Profiel XTC-cliënten in de Nederlandse verslavingszorg
Drs D.E. de Bruin Dr A.A.N. Cruts A.W. Ouwehand Dr G.F. van de Wijngaart Houten/Utrecht, 16 september 1997 IVV en CVO op Internet: http://www.ivv.nl http://www.fsw.ruu.nl/cvo
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Inhoudsopgave Inleiding ....................................................................................................................3 Nadere analyse van XTC.........................................................................................3 Profiel .......................................................................................................................4 Geslacht ...................................................................................................................5 XTC overwegend een jongerenproblematiek..........................................................5 Culturele herkomst...................................................................................................6 Opleiding ..................................................................................................................6 Duur problematisch XTC-gebruik ............................................................................7 Frequentie van het gebruik ......................................................................................8 Bijmiddelen naast XTC ............................................................................................9 Secundaire problematiek .......................................................................................10 Dropout...................................................................................................................11 Risicoprofiel op basis van sociaal-epidemiologisch onderzoek............................11 Hoogstvoltooide opleiding......................................................................................13 Regio ......................................................................................................................13 Andere middelen....................................................................................................13 Andere risicofactoren .............................................................................................14 Profiel op basis van het onderzoek en enkele kanttekeningen ............................15 Samenvatting Profiel nieuw ingeschreven XTC-cliënten in de Nederlandse Verslavingszorg (1996) ..........................................................................................16 Lijst van figuren en tabellen ...................................................................................17 Bronnen..................................................................................................................18 Colofon ...................................................................................................................19
-2-
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Inleiding De gegevens in het LADIS (Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem) zijn verzameld door de Stichting Informatievoorziening Verslavingszorg (IVV) bij de ambulante hulpverleningsinstellingen voor verslaafden in Nederland. Het LADIS bestaat sinds 1986 en verzamelt, naast hulpverleningsgegevens, diverse demografische gegevens en persoonskenmerken van verslaafden die hulp zoeken in Nederland. Het merendeel van de verslaafden zoekt hulp in verband met het gebruik van alcohol (38%), heroïne (33%), gokken (11%), cocaïne (8%) en cannabis (6%). Sinds 1994 is een aantal ambulante instellingen voor verslavingszorg begonnen met het systematisch registreren van cliënten die als primair of secundair probleem het gebruik van XTC aangaven. In 1995 zijn ook de overige deelnemers aan het LADIS met deze registratie begonnen. Op basis van de gegevens in het LADIS publiceert het IVV een aantal profielen van hulpvragers. Het IVV hoopt door middel van deze publicaties hulpverleningsinstellingen en beleidsmakers te wijzen op ontwikkelingen in de verslavingsproblematiek. Binnen twee maanden zal het IVV op basis van 10 jaar LADIS-gegevens een uitgebreid onderzoeksrapport publiceren onder de titel “TrendMatig”. Daarin zal tevens een prognose van de problematiek voor het jaar 2006 worden gegeven.
Nadere analyse van XTC In 1994 stonden in totaal 29 mensen ingeschreven met XTC-gebruik als primair probleem. Dat aantal bleek in 1995 te zijn gestegen tot 228. Het aantal cliënten dat bij een instelling voor ambulante verslavingszorg stond ingeschreven met XTCproblemen is in 1996 verder gestegen tot 428; een stijging van 89 procent ten opzichte van het jaar daarvoor. Ter vergelijking wordt in onderstaande tabel ook een aantal andere ‘uitgaansdrugs’ genoemd. Soort drug XTC Amfetaminen Overige opwekkende middelen LSD Overige hallucinaten TOTAAL
1994 29 588 3 2 1 623
1995 228 649 42 22 10 951
1996 428 739 79 29 21 1296
TABEL 1: CLIËNTEN MET PROBLEMEN XTC EN ANDERE UITGAANSDRUGS (BRON: IVV, 1995, 1996)
Hoewel een dergelijke stijging als ernstig kan worden beschouwd is een relativering hier op zijn plaats. In 1996 stonden in totaal 56.833 personen bij de instellingen voor ambulante verslavingszorg ingeschreven. De bovengenoemde middelen betreffen derhalve 2,3 procent van het totaal. In 1994 bedroeg dit percentage 1,1 procent, in 1995 1,7 procent. Wanneer uitsluitend naar XTC wordt gekeken blijkt het om 0,8 procent van het totaal aantal hulpzoekers te gaan. In 1995 lag dit percentage op 0,4 procent.
-3-
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Er kan derhalve ook geconcludeerd worden dat er een lichte stijging is van het aantal mensen dat hulp zoekt in verband met XTC-gebruik in relatie tot het totaal aantal hulpzoekers. Dat potentiële hulpzoekers beter bekend zijn met de mogelijkheden van hulpverlening bij XTC-problemen zou de stijging eveneens voor een gedeelte kunnen verklaren. De cijfers zijn bovendien niet gecorrigeerd voor dubbeltellingen. De verdeling naar geslacht is in de loop van deze jaren niet significant veranderd. Ongeveer driekwart van de hulpzoekers is van het mannelijk geslacht. Gemiddeld zijn de XTC-cliënten 22 jaar oud. XTC-cliënten 1994 (N=29) 1995 (N=228) 1996 (N=428)
Man 76% 72% 77%
Vrouw 24% 28% 23%
TABEL 2: XTC-CLIËNTEN NAAR GESLACHT (BRON: IVV, 1995, 1996)
Profiel Om een profiel te schetsen van problematische gebruikers van XTC wordt in het nu volgende uitgegaan van nieuwe aanmeldingen van personen die met primaire XTCproblematiek bij één van de hulpverleningsorganisaties aanklopten. Van de 428 cliënten die in 1996 stonden ingeschreven bleek het in 289 gevallen om nieuwe inschrijvingen te gaan. Een kleine 15 procent van deze groep mensen (N=43) bleek bovendien niet voor zichzelf maar voor een ander (zoon, dochter, vriend, vrouw etcetera) hulp te zoeken. Bij de constructie van het profiel van de risicovolle gebruiker zijn deze aanmeldingen daarom buiten beschouwing gelaten. De analyses in de rest van het rapport hebben betrekking op de 246 nieuwe cliënten die in 1996 hulp voor zichzelf zochten bij een instelling voor ambulante verslavingszorg in verband met hun XTC-gebruik. Opvallend is dat een relatief groot deel van deze cliënten woonachtig is in het zuiden des lands, namelijk 31,3%. In Nederland woont daarentegen maar 24,5 procent van de totale bevolking in het zuiden van het land (zie tabel 3.).
Regio Noord-Holland Zuid-Holland Noord Ned. Midden Ned. Zuid Ned. TOTAAL
N 35 52 25 57 77 246
Totale bevolking In percentages in percentages1 14,2% 15,93% 21,1% 21,51% 10,2% 10,50% 23,2% 27,58% 31,3% 24,47% 100,0% 100,0%
TABEL 3: XTC-CLIËNTEN NAAR REGIO
1
Bron CBS
-4-
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Geslacht Het percentage mannelijke hulpzoekers dat zich in 1996 inschreef is gestegen van 72% in 1994 naar 82% in 1996. De percentages verschillen van die in tabel 2, omdat het hier alleen de nieuwe inschrijvingen betreft. Noord-Holland Zuid-Holland Noord Ned. Midden Ned. Zuid Ned. TOTAAL
Man 82,9 84,6 84,0 80,7 79,2 81,7
Vrouw 17,1 15,4 16,0 19,3 20,8 18,3
TABEL 4: XTC-CLIËNTEN NAAR REGIO EN GESLACHT (N=246; IN PERCENTAGES)
Procentueel gezien is het aantal vrouwen dat hulp zoekt in het zuiden en midden van het land hoger dan in de overige delen van het land. De verschillen zijn echter niet significant.
XTC overwegend een jongerenproblematiek Bijna de helft (46%) van de XTC-cliënten is jonger dan 20 jaar. Gemiddeld zijn de nieuw ingeschreven cliënten 20,8 jaar oud. De minimumleeftijd bedraagt 16, de oudste cliënt is 37 jaar. Drie procent van de nieuw ingeschreven cliënten is ouder dan dertig jaar. De vrouwelijke cliënten lijken in doorsnee wat jonger dan de mannelijke cliënten. Dit verschil is echter niet statistisch significant. In het zuiden van het land zijn de XTC-cliënten die zich in 1996 inschreven relatief gezien het jongst, 56 procent is nog geen 20 jaar oud. In het midden van het land zijn de nieuw ingeschreven XTC-cliënten het oudst, daar is 65 procent de twintig gepasseerd. Niettemin is daar 35% de leeftijd van twintig nog niet gepasseerd.
-5-
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
FIGUUR 1: LEEFTIJDSVERDELING NIEUW INGESCHREVEN XTC-CLIËNTEN 1996 (N=243)
45 40 35
Aantal
30 25 20 15 10 5 0 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 Leeftijd
Culturele herkomst Bijna 90 procent van de XTC-cliënten, die zich in 1996 bij de hulpverlening aanmeldden, zijn autochtoon. Respectievelijk 10% van de nieuw ingeschreven XTCcliënten is allochtoon. Dat wil zeggen dat zij naar hun eigen beleving opgegroeid zijn in een andere dan de Nederlandse cultuur.
Opleiding Bijna driekwart (72%) van de nieuw ingeschreven XTC-cliënten had bij aanmelding alleen de lagere school afgerond (N=211). De vrouwelijke XTC-cliënten zijn iets hoger opgeleid dan de mannelijke XTC-cliënten (respectievelijk 58% en 76% had alleen de lagere school afgerond. Betaald werk In opleiding Uitkering, geen werk of opleiding
Man Vrouw Totaal 34,4% 20,9% 31,9% 19,7% 27,9% 21,2% 45,9% 51,2% 46,9%
TABEL 5: BRON VAN INKOMSTEN NAAR GESLACHT (N=226; IN PERCENTAGES)
Bijna één op de drie nieuw ingeschreven XTC-cliënten volgde op dat moment een opleiding, ruim één op de vijf verrichtte betaald werk. Vrouwen volgden vaker nog een opleiding dan mannen, mannen hadden vaker werk dan vrouwen. Meer dan de helft (54%) van de XTC-cliënten woonde nog bij de ouder(s). Eén op de drie XTC-cliënten was alleenstaand. Eén op de tien nieuw ingeschreven XTC-cliënten woonde samen met anderen (bijvoorbeeld in een pleeggezin of studentenhuis). Een klein gedeelte woonde samen met een partner en/of kind(eren). -6-
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Loon Zelfstandig Bij ouders Alleenstaand Bij anderen Partner/ kinderen
Uitkering
Geen
Beurs
anders
38%
14%
34%
10%
4%
24%
48%
15%
10%
3%
16%
32%
32%
16%
4%
50% N=72
25% N=59
19% N=60
6% N=23
0% N=8
Totaal aantallen 119 (100%) 62 (100%) 25 (100%) 16 (100%) N=222
TABEL 6: SAMENLEVINGSVORM NAAR BRON VAN INKOMSTEN (IN PERCENTAGES; N=222)
De twee grootste groepen nieuw ingeschreven XTC-cliënten waren met andere woorden jongeren die nog bij hun ouders woonden en alleenstaanden (met een uitkering).
Duur problematisch XTC-gebruik Bij ruim tweederde van de cliënten, die in 1996 hulp zochten, bestond de problematiek op het moment van inschrijving, naar eigen zeggen, langer dan een jaar. Bij 60 procent van de cliënten hielden de problemen met XTC tussen de 1 en de 5 jaar aan. Bij de vrouwelijke hulpzoekers is die periode korter dan bij de mannelijke cliënten. Bij 45,5 procent van de vrouwen duren de problemen minder dan een jaar. Bij de mannen ligt dit percentage op 27,7 procent. FIGUUR 2: DUUR XTC-PROBLEMATIEK NAAR GESLACHT (N=228)
40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 0-3 mnd
3-6 mnd
6-12 mnd
1-2 jr
2-5 jr
5-10 jr
>10 jr
Duur
Man Vrouw
-7-
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Er zijn verschillen in de duur van de problemen tussen mannen en vrouwen. Bij driekwart van de vrouwen gaat het om maximaal twee jaar. Bij de mannen ligt dit percentage op 54 procent. Er zijn meerdere verklaringen denkbaar voor deze verschillen. Het is mogelijk dat de vrouwelijke hulpzoekers jonger zijn en korter gebruiken dan mannen. Dit blijkt echter niet het geval. Een meer voor de hand liggende verklaring is daarom dat vrouwen hun problemen eerder onderkennen dan mannen en sneller hulp zoeken.
Frequentie van het gebruik FIGUUR 3: FREQUENTIE VAN HET XTC-GEBRUIK NAAR GESLACHT (N=223)
35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% meermalen daags
dagelijks
meermalen per week
wekelijks
onregelmatig
Frequentie Man
Vrouw
Behalve de duur van de problematiek lijkt ook de frequentie van het gebruik tussen mannen en vrouwen te verschillen. Mannen lijken verhoudingsgewijs vaker te gebruiken, vrouwen lijken onregelmatiger te gebruiken. De verschillen zijn echter niet statistisch significant. Duidelijk is wel dat het hier niet overwegend gaat om de “weekend gebruiker” of discoganger. Wanneer de frequentie van het gebruik wordt gerelateerd aan de leeftijd blijken er evenmin significante verschillen te bestaan.
-8-
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
FIGUUR 4: FREQUENTIE VAN HET XTC-GEBRUIK NAAR LEEFTIJDGROEP (N=223)
35 % 30 % 25 % 20 % 15 % 10 % 5% 0% meermalen daags
dagelijks
meermalen per week
wekelijks
onregelmatig
Frequentie 0-19 jr
20-39 jr
Bijmiddelen naast XTC In het LADIS kunnen cliënten aangeven of zij naast XTC nog andere middelen gebruiken waarvan ze problemen ondervinden. In het onderstaande wordt alleen het eerste problematische ‘bijmiddel’ beschreven. Cannabis, amfetamine en cocaïne zijn de meestgenoemde middelen die cliënten gebruiken naast XTC. Er zijn geen significante verschillen gevonden tussen mannen en vrouwen wat betreft secundaire problematiek. Ongeveer eenvijfde van de cliëntenpopulatie gebruikt naast XTC geen andere middelen. Het is opvallend dat het gebruik van opiaten geen rol van betekenis speelt. Slechts één cliënt gaf te kennen naast XTC ook opiaten te gebruiken. Secundaire problematiek Cannabis Amfetamine Cocaïne Alcohol Overige opwekkende middelen LSD Overig Geen
Man 26,7% 24,6% 12,8% 6,2% 4,6% 3,1% 3,5% 18,5%
Vrouw 22,7% 27,3% 11,4% 9,1% 9,1% 0,0% 2,2% 18,2%
Totaal 25,9% 25,1% 12,6% 6,7% 5,4% 2,5% 3,4% 18,4%
TABEL 7: SECUNDAIRE PROBLEMATIEK NAAR GESLACHT (N=239; IN PERCENTAGES)
Wanneer we een dergelijke tabel ook voor leeftijd maken valt op dat de ouderen wat vaker problemen hebben met alcohol en cocaïne. De jongeren geven vaker te kennen problemen te hebben met hun cannabis- en amfetaminegebruik. Opvallend is ook dat cliënten van twintig jaar of ouder minder vaak te kennen geven problemen te ondervinden van andere middelen dan de cliënten onder twintig.
-9-
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Secundaire problematiek Cannabis Amfetamine Cocaïne Alcohol Overige opwekkende middelen LSD Overig Geen
Jonger dan 20 33,0% 28,3% 7,5% 4,7% 5,7% 2,8% 4,8% 13,2%
20 of ouder 16,4% 23,8% 17,2% 8,2%
Totaal 24,1% 25,9% 12,7% 6,6%
5,7% 2,5% 2,4% 23,8%
5,7% 2,6% 3,5% 18,9%
TABEL 8: SECUNDAIRE PROBLEMATIEK NAAR LEEFTIJD (N=228; IN PERCENTAGES)
Secundaire problematiek In totaal blijken in het LADIS 6518 personen te zijn ingeschreven met als primaire of secundaire problematiek het gebruik van opwekkende middelen. Onder opwekkende middelen wordt in dit verband verstaan: XTC, amfetamine, cocaïne. Een kwart van het totale aantal cliënten dat in het LADIS geregistreerd staat geeft te kennen problemen te hebben met deze middelen. Van degenen die als primaire problematiek respectievelijk XTC, amfetamine en cocaïne hebben opgegeven is de verdeling van secundaire problemen als volgt:
Primair-> Cannabis Amfetamine Cocaïne Alcohol Overige LSD Opiaten Geen XTC TOTAAL
XTC
Amfetamine
in aantallen In % 62 26% 60 25% 30 13% 16 7% 20 8% 6 3% 1 0% 44 18% n.v.t. n.v.t. 239 100%
(in aantallen) In % 76 20% n.v.t. n.v.t. 51 13% 30 8% 22 6% 10 3% 9 2% 68 18% 113 30% 379 100%
Cocaïne in aantallen In % 361 29% 65 5% n.v.t. n.v.t. 398 32% 81 6% 6 0 423 34% 225 18% 116 9% 1249 100%
TABEL 9: PRIMAIRE PROBLEMATIEK XTC, AMFETAMINE EN COCAÏNE NAAR SECUNDAIRE PROBLEMATIEK
Van degenen die XTC als hun primaire probleem beschouwen geeft een kwart te kennen amfetaminegebruik als een tweede probleem te onderkennen. Van de cliënten met amfetamine als primaire problematiek heeft dertig procent problemen met XTC. Er hebben zich overigens 1,6 maal zoveel cliënten met primaire amfetamineproblemen en 5,2 maal zoveel met primaire cocaïneproblemen aangemeld dan cliënten met XTC-problemen.
- 10 -
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Dropout Bij ruim 40 procent van de nieuwe XTC-cliënten is het hulpverleningscontact eenzijdig verbroken. In de regio Zuid-Holland ligt dit percentage op 55 procent. In midden en zuid-Nederland rond de 36 procent. Dit vertaalt zich terug naar het gemiddelde aantal hulpverleningscontacten. In de regio Zuid-Holland ligt dit op 4,7. In de overige regio’s ligt dit op gemiddeld 7 tot 9 hulpverleningscontacten. Het betreft hier overigens alleen die cliënten die minimaal twee hulpverleningscontacten hebben gehad. Ruim 38% van de XTC-cliënten heeft tot op heden minder dan twee hulpverleningscontacten gehad.
Gemiddeld Maximum Noord-Holland Zuid-Holland Noord Ned. Midden Ned. Zuid Ned. Totaal
7,2 4,8 6,9 9,5 9,3 8,1
30 14 30 57 29 57
95% interval 4 tot 10 3 tot 6 4 tot 10 6 tot 13 7 tot 11 7 tot 9
TABEL 10: HULPVERLENINGSCONTACTEN PER REGIO (N=152)
Opnieuw bestaan er significante verschillen tussen mannen en vrouwen wanneer gekeken wordt naar het eenzijdig verbreken van het hulpverleningscontact. Bij vrouwen is het contact in 30 procent van de gevallen eenzijdig verbroken, bij mannen ligt dit percentage op 45 procent. Gekeken naar het gemiddelde aantal hulpverleningscontacten, zijn er geen verschillen gevonden tussen mannen en vrouwen. Mannen hebben gemiddeld 8 keer contact gehad, vrouwen gemiddeld 8½ keer. De dropout onder allochtone XTC-cliënten is niet groter dan onder de autochtone XTC-cliënten.
Risicoprofiel op basis van sociaal-epidemiologisch onderzoek In 1996 is door het Centrum voor Verslavingsonderzoek (CVO) van de Universiteit Utrecht een sociaal-epidemiologisch onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van XTC-achtigen in het uitgaanscircuit. In totaal werden tien grootschalige houseparty’s bezocht waar 1121 mensen uitgebreid zijn geïnterviewd. De respondenten zijn steekproefsgewijs bij binnenkomst geworven. Op basis van dit rapport is een profiel geconstrueerd van de risico lopende bezoekers van houseparty’s. Het gebruik van XTC en andere uitgaansdrugs (met name amfetaminen) blijkt hierin een rol te spelen. Het sociaal-epidemiologisch onderzoek van het CVO en de in dit rapport door het IVV gepresenteerde cijfers kunnen voor de hulpverlening van belang zijn. Op basis van deze onderzoeken is namelijk een risicoprofiel geschetst van de problematische XTC-gebruiker. De hulpverlening kan zo beter anticiperen op te verwachten ontwikkelingen in het problematisch gebruik van XTC.
- 11 -
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Een belangrijke conclusie uit het onderzoek van het CVO is dat weliswaar een groot deel (76%) van de onderzochte housepartybezoekers het laatste jaar XTC gebruikte, maar dat dit middel niet frequent gebruikt wordt. Blijkbaar wordt XTC voornamelijk gebruikt bij speciale gelegenheden zoals een grootschalige houseparty, een popconcert of een avondje stappen in de disco. Er is bovendien een groep mensen die XTC thuis of in de natuur gebruikt. Hoewel een groot deel van de bezoekers van houseparty’s ooit met XTC heeft geëxperimenteerd, geeft maar een klein gedeelte van de XTC-gebruikers (5%) te kennen het middel vaker dan één keer per week te gebruiken. In het hierna volgende zullen deze worden aangeduid als excessieve gebruikers. Uit de LADIS-gegevens blijkt dat deze groep met name in de moeilijkheden komt. Dit in tegenstelling tot regelmatige gebruikers die hooguit één keer per week maar vaker dan één keer per maand gebruiken en recreatieve gebruikers die hooguit één keer per maand gebruiken. De mensen die hier aangeduid worden als ex-gebruikers hebben het afgelopen jaar geen XTC gebruikt. De groep XTC-gebruikers bestaat voor 75 procent uit mannen. De gemiddelde leeftijd van de mannen die XTC gebruiken bedraagt 21 jaar, de gemiddelde leeftijd van de vrouwen is 20 jaar. Wanneer de frequentie van het gebruik gerelateerd wordt aan geslacht blijkt 6 procent van de mannen en 5 procent van de vrouwen twee tot vier keer per week of vaker XTC te gebruiken. Ook de overige gebruiksfrequenties van mannen en vrouwen ontlopen elkaar nauwelijks. Dus hoewel er meer mannen zijn die XTC gebruiken, gebruiken mannen verhoudingsgewijs niet frequenter dan vrouwen. De leeftijd van de excessieve gebruikers verschilt wel tussen mannen en vrouwen: de gemiddelde leeftijd van de excessieve mannelijke gebruiker is 20,4 terwijl zijn vrouwelijke tegenhanger nog geen 19 is. Een opvallend verschil tussen de LADIS- en de CVO-gegevens is het percentage XTCgebruikers dat werkt, dan wel een opleiding volgt.
Werkend (betaald) Opleiding Anders
LADIS cliënten
ooit XTC (n=839) (cvo)
excessief XTC (n=51) (cvo)
32% 21% 47%
40% 57% 4%
35% 53% 12%
TABEL 11: DAGBESTEDING XTC-GEBRUIKERS
Van de excessieve gebruikers volgt 53 procent een opleiding, 35 procent heeft betaald werk en 12 procent heeft geen van dergelijke bezigheden. Van de XTCcliënten uit het LADIS heeft 47 procent geen betaald werk en volgt evenmin een opleiding.
- 12 -
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Hoogstvoltooide opleiding Uit het CVO-onderzoek blijkt dat 17 procent van de XTC-gebruikers de basisschool als hoogstvoltooide opleiding heeft afgerond. Bij de excessieve gebruikers ligt dit percentage op 27 procent. Van de LADIS XTC-cliënten heeft 72 procent alleen de basisschool afgerond. Hieruit kan geconcludeerd worden dat met name lager opgeleiden in de problemen komen en hulp zoeken bij de ambulante verslavingszorg.
Regio Uit het CVO-onderzoek blijkt voorts dat het zuiden van het land relatief veel excessieve gebruikers kent. Ruim 10 procent van de XTC-gebruikers uit de zuidelijke regio gebruikt excessief. Regio Noord-Holland Zuid-Holland Noord Ned. Midden Ned. Zuid Ned. TOTAAL
Excessief Regelmatig Recreatief Niet (ex-) 7% 45% 45% 3% 3% 45% 48% 4% 9% 38% 52% 2% 2% 60% 34% 4% 11% 52% 36% 1% 6% 48% 43% 3%
TABEL 12: FREQUENTIE XTC-GEBRUIK VOLGENS CVO-ONDERZOEK NAAR REGIO (N= 839; IN PERCENTAGES)
Deze trend, zo we daar van mogen spreken, zien we tevens terug in de LADISgegevens. Een relatief groot gedeelte van de hulpzoekers bij de ambulante verslavingszorg komt voor rekening van de zuidelijke regio’s van Nederland. In de zuidelijke provincies zien we tevens de hoogste prevalentiecijfers: 87 procent van de housepartybezoekers heeft ooit XTC gebruikt terwijl dit percentage in het noorden des lands op 63 procent ligt (gemiddeld 81%). Wellicht zijn de problemen met XTC in de zuidelijke provincies groter omdat het housepartycircuit zich daar voornamelijk in de reguliere horeca afspeelt. Uit het CVO-onderzoek blijkt dat de omstandigheden in de reguliere horeca vaak minder goed geregeld zijn dan op grootschalige houseparty’s.
Andere middelen Uit de LADIS-gegevens blijkt dat veel problematische XTC-gebruikers ook andere middelen gebruiken. Amfetamine, cannabis en cocaïne zijn de meest genoemde middelen. Deze middelen blijken ook door de XTC-gebruikers uit het sociaalepidemiologisch onderzoek met enige regelmaat te worden gebruikt. Uitgaande van de prevalenties levert dat het volgende beeld op.
- 13 -
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Cannabis Amfetamine Cocaïne Alcohol LSD Overig Geen
Ooit XTC gebruikt (n=865) 81 76 48 81 32 -
Combinatie XTC met (n=859) 58 45 21 33 8 11 18
TABEL 13: GEBRUIK ANDERE MIDDELEN DOOR XTC-GEBRUIKERS (IN PERCENTAGES) (CVO)
Van de mensen die ooit XTC gebruikten heeft 81 procent ooit cannabis of alcohol gebruikt. Met amfetamine heeft 76 procent wel eens geëxperimenteerd. Gecombineerd gebruik van XTC en cannabis komt het meest voor (58%). Amfetamine is het tweede middel dat bij relatief veel XTC-gebruikers in zwang is. Hoewel alcohol door eenderde van de XTC-gebruikers gecombineerd wordt, zijn er verhoudingsgewijs veel mensen die alcohol bewust niet combineren met XTC. Naarmate mensen frequenter XTC gebruiken, combineren zij dit gebruik vaker met alcohol, cannabis, amfetamine en/of cocaïne. Ook paddestoelen en LSD worden soms met XTC gecombineerd. Opiaten daarentegen worden slechts op zeer kleine schaal gebruikt en zelden of nooit gecombineerd met XTC. Duidelijk is verder dat niet zozeer het gebruik van XTC als wel het (gecombineerde) gebruik met amfetamine tot problematische situaties kan leiden. Ook het gecombineerde gebruik van XTC en cocaïne leidt tot relatief meer klachten op zowel korte als lange termijn. Wanneer we de patronen van XTC- en amfetaminegebruik vergelijken, valt op dat het gebruik van beide middelen in de beginperiode toeneemt en na een piek te hebben bereikt, weer afneemt. Na verloop van tijd wordt het amfetaminegebruik over het algemeen gestaakt en stabiliseert het XTC-gebruik zich op een recreatief niveau. Verder is het opmerkelijk dat een deel van de respondenten die ooit amfetamine hebben gebruikt het bij een eenmalig experiment laat.
Andere risicofactoren Tot slot is in het CVO-onderzoek nog een aantal andere risicofactoren beschreven. De partybezoekers die een verhoogd risico lopen zijn excessieve XTC-gebruikers, die op jonge leeftijd zijn begonnen, per gelegenheid veel pillen slikken, wekelijks party’s bezoeken, weekenden doorfeesten zonder te slapen en deel uitmaken van een vriendenkring waarin veel XTC wordt gebruikt. Bovendien combineren zij XTC vaak met amfetamine. Zij rapporteren vaker klachten, zowel op korte als op langere termijn. De lichamelijke en andere klachten op korte en lange termijn vertonen geen samenhang met het gebruik van XTC als zodanig. Veeleer blijkt het gecombineerd gebruik van XTC met amfetamine tot problemen te leiden. Het zijn vooral de amfetaminegebruikers die de EHBO-posten op grootschalige houseparty’s bevolken. - 14 -
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Profiel op basis van het onderzoek en enkele kanttekeningen Veelal jonge tot zeer jonge mensen die frequent ecstasy gebruiken melden zich bij de hulpverlening. In veel gevallen worden ook andere mogelijk nog riskantere middelen zoals amfetaminen gebruikt. De betrekkelijk korte gebruiksduur toont aan dat ecstasy bij frequent gebruik tot problemen kan leiden. Met name jongeren met een zeer laag opleidingsniveau blijken, mede door hun ecstasygebruik, eerder in moeilijkheden te komen. Dit lijkt op het patroon bij heroïnecliënten waar ook veelal in maatschappelijk opzicht “losers” zijn terug te vinden. De groei van het aantal problematisch XTC-gebruikers wordt bevestigd in het CVO-onderzoek. Als 5% van de gebruikers excessief gebruiker is, dan kan dit voor de komende jaren een nieuwe golf cliënten voor de verslavingszorg betekenen.
- 15 -
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Samenvatting Profiel nieuw ingeschreven XTC-cliënten in de Nederlandse Verslavingszorg (1996) Geslacht
82% van de nieuw ingeschreven XTC-cliënten is man, 18% is vrouw.
Leeftijd
De gemiddelde leeftijd van de XTC-cliënten bedraagt 22 jaar. Nieuw ingeschreven cliënten zijn gemiddeld 21 jaar.
Opleidingsniveau
72% van de XTC-cliënten heeft als hoogstvoltooide opleiding de lagere school afgerond.
Culturele herkomst
10% van de nieuw ingeschreven XTC-cliënten is allochtoon.
Bron van inkomsten
32% van de XTC-cliënten heeft inkomsten uit werk, in loondienst of uit zelfstandige arbeid. 10% heeft een beurs. Meer dan de helft heeft enige vorm van uitkering.
Leefsituatie
Meer dan de helft (54%) van de XTC-cliënten woont nog bij de ouders, 28% is alleenstaand en 7% woont met een partner en/of kinderen.
Soort middel
Van de nieuw ingeschreven XTC-cliënten heeft 26% daarnaast ook problemen met cannabis, 25% met amfetamine en 12% met cocaïne. 18% van de cliënten heeft naast het gebruik van XTC geen problemen met het gebruik van andere middelen. Het gebruik van opiaten speelt geen rol van betekenis.
Duur van de problematiek
De bestaansduur van de XTC-problematiek is voor ruim tweederde van de cliënten langer dan een jaar. Voor driekwart van de vrouwen is de duur van de problematiek korter dan twee jaar. Bij mannen ligt dit op 54%.
Frequentie XTC-gebruik
56% van de nieuw ingeschreven XTC-cliënten gebruikt een paar maal per week of vaker.
- 16 -
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Lijst van figuren en tabellen Tabel 1: Cliënten met problemen XTC en andere uitgaansdrugs (Bron: IVV, 1995, 1996) 3 Tabel 2: XTC-cliënten naar geslacht (Bron: IVV, 1995, 1996) ........................................... 4 Tabel 3: XTC-cliënten naar regio ....................................................................................... 4 Tabel 4: XTC-cliënten naar regio en geslacht (N=246; in percentages) ............................ 5 Tabel 5: Bron van inkomsten naar geslacht (N=226; in percentages)............................... 6 Tabel 6: Samenlevingsvorm naar bron van inkomsten (in percentages; N=222).............. 7 Tabel 7: Secundaire problematiek naar geslacht (N=239; in percentages) ...................... 9 Tabel 8: Secundaire problematiek naar leeftijd (N=228; in percentages) ....................... 10 Tabel 9: Primaire problematiek XTC, amfetamine en cocaïne naar secundaire problematiek............................................................................................................. 10 Tabel 10: Hulpverleningscontacten per regio (N=152) .................................................. 11 Tabel 11: Dagbesteding XTC-gebruikers ......................................................................... 12 Tabel 12: Frequentie XTC-gebruik volgens CVO-onderzoek naar regio (N= 839; in percentages) .............................................................................................................. 13 Tabel 13: Gebruik andere middelen door XTC-gebruikers (in percentages) (CVO)......... 14
Figuur 1: Leeftijdsverdeling nieuw ingeschreven XTC-cliënten 1996 (n=243) ................. 6 Figuur 2: Duur XTC-problematiek naar geslacht (n=228)................................................. 7 Figuur 3: Frequentie van het XTC-gebruik naar geslacht (n=223)..................................... 8 Figuur 4: Frequentie van het XTC-gebruik naar leeftijdgroep (n=223).............................. 9
- 17 -
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Bronnen •
CBS (1997). Statistisch Jaarboek 1997. Den Haag: SDU.
•
IVV (1995). Kerncijfers LADIS 1994. Utrecht: Stichting Informatievoorziening Verslavingszorg.
•
IVV (1996). Kerncijfers LADIS 1995. Utrecht: Stichting Informatievoorziening Verslavingszorg.
•
Ouwehand, A.W., A.A.N. Cruts, A. de Vos (1997). Profiel gokcliënten in de verslavingszorg. Houten: Stichting Informatievoorziening Verslavingszorg.
•
Ouwehand, A.W., A.A.N. Cruts, L.J. de Vetten (1997). Kerncijfers LADIS 1996; Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem. Houten: Stichting Informatievoorziening Verslavingszorg.
•
Ouwehand, A.W., A.A.N. Cruts (1997). Problematisch cannabisgebruik nader beschouwd. Houten: Stichting Informatievoorziening Verslavingszorg.
•
Ouwehand, A.W., A.A.N. Cruts (1997). Profiel harddrugcliënten in de Nederlandse verslavingszorg. Houten: Stichting Informatievoorziening Verslavingszorg.
•
Spruit, I.P., in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (1997). XTC in Nederland; Een samenvatting van de bevindingen van zes projecten. Den Haag: Sdu Uitgevers.
•
Wijngaart, G.F. van de, R. Braam, D. de Bruin, M. Fris, N. Maalsté, H. Verbraeck (1997). Ecstasy in het uitgaanscircuit. Een sociaal-epidemiologisch onderzoek naar de aard, omvang en risico’s van het gebruik van XTC en andere uitgaansdrugs op houseparty’s. Utrecht: Centrum voor Verslavingsonderzoek, Universiteit Utrecht.
- 18 -
PROFIEL XTC-CLIËNTEN IN DE NEDERLANDSE VERSLAVINGSZORG
Colofon © IVV, Stichting Informatievoorziening Verslavingszorg, 1997 ISBN 90-5726-014-X Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming gepubliceerd worden. Auteurs: Dhr. drs D.E. de Bruin, onderzoeker, CVO Dhr. dr A.A.N. Cruts, stafmedewerker LADIS-analyse, IVV Dhr. A.W. Ouwehand, directeur Stichting IVV Dhr. dr G.F. van de Wijngaart, directeur CVO Aan deze publicatie werkten tevens mee: dhr. S. Boonzajer Flaes, systeemontwerper mevr. M. van Veenendaal, secretaresse dhr. M. Wardi, lay-out Stichting Informatievoorziening Verslavingszorg (IVV) Randhoeve 231 Postbus 504 3990 GH Houten tel.: 030-635.82.20 fax : 030-635.82.30 IVV op Internet: http://www.ivv.nl
- 19 -