Provincie Zuid-Holland Demografische ontwikkeling in de Hoeksche Waard
18 mei 2011
Projectnr. 3600.105
Boulevard Heuvelink 104 6828 KT Arnhem Postbus 1174 6801 BD Arnhem
Telefoon Telefax
(026) 3512532 (026) 4458702
E-mail Internet
[email protected] www.companen.nl
Provincie Zuid-Holland Demografische ontwikkeling in de Hoeksche Waard
18 mei 2011
Inhoud
1.
Inleiding 1.1. Aanleiding en achtergronden 1.2. Leeswijzer
1 1 2
2.
Achtergrondsituatie Hoeksche Waard 2.1. Natuurlijke aanwas 2.2. Migratie 2.3. Historische bevolkingsontwikkeling
3 3 4 8
3.
De kernenthermometer 3.1. Twee typen verklaringsgronden 3.2. WOZ-waarde 3.3. De Kernenthermometer 3.4. Verklaringen
10 10 10 12 16
4.
Toekomstige bevolkingsontwikkeling 4.1. Drie prognosemethodieken 4.2. Toekomstige ontwikkeling natuurlijke aanwas 4.3. Toekomstige ontwikkeling migratie 4.4. Toekomstige bevolkingsontwikkeling 4.5. Huishoudensontwikkeling 4.6. Gewenste uitbreiding van de woningvoorraad
19 19 19 20 21 23 24
5.
Bevolkingsontwikkeling: een omslag in denken 5.1. Bewustwording: startpunt voor het nieuwe denken 5.2. Bevolkingskrimp: kansen voor een sterkere samenleving
26 26 28
Bijlage 1: Gemeenten en kernen in ‘het kwadrant’
33
Bijlage 2: Methodische verantwoording
35
1. Inleiding 1.1.
Aanleiding en achtergronden
In regionaal verband werken de vijf gemeenten in de Hoeksche Waard intensief met elkaar samen op het gebied van wonen. Het woonbeleid wordt op elkaar afgestemd en ook de woningcorporatie HW Wonen wordt hierbij betrokken. In 2009 is het woonbeleid vastgelegd in de Regionale Woonvisie en in 2010 is gezamenlijk een woningbehoefteonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van het “Woningbehoefteonderzoek Hoeksche Waard” moeten vertaald gaan worden naar de woningbouwprogramma’s en herstructureringsprogramma’s voor de vijf gemeenten: hoeveel woningen moeten er worden gebouwd? welk soort woningen zijn nodig? hoeveel woningen moeten worden gesloopt? etc. Ter onderbouwing daarvan is het van belang om een gezamenlijk beeld te hebben van de toekomstige bevolkingsontwikkeling. Jaren lang was de groei van het inwonertal een vanzelfsprekend gegeven. Bovendien was er druk van uit de stad om op het platteland te gaan wonen (suburbanisatie) en ook de minder gunstig gelegen kernen pikten daar een graantje van mee. Gemeenten toonden hun ambities en konden ook invulling geven aan de groei van woningvoorraad, huishoudens en inwoners. Voor de toekomst is dit scenario minder vanzelfsprekend. Nederland groeit nog wel de komende decennia tot 2040, maar die groei doet zich in de meer centrale delen van Nederland voor. In de randen van Nederland is sprake van een omvangrijke bevolkingskrimp. De vraag rijst met welke bevolkingsontwikkeling in de Hoeksche Waard rekening moet worden gehouden? Deze kernvraag is in dit stadium bewust neutraal geformuleerd. Er is nog geen vast en gedragen beeld hoe die bevolkingsontwikkeling in de Hoeksche Waard zal gaan verlopen. Gelet op de algemene ontwikkeling in Nederland, hangt de bevolkingskrimp op enig moment wel boven de markt. Het is dan een eerste vereiste om te beschikken over een goed inzicht in de bevolkingsontwikkeling van de afgelopen jaren, de ontwikkeling van de woningmarkt met oog voor de lokale verschillen en ook de mogelijke verschillen tussen de kernen. Dat inzicht wordt in deze rapportage geboden. Er worden geen oordelen uitgesproken en er worden geen conclusies getrokken. Volstaan wordt met het presenteren van informatie over de natuurlijke aanwas, de migratie, de woningvoorraad, etc. Ook worden de uitkomsten van verschillende prognoses over de toekomstige bevolkings- en huishoudensontwikkeling naast elkaar geplaatst en onderling vergeleken. Deze informatie biedt houvast voor het starten van een discussie in de Hoeksche Waard over het toekomstige perspectief ten aanzien de demografische ontwikkeling. Bevolkingskrimp hangt boven de markt en zeker is ook sprake van een veranderende bevolkingssamenstelling die een structureel karakter heeft. Dit heeft gevolgen voor onder meer de woningvraag, het voorzieningenniveau en het arbeidsaanbod.
-1-
1.2. Leeswijzer De opzet van de rapportage is als volgt: • In hoofdstuk 2 worden enkele achtergronden geschetst rond de bevolkingsontwikkeling in de Hoeksche Waard. • In hoofdstuk 3 is de kernenthermometer uitgewerkt die mogelijk verklaringen kan bieden voor de factoren die ten grondslag liggen aan de bevolkingsontwikkeling die zich in de afgelopen jaren heeft voorgedaan in de Hoeksche Waard. • In hoofdstuk 4 worden de uitkomsten van enkele bevolkings- en huishoudensprognoses onderling vergeleken. • In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de mogelijkheden om de effecten van een stabiliserende of afnemende bevolkingsomvang te ondervangen cq te begeleiden.
-2-
2. Achtergrondsituatie Hoeksche Waard In dit hoofdstuk wordt een algemene schets gegeven van de ontwikkeling van de bevolking en migratie in de afgelopen jaren in de Hoeksche Waard.
2.1.
Natuurlijke aanwas
De volgende figuur biedt inzicht in het natuurlijke verloop van de bevolkingsontwikkeling in de Hoeksche Waard Figuur 2.1. Hoeksche Waard: ontwikkeling van de natuurlijke aanwas, 1990-2009
1200
1000
geboorte sterfte natuurlijke groei
600
400
200
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
0 1990
aantal
800
Bron: CBS
Conform het landelijke beeld, neemt ook in de Hoeksche Waard het aantal geboorten af; dit heeft zich met name in het afgelopen decennium voorgedaan. Het aantal sterften neemt geleidelijk toe en dit hangt uiteraard samen met de toenemende vergrijzing. Per saldo groeide de bevolkingsomvang in de jaren negentig van de vorige eeuw met ongeveer 400 personen per jaar. Nadien is er sprake geweest van een geleidelijke afname van de natuurlijke aanwas tot een niveau van ca 250 personen nu. In de Bijlage is per kern een factsheet opgenomen met relevante informatie over bevolking, wonen en voorzieningen. Ook wordt daarin een teugblik gegeven van de bevolkingsontwikkeling per gemeente. Daaruit blijkt dat de verschillen tussen de gemeenten ten aanzien van de natuurlijke aanwas niet zo groot zijn. In de meeste gemeenten is sprake geweest van een lichte afname van de natuurlijke aanwas; alleen in Strijen is deze afname wat substantiëler geweest.
-3-
2.2.
Migratie
Een andere belangrijke component in de bevolkingsontwikkeling is de migratie. De onderstaande figuren bieden inzicht in de migratieontwikkeling voor de Hoeksche Waard. Buitenlandse migratie Figuur 2.2. Hoeksche Waard: ontwikkeling van de buitenlandse migratie, 1990-2009
600 500 400
Vestiging Vertrek (+ corr.) Saldo
200 100 0 -100
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
-200 1990
aantal
300
Bron: CBS
De buitenlandse migratie kent een wispelturig verloop. Rond 1996 is sprake geweest van een flink aantal buitenlandse vestigers, wat samenhing met de inrichting van een nieuw asielzoekerscentrum in de Hoeksche Waard. Nadien is het buitenlandse migratiesaldo geleidelijk afgenomen en in de afgelopen 10 jaar was er per saldo sprake van evenwicht tussen buitenlandse vestiging en buitenlands vertrek. De buitenlandse migratie ligt rond de 0-lijn.
-4-
Binnenlandse migratie Figuur 2.3. Hoeksche Waard: ontwikkeling van de binnenlandse migratie, 1990-2009
4500 4000 3500 3000
vestiging vertrek saldo
2000 1500 1000 500 0 -500 -1000 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09
aantal
2500
Bron: CBS
jaar
De migratiestromen zijn omvangrijk. Jaarlijks vertrekken er 2.500 tot 3.000 personen uit de Hoeksche Waard en eenzelfde aantal vestigt zich in de Hoeksche Waard. Al jaren is er, zei het met pieken en dalen, in de Hoeksche Waard sprake van evenwicht tussen binnenlands vertrek en vestiging. Sinds 2005 is hierin verandering gekomen en is sprake van een geleidelijk oplopend binnenlands vertreksaldo. Er is dus minder woningen gebouwd dan nodig is voor een migratiesaldo van 0. De vraag rijst dan of deze lagere productie samenhangt met een ontoereikend bouwplancapaciteit of het gevolg is van afzetproblemen door een afnemende concurrentiepositie? (zie ook hoofdstuk 3).
-5-
Jongeren vertrekken en gezinnen komen steeds minder Figuur 2.4. Hoeksche Waard: ontwikkeling van de binnenlandse migratie naar leeftijd, 1990-2009
2500 2000 1500
saldo
1000
50 jaar e.o. 35-49 jaar 25-34 jaar 18-24 jaar 0-17 jaar
500 0 -500 -1000 -1500 -2000 1990-1994
1995-1999
2000-2004
2005-2009
Bron: CBS
Het vertrek van jongeren uit de Hoeksche Waard heeft een structureel karakter. Een dergelijk patroon is een gegeven voor een plattelandsregio zonder een vestiging voor hoger beroepsonderwijs of een universiteit. Slechts 30 gemeenten in Nederland lukt het om een positief migratiesaldo te behalen onder jongeren en dit zijn nagenoeg uitsluitend gemeenten met een vestiging voor hoger beroepsonderwijs of een universiteit. Dit vertrek van jongeren uit de Hoeksche Waard is dus niet bijzonder. Toch laat de migratieontwikkeling naar leeftijd een opmerkelijk patroon zien. Tussen 1990 en 2005 was er nog sprake van een omvangrijk vestigingsoverschot van 25-49-jarigen en na 2005 is deze bron van vestiging grotendeels opgedroogd. Deze groep van 25-49jarigen bestaat enerzijds uit tweepersoonshuishoudens en anderzijds uit gezinnen met kinderen. De eerste groep is veelal op zoek naar een goedkopere koopwoning en de tweede groep wil een volgende stap in de wooncarrière maken en verhuist naar een duurdere koopwoning. Blijkbaar wisten beide groepen in het verleden de weg naar de Hoeksche Waard te vinden. Die vestiging in de Hoeksche Waard kan samenhangen met de aantrekkelijke woonomgeving en de aantrekkelijke woningvoorraad. Dat kan worden afgeleid uit het “Woningbehoeftenonderzoek Hoeksche Waard: woonwensen in beeld” dat in november 2010 is afgerond. Maar waarom is dat vestigingssaldo onder 25-49-jarigen en met name onder 25-34-jarigen vanaf 2005 zo sterk afgenomen? Denkbare oorzaken zijn: • In de Hoeksche Waard weinig nieuwbouw voor (jonge) gezinnen. Mogelijk zijn er in de afgelopen jaren onvoldoende woningen gebouwd in de Hoeksche Waard die geschikt zijn voor starters en jonge gezinnen. Dit kan een reden zijn geweest dat potentiële vestigers elders zijn gaan / blijven wonen. Deze factor verklaart mogelijk ook waarom vanaf 2005 sprake is geweest van een vertreksaldo van ouderen, terwijl voor 2005 nog sprake was van een vestigingsoverschot. Mogelijk zijn er te weinig geschikte woningen voor senioren gebouwd inde Hoeksche Waard. Uit het “Woningbehoeftenonderzoek Hoeksche
-6-
•
Waard: woonwensen in beeld” blijkt dat senioren voor tweederde kiezen voor een huurwoning en voor een derde kiezen voor een koopwoning. De verhouding appartement / grondgebonden woning is ongeveer 50% / 50%. Elders veel geschikte nieuwbouw voor (jonge) gezinnen Lange tijd beschikten de grote steden over onvoldoende plancapaciteit om in de woningbehoefte te voorzien. Het VINEX-beleid heeft hierin verandering gebracht. Eerst nog aarzelend, omdat de kwaliteit van de woningbouw op de VINEX-locaties tegenviel. Die architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit is sterk verbeterd en ook de differentiatie in woningbouw is verbreed (er viel meer te kiezen van betere kwaliteit). Het succes van onder meer de VINEX-locaties vermindert de kansen voor vestiging op het platteland. Inzetten op aantrekken van gezinnen? Samen vissen in een steeds legere vijver De heersende, landelijke lijn in de demografie is, dat het aantal gezinnen afneemt en vooral het aantal éénpersoonshuishoudens en éénoudergezinnen toeneemt. Die toename van kleine huishoudens betreft ook jongere (35-55 jaar) huishoudens, maar oudere huishoudens domineren. De groep gezinnen met hun wens om in een groene en rustige omgeving te wonen neemt af en daarmee hapert de motor van de suburbanisatie. De suburbanisatie in de afgelopen decennia dreef op gezinnen. Aanvankelijk betrof dit gezinnen met één inkomen; een gebruikelijke situatie waarbij de vrouw vaak bij het krijgen van het eerste kind stopte met werken en thuis bleef om de kinderen op te voeden. In toenemende mate zijn vrouwen gaan werken en is het tweeverdienerschap inmiddels gemeengoed. Die huishoudens moeten de opvang en dagelijkse begeleiding van hun kinderen anders regelen en zijn daarvoor in toenemende mate aangewezen op vrienden / familie die in hun nabijheid wonen of professionele organisaties voor kinderopvang die meestal in de grotere kernen zijn gevestigd (al of niet in de vorm van een brede school). Door deze tendens is het voor gezinnen met kinderen steeds minder aantrekkelijk geworden om in kleine kernen te gaan wonen en dit zet een rem op de woningvraag van gezinnen. Met andere woorden: het platteland en in het bijzonder de kleine kernen zullen naar verwachting ook in de toekomst te maken krijgen met een afnemende vraag van de doelgroep gezinnen. Deze tendens is in de afgelopen jaren nog versterkt door de ontwikkeling van grote uitbreidingslocaties rond de grote steden. Groene woonmilieus werden nabij de stad gerealiseerd om gezinnen vast te houden, ook gezinnen met een hoger inkomen. Het succes van het VINEX-beleid remt de groeikansen voor het platteland.
-7-
•
(Jonge) gezinnen: een afnemende groep Demografische analyses tonen aan, dat het aantal gezinnen in Nederland afneemt. De groei in huishoudens heeft betrekking op één- en tweepersoonshuishoudens in alle leeftijdsklassen. De groep onder de 65 jaar heeft vaak een sterke voorkeur voor het wonen in een stedelijke omgeving en dan trekt Hoeksche Waard minder. Senioren zijn vaak gehecht aan hun huidige woonomgeving en slechts een kleine groep verhuist over grotere afstand; maar ook die groep mobiele senioren vindt de 1 nabijheid van voorzieningen belangrijk. Al met al neemt de groep potentiële vestigers voor de Hoeksche Waard, ook in de komende jaren, af.
De in deze paragraaf gepresenteerde cijfers zijn saldogegevens, het resultaat van vertrek- en vestigingsstromen. Het verdient aanbeveling om na te gaan welke motieven achter deze verhuisbewegingen liggen: redenen met betrekking tot de woning, woonomgeving, werk, etc.?
2.3.
Historische bevolkingsontwikkeling
De hierboven beschreven componenten van natuurlijke aanwas, buitenlandse migratie en binnenlandse migratie bepalen de ontwikkeling van het inwonertal. Figuur 2.5. Hoeksche Waard: bevolkingsontwikkeling, 1990-2009
1000 800 600
aantal
400 natuurlijke aanwas buitenlands saldo binnenlands saldo bevolkingsgroei
200 0 -200 -400
20 08
20 06
20 04
20 02
20 00
19 98
19 96
19 94
19 92
19 90
-600
Bron: CBS
1
Zie onder meer het rapport “Tussen groei en krimp in het Groene Hart”, Companen, januari 2010.
-8-
Figuur 2.5. laat mooi zien, dat de pieken en dalen van de bevolkingsontwikkeling synchroon lopen aan de ontwikkeling van de binnenlandse migratie. Dit wijst erop dat de Hoeksche Waard er in het verleden in elk geval wel in geslaagd is om mensen van buiten aan te trekken en er ook in slaagt om weer mensen te verliezen. Dit moet welhaast een samenhang hebben gehad met de omvang van de nieuwbouw, maar mogelijk ook met de prijs-kwaliteit-verhouding van het woningaanbod. Structureel laat de lijn van de bevolkingsontwikkeling zien, dat er in de afgelopen 20 jaar sprake is geweest van een afname. Tot 2007 nam het inwonertal nog toe en nadien is er sprake geweest van bevolkingskrimp. Deze recente bevolkingskrimp heeft zich in alle gemeenten van de Hoeksche Waard voorgedaan, met uitzondering van de gemeente Binnenmaas. Ontwikkeling woningvoorraad Ter referentie is in tabel 2.1. de ontwikkeling van de woningvoorraad in de afgelopen 10 jaar opgenomen. Tabel 2.1. Hoeksche Waard: ontwikkeling woningvoorraad, 1999-2009 Woningvoorraad 1999
Woningvoorraad 2009
Groei Woningvoorraad 1999-2009; abs
Binnenmaas
10.871
12.141
1.270
Cromstrijen
4.836
5.240
404
Korendijk
4.006
4.296
290
Oud-Beijerland
8.400
9.520
1.120
Strijen
3.657
3.799
142
31.770
34.996
3.226
Hoeksche Waard
In de periode 1999-2009 is de woningvoorraad in de Hoeksche Waard met ongeveer 3.200 woningen toegenomen. Het sterkst is de woningvoorraad in Binnenmaas en OudBeijerland toegenomen.
-9-
3. De kernenthermometer De gemeenten in de Hoeksche Waard hebben al lange tijd de beleidsruimte gekregen, om te voorzien in de lokale woningbehoefte op basis van migratiesaldo = 0. De analyse van de migratie voor de Hoeksche Waard als geheel wijst uit, dat dit tot en met 2005 is gelukt, maar dat nadien sprake was van een negatief binnenlands migratiesaldo. Sommige gemeenten / kernen zijn er wel in geslaagd om een migratiesaldo = 0 te behalen, maar andere gemeenten / kernen is het niet gelukt om die beleidsruimte in te vullen. Waarom is dat niet gelukt? Welke factoren / verklaringen liggen daaraan ten grondslag? Enige duiding van die ontwikkeling kan verkregen worden aan de hand van de kernenthermometer. In Bijlage 2 wordt dit instrument uitgebreid toegelicht.
3.1.
Twee typen verklaringsgronden
Voor de bevolkingsontwikkeling zijn twee typen verklaringen aan te wijzen: 1. In de eerste plaats is er sprake van factoren die samenhangen met een onvoldoende aanbod van woningen (aanbodfactoren). Onvoldoende nieuwbouw zorgt ervoor dat er meer vertrekkers zijn dan vestigers, dus een negatief migratiesaldo. 2. In de tweede plaats zijn er factoren die samenhangen met een achterblijvende vraag naar woningen. Zo is het denkbaar dat een eenzijdig woningaanbod in een kern, onvoldoende vragers trekt met als gevolg dat de woningwaarde onder druk komt te staan. Het onderscheid in aanbods- en vraagfactoren is vooral van belang in verband met beïnvloedingsmogelijkheden van beleid. Aanbodsfactoren zijn goed beïnvloedbaar door beleid. Als vraagfactoren een rol spelen, dan zijn die veel moeilijker te beïnvloeden door beleid. Voor de verdere analyse is het dan ook belangrijk om na te gaan hoe de verschillende kernen scoren op de criteria migratiesaldo en ontwikkeling van de woningwaarde. De wijze waarop de woningwaarde zich in de Hoeksche Waard heeft ontwikkeld, wordt in de volgende paragraaf gepresenteerd.
3.2.
WOZ-waarde
Met de huidige economische recessie is een eind gekomen aan de jarenlange stijging van de WOZ-waarde. Op dit moment is er sprake van een waardedaling, maar in de periode 2004-2009 was nog sprake van een forse stijging van de woningwaarde zoals uit figuur 3.1 blijkt.
- 10 -
Figuur 3.1: Ontwikkeling WOZ-waarde periode 2004-2009 voor de provincie Zuid-Holland en de Hoeksche Waard
Relatieve waardeontwikkeling (2004 = 100%)
Absolute waardeontwikkeling 300.000
200% 190%
260.000
180% 170%
220.000
160% 150%
180.000
140% 130%
140.000
120% 110%
100.000
100% 2004 Hoeksche Waard
2009 Zuid Holland
2004 Hoeksche Waard
2009 Zuid Holland
Bron: CBS
De gemiddelde WOZ-waarde van de woningen lag in de Hoeksche Waard in 2009 op € 264.000 en daarmee bijna 18% hoger dan voor de provincie Zuid-Holland als geheel. Dit verschil in woningwaarde heeft uiteraard alles te maken met de kwaliteit van het woningbezit. In de Hoeksche Waard zijn relatief veel eengezinswoningen aanwezig (vooral twee-onder-één-kappers, vrijstaande woningen en boerderijen) waarvan de woningwaarde veel hoger is dan voor de meergezinswoningen die met name in de (grote) steden staan. Voorts kan worden geconstateerd dat in de periode 2004-2009 de gemiddelde waarde van de woningen in de Hoeksche Waard iets meer is gestegen dan in Zuid-Holland. Dit vormt een eerste aanwijzig dat de woningmarktpositie van de Hoeksche Waard niet is verslechterd ten opzichte van de provincie als geheel. Het lijkt erop dat de woningmarkt van de Hoeksche Waard nog niet verzwakt is. De bovengemiddelde stijging van de WOZwaarde in de Hoeksche duidt erop dat het woningaanbod in deze regio schaarser is dan elders; er is in de markt meer ruimte om woningen te bouwen. De regio heeft ook altijd, zie onder meer de Regionale Woonvisie, de ambitie gehad om te bouwen voor een migratiesaldo = 0 en niet duidelijk is waarom dat in de afgelopen jaren niet gelukt is: is er een bewust beleid gevoerd om enige schaarste te creëren of waren er aanbodproblemen? In figuur 3.2 wordt de relatieve ontwikkeling van de WOZ-waarde per kern weergegeven voor de periode 2004-2009. Daaruit kan worden afgelezen welke kernen een achterblijvende of bovengemiddelde waardestijging hebben doorgemaakt. Als referentie is de WOZ-waarde voor de gemeenten in de Hoeksche Waard Hart aangehouden. Voor deze referentie is gekozen omdat in de verdere analyse centraal staat hoe de verschillende kernen in de Hoeksche Waard zich tot elkaar verhouden. De gemiddelde WOZ-waarde voor Zuid-Holland of van alle Zuid-Hollandse eilanden is geen bruikbare referentie omdat de gemiddelde WOZ-waarde in de Hoeksche Waard aanmerkelijk hoger ligt.
- 11 -
Figuur 3.2: Ontwikkeling van de WOZ-waarde per kern, periode 2004-2009
Bron: CBS.
Vastgesteld kan worden dat de verschillen in de ontwikkeling van de WOZ-waarde tussen de gemeenten niet erg groot is geweest. In de gemeente Strijen is de WOZ-waarde wat sterker gestegen dan in de andere gemeenten. Ook tussen de kernen zijn de verschillen in de ontwikkeling van de WOZ-waarde niet erg groot. Uitzonderingen hierop zijn de kernen Goudswaard en Mookhoek waar de WOZwaarde sterk is gestegen ten opzichte van het regionale gemiddelde en de kern Strijensas waar de WOZ-waarde aanmerkelijk minder is gestegen dan het regionale gemiddelde. De beoordeling van de afzonderlijke kernen moet echter met een zekere nuance gebeuren. Soms kan een beperkt aantal mutaties al een flinke invloed hebben op de ontwikkeling van de WOZ-waarde. Dit geldt zeker voor de allerkleinste kernen. Als in de afgelopen jaren in een zeer kleine kern bijvoorbeeld veel nieuwbouwwoningen in het hoge prijssegment zijn gerealiseerd, kan dit een vrij groot effect hebben gehad op de stijging van de gemiddelde woningwaarde.
3.3.
De Kernenthermometer
Op basis van de twee criteria ‘ontwikkeling van het migratiesaldo’ (zie paragraaf 3.1) en ‘ontwikkeling van de woningwaarde’ (zie paragraaf 3.2.) zijn de kernen in de Hoeksche Waard ingedeeld.
- 12 -
Figuur 3.3: Classificatie op basis van de criteria migratiesaldo en ontwikkeling woningwaarde Migratie
Bovengemiddeld Blijft achter
Woningwaarde
Uitstroom ‘druk op de ketel’ Kern C
Instroom ‘kansen voor
Legenda: •
Kern A: Instroom van elders, met bovengemiddelde
•
Kern B: Instroom van elders, met achterblijvende
•
Kern C: Uitstroom, met bovengemiddelde
groei’
waardeontwikkeling.
Kern A
‘autonome
‘risico op
krimp’
overaanbod’
waardeontwikkeling.
waardeontwikkeling. •
Kern D: Uitstroom, met achterblijvende waardeontwikkeling.
Gemeente X Kern D
Kern B
Het kwadrant uit figuur 3.3 bevat twee factoren: migratiesaldo en woningwaardeontwikkeling. Daar waar deze waarden afwijken van het gemiddelde, leidt dit tot vier mogelijke richtinggevende uitkomsten: 1. Kern A: Instroom van elders, met bovengemiddelde waardeontwikkeling. Deze gemeenten of kernen wisten mensen aan te trekken (er was dus meer aanbod door nieuwbouw dan alleen voor de eigen behoefte noodzakelijk), maar toch stegen de prijzen bovengemiddeld hard. Er lijkt potentie voor nog sterkere groei; het aanbod is groot maar de vraag is nog groter. 2. Kern B: Instroom van elders, met benedengemiddelde waardeontwikkeling. Deze gemeenten of kernen realiseerden zoveel woningen dat instroom mogelijk was. De woningwaarde bleef echter wel achter. Dit zijn signalen van marktverzadiging, na een periode van stevige groei: de vraag is vrij groot, maar het aanbod nog groter. 3. Kern C: Uitstroom, met bovengemiddelde waardeontwikkeling. Dit duidt erop dat gemeenten of kernen onder druk staan: de woningwaarde steeg als gevolg van schaars aanbod. Deze gemeenten of kernen hebben potentie om meer te groeien: de vraag is groter dan het aanbod. 4. Kern D: Uitstroom, met benedengemiddelde waardeontwikkeling. Deze gemeenten of kernen raakten netto huishoudens kwijt. De achterblijvende woningwaarde maakt duidelijk dat er geen grote marktdruk is. Nuancering Verschillende kernen hebben te maken gehad met een klein negatief of positief migratiesaldo (grens: 1% bevolkingsafname of -toename) of een geringe waardedaling of -stijging (grens: 1% waardedaling of -stijging); deze kernen zijn in de analyse als tussencategorie geclassificeerd: “geen uitgesproken richting”en hebben in het kaartbeeld van de kernenthermometer en de diagrammen in Bijlage 1 een grijze kleur gekregen.
- 13 -
Figuur 3.4: Classificatie van kernen op basis van de criteria migratiesaldo en ontwikkeling woningwaarde
Bron: Companen.
Uit figuur 3.4. blijkt dat er een variëteit van kleuren / situaties aan de orde is. Er is niet sprake van een structureel patroon, waarbij bijvoorbeeld de kernen die het dichtst bij de regio Rotterdam liggen de meeste druk op de woningmarkt ervaren. De verklaring ligt genuanceerder (zie vervolg). De hierboven beschreven vier typen kernen hebben elk een eigen set verklarende factoren voor de ontwikkeling die zij hebben doorgemaakt. Dit kan als volgt worden samengevat.
- 14 -
Figuur 3.5: Overzicht van verklaringsgronden voor de vier typen kernen, ingedeeld naar migratiesaldo en ontwikkeling van de woningwaarde
Ontwikkeling woningwaarde bovengemiddeld Gebrek aan draagvlak in politiek
Ontwikkeling woningwaarde bovengemiddeld Vraagdruk door aantrekkelijke voorraad en/of woonomgeving
Gebrek aan draagvlak onder de bevolking Procedurele / institutionele belemmeringen Gebrek aan voortvarendheid bij ontwikkelaars
Vraagdruk door centrale ligging (veel voorzieningen) Vraagdruk door goede economische basis (veel werk) Vraagdruk door positieve PR (‘Kom wonen in …’) Relatief eenvoudig te ontwikkelen (Vinex)locaties
Ontwikkeling woningwaarde blijft achter
Vraaguitval door onaantrekkelijke voorraad en / of woonomgeving Vraaguitval als gevolg van VINEX-locaties elders Vraaguitval door geïsoleerde ligging Vraaguitval door verzwakte economische basis Onvoldoende PR over de huisvestingsmogelijkheden
‘Risico op overaanbod’ (kern B)
‘Autonome krimp’ (kern D)
Ontwikkeling woningwaarde blijft achter
‘Kansen voor groei’ (kern A)
Instroom (positief migratiesaldo)
‘Druk op de Ketel’ (kern C)
Uitstroom (negatief migratiesaldo)
Overaanbod, veel keuzemogelijkheden
Ter toelichting kan het volgende worden opgemerkt. 1. Kern A: Instroom van elders, met bovengemiddelde waardeontwikkeling. In deze kernen, met migratiegroei en een bovengemiddelde waardeontwikkeling, is vermoedelijk sprake van vraagdruk en de verklaringen moeten dan ook in die richting worden gezocht. Daarbij kan aan het volgende worden gedacht. • Vraagdruk door aantrekkelijke voorraad en / of woonomgeving. Door een gevarieerd aanbod van woningen en woonmilieus is de kern aantrekkelijk voor een brede vragersgroep; hierdoor worden in deze kernen vrijkomende woningen sneller verhuurd en verkocht. • Vraagdruk door centrale ligging (veel voorzieningen). Door een goed voorzieningenaanbod is een brede groep vragers geïnteresseerd om in deze kern te wonen. Dit geldt onder meer voor senioren die de nabijheid van voorzieningen belangrijk vinden, maar ook steeds meer jonge gezinnen vinden dit (beschikbaarheid kinderopvang, etc.) belangrijk. • Vraagdruk door goede economische basis (veel werk). Ook de aanwezigheid van een gevarieerde werkgelegenheidsstructuur is een trekker. • Vraagdruk door positieve PR (‘Kom wonen in …’). Een goede vermarkting van de Hoeksche Waard brengt de woonkwaliteit onder de aandacht van een breed publiek. Dit zorgt voor een toename van de woningvraag. • Relatief eenvoudig te ontwikkelen woningbouwlocaties.
- 15 -
Het positieve vestigingssaldo kon worden behaald doordat de woningbouw op rolletjes liep. Met name zal dit betrekking hebben op het kunnen realiseren van een uitbreidingslocatie; de ontwikkeling van inbreidingslocaties vergt over het algemeen veel meer tijd en zorgt er in veel gemeenten voor dat het woningbouwprogramma niet wordt gehaald. 2. Kern B: Instroom van elders, met benedengemiddelde waardeontwikkeling. In deze kernen, met migratiegroei en een achterblijvende waardeontwikkeling, is vermoedelijk sprake van overaanbod. Het aanbod is groter dan de vraag, maar de consument heeft wel veel keuzemogelijkheden. 3. Kern C: Uitstroom, met bovengemiddelde waardeontwikkeling. In deze kernen, met een uitstroom van inwoners en een bovengemiddelde waardeontwikkeling, is vermoedelijk sprake van te weinig aanbod van nieuwe woningen en de verklaringen moeten dan ook in die richting worden gezocht. Daarbij kan aan het volgende worden gedacht. • Procedurele / institutionele belemmeringen. Bij deze verklaring kan gedacht worden aan de lange proceduretijd die vaak gemoeid is met het ontwikkelen van nieuwbouwplannen. Met name de inbreidingsplannen vergen vaak veel tijd en vaak ook veel meer tijd dan bij de start van het bestemmingplan / bouwplan wordt verondersteld. Ook kan sprake zijn van institutionele belemmeringen, waarbij met name gedacht moet worden aan onvoldoende personeel en onvoldoende gekwalificeerd personeel. De afgelopen jaren was het moeilijk om nieuwe medewerkers voor de afdeling Bouw en Woningtoezicht aan te trekken; met name het beperkte ontwikkelingsperspectief voor nieuwe medewerkers in kleine gemeenten werkt daarbij remmend. • Gebrek aan voortvarendheid bij ontwikkelaars. Het is denkbaar dat er weliswaar voldoende bouwmogelijkheden waren, maar dat de ontwikkelaars zich minder geconcentreerd hebben op woningbouw in de kleine kernen en zich meer hebben gericht op de grote uitbreidingslocaties. 4. Kern D: Uitstroom, met benedengemiddelde waardeontwikkeling. In deze kernen, met een uitstroom van inwoners en een benedengemiddelde waardeontwikkeling, is vermoedelijk sprake van een lage woningvraag cq vraaguitval. Daarbij kan aan het volgende worden gedacht. • Vraaguitval door onaantrekkelijke voorraad en / of woonomgeving. • Vraaguitval als gevolg van VINEX-locaties elders. • Vraaguitval door geïsoleerde ligging. • Vraaguitval door verzwakte economische basis. • Onvoldoende PR over de huisvestingsmogelijkheden.
3.4.
Verklaringen
Algemeen De hier uitgewerkte classificatie naar kernen heeft zijn beperkingen en de uitkomsten moeten dan ook met nuance worden beoordeeld. Zo is bijvoorbeeld de kern Goudswaard getypeerd als een kern met “kansen voor groei”. In die kern zijn in de afgelopen jaren naar verhouding veel woningen gebouwd en hierdoor is sprake geweest van een positief migratiesaldo. In een dergelijke situatie is het risico aanwezig dat de druk op de
- 16 -
woningmarkt afneemt en zich uit in een minder dan gemiddelde stijging van de WOZwaarde. Echter, in Goudswaard was dat niet aan de orde. Daar is bij een positief migratiesaldo de gemiddelde WOZ-waarde meer dan gemiddeld gestegen. Daaruit zou men de conclusie kunnen trekken, dat er ogenschijnlijk nog sprake is van druk op de woningmarkt die in de praktijk niet wordt ervaren. De verklaring voor dit beeld in Goudswaard is mogelijk, dat er in de afgelopen jaren vooral (zeer) dure nieuwbouwwoningen aan de voorraad zijn toegevoegd, waardoor de WOZ-waarde meer dan gemiddeld is gestegen. Dit voorbeeld impliceert, dat figuur 3.4. met kennis van zaken over de werkelijk ontwikkeling in de afgelopen jaren moet worden geïnterpreteerd. Ontwikkeling per gemeente • Uit de voorgaande analyse kan worden afgeleid dat de WOZ-waarde van de woningen zich in de Hoeksche Waard in de afgelopen jaren nog goed heeft ontwikkeld. De WOZ-waarde ligt hoger dan gemiddeld in de provincie en die waarde is zelfs nog wat meer toegenomen in de periode 2004-2009 dan in Zuid-Holland als geheel. • Voorts blijkt dat in de gemeenten Cromstrijen, Korendijk en Strijen sprake is geweest van een negatief migratiesaldo in de afgelopen jaren, dat structureel van aard is geweest. Dit negatieve migratiesaldo is in de jaren tot 2005 nog gecompenseerd door een positief migratiesaldo in de gemeenten Binnenmaas en Oud-Beijerland, maar vanaf 2005 niet meer. Dit is vooral toe te schrijven aan het feit dat met name in OudBeijerland in de afgelopen jaren weinig is gebouwd. Dit is niet toe te schrijven aan een terugvallende vraagdruk ( de WOZ-waarde heeft zich goed ontwikkeld: stabiel tot licht bovengemiddeld), maar het gevolg van onvoldoende nieuwbouw. Blijkbaar waren er onvoldoende bouwmogelijkheden voor handen. • Een en ander wijst erop dat de Hoeksche Waard in de afgelopen jaren de potentie had om een migratiesaldo = 0 te behalen. Dit is niet gelukt omdat in een enkele gemeente (onder meer Oud-Beijerland) onvoldoende bouwplannen beschikbaar waren. De samenwerkende gemeenten in de Hoeksche Waard hebben de regionale bouwopgave verdeeld over de gemeenten en dit is de maat voor de woningbouw. Deze vorm van contingentering is strikt toegepast in de regio en heeft tot gevolg dat de woningmarktpotentie van de regio niet ten volle wordt benut. Bij meer flexibiliteit in de regionale woningbouwprogrammering hadden vermoedelijk meer mensen kunnen worden aangetrokken. De regio Hoeksche Waard zal moeten overwegen om een meer flexibele woningbouwprogrammering te hanteren, bijvoorbeeld door tijdelijke overheveling van “contingenten” tussen gemeenten toe te staan. Ontwikkeling per kern • Tussen de kernen zijn de verschillen in de ontwikkeling van de WOZ-waarde beperkt. Dit duidt erop dat de marktpositie van deze kernen niet sterk verschilt. In potentie is er in de meeste kernen voldoende vraag om meer nieuwbouw te realiseren, zonder dat dit een sterk drukkend effect op de ontwikkeling van de WOZ-waarde heeft. • Dit lijkt niet het geval te zijn in de kernen ’s-Gravendeel, Klaaswaal en NieuwBeijerland. In ’s-Gravendeel is de afgelopen jaren relatief veel gebouwd en dit heeft een prijsdrukkend effect gehad. Mogelijk staat de woonkwaliteit in de kernen Klaaswaal en Nieuw-Beijerland onder druk, met als gevolg dat de WOZ-waarde minder sterk is gestegen dan gemiddeld.
- 17 -
- 18 -
4. Toekomstige bevolkingsontwikkeling 4.1.
Drie prognosemethodieken
Om enig zicht te krijgen op een mogelijke ontwikkeling van de bevolking in de toekomst, zijn voor de Hoeksche Waard de uitkomsten van drie bevolkingsprognoses naast elkaar geplaatst. 1. De Pearl-prognose 2009 van het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit is een trendprognose, waarbij de migratieontwikkeling uit het verleden als uitgangspunt wordt aangehouden voor de toekomst, tenzij het woningbouwprogramma voor de komende jaren structureel afwijkt van het bouwprogramma in voorgaande jaren. Na 10 jaar wordt het effect van de migratieontwikkeling uit de afgelopen jaren nog maar voor 50% als uitgangspunt genomen voor de periode van 10-20 jaar; het migratie-effect wordt dus getemperd. 2. De Primos-prognose 2009 van het Directoraat-Generaal Wonen. Ook dit is een trendprognose die in hoofdlijnen overeen komt met de achterliggende uitgangspunten van de Pearl-prognose. In de Primos-prognose is, meer dan de Pearl-prognose, het toekomstige woningbouwprogramma maatgevend. Als dat niet bekend is, wordt de migratietrend uit het verleden als uitgangspunt aangehouden. 3. De Zuid-Hollandse bevolkingsprognose 2010. In deze prognosemethodiek wordt gebruik gemaakt van een model dat afgeleid is van de Primos-prognose.
4.2.
Toekomstige ontwikkeling natuurlijke aanwas
De volgende figuur biedt inzicht in het natuurlijke verloop van de toekomstige bevolkingsontwikkeling in de Hoeksche Waard Figuur 4.1. Hoeksche Waard: ontwikkeling van de natuurlijke aanwas, 2009-2030 600 500 400
cbs pearl09 primos09 bp2010
200 100 0 -100 -200 -300 19 90 19 92 19 94 19 96 19 98 20 00 20 02 20 04 20 06 20 08 20 10 20 12 20 14 20 16 20 18 20 20 20 22 20 24 20 26 20 28
groei
300
- 19 -
De afname van de natuurlijke aanwas zet zich door. Het tempo waarin dit gebeurt, verschilt enigszins per prognose. De Pearl-prognose is hierin de meest optimistische; deze prognose gaat ervan uit dat de binnenlandse migratie wat minder negatief uitvalt, waardoor ook sprake is van een wat hoger aantal geboorten. De natuurlijke aanwas die nu nog rond de 250 personen per jaar, zal in de komende 5 tot 10 jaar onder de 0-lijn zakken en daarna verder afnemen. Dit is het gevolg van een stijging van de sterfte (samenhangend met de vergrijzing van de babyboom-generatie) en een daling van het aantal geboorten.
4.3.
Toekomstige ontwikkeling migratie
Toekomstige ontwikkeling buitenlandse migratie Figuur 4.2. Hoeksche Waard: ontwikkeling van de buitenlandse migratie, 2009-2030
400 350 300 250
saldo
200
cbs Pearl09 Primos09 BP2010
150 100 50 0 -50
19 90 19 92 19 94 19 96 19 98 20 00 20 02 20 04 20 06 20 08 20 10 20 12 20 14 20 16 20 18 20 20 20 22 20 24 20 26 20 28
-100
De drie prognoses beoordelen de buitenlandse migratie voor de Hoeksche Waard op eenzelfde wijze. Die buitenlandse migratie ligt voor de komende jaren rond de 0-lijn. Hierbij past de kanttekening dat de buitenlandse migratie voor Nederland als geheel en voor de afzonderlijke regio’s een wispelturig verloop kent, hetgeen samenhangt met het landelijke asielbeleid, het openstellen van de grenzen voor Oost-Europeanen, etc. Deze ontwikkelingen zijn echter voor de toekomst moeilijk te voorzien.
- 20 -
Toekomstige ontwikkeling binnenlandse migratie Figuur 4.3. Hoeksche Waard: ontwikkeling van de binnenlandse migratie, 2009-2030
600
400
saldo
200 cbs pearl09 primos09 bp2010
0
-200
-400
19 90 19 92 19 94 19 96 19 98 20 00 20 02 20 04 20 06 20 08 20 10 20 12 20 14 20 16 20 18 20 20 20 22 20 24 20 26 20 28
-600
Figuur 4.3. laat zien dat de ontwikkeling van de binnenlandse migratie voor de Hoeksche Waard door de Primosprognose en de Zuid-Hollandse bevolkingsprognose 2007 op een nagenoeg gelijke wijze worden getaxeerd. Per saldo zal de komende jaren sprake zijn van een vertrekoverschot van ongeveer 150 tot 200 personen per jaar. De Pearlprognose komt voor de komende 10 jaar uit op een vertrekoverschot van gemiddeld zo’n 100 personen per jaar en dit vertrekoverschot slaat op de lange termijn om in een vestigingsoverschot. Ook de andere twee prognoses komen voor de langere termijn (na 2020) uit op een minder groot vertrekoverschot. Deze uitkomst hangt samen met de gehanteerde methodiek: alle drie de prognoses gaan voor de langere termijn uit van een tempering van de migratieontwikkeling uit de afgelopen jaren.
4.4.
Toekomstige bevolkingsontwikkeling
De hierboven beschreven componenten van natuurlijke aanwas, buitenlandse migratie en binnenlandse migratie bepalen de toekomstige ontwikkeling van het inwonertal.
- 21 -
Figuur 4.5. Hoeksche Waard: bevolkingsontwikkeling per jaar, 2009-2030
1000 800 600
groei
400 cbs pearl09 primos09 bp2010
200 0 -200 -400
19 90 19 92 19 94 19 96 19 98 20 00 20 02 20 04 20 06 20 08 20 10 20 12 20 14 20 16 20 18 20 20 20 22 20 24 20 26 20 28
-600
De voorgaande analyse wijst uit, dat de natuurlijke aanwas en de buitenlandse migratie in de prognoses een stabiele factor zijn. De fluctuaties in de toekomstige bevolkingsontwikkeling worden met name veroorzaakt door de verwachte ontwikkeling van de binnenlandse migratie. De Pearl-prognose is de meest optimistische en gaat ervan uit dat het inwonertal in de Hoeksche Waard ongeveer stabiel zal blijven in de komende 20 jaar. Daarbij wordt wel aangenomen dat er na 2020 sprake zal zijn van een binnenlands vestigingsoverschot, hetgeen niet goed spoort met de ontwikkeling in de afgelopen 20 jaar. De Primos-prognose en de Zuid-Hollandse bevolkingsprognose komen uit op een geleidelijke afname van het inwonertal: bevolkingskrimp. Alle drie de prognoses zijn in meer of in mindere mate aan te merken als een trendprognose. De vraag rijst dan, of de bevolkingsontwikkeling (stabilisatie cq krimp) beïnvloed kan worden door het bouwen van meer woningen dan in het verleden is gebeurd. Immers, in de afgelopen 20 jaar waren er grote fluctuaties in positieve en in negatieve zin in de uitbreiding van de woningvoorraad en het lijkt erop dat dit zijn effect heeft gehad op de bevolkingsontwikkeling; in elk geval in de periode 1990-2005. Om dit te bepalen zijn met behulp van het Zuid-Hollandse prognosemodel varianten doorgerekend die uitgaan van een hoger bouwprogramma voor de Hoeksche Waard. Die berekeningen wijzen uit dat door meer woningbouw in de Hoeksche Waard iets meer personen worden aangetrokken van buiten de regio, maar het effect is vooral dat er meer woningen leeg komen te staan. Blijkbaar kunnen andere omliggende regio’s goed in hun eigen woningbehoefte voorzien, waardoor mensen uit die regio’s niet (meer) hoeven uit te wijken naar andere regio’s zoals de Hoeksche Waard. De groei van de woningbehoefte heeft ook betrekking op een toename van het aantal één- en tweepersoonshuishoudens, een doelgroep die zich meer aangetrokken voelt tot het stedelijk woonmilieu in plaats van het landelijk woonmilieu.
- 22 -
Bevolkingskrimp ligt op de loer. Daarbij is ervan uitgegaan dat de benodigde woningbouw ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd en tegenvallers bij de ene gemeente tijdelijk worden gecompenseerd in een andere gemeente door het toepassen van een flexibele regionale planning. Is dit laatste niet het geval, dan zal de bevolkingskrimp nog wat forser zijn.
4.5.
Huishoudensontwikkeling
Figuur 4.6. Hoeksche Waard: huishoudensontwikkeling, 2009-2030
39000 38000 37000 36000
aantal
35000
cbs pearl primos bp
34000 33000 32000 31000 30000
20 30
20 20
20 10
20 00
29000
jaar
Alle drie de prognoses gaan uit van een groei van het aantal huishoudens, maar de omvang van de groei verschilt per prognose. De Pearl-prognose is het meest optimistisch en de prognose van de provincie komt uit op de laagste groei van het aantal huishoudens. Voorts kan worden geconcludeerd dat de huishoudensgroei wel is afgevlakt ten opzichte van het verleden, maar tot 2025 / 2030 is nog sprake van huishoudensgroei. De huishoudenssamenstelling zal ook in de komende jaren aanzienlijk gaan veranderen (zie figuur 4.7).
- 23 -
Figuur 4.7. Hoeksche Waard: samenstelling huishoudens, 2009-2030
14000
12000
aantal
10000
2000 (CBS) 2010 (CBS) 2020 (BP2010) 2030 (BP2010)
8000
6000
4000
2000
0 1-pers
2-
2+
1-ouder
ov.
type
Uit figuur 4.7. blijkt dat het aantal gezinshuishoudens flink zal afnemen, terwijl anderzijds vooral het aantal eenpersoonshuishoudens sterk zal toenemen. Dit laatste is met name een gevolg van de vergrijzing.
4.6.
Gewenste uitbreiding van de woningvoorraad
In figuur 4.8 wordt voor de drie prognoses de huishoudensgroei voor de periode 20102019 gepresenteerd en de daarmee verbonden groei van de woningvoorraad.
- 24 -
Figuur 4.8. Hoeksche Waard: gewenste groei van de woningvoorraad, 2010-2019
3000
2500
2000 aantal 1500
1000 500 groei huishoudens
0 2000-10
primos 10/20
groei woningvoorraad bp 10/20 pearl 10/20
periode/prognose
Ten opzichte van de afgelopen jaren is er sprake van een aanzienlijke afname van de woningbehoefte. Ook als uitgegaan zou worden van een migratiesaldo = 0, en de Pearlprognose benadert dat uitgangspunt, dan nog is sprake van bijna een halvering van de woningbehoefte. In dat geval komt de woningbehoefte voor de Hoeksche Waard uit op ca 1.600 woningen voor de periode 2010-2019. De Primos-prognose ligt wat lager en de prognose van de provincie komt uit op een gewenste groei van de woningvoorraad met ca 1.000 woningen. Beschikbare plancapaciteit: pm
- 25 -
5. Bevolkingsontwikkeling: een omslag in denken
Bron: Volkskrant 14 oktober 2009.
5.1.
Bewustwording: startpunt voor het nieuwe denken
“De ruimtelijke context van bevolkingskrimp is heel belangrijk. In een (vaak aantrekkelijk) gebied waar al lang veel vraag is naar woningen, kan een afnemende vraag naar woningen de spanningen op de krappe woningmarkt doen verminderen. Lagere prijzen voor koopwoningen, kortere wachtlijsten voor huurwoningen en meer keuzevrijheid voor woningzoekenden zijn het mogelijke gevolg. In een overspannen woningmarkt lijken de positieve gevolgen van krimp dus doorslaggevend. In een (vaak minder aantrekkelijk) gebied kan het teruglopen van de vraag naast prijsdaling en een langere transactietijd (koopwoningen) echter ook leiden tot overschot en leegstand (huurwoningen). Hier lijken de negatieve gevolgen te overheersen. Dit voorbeeld maakt duidelijk dat bevolkingskrimp zowel positieve als negatieve ontwikkelingen kan versterken. ……. komt leegstand en sloop om de hoek kijken. De leefbaarheid is hierbij direct in het geding. Leegstand zet niet alleen de fysieke leefomgeving onder druk (verval, vandalisme), maar komt ook de sociale leefomgeving (aanzien, sociale samenhang, sociale veiligheid) niet ten goede. Als de wetten van de woningmarkt goed werken komt structurele leegstand vooral voor in de minst 2
aantrekkelijke delen van de woningmarkt.”
De ontwikkeling van de afgelopen jaren en de bevolkingsprognoses voor de toekomst wijzen op een bevolkingsdaling van 0 tot 200 inwoners per jaar. Er is nog wel sprake van een huishoudensgroei van 100 tot 200 huishoudens per jaar tot 2020 en deze groei vlakt in de 10 daarop volgende jaren af tot 0. Als bevolkingskrimp aan de horizon verschijnt en hierop geen passend beleid wordt geformuleerd, doet de markt zijn werk. Dit betekent op den duur leegstand, prijsdalingen en verval van de fysieke en sociale leefomgeving. Dit perspectief is niet aantrekkelijk en dat ‘schrikbeeld’ draagt er vermoedelijk ook toe bij, dat het ‘groeidenken’ nog steeds breed is geworteld in de samenleving en bij bestuurders. Maar krimp kan ook kansen bieden, zoals meer ruimte voor groen, minder druk op de woningmark, minder druk op de infrastructuur, etc. Sommige van die ontwikkelingen zijn beïnvloedbaar door beleid, andere niet.
2
Bron: Tijdschrift Demos, september 2009.
- 26 -
Het verschijnsel van een krimpende bevolking is geen nieuw fenomeen. Ook bevolkingsprognoses die een bevolkingsdaling laten zien, zijn niet nieuw. Toch mogen bevolkingsprognoses zich pas sinds kort op een grote belangstelling verheugen. Tot voor kort waren bevolkingsdaling en afname van het aantal huishoudens iets wat zich op de lange termijn voor zou gaan doen en vooral in andere regio’s speelde. Echter, voor Nederland als geheel is de krimp vanaf 2040 aan de orde en dit betekent dat steeds meer regio’s in Nederland vroeger of later te maken gaan krijgen met de bevolkingsdaling. En dit geldt ook voor de Hoeksche Waard. De inmiddels opgedane ervaring leert dat in een dergelijke situatie het volgende van belang is: • Een eerste stap bij het benaderen van dit verschijnsel is het verkrijgen van een brede consensus over de verwachte bevolkingsontwikkeling. Die brede consensus moet in de eerste plaats op regionaal niveau worden bereikt. Zo niet dan dreigt een slag om inwoners met diverse negatieve effecten: onnodige concurrentie, verstarring van de woningmarkt, verkeerde toevoegingen woningvoorraad, etc. De samenwerkende gemeenten in de Hoeksche Waard moeten het onderling eens worden welke bevolkingsontwikkeling als uitgangspunt wordt genomen voor de verdere beleidsontwikkeling. Die consensus raakt niet alleen de gemeenten, maar ook de maatschappelijke organisaties die in de Hoeksche Waard werkzaam zijn. Kortom: er moet een breed maatschappelijk draagvlak gaan ontstaan voor te verwachten bevolkingsontwikkeling. Om dit denken te bevorderen is in de voorgaande hoofdstukken informatie opgenomen over de bevolkingsontwikkeling. Voor een deel zijn dit feiten, historische gegevens. Maar deels betreft het ook inschattingen, die onzeker zijn en mogelijk ook beïnvloed kunnen worden door het voeren van beleid. In een brede discussie in regionaal verband in de Hoeksche Waard moet meer duidelijkheid ontstaan over wat de meest haalbare bevolkingsontwikkeling is en wat dit aan beleidsmaatregelen vergt. • In de tweede plaats is het van belang om de regionale samenwerking te versterken. Niet alleen tussen gemeenten, maar ook met en tussen de maatschappelijke organisaties onderling. De praktijk leert dat samenwerking innovatieve oplossingen biedt, niet om de bevolkingskrimp te bestrijden, maar wel om de gevolgen van de bevolkingskrimp voor de leefbaarheid te verzachten.
- 27 -
Bewustwording is niet op stel en sprong tot stand gebracht. Het is een proces en ervaringen in andere regio’s wijzen uit dat dit proces minimaal enkele jaren vergt. Het is zaak met gericht beleid te anticiperen op de komende bevolkingsontwikkeling. Zo heeft onderzoek uitgewezen dat de waardedaling van woningen zich vooral voordoet in de aanloop naar de werkelijke bevolkingskrimp. Een gericht (woningbouw)beleid kan die ontwikkeling beïnvloeden.
5.2.
Bevolkingskrimp: kansen voor een sterkere samenleving
Bevolkingskrimp is zeker niet alleen maar kommer en kwel. In onderstaand overzicht is een aantal aspecten weergegeven die veranderen in de omslag van groei naar krimp. Daaruit blijkt dat de bevolkingskrimp tal van kansen biedt om tot een sterkere samenleving te komen. Krimp, ook economische krimp, blijkt in de praktijk de belangrijkste drijfveer te zijn voor innovatie en verbetering van de leefomgeving. Van bevolkingsgroei …..
……… naar bevolkingskrimp
Kwantiteit
Kwaliteit
Nieuwbouw
Sloop en herstructurering
Woningtekort
Woningoverschot / evenwicht
Druk op ruimte en milieu
Ontlasting van ruimte en milieu
Nieuwe bedrijventerreinen
Revitaliseren bestaande bedrijventerreinen
Concurrentie om arbeidsplaatsen
Concurrentie om inwoners en arbeidsplaatsen
Werkloosheid
Krapte op arbeidsmarkt
Mismatch op arbeidsmarkt
Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt
Afscheid als ouderen als werknemer
Investeren in ouderen werknemers
Congestie op snelwegen
Afnemende fileproblematiek
Uitbreiding van voorzieningen
Clustering van voorzieningen met behoud van kleinschaligheid
Bron: Derks, 2009
Recent is door de Commissie Ruimtelijke Inrichting en Bereikbaarheid van de SER het ontwerpadvies “Bevolkingskrimp benoemen en benutten” (januari 2011) uitgebracht. Daarin wordt nader in gegaan op de gevolgen van de bevolkingskrimp voor de terreinen woningvoorraad, bedrijventerreinen, onderwijs, zorg en welzijn, detailhandel, mobiliteit en infrastructuur en de arbeidsmarkt. De knelpunten worden benoemd en tal van aanbevelingen zijn geformuleerd hoe die knelpunten kunnen worden aangepakt. Knelpunten Woningvoorraad
Risico van waardedaling, leegstand en verloedering, vooral in sociaal zwakkere wijken. Herstructurering is kostbaar en wordt bemoeilijkt door particulier woningbezit.
- 28 -
Aanbevelingen • Zorg als gemeenten en woningcorporaties dat potentieel geïnteresseerde partijen met elkaar om de tafel gaan zitten, gericht op een succesvolle aanpak van de integrale transformatieopgave. In Parkstad Limburg wordt hiermee geëxperimenteerd. • Denk hierbij bovengemeentelijk en stem woningbouwplannen op regionaal niveau af, rekeninghoudend met de toekomstige demografische ontwikkelingen.
•
•
•
Bedrijventerreinen
•
Risico van verloedering verouderde bedrijventerreinen door leegstand en achterstallig onderhoud. Onvoldoende middelen voor herstructurering •
•
Onderwijs
•
Teruglopende leerlingenaantallen in primair en voortgezet onderwijs leiden tot druk op kwaliteit van het onderwijs, versmalling van opleidingenaanbod in voortgezet onderwijs (inclusief MBO) waardoor aansluiting met regionale arbeidsvraag in gevaar komt. Continuïteit van (het vergrijsde) onderwijzend personeelbestand niet gewaarborgd.
•
•
•
•
•
Zorg en welzijn
•
Mede door bevolkingskrimp staan de kwaliteit en het aanbod van voorzieningen onder druk.
•
- 29 -
Betrek burgers bij het transformatieproces en heb oog voor de bestaande sociale samenhang van wijken. Zet in op ‘behoud dan wel creatie van (vastgoed)waarde’ om naast woningcorporaties ook andere private partijen voor een actieve deelname te interesseren. Zet fondsvorming in om publieke en private middelen te bundelen. Voorbeeld: Transformatiefonds Parkstad Limburg. Zorg als provinciale en gemeentelijke overheden voor regionale afstemming tussen gemeenten om overcapaciteit te voorkomen. Scherpe keuzes zijn nodig met de SER-ladder als richtsnoer. Experimenteer met nieuwe werkvormen voor de herstructurering van bedrijventerreinen in krimpregio•s. Voorbeeld: pilot in het Businessplan ROB Parkstad. Bundel de krachten door langetermijnplannen aan regionale herstructureringsen investeringsmaatschappijen te koppelen. Zoek daarbij gericht naar potentiële private partners, zoals vastgoedondernemers, ontwikkelaars en beleggers. Zorg als overheden voor bovengemeentelijke afstemming om tot een zinvolle inkrimping en spreiding van kwalitatief goed scholen te komen. Voorbeeld: Onderwijsautoriteit Zeeland. Maak als overheid maatschappelijke innovaties mogelijk door waar nodig bestaande knelpunten in wet- en regelgeving aan te pakken. Voorbeeld: Pilot geïntegreerde kindvoorziening voor 0-12 jarigen in de Marne (Groningen). Laat waar nuttig lokale ondernemers in de faciliterende sfeer hierbij een rol spelen: administratie, huisvesting, catering en vervoer. Werk als onderwijsinstellingen en bedrijfsleven meer samen en zorg voor afstemming van het onderwijs op de regionale economie. Voorbeeld: Stichting Engineering Noord. Schep als overheid voor onderwijsinstellingen ruimte voor het aantrekken en behoud van jonge leerkrachten. Zorg als rijksoverheid voor betere wederzijdse erkenning van diploma’s tussen buurlanden en richt het onderwijs in grensregio’s meer op taal en cultuur van buitenlandse buurregio’s. Richt je als overheid op de toegankelijkheid en kwaliteit van voorzieningen die van direct belang zijn voor de leefbaarheid en sociale samenhang. Voorbeeld: Pilot Masterplan Voorzieningenniveau Zeeuws-Vlaanderen. Combineer in gemeenten verschillende functies op een locatie. Dit biedt kansen voor zowel (semi-) publieke voorzieningen als voor commerciële diensten om te komen tot een optimalisering en flexibilisering van de
•
•
•
Detailhandel
•
Bevolkingsgerelateerde bedrijvigheid daalt. Risico leegstand op minst aantrekkelijke locaties. •
Mobiliteit en infrastructuur
•
Het reguliere openbaar vervoer komt (verder) onder druk te staan waardoor voor bepaalde groepen de bereikbaarheid van voorzieningen in gevaar komt.
•
Aanpassingen op de arbeidsmarkt
•
Arbeidsmarktknelpunten komen in krimpregio•s eerder en scherper aan het licht. De potentiële beroepsbevolking krimpt, jongeren en hoger opgeleiden trekken weg. Er is een mismatch tussen arbeidsvraag en –aanbod, met tekorten aan vaklieden (technici) en zorgpersoneel.
•
•
•
•
•
•
- 30 -
bedrijfsvoering en een hogere kwaliteit van de dienstverlening. Zorg bij bundeling en concentratie van voorzieningen en diensten voor een goede afstemming om de toegankelijkheid en bereikbaarheid niet in gevaar te brengen. Zet in op nieuwe vormen van zorgverlening en andere innovaties. Voorbeeld: Sociale innovatie in thuiszorg. Zet als bedrijven en instellingen verdergaande samenwerkingsverbanden op in de vorm van bijvoorbeeld gemeenschappelijke personeelspools van publieke en marktpartijen. Kaart als zorg- of welzijnsinstellingen concrete knelpunten op het gebied van coördinatie en samenwerking aan bij de NMa. Speel als ondernemers (met nieuwe of aangepaste producten) actief in op de demografische veranderingen. Voorbeeld: zorgboerderijen. Zorg als overheid voor een proactief overheidsbeleid dat ondersteunend en richtinggevend is door visieontwikkeling en regionale afstemming. Voorbeeld: retailstructuurvisie Parkstad Limburg. Zorg als overheid voor een optimale (ook digitale) ontsluiting van krimpregio’s. Zorg als overheden voor een goede fysieke bereikbaarheid van gebundelde voorzieningen, bijvoorbeeld door flexibele vraagafhankelijke vervoersystemen, zo mogelijk inspelend op initiatieven van ondernemers en burgers. Laat het nationale arbeidsmarktbeleid ook in krimpregio’s leidend zijn. Benut als (decentrale) sociale partners vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid de beschikbare regionale arbeidsmarktinformatie. Voorbeelden: vacaturespider (RWI) en www.banenrijklimburg.nl. Gebruik als sociale partners het Platform Bèta Techniek en de Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven om specifieke (regionale) opleidingsbehoeften kenbaar te maken. Bepaal als decentrale overheden op regionaal niveau of aanvullend beleid nodig is, gericht op de specifieke arbeidsmarktknelpunten. Organiseer je als bedrijfsleven en werk samen met regionale onderwijsinstellingen om een goede match tussen vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt te bewerkstelligen. Voorbeeld: Zorgacademie Parkstad Limburg. Creëer als overheid ruimte voor regionale experimenten voor het ontwikkelen van nieuwe concepten. Vergroot de aantrekkingskracht van regionale arbeidsmarkten door innovatieve manieren van samenwerking en strategische personeelsvoering. Voorbeelden: Rotterdam
•
Carrièrestad en strategische personeelsplanning Sociale Werkvoorziening-marktpartijen Limburg. Verminder belemmeringen om aan de andere kant van de grens te kunnen gaan werken om zo de economische potenties in grensgebieden beter te benutten. Voorbeeld: Taskforce Grensoverschrijdende Samenwerking.
Bron: Ontwerpadvies “Bevolkingskrimp benoemen en benutten” (januari 2011) van de Commissie Ruimtelijke Inrichting en Bereikbaarheid van de SER.
Elke situatie kent zijn uitdagingen. Ook vijftig jaar geleden, toen er nog sprake was van een omvangrijke bevolkingsgroei, waren er tal van knelpunten op de woningmarkt op te lossen. Woningnood noopte tot omvangrijke en snelle woningbouw en benutting van onbebouwd gebied. Ook in een situatie van stabilisering of geleidelijke afname van de bevolkingsomvang zijn er knelpunten aan te pakken. Bovenstaand overzicht laat zien dat er tal van acties uitgevoerd kunnen worden om de negatieve effecten te temperen. Het begeleiden van die veranderende bevolkingsontwikkeling vergt inspanning van tal van organisaties. Een gedragen visie en samenwerking tussen de bestuursorganen en de maatschappelijke organisaties biedt kansen om de leefbaarheid in positieve zin te beïnvloeden. Het belang van het begeleiden van de bevolkingskrimp is mede gestimuleerd door de recent uitgebrachte publicatie “Van bestrijden naar begeleiden: demografische krimp in Nederland; beleidsstrategieën voor huidige en toekomstige krimpregio’s” van het Planbureau voor de Leefomgeving. In te zetten strategieën* Krimp bestrijden
Krimp begeleiden
Woningmarkt
Woningmarkt
Uitbreiden van de woningvoorraad Toestaan van tweede woningen Toestaan van functieverandering voormalige boerderijen Versterken van het woonimago Regionale economie Versterken van het werkimago van de regio, gericht op het aantrekken van nieuwe werknemers Aantrekken van nieuwe bedrijvigheid door: - acquisitie; - aanleg van nieuwe bedrijventerreinen; - het ontwikkelen van nieuwe concepten voor bedrijventerreinen; - het ontwikkelen van nieuwe economische sectoren en nieuwe clusters Uitbreiden van detailhandelsplannen Uitbreiden van onderwijsaanbod
Stimuleren van nieuwe woonconcepten Stimuleren van sloop en herstructurering Matigen en temporiseren van nieuwbouw Regionaal afstemmen Regionale economie
Stimuleren van sloop en herstructurering van winkelgebieden Reduceren van nieuwbouwprogramma’s voor winkelgebieden Ruimtelijke concentratie van voorzieningen Verhogen van de arbeidsparticipatie onder vrouwen en ouderen Verhogen van de arbeidsproductiviteit door investeren in innovaties Aanpassen en regionaal afstemmen van het bedrijventerreinenprogramma Ontwikkelen van nieuwe economische sectoren die aansluiten bij de kwaliteiten van de huidige (beroeps)bevolking Ontwikkelen van specifieke opleidingen om bestaande arbeidsaanbod en -vraag beter op elkaar te laten aansluiten
- 31 -
Regionaal afstemmen * De cursief gedrukte strategieën zijn niet bewust ingezet om krimp te bestrijden of begeleiden. Bron: “Van bestrijden naar begeleiden: demografische krimp in Nederland; beleidsstrategieën voor huidige en toekomstige krimpregio’s”; Planbureau voor de Leefomgeving, 2010.
- 32 -
Bijlage 1: Gemeenten en kernen in ‘het kwadrant’ In deze bijlage presenteren we per wijk / kern waar deze zich bevinden in ‘het kwadrant’ van groei en krimp (als gevolg van natuurlijke huishoudensontwikkeling en migratie), en marktdruk en –ontspanning (uitgedrukt in woningwaarde). Zie hoofdstuk 3 voor een uitleg.
Numansdorp
Blijft achter
Westmaas Maasdam Puttershoek
‘s-Gravendeel
Korendijk
woningwaarde
Piershil Goudswaard
Oud-Beijerland
Blijft achter
Nieuw-Beijerland
- 33 -
Instroom
Bovengemiddeld
Bovengemiddeld
Instroom
Zuid-Beijerland
Blijft achter
Woningwaarde
Klaaswaal
Oud-Beijerland Migratie Uitstroom
Migratie Uitstroom
Instroom
Bovengemiddeld
Instroom
woningwaarde
Bovengemiddeld
Cromstrijen Migratie Uitstroom
Heinenoord Mijnsheerenland
Blijft achter
Woningwaarde
Binnenmaas Migratie Uitstroom
Bovengemiddeld Blijft achter
Woningwaarde
Strijen Migratie Uitstroom
Strijen
Instroom
Mookhoek
Strijensas
- 34 -
Bijlage 2: Methodische verantwoording Kernenthermometer In dit onderzoek is het perspectief van de kernen verkend. Dat beeld is gebaseerd op een combinatie van de volgende criteria: huishoudensontwikkeling per kern, bevolkingsontwikkeling per kern, migratiesaldo per gemeente en ontwikkeling van de woningwaarde per kern. Tevens is de migratieontwikkeling per kern bepaald. Die gegevens worden niet door het CBS geregistreerd, maar zijn in dit onderzoek op de volgende wijze benaderd. • In de eerste plaats is de omvang van de eigen woningbehoefte (uitgaande van migratiesaldo = 0) per gemeente voor de periode 2003-2009 bepaald. Dit is gebaseerd op de ontwikkeling van de woningvoorraad in de periode 2003-2009 (CBS-cijfers) en het aantal vertrokken / gevestigde huishoudens ter grootte van het migratiesaldo. Door de omvang van de eigen woningbehoefte voor de periode 20032009 af te zetten tegen de woningvoorraad in 2003 wordt het groeipercentage verkregen. • Vervolgens is per kern het werkelijke groeipercentage van de woningvoorraad voor de periode 2003-2009 bepaald (CBS-cijfers). Kernen met een lager groeicijfer dan het berekende groeicijfer voor de gemeente als geheel bij een migratiesaldo = 0, hebben een negatief migratiesaldo (vertrekoverschot) gehad en in de kernen met een hoger groeicijfer was sprake van een positief migratiesaldo (vestigingsoverschot). Op basis van de twee criteria ‘ontwikkeling van het migratiesaldo’ en ‘ontwikkeling van de woningwaarde’ zijn de kernen in de Hoeksche Waard ingedeeld in vier soorten kernen. Figuur: Classificatie op basis van de criteria migratiesaldo en ontwikkeling woningwaarde Migratie
Bovengemiddeld Blijft achter
Woningwaarde
Uitstroom ‘druk op de ketel’
Kern C
Instroom ‘kansen voor
Legenda: •
Kern A: Instroom van elders, met bovengemiddelde
•
Kern B: Instroom van elders, met achterblijvende
•
Kern C: Uitstroom, met bovengemiddelde
groei’
waardeontwikkeling.
Kern A
‘autonome
‘risico op
krimp’
overaanbod’
waardeontwikkeling.
waardeontwikkeling. •
Kern D: Uitstroom, met achterblijvende waardeontwikkeling.
Gemeente X
Kern D
Kern B
- 35 -