QUICKSCAN VAN LITERATUUR OVER SOCIAL RETURN
1. INLEIDING Deze quickscan heeft tot doel een beknopt overzicht te geven van publicaties over het onderwerp social return. De volgende vragen worden beantwoord: 1. 2. 3. 4.
Wat is social return? Hoe wordt social return toegepast door gemeenten? Wat zijn de effecten, kosten en baten van social return? Wat zijn succesfactoren bij de uitvoering van social return?
Werkwijze Aan de hand van een aantal sleutelbegrippen is op internet gezocht naar Nederlandse publicaties over social return (onderzoeken, handleidingen, persberichten, artikelen in vaktijdschriften). De opbrengsten hiervan vormden vertrekpunt bij het verder zoeken naar publicaties volgens de zogeheten ‘sneeuwbalmethode’. Deze zoekstrategieën leverden een beperkt aantal referenties op. De reden hiervan is dat er nog weinig onderzoek is gedaan naar social return. Leeswijzer Deze notitie start met een samenvatting van de bevindingen en bespreekt daarna de resultaten aan de hand van bovengenoemde deelvragen. In de bijlage zijn opgenomen: de invulling van social return door de gemeente Den Haag (bijlage 1) en een lijst van gebruikte bronnen (bijlage 2).
2. RESULTATEN 2.1 Social return: doel en vormen Social return is het maken van (al dan niet dwingende) afspraken met opdrachtnemers van aanbestedingen van diensten, werken en leveringen over het inrichten van (nieuwe of bestaande) arbeidsplaatsen, leerwerkplekken en stageplekken voor doelgroepen met een afstand tot de arbeidsmarkt (Koppe, 2011). Met welk doel social return wordt ingezet kan per gemeente verschillen. Meestal gaat het om het vergroten van de arbeidsmarktkansen van doelgroeppersonen door hen werkervaring te laten opdoen. Social return is toepasbaar bij inkoopprocedures boven en onder de Europese aanbestedingsdrempel. Als het Europese aanbestedingen betreft, zijn er juridische regels waaraan social return doelstellingen. Het is juridisch ook mogelijk om bij subsidieverlening social-returnvoorwaarden te hanteren. Social return kan op verschillende manieren worden meegenomen bij de inkoop, namelijk (PIANOo: expertisecentrum, Brouwer et al., 2011, Rens et al., 2007):
als bijzondere uitvoeringsvoorwaarde (zoals contracteisen); als gunningscriterium; als geschikheidseis; opdrachten of percelen daarvan voor te behouden aan SW bedrijven; percelen via de percelenregeling uit de aanbesteding te houden.
1
Tabel 1: toelichting vormen van social return Bijzondere Het stellen van sociale eisen in het bestek waarmee de opdrachtnemer bij uitvoerings inschrijving op de aanbesteding akkoord dient te gaan. Voorbeelden: contracteis voorwaarde (verlonen van een percentage van de aanneem- of loonsom aan doelgroepen met een afstand tot de arbeidsmarkt1) of de ideeëninventarisatie, waar opdrachtnemers zelf een voorstel te doen voor de invulling van sociale eisen in het bestek. Gunnings De opdrachtnemer wordt gevraagd een voorstel te doen voor het invullen van criterium sociale eisen opgenomen in het bestek. Toegekende punten aan dit voorstel tellen mee bij de gunning. Geschiktheids Het stellen van eisen aan de ervaring van opdrachtnemers met de invulling van eis sociale eisen in het bestek. Er dient een duidelijk verband te zijn tussen deze eisen en het voorwerp van de opdracht. Bij social return blijkt dit een lastig punt. Voorbehouden In het bestek moet vermeld worden dat de opdracht is voorbehouden aan SWSW bedrijven bedrijven (en niet aan private partijen). Alle inschrijvende SW-bedrijven moeten gelijk beoordeeld worden. Percelen Het plaatsen van percelen bij geselecteerde sociale ondernemers via een opdelen onderhandse procedure. De samengestelde waarde van individuele percelen bepaalt echter wel of een opdracht Europees moet worden aanbesteed.
Andere invullingen zijn eveneens denkbaar. Bijvoorbeeld door inschrijvers te vragen sociale projecten te sponsoren, gratis diensten te verstrekken aan instellingen met een maatschappelijk nut of vrijwilligerswerk te verrichten voor goede doelen. Gewoonlijk zijn deze invullingen alleen geschikt voor inkopen onder de Europese aanbestedingsdrempel. De criteria waarop de inschrijvende partij beoordeeld worden, moeten bij Europese aanbestedingen namelijk een relatie hebben met wat wordt ingekocht. Dat is bij deze invullingen niet het geval (Van Wijk, 2011).
2.2 De toepassing van social return De overheid past social return toe in aanbestedingen sinds de jaren negentig van de vorige eeuw. Vooral gemeenten hebben ervaring opgedaan. De provincies en het Rijk hebben nog minder ervaring (Brouwer et al.,2010). Het Rijk past sinds juli 2011 social return toe bij aanbestedingen. Social return blijkt in opkomst bij (onder andere) gemeenten. Steeds meer en vooral grotere gemeenten zetten social return in, voor doelgroepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Gemeenten zetten social return in bij Europese aanbestedingen. Zij doen dit niet of minder bij inkopen ‘leveringen’, bij subsidieverstrekkingen en bij inkopen onder de drempelwaarde van Europese aanbestedingen. De contracteis (bijzondere uitvoeringsvoorwaarde) wordt het vaakst toegepast. Een deel van de gemeenten past verschillende vormen van social return toe. Hoe gemeenten social return toepassen is verder toegelicht in tabel 2.
1
Verschillende varianten komen voor: het kan gaan om verloning van vijf procent of een ander percentage van de aanneem- of loonsom (laatste in geval van kapitaalintensieve aanbestedingen) of bijvoorbeeld een percentage van het aantal productieve uren (Van Wijk, 2011).
2
Tabel 2: toepassing social return door gemeenten Toepassing In 2009 hanteerde 62% van de gemeenten bij Europese aanbestedingen social return criteria. In 2006 was dat 20% (Jorissen et al., 2010). Recent onderzoek van TNO bevestigt dit beeld2. Vooral grotere gemeenten (50.000+ inwoners) passen social return-voorwaarden toe, waaronder de G4 (Brouwer et al.,2010). Doelgroep Gemeenten benoemen diverse doelgroepen voor social return: uitkeringsgerechtigden3, SW-geïndiceerden, jongeren zonder startkwalificatie, leerlingen in het kader van BOL of BBL opleidingen, VSO en praktijkscholen en nuggers Vanuit het oogpunt van non-discriminatie4 geldt dat social return niet alleen gericht mag zijn op doelgroeppersonen van de eigen gemeente (Van Wijk et al.,2011). Inkoop Social return wordt het vaakst bij Europese aanbestedingen toegepast (Brouwer et al.,2011). Vaak wordt een minimumbedrag van 225.000 euro gehanteerd. Dan is er voldoende financiële ruimte om een werkplek te creëren met een bepaalde duur (Brouwer et al.,2010). Vorm De contracteis is de meest gehanteerde vorm van social return. Acht op de tien gemeenten die social return toepassen hanteren deze invulling terwijl bijna de helft (45%) social return (ook) als gunningscriterium inzet. Een op de tien gemeenten die social return toepassen, hanteert een ideeëninventarisatie als invulling (Brouwer et al., 2010). Sectoren Social return wordt vooral toegepast bij inkopen van ‘werken’ en diensten’ en in die sectoren waar eenvoudig of laaggeschoold werk voorhanden of te creeren is (Andriessen, 2011). Van de gemeenten die ervaring hebben met social return, past 70% dit toe op aanbestedingen op het gebied van zorg (Wmo). Social return wordt verder relatief vaak toegepast bij aanbestedingen in de sectoren groenvoorziening, schoonmaak en bouw (Brouwer et al., 2010).
2.3 De opbrengsten van social return De meerwaarde van social return ten opzichte van re-integratie De opbrengsten van social return hangen af van verschillende zaken. Zoals het doel van social return, de doelgroep, gekozen vorm van social return, de inzet van opdrachtnemer- en gever en de situatie op de arbeidsmarkt (Van Wijk, 2011). Er bestaat momenteel nog weinig kwantitatief inzicht in de resultaten van de inzet van social return en in de meerwaarde ervan ten opzichte van bestaande re-integratieinstrumenten (Brouwer et al.,2010, Smit en Brouwer,2011). Op basis van onderzoek naar ervaringen van gemeenten met social return, is in kwalitatieve zin aan te geven wat de meerwaarde is (Brouwer et al.,2010)5.Social return draagt momenteel vooral bij aan de activering van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Re-integratie in de betekenis van duurzame uitstroom naar regulier werk is meestal niet opgenomen in de doelstellingen van social return.
Een webenquête van TNO wijst uit dat in 2010 52% van alle gemeenten social return toepassen. Gegeven de omvang van de respons, is met 95% zekerheid te zeggen dat tussen de 42% en 62% van de gemeenten ervaring heeft met social return. 3 Zoals: WWB, WW, WIA / WGA / WAZ, WAJONG, IOAW / IOAZ 4 Social return maakt deel uit van het inkoopproces. Alle kwaliteitsaspecten die voor het inkoopproces van belang zijn, gelden ook voor social return. Er moet aan verschillende juridische regels worden voldaan. Non discriminatie (gelijkwaarde toegang) is er een van (Pianoo: expertisecentrum, 2011). 5 Uit onderzoek blijkt het niet haalbaar is een volledig en betrouwbaar landelijk beeld te krijgen van hoeveel mensen zijn ingezet in het kader van social return. Evenmin is vast te stellen welke waarde social return heeft in een eventuele doorstroom van deelnemers naar regulier werk, of wat de meerwaarde is ten opzichte van reguliere re-integratie-instrumenten (Brouwer et al.,2010). 2
3
Social return biedt ook vaak alleen tijdelijke plekken. De via aanbestedingen gerealiseerde plaatsingen zijn meestal voor de duur van het contract en eindigen zodra de opdracht is afgerond (Van Wijk, 2011). Social return wordt (daarom) als ondersteunend aan het reguliere re-integratie-instrumentarium gezien. Niet als vervangend. Volgens gemeenten heeft social return de volgende functies (Brouwer et al.,2010): Social return biedt extra plaatsingsmogelijkheden: Er worden werkervaringsplaatsen gecreëerd bij werkgevers vanwege de inzet van social return eisen. Door de inzet van social return eisen heeft de werkgever de verantwoordelijkheid plaatsen beschikbaar te stellen, waar die dat zonder social return eisen (mogelijk) niet zou doen. Uit casestudieonderzoek komt naar voren dat door social return soms additionele werkgelegenheid ontstaat aan de onderkant van de arbeidsmarkt, rond of onder het minimumloon. Hierbij worden taken samengevoegd die anders bij hoger gekwalificeerd personeel lagen (job carving). Gemeenten verwachten dat social return werkgevers kan helpen ‘koudwatervrees’ weg te nemen voor doelgroeppersonen. De gedachte is dat het opdoen van ervaring met mensen op afstand van de arbeidsmarkt drempels wegneemt en werkgevers in de toekomst vaker deze mensen inzetten. Zo zouden dus (nog) meer plaatsingsmogelijkheden ontstaan. Deelnemers kunnen zich ontwikkelen en doen werkervaring op deze plaatsen: Deelnemers doen direct bij de werkgever werkervaring op, in een reguliere werkomgeving. Hierdoor kunnen zij participeren naar vermogen en wordt duidelijk waar zij staan en wat zij nog nodig hebben om verder te komen. Als de weg naar werk lang is, bestaat de mogelijkheid mensen van de ene naar de andere social return opdracht te laten doorstromen. Door opgedane ervaringen, wordt de activering en (latere) re-integratie van doelgroeppersonen vergemakkelijkt. Naast bovenstaande punten, biedt social return volgens gemeenten mogelijkheden om ‘nieuwe’ doelgroepen te ‘bedienen’. Mensen op korte afstand van de arbeidsmarkt komen niet in aanmerking voor reguliere re-integratie- of participatietrajecten, maar kunnen met behulp van social return wel geholpen worden. Opdrachtnemers zijn geneigd te kiezen voor personen met een korte afstand van de arbeidsmarkt, zoals leerlingen. Door hen met behulp van social return een stageplek te geven en ze dus werkervaring te laten opdoen, wordt voorkomen dat een eventuele afstand tot de arbeidsmarkt verder toeneemt (en instroom in een uitkeringssituatie mogelijk voorkomen). Kosten en baten van social return Het is niet vast te stellen of de baten van social return per saldo opwegen tegen de kosten. Welke kosten en baten relevant zijn hangt af van de doelstellingen van social return, de ingezette doelgroep, de wijze waarop opdrachtgever en –nemer invulling geven aan social return en de situatie op de arbeidsmarkt. Op basis van onderzoek van TNO (Brouwer et al.,2010 en Brouwer et al.,2011) kan wel een algemeen beeld worden gegeven van de omvang van de kosten en baten van social return6.
6
N.B. Het betreft geen strikte kosten-baten analyse, de basis vormen castestudies en expert-interviews.
4
Beeld van de kosten bij inkoop en uitvoering van social return De meeste kosten ontstaan tijdens de uitvoering en zijn voor rekening van de opdrachtnemer. Het gaat om kosten voor de werving en selectie van deelnemers, overleg, monitoring, loon- en begeleidingskosten. Een groot deel van de kosten wordt ook gemaakt zonder de inzet van social return en zijn dus geen meerkosten. De productiviteit van de deelnemers weegt echter niet altijd op tegen gemaakte kosten. De kosten voor de opdrachtgever zijn variabel en hangen af van de wijze waarop social return is georganiseerd en welke hulp geboden wordt aan de opdrachtnemer bij het realiseren van de doelstellingen. Voor zowel opdrachtgever- als nemer liggen de kosten in het aanbestedingsproces lager dan tijdens de uitvoering. Zeker als dit wordt afgezet tegen de totale kosten van de aanbesteding. Beeld van de baten voor de opdrachtgever Potentiële baten voor opdrachtgevers zijn duurzame besparingen op uitkeringen. Bijvoorbeeld door doorstroom van uitkeringsgerechtigden naar werk en het voorkomen van instroom in een uitkeringssituatie (van bijvoorbeeld leerlingen). Of en welke baten verkregen worden, hangt zoals gezegd van verschillende factoren af. Vooralsnog lijken directe baten in termen van uitkeringsbesparing door duurzame reintegratie beperkt. Social return wordt immers eerder ter activering ingezet en plaatsingen zijn vaak tijdelijk. De belangrijkste (macro-economische) baat is de (extra) productiviteit die deelnemers leveren door hen naar vermogen te laten participeren. In enge zin kan plaatsing op een social return werkplek zelf als ‘baat’ worden gezien als daarmee tijdelijk bespaard kan worden op bijvoorbeeld uitkeringskosten. Andere baten zijn immaterieel: zoals bijdragen aan participatiedoelstellingen en het zich kunnen profileren als sociale organisatie. Beeld van de baten voor de opdrachtnemer Een kosten-baten analyse voor opdrachtnemers zou negatief uitpakken. Een belangrijke reden om toch in te schrijven op de aanbesteding is de te behalen omzet. Daarnaast is de gedachte dat het zich kunnen profileren als maatschappelijk verantwoord of betrokken ondernemer de kansen vergroot op het verkrijgen van andere opdrachten waar social return wordt ingezet (als gunningscriterium bijvoorbeeld). Opdrachtnemers zouden nadenken over het in de toekomst ‘slimmer’ gebruik maken van subsidies of andere regelingen (voor loonkosten, begeleiding) bij de inzet van doelgroeppersonen om de kosten te drukken. Tot slot zou social return in een krappe arbeidsmarkt kunnen bijdragen aan het vinden van nieuwe medewerkers en aan het oplossen van sectorspecifieke problemen (zoals tekorten aan arbeidskrachten in de zorg, bouw). Wel of geen prijsstijgingen van aanneemsommen door social return? Net is aangegeven dat een kosten-batenanalyse voor opdrachtnemers negatief zou uitpakken. Bij gemeenten zou (daarom) de angst bestaan voor prijsstijging van aanneemsommen als gevolg van de inzet van social return. Verschillende onderzoeken wijzen uit dat er geen signalen zijn de inzet van social return eisen een prijsopdrijvende invloed heeft op aanneemsommen. De gemeenten Dordrecht en Rotterdam concluderen dat de som van onderzochte aanbestedingen net onder de voorcalculaties bleef van inkopers (Jas en Kessels, 2005). Ook uit recentere casestudies blijkt dat social return niet leidt tot hogere aanneemsommen. Dit zou een gevolg zijn van sterke concurrentie onder opdrachtnemers, waardoor kosten voor social return niet worden doorberekend (Brouwer et al.,2010, Van Wijk, 2011). In een handleiding wordt overigens wel aangegeven dat inkopers alert moeten zijn op mogelijke prijsstijgingen (Van Wijk et al., 2011).
5
2.4 Succesfactoren bij de uitvoering van social return De inzet van social return kan succesvol zijn als wordt voldaan aan een groot aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn terug te vinden in diverse handleidingen en onderzoeken. Deze paragraaf bespreekt enkele uitgangspunten die zouden bijdragen aan een succesvolle inzet van social return. Een brede inzet van social return Veel gemeenten passen social return nog niet toe op alle inkooptrajecten die zich daarvoor lenen (Van Wijk et al., 2011). Bij de inkopen onder de Europese aanbestedingsdrempel wordt social return nog weinig ingezet. Bij inkopen onder de aanbestedingsdrempel is weliswaar minder financiële ruimte om werkplekken te creëren, maar meer vrijheid voor de gemeente om social return anders in te vullen. Bij inkopen onder de drempel gelden strikte juridische regels waaraan bij Europese aanbestedingen moet worden voldaan namelijk niet. Toegang voor het MKB vergemakkelijken In de gevallen dat het MKB, direct of via onderaanneming te maken krijgt met social return bepalingen, wordt in overleg met de opdrachtgever of hoofdaannemer naar een invulling gezocht. De indruk is dat het MKB creatief is in het zoeken naar invullingen van social return. Daarnaast is het voor deelnemers wellicht prettiger om bij een wat kleiner lokaal bedrijf te werken (Brouwer et al.,2010). Het MKB valt echter nog vaak buiten de boot. De belemmering voor het MKB zit vooral in de omvang van de aanbestedingen van de overheid en daaraan verbonden omzeteisen (Brouwer et al.,2010, Brouwer et al.,2011). De toepassing van social return zelf is op zich geen belemmering voor het MKB. Bij inkopen onder de Europese aanbestedingsdrempel is het MKB makkelijker te betrekken. Daarnaast bestaat de mogelijkheid Europese aanbestedingen op te delen in percelen7. Door percelen voldoende klein te maken krijgen kleine bedrijven meer kans dat wanneer de gehele opdracht in een keer wordt vergeven. Zo wordt (sociale) lokale bedrijvigheid en indirect lokale werkgelegenheid gestimuleerd (Rens et al.,2007). Het kan zinvol zijn om te inventariseren welke mogelijkheden er zijn percelen op te delen voor het MKB en dit onderdeel van het inkoopbeleid te maken. Dit brengt overigens wel extra coördinatiewerkzaamheden met zich mee voor inkopers (Smit en Brouwer, 2011). Maatwerk hanteren bij de inzet van social return Gemeenten blijken geneigd om social returnbeleid – en bepalingen van elkaar te kopiëren (Andriessen, 2011). Daarbij wordt vaak één vorm van social return ingezet (de 5%-regeling). Het hanteren van één vorm heeft als voordelen dat het gestandaardiseerd in het inkooptraject kan worden opgenomen en dat het relatief makkelijk is uit te voeren. Verschillende publicaties geven echter aan dat meer te bereiken is met maatwerk (Smit en Brouwer, 2011, Andriessen et al., 2011, Van Wijk et al., 2011). Bijvoorbeeld door:
7
Rekening te houden met lokale omstandigheden als de regionale arbeidsmarkt, beschikbare doelgroepen, type sector, opdrachtnemer en werk Social return gedifferentieerd toe te passen. Dat betekent dat opdrachtgevers verschillende vormen van social return kunnen inzetten, afhankelijk van de mogelijkheden per aanbesteding. Een gedifferentieerde inzet van social return
Dit kan via de zogenoemde percelenregeling. De samengestelde waarde van individuele percelen bepaald of een opdracht Europees moet worden aanbesteed.
6
wordt overigens alleen aanbevolen als opdrachtgevers al enige ervaring hebben met de inzet van social return (Brouwer et al.,2010). Met maatwerk wordt het ook makkelijker om bij inkopen ‘leveringen’ social return eisen te stellen door bijvoorbeeld de inschrijvende partijen te vragen met ideeën voor social return te komen (Van Wijk et al.,2011). Maatwerk vraagt wel om extra inspanningen voor inkopers/opdrachtgevers bij de inkoop. Voorkomen van verdringing (door maatwerk) Maatwerk zou kunnen voorkomen dat in economisch slechte tijden verdringing optreedt: namelijk dat zittend personeel wordt ontslagen en vervangen door social return kandidaten (Andriessen et al.,2011). Opdrachtnemers kunnen bij een ruime arbeidsmarkt en een neergaande economie problemen hebben om het zittend personeel aan het werk te houden. Het is dan contraproductief om aan het creëren van banen voor doelgroeppersonen vast te blijven houden. Het kan dan zinvoller zijn andere vormen van social return in te zetten (financiële bijdrage vragen, ondersteuning van andere sociale doelen). Verschillende brancheverenigingen, zoals Bouwend Nederland en VHG (branchevereniging voor ondernemers in het groen) hebben recent hun vrees voor verdringing van het eigen personeel geuit als reactie op de invoer van social return door het Rijk (per 1 juli 2011). Opdrachtnemers staan doorgaans meer open voor social return in een opgaande conjunctuur, als de arbeidsmarkt krapper wordt. Dan hebben werkgevers nieuwe medewerkers nodig en is de bereidheid groter om plaats te bieden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Wel is het dan moeilijker voldoende geschikte kandidaten te vinden (Brouwer et al., 2010). Uitvoering van social return: monitoren van gemaakte afspraken Als eenmaal invulling wordt gegeven aan social return, moeten per aanbesteding afspraken worden gemaakt over realiseerbare en meetbare doelstellingen. Monitoring van de realisatie van de afspraken is noodzakelijk. TNO concludeert dat de monitoring van afspraken bij veel gemeenten nog tekort schiet. Het is zinvol afspraken over op te leveren managementinformatie vast te leggen in een contract, evenals afspraken over wanneer deze informatie wordt opgeleverd (Smit en Brouwer, 2011). Sanctiebepalingen vormen eveneens een ‘stok achter de deur’, maar moeten binnen de grenzen van redelijkheid geformuleerd worden. Sancties zijn contraproductief als een opdrachtnemer alles in het werk heeft gesteld om aan gestelde eisen te voldoen (Smit en Brouwer, 2011). Uitvoering van social return: werving en selectie van deelnemers Gemeenten hebben een focus op de inzet van WWB-ers en in mindere mate SW-ers. Werkgevers hebben een voorkeur voor het inschakelen van personen die de grootste toegevoegde waarde voor hen opleveren. Dit geldt ook voor in het inzetten van medewerkers in het kader van social return. Zij geven vaak de voorkeur aan leerlingen. Deze groep is voor hen het meest interessant als potentieel medewerker en de werkplek biedt de gelegenheid te bezien of zij goed zijn. Ook zijn leerlingen relatief makkelijk te werven via scholen. De keerzijde is dat deze voorkeur de kansen voor personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt in de weg staat waardoor de doelstelling van social return slechts ten dele kan worden gerealiseerd. Sommige gemeenten hebben daarom als aanvullende bepaling dat maximaal de helft van de plekken mag worden ingevuld via leerlingen (Brouwer et al.,2010).
7
De werving van kandidaten is de verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer. Het is niet toegestaan opdrachtnemers te verplichten uitkeringsgerechtigden uit aanbestedende gemeenten in te zetten. De gemeente kan wel ondersteuning bieden door geschikte kandidaten uit het eigen uitkeringsbestand aan te leveren om zo de inzet van deze personen te stimuleren. Mogelijk draagt dit bij aan het verminderen van wat als groot knelpunt wordt benoemd: namelijk het vinden van voldoende geschikte kandidaten(Smit en Brouwer, 2011, Brouwer et al.,2011). Goede ondersteuning kunnen bieden vanuit de gemeente is gebaat bij: een goede kennis van het klantenbestand (leeftijdsopbouw, opleiding, competenties, vaardigheden, inzetbaarheid van klanten voor welke functies en sectoren, inzicht in voor welke sectoren en functies geen aanbod beschikbaar is), ondersteuning bij het vinden van voldoende geschikte kandidaten vanuit de opdrachtnemer en, het eventueel bieden van aanvullende begeleiding op werkvloer, begeleiding van kandidaten op andere vlakken (zoals schuldsanering, kinderopvang). Uitvoering van social return: plaatsen van deelnemers Eerder werd aangegeven dat social return vaak wordt beperkt tot inkopen voor diensten en werken waar social return makkelijk te realiseren is omdat er al veel laaggeschoolde banen zijn. Denk aan groenvoorziening, onderhoud, bouw, infra, schoonmaak, catering en zorg. Ook in sectoren waar veel hoogopgeleiden werken of waar sprake is van specialistisch werk zijn er mogelijkheden. Bijvoorbeeld door job carving. Job carving is het creëren van passende banen door gekwalificeerde mensen te ontlasten van eenvoudige taken als vegen, koffiezetapparaten bijvullen, kopiëren. Tot slot: creëren van draagvlak Een goede inzet en uitvoering van social return is gebaat bij voldoende (in- en extern) draagvlak. Er bestaan verschillende drempels om social return te omarmen. Zo wordt social return door inkopers/opdrachtgevers nog wel eens als lastig gezien en bestaat er angst voor prijsopdrijving. Ook opdrachtnemers hebben drempels als vrees voor kwaliteitsverlies. Goede communicatie over en het delen van kansen en positieve ervaringen wordt als essentieel gezien voor het creëren van draagvlak. Tegelijkertijd moet ook ruimte zijn om knelpunten te uiten als deze zich voordoen (Brouwer et al., 2010).
8
BIJLAGE 1
5%-REGELING IN DEN HAAG
Tabel 1: De 5%-regeling van de gemeente Den Haag 8 Inhoud regeling
Bij aanbestedingen van ‘werken’ of ‘diensten’ moet vijf procent van de aanneemsom worden besteedt aan het creëren van stage- of werkplekken met een duur van minimaal zes maanden, voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
Doelgroep
Doelgroep van de regeling vormen werkloze werkzoekenden, stagiairs, leerlingen, mensen die vallen onder de Wet Sociale Werkvoorziening en (sinds 2010) mensen met een WIA- of WAJONG uitkering. In voorkomende gevallen, mogen(sinds 2008) leerling bouwplaatsen worden ingezet in plaats van bovengenoemde doelgroepen. Opdrachtnemers zijn zelf verantwoordelijk voor de werving. Zij mogen Hagenaars en mensen uit andere gemeenten inzetten. De ‘gemeente’ controleert of de ingezette mensen tot de doelgroep behoren en geeft daarna (wel of geen) akkoord voor het meetellen van deelnemers voor de 5%-regeling.
Doel regeling
Uitzonderingen
Bepaling aantal stage- en werkplekken
8
Het doel van de regeling is extra werkplekken te creëren voor bovengenoemde doelgroep. De opgedane werkervaring zou de kansen van de deelnemers op regulier werk moeten vergroten. Ook zou de regeling opdrachtnemers bewuster moeten maken van ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen. De 5%-regeling geldt niet voor aanbestedingen van ‘leveringen’. Als personeelskosten de helft of meer van de aanneemsom bedragen, dan wordt 7,5% van de aanneemsom als eis gesteld (sinds 2010). Kosten voor materiaal, materieel en onderaannemers van de aanneemsom worden afgetrokken (bij ‘werken’, sinds 2010). De 5%-regeling geldt over het restant. Bij hoogwaardige specialistische opdrachten (‘werken’) en bij ‘diensten’ is het niet altijd mogelijk standaard de 5%- regeling toe te passen. Per opdracht wordt bezien welke invulling van de 5%-regeling mogelijk is. Als de uitvoering van een opdracht minder dan zes maanden duurt, wordt gezocht naar een andere passende invulling. Mogelijk wordt de regeling aangepast in de toekomst (verhoging 5%, toepassing op ‘leveringen’, 5% bedrag laten storten in een re-integratiefonds als verlonen niet haalbaar is). Hoeveel plekken in de praktijk gerealiseerd worden, is niet alleen afhankelijk van de duur en de (loon)kosten van een stage- of werkplek, maar ook van de aard van het werk, de hoeveelheid “niet 5%-personeel” en de mate waarin begeleiding vanuit de opdrachtnemers op de werkvloer aanwezig is. Er wordt per aanbesteding na gunning samen met de opdrachtnemer bekeken wat mogelijk is. De opdrachtnemer moet een voorstel met begroting op schrift aanleveren. Indien de projectmanager van de 5%-regeling akkoord gaat volgt een brief met akkoord en aanwijzingen over de te verrichten rapportage. Na ontvangst van de eindrapportage wordt bezien of het verloonde bedrag overeenkomt met de gemaakte afspraak.
RIS 165214, RIS156877, RIS 143616, BSW/2007-84
9
Tabel 2: werkwijze uitvoering 5%-regeling9 Procedure
Het GMT heeft in 2011 besloten dat alle aanbestedingen standaard begeleid worden door een aantal aanbestedings- en inkoopdeskundigen (BSD/JZ, DSB, IDC en OCW/Vastgoed, ingenieursbureau)10.
Aankondiging
De gemeente noemt de 5%-regeling bij de vooraankondiging van de aanbesteding. De 5%- regeling is als aanvullende bijzondere voorwaarde opgenomen in het bestek of de leidraad.
Coördinatie van 5%-regeling
Werkwijze
Bemiddeling
De coördinatie van de uitvoering van de 5%-regeling ligt bij een projectmanager vanuit het Werkgevers Servicepunt van de dienst SZW. Het is de bedoeling dat de projectmanager door gemeentelijke opdrachtgevers op de hoogte wordt gesteld van alle aanbestedingen en gunningen. Na gunning moet de opdrachtnemer zich binnen zeven dagen melden bij de projectmanager van de 5% regeling. De projectmanager bespreekt met de opdrachtnemer welke invulling van de 5% -regeling haalbaar is. De regeling mag niet leiden tot verdringing van het zittende personeelsbestand van de opdrachtnemer. Afspraken worden schriftelijk vastgelegd. De projectmanager meldt een eventuele bemiddelingsvraag van de opdrachtnemer bij het WGS. Ook contractpartner BV Aanbouw Rijnmond is, in opdracht van WGS en op aangeven van de projectmanager van de 5%-regeling sinds mei 2008 door middel van detachering en jobcoaching behulpzaam bij plaatsen van deelnemers bij opdrachtnemers.
Rapportageplicht
De opdrachtnemer heeft een rapportageplicht. Opdrachtnemers moeten elke vier weken (of één maal per kwartaal) aan de projectmanager 5%-regeling een overzicht aanleveren met NAW-gegevens, BSN-nummer en de in Euro’s verrichte bestedingen aan de deelnemers in de gerapporteerde periode. Ook wordt inzet met WSWproductie gerapporteerd.
Toetsing en sancties
Als de opdrachtnemer niet aan de verplichtingen voldoet, volgt een sanctie. Die houdt in dat het bedrag dat besteed had moeten worden aan de inzet van personen uit de doelgroep ingehouden kan worden op de betaling of indien reeds uitbetaald kan worden teruggevorderd.
9
RIS 165214, RIS156877, RIS 143616, BSW/2007-84, www.denhaag.nl (5%-regeling) Breeduit Den Haag, oktober 2011
10
10
BIJLAGE 2: BRONNEN
Andriessen, S., Brouwer, P., & Smit, A, (2011). Social return bij inkoop: kans voor gemeenten. Artikel Sociaal Bestek 7/8/2011, pagina 16-19. Brouwer, P., Smit, A., Van Wijk E., & Zwinkels, W. (Epsilon Research),(2010). Social return bij het Rijk. Effecten op arbeidsmarkt- en re-integratiebeleid. Tno: Hoofddorp. Brouwer, P., Andriessen, S., & Van Wijk, E. (2011). Social return bij het Rijk. Inkooptechnische haalbaarheid. TNO: Hoofddorp. Expertisecentrum Pianoo. Duurzaam inkopen: social return. Bekeken op 12 april 2012 op: http://www.pianoo.nl/duurzaaminkopen/sociaal/social-return. Jas, R & Kessels, J.(2005). Onderzoeksadvies ‘Werk maken van werk’. Een onderzoek naar ervaringen met, meningen over en toepassingsmogelijkheden van social return Den Bosch: PSW. Jorrisen, P., Akyar, G., & Kloosterboer, D. (2010). Lokale monitor Werk, Inkomen en Zorg 2009. Het sociaal beleid van tweehonderd gemeenten. Amsterdam: FNV. Koppe, P. (VNG), Brouwer, P. (TNO) & Otten, B. (Radaradvies). Handout workshop slim social return. VNG Divosa Najaarscongres 2011. Bekeken op 12 april 2012 op www.divosa.nl/sites/default/files/handout_slim_social_return.pdf Rens, T.,Van den Wildenberg, F., Lennartz, R (Significant) (2007). Handboek social return bij aanbesteden. Eindhoven: Gemeente Eindhoven en Significant. Smit, A. & Brouwer, P. Social return bij inkoop door gemeenten. Bekeken op 11 april 2011 op www.tno.nl/downloads/artikel_social_return_impuls.pdf. Hoofddorp: TNO Smit, A., Penninga, M.,(Sherpas Proyects), Fermin, B. & Andriessen, S. (2007). Sociale economie en de lokale overheid. Samenwerken met sociale ondernemers als strategie bij werkgelegenheidsbeleid. TNO: Hoofddorp. Van Wijk, E., Andriessen, S., Smit, A. & Brouwer, P. (2011). Handleiding. Social return bij inkoop door gemeenten. BESO. TNO: Hoofddorp.
11