Rapport Lelystad, december 2014 J. Reinhold & R. Heemskerk
Monitoren Flora en Fauna in Lelystad 2014
Landschap verbindt Landschapsbeheer Flevoland streeft naar ontwikkeling, beheer en behoud van een ecologisch waardevol landschap met een streekeigen karakter, zowel in het landelijk als stedelijk gebied. Samen met bewoners, overheden en agrariërs zoekt Landschapsbeheer naar kansen voor natuur en landschap.
Burgerparticipatie Landschapsbeheer stimuleert betrokkenheid van bewoners bij de natuur en het landschap in de eigen leefomgeving. Samen verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van de eigen ‘achtertuin’.
Het werk van Landschapsbeheer Flevoland is onder te verdelen in vier werkvelden :
Soortenbeheer In het Flevolandse landschap horen tal van plant- en diersoorten. De (tijdelijke) aanvullende maatregelen die Landschapsbeheer uitvoert, dragen bij aan het realiseren van een zelf functionerend ecosysteem.
Cultuurhistorie en Aardkunde De geschiedenis van Flevoland heeft mens en landschap bepaald. Om de eigen leefomgeving goed te begrijpen speelt kennis van het ontstaan van het gebied een belangrijke rol.
Landschap Singels, laanbomen, bermen, dijken, dorpsbossen, weilanden, akkers, stedelijk groen en groot open water zijn dragers van het landschap. Beheer, behoud en ontwikkeling van deze landschapselementen dragen bij aan de beleving van ons landschap.
Titel Auteur Rapportnummer Datum Foto’s
: : : : :
Monitoren Flora en Fauna Lelystad 2014 J. Reinhold & R. Heemskerk LBF-2014-20 december 2014 Landschapsbeheer Flevoland
Landschapsbeheer Flevoland Botter 14-03 8232 JP Lelystad t: 0320-294939 e:
[email protected] www.landschapbeheer.net Dit onderzoek is gefinancierd door de gemeente Lelystad
3
Samenvatting Lelystad is een groene stad met tal van mogelijkheden voor de natuur. Maar hoe ontwikkelt die natuur zich nu? Waar liggen kansen om de natuur nog betere kansen te geven of hoe kan beheer en onderhoud anders ingericht worden om toch dezelfde natuurwaarden te behouden. Een vinger aan de pols moet duidelijkheid verschaffen of de gemeente op de goede weg is. Monitoren is dus noodzakelijk om veranderingen in de natuur in kaart te brengen. Aanbevelingen dienen gedaan te worden waar het mis ging of waar potenties liggen om het nog beter te doen. Samen met de burgers van Lelystad wordt het steeds duidelijker hoe de natuur zich ontwikkelt. Leuk om te zien dat burgers steeds vaker hun velddata aanleveren, zodat analyses gemaakt kunnen worden waar kansen en bedreigingen zijn. In 2014 is extra aandacht besteed aan de kansenkaarten van de boeren-/huiszwaluw, gierzwaluw en vleermuis, waarbij de architectuur van de huizen in de wijk bepalend zijn voor de kans dat een soort zich al dan niet kan vestigen. Het blijkt dat deze aanpak voor vleermuizen niet veel extra informatie oplevert ten opzichte van kansenkaarten gebaseerd op werkelijke waarnemingen. Kansenkaarten voor de zwaluwen leveren wel veel informatie op: slechts enkele wijken bieden echt kansen voor deze soorten. Vanuit een ander project wilde Landschapsbeheer Flevoland weten hoe het zat met broedende scholeksters op het dak. Een rapportage hiervan is opgenomen in dit rapport.
4
Inhoud Samenvatting
3
Inhoud
4
Inleiding
5
Resultaten
6
INSECTEN Libellen als indicator voor de waterkwaliteit
7
AMFIBIEEN, VISSEN EN REPTIELEN Alpenwatersalamander Ringslang Rugstreeppad
9 10 13
ZOOGDIEREN – MARTERACHTIGEN Boommarter Steenmarter Otter
15 17 18
ZOOGDIEREN – VLEERMUIZEN Gewone dwergvleermuis Laatvlieger Meervleermuis Watervleermuis
20 23 25 27
VOGELS Meetnet Urbane Soorten (MUS) Gierzwaluw Huis- en boerenzwaluw in of aan gebouwen Scholekster als dakbroeder
28 32 33 35
PLANTEN Graslandmonitoring Oeverplanten Rietorchis
36 41 46
LITERATUUR
49
BIJLAGEN Locaties monitoring oeverplanten en libellen Locaties van de graslandkarteringen
50
5
Inleiding Sinds 2009 houdt Landschapsbeheer Flevoland een vinger aan de pols ten aanzien van de natuurontwikkelingen in de stad. Veel van de natuurwaarden zijn in de periode 2009-2012 in kaart gebracht en er is hierover gerapporteerd (Reinhold & Heemskerk, 2011; Reinhold, Heemskerk & Smeets, 2012). De toestand van de natuur is toen in kaart gebracht maar de ontwikkeling zelf niet. Daarvoor dient gemonitord te worden. De situatie van 2009-2012 is een mooie uitgangspunt om de ontwikkelingen te gaan volgen. Vaker meten op dezelfde locatie geeft inzicht in de ontwikkelingen die de natuur ondergaat. Ook levert het frequenter zoeken naar bepaalde soorten regelmatig nieuwe waarnemingen op zodat de verspreiding van de soort steeds nauwkeuriger wordt. Dit rapport moet dan ook als een aanvulling op Reinhold & Heemskerk (2011), Reinhold, Heemskerk & Smeets (2012), en Heemskerk, Reinhold & Colijn (2013) gezien worden. De databank Waarnemingen van de soorten zijn vastgelegd www.lelystad.waarneming.nl. Een website die voor iedereen toegankelijk is en waar iedereen ook eigen waarnemingen kan aanbrengen. www.lelystad.waarneming.nl heeft eind 2014 ongeveer 475.000 waarnemingen van ruim 3300 soorten vastgelegd. Het merendeel van de waarnemingen betreft vogels. Waarnemingen van zoogdieren, nachtvlinders, dagvlinders volgen in aantallen. Het overzicht geeft dan ook vooral het interesseveld van de verschillende waarnemers weer.
Overzicht waarnemingen op www.lelystad.waarneming.nl Soortgroep Vogels Nachtvlinders en micro's Dagvlinders Zoogdieren Libellen Planten Sprinkhanen en krekels Kevers Reptielen en amfibieën Weekdieren en overige ongewervelden Vliegen en muggen Paddenstoelen Wantsen, cicaden en plantenluizen Geleedpotigen (overig) Vissen Mossen en korstmossen Bijen, wespen en mieren Insecten (overig) Totaal
(stand 10-12-2014) Aantal waarnemingen 377.130 26.296 25.070 16.835 7.126 6.913 3.674 1.791 1.548 1.331 1.282 1.185 961 958 835 678 603 594 474.810
De gemeente Lelystad heeft een contract met de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Dit is een landelijke databank waar alle natuurdata die bekend zijn van heel Nederland in staan. De data van www.lelystad.waarneming.nl staan ook in deze databank (evenals andere data). Idealiter zou een raadpleging van de NDFF voldoende moeten zijn voor een volledig overzicht. De NDFF loopt echter (altijd) achter op het binnenhalen van de data van www.lelystad.waarneming.nl. Raadplegen van beide systemen heeft daarom de voorkeur.
6
Resultaten Leeswijzer: in dit rapport worden verschillende onderzoeken gepresenteerd. Enerzijds op soortniveau, anderzijds op soortgroepsniveau in relatie tot beheer of inrichting. Gekozen is om per soortgroep de verschillende onderzoeken te bundelen. Elk deelonderzoek is zo opgeschreven dat de rapportage als zelfstandig onderdeel te lezen is. Tevens is gekozen om per onderzoek de gekozen methodiek en resultaten kort en krachtig neer te zetten. Wij hopen hiermee de essentie van het onderzoek neer te zetten en niet alle details. Gerealiseerd moet worden dat de kaarten een beeld geven van de stand tot en met eind 2014. Er blijven echter altijd waarnemingen bijkomen. Het is dus zaak om regelmatig te kijken op de website of de situatie voor een plant of dier (sterk) gewijzigd is.
7
INSECTEN Libellen als indicator voor waterkwaliteit Inleiding Binnen de gemeente Lelystad zijn de laatste jaren veel natuurvriendelijke oevers gerealiseerd. Dit heeft niet alleen weerslag op de oevervegetatie, maar ook het onderwaterleven zal hierop reageren. Libellen vormen een goede indicator voor de waterkwaliteit. De verschillende soorten leven een of meerdere jaren onder water en hebben daar verschillende structuren en een bepaalde waterkwaliteit nodig. Door verschillende oevertypen gedurende enkele jaren te monitoren op libellen kan het effect van de inrichting van de oever gemeten worden. Opzet In 2014 werden dezelfde locaties gemonitord, die in 2011 onderzocht werden op het vóórkomen van libellen. Gekeken werd naar welke soorten libellen er aanwezig waren en in welke aantallen. De 8 oevertracés liggen verspreid over Lelystad en hebben een lengte van 100 meter. (zie bijlage 1) De locaties werden drie maal onderzocht op libellen. De eerste onderzoeksronde vond plaats op 16 en 20 mei, de tweede op 3 en 4 juli, en derde tussen 29 augustus en 5 september. Resultaat Tabel 1 geeft het totaal resultaat aan per locatie. Bij de totalen is een vergelijk gemaakt met dezelfde locaties in 2011. De verschillen tussen beide jaren zijn groot. Soorten en aantallen variëren behoorlijk. Zo werden vroege glazenmaker en gewone oeverlibel in 2011 zeer veel gezien en was de zeldzame noordse witsnuitlibel aanwezig bij de Haf. In 2014 werden deze soorten veel minder vaak of helemaal niet gezien. Andersom was 2014 een zeer goed jaar voor de kleine roodoogjuffer, de houtpanserjuffer, de grote keizerlibel en de paardenbijter. Deze soorten deden het veel minder goed in 2011. Toch zijn de monitoringsgegevens wel bruikbaar om de ecologische kwaliteiten van de tracés te duiden. De soortenrijkste locaties uit 2011 zijn dat opnieuw in 2014. De locaties met de meeste soorten zijn Haf, Runderweg, Jol en Punter. Op al deze locaties is een natuurvriendelijke oever aanwezig. Bij de Haf is deze vrij recent aangelegd (eind 2011). Het aantal soorten is hier opvallend toegenomen. Van 7 soorten in 2011 naar 12 soorten in 2014. Ook blijkt uit de gegevens dat de natuurvriendelijke oevers over het algemeen rijker zijn aan plantensoorten. De oevers die rijk zijn aan libellen hebben ook het hoogste aantal soorten specifieke water- en/of oeverplanten. Deze planten zijn van belang voor verschillende levensfasen van verschillende libellensoorten. Zo zijn roodoogjuffers gebonden aan waterplanten met drijvende bladeren, zoals gele plomp en waterlelie, terwijl oeverlibellen vaak uitkijkposten zoeken op kale oeverdelen. Hoe groter de variatie in oevervorm en planten, des te hoger is de rijkdom aan libellen. Oevers met matige libellenpopulaties missen deze variatie. Zo heeft de Langevelderslag een hele rechte oever met een dichte, monotone rietkraag. Bij Rijnland wordt de vegetatie frequent tot vlakbij het water gemaaid. Hier valt voor libellen weinig te zoeken. Vervolg Het trekken van conclusies op soortniveau is op basis van gegevens uit deze twee jaren op dezelfde locaties niet mogelijk. Wellicht dat er over een langere periode wel trends te zien zijn. Volgend jaar kan bekeken worden of herhaling van de monitoring op locaties uit 2012 soortgelijke resultaten oplevert. Langere monitoring zal een steeds beter beeld geven van de ontwikkeling van de libellenpopulatie van Lelystad. Lantaarntje
8
Soort azuurwaterjuffer grote roodoogjuffer houtpantserjuffer kleine roodoogjuffer lantaarntje variabele waterjuffer watersnuffel blauwe glazenmaker bloedrode heidelibel bruinrode heidelibel gewone oeverlibel glassnijder grote keizerlibel noordse witsnuitlibel paardenbijter platbuik steenrode of bruinrode heidelibel steenrode heidelibel vroege glazenmaker totaal soorten 2014 (2011) totaal aantallen 2014 (2011) type oever aantal plantensoorten oeverplanten waterplanten
bultpark
rijnland
langevelderslag
16-5 20-5 03-7 04-7 29-8 05-9
oostranddreef
16-5 03-7 01-9
punter
bezoekdatum 1 bezoekdatum 2 bezoekdatum 3
jol
haf
Tabel 1 LIBELLEN Lelystad 2014
runderweg
Conclusie Dit onderzoeksjaar maakt eens te meer duidelijk dat diversiteit het sleutelwoord is bij libel-vriendelijk oeverbeheer. Hoe groter de variatie in waterdiepte, breedte en dichtheid van de vegetatie op de oever en in het water, des te hoger de rijkdom aan libellen. De aanleg van natuurvriendelijke oevers pakt positief uit, als dit ook gepaard gaat met variatie in tijd en ruimte in het beheer, zodat diversiteit aanwezig blijft en larven hogere overlevingskansen hebben. Alleen het verwijderen van de beschoeiing is niet voldoende om de oever functioneel ecologisch te maken.
16-5 04-7 05-9
16-5 03-7 01-9
20-5 04-7 05-9
20-5 04-7 05-9
16-5 03-7 01-9
4 6 8 3 13 5 2
8 9 0 15 3 0 0
maximum aantal per locatie 2 0 1 0 15 5 0 0 2 3 0 0 7 12 0 2 2 1 4 25 0 0 2 0 0 0 0 0
0 0 0 4 4 0 0
0 4 0 0 2 1 0
Totaal 2014 15 39 13 43 54 8 2
2011 16 28 1 3 94 1 2
0 0 2 0 0 2 0 3 0
0 1 3 3 0 1 0 0 0
0 0 0 1 0 2 0 4 0
0 0 1 0 0 2 0 4 0
1 0 0 0 0 0 0 1 0
0 0 0 0 1 2 0 0 0
0 0 0 0 0 1 0 1 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 6 4 1 10 0 13 0
2 0 0 11 0 3 4 1 5
0 2 1 12 (7) 51 (79)
1 2 2 10 (6) 48 (29)
0 1 4 10 (5) 40 (15)
1 2 2 9 (8) 33 (24)
0 0 0 5 (7) 9 (21)
0 0 0 4 (3) 30 (21)
0 0 0 4 (3) 10 (5)
0 0 0 3 (3) 7 (12)
2 7 9
1 12 22
16
15
228
206
n 49 14 6
n 53 11 5
n 55 15 4
n 48 13 5
t 43 16 3
t 56 16 2
t 34 6 4
t/n 35 5 3
9
AMFIBIEEN, VISSEN EN REPTIELEN De alpenwatersalamander in Lelystad Inleiding De alpenwatersalamander is, anders dan de naam doet vermoeden, een gewone Nederlandse soort. In Nederland komt de soort vooral op de hogere zandgronden voor. Als voortplantingswater heeft de alpensalamander weinig voorkeur. Wel leeft hij het liefst in water zonder vissen. In Lelystad zijn dit daardoor vaak tuinvijvers. Inventarisatiemethode Het merendeel van de waarnemingen betreffen melden van bewoners die dieren vinden in hun vijver. Daarnaast zijn dieren gevonden door actief met schepnet te vissen of door het zoeken ’s nachts met een zaklamp. Voorkomen in Lelystad De eerste aanwijzing dat de alpenwatersalamander in Lelystad voorkwam, was afkomstig van een bewoner in de Karveel. In zijn tuin scharrelden al jaren meerdere dieren, die hij tegenkwam bij tuinbeheerwerkzaamheden. Nadien zijn vooral waarnemingen verzameld in het oostelijk deel van Lelystad. Succesvolle reproductie is met zekerheid vastgesteld in Karveel, Archipel en Waterwijk. Hier zijn (ook) larven gevonden. De andere waarnemingen betreffen volwassen dieren, waarvan onduidelijk is of ze ter plaatse zich hebben voortgeplant.
Waarnemingen van de alpenwatersalamander 2008-2014
Interpretatie van de gegevens De gepresenteerde waarnemingen berusten voor een groot deel op toeval. Het is dus heel waarschijnlijk dat de alpenwatersalamander op veel meer plekken in Lelystad voorkomt. Onderzoek naar de precieze verspreiding van de soort in Lelystad wordt bemoeilijkt, doordat van veel particulieren toestemming gevraagd moet worden om in hun tuinvijver te mogen vissen. Kansen en bedreigingen Grootste bedreiging is het verloren gaan van tuinvijvers in de periode met larven (april-augustus). Het verstenen van tuinen in zijn algemeenheid en het omvormen van bosstroken nabij tuinen is ook niet gunstig voor de alpenwatersalamander.
10
De ringslang in Lelystad Inleiding Sinds 1989 zijn er ringslangen in de gemeente Lelystad bekend. Het begon met een waarneming van een dier in het Praambos (thans Oostvaardersveld). Sindsdien wordt de soort bijna jaarlijks gezien. Voorkomen in Lelystad - de situatie in het Oostvaardersveld De ringslang behoort tot de sterker beschermde diersoorten in Nederland en krijgt daarom extra aandacht. Sinds 1998 worden er in het Oostvaardersveld door Landschapsbeheer Flevoland broeihopen gemaakt om de soort succesvoller te laten reproduceren. Tevens wordt er jaarlijks in dit gebied gemonitord, waarbij de landelijke systematiek van RAVON gebruikt wordt. De aantalsontwikkeling van het aantal slangen per ronde laat vanaf 1998 een stijgende lijn zien. Kijkend naar de periode vanaf 2009-2010 dan lijkt de populatie echter wel weer af te nemen. Gelukkig nam het aantal dieren per ronde in 2014 wel toe ten opzichte van 2013 (zie figuur 1). Mogelijke oorzaak is de toename van het aantal koniks in dit gebied. Uit tal van onderzoeken blijkt dat (intensieve) begrazing en reptielen is een slechte combinatie is. In 2014 waren er geen koniks in de gebieden grenzend aan het monitoringsgebied vanwege de werkzaamheden in het terrein. Het aantal eieren dat de slangen gelegd hebben in de broeihopen in het gebied (zie figuur 2) laat door de tijd heen vaak eenzelfde patroon zien als de monitoring. 2014 Is echter sterk afwijkend: er zijn nog nooit zoveel eischalen gevonden. Omdat de eieren in 2014 slechts in één hoop gevonden zijn nadert het zelfs het landelijke record van 2845 eieren. 2014 was voor het Oostvaardersveld daarnaast een bijzonder jaar omdat het gebied in de periode februari-december heringericht werd met vergravingen, boskap e.d.. Werkzaamheden waarbij ook rekening gehouden is met de ringslang.
Gemiddeld aantal ringslangen per ronde per jaar 5 4,5 4 3,5 werkzaamheden 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Figuur 1: Gemiddeld aantal waargenomen ringslangen tijdens een monitoringsronde door de tijd.
11 3000
2500
2000
1500
1000
500
0 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Figuur 2: Aantal eischalen van ringslang in alle broeihopen van het Oostvaardersveld door de tijd.
Vóórkomen ringslang in de directe omgeving van Lelystad Ecozone Buiten het startgebied Oostvaardersveld worden pas sinds 2011 regelmatig ringslangen gezien. Reproductie buiten het Oostvaardersveld vindt sindsdien jaarlijks plaats in de Ecozone. In 2014 zijn hier 600 eieren gevonden in de broeihopen. Dit is een minimum aantal omdat in 2014 niet alle broeihopen omgezet konden worden. In 2013 werden in dit gebied 873 eischalen gevonden. De Landerijen Vanaf 2012 worden in de woonwijk De Landerijen ook jaarlijks een of meerdere ringslangen waargenomen. De strook tussen de bebouwing en de Lage Vaart lijkt sterk op de Ecozone waar nu reeds ringslangen voorkomen. Er zijn dus goede kansen dat de ringslang zich hier blijvend kan vestigen. Eind 2013 heeft het Flevo-landschap in het Flevohout tegenover De Landerijen aan de Lage Vaart een broeihoop opgezet. Er zijn geen signalen dat ringslangen deze broeihoop in 2014 hebben gebruikt (controle door het Flevo-landschap moet nog plaatsvinden). Warande Zuid In 2014 zijn meerdere waarnemingen van ringslangen gedaan in Warande Zuid ter hoogte van de Torenvalktocht. Dit lijkt een nieuwe ontwikkeling. Dieren hebben blijkbaar via de Lage Dwarsvaart dit gebied met riet en ruigte (en bebouwing) gevonden. De waarneming van een ringslang in een tuin op de kruising Lage Dwarsvaart-Havendiep geeft aan dat de slangen een groter gebied aan het koloniseren zijn.
12
Figuur 3: Waarnemingen ringslang in 2014. Oostvaardersveld en Ecozone zijn de belangrijkste gebieden maar Warande Zuid en De Landerijen raken ook gekoloniseerd.
Gelderse Hout In het Gelderse Hout (nabij Oostrandpark) was dit voorjaar weer een waarneming van een ringslang. Nu nabij de broeihoop van de Orchideeënveldgroep (vrijwilligersgroep Oostrandpark). De laatste waarneming van dit gebied stamt uit 2011. Onderzoek naar het aantal eischalen in deze broeihoop leverde geen eischalen op.
13
De rugstreeppad in Lelystad Inleiding De rugstreeppad is een paddensoort die open, liefst zanderige gebieden bewoont. Eieren leggen het dier bij voorkeur in recent ontstane wateren van geringe diepte. Oude wateren worden vaak alleen gebruikt als ze frequent geschoond worden. Inventarisatiemethode Het zijn vooral de mannetjes die makkelijk te inventariseren zijn. Zij maken tussen april en augustus ’s nachts een ver dragend geluid nabij een voortplantingswater. Soms zijn deze zangkoren zo groot, dat het moeilijk te bepalen is om op gehoor het aantal roepende mannetjes goed te bepalen. Overdag zijn alle dieren of ingegraven in de grond of verscholen onder een voorwerp op de grond. De kans om overdag een rugstreeppad tegen te komen is daarmee erg klein. De larven (‘kikkervisjes’) zijn wel overdag te vinden in het ondiepe water. De oudere larven zijn goed te onderscheiden van de larven van de gewone pad. Voorkomen in Lelystad Waarnemingen van de rugstreeppad beperken zich tot het zuidwestelijke deel van de stad. De grootste concentratie bevindt zich in Warande West. Hier worden jaarlijks nog grote aantallen gehoord. De zanderige bouwkavels in combinatie met een waterrijke omgeving vormen een ideale leefomgeving. Een aantal dieren wordt jaarlijks gehoord in Haven, waar de poelen ‘buitendijks’ gebruikt worden. De activiteit hier was wel minder dan in voorgaande jaren, wellicht in samenhang met de verandering die de poelen in het afgelopen jaar hebben ondergaan. Na droogval in de zomer van 2013 is verruiging opgetreden. De dichtheid van het riet was dit jaar ook hoger dan in voorgaande jaren, wat ongunstig is voor de rugstreeppad. In Hollandse Hout is de soort nog actief dankzij de tuinvijvers en het feit dat de aantallen rugstreeppadden hoog waren, voordat deze wijk gerealiseerd was. Nieuw dit jaar waren waarnemingen van roepende mannetjes vanuit het nabijgelegen industriegebied Noordersluis, achter op het zanderige terrein van Heembeton. Rond de slootjes rond industrieterrein Flevopoort II werden in 2014 geen rugstreeppadden waargenomen.
Verspreiding van de rugstreeppad in Lelystad in 2010-2014
Interpretatie van gegevens
de
14 Het is zeer waarschijnlijk dat de rugstreeppad beperkt blijft tot het zuidwestelijk deel van de stad. Nachtelijke inventarisaties voor vleermuizen en andere dieren in andere delen van de stad hebben nooit waarnemingen opgeleverd van roepende rugstreeppadden. Het areaal van de rugstreeppad in het zuidwestelijk deel van Lelystad kan nog wel iets groter zijn. Buiten het gegeven kaartbeeld zijn er incidenteel ook waarnemingen van de rugstreeppad in de Oostvaardersplassen ter hoogte van de Hoge praambult (Praamweg) geweest. Kansen en bedreigingen De aanwezigheid van de rugstreeppad op de bouwlocatie Warande vraagt aandacht van de bouwers. Voor februari moet er een overzicht zijn van de plekken waar het aankomende jaar gewerkt moet gaan worden. Ook moet duidelijk zijn waar men dat jaar zeker niet gaat bouwen. Als er in het eerste gebied waterpartijen liggen die het aankomende jaar verwijderd moeten worden, dan dient dit voor eind februari gerealiseerd te zijn. Tegelijkertijd kunnen waterpartijen in de gebieden gegraven worden, waar men het aankomende jaar geen werkzaamheden gaat uitvoeren. Zo ontstaat er een situatie die voor mensen werkbaar is en waar de natuur ook van profiteert. Als het bouwen in Warande afgelopen is, zal er eenzelfde ontwikkeling plaatsvinden als in Hollandse Hout: De soort houdt het nog jaren vol, maar zal langzaam maar zeker verdwijnen. De realisatie van een compensatiegebied in het voormalig zanddepot is wel een vereiste de rijksoverheid, maar zal ook na de bouwperiode sterk in waarde dalen ondanks intensief beheer. Behoud van de rugstreeppad in Lelystad moet gezocht worden in het meeliften met bouwprojecten of door het behoud van open agrarisch landschap. Ruimte voor de pad op bouwlocaties is goed mogelijk, als het Ministerie (thans valt natuurwetgeving onder het Ministerie van Economische Zaken) mee wil gaan in een beleid van poelen graven maar ook dichten van voorplantingswateren.
15
ZOOGDIEREN - MARTERACHTIGEN De boommarter in Lelystad Inleiding De boommarter is een van de moeilijkst waarneembare soorten, en tevens een van de meest beschermde soorten van Flevoland. Vanwege het feit dat de boommarterpopulatie in Nederland onder druk staat, is het zinvol om al in een vroegtijdig stadium van ruimtelijke ontwikkelingsplannen in en om de boommartergebieden rekening te houden met de wensen van de soort. Inventarisatiemethode Verkeersslachtoffers zijn helaas vaak een van de weinige indicatoren dat de soort aanwezig is (of was). Maar er zijn ook andere methoden om het dier te ontdekken. Sinds 2004 heeft Landschapsbeheer Flevoland boommarterkasten hangen in verschillende bossen rond Lelystad. Deze worden door de boommarter vaak gedurende een deel van het jaar benut. Sporen in de vorm van vraatresten en/of keutels zijn dan nog terug te vinden op of in de kast. Sinds 2010 zet landschapsbeheer ook wildcamera’s in. Dit zijn camera’s die op een locatie geplaatst kunnen worden en 1-2 weken in het veld kunnen blijven staan. Elk passerend dier wordt dan gefotografeerd. Ook de boommarter is daarmee goed vast te leggen. Voorkomen in Lelystad In de afgelopen vijf jaar zijn diverse waarnemingen in Lelystad gedaan. Opvallend is dat boommarters rondom de bebouwde kom van Lelystad te vinden zijn: Noordelijk in het Visvijvergebied en Zuigerplasbos. Zuidelijk vooral in het Natuurpark, Hollandse Hout, Oostvaardersveld en Oostvaardersplassen.
Figuur 1: Waarnemingen van de boommarter 2010-2014
Kansen en bedreigingen De boommarter heeft grote oppervlaktes bos nodig. Te denken valt aan 1000 ha per paartje. Veel van de bossen rond Lelystad zijn afzonderlijk te klein voor een gezonde populatie. Gezamenlijk vormen ze wel een leefgebied met voldoende omvang om werkelijk een populatie te kunnen herbergen. Verbindingszones tussen de afzonderlijke bossen zijn voor de boommarter dus van levensbelang. Zonder deze verbindingszones zijn de afzonderlijke bossen te klein en sterft de boommarter weer uit in Lelystad.
16 Figuur 2 maakt duidelijk hoe de leefgebieden en verbindingsbanen nu in elkaar steken. Stadsuitbreidingen (inclusief industrieterreinen), die de leefgebieden maar zeker de verbindingsbanen verkleinen of doorbreken, kunnen op veel grotere schaal effect hebben op de boommarter dan in eerste instantie bedacht wordt. Omdat eventuele compensatie in de vorm van extra bosaanplant tijd vraagt, voordat het functioneel is voor de boommarter, doet de gemeente er goed aan om een goede visie te hebben van de ruimtelijke ontwikkelingen die in en om de stad plaats gaan vinden. Ook dient de gemeente op tijd te anticiperen op dit beleid in de vorm van compensatie van verbindingszones en leefgebieden.
Figuur 2: Belangrijke gebieden en structuren voor de boommarter rond Lelystad.
Binnen het reguliere bosbeheer zijn de bedreigingen voor de boommarter klein. De soort benut graag oude nesten, holle bomen en grove takkenrillen als (tijdelijke) verblijfplaats. Binnen het bosbeheer van de gemeente is het nu ook beleid dat veel van deze plekken behouden blijven.
Boommarter gespot met wildcamera’s juni 2014
17
De steenmarter in Lelystad Inleiding De steenmarter is een liefhebber van kleinschalig landschap met boerderijen, houtwallen en heggen. De soort komt vooral voor in het oosten en zuiden van Nederland. In Flevoland dateert de eerste waarneming uit 2005 en is sindsdien is de steenmarter bezig met een gestage opmars. De meeste waarnemingen komen vooralsnog uit de Noordoostpolder, maar gevonden verkeersslachtoffers nabij Lelystad doen vermoeden dat het een kwestie van tijd is voor de soort dichter bij bebouwing zal opduiken. Kenmerken Deze grote marterachtige heeft de grootte van een kat, maar dan met korte poten. De kop is bruine met een roze neuspunt. Steenmarters hebben meestal een witte bef, die deels doorloopt over de voorpoten. De ondervacht is grijswit. NB: De soort lijkt veel op de boommarter, maar deze heeft een donkere ondervacht en vaak een donkere neuspunt. Leefwijze Zoals alle marterachtigen is ook de steenmarter een jager, die zich voedt met allerlei prooien: vogels, kleine zoogdieren, zoals muizen en ratten, eieren, vruchten, regenwormen etc. Hij bemachtigt zijn prooien tijdens lange nachtelijke strooptochten, waarbij de dieren enkele kilometers afstruinen. Door het jaar heen verblijven de dieren op verschillende (tijdelijke) verblijfplaatsen. Dit kunnen kuilen en spleten zijn onder stenen en struiken. Soms verblijven steenmarters ook in holle bomen of gebouwen. Steenmarters in de woonomgeving Zolang steenmarters geen verblijfplaats in gebouwen hebben gekozen,is er nauwelijks sprake van overlast. In sommige gebieden huizen steenmarters soms onder de motorkap en kunnen daar kabels doorknagen. Dit gedrag is lang niet overal waar steenmarters voorkomen gemeengoed. In gebouwen verblijvend kunnen de dieren soms overlast veroorzaken, vooral als het gaat om een vrouwtje met jongen. Dat kan gepaard gaan met geluiden van roepende en spelende dieren, maar ook om stankoverlast door uitwerpselen en binnengebrachte prooien. Bestrijding zonder ontheffing is wettelijk verboden. Neem contact op met een gecertificeerde ongediertebestrijder om problemen aan te pakken. Voorkomen in Lelystad In Lelystad zijn in de periode 2010-2013 enkele waarnemingen bekend van verkeersslachtoffers. Door de meestal verborgen leefwijze van het dier is het heel goed mogelijk dat andere steenmarters aan de aandacht zijn ontsnapt. Het lijkt er wel op dat de soort toeneemt. In 2014 kregen we een melding dat een dier in een tuin zou voorkomen maar van ons aanbod om een camera op te hangen is geen gebruik gemaakt. Gezien de aard van de melding is de aanwezigheid van bunzing waarschijnlijker. Waarnemingen van steenmarter in Lelystad 2010-2014
18
De otter in Lelystad Inleiding De otter is in 2002 geherintroduceerd in Nederland, nadat de soort 10 jaar daarvoor uitgestorven was. De herintroductie vond plaats in de Weerribben en Wieden. Deze populatie stijgt gestaag en het was een kwestie van tijd voor de soort ook in de gemeente Lelystad zou opduiken. In 2012 werden de eerste sporen in de gemeente Lelystad gevonden. Voorkomen in de gemeente Lelystad Mei 2012 kwam de eerste melding binnen van gevonden ottersporen. Graafactiviteiten en keutels werden aan de buitenzijde van het otterverblijf van het Natuurpark in juli vastgesteld. Een otter deed verwoede pogingen om in het otterverblijf te komen. Gezien de keuze voor de verblijven waar het dier in probeerde te komen betreft het waarschijnlijk een mannelijk dier. Eind 2012 is gestart met het werven van vrijwilligers die de otter monitoren. Daarvoor lopen ze driemaal per winterperiode een aantal vaste punten af. Het aantal waarnemers is in de herfst van 2014 nog met een waarnemer uitgebreid. Monitoring vindt nu plaats in het Zuigerplasbos-Visvijverbos, het natuurpark Lelystad, Lage vaart tussen Flevopoort en Almere, Oostvaardersveld en delen van de Larservaart. In totaal zijn er nu 6 vrijwilligers actief bezig met het monitoren van vaste punten. Daarnaast zijn enkele anderen onregelmatig op zoek naar nieuwe locaties. Binnen de gemeentegrenzen worden ottersporen gevonden langs de Lage Vaart traject Lelystad-Almere, de Oostvaardersplassen, het Natuurpark Lelystad en langs de Larservaart. Al met al is de inschatting dat het om 2-4 dieren gaat. Het verspreidingsbeeld 2013-2014 lijkt sterk op die van 2012-2013. De dieren zit dus al enkele jaren in dezelfde gebieden zodat gesteld kan worden dat de dieren zich blijvend gevestigd hebben.
Waarnemingen van otter(sporen) in gemeente Lelystad (nov 2013-juli 2014). Wit vierkant is een vast telpunt zonder waarneming otter.
19 Kansen en bedreigingen Het verkeer vormt de belangrijkste bedreiging. In Nederland wordt nu eenderde van de aanwas per jaar overreden en volwassen dieren worden zelden ouder dan 4 jaar (terwijl 15 jaar makkelijk te halen zou moeten zijn). Kruispunten van watergangen met wegen vragen daarom aandacht. Zeker bij groot onderhoud of bij de aanleg van nieuwe wegen zou meer aandacht aan het voorkomen van verkeersslachtoffers besteed moeten worden. In 2014 is de op- en afrit van de A6 Lelystad Noord voorzien van otterraster, en zijn er nog plannen om rasters te plaatsen ter hoogte van Hajé op de A6.
20
ZOOGDIEREN – VLEERMUIZEN De gewone dwergvleermuis in Lelystad Inleiding De gewone dwergvleermuis is de meest algemene vleermuis van Lelystad. Vele honderden zijn er in de stad te vinden. Overdag verblijven ze in spouwmuren van huizen of achter boegplaten aan de rand van het dak. De gewone dwergvleermuis behoort echter wel een van de zwaarst beschermde diersoorten van ons land. Schade aan verblijfplaatsen, vliegroutes en jachtgebieden dient voorkomen te worden. Ecologie Gedurende het jaar maken de gewone dwergvleermuizen verschillende verblijfplaatsen en gedragen ze zich anders. Voor de bescherming van de soort zijn vooral verblijfplaatsen van vrouwtjes in de zomer (mei t/m juli) van belang. Veertig tot honderd vrouwtjes kunnen bij elkaar in een verblijf zitten en krijgen daar hun 1 à 2 jongen. Verstoring van zo’n kraamkolonie heeft natuurlijk grote gevolgen op de populatie. Kraamkolonies worden vaak in de zuid- of westmuur gevonden en dan hoog in spouw. De ingang wordt vaak gevormd door een toevallige spleet in de constructie van muur-dak of via ventilatieopeningen hoog in het gebouw. Mannetjes vormen in de zomerperiode kleinere groepjes (1-15 dieren). In het najaar (juli t/m oktober) bezetten ze paarplekken. Vaak zijn dit holten of spleten in een gebouw, die zij gebruiken om te paren. Al vliegend bakenen ze dit gebied af en maken daarbij een apart geluid. Deze werfroep is in het najaar met een detector goed te horen. In de winter zitten mannetjes en vrouwtjes gemixt bijeen. Deze verblijven zijn bijzonder moeilijk te vinden, omdat de dieren bijna een half jaar inactief zijn. Ze maken geen geluid en bewegen nauwelijks. Vaak worden de dieren pas gevonden als een huis verbouwd wordt. De keren dat dergelijke verblijven nu gevonden zijn in Lelystad, betrof het dieren die in de spouw zaten en dan dicht bij de kozijnen van een raam. Zo’n groepje vleermuizen kan tot op de begane grond gevonden worden. In andere plekken van Nederland zijn grote groepen gevonden in de ruimte tussen twee gebouwen. Jagen op insecten doet de gewone dwergvleermuis tot zo’n 2 km van zijn verblijfplaats. Lijnstructuren als bomenrijen of watergangen worden daarbij graag gevolgd. Het jachtgebied is divers maar parkachtige landschappen met waterpartijen hebben de voorkeur. Inventarisatiemethode Sinds 2005 worden wijken van Lelystad ’s nachts regelmatig met de fiets bezocht. Gewapend met een vleermuisdetector worden de gewone dwergvleermuizen in kaart gebracht. Gezocht wordt naar jagende, trekkende en/of roepende dieren. Ook zwermgedrag bij een verblijfplaats wordt in kaart gebracht. Sinds 2002 kunnen bewoners van Lelystad vleermuismeldingen doen bij Landschapsbeheer. Vaak betreft het gevonden dieren in en om het huis. Soms gaat het echter om ‘overlast’ van de vleermuizen nabij het huis. Met name deze laatste groep geeft inzicht in verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis. Voorkomen in Lelystad In elke wijk van Lelystad is de gewone dwergvleermuis te vinden. De dichtheid aan dieren (als maat voor de dichtheid aan verblijven) verschilt echter sterk. Geïndustrialiseerde wijken, Archipel, Gondel, Oostrandpark en Landerijen herbergen weinig dieren. Wijken als Rozengaard en Haven hebben daarentegen opvallend veel dieren en verblijfplaatsen. Het type bebouwing, de dichtheid aan bebouwing en de ligging van goede jachtgebieden ten opzichte van deze wijken speelt waarschijnlijk een cruciale rol in deze verdeling. Opvallend is dat wijken met veel dieren vooral aan de rand van de stad liggen.
21
Figuur 1: De kans op een verblijfplaats op wijkniveau. Gebaseerd op werkelijk gevonden verblijfplaatsen en/of aantal jagende dieren in de schemerperioden
Figuur 2: (Deel)wijken waar op basis van architectuur al (bruin) dan geen kansen (gearceerd) zijn voor vestiging van verblijfplaatsen van vleermuizen (onbepaald).
Rekening houdend met de architectuur van de gebouwen is in 2014 een vleermuispotentiekaart gemaakt voor 1/3 van de Lelystadse (deel)wijken (figuur 2). Aangegeven is of de gebouwen potentieel ruimte bieden voor een verblijfplaats van een vleermuis.
22 De gewone dwergvleermuis is van alle vleermuissoorten de minst kritische voor het kiezen van een verblijfplaats, komt het meeste voor in Lelystad en bepaalt daardoor in belangrijke mate de potentiekaart voor vleermuizen (niet nader bepaald) . Zeker de mannetjes in de paartijd stellen weinig eisen zodat bijna elk gebouw in potentie geschikt is voor deze soort. (Deel)wijken waar geen vleermuizen worden verwacht hebben vaak als karakteristiek dat zij slechts een verdieping hoog zijn, een plat dak hebben, en geen boeidelen hebben. In alle andere gevallen zijn er altijd huizen in een (deel)wijk aanwezig waar de stootvoeg op voldoende hoogte zit, openingen tussen dak en spouw aanwezig (kunnen) zijn, of waar boeidelen rond de daklijst aanwezig zijn. Het is dan niet uit te sluiten dat er vleermuizen kunnen huizen. Vliegroutes en jachtgebieden Veel van de Lelystadse woonwijken zijn weinig interessant voor jagende dwergvleermuizen. Vaak zijn de dieren na het uitvliegen even in de wijk actief maar trekken dan al snel naar de groenstroken of bossen rond de wijk. Kijkend waar dieren zijn aangetroffen, dan vallen de groene stroken met watergangen op. Nabij de watergangen is dan ook vaak laanbeplanting aan te treffen. Deze combinatie vormt een goed jachtbiotoop voor de gewone dwergvleermuis. www.lelystad.waarneming.nl kan kaarten genereren die per locatie een indruk geven van het belang voor het dier. Er dient rekening mee gehouden te worden dat de kaart een momentopname geeft en dat sommige gebieden veel uitvoeriger bestudeerd zijn dan anderen. Handig is om elk geval de periode van de laatste 10 jaar als uitgangspunt te nemen. Kansen en bedreigingen – aanwijzingen voor bouwen en verbouwen Bij verbouwingen van huizen in wijken met grote tot redelijke kans op het voorkomen van een verblijfplaats dient rekening te worden gehouden met het voorkomen van het dier. In het bijzonder als het gaat om verbouwingen die gevolgen hebben voor de spouw aan de bovenste helft van het huis. Betreft het de spouw aan de zuid of westzijde dan is extra waakzaamheid geboden. Werkzaamheden aan schuine daken hebben weinig kans op het treffen van een groep gewone dwergvleermuizen, mits de spouw niet open komt te liggen aan de bovenzijde. Boegborden aan de rand van het dak zijn ook belangrijke plaatsen die bij verbouwing om aandacht vragen. Achter deze beplating kunnen gewone dwergvleermuizen zich heel goed huisvesten. Het zou mooi zijn als bij het vervangen van deze beplating weer ruimte aanwezig blijft voor de gewone dwergvleermuis. De nieuwe bouwverordening van 2012 biedt de ruimte om deze spleten weer aan te brengen. Vroeger was het aanwezig laten van spleten niet toegestaan. Nu is die ruimte er wel. Vooral bij dit type beplating is het eenvoudig om dit te realiseren: weinig moeite voor bewoners, veel plezier voor de vleermuis. Meer informatie over bouwen voor vleermuizen is te vinden op de site www.landschapsbeheer.net. Uitbreiden van de stad richting het agrarisch gebied zal voor de gewone dwergvleermuis redelijk gunstig uitpakken. Er ontstaat meer parkachtig landschap. Uitbreidingen richting de bossen is minder gunstig. Belangrijk jachtgebied zal verdwijnen en dit kan dus effect hebben op de aanwezigheid van de soort in de aangrenzende woonwijk. Inbreiden van de stad (dus groen opheffen voor bebouwing) is zeker ongunstig voor de gewone dwergvleermuis in Lelystad. Deze groene structuren zorgen er juist voor dat in bijna alle woonwijken kansen zijn voor deze soort. Opheffen van groenstructuren in de stad zal negatieve effecten hebben op de gewone dwergvleermuis in de aangrenzende wijken.
23
De laatvlieger in Lelystad Inleiding De laatvlieger is een schaarse vleermuissoort in Lelystad. Waarschijnlijk gaat het maximaal om enkele honderden dieren. Overdag verblijven ze in spouwmuren van huizen of onder het dak. De laatvlieger is een van de zwaarst beschermde diersoorten van ons land. Schade aan verblijfplaatsen, vliegroutes en jachtgebieden dient voorkomen te worden. Ecologie Gedurende het jaar gebruiken laatvliegers verschillende verblijfplaatsen en gedragen ze zich anders. Voor de bescherming van de soort zijn vooral verblijfplaatsen van vrouwtjes in de zomer (mei t/m juli) van belang. Vijfentwintig tot tachtig vrouwtjes kunnen bij elkaar in een verblijf zitten en krijgen daar hun enige jong. Verstoring van zo’n kraamkolonie heeft natuurlijk grote gevolgen op de populatie. Kraamkolonies worden vaak in de zuid- of westmuur gevonden en dan hoog in spouw. De ingang wordt vaak gevormd door een toevallige spleet in de constructie van muur-dak. Ook onder de dakpannen, bijvoorbeeld bij een schoorsteen, kunnen geschikte plekken zijn voor de laatvlieger. Mannetjes vormen in de zomerperiode kleinere groepjes (1-15 dieren). In de winter zitten de dieren gemixt bijeen. Winterverblijven zijn weinig bekend van de laatvlieger. Dieren die gevonden zijn, zitten vaak in de spouw. Jagen op insecten doet de laatvlieger op redelijk grote afstand van zijn verblijfplaats. Tot zeker 5 km is mogelijk. Lijnstructuren als bomenrijen of watergangen worden daarbij heel graag gevolgd, maar het jagen zelf vindt ook in open landschap plaats zoals bijvoorbeeld weilanden of rietlanden. Inventarisatiemethode Sinds 2005 worden wijken van Lelystad ’s nachts regelmatig met de fiets bezocht. Gewapend met een vleermuisdetector worden de laatvliegers in kaart gebracht. Gezocht wordt naar jagende en trekkende dieren. Ook zwermgedrag bij een verblijfplaats wordt in kaart gebracht. Sinds 2002 kunnen bewoners van Lelystad vleermuismeldingen doen bij Landschapsbeheer. Vaak betreft het gevonden dieren in en om het huis. Soms gaat het echter om ‘overlast’ van vleermuizen nabij het huis. Dit heeft in Lelystad slechts enkele keren een verblijfplaats van de laatvlieger opgeleverd. Voorkomen in Lelystad Verblijfplaatsen van de laatvlieger zijn gevonden in Haven. Het betreft dan waarschijnlijk vrouwelijke dieren. Ook nabij industrieterrein Oostervaart vliegen relatief veel dieren via een watergang en de Edelhertweg richting de populieren langs de A6. Verwacht wordt dat ergens op dit industrieterrein nog een kraamkolonie is. De ontoegankelijkheid van dit gebied bemoeilijkt het traceren van de precieze locatie. Ook in Oostrandpark huist waarschijnlijk nog een verblijfplaats. Dieren worden langs de fiets- en wandelpaden tussen deze wijk en Oostervaart in de schemerperioden gezien. De exacte locatie is niet vastgesteld.
24 In andere wijken van Lelystad zijn geen verblijfplaatsen van de soort aangetroffen, hoewel er wel incidenteel een dier waargenomen is. Dit laatste zou kunnen duiden op de aanwezigheid van kleine groepjes die in die wijk voorkomen (mannetjes), maar kan ook betrekking hebben op enkele doortrekkende dieren. Vliegroutes en jachtgebieden Duidelijke vliegroutes zijn vooral buiten de bebouwde kom vastgesteld. Het betreft vooral wegen met laanbeplanting waarlangs de dieren trekken. Binnen de bebouwde kom is het lastiger om eenduidige vliegroutes in kaart te brengen vanwege het grote aantal vliegroutes die vaak gekozen kunnen worden. Zo vliegen de dieren via verschillende straten vanuit het jachtgebied naar een verblijfplaats in LelystadHaven. Beschutting en lijnstructuren zijn in deze woonwijken in ruime mate aanwezig. Via www.lelystad.waarneming.nl zijn kaarten te genereren die per locatie een indruk geven van het belang voor het dier. Rekening dient gehouden te worden dat de kaart een momentopname geeft en dat sommige gebieden veel uitvoeriger bestudeerd zijn dan anderen. Handig is om elk geval de periode van de laatste 10 jaar als uitgangspunt te nemen.
Kansen en bedreigingen – aanwijzingen voor bouwen en verbouwen Bij verbouwingen van huizen in gebieden met grote kans op het voorkomen van een verblijfplaats dient rekening te worden gehouden met het voorkomen van het dier. In het bijzonder als het gaat om verbouwingen die betrekking hebben op de spouw aan de bovenste helft van het huis. Betreft het de spouw aan de zuid of westzijde dan is extra waakzaamheid geboden. Bij werkzaamheden aan schuine daken is er een redelijke kans op het treffen van een laatvlieger. Vooral niet te steile daken met in de directe nabijheid een schoorsteen lijken bovengemiddeld gebruikt te worden. Compensatie en mitigatie aanbieden bij renovaties van daken is voor deze soort lastig. Meer informatie over bouwen voor vleermuizen is te vinden op de site www.landschapsbeheer.net
25
De meervleermuis in Lelystad. Inleiding De meervleermuis is een schaarse vleermuissoort in Lelystad. Waarschijnlijk gaat het maximaal om 200 dieren. Overdag verblijven ze in spouwmuren van huizen of achter boegplaten aan de rand van het dak. De meervleermuis is een van de zwaarst beschermde diersoorten van ons land. Schade aan verblijfplaatsen, vliegroutes en jachtgebieden dient voorkomen te worden. Ecologie Gedurende het jaar gebruiken meervleermuizen verschillende verblijfplaatsen en gedragen ze zich anders. Voor de bescherming van de soort zijn vooral verblijfplaatsen van vrouwtjes in de zomer (mei t/m juli) van belang. Zestig tot honderdvijftig vrouwtjes kunnen bij elkaar in een verblijf zitten en krijgen daar hun enige jong. Verstoring van zo’n kraamkolonie heeft natuurlijk grote gevolgen voor de populatie. Kraamkolonies worden vaak in de zuid- of westmuur gevonden en dan hoog in spouw. De ingang wordt vaak gevormd door een toevallige spleet in de constructie van muur-dak of via de ventilatieopeningen hoog in het gebouw. Mannetjes vormen in de zomerperiode kleinere groepjes (1-15 dieren). In het najaar vindt trek plaats naar de winterverblijven. Onregelmatig worden dan ook dieren in houten vleermuiskasten gevonden. In de winter zitten de dieren gemixt bijeen. Winterverblijven zijn in Nederland met name de bunkers aan de kust en de groeven van Limburg. Veel dieren zullen echter ook in de spouw aanwezig blijven, maar hiervan is weinig bekend. Jagen op insecten doet de meervleermuis tot zo’n 7 km (mannetjes) tot 20 km (vrouwtjes) van zijn verblijfplaats. Lijnstructuren als bomenrijen of watergangen worden daarbij heel graag gevolgd. Inventarisatiemethode Sinds 2005 worden wijken van Lelystad ’s nachts regelmatig met de fiets bezocht. Gewapend met een vleermuisdetector worden de meervleermuizen in kaart gebracht. Gezocht wordt naar jagende en trekkende dieren. Ook zwermgedrag bij een verblijfplaats wordt in kaart gebracht. In de periode 2005-2007 is tevens gewerkt met mistnetten. Deze werden over het water gespannen om zo dieren te vangen en te zenderen. Sinds 2002 kunnen bewoners van Lelystad vleermuismeldingen doen bij Landschapsbeheer. Vaak betreft het gevonden dieren in en om het huis. Soms gaat het echter om ‘overlast’ van de vleermuizen nabij het huis. In 2013 leidde dit tot een melding. Voorkomen in Lelystad Verblijfplaatsen van de meervleermuis zijn te verwachten in Beukenhof, Atolwijk, Haven/Hollandsche Hout en wellicht Boswijk. In 2006 is een mannetjes-verblijf in de Beukenhof gevonden middels gezenderde dieren uit het Gelders Diep. In de Atolwijk loopt een duidelijke vliegroute van minimaal 7 dieren. Gezien het aantal zijn het waarschijnlijk mannetjes. Tot 2012 was duidelijk dat er meervleermuizen in Haven/Hollandsch Hout aanwezig moesten zijn maar bleef de verblijfplaats onduidelijk. Op 17 augustus 2012 werd, naar aanleiding van een melding, een verblijfplaats in de wijk Hollandsche Hout vastgesteld. In 2014 meldden de bewoners van een van de huizen met meervleermuizen dat zij nog steeds uitvliegende dieren hebben, al leken de aantallen in 2014 wat minder. De plas tegenover het Laar (Boswijk) levert ook vroeg in het jaar al enkele jagende dieren op. Het tijdstip waarop de dieren verschijnen is vroeg na zonsondergang, wat erop wijst dat de dieren uit de directe omgeving komen. Het geringe aantal dieren suggereert dat het hier waarschijnlijk mannetjes betreft.
26 Vliegroutes en jachtgebieden Vliegroutes en jachtgebieden hebben vaak een grote overlap. Soms willen dieren zich snel verplaatsen en gebruiken daarbij een bijzondere echolocatie, die afwijkend klinkt op de vleermuisdetector. Andere keren verplaatsen ze zich langzamer en jagen tegelijkertijd. Vliegroutes en jachtgebied bestaat in Lelystad vooral uit de grotere wateren als Lage Dwarsvaart, Havendiep, Lage Vaart, Oostervaart, Gelders Diep en Marker- en IJsselmeer. De Rundertocht en de plas in de Boswijk zijn daarbij wat afwijkend maar zijn van belang Zoeklocaties voor verblijfplaatsen meervleermuizen en waargenomen vliegroutes om van de verblijfplaats naar goed jachtgebied te komen (en vise-versa). De vliegroute Bultpark-Punter is dit jaar nader onderzocht nadat in 2013 een langsvliegend dier werd aangetroffen. De route lijkt zeer incidenteel gebruikt te worden. Pas eind september werden enkele dieren op deze route vastgesteld. www.lelystad.waarneming.nl kan kaarten genereren die per locatie een indruk geven van het belang voor het dier. Er dient rekening mee gehouden te worden, dat de kaart een momentopname geeft en dat sommige gebieden veel uitvoeriger bestudeerd zijn dan anderen. Handig is om elk geval de periode van de laatste 10 jaar als uitgangspunt te nemen. Kansen en bedreigingen – aanwijzingen voor bouwen en verbouwen Bij verbouwingen van huizen in gebieden met grote kans op het voorkomen van een verblijfplaats, dient rekening te worden gehouden met het voorkomen van het dier. In het bijzonder als het gaat om verbouwingen die betrekking hebben op de spouw aan de bovenste helft van het huis. Betreft het de spouw aan de zuid of westzijde dan is extra waakzaamheid geboden. Werkzaamheden aan schuine daken hebben weinig kans op het treffen van een meervleermuis, mits de spouw niet open komt te liggen aan de bovenzijde. Boegborden aan de rand van het dak zijn ook belangrijke plaatsen, die bij verbouwing om aandacht vragen. Achter deze Donker, breed water zoals de Lage Vaart richting Dronten is beplating kan een groepje meervleermuizen zich heel goed het ideale jachtgebied van de meervleermuis. huisvesten. Het zou mooi zijn als bij het vervangen van deze beplating weer ruimte aanwezig blijft voor de meervleermuis. De nieuwe bouwverordening van 2012 biedt de ruimte om deze spleten weer aan te brengen. Vroeger was het aanwezig laten van spleten niet toegestaan. Nu is die ruimte er wel. Vooral bij dit type beplating is het eenvoudig om dit te realiseren: weinig moeite voor bewoners, veel plezier voor de vleermuis. Meer informatie over bouwen voor vleermuizen is te vinden op de site www.landschapsbeheer.net Meervleermuizen zijn gevoelig voor licht. Bij de vliegroutes moet voorkomen worden dat licht op het wateroppervlak valt. Er zijn testen uitgevoerd met verschillende lichtkleuren en meervleermuizen lijken minder gevoelig te zijn voor de kleur ‘amber’. Ook met armaturen en landschappelijke inpassing kan vaak voorkomen worden dat er licht op het wateroppervlak komt. Ontwikkelingen in de stad die daar wellicht mee te maken krijgen zijn: verlichtingsplannen langs het Gelders Diep, Warande Zuid bij de Lage Dwarsvaart, verdere ontwikkeling van de industrieterreinen De Serpeling , Flevopoort en Visvijvergebied.
27
De watervleermuis in Lelystad. De watervleermuis is een soort die overdag graag in holle bomen verblijft en ’s nachts vlak boven het wateroppervlak jaagt op (dans)muggen. Het jachtgebied van de watervleermuis lijkt daarmee sterk op dat van de meervleermuis. De watervleermuis heeft de neiging om óók boven kleine wateren te jagen en de meervleermuis jaagt, in tegenstelling tot de watervleermuis, ook makkelijk boven grote wateren als IJsselmeer en Markermeer. De watervleermuis heeft een actieradius van enkele kilometers tussen verblijfplaats en jachtgebied. Waarnemingen van jagende watervleermuizen zijn daarom vaak gebonden aan bos of oude parken. Binnen de bebouwde kom van Lelystad zijn maar weinig waarnemingen van de watervleermuis bekend, terwijl de grotere waterpartijen in de stad allemaal minimaal eenmaal onderzocht zijn. Binnen www.waarneming.nl bestaan meerdere waarnemingen van watervleermuizen die niet meegenomen zijn in de verspreidingskaart. Nader contact met enkele waarnemers leert dat zij niet zeker zijn van hun waarnemingen. Niet uitgesloten is dat zij hun waarneming verward hebben met de meervleermuis. Beide soorten komen sterk overeen in uiterlijk en in gedrag. Waarnemingen van de watervleermuis zijn alle gevonden in de buurt van grotere bossystemen. Zo zijn dieren jagend waargenomen boven het Gelders Diep dat grenst aan het Gelderse Hout. Het ligt in de verwachting dat binnen dit bosgebied een verblijfplaats aanwezig is. Ook nabij het Oostvaardersveld en Larserbos zijn meerdere waarnemingen gedaan waardoor een verblijfplaats in deze regio verwacht mag worden. Daarnaast zijn er enkele losse waarnemingen van een enkel dier bij het Overijsselse Hout.
Verspreiding watervleermuis 2009-2014 binnen de gemeente Lelystad
Verblijfplaatsen Gezien de waarnemingen lijkt een verblijfplaats in de bebouwde kom van Lelystad niet aannemelijk. Binnen de bebouwde kom zijn weliswaar boomstructuren te vinden, maar het aantal holle bomen zal in deze goed onderhouden en/of jonge structuren te klein van volume zijn voor deze soort. Kansen en bedreigingen Bosbeheer Binnen het bosbeheer wordt vaak gebruik gemaakt van de gedragscode Bosbeheer. Hierin wordt geadviseerd om bomen met holten tijdens dunningwerkzaamheden te sparen. Deze maatregel is erg gunstig voor de watervleermuis omdat daarmee het aantal holten in het bos op peil blijft. Verwacht wordt dat het aantal potentiele verblijfplaatsen in de (jonge) bossen van Flevoland de soort nog altijd beperkt. Verlichting boven waterwegen De watervleermuis is, net als de meervleermuis, gevoelig voor verstoring door lichtbronnen. Oplossingen om schade te voorkomen komen overeen met die beschreven bij de meervleermuis.
28
VOGELS Het Meetnet Urbane Soorten in Lelystad Inleiding Om beter zicht te krijgen op aantallen en verspreiding van vogels in stedelijke omgeving is SOVON Vogelonderzoek Nederland in 2007 begonnen met een landelijk meetnet. In dit Meetnet Urbane Soorten (MUS) worden stadsvogels op gestandaardiseerde wijze gemonitord. Omdat vogels een goede indicator zijn van de toestand van de woonomgeving, wordt deze als het ware mee-gemonitord. Ook in Lelystad wordt aan dit onderzoek meegedaan. Methode MUS-telgebieden hebben de grootte van postcodegebieden. Hierbinnen zijn twaalf vaste telpunten geselecteerd, die jaarlijks drie keer geteld worden in de periode tussen 1 april en half juli. De tellingen binnen het meetnet geven alleen inzicht in vogels die in deze periode de stad gebruiken om te broeden of voedsel te zoeken. Wintergasten blijven buiten de telling. De tellingen vinden plaats binnen bebouwd gebied. Bossen en grotere stadsparken worden niet in het onderzoek meegenomen. Onderstaande tabel geef een overzicht van de telgebieden en wanneer deze geteld zijn: Tabel 1 - Meetnet Urbane Soorten - telgebieden Postcodegebied Jaar 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
8212
x x x x x x
8225
x x x x
8242 x x x x x x x
8243 x x x
x
De vier telgebieden bestrijken tezamen ongeveer de helft van het bebouwde gebied van Lelystad. Ze bevinden zich allemaal wel aan de buitenrand, waar gemiddeld meer groen aanwezig is dan in de binnenstad.
29 Resultaten Lelystad is behoorlijk vogelrijk. In de afgelopen zeven jaar werden binnen het meetnet 70 soorten in de stad waargenomen. Jaarlijks worden tussen de 41 en 53 soorten binnen het meetnet waargenomen. Tabel 2 laat de soortenrijkdom per jaar zien: Tabel 2 - Meetnet Urbane Soorten - aantal vogelsoorten jaar 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 totaal
8212
30 30 28 29 25 28 38
8225
8242
40 40 45 38 53
31 34 35 36 41 33 30 51
8243
Lelystad
42 40 38
42 44 47 41 48 53 50 49 70
36 52
Van de onderzochte wijken is postcodegebied 8212 het minst soortenrijk. De overige wijken ontlopen elkaar niet veel. Mogelijk hangen deze verschillen samen met de aanwezigheid van grotere wateren. 8212 Heeft geen telpunten in de buurt van groot water. Trends Het is niet eenvoudig om trends te distilleren uit de waarnemingen. Ongeveer de helft van het aantal soorten komt in hele lage aantallen voor of geeft jaarlijks grote fluctuaties te zien. Bij deze soorten is de trend voor Lelystad onduidelijk. Voorbeelden hiervan zijn de braamsluiper en de fuut. Dertig procent van de soorten laat een min of meer stabiel beeld zien. Bij zes soorten lijkt sprake te zijn van een dalende trend. Bij fitis, spreeuw, turkse tortel, vink en zanglijster is deze daling ook op landelijk niveau te zien. Alleen de afname van de groenling (in alle Lelystadse telgebieden) is tegen de landelijke trend in. Er zijn ook soorten die het steeds beter doen. De krakeend en de “soepgans” (verwilderde huisgans) zijn in opmars, in overeenstemming met landelijke cijfers. Typische bossoorten als appelvink, boomkruiper en gaai lijken bezig met een toename, met name in de telgebieden die gelegen zijn naast grotere park/bosgebieden. Dit past ook goed in het ouder worden van de bomen in het openbaar groen. Enkele soorten profiteren van de zachte winter 2013-2014. Roodborst en winterkoning namen weer toe en ook de ijsvogel liet zich binnen het meetnet zien. Deze laatste profiteert mogelijk ook van de toename van het aantal natuurvriendelijke oevers in Lelystad. De tabel op de volgende pagina’s geeft een overzicht van de waarnemingen binnen het meetnet in Lelystad van 2007 t/m 2014. Elk jaar dat er langer in het meetnet wordt geteld zullen de ontwikkelingen van vogels in Lelystad duidelijker worden.
30
70 102 12 21 27 27 31 23 9 12 14 21 12 11 22 13 4 4 10 21 1 3 7 11 9 12 8 7 5 8 7 8 17 19 6 8 5 9 4 2 5 3 1 7 23 12 5 7 22 8 2 0 12 10 1 3 0 0 2 4 7 7 0 2 0 24 1 1
87 14 29 26 12 14 10 21 7 33 0 13 13 17 10 3 19 8 7 1 7 3 1 3 9 0 9 0 0 3 7 1 0 0
32 27 37 18 6 21 13 7 14 13 2 11 10 11 11 8 4 4 5 5 2 0 0 2 0 3 1 2 7 0 0 1 0 0
49 13 27 20 13 16 10 12 18 20 6 4 6 1 6 5 2 8 1 6 5 0 0 3 0 2 1 4 3 0 0 3 1 2
51 9 29 17 3 17 10 9 11 14 0 8 6 3 4 3 3 2 4 4 3 1 2 1 0 1 0 1 1 0 0 1 3 0
63 14 22 23 16 15 10 16 25 18 2 7 6 0 8 2 3 6 10 5 2 2 1 4 0 0 4 0 0 0 0 3 3 1
56 8 38 18 23 18 15 8 17 10 1 9 6 5 4 7 3 6 5 4 4 1 2 1 0 3 0 1 4 0 0 2 5 1
39 25 28 7 15 14 11 7 15 20 6 6 6 3 6 5 4 12 8 4 4 5 6 4 0 0 0 4 3 0 0 3 0 2
53 76 73 138 19 166 118 7 22 53 42 30 15 28 38 16 16 34 9 10 10 13 11 15 5 18 18 21 9 16 13 11 27 20 31 13 5 4 5 9 0 12 8 108 5 10 10 9 5 9 10 8 2 25 6 8 4 4 9 10 0 16 6 6 2 10 9 13 7 6 4 3 2 5 7 0 4 6 9 9 3 4 5 5 0 6 4 1 1 3 6 5 2 2 0 2 0 5 2 1 0 1 11 6 0 0 4 1 0 4 3 2 0 0 0 0 0 9 0 8 0 0 0 0 2 3 1 2 1 0 0 0 0 3 2 1
gem. 2014
61 5 26 24 89 12 16 10 5 15 1 6 10 20 5 7 11 7 10 2 8 4 0 3 1 6 10 7 0 1 25 4 1 1
2013
45 4 32 15 3 14 11 4 0 0 1 2 5 0 9 7 2 5 4 4 5 6 0 5 0 0 0 0 8 0 0 0 0 0
2012
53 2 38 14 6 14 13 11 0 1 0 6 2 0 9 6 0 6 4 4 6 4 0 3 0 0 0 8 4 0 0 0 0 3
2011
54 11 28 14 0 14 13 10 0 1 1 5 5 2 9 7 1 4 6 5 8 9 0 2 0 0 0 0 1 0 0 0 0 2
2010
78 7 39 20 2 17 19 11 0 0 0 3 7 0 11 9 1 9 6 4 3 8 0 4 0 1 0 0 2 0 0 0 0 2
2009
2014
65 3 35 18 0 23 20 11 0 3 0 7 5 1 9 7 2 7 5 7 4 6 0 1 0 3 0 0 3 0 0 0 0 1
2008
2013
45 4 32 26 4 12 15 9 0 9 0 4 10 1 14 10 2 6 8 5 4 7 0 1 0 0 0 0 7 0 0 0 0 0
2007
2012
Huismus Spreeuw Merel Houtduif Gierzwaluw Koolmees Turkse Tortel Ekster Kauw Boerenzwaluw Zilvermeeuw Zwarte Kraai Tjiftjaf Wilde Eend Winterkoning Groenling Meerkoet Pimpelmees Heggenmus Vink Zwartkop Zanglijster Kokmeeuw Gaai Soepeend Fitis Fuut Aalscholver Huiszwaluw Kleine Mantelmeeuw Soepgans Kleine Karekiet Stadsduif Blauwe Reiger
2014
2011
2009
2010
2008
2009
2007
soort
2008
gemiddeld maximum
2014
maximum
2013
maximum
2012
maximum 2011
maximum 2014
Lelystad
2013
8243
2012
8242
2011
8225
2010
8212 2009
Overzicht Meetnet Urbane Soorten 2007 - 2014
46 76 53 77 58 67 60 65 58 12 166 73 8 6 9 10 16 12 39 53 40 30 32 29 31 31 31 27 28 28 21 18 22 21 15 21 20 34 8 9 2 36 11 11 13 8 13 16 14 20 15 15 16 12 3 18 16 15 15 15 13 12 7 23 16 10 11 10 12 13 10 14 13 20 23 10 6 10 7 6 12 10 4 9 13 9 11 7 14 12 17 12 5 38 0 1 1 3 5 15 10 11 6 8 5 7 8 9 7 9 10 8 6 8 7 7 8 7 25 9 3 2 7 5 3 7 8 4 10 10 7 8 6 8 8 1 16 7 7 5 6 7 6 3 8 10 7 6 3 5 7 8 8 0 6 4 6 5 7 5 9 5 4 5 6 3 5 9 5 7 4 3 6 7 7 6 4 4 3 3 5 4,0 3,5 4,7 3,5 4,3 5,7 4,3 5,0 1 6,0 2,0 2,7 3,5 4,7 3,7 5,3 2,5 7 3,0 3,0 1,7 1,0 0,3 8,3 6,0 2,3 1 2,0 1,0 2,0 1,0 3,7 2,7 4,7 2,8 0 5,0 1,0 0,3 0,0 0,3 7,3 2,7 2,3 6 1,0 7,0 2,7 2,0 2,3 1,7 0,0 1,5 0 0,0 2,5 0,7 0,0 4,7 4,0 3,3 2,3 0 4,0 2,5 2,0 0,5 2,3 0,7 5,0 0,0 4 0,0 3,5 3,3 2,0 0,7 1,7 2,3 3,0 1 9,0 0,0 2,7 0,0 0,3 0,7 1,3 1,0 0 0,0 0,0 0,0 0,0 8,3 2,3 2,3 1,8 6 3,0 1,0 1,7 0,5 2,3 0,7 1,7 2,3 0 0,0 0,0 0,3 1,5 1,3 1,7 8,0 0,3 2 3,0 1,0 1,0 0,5 1,3 1,3 2,0 0,5
2007 2014 64 37 34 22 15 15 14 12 12 10 8 8 8 8 7 7 7 6 5 5 4,4 3,8 3,2 2,5 2,4 2,3 2,2 2,1 2,1 1,9 1,8 1,6 1,6 1,3
Totaal per wijk
2012
2013
2014
2011
2012
2013
2014
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2007
2008
2009
2014
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Totaal per jaar per wijk
2011
Knobbelzwaan Waterhoen Grote Bonte Specht Roodborst Witte Kwikstaart Braamsluiper Boomkruiper Tuinfluiter Scholekster Ringmus Staartmees Boomklever Appelvink Putter Grasmus Kuifeend Krakeend Buizerd Sperwer Holenduif Stormmeeuw Zwarte Roodstaart Boompieper Grote Mantelmeeuw Nijlgans Torenvalk Havik IJsvogel Koekoek Bosrietzanger Goudhaan Grote Lijster Kneu Nachtegaal Visdief Grauwe Gans
2010
(vervolg)
2009
31
0 0 1 3 1 1 1 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0
0 0 3 1 2 1 3 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 1 1 0 1 1 1 0 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 1 1 0 0 2 1 0 2 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 4 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 3 3 1 2 2 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0
1 0 1 1 1 0 1 0 0 2 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0
0 0 1 2 1 0 0 1 0 1 0 1 1 0 0 0 4 0 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
4 5 2 1 0 1 1 0 0 2 0 0 5 0 0 2 0 2 1 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0
7 1 2 1 0 3 3 0 0 1 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 1
0 0 1 2 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 1 1 2 1 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 0 0 0 1 3 0 1 0 0 0 0 0 2 0 0 0 1 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 1 3 1 0 1 2 0 0 0 1 0 0 0 2 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0
1 2 1 0 0 1 1 1 0 0 9 0 0 2 0 0 0 0 1 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0
0 0 1 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 2 1 0 1 4 2 0 0 0 0 0 0 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0
2 6 0 0 2 1 0 1 3 0 0 3 0 1 2 1 0 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 0 0 1 1 2 0 3 4 0 2 0 0 0 0 1 0 1 0 1 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0
8 0 0 0 1 2 0 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0
4 2 0 4 2 0 0 1 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0
2,0 6,0 0,0 0,0 2,0 1,0 0,0 1,0 3,0 0,0 0,0 3,0 0,0 1,0 2,0 1,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 1,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
0,5 0,0 0,5 1,5 1,0 1,0 0,0 1,5 2,0 0,0 1,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 0,0 0,5 0,5 0,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
2,7 0,0 0,7 1,3 1,3 1,3 0,3 0,7 0,3 0,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,3 0,0 0,0
0,5 0,0 1,5 0,5 1,5 2,0 1,5 0,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 0,5 0,0 0,0 0,5 0,0 0,5 0,0 0,0 0,0 0,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
0,3 0,0 1,0 1,7 0,7 0,3 1,0 1,0 0,0 1,7 0,0 0,3 0,7 0,0 0,0 0,7 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,3 0,0
0,3 0,7 1,0 1,0 0,3 0,3 1,0 1,0 0,0 1,0 3,0 0,3 0,3 0,7 0,3 0,0 1,3 0,0 0,3 0,0 0,7 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
1,3 1,7 2,3 0,3 0,3 0,3 0,7 0,0 0,0 0,7 0,0 0,0 1,7 0,3 0,0 0,7 0,7 1,0 0,3 0,0 0,7 0,0 0,0 0,0 0,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
2,8 0,8 1,8 2,3 0,8 1,5 2,3 0,8 1,0 0,5 0,0 0,0 0,5 0,0 0,0 0,0 0,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,0 0,5 0,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,3
30
30
28
29
25
28
40
40
45
38
31
34
35
36
41
33
30
42
40
38
36
42
44
47
41
48
53
50
49
8212
38
8225
53
8242
51
8243
52
Lelystad
2007 2014 1,3 1,1 1,1 1,1 1,0 1,0 0,8 0,8 0,8 0,6 0,5 0,5 0,4 0,4 0,4 0,4 0,3 0,3 0,2 0,2 0,2 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 70
32
Gierzwaluw De gierzwaluw is een typisch stedelijke vogel. Buiten de bebouwde kom van dorpen en steden broeden nauwelijks dieren. Deze vogel nestelt onder dakpannen die al vliegend goed bereikbaar zijn en waar de vogels zich uit kunnen laten vallen om meteen weg te kunnen vliegen. In de praktijk zijn het daardoor vooral steile daken met een hoek kleiner dan 90° of minimaal twee verdiepingen hoge gebouwen met een blinde zijgevel. De gierzwaluw is tevens een kolonievogel. Binnen een (deel)wijk dienen dan ook een groot aantal gebouwen te zijn dat voldoet aan de gestelde kenmerken voordat de gierzwaluw zich hier kan vestigen. De aanwezigheid van geschikte nestplaatsen is waarschijnlijk de meest beperkende factor voor de soort en bestaande nestplaatsen zijn daarom jaarrond beschermd. Dit betekent dat de nestplaatsen ook buiten het broedseizoen niet ontoegankelijk gemaakt, of gesloopt mogen worden zonder ontheffing Flora en Faunawet. Een derde deel van de stad is onderzocht op de aanwezigheid van potentiele verblijfplaatsen van de gierzwaluw. Slechts kleine delen van de stad lenen zich voor de vestiging van deze soort: Daken zijn zelden steil genoeg of er zijn niet meerdere blinde muren met openingen naar dak in de (deel)wijk aanwezig. De gevonden locaties komen sterk overeen met de huidige broedplaatsen van de soort. Broedende vogels zijn binnen het onderzoeksgebied bekend van Lelystad-Haven, Karveel en Horst. Van het overige tweederde deel van Lelystad dat nog niet onderzocht is, is alleen nog een kolonie in het Lelycentrum bekend. Dit is ook een wat afwijkende kolonie omdat de dieren in een kantorencomplex huizen.
Wijken met al (geel) dan geen (gearceerd) kansen voor broedende gierzwaluwen.
33
Huis- en boerenzwaluw in of aan gebouwen Huis- en boerenzwaluwen broeden op verschillende plekken in Lelystad. Huiszwaluwen broeden graag tegen een gebouw of hoge autobrug aan waarbij ze onder de overstekende (dak)rand een komvormig nest maken van modder uit de omgeving. De dakrand heeft daarbij een lichte kleur (meestal wit). Boerenzwaluwen broeden liever wat beschutter en donkerder: vaak binnen gebouwen/schuren of dieper onder een overkapping. Ook onder de Lelystadse houten fietsbruggen kan deze soort vaak worden aangetroffen. Eenderde deel van de Lelystadse woonwijken is in 2014 geïnventariseerd op (deel)wijkniveau waarbij de architectuur van de huizen bepaalt of huis- of boerenzwaluw in deze (deel)wijk in potentie een broedplek kunnen vinden. De overige 2/3 deel van de stad staat op de planning 2015-2016. De aanwezigheid van een overdekte carport, een flatgalerij, brede lichte overstek bij huizen zijn bepalende criteria. In de potentiekaart is geen onderscheid is gemaakt tussen boeren- of huiszwaluw.
De nieuwe wijk Hanzenborg is ideaal voor huiszwaluwen: brede, witte oversteek bij ramen en modder in de directe omgeving.
Het Galjoen met haar overkappingen bij de voordeur biedt plek voor nesten van boerenzwaluw.
Geen rekening is gehouden met de aanwezigheid van modder om de nesten te bouwen. Deze situatie kan lokaal ineens sterk veranderen. Duidelijk is dat als er bouwlocaties in de directe omgeving zijn de kans op het bezetten van de potentiele broedlocaties stijgt.
34 In grote lijnen geldt wel dat wijken aan de rand van de stad en in het bijzonder aan de Markermeerzijde meer kans hebben op vestiging van zwaluwen op of onder een gebouw, dan wijken in het centrum van de stad. Dit vanwege de aanwezigheid van modder (bouwmateriaal nest) en voedselaanbod. Op de kaart met de potentiele broedplaatsen van de twee zwaluwen zijn tevens bekende broedlocaties ingetekend. In grote lijnen worden wijken met broedplekken inderdaad ingeschat als potentieel broedplaats. Als van een wijk ingeschat wordt dat de architectuur ongeschikt is voor zwaluwen en er is toch een broedpaar gevonden dan blijkt dit meestal een zwaluw te zijn die onder een brug broedt.
Wijken met al dan niet goede kans op broedende huis/boerenzwaluw (blauw/gearceerd). Tevens bekende broedparen huiszwaluw (blauw) en boerenzwaluw (groen).
35
Scholekster als dakbroeder Inleiding Dat de stedelijke omgeving in toenemende mate wordt ontdekt als vestigingsplaats wordt geïllustreerd door de scholekster. Deze markant gekleurde vogel geldt vooralsnog als weidevogel. Maar nu de weilanden door allerlei oorzaken (rationalisatie van de landbouw) steeds minder geschikt worden om jongen groot te brengen, breidt de vogel zijn broedstrategie uit. De scholekster kan dit doen omdat de soort, in tegenstelling tot andere weidevogels zoals kievit en grutto, voedsel naar de jongen transporteert. Waar jonge grutto’s al snel op eigen pootjes moeten staan om hun kostje bij elkaar te scharrelen, worden jonge scholeksters lang door pa en ma gevoerd. Broedplaatsen Stedelijk broedende scholeksters stellen een paar eisen aan hun broedplek: Ze willen een vrij groot plat dak, liefst bedekt met kiezelstenen en er moeten wat sappige bermen in de buurt zijn waar ze voedsel kunnen vinden. Onderstaand kaartje toont waarnemingen van scholeksters in Lelystad in 2014. Het werkelijke aantal ligt vermoedelijk hoger, omdat niet heel Lelystad onderzocht is.
Aandachtspunten De aanwezigheid van broedende scholeksters op daken verdient meer aandacht. De vogels zijn doorgaans honkvast en keren vaak jaarlijks terug naar hetzelfde dak. Zo wordt al jaren gebroed op het Provinciehuis en het Flevoziekenhuis. Bij werkzaamheden aan het dak, dient rekening gehouden te worden met deze broedvogels, die niet mogen worden verstoord. Ook bij bermbeheer kan met de soort worden meegedacht. Door gefaseerd te maaien, blijft er voldoende voedsel voorhanden.
36
PLANTEN Graslandmonitoring Inleiding Een van de, in botanische opzicht, meest interessante gebieden van Lelystad is een graslandje in de Overijsselse Hout, in beheer bij de gemeente. Van dit gebied (kavel A 54) is veel bekend, mede dankzij onderzoek uit 1997 door dhr. B. Smit. In 2011 werd het grasland opnieuw gemonitord (zie Reinhold & Heemskerk, 2011). Het gebied bleek grote veranderingen te hebben ondergaan, maar nog steeds botanisch waardevol te zijn. Nu drie jaar later is opnieuw onderzoek gedaan om de ontwikkeling van de vegetatie in het gebied te volgen. Ook in de ecozone is een door de gemeente beheerd grasland onder de loep genomen. Van dit grasland waren nog geen gegevens bekend. Nu is voor het eerst naar de soortensamenstelling gekeken. Door deze graslanden te blijven monitoren kunnen uitspraken over de ontwikkeling gedaan worden en aanbevelingen voor beheer gegeven worden. Methode Op 30 mei, 6 juni en 15 juli 2014 werd Kavel A 54 geïnventariseerd. Het bleek door verandering van het gebied niet langer houdbaar om het op gelijke manier te werk te gaan met de steekproefpunten van dhr. Smit. De punten waren niet meer terug te vinden. In plaats hiervan werd gekozen om op duidelijk herkenbare plekken een vijftal tracés te bemonsteren van 2,5 x 15m. In de ecozone werd geïnventariseerd op 15 mei, 4 juli en 15 juli. Hier werden twee tracés bemonsterd. De ligging van de vegetatieopnamen is weergegeven in bijlage 2. Bij de inventarisaties werd alleen gekeken naar hogere planten. Mossen zijn buiten beschouwing gelaten. De inventarisaties werden uitgevoerd door Ria Heemskerk en Bram Smit. Het voorkomen en de bedekking van de soorten is bepaald volgens de methode van Braun-Blanquet. Hierbij is gewerkt met de volgende codering: code 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Tabel 1 – codering volgens Braun-Blanquet bodembedekking (%) aantal individuen <5 1 tot 2 <5 3 tot 10 <5 11 tot 100 <5 > 100 5 – 12 willekeurig 13 – 25 willekeurig 26 – 50 willekeurig 51 – 75 willekeurig 76 – 100 willekeurig
Resultaten Op de volgende pagina’s worden de resultaten van de inventarisaties van 2014 weergegeven. Tabel 2 toont de resultaten van de vegetatieopnamen van het grasland in de Overijsselse Hout. De inventarisatiegegevens van de ecozone worden in tabel 3 gepresenteerd. Overijsselse Hout (kavel A 54) Bij de vegetatieopnamen in het grasveldje “A 54” in de Overijsselse Hout werden in totaal 73 soorten aangetroffen (zie tabel 2) op een totaal onderzocht oppervlak van 188 m2. Buiten de opnamen werden nog 7 andere soorten gevonden. Meest algemene soorten zijn fiorin, smalle weegbree, roodzwenkgras, pastinaak en gestreepte witbol. Rode lijstsoorten op deze kavel zijn addertongvaren, duifkruid, geelhartje, grote centaurie, kleine ratelaar en stijve ogentroost. Ook is het veldje rijk aan orchideeën. 2014 Was een goed orchideeënjaar. Op het veld stonden talloze rietorchissen en gevlekte rietorchissen in bloei. Andere smaakmakers zijn grote ratelaar, veldlathyrus en echt duizendguldenkruid.
37 Tabel 2 – Planteninventarisatie Overijsselse hout (kavel A 54) opnamen 2014 1997 2011 1 2 3 4 5 overig gemiddeld gemiddeld gemiddeld 99 97 100 100 99 100 99,0 87,6 96,2
30 mei, 6 juni, 15 juli 2014 totale bedekking (%) addertongvaren akkerdistel akkermelkdistel akkervergeet-me-nietje basterdklaver bosandoorn bosveldkers boswilg brunel dagkoekoeksbloem dauwbraam duifkruid duinriet duizendblad echt duizendguldenkruid engels raaigras es fiorin fluitenkruid fraai duizendguldenkruid framboos geel walstro geelhartje gestreepte witbol gevlekte rietorchis gewone berenklauw gewone esdoorn gewone hoornbloem gewone margriet gewone melkdistel gewone rolklaver gewoon struisgras glad walstro glanshaver grasmuur grote brandnetel grote centaurie grote klaproos grote ratelaar grote weegbree harig wilgenroosje heermoes hopklaver ijle dravik jacobskruiskruid kleefkruid klein hoefblad kleine klaver kleine ratelaar klein streepzaad knoopkruid koninginnekruid kropaar kruipende boterbloem krulzuring kweek madeliefje muskuskaasjeskruid muskuskruid
RL
2 3 3 3
1 2 1 1
1
3
3 1
2
3
1
2 3 3 3 2
1 5 2
1 5 x
RL
x 3
6 1
RL 5 3 3 1 3
1 2 1 6
3 4
4 3 3
3 3 2
4 1
1
3
2
3 2 4 4 1
2 3 4 1 1 1 1
5
3 3 2 2 3
3 4 3 3
4 1 3 RL
x 3
5
1
4 4
2 3
2 2 1 1
2 2 2 1
1 1 2
1
3
3
2
1
1
5 3 2 3
2
4
4 1 3 3 3
2
RL
1
4
x
1,8 2,2 1,2 2,6 0,6 0,0 0,0 0,4 2,2 0,2 0,2 0,0 0,6 0,6 0,6 1,8 0,2 5,0 0,4 0,0 0,0 0,4 2,6 3,6 2,2 1,2 0,2 2,4 0,4 0,6 1,0 0,8 0,6 1,4 0,2 0,6 0,0 0,0 0,8 0,0 0,0 2,6 1,8 0,6 0,2 0,6 0,4 1,8 0,4 0,0 1,6 0,2 3,2 1,2 1,2 1,4 0,0 0,0 0,0
0,0 1,5 1,8 0,0 2,7 0,0 0,0 0,0 3,6 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 4,7 0,0 0,2 0,0 0,0 2,0 2,6 0,4 0,4 0,0 2,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 0,0 0,8 0,1 0,0 0,0 0,0 0,1 1,7 0,0 0,2 0,0 0,0 4,6 0,8 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 1,2 0,3 0,2 0,3 0,1 0,0 0,0 0,8 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,4 0,0 2,7 0,0 0,1 0,0 0,0 1,3 2,0 0,0 0,5 0,0 0,9 0,1 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,9 0,0 0,1 0,0 0,2 0,2 1,5 0,2 0,0 0,0 0,7 0,5 0,6 0,1 0,0 0,4 0,0 1,9 0,8 0,3 0,0 0,2 0,0 0,0
38
Tabel 2 (vervolg)
soort oeverzegge paardenbloem pastinaak pinksterbloem reukgras riet rietgras rietorchis rietzwenkgras rode klaver rode kornoelje roodzwenkgras ruwbeemdgras scherpe boterbloem sint-Janskruid smalle weegbree smalle wikke smeerwortel speerdistel stijve ogentroost straatgras tengere rus timotheegras valse voszegge veldbeemdgras veldereprijs veldesdoorn (spaanse aak) veldiep veldlathyrus veldzuring vierzadige wikke voederwikke vogelmuur vogelwikke wilde chichorei wilde peen witte klaver zachte dravik zachte ooievaarsbek zilverschoon zomereik
aantal soorten/opname
1
2
2 5 2
1 5 1
3
opnamen 2014 1997 2011 4 5 overig gemiddeld gemiddeld gemiddeld x
4 2
1 3
2 4 1 x
3
3
2 1 3 5 3
3
5
RL
2 3
2 3 3
2 2 3
4 4 3
4 4
4 4 3
7 4 4
4 1
5
4
6 2
1
4 4
4
2 1 3
3
4
4 1
1 1 1
1
1 1 1
1 1 1
1 x 1
4
4
1 2
1
1 5 1
41 37 30
1
43 36
7
0,0 1,2 4,2 1,2 0,0 0,0 0,0 2,4 1,6 2,2 0,2 4,4 3,4 3,4 0,0 4,8 0,6 0,0 0,0 0,6 0,0 0,2 2,0 0,0 3,2 0,0 0,2 0,2 0,6 0,4 0,8 0,2 0,0 0,0 0,2 2,4 0,0 0,0 0,2 1,0 0,4
0,0 3,3 1,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,4 0,0 0,5 0,0 5,3 3,6 0,0 0,0 1,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,5 0,0 1,8 0,2 0,1 0,0 0,0 0,0 0,3 0,4 0,0 0,2 0,0 0,2 0,5 0,1 0,0 0,0 0,1
0,0 1,9 2,2 0,0 0,0 0,2 0,2 0,1 0,0 1,7 0,1 3,0 2,0 1,6 0,1 2,1 0,0 0,2 0,0 1,2 0,1 0,1 0,4 0,2 0,5 0,1 0,0 0,0 0,4 0,1 0,2 0,1 0,1 0,1 0,0 0,8 0,4 0,0 0,0 0,2 0,0
73
44
65
Vergelijking met vegetatieopnamen in 1997 en 2011 Het aantal soorten is toegenomen: In 1997 werden 44 soorten aangetroffen, in 2011 waren dat er 65. De toename is waarschijnlijk gedeeltelijk te danken aan het inzaaien met een zaadmengsel in een deel van het gebied. Het is niet aannemelijk dat het verschijnen van grote centaurie en duifkruid op een andere wijze heeft plaatsgevonden. Deze zeldzame rode lijstsoorten horen van nature thuis op kalkgraslanden. Het is dan ook niet aannemelijk dat ze lang stand zullen houden op deze veel voedselrijkere grond. Aanbevelingen voor beheer Sinds de monitoring van 2011, is een viertal vrijstaande bomen op het veldje aangeplant. Hoewel ze een aantrekkelijke aanblik bieden zal hun groei van toenemende invloed zijn op het karakter van het grasland. Toenemende beschaduwing en door bladafval toenemende voedselrijkdom zullen nadelig zijn voor specifieke graslandsoorten, die juist op dit veld zo’n hoge botanische waarde geven. Het zou beter zijn deze bomen hier te verwijderen en het graslandkarakter te behouden.
39 Ook de steeds verder oprukkende bosrand maakt het grasgebied steeds kleiner en de invloed van de omringende bosvegetatie steeds groter. Periodiek terugzetten van de bosrand is dan ook aan te bevelen. Ecozone De inventarisatie van twee steekproefgebieden in de ecozone leverde 63 soorten op en nog 12 soorten in het grasland buiten de steekproefgebieden (zie tabel 3). Meest algemeen zijn hier algemene grassoorten, zoals kropaar, engels raaigras, fiorin, gestreepte witbol en rietgras. De interessantste soorten zijn gele morgenster, bermooievaarsbek en avondkoekoeksbloem. Er werden geen rode lijstsoorten aangetroffen. Tabel 3 – Planteninventarisatie Ecozone oppervlakte akkerdistel akkervergeet-me-nietje avondkoekoeksbloem basterdklaver beemdooievaarsbek bermooievaarsbek bijvoet boerenwormkruid brunel duinriet duizendblad egelantier engels raaigras fiorin fluitenkruid geel nagelkruid gekroesde melkdistel gele morgenster gestreepte witbol gewone berenklauw gewone braam gewone hoornbloem gewone margriet gewoon struisgras glanshaver grote brandnetel grote kaardebol grote weegbree harig wilgenroosje heermoes hondsdraf jakobskruiskruid kleefkruid klein hoefblad klein streepzaad kleine klaver knoopkruid kompassla kropaar kruipende boterbloem kruldistel krulzuring kweek madeliefje middelste teunisbloem paardenbloem pastinaak reuzenberenklauw ridderzuring
Vak 1 40 m2 3,0 3,0 1,0 0,0 1,0
Vak 2 20 m2 3,0 3,0 1,0 1,0 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 4,0 4,0 3,0 0,0 1,0 0,0 4,0 2,0 0,0 2,0 0,0 4,0 3,0 3,0
3,0 1,0 3,0 2,0 4,0 1,0 4,0 4,0 4,0 1,0 0,0 1,0 4,0 2,0 1,0 2,0 2,0 2,0 0,0 3,0
1,0
1,0
0,0 0,0 0,0 3,0 5,0 0,0 0,0
4,0 1,0 3,0 3,0 0,0 1,0 4,0
1,0 5,0 0,0 0,0 4,0 4,0 0,0 0,0 3,0
0,0 4,0 2,0 1,0 3,0 3,0 3,0 1,0 4,0
0,0 3,0
2,0 0,0
overig
x
x x
x
x
gemiddeld 3,0 3,0 1,0 0,5 0,5 0,0 1,5 0,5 1,5 1,0 2,0 0,5 4,0 4,0 3,5 0,5 0,5 0,5 4,0 2,0 0,5 2,0 1,0 3,0 1,5 3,0 0,0 1,0 0,0 2,0 0,5 1,5 3,0 2,5 0,5 2,0 0,0 0,5 4,5 1,0 0,5 3,5 3,5 1,5 0,5 3,5 0,0 1,0 1,5
40 Tabel 1 (vervolg) riet rietgras ringelwikke rode klaver rode kornoelje roodzwenkgras ruwbeemdgras scherpe boterbloem schijfkamille slibbladige ooievaarsbek smalle weegbree smeerwortel speerdistel stalkaars straatgras timotheegras veldzuring voederwikke wilde peen witte klaver zachte dravik zachte ooievaarsbek zevenblad zwarte mosterd
Vak 1 3,0 4,0 3,0 1,0 0,0 4,0 3,0
Vak 2 4,0 4,0 1,0 4,0 1,0 4,0 5,0
3,0 4,0 3,0 3,0
0,0 3,0 3,0 1,0
0,0
1,0
1,0 3,0 3,0 2,0 0,0 0,0 2,0
1,0 0,0 0,0 0,0 2,0 1,0 1,0
aantal soorten/opname
38
53
overig
x
x x x x
10
gemiddeld 3,5 4,0 2,0 2,5 0,5 4,0 4,0 0,0 1,5 3,5 3,0 2,0 0,0 0,5 0,0 0,0 0,0 1,0 1,5 1,5 1,0 1,0 0,5 1,5 63
Aanbevelingen voor beheer Het gebied heeft door de aanwezigheid van verschillen in relief de potentie om zich verder te ontwikkelen naar een meer soortenrijk grasland. De aanwezigheid van reuzenberenklauw is wel een aandachtspunt. Als niet wordt ingegrepen zal deze niet van nature in Nederland thuishorende soort snel gaan woekeren en het hele gebied gaan domineren.
41
Oeverplanten in Lelystad Inleiding Lelystad is rijk aan water. Binnen de bebouwde kom is een blauwe dooradering aanwezig van talloze wateren. Om de waterbergingscapaciteit te vergroten en de leefomgeving te verbeteren worden op diverse plaatsen traditionele oevers vervangen door natuurvriendelijke oevers. Oeverzones met een rijke biodiversiteit zijn goed voor de natuur maar vooral ook mooier om naar te kijken. De aanwezigheid van diverse planten geeft ook een mooier bloemrijke oeverzone weer. Beheer en grondsoort zijn twee belangrijke factoren die de biodiversiteit aan planten zal beïnvloeden. In het noorden van Lelystad is meer zandgrond (gunstig voor de biodiversiteit) en in het zuiden is meer klei. Het beheer van de oeverzone bestaat vooral uit 1 of 2 keer per jaar maaien en het maaisel afvoeren. Monitoringsmethodiek Eens in de drie jaar worden 48 locaties onderzocht: per jaar 16 locaties. De locaties worden verspreid over de stad om de grondsoorten goed te verdelen. Daarnaast worden locaties gezocht met verschillend beheer. De locaties die in 2014 zijn onderzocht staan in bijlage 1. Deze locaties werden in 2011 eerder geïnventariseerd, waardoor nu vergeleken kan worden tussen beide jaren. Gewerkt wordt met streeplijsten. Een lijst van planten die over een vaste afstand (100 meter) in de slootkant/berm (1 meter breed) aanwezig zijn. Door twee inventarisatierondes te houden, worden zowel voorjaars- als najaarsbloeiers opgemerkt. Ook werd gekeken naar de aanwezigheid van variatie van de oevervegetatie op twee criteria: de breedte van het ongemaaide deel van de oevervegetatie en de aanwezigheid van water- en oeverplanten buiten de beschoeiing (in het water).
Natuurvriendelijke oever bij de Horst. De grote variatie in de oever zorgt voor een grote soortenrijkdom met aansprekende plantensoorten.
Resultaten Tabel 1 geeft een overzicht van de gevonden plantensoorten per tracé. In totaal zijn er in de oeverzones 160 plantensoorten vastgesteld. Gemiddeld werden per oeverstrook 44 soorten gevonden, maar de variatie is groot: van slechts 27 soorten tot 56 per 100 meter. Van de soorten die er voorkomen zijn 48 soorten typisch voor de vochtige oeverzone. Meest algemeen aangetroffen oeverplanten zijn riet, harig wilgenroosje en gele lis. Bijzonder waren de vondsten van grote egelskop, grote waterweegbree en moerasandijvie. Maar ook worden er soorten gevonden, die niet thuishoren in Nederland, zoals Snoekkruid, een exotische vijverplant.
42 Vergelijking met 2011 Ten opzichte van 2011 is het totaal aantal soorten nagenoeg hetzelfde. Gemiddeld werden in 2014 per oeverstrook wel zeven soorten meer aangetroffen. Een aantal soorten werd dit jaar niet meer aangetroffen, waaronder krabbenscheer (een rode lijstsoort). Deze was vermoedelijk door een vijverliefhebber uitgezet want de groeimogelijkheden zijn in Lelystad beperkt (te basisch water). Er verschenen ook nieuwe soorten, waaronder enkele exoten. Een aantal oevers heeft een opvallende ontwikkeling in soortenrijkdom doorgemaakt. Bij de Runderweg nam deze zelfs met 58% toe. Dit zal ongetwijfeld samenhangen met de ontwikkeling van de natuurvriendelijke oever. Conclusie De grootste soortenrijkdom werd aangetroffen bij natuurvriendelijke oevers. Dit oevertype scoort ook het hoogst bij de diversiteit aan echte oeverplanten. Bij traditionele, beschoeide oevers gaat over het algemeen regel op: Daar waar de gehele oeverstrook gemaaid wordt tot dicht bij het water, zijn de soortenaantallen het laagst, tenzij de oevervegetatie zich aan de buitenzijde (waterzijde) van de beschoeiing heeft weten te vestigen. Brede hoge rietkragen herbergen doorgaans ook weinig plantensoorten. Bij beide oevertypes is variatie in de breedte van het gemaaide deel van de oever over het algemeen bevorderlijk voor de soortenrijkdom. Grondsoort lijkt niet opvallend bepalend te zijn voor het voorkomen van een rijke (oever)begroeiing.
x
x
x
16-punter
15-jol
14-vijfherenlanden
13-rijnland x
x
x
x x x
x
x
x x
x
x
x x
x
x
x
x
x x x
x
x
x x
X x
x
x x
X X
x
x x
x
x x
x x x
x x
X
x x
aantal 2011
x
x
aantal 2014
x
12-haf (Z-kant sl)
11-oostranddreef
10-golfpark
09-kempenaar
08-gelderse dreef
07-tjalk
06-horst
05-Laar
x
x x
04-bultpark2
03-bultpark1
abeel adderwortel akkerdistel akkerereprijs akkerkers akkermelkdistel akkervergeetmeniet akkerwinde avondkoekoeksbloem basterdklaver basterdwederik behaarde boterbloem beklierde duizendknoop bijvoet bitterzoet blaartrekkende botterbloem boerenwormkruid bosrank boswilg brede weegbree breedbladige wespenorchis
02-langevelderslag
Tabel 1 Oeverinventarisaties Lelystad 2014
01-runderweg
Beheer Oevers met de hoogste soortenrijkdom kenmerken zich allemaal door veel variatie, vaak samenhangend met een natuurlijk oeverprofiel. Door variatie in waterdiepte, aanwezigheid van inhammen en doorwerking van deze factoren op stroomsterkte en sedimentatie, zijn hier meer groeiomstandigheden, waarin verschillende plantensoorten kunnen gedijen. Ook variatie in maaibeheer en het laten staan van waterplanten buiten de beschoeiing heeft een positieve invloed op de soortenrijkdom en –samenstelling. Meer kleinschalige variatie in de breedte van de ongemaaide oeverzone is wenselijk. Hierbij moet bedacht worden dat voor broedende rietvogels, zoals de kleine karekiet, stroken riet van minimaal 1,5 m breedte en 20 m lengte vereist zijn, die gedurende het broedseizoen (dat tot in augustus kan duren bij deze soorten!) niet gemaaid wordt.
2 1 9 1 0 6 6 1 1 1 7 1 1 0 2 5 2 1 2 5 1
2 1 13 1 1 6 6 3 0 1 6 1 0 2 1 7 0 1 0 8 2
x x x
x
x x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x x
x x
X X X X X
x x
x
x
x
x
x
x
x x x x x
x
x
x x
x x
x
x
x x
x x x
x x x x
x x
x x
x
x
x x
x
x x
x
x x x
x x
x
x
x x x
x x x
x
x
x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x x
x
x x
x
x x
x
x
x x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x x
x x
x
x
x x
x x
x x x
x x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x x
x x
x x
x
x
x x x
x
x x
x
x
x
x
aantal 2011
16-punter
x
aantal 2014
x
15-jol
x
14-vijfherenlanden
12-haf (Z-kant sl)
x
13-rijnland
11-oostranddreef
x
10-golfpark
x
09-kempenaar
07-tjalk
x
x
08-gelderse dreef
06-horst
x x
05-Laar
x x
04-bultpark2
02-langevelderslag
brunel bultkroos canadese fijnstraal echte valeriaan eenstijlige meidoorn egelboterbloem engels raaigras es esdoorn fioringras fluitenkruid fonteinkruid (spec) geel nagelkruid geknikte vossestaart gekroesde melkdistel gele lis gele plomp gele waterkers geoorde wilg gevlekte rietorchis gewone berenklauw gewone hoornbloem gewone melkdistel gewone rolklaver gewone vogelkers gewone waterbies gewoon struisgras glad walstro glanshaver griekse (?) alant (* exoot) grof hoornblad groot hoefblad groot streepzaad grote brandnetel grote egelskop grote ereprijs grote kaardebol grote kattenstaart grote lisdodde grote ratelaar grote waterweegbree haagwinde hangende zegge harig wilgenroosje heen heermoes herderstasje herik hondsdraf hop hopklaver jacobskruiskruid japanse duizendknoop (* exoot) kale jonker katwilg kikkerbeet
03-bultpark1
Oeverinventarisaties Lelystad (vervolg)
01-runderweg
43
6 6 0 1 1 1 14 1 4 11 8 2 2 1 3 7 6 1 1 5 4 13 4 2 0 2 9 0 5 1 6 1 2 12 1 1 0 2 3 1 1 9 0 15 3 12 0 0 3 2 4 2 1 0 2 7
5 2 1 2 1 0 12 2 4 5 7 4 2 1 3 5 4 0 1 2 2 10 3 1 1 1 3 1 2 0 1 1 1 11 0 1 1 1 3 0 0 7 1 13 6 13 1 1 2 1 4 0 1 1 1 3
x x
x x x
x
x
x x
x x x
x
x
x x
x x x
x
x
x x
x x x
x
x x
x x
x x
x
x x
x x x
x x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x x
x
x
x
x x x
? x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x
x x x
x x
x x x
x
x
x
x
x
x
x x x
x
x
x
x
x x
x x
? x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x x
x
x
x
x
x
x x
x
x x x
x
x x x x x
x
x
x x
x
x
x
x
x x
x x x
x
x x
x x
x
x x
x x
x
x x x x
x x
x
x
x x
x
x x
x x
x x
x
x
x x
x
x x x
x
x
x
x
x
x x x
x
x x
x x x
x
x
x x x x x
x x
aantal 2011
x
x x
aantal 2014
x x
x
16-punter
x x
15-jol
x x
14-vijfherenlanden
x
13-rijnland
x x
12-haf (Z-kant sl)
x
x x x x
10-golfpark
x
09-kempenaar
x
08-gelderse dreef
x
06-horst
x
05-Laar
x x
11-oostranddreef
x x
x x
07-tjalk
x
04-bultpark2
x x
03-bultpark1
kleefkruid klein hoefblad klein streepzaad kleine klaver kleine kroos kleine watereppe klimop klimop-ereprijs knoopkruid koninginnekruid kraakwilg krabbenscheer (RL) kranswier kropaar kruipende boterbloem krulzuring kweek late guldenroede liesgras look-zonder-look lupine luzerne madelief margriet melganzevoet moerasandijvie moerasandoorn moerasmelkdistel moerasrolklaver moerasspirea moerasvergeetmeniet moeraswederik muskuskaasjeskruid paardenbloem pastinaak perzikkruid pijlkruid pinksterbloem pitrus populier puntkroos puntwederik reukloze kamille reuzenberenklauw ridderzuring riet rietgras rietorchis/brede orchis rietzwenkgras robertskruid rode klaver rode kornoelje rood zwenkgras roze waterlelie (exoot) ruw beemdgras ruwe bies
02-langevelderslag
Oeverinventarisaties Lelystad (vervolg)
01-runderweg
44
12 11 2 8 6 8 1 0 1 5 1 0 1 10 4 12 8 3 5 1 0 2 16 1 0 1 8 3 1 1 4 1 1 15 1 2 1 9 1 3 2 1 0 1 7 16 4 2 4 0 13 5 9 2 16 3
11 10 3 7 6 8 0 2 0 3 1 1 1 7 4 15 6 3 4 1 1 0 14 1 2 0 6 1 2 0 5 2 1 15 1 3 1 7 0 2 2 1 1 1 8 15 4 2 4 1 10 3 6 2 7 1
x
x
x
x
x x ?
x
x x
x
x
x
x x
x
x
x x x
x x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x x
x x
x x
x x
x
x
x
x
x
x x
x
x x x
x
x x x
x
x
x
x x x
x
x
x
x
x
x x x x
x
x
x
x x
x x x x x
x
x
x x
x
x x x
x
x x
x x
x
x
x x
x
x x x x
x
x x
x x x x
x x x
x
x
x x x
x x x
x
x
x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x x
x
x
x
x
x x
x
x
x x x
x x x x x x 53 35 56 27 36 22 24 46 30 40 4 4 3 14 15 35 15 13 11 11
x x x x x x x x x x x x x x x x 49 54 42 53 41 43 49 34 28 55 48 38 56 43 44 30 24 43 31 24 44 45 13 11 10 8 5 2 18 7 5 8 14 24 9 9 17 16 21 24 10 9 19 17
j n z
j t k
x
n n k
j t k
n t k
n t k
j n k
n t k
j n z
n t z
n n z
n t k
n t k
n t k
j n z
j n z
aantal 2011
x x
aantal 2014
16-punter
x
15-jol
x
14-vijfherenlanden
10-golfpark
x
13-rijnland
09-kempenaar
x
12-haf (Z-kant sl)
08-gelderse dreef
x
11-oostranddreef
07-tjalk
x
06-horst
x
05-Laar
04-bultpark2
x
03-bultpark1
scherpe boterbloem schietwilg schijnaardbei (Potentilla indica) * sint janskruid slangenwortel slanke waterkers slipbladige ooievaarsbek smalbladige wikke smalle waterpest smalle weegbree smeerwortel snoekkruid (Pontederia cordata)* speerdistel sterrekroos stomp vlotgras straatgras tengere rus timoteegras valse voszegge veelwortelig kroos veerdelig tandzaad veldlathyrus veldzuring vlier voederwikke vogelmuur watergentiaan watermunt waterranonkel spec. waterscheerling waterzuring wilde chichorei wilde peen wilgenroosje witte klaver witte waterkers witte waterlelie wolfspoot wollige munt zachte dravik zachte witbol zevenblad zilverschoon zoete kers zomereik zomprus zwanenbloem zwarte els aantal soorten 2014 aantal soorten 2011 niet aangetroffen 2014, wel 2011 wel aangetroffen 2014, niet 2011 variatie in breedte ongemaaid deel en/of begroeiing buiten beschoeiing type oever zand / klei
02-langevelderslag
Oeverinventarisaties Lelystad (vervolg)
01-runderweg
45
13 1 1 1 0 2 0 0 2 14 4 1 6 8 0 15 2 2 6 5 1 2 2 9 5 1 3 6 1 1 3 2 3 0 6 3 2 8 1 1 10 1 1 1 7 4 3 12 160
13 1 0 0 1 1 4 1 2 12 3 0 11 3 2 10 0 2 1 2 1 1 0 3 4 0 2 8 1 1 2 2 0 2 7 0 3 7 1 1 8 0 0 2 6 0 1 10 159
21 24
46
Rietorchis in Lelystad
Verspreiding van de rietorchis in Lelystad 2009-2014
Inleiding Rietorchissen zijn in Lelystad vrij algemeen. Lelystad is daarmee een van de rijkste gemeenten van Flevoland. De meeste rietorchissen staan langs watergangen op de overgang rietstrook-grasland. Er zijn enkele belangrijke gebieden met relatief veel rietorchissen, zoals Bultpark, kavel A54, Kempenaar en Bergbos. 2014 was een goed orchideeënjaar. Een milde winter zorgde ervoor dat veel planten dit jaar in bloei kwamen. Veel locaties hadden meer of een gelijk aantal bloeiende planten dan in het startjaar van de monitoring. Dit nadat de meeste locaties sinds de monitoring juist een afname hadden laten zien. 350 300
Bergbos*
250
Kustendreef - Atol
200
Gelders Diep
150
Kempenaar
100
oostrandpark
50
Bultpark (*10)
0 2009
2010
2011
2012
2013
2014
Aantal boeiende rietorchissen op verschillende plaatsen in Lelystad in de periode 2009-2014. 2014 was
47
Aantal bloeiende rietorchissen op verschillende locaties in Lelystad 2009 2010 2011 2012 2013 Bergbos 112 62 67 89 Bultpark 660 605 892 479 Gelders Diep 55 3 Kempenaar 46 12 59 176 Kustendreef - Atol 130 3 19 Oostrandpark-poel 0 3
2014 166 711 3 287 85 38
rood = geteld na maaibeurt
Bergbos In de brede grasstrook die door het Bergbos loopt groeien al jaren rietorchissen. Sinds 2009 wordt het aantal bloeiende rietorchissen geteld. De aantallen variëren maar sinds de dip van 2011 neemt het aantal bloeiende planten weer toe. Het beheer is de laatste jaren ook geïntensiveerd. Verruigging van de vegetatie vond plaats en nu tracht Landschapsbeheer Flevoland de grasstrook 2x per jaar te maaien en af te voeren. In bloei en in zaad staande planten worden gespaard tijdens deze maaiacties. Bultpark Eén van de rijkste gebieden van Lelystad en tevens een van de meest zichtbare locaties van Lelystad. Het aantal bloeiende planten is in 2014 weer sterk verbeterd na een jaar waarin allerlei werkzaamheden aan de oever plaatsvonden en het beheer niet optimaal was. Op de plaatsen waar de beschoeiing vervangen is, is de rietorchis echter nog niet teruggekeerd. Gelders Diep De populatie van het Gelders Diep ontwikkelt zich slecht. In 2014 konden slechts 3 rietochissen nog gevonden worden. Het beheer van deze locatie vraagt wel aandacht. De indruk bestaat dat de vegetatie teveel verruigt. Kempenaar In de brede berm van de Kempenaar is het aantal bloeiende rietorchissen sterk toegenomen. Gecombineerd met de ontwikkeling van grote- en behaarde ratelaar is het een mooie vegetatie. Het probleem van verruiging zoals bij andere locaties speelt hier niet. Het maaibeheer lijkt hier beter afgestemd op de rietorchis en ook de aanwezigheid van de halfparasiet ratelaar heeft een gunstige uitwerking op de groeimogelijkheden van de rietorchis. Ratelaar zorgt ervoor dat de biomassa minimaal 15% lager ligt dan in terreinen zonder ratelaar en deze biomassareductie vindt vooral bij grassen plaats. Kustendreef De rietorchissen van de Kunstendreef staan heel verspreid langs deze weg. In de winter van 2011-2012 zijn de oevers van de aanliggende sloot ‘natuurvriendelijk’ gemaakt zonder rekening te houden met de aanwezigheid van de rietorchis. In 2012 resulteerde dit in 3 bloeiende planten. De toename van 2013 en 2014 stemt hoopvol voor de toekomst. Deze bermen worden half juni gemaaid en in dezelfde werkgang wordt het maaisel afgezogen. Het is voor de rietorchis onmogelijk om zaad te zetten. Dit lijkt op de langere termijn een probleem. Het is verstandig om delen met rietorchis eens in de 2-3 jaar niet te maaien en deze
48 delen dus vlak voor het maaiseizoen op te zoeken en uit te rasteren. In 2014 werd ook geconstateerd dat het baggerbeheer van het Waterschap ook aandacht vraagt. Baggermateriaal wordt enige tijd juist in de strook van de rietorchis gestort om organismen uit de bagger de kans te geven om terug te keren naar de sloot. Deze depositie leidt echter tot vermesting van de oeverzone wat het maaibeheer van de oever en de rietorchis teniet doet. Oostrandpark - poel Eind 2011 heeft een groep bewoners van het Oostrandpark zich verenigd in de beheergroep “orchideeënveld”. Ze beheren een gebied aan de rand van de Oostervaart met daarin een poel. Gezien de grondslag bood dit gebied goede kansen om de rietorchis te krijgen rondom deze poel, maar het beheer was te weinig intensief om daadwerkelijk vestiging van orchideeën te realiseren. Sinds 2012 wordt het aantal bloeiende rietorchissen geteld: 0! In 2013 waren dit 3 orchideeën en in 2014 is dit sterk gestegen naar 38. Rietorchissen ontwikkelen langzaam: het duurt meestal 3 jaar alvorens te bloeien. De verwachtingen voor 2015 zijn dat het aantal bloeiende planten nog sterk toeneemt.
Beheer van poel in Oostrandpark is afgestemd op rietorchis en amfibieën.
Kansen en bedreigingen Beheer Het beheer is zowel een kans als een bedreiging. Goed uitgevoerd beheer, dat ervoor zorgt dat voedingsstoffen worden afgevoerd door het (groene) maaisel te verwijderen, is noodzakelijk om op de langere termijn de orchideeen te behouden. Daarnaast moeten de planten regelmatig in de gelegenheid zijn om te bloeien en zaad te zetten. Jaarlijks maaien in de periode mei-augustus geeft de plant geen kans om zaad te zetten, maar is wel de beste periode om voedsel af te voeren. Een goed compromis tussen beide aspecten moet dus gevonden worden. Meerdere beheerders van de oever Het waterschap heeft het beheer van de waterfase overgenomen van de gemeente. De droge fase is nog steeds in beheer van de gemeente. Goede communicatie tussen beide beheerders is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de rietorchis, die op de grens van beide beheergebieden leeft, behouden blijft. Rijden met zwaar materieel door de berm kan schade opleveren aan de vegetatie en ook het op de kant zetten van de bagger is schadelijk voor de orchideerijke vegetatie. Beide organsiaties dienen dus een goed overzicht te hebben van de belangrijke orchideelocaties.
49
Literatuur Reinhold, J; Heemskerk, R – Natuurrijk Lelystad: bijzondere natuur in kaart brengen. LBF 2011-21 Reinhold, J; Heemskerk, R; Smeets, B. – Bijzondere natuur in Lelystad. LBF 2012-28 Heemskerk, R; Reinhold, J; Colijn, E. – Monitoren Flora en Fauna in Lelystad 2013. LBF 2013-28
50
BIJLAGE 1 - Locaties monitoring van oeverplanten en libellen
51
BIJLAGE 2 - Locaties van de graslandkarteringen