder exoten als schijnaardbei en watercrassula. De oevers van de IJssellaan en sportpark gaven de grootste stijging in soortenrijkdom. Bij de Botterbrug en de Zoom nam de soortenrijkdom juist af, op de eerstgenoemde plek speelt het frequent maaien daarbij zeker een rol en bij de laatste verdween de buiten de beschoeiing groeiende vegetatie bij beheer. Verder viel op dat bij de poelen bij de Schermer en het water bij Oudean een flinke verlanding aan de gang is. De gevolgen voor de soortenrijkdom van deze botanisch zeer waardevolle oevers is nu nog niet in de resultaten zichtbaar omdat specifieke soorten nog steeds voorkomen.
40
Factoren die van invloed zijn op de soortenrijkdom zijn grondsoort, type beschoeiing en de mate van variatie in de vorm van de oever en of er begroeiing buiten de beschoeiing aanwezig is. Een vergelijk waarbij deze aspecten zijn gewogen levert duidelijke verschillen op (zie tabel 1). NB: Bij deze vergelijking is de oever aan de Zoom niet meegewogen, omdat hier in de tussentijd de begroeiing buiten de beschoeiing verdwenen is. Tabel 1 - Soortenrijkdom in samenhang met enkele variabelen variabele grondsoort
Beschoeiing *nvO=Natuurvriendelijke oever Variatie in breedte ongemaaide oever en/of begroeiing buiten beschoeiing
aantal soorten klei (n=8) zand (n=7) verschil traditioneel (n=10) nvO* (n=5) verschil geen (n=9) wel (n=6) verschil
2012 33 35 6% 29 44 52% 29 41 41%
2015 41 45 10% 40 49 23% 37 52 41%
Conclusie Variatie is hét sleutelwoord voor soortenrijkdom. De grootste soortenrijkdom werd aangetroffen bij gevarieerde, natuurvriendelijke oevers. Grondsoort is hierbij geen onderscheidende factor. Dit oevertype scoort ook het hoogst bij de diversiteit aan echte oeverplanten. Bij traditionele, beschoeide oevers gaat over het algemeen regel op: Daar waar de gehele oeverstrook gemaaid wordt tot dicht bij het water, zijn de soortenaantallen het laagst, tenzij de oevervegetatie zich aan de buitenzijde (waterzijde) van de beschoeiing heeft weten te vestigen. Brede hoge rietkragen herbergen doorgaans ook weinig plantensoorten. Bij beide oevertypes is variatie in de breedte van het gemaaide deel van de oever over het algemeen bevorderlijk voor de soortenrijkdom. Grondsoort lijkt niet opvallend bepalend te zijn voor het voorkomen van een rijke (oever)begroeiing. Beheer Oevers met de hoogste soortenrijkdom kenmerken zich allemaal door veel variatie, vaak samenhangend met een natuurlijk oeverprofiel. Door variatie in waterdiepte, aanwezigheid van inhammen en doorwerking van deze factoren op stroomsterkte en sedimentatie, zijn hier meer groeiomstandigheden, waarin verschillende plantensoorten kunnen gedijen. Ook variatie in maaibeheer en het laten staan van waterplanten buiten de beschoeiing heeft een positieve invloed op de soortenrijkdom en –samenstelling. Meer kleinschalige variatie in de breedte van de ongemaaide oeverzone is gunstig. Botanisch zeer interessante plekken die extra attentie behoeven bij het beheer zijn de poelen in Lelystad-haven (Schermer) en Oudean, gelegen in de ecologische hoofdstructuur. Op beide locaties is een voortschrijdende verlanding aan de gang. Gefaseerd onderhoud is op deze plaatsen noodzakelijk om dichtgroeien en teloorgang van ecologische waarden te voorkomen. Door gefaseerd te werken wordt instandhouding van in en rond de wateren voorkomende soorten (zowel planten, als amfibieën, vogels en insecten) gewaarborgd. Meer hierover is te lezen in de brochure Oevers en Natuur. Een gratis download staat op de website van Landschapsbeheer Flevoland.
41
Rietorchis in Lelystad
Verspreiding van de rietorchis in Lelystad 2009-2014
Rietorchissen zijn in Lelystad vrij algemeen. Lelystad is daarmee een van de rijkste gemeenten van Flevoland. De meeste rietorchissen staan langs watergangen op de overgang rietstrook-grasland. Er zijn enkele belangrijke gebieden met relatief veel rietorchissen. Naast de hieronder beschreven gebieden betreft het voor het werkgebied van de gemeente Lelystad ook het orchideeënveld Overijssels Hout. Dit gebied wordt echter niet gemonitord. 2015 lijkt in zijn algemeenheid een gemiddeld rietorchisjaar te zijn. Het ene gebied laat meer bloeiende planten en het ander iets minder. Enkele locaties wijken wel af. Tabel 2: Aantal bloeiende rietorchissen op verschillende locaties in Lelystad. (rood= geteld na maaibeurt)
Bergbos Bultpark Gelders Diep Kempenaar Kustendreef - Atol Kustendreef-Archipel Propak Oostrandpark-poel
2009 112
2010 -660
2011 62 605
46 130
12 --
2012 67 892 55 59 3
2013 89 479 3 176 19
0
3
2014 166 711 3 287 85 7 80 38
2015 75 320 51 290 132 24 111 202
42 Bergbos In de brede grasstrook die door het Bergbos loopt groeien al jaren rietorchissen. Sinds 2009 wordt het aantal bloeiende rietorchissen geteld. De aantallen variëren maar sinds de dip van 2011 lijkt het aantal bloeiende planten weer toe te nemen. De variatie in aantal bloeiende planten is echter groot. Het beheer is de laatste jaren geïntensiveerd. Verruigging van de vegetatie vond plaats en nu tracht Landschapsbeheer Flevoland de grasstrook 2x per jaar te maaien en af te voeren. In bloei en zaad staande planten worden gespaard tijdens deze maaiacties. Bultpark Eén van de rijkste gebieden van Lelystad en tevens een van de meest zichtbare locaties van Lelystad. Hoewel het aantal bloeiende planten sterk kan wisselen lijkt de afname van 2013 veroorzaakt te worden door twee zaken. In de winter is een deel van de beschoeiing vervangen en daarmee ook de groeiplaats van enkele tientallen planten, anderzijds neemt riet erg de overhand in deze begroeiing. Verruiging, wat leidt tot overschaduwing, kan nadelig uitpakken voor de rietorchis. Het herstel in 2014 had veel te maken met gunstige weersomstandigheden dat jaar. Dit jaar is er echter een grote terugval die ook veroorzaakt wordt door moeilijke telomstandigheden: hoge vegetatie van riet en distel. Voor het behoud van de rietorchisvegetatie op deze locatie zou intensiever beheer wenselijk zijn. Dit betekent toch twee keer per jaar maaien en afvoeren (mei en september) of daadwerkelijk maaien (en afvoeren) in augustus. Gelders Diep De populatie van het Gelders Diep heeft een opvallende come-back gemaakt. Het aantal bloeiende planten is op het niveau van 2012. Opvallend is dat de planten op andere plekken staan dan in de voorgaande jaren. De plekken met rietorchis werden gespaard maar dit lijdt tot verruiging en op termijn tot verdwijning. Gezien de vrij voedselrijke bodem is maaien en afvoeren op deze locatie noodzakelijk. Minimaal eenmaal per jaar in augustus of zelfs tweemaal. Kempenaar In de brede berm van de Kempenaar is het aantal bloeiende rietorchissen sterk toegenomen. Gecombineerd met de ontwikkeling van behaarde (en grote) ratelaar is het een mooie vegetatie. Het probleem van verruiging zoals bij andere locaties speelt hier niet. Het maaibeheer lijkt hier beter afgestemd op de rietorchis en ook de halfparasiet ratelaar kon wel eens een gunstige uitwerking hebben op de groeimogelijkheden van de rietorchis. Ratelaar zorgt ervoor dat de biomassa minimaal 15% lager ligt dan in terreinen zonder ratelaar en deze biomassareductie vindt vooral bij grassen plaats. Kustendreef De rietorchissen van de Kunstendreef staan heel verspreid langs deze weg. In de winter van 2011-2012 zijn de oevers van de aanliggende sloot ‘natuurvriendelijk’ gemaakt zonder rekening te houden met de aanwezigheid van de rietorchis. Deze oevers zijn (in tegenstelling tot Bultpark) niet ingezaaid met gras. In 2012 resulteerde dit in 3 bloeiende planten. In 2013 nam het aantal rietorchissen met name bovenop het talud weer toe, in 2014 bloeien ook de eerste rietorchissen op het talud. In 2015 is het niveau weer bereikt van voor de werkzaamheden aan het talud. Opvallend is de grootte van de planten: het zijn robuuste rietorchissen. Deze bermen (bovenkant talud) worden half juni gemaaid en in dezelfde werkgang wordt het maaisel afgezogen. Het is voor de rietorchis op het talud onmogelijk om zaad te zetten Maar zolang de planten op het talud wel tot zaadzetting komen lijkt dit geen groot probleem.
43
Propak Langs het fietspad tussen de Oostervaart en A6, traject Edelhertweg-Houtribweg groeien tal van rietorchissen. Vanwege het kenmerkende gebouw van Propak wordt deze route Propak genoemd. In 2014 werd deze locatie ‘ontdekt’ en het is waarschijnlijk dat in de jaren ervoor ook al rietorchissen langs dit fietspad stonden. In 2015 heeft een groei van het aantal bloeiende planten plaatsgevonden: van 80 naar 111 planten. Oostrandpark-poel Nabij de woonwijk Oostrandpark aan de Oostervaart beheren bewoners een poel en enkele andere delen van het gebied. Zij noemen zich de werkgroep Orchideeenveld. Een naam die ontstaan is op basis van hun ambitie en niet zozeer vanwege de aanwezigheid van rietorchissen. Eind 2010 is begonnen met het beheer van de poel en zijn ook enkele rietorchissen aangeplant en is zaad uitgestrooid. In 2013 bloeide de ingeplante orchissen, maar sinds 2014 boeien vooral de zaailingen. De populatiegroei heeft in 2015 doorgezet en dit gebied behoort nu tot de rijkste rietorchisgebieden van Lelystad!
Kansen en bedreigingen Beheer Het beheer is zowel een kans als een bedreiging. Goed uitgevoerd beheer, dat ervoor zorgt dat voedingsstoffen worden afgevoerd door het (groene) maaisel te verwijderen, is noodzakelijk om op de langere termijn de orchideeen te behouden. Daarnaast moeten de planten regelmatig in de gelegenheid zijn om te bloeien en zaad te zetten. Jaarlijks maaien in de periode mei-augustus geeft de plant geen kans om zaad te zetten, maar is wel de beste periode om voedsel af te voeren. Een goed compromis tussen beide aspecten moet dus gevonden worden. Meerdere beheerders van de oever Het waterschap heeft het beheer van de waterfase van de oever overgenomen van de gemeente. De droge fase van de oever is nog steeds in beheer van de gemeente. Goede communicatie tussen beide beheerders is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de rietorchis, die op de grens van beide beheergebieden leeft, behouden blijft. Rijden met zwaar materieel door de berm kan schade opleveren aan de vegetatie en ook het op de kant zetten van de bagger is schadelijk voor de orchideerijke vegetatie. Beide organsiaties dienen dus een goed overzicht te hebben van de belangrijke orchideelocaties en met hun werkzaamheden rekening te houden met deze bijzondere vegetaties.
44
Maretak Maretak is parasitaire plant die leeft op bomen. In Nederland komt de soort vooral in Limburg voor waar de plant vooral te vinden is in populieren en in appelboomgaarden. Verondersteld wordt dat een kalkrijke bodem noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de plant. De zaden worden door vogels verspreid en zijn zo kleverig dat het makkelijk aan de snavel blijft kleven; de vogels vegen het dan af aan een één- of tweejarige tak af waarna de plant zich in de bast van de jonge tak boort en zich hecht. De laatste jaren zijn in de winkel fruitbomen te koop met daarin al een maretak. Deze bomen zijn vrij populair en daarmee is de kans op vestiging van maretak op andere plekken ineens een stuk groter. Maretak in Lelystad In Lelystad zijn er twee locaties waar maretakken groeien. Het betreft het industrieterrein Oostervaart en een vindplaats aan de knardijk. Oostervaart Nabij de kruising Chroomstraat-Kwikstraat groeien enkele tientallen maretakken in drie sierappels. Deze drie sierappels zijn in het verleden waarschijnlijk geënt met zaad van de maretak. Gezien de grootte van de planten is het aantal planten in de loop der jaren wel uitgebreid via natuurlijke verjonging. Ook de ontwikkeling van 23 maretakken in een populier is het gevolg van nakomelingen van de maretakken in de sierappels. Opvallend is dat slechts één populier maretakken bevat. Alle overige populieren in deze laanbeplanting bevatten geen maretak. Knardijk Aan de Knardijk is eind 2015 één maretak te vinden. Het betreft een mannelijke plant in een schietwilg. Opvallend is dat www.waarneming.nl ook op andere locaties maretakken meldt. Voor een deel kan het te wijten zijn aan onnauwkeurig inmeten van de groeiplaats, maar binnen het terrein van Staatsbosbeheer zijn ook de nodige grote wilgen aan de dijk verdwenen. De oorsprong van deze maretak lijkt natuurlijk; het is onwaarschijnlijk dat hier bewust ingezaaid is.
45
Literatuur Reinhold, J; Heemskerk, R – Natuurrijk Lelystad: bijzondere natuur in kaart brengen. LBF 2011-21 Reinhold, J; Heemskerk, R; Smeets, B. – Bijzondere natuur in Lelystad. LBF 2012-28 Heemskerk, R; Reinhold, J; Colijn, E. – Monitoren Flora en Fauna in Lelystad 2013. LBF 2013-28 Reinhold, J; Heemskerk, R. – Monitoren Flora en Fauna in Lelystad 2014. LBF 2014-20
46
BIJLAGE 1 - Locaties monitoring van oeverplanten en libellen
47
BIJLAGE 2 – Enkele monitoringslocaties van libellen in beeld
Jol: Gevarieerde oever, met diverse soorten oever- en waterplanten
IJssellaan: beschoeide oever met diverse soorten oeverplanten. Ook veel drijvende waterplanten aanwezig.
Poelen Schermer: verlandingsproces vermindert areaal open water
48
Koggebrug: vrij monotone oever met een enkele inham. Diverse drijvende waterplanten (niet zichtbaar op foto)
Atol-Plantage: dicht kroosdek
Sportpark: soortenarme oever, troebel water
Oudean: voortschrijdende verlanding
49
BIJLAGE 3 – Overzicht Meetnet Urbane Soorten 2007-2015
2013
2014
2015
2007
2008
2014
2015
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
53 45
40
61 70 102 87
70 32 49
51
63 56
39
53 39
76
73 138 46
38
76
53
77
58
67
60
65
58
47
62,3
Merel
32
35 39
28
38 32
22 38
28
22 23
53
42
30 39
40
53
40
30
32
29
31
31
31
35
34,5
14
8
25
19 13 166 118
7 12
6 166
73
8
6
9
10
16
12
9
34,3
28
21
18
22
21
15
21
18
21,2
Spreeuw
4
Houtduif
26
Gierzwaluw
7
11
18 20
14
0
43
26 27
27 29
35 37 27
29
4
5
5 12
21 14
13 27 13
9
14 15
14
24 31
23 26
19 18 20
17
23 18
7
15 12
28
89
12 12 101
2 6
16 27 10 20
27
28
2
0
3
5
6 13
3
16 23
15
16 21
34
9
4
34
8
9
2
36
11
11
13
33
17,2
12
23 17
14
14 14
18
12 14
21 14
12 21 16
17
15 18
14
10 14
13
11
15
8
10
13
16
14
20
15
15
16
12
14
15,0
Turkse Tortel
15
20 19
13
13 11
7
16 12
11 10
10 13 10
10
10 15
11
5 15
18
18
21
3
2
18
16
15
15
15
13
12
7
9
13,3
Ekster
9
11 11
10
11
4
8
10 22
13 21
20
8
7
9 12
16
13
11 23
11
16
10
11
10
12
13
10
14
13
12,2
Kauw
0
0
0
0
0
0
0
27 14
Boerenzwaluw
9
3
0
1
1
0
0
Zilvermeeuw
0
0
0
1
0
1
2
1
1
Zwarte Kraai
4
7
3
5
6
2
3
6
7
Winterkoning
14
9 11
9
9
9
8
5
5
Tjiftjaf
10
5
7
5
2
5
5
10
5
9
38
Koolmees
Wilde Eend
4
3
2009
2012
54
2008
65 78
2015
45
2014
Huismus
2013
20072015
2012
soort
2011
gemiddeld maximum
2010
maximum
2009
maximum
2011
maximum 2015
maximum 2014
Lelystad
2013
8243
2012
8242
2011
8225
2010
8212 2009
Overzicht Meetnet Urbane Soorten 2007 - 2015
4
15 10
7 12
9
7
7 14 18
11
25 17
15
20
31
13 13
32
20
23
10
6
10
7
6
12
13
11,9
21 33
45 13 20
14
18 10
20
5
7
4
5
9 10
2
4
9
13
9
11
7
14
12
14
10,2
8 108 17
19
12
5
38
0
1
1
3
5
7
7,9
4 3
0
2
6
0
2
1
6
0
1
12
11 13
11 11
4
8
7
9
6
5
7
10
10
12
10
11
6
8
5
7
8
9
8
7,9
8 10
10 11
6
4
8
4
6
4
7
4
9
10
8
5
4
10
10
7
8
6
8
8
8
7,5
9
12 13
9 10
6
6
6
6
6
5
9
9
10
8
7
2
9
10
8
6
8
7
7
8
6
7,5
12 11
1
1
0
2
0
0
0
20
8
7 17
Groenling
10
7
9
7
6
7
6
7
7
8
Meerkoet
2
2
1
1
0
2
2
Pimpelmees
6
7
9
4
6
5
6
7
6
8
Heggenmus
8
5
6
6
4
4
1
10
5
9
Vink
5
7
4
5
4
4
4
2
4
Zwartkop
4
4
3
8
6
5
5
8
Zanglijster
7
6
8
9
4
6
8
4
Kokmeeuw
0
0
0
0
0
0
Gaai
1
1
4
2
3
5
6
16
9 15
1
3
0
5
3
2
4
25
6
8
7
9
25
9
3
2
7
5
3
7
6
7,4
3
5
8
5
3
2
7
5
0
7
16
6
6
1
2
16
7
7
5
6
7
6
3
5
6,9
19 19
16
4
2
3
3
3
4
2
4
10
9
13
8
12
10
7
6
3
5
7
8
8
9
6,7
8
11
4
8
2
6
6
12
7
8
6
4
3
0
0
6
4
6
5
7
5
9
5
6
5,9
7
4
5
1
4
10
5
8
2
3
5
7
0
4
3
5
6
3
5
9
5
7
4
3
5,2
2
1
4
5
6
4
5
4
4
4
3
6
9
9
3
1
6
7
7
6
4
4
3
3
3
4,7
5
3
7
6
2
5
3
2
4
4
3
2
4
5
5
5
10
4,0 3,5 4,7 3,5 4,3 5,7 4,3 5,0 5,8
4,5
1
7
3
3
0
0
1
2
1
5
0
0
6
4
1
1
4
6,0 2,0 2,7 3,5 4,7 3,7 5,3 2,5 3,8
3,8
0
0 23
12
1
8
0
0
2
1
2
6
1
3
3
6
5
7
5
3,0 3,0 1,7 1,0 0,3 8,3 6,0 2,3 4,0
3,3
2
3
7
3
2
2
3
1
4
1
4
2
2
2
0
2
1
1
2,0 1,0 2,0 1,0 3,7 2,7 4,7 2,8 1,8
2,4
11 17
5
50
2013
2014
2015
2007
2008
2009
2014
2015
2007
2015
8
0
0
7
1
3
0
1
2
4
1
0
1
4
0
2
4
3
2
0
13
4,0 2,5 2,0 0,5 2,3 0,7 5,0 0,0 4,0
2,3
0
0
0
0
1 22
8
9
7
0
0
0
0
0
0
0
0
5
2
1
0
0
5,0 1,0 0,3 0,0 0,3 7,3 2,7 2,3 1,8
2,3
Huiszwaluw
7
3
2
1
4
8
8
0
0
0
0
0
7
3
1
0
4
3
0
0
0
0
0
4
3
0,0 3,5 3,3 2,0 0,7 1,7 2,3 3,0 2,8
2,1
Fuut
0
0
0
0
0
0
0
10 12
10
9
7
1
1
0
4
0
0
0
0
0
4
1
0
0
0,0 2,5 0,7 0,0 4,7 4,0 3,3 2,3 1,8
2,1
Fitis
0
3
1
0
0
0
1
6
2
0
0
0
3
2
1
0
3
0
0
0
1
11
6
6
2
1,0 7,0 2,7 2,0 2,3 1,7 0,0 1,5 0,8
2,1
Kleine Karekiet
0
0
0
0
0
0
0
4
0
2
1
4
1
3
1
3
2
3
2
5
3
1
2
6
11
3,0 1,0 1,7 0,5 2,3 0,7 1,7 2,3 5,0
2,0
Stadsduif
0
0
0
0
0
0
0
1
0
24
0
12
0
1
3
3
5
0
1
4
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,3 1,5 1,3 1,7 8,0 0,3 4,0
1,9
Soepgans
0
0
0
0
0
0
0
25
7
7
7
7
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,0 0,0 8,3 2,3 2,3 1,8 1,8
1,8
Knobbelzwaan
0
0
0
0
0
0
0
1
0
4
7
8
0
0
1
0
1
0
0
8
2
1
8
4
8
2,0 0,5 2,7 0,5 0,3 0,3 1,3 2,8 6,0
1,8
Kleine Mantelmeeuw
0
0
0
0
0
0
0
1
2
4
3
2
0
0
0
0
0
0
0
0
9
0
8
1
0
9,0 0,0 2,7 0,0 0,3 0,7 1,3 1,0 0,5
1,7
Blauwe Reiger
0
1
2
2
3
0
1
1
1
1
0
2
0
2
0
1
1
2
0
2
3
2
1
2
3
3,0 1,0 1,0 0,5 1,3 1,3 2,0 0,5 2,0
1,4
Roodborst
3
1
1
1
0
3
5
1
2
1
1
6
2
1
0
3
0
0
1
0
0
1
0
4
1
0,0 1,5 1,3 0,5 1,7 1,0 0,3 2,3 3,0
1,3
Grote Bonte Specht
1
3
1
1
4
3
3
1
1
2
2
3
1
1
0
1
1
1
2
1
0
0
0
0
0
0,0 0,5 0,7 1,5 1,0 1,0 2,3 1,8 1,8
1,2
Waterhoen
0
0
0
0
0
0
0
0
0
5
1
1
0
0
0
0
2
0
0
0
6
0
0
2
2
6,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,7 1,7 0,8 0,8
1,1
Witte Kwikstaart
1
2
0
0
0
1
1
1
1
0
0
1
1
2
1
1
0
1
0
1
2
1
1
2
0
2,0 1,0 1,3 1,5 0,7 0,3 0,3 0,8 0,8
1,0
Braamsluiper
1
1
1
0
0
2
0
0
0
1
3
1
0
1
3
0
1
0
1
0
1
2
2
0
0
1,0 1,0 1,3 2,0 0,3 0,3 0,3 1,5 0,3
0,9
Boomkruiper
1
3
1
2
1
2
1
1
0
1
3
3
0
0
0
1
1
0
4
1
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,3 1,5 1,0 1,0 0,7 2,3 1,3
0,9
Tuinfluiter
0
0
1
1
0
0
1
0
1
0
0
0
0
1
1
2
1
0
2
1
1
3
1
1
1
1,0 1,5 0,7 0,5 1,0 1,0 0,0 0,8 0,8
0,8
Scholekster
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
3
4
1
4
1
3,0 2,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 0,3
0,7
Ringmus
2
0
3
2
0
1
2
2
1
2
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,7 0,0 1,7 1,0 0,7 0,5 0,8
0,6
Staartmees
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
9
0
0
1
0
2
0
0
0
0,0 1,0 0,0 0,0 0,0 3,0 0,0 0,0 0,3
0,5
Kuifeend
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2
0
0
0
0
0
2
0
0
0
2
1
1
0
0
2
1,0 0,5 0,0 0,0 0,7 0,0 0,7 0,0 1,0
0,4
Putter
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
2
0
2
1
0
2
1
0
0
0
0
1,0 0,0 0,0 1,0 0,0 0,7 0,3 0,0 0,8
0,4
Boomklever
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
3
0
0
0
0
3,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,3 0,0 0,0 0,0
0,4
Krakeend
0
0
0
0
0
0
0
0
4
0
0
0
0
0
0
0
0
2
2
4
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,3 0,7 0,5 1,0
0,4
Appelvink
0
0
0
0
0
0
0
2
1
5
2
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,7 0,3 1,7 0,5 0,3
0,4
2014
2012
0
0
2013
2011
0
0
2012
2010
0
0
2011
2009
0
Soepeend
2010
2008
Aalscholver
2009
2015
20072015
soort
2008
2014
gemiddeld maximum
2013
maximum
2012
maximum
2011
maximum 2015
maximum 2014
Lelystad
2013
8243
2012
8242
2011
8225
2010
8212
2009
(vervolg) Overzicht Meetnet Urbane Soorten 2007 - 2015
51
2014
2015
2007
2008
2009
2014
2015
2015
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2
0
0
0
0
2,0 0,0 0,0 0,5 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0
0,3
1
0
0
0
0
2
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0,0 0,5 0,0 0,5 0,0 0,0 1,0 0,0 0,0
0,2
Sperwer
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
1
1
0
0
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0,0 0,5 0,0 0,0 0,3 0,3 0,3 0,0 0,3
0,2
Holenduif
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0,0 0,5 0,3 0,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3
0,2
Stormmeeuw
0
0
0
0
0
0
0
0
2
2
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,7 0,7 0,0 0,0
0,1
Zwarte Roodstaart
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
1
0
0
1,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
0,1
Boompieper
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
1,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
0,1
Grote Mantelmeeuw
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,0 0,5 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0
0,1
Havik
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
1
0
0
0
0,0 0,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3
0,1
Nijlgans
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2
0
0
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,7 0,0 0,0
0,1
Torenvalk
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
1
0
0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0
0,1
IJsvogel
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 0,0
0,1
Koekoek
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 0,0
0,1
Bosrietzanger
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0
0,0
Goudhaan
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0
0,0
Grote Lijster
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
0,0
Kneu
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0
0,0
Nachtegaal
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
0,0
Visdief
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0
0,0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0
0,0
32 30
31
27 30
31
44 35 36
37
38 43
35
32 37
44
42
40 38
34
Grauwe Gans Totaal per jaar per wijk Totaal per wijk
0 32
8212
38
44 42
47 40
8225
55
8242
52
8243
52
44
46
49
43
50
Lelystad
55
52
2014
2013
0
0
2013
2012
1
0
2012
2011
0
0
2011
2010
1
0
2010
2009
0
Buizerd
2009
2008
Grasmus
2008
2015
20072015
soort
2007
2014
gemiddeld maximum
2013
maximum
2012
maximum
2011
maximum 2015
maximum 2014
Lelystad
2013
8243
2012
8242
2011
8225
2010
8212
2009
(vervolg) Overzicht Meetnet Urbane Soorten 2007 - 2015
51
54 70
52
BIJLAGE 4 - Locaties van de graslandkarteringen
53
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
36-burgvliet
35-oudean x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x x
x
x
x x
x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
34-sportpark
32-atol_plantage
33-zoom
x
x
x
x x
x
x
x x
x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x x
x x
x x
x x
x x x
x
x
x x
x
x
x x
x x
x
x x x
x x
x
x
x x
x
x
x
x x
x
x x
x
31-wartelstraat
30-ijssellaan x x
x
x
x x x
x
x
x
x x
x x
x
x
x x
x
x
x x
x x
x x
x x
x
x
x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
aantal 2012
x
aantal 2015
x x
29-botterbrug
x x
28-westerdreef
x
27-hollandse hout
26-poelen_schermer
24-gondelbrug
x x x
23-koggebrug
x
25-jol_12
aarvederkruid akkerdistel akkerereprijs akkerkers akkerkool akkermelkdistel akkervergeetmeniet amandelwilg basterdklaver basterdwederik beklierde duizendknoop beuk bevertjes bijvoet bitterzoet blaartrekkende boterbloem boerenwormkruid bosrank bosveldkers boswilg brede wespenorchis bultkroos canadese guldenroede canadapopulier dauwbraam duinriet duizendblad echte kamille echte valeriaan engels raaigras es europese hanenpoot fioringras fluitenkruid fonteinkruid (sterbladig) geel nagelkruid gekroesde melkdistel gele lis gele plomp gele waterkers gestreepte witbol gewone berenklauw gewone braam gewone brunel gewone esdoorn gewone hoornbloem gewone margriet gewone melkdistel gewone ossentong
22-boeierbrug
Oeverinventarisaties Lelystad 2015
21-houtribweg
Bijlage 5 – Oeverinventarisaties
1 9 4 2 1 2 4 1 1 6 1 1 0 1 4 5 1 2 2 1 2 4 1 2 2 3 1 1 1 16 4 2 9 12 1 4 3 5 3 1 10 7 2 5 3 8 1 5 1
1 9 2 0 0 3 4 0 0 5 0 0 1 0 2 4 3 0 0 1 2 4 0 0 0 1 1 1 1 16 0 0 7 10 3 3 3 7 4 0 10 6 1 4 1 3 0 1 1
x
x
x
x
x
x x
x x x x
x
x
x
x x
x x x x
x
x
x x
x
x x
x x x x x x x
x x x x x x
x
x x
x x x
x
x
x x x
x
x
x
x
x x
x x
x x
x
x
x
x x x x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x x x
x x x
x
x
x
x
x
x x
x x x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x
x x
x
35-oudean
36-burgvliet x
x x x x x
x
x x
x x x
x
x
x x
x x x
x
x x
x
x
x x x x x x
x
x
x x
x
x
x x x
34-sportpark
33-zoom
31-wartelstraat
32-atol_plantage x x
x
x
x x
x
x
x
? x x
x x
x
x
x
x
x x x
x
x x
x
x
x x x
30-ijssellaan
x
x
x
x x x
x
x
x
x x
x
x x
x x
x x
x x
x x
x
aantal 2012
x
x x
29-botterbrug
28-westerdreef
27-hollandse hout
26-poelen_schermer
25-jol_12
24-gondelbrug
23-koggebrug
x
aantal 2015
gewone raket gewone vlier gewone vogelkers gewone waterbies gewoon reukgras gewoon struisgras gewoon varkensgras glanshaver grauwe wilg greppelrus grof hoornblad groot streepzaad grote boterbloem grote brandnetel grote egelskop grote kaardebol grote kattenstaart grote lisdodde grote waterweegbree grote weegbree haagwinde harig wilgenroosje heen heermoes herderstasje herik hoge cyperzegge hondsdraf hopklaver ijle dravik kalmoes katwilg kikkerbeet kleefkruid klein hoefblad klein kroos klein kruiskruid klein streepzaad kleine klaver kleine lisdodde kleine veldkers kleine watereppe kluwenzuring kompassla koninginnekruid kraakwilg krabbenscheer kranswier kropaar kruipende boterbloem
22-boeierbrug
Oeverinventarisaties Lelystad 2015 (vervolg)
21-houtribweg
54
1 4 1 1 1 13 4 2 1 3 5 1 1 14 2 1 1 4 4 6 10 15 3 13 1 1 0 2 3 5 1 2 4 14 6 7 2 1 7 2 1 3 2 0 5 1 2 1 13 8
1 2 0 2 0 12 0 1 0 0 3 6 1 12 1 1 0 4 2 5 9 11 3 9 0 3 0 2 1 2 1 3 2 12 6 3 1 0 4 0 1 1 0 1 4 3 0 1 13 9
x x
x
32-atol_plantage
33-zoom
x x
x x
x x
x x
x x x x x
x x
x
x
x x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x
x x
x
x
x x
x
x
x
x x
x
x
x
x x
x
x
x
x x
x
x
x x
x x x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x x x x
x
x
x x
x
x x
x
x x
x
x x
x
x
x x
x x x x
36-burgvliet
31-wartelstraat
x x
35-oudean
30-ijssellaan
x
34-sportpark
29-botterbrug
x x
x
x x x x
x
x x
x x
x x x
x
x
x x x
x
x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x x
x x
x x x
x x
x x
x x x
x x
x x
aantal 2012
x
x
x x
aantal 2015
x
x
x x x
x
x
28-westerdreef
x
25-jol_12
24-gondelbrug
23-koggebrug x
x
27-hollandse hout
x
x
26-poelen_schermer
Kruipertje krulzuring kweek kwispelgerst lidsteng liesgras liggende klaver lijsterbes look-zonder-look luzerne madelief mannagras meidoorn moerasandoorn moerasmelkdistel moerasspirea moerasvergeetmeniet moeraswederik moeraszegge oeverzegge oranje havikskruid paardenbloem pastinaak peen penningkruid perzikkruid pinksterbloem pitrus puntkroos puntwederik reuzenberenklauw ridderzuring riet rietgras rietzwenkgras ringelwikke robertskruid rode klaver rode kornoelje rode waterereprijs rode waterlelie rood zwenkgras ruw beemdgras ruwe berk schedefonteinkruid scherpe boterbloem scherpe zegge schietwilg schijfkamille schijnaardbei
22-boeierbrug
Oeverinventarisaties Lelystad 2015 (vervolg)
21-houtribweg
55
1 13 13 1 1 2 1 1 2 3 12 3 1 4 5 1 3 1 0 1 1 15 0 1 1 1 4 0 2 1 2 8 15 7 2 0 2 8 5 2 0 11 11 1 1 12 1 3 1 2
0 11 12 0 1 3 0 1 0 4 11 0 0 5 2 1 3 0 2 2 2 14 0 3 1 1 4 1 0 1 3 10 15 8 4 1 1 10 5 0 1 11 10 0 0 8 2 2 1 0
variatie in breedte ongemaaide oever en/of begroeiing buiten beschoeiing type oever* zand / klei
n t k
x x
x
x x
x x x x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x x x x x
x x x
x
x
x
x
x
x x
x x x
x
x
x
x
x
x x
x x
x
x
x x x
x
x
x
x x x x
x 39 36 3 10 13
40 36 4 4 9
x x
57 53 4 20 24
x
x
x x x
x x
x
x
x
x
x x
x x
x
x
x
x x x
x
36-burgvliet
35-oudean x
x
x
x x
x
x x
x
x
x x
n j j j nvO nvO nvO nvO z z z k
x
x
x
55 52 3 11 13
34-sportpark
33-zoom x x
x
x
x x
x
n t z
x
32-atol_plantage
31-wartelstraat
30-ijssellaan
29-botterbrug
28-westerdreef
27-hollandse hout
26-poelen_schermer
25-jol_12
24-gondelbrug x
x
x
x x
x 47 39 8 11 19
x x 38 27 50 32 54 30 33 38 25 27 8 -6 12 7 27 4 16 9 2 6 12 10 21 9 33
39 43 -4 13 9
52 30 22 1 23
53 41 12 7 19
29 15 14 4 18
n t k
n t k
n t k
n t k
j nvO k
n t k
n t k
j t z
n t z
j t z
aantal 2012
27 40 25 31 2 9 5 5 7 14
x x
x x
aantal 2015
slanke waterkers slipbladige ooievaarsbek smalle waterpest smalle weegbree smeerwortel speerdistel sterrekroos straatgras timoteegras treurwilg uitstaande melde valse voszegge veelwortelig kroos veenwortel veldzuring vergeten wikke voederwikke vogelmuur watercrassula watergentiaan watermunt waterpeper waterranonkel waterscheerling waterzuring witte klaver witte waterkers witte waterlelie wolfspoot zachte ooievaarsbek zeegroene rus zevenblad zomereik zomprus zompvergeet-mij-nietje zwanenbloem zwarte els zwarte mosterd aantal soorten 2015 aantal soorten 2012 verschil niet aangetroffen 2015, wel 2012 wel aangetroffen 2015, niet 2012
23-koggebrug
22-boeierbrug
Oeverinventarisaties Lelystad 2015 (vervolg)
21-houtribweg
56
1 2 4 10 5 4 6 11 2 2 2 3 5 1 0 3 6 2 1 0 5 0 2 2 2 11 1 2 4 1 1 2 2 1 1 3 5 2 176
2 3 1 12 4 3 6 11 2 2 0 2 4 0 1 0 6 1 0 2 3 2 0 1 1 9 0 2 4 0 0 2 1 0 0 2 6 0
11
135
52