OTB2005 O&O-03 II
14-09-2005
15:56
Pagina 1
K w a r t a a l u i t g a v e
v a n
h e t
O n d e r z o e k s i n s t i t u u t
O T B
Corporaties en gemeente hebben elkaar hard nodig
Prestaties corporaties in de stedelijke vernieuwing goed waarborgen Samenwerking tussen woningcorporaties en gemeente in de stedelijke vernieuwing in Den Haag verloopt goed ondanks het vrijwillige karakter ervan. Een groeiend takenpakket mag de prestaties van corporaties niet in de weg zitten. Het zekerstellen van voldoende prestaties ontbreekt echter.
De sociale huursector bestaat inmiddels uit veelal grote, redelijk vermogende, professionele woningcorporaties die opereren tussen markt en overheid. Door deze positie en het groeiend takenpakket, zoals stedelijke vernieuwing, leefbaarheid, de combinatie wonen en zorg, zijn de prestaties van de corporaties en de wijze waarop deze kunnen worden gewaarborgd en gestuurd, een punt van aandacht. Het is van belang dat de verzelfstandigde sociale huursector zo goed
Complex netwerk in stedelijke vernieuwing niet altijd overzichtelijk mogelijk presteert, in het bijzonder in de stedelijke vernieuwing, waar sprake is van een zekere mate van vrijwilligheid. De corporaties en andere partijen kunnen niet worden gedwongen om deel te nemen maar hooguit worden gestimuleerd. Complex netwerk De prestaties van corporaties in Den Haag waren recent onderwerp van studie. Den Haag is een stad met een substantiële stedelijke vernieuwingsopgave. De stedelijke vernieuwing krijgt er vorm in een complex netwerk met als hoofdrol-
Nieuwbouw en renovatie in Den Haag Zuidwest.
Inhoud
spelers de drie grote corporaties (Vestia, Staedion en HaagWonen) en de gemeente Den Haag. Aan de hand van onder meer gestructureerde interviews met vertegenwoordigers van betrokken organisaties is het samenwerkingsproces in kaart gebracht en van commentaar voorzien. De samenwerking blijkt met name te worden bemoeilijkt door de pluriformiteit en een zekere geslotenheid van de partijen: zij streven ook eigen doelen na en staan niet altijd open voor voorstellen van buiten de eigen organisatie.
Prestaties corporaties in de stedelijke vernieuwing goed waarborgen 1
Vooruitgang en kritiek In Den Haag worden in redelijk tempo woningen gesloopt en nieuwe woningen gebouwd. Er is veel vooruitgang geboekt bij het verdelen van de verantwoordelijkheden. In de regio Haaglanden is het bovendien gelukt om de ruimtelijke
Ruimtelijke informatie beter uitwisselbaar maken 5
Vervolg op pagina 2
Rotterdams havengebied onder de loep in transportcongres 2 Woningwaarde-index Kadaster geïntroduceerd 3 Eén typologie van woonmilieus niet haalbaar 4
Reputaties op drift 6 OTB-Cursussen en -studiedagen 7 Van de pers 8
2 0 0 5
OTB2005 O&O-03 II
14-09-2005
15:56
Pagina 2
OTB
& omgeving
september 2005
Rotterdams havengebied onder de loep in transportcongres De Rotterdamse haven en haar achterlandnetwerken behoren tot de belangrijkste van Europa. In de jaren negentig was het havengebied zeer innovatief, een belangrijk pluspunt in de concurrentie met andere havens. Inmiddels hebben ook andere havens hun innovatietempo opgevoerd. Wil het Rotterdamse havencomplex zijn vooraanstaande positie behouden, dan moet de concurrentiekracht worden versterkt. Welke mogelijkheden en kansen de Rotterdamse haven heeft om te innoveren, zijn onderwerpen van het CIVRO-congres dat het Onderzoeksinstituut OTB samen met kennisinstituut ACTransPORT* organiseert. Het congres vindt plaats op 5 oktober 2005 in Rotterdam. Projectleider Ekki Kreutzberger van het Onderzoeksinstituut OTB over de noodzakelijke modernisering van de Rotterdamse haven en haar netwerken: ‘Er bestaan grote verwachtingen van de haven en de netwerken met het achterland. Rotterdam zal, met name bij het intermodaal goederenvervoer, steeds grotere goederenstromen te verwerken krijgen die bovendien steeds sneller afgehandeld moeten worden. De haven zal maatwerk en kwaliteit moeten leveren en goedkoop èn duurzaam moeten opereren om in de
De concurrentiekracht van de Rotterdamse haven moet worden versterkt. race te blijven. Het havengebied moet iets te bieden hebben in het tijdperk van megacarriers en grote zeehaveninvesteringen in het mediterrane gebied. Ook wordt de haven steeds belangrijker voor het functioneren van andere vervoersregio’s, zoals Amsterdam, Vlissingen en het noorden van het land. Dit vergt innovatie.’ Tijdens het congres komen tal van onderwerpen aan bod. De deelnemers worden bijgepraat over de effecten van schaalvergroting van zeesche-
pen, innovatiestrategieën voor het achterlandtransport, het gebruik van robots op terminals op zee, innovaties teen behoeve van transport binnen de haven en ICT-toepassing. Deskundigen uit de wetenschap en de praktijk geven hun beeld over wenselijke en kansrijke innovaties. *ACTransPORT is een gezamenlijk initiatief van het havenbedrijf Rotterdam N.V., de gemeenten Rotterdam en Delft, de Erasmus Universiteit Rot-
Meer innovatie! Innovatie waarheen?
terdam en de Technische Universiteit Delft. Het bundelt en ontwikkelt kennis over handel, transport, logis-
Het CIVRO-congres Meer innovatie! Innovatie waarheen? is bedoeld voor mensen uit de praktijk en de wetenschap die zich bezighouden met de Rotterdamse haven en haar netwerken. Het congres vindt plaats op woensdag 5 oktober 2005 op Hogeschool InHolland, van 9.00 tot 18.00 uur, de deelnamekosten bedragen € 350,- per persoon. Voor meer informatie of voor een programmafolder kunt u zich wenden tot het secretariaat van het Onderzoeksinstituut OTB, tel. (015) 2783005, e-mail
[email protected]. Zie ook de rubriek Cursussen en Studiedagen op pagina 7 van deze uitgave.
tiek en de stadshaveneconomie en maakt deze beter toepasbaar. ACTransPORT stimuleert grensverleggend onderzoek, vernieuwend onderwijs en kennisuitwisseling tussen universiteiten en het haven- en industriegebied.
Vervolg van pagina 1
Prestaties corporaties in de stedelijke vernieuwing goed waarborgen
2
segregatie op beperkte schaal te doorbreken. Zo is de concentratie van lagere-inkomensgroepen in de stad verminderd. Deze realisatie van de stedelijke prestatieafspraken is mogelijk dankzij de wederzijdse afhankelijkheid tussen de corporaties en de gemeente. Er zijn ook kritische geluiden hoorbaar: diverse respondenten vinden dat het ambitieniveau van de herstructurering omhoog moet. Daarnaast vindt vooral de gemeente dat ook het tempo omhoog kan. Volgens vertegenwoordigers van huurdersverenigingen worden er te weinig betaalbare huurwoningen teruggebouwd. Een ander punt van kritiek is dat de wederzijdse afhankelijkheid tussen corporaties en hun bewonersorganisaties zo beperkt is dat de laatstgenoemden in het netwerk van de stedelijke vernieuwing een marginale rol vervullen. Prestaties nog te weinig gewaarborgd Geen van de partijen heeft een volledig overzicht
van het complexe netwerk, de instrumenten en strategieën en daardoor ook niet van de prestaties die te leveren zijn of juist bemoeilijkt worden. Er is ook gekeken naar de werking van sturingsinstrumenten. Het blijkt dat het interne en externe toezicht nog weinig is gericht op de prestaties van de corporaties in de stedelijke vernieuwing. De basis lijkt vooral te bestaan uit een positieve instelling en daadkracht van personen en de persoonlijke chemie in samenwerkingsrelaties. Een adequate externe borging van voldoende prestaties in de stedelijke vernieuwing ontbreekt. Corporaties en gemeente hebben elkaar in de stedelijke vernieuwing hard nodig. Het Haagse netwerk van de stedelijke vernieuwing is complex en pluriform: er zijn veel en grote partijen, soms met tegenstrijdige wensen en eisen. Het vastleggen van prestatieafspraken kan de pluriformiteit verminderen, zo blijkt. Volgens de onderzoekers kunnen de instrumen-
ten die momenteel worden gehanteerd bij het financieel toezicht interessant zijn voor het verder ontwikkelen van een volkshuisvestelijk toezicht. Deze vorm van toezicht kenmerkt zich door maatwerk voor individuele corporaties en het gebruik van benchmarks.
Download Het rapport ‘Prestaties van corporaties in de stedelijke vernieuwing: casestudie Den Haag’ van Gerard van Bortel en Marja Elsinga is te downloaden via www.corpovenista.nl. Het onderzoek werd uitgevoerd door het Onderzoeksinstituut OTB binnen Corpovenista, een vierjarig onderzoeksprogramma met als overkoepelend thema de stedelijke herstructurering.
OTB2005 O&O-03 II
14-09-2005
15:56
Pagina 3
OTB
& omgeving
september 2005
Ontwikkeling woningwaarde nauwkeuriger en betrouwbaarder
Woningwaarde-index Kadaster geïntroduceerd Financiële instellingen hebben voor het inschatten van risico’s van de hypotheekportefeuille behoefte aan een indexcijfer. Ook consumenten willen graag weten wat de waardeontwikkeling is geweest van hun woning. De Woningwaarde-index Kadaster geeft die ontwikkeling nauwkeurig en betrouwbaar weer.
In mei 2005 is de Woningwaarde-index Kadaster geïntroduceerd. De index geeft van alle verkochte woningen vanaf januari 1993 maandelijks de waardeontwikkeling weer. Klassieke methoden volgen weliswaar ook de ontwikkeling in de woningwaarde, maar deze zijn niet gecorrigeerd voor de verschillende prijsniveaus die woningtypes hebben. Ze zijn evenmin gecorrigeerd voor de samenstelling van de woningen die verkocht zijn in een bepaalde periode, die niet per se een representatieve afspiegeling is van de koopwoningvoorraad. Met name financiële instellingen hebben behoefte aan deze index. Zij moeten ieder jaar aan De Nederlandsche Bank een opgave doen van hun solvabiliteit. Hiervoor moet de waarde van onderpanden ten opzichte van de uitstaande leningen worden bepaald. Op dit moment hanteert iedere instelling haar eigen methode. Ook particulieren hebben baat bij een objectieve index. Zij kunnen de index gebruiken als zij een woning willen kopen of verkopen, of bij het beoordelen van de ontwikkeling van de WOZwaarde.
waarde. Dit betekent dat de index gebruikt kan worden voor het volgen van de individuele waardeontwikkeling van een koopwoning en dat is precies waar financiële instellingen en particulieren naar opzoek zijn. Andere toepassingsmogelijkheden liggen bij de bepaling en beoordeling van de WOZ-waarde door gemeenten en taxatiebureaus. Grotere gevoeligheid In een periode van hoogconjunctuur zal een dure woning veelal sneller in waarde toenemen dan een goedkope woning. In een periode van laagconjunctuur neemt een goedkope woning sneller in waarde toe. Een index gebaseerd op gemiddelden zal hiervoor veel gevoeliger zijn dan een index op basis van de gemiddelde waardeverandering. De index laat onder meer zien dat de waardever-
andering over bijvoorbeeld de periode juni 2004mei 2005 in de regio Noord-Nederland beduidend minder sterk gestegen is dan in de andere regio’s. Dit betekent dat er regionale verschillen zijn. Het belang van indexreeksen op laag schaalniveau wordt hiermee onderstreept. De gedachte gaat inmiddels uit naar het ontwikkelen van een Woningwaarde-index Kadaster op postcodeniveaus en voor meerdere woningtypen. Daarnaast wordt er ook gedacht aan de mogelijke ontwikkeling van een woningprijsindex. Samen met de huidige indexreeksen wordt dan een volledig pakket van indexreeksen gepubliceerd. De Woningwaarde-index is ontwikkeld door het Kadaster en het Onderzoeksinstituut OTB. Inlichtingen: Paul de Vries,
[email protected].
Gemiddelde waardeveranderingen Op het moment dat een woning verkocht wordt, zijn de prijs en de waarde aan elkaar gelijk. Het Kadaster neemt deze transactieprijs op in zijn bestanden. De waardering wordt direct beïnvloed door bijvoorbeeld een kwaliteitsverbetering.
Iedere financiële instelling hanteerde een eigen methode De verandering in woningkwaliteit wordt meegenomen in de berekening van de index omdat financiële instellingen voor hun risicoanalyse individuele woningen moeten waarderen. Ook de particuliere woonconsument wil weten in hoeverre een woning in waarde wijzigt. Niet alle woningverkopen worden in de berekening meegenomen. Zo blijven nieuwbouwwoningen buiten beeld en negeert de index doorverkopen binnen twaalf maanden, omdat die door speculatie vaak een buitensporig prijsverloop kennen. De index volgt de gemiddelde waardeverandering en niet de klassieke gemiddelde woning-
De waarde van woningen na verbetering is in de index verwerkt.
3
OTB2005 O&O-03 II
14-09-2005
15:56
Pagina 4
OTB
Woonmilieuhexagoon groepeert invalshoeken
Eén typologie van woonmilieus niet haalbaar
& omgeving
september 2005
De zes invalshoeken van de woonmilieuhexagoon fysiek (o.a. woningdichtheid, architectuur)
geografisch (locatie in stad of regio)
economisch (o.a. eigendomsverhoudingen)
Het zou zo mooi zijn als alle woonmilieus van Nederland op een en dezelfde wijze getypeerd konden worden. Helaas blijkt dat niet mogelijk omdat
Het woonmilieu
per onderwerp en gebruiker uiteenlopende invalshoeken denkbaar zijn. Bovendien sluit de beleving van bewoners lang niet altijd aan bij buurtindelingen van beleidsmakers. Wel zijn de vele typologieën te groeperen.
De kwaliteit van de woonomgeving bepaalt steeds meer het woongenot. In de beleving van het wonen speelt de omgeving minstens zo’n grote rol als de woning zelf. Problemen van mensen met hun woonsituatie liggen dan ook meestal in hun beleving van de woonomgeving. ‘De buurt gaat achteruit’, zo wordt vaak gezegd, en ‘Het is niet meer zo gezellig als vroeger’, of ‘Met de nieuwe buren kun je nauwelijks praten, en die aan de andere kant zijn er nooit.’ Ze vinden de omgeving onleefbaar en onveilig en de huizen zien er maar sober uit, vergeleken met de nieuwe buurt van de kinderen. In beleid en onderzoek bestaat hernieuwde aandacht voor de dagelijkse leefomgeving, de buurt en het woonmilieu (het geheel van de woning, de woonomgeving en de beleving van deze omgeving door bewoners en beleidsmakers). Woonmilieuhexagoon Al sinds de jaren zeventig zijn er, met name in Nederland, veel typologieën opgesteld. Zo dienen woontypologieën bij beleidsmakers voor inventarisatie, voor visievorming en als kader voor communicatie naar partijen die bij woonbeleid zijn betrokken.
Woonomgeving steeds belangrijker aspect van woongenot
4
Het Onderzoeksinstituut OTB voerde in opdracht van het ministerie van VROM een onderzoek uit met als doel één woonmilieu-indeling te creëren die aansluit bij de woonbeleving van bewoners, die bruikbaar is bij het ontwikkelen van beleid en die op basis van beschikbare data voor heel Nederland in kaart kan worden gebracht. Het blijkt echter niet mogelijk één universele woonmilieutypologie op te stellen die voor iedereen herkenbaar en bruikbaar is, en waarvoor allerlei bestaande data kunnen worden gekoppeld. Een geschikte woonmilieutypologie hangt af van het doel en van de gebruiker. De laatste jaren verschenen tal van beleidsmatige studies (Woonverkenningen 2030, Nota Wonen, Woning Behoefte Onderzoek), die aangeven dat mensen meer kwaliteit wensen van huis en omgeving. Het ministerie van VROM werkt met een typologie van vijf woonmilieus, die als basis wordt gebruikt voor woningmarkt-
beleid. In de laatste KWR stelde RIGO een verfijndere straattypologie op, waarvoor 15.000 huizen en straten zijn gefotografeerd. Al vele jaren worden bovendien het WBO en de KWR uitgevoerd, die respectievelijk de situatie van bewoners en van woningen in beeld brengen. Tot slot dient het nieuwe Woon Onderzoek Nederland (het WoON) genoemd te worden, over onder andere leefbaarheid en de ervaren fysieke en sociale omgevingskwaliteit. In plaats van de typologie hebben de onderzoekers een ‘woonmilieuhexagoon’ ontworpen die bestaande typologieën in zes verschillende invalshoeken groepeert: fysiek, economisch, sociaal, gebruik en gedrag, mentaal en geografisch. Theorie en praktijk lopen uiteen De beleving van woonmilieus door bewoners is getoetst met een proefonderzoek. Bewoners maakten op een laptop een mentale kaart van hun directe woonomgeving op een plattegrond. Wat zij als hun directe woonomgeving aanwijzen, blijkt vrij beperkt: een gebied zo groot als vijf voetbalvelden, ofwel een straal van 100 meter gemeten vanuit hun huis. De vorm van dit gebied is grillig, met uitlopers als vingers aan een hand: mensen oriënteren zich vooral op straten. Beleidsmakers en –uitvoerders, maar ook onderzoekers, werken graag met administratieve buurten, dikwijls CBS-indelingen of viercijferige postcodegebieden. Uit het onderzoek blijkt dat de buurt niet zo breed blijkt te zijn als we volgens administratieve indelingen moeten geloven: de door de bewoners als buurt beleefde omgeving trekt zich doorgaans weinig aan van administratieve gebiedsgrenzen. Opvallend is ook dat bewoners ogenschijnlijk vergelijkbare zaken toch verschillend benoemen, zoals het soort huizen, de ligging of het type bewoners. Data soms al voorhanden Ook de soms beperkte beschikbaarheid van data beperkt de creatie van één typologie. Van de zes typeringen uit de woonmilieuhexagoon zijn ruimschoots gegevens voorhanden voor de fysieke, de geografische en de economische invalshoek. Sociale gegevens zijn er wel, maar zijn niet altijd betrouwbaar. Data over gebruik zijn veel meer op marketing en commercieel aantrekkelijke doelgroepen georiënteerd. Voor ‘beleving’ zijn geen data beschikbaar. Deze constatering betekent dat beschikbare feitelijke informatie over
mentaal (o.a. sfeer, karakter, identiteit, esthetiek)
sociaal (o.a. inkomen, opleiding, leeftijd bewoners)
gebruik en gedrag (o.a. leefstijlen, woongedrag, gebruik openbare ruimte)
het huis, de locatie, de buurt en de bewoners niet meer hoeft te worden gevraagd en dat het ministerie zich in landelijk woononderzoek kan concentreren op vragen over beleving, oordelen, tevredenheid, waarderingen en wensen. Interdisciplinaire aanpak Het onderzoek is uitgevoerd door een interdisciplinair samenwerkingsverband. Projectleider Frank Wassenberg werkte samen met onderzoekers met een verschillende taak: Leeke Reinders werkte aan de literatuurverkenning, Martijn Arnoldus verzamelde praktijkervaringen uit tien gemeenten. Roland Goetgeluk voerde het onderzoek onder bewoners uit en Friso Penninga lichtte bestaande databestanden door. De gegevens uit dit onderzoek staan ten dienste van het nieuwe Woononderzoek Nederland (WoON), dat het Woningbehoefteonderzoek en de Kwalitatieve Woningregistratie gaat vervangen.
‘Elke achterstandswijk kan worden
George Galster (r) in gesprek met OTB-gastheer Frank Wassenberg.
euhexagoon
economisch (o.a. eigendomsverhoudingen)
sociaal o.a. inkomen, opleiding, ftijd bewoners)
OTB2005 O&O-03 II
14-09-2005
15:56
Pagina 5
OTB
& omgeving
september 2005
Standaardisatie geografische informatie noodzakelijk geworden
Ruimtelijke informatie beter uitwisselbaar maken Door een gebrek aan een standaard in formaten en gegevensmodellen kan ruimtelijke informatie op dit moment niet gemakkelijk worden uitgewisseld. Een kwantitatieve vergelijking is al even lastig. Het Onderzoeksinstituut OTB werkt aan diverse onderzoeken om het leed te verzachten.
Stel je voor: je doet onderzoek naar wooncomfort. De aanwezigheid van groen binnen een afstand van honderd meter van de woning blijkt in dit opzicht een belangrijke factor. In een pilotonderzoek probeer je in een paar gemeenten van een groot aantal geënquêteerden de daadwerkelijke afstand van woningen tot het dichtstbijzijnde groen uit te rekenen. Deze informatie moet later gekoppeld worden aan het gemeentelijke groenbeleid. Voor het gemak zoek je een paar gemeenten uit die hun informatievoorziening goed op orde hebben. Je vraagt om digitaal kaartmateriaal waarop in ieder geval de adressen van de geënquêteerden en het groen vermeld staan. Enige tijd later is je mailbox gevuld met e-mail met de gevraagde informatie. Maar al gauw sta je voor onaangename verrassingen. Standaard ontbreekt Allereerst hebben de betrokken gemeenten voor verschillende Geografische Informatie Systemen (GIS) gekozen. Ieder systeem kent een eigen bestandsformaat. Het kost veel tijd de informatie om te zetten in een uniform formaat. Nadat deze eerste hobbel is overwonnen, volgt een tweede tegenslag: iedere gemeente houdt er een eigen
wijk kan worden gerevitaliseerd’ In mei van dit jaar verzorgde George Galster een lezing op het Onderzoeksinstituut OTB over het investeren in buurtvernieuwing. Galster is professor Urban Affairs aan de Wayne State University in Detroit, VS en een vooraanstaand auteur op het gebied van stedelijke ontwikkeling, armoede en segregatie, buurtverandering en woningmarktbeleid. Galster ging in op de investeringen die nodig zijn om in een wijk een bepaalde drempel te bereiken, waarboven ook private partijen gaan investeren. ‘Hoe slechter de wijk, hoe meer investeringen nodig zijn, maar elke achterstandswijk kan worden gerevitaliseerd’, aldus Galster. Aansluitend wees wijlen Frans Dieleman, referent op de bijeenkomst, erop dat Galster vooral met financiële cijfers had gewerkt. Galster stelde dat gegevens over gronden vastgoedwaarden in Amerika ruimschoots voorhanden zijn, maar allerlei andere gegevens, die we in Nederland kennen uit bijvoorbeeld het Woningbehoefteonderzoek, ontbreken.
definitie van gebouwen en groen op na. In de ene gemeente wordt een plein met twee bomen erop als stadspark geclassificeerd, terwijl in de andere gemeente een twaalf meter brede groenstrook met bomen een rijbaanscheiding wordt genoemd. Kortom: er moet nog heel wat werk
Efficiencyslag in ruimtelijk onderzoek binnen handbereik worden verzet voordat de gemeentelijke informatie kwantitatief kan worden vergeleken. Ook hierbij is het ontbreken van een standaard – dit keer een standaard van gegevensmodellen – het probleem. Om deze complicaties in de toekomst te voorkomen, is standaardisatie noodzakelijk. De sectie GIS-technologie van het Onderzoeksinstituut OTB werkt op dit moment in opdracht van het Kadaster, Ravi en de Topografische Dienst van het Kadaster aan onderzoek naar het standaardiseren van uitwisselformaten en gegevensmodellen. ‘Mainstream’ taal Alle GIS-producten zouden hun gegevens in een standaarduitwisselformaat moeten kunnen schrijven. In de GIS-wereld wordt momenteel door het Open Geo-spatial Consortium (OGC) en de International Organization for Standardization (ISO) een bestandsformaat voor GIS-data ontwikkeld. Dit nieuwe bestandsformaat, GML (Geography Markup Language), is net als HTML lid van de XML-familie van talen. Een belangrijk voordeel van het gebruik van een ‘mainstream’ taal als XML is dat hiervoor veel programmatuur wordt ontwikkeld die vervolgens ook kan worden toegepast op GML. Eén van de grote verschillen tussen GML en de vroegere uitwisselformaten is dat in GML naast de gegevens, ook de structuur van die gegevens meekomt. Dit houdt in dat een bestand dus niet alleen de verzameling gegevens bevat, maar ook informatie over de betekenis hiervan. Een concreet voorbeeld: zonder een dergelijk gegevensmodel is een postcode niet meer dan een combinatie van vier cijfers en twee letters die de computer kan afdrukken. Met behulp van een gegevensmodel kan de computer de postcode automatisch koppelen aan een locatie op de kaart.
Eenduidige omschrijvingen van bijvoorbeeld bussluizen ontbreken. Eenduidige gegevensmodellen In Nederland wordt zoveel geografische informatie uitgewisseld, dat het niet haalbaar is één gegevensmodel te maken waar alle betrokken partijen zich in kunnen vinden. De onderzoeksinspanningen zijn er daarom met name op gericht eenduidig te beschrijven waar men het wèl over eens is. Deze standaardisatie van begrippen gebeurt op twee niveaus. Op nationaal niveau worden er begrippen gedefinieerd waar de vertegenwoordigers uit diverse sectoren het over eens zijn, zoals ‘gebouw’ of ‘weg’ of ‘ruimtelijk plan’. Dit basismodel wordt vastgelegd in een NEN-norm (NEN3610). Omdat deze definities voor iedereen geldig moeten zijn, zijn ze nogal ruim. Daarom worden voor de deelsectoren die het wel eens kunnen worden over meer details op een tweede niveau uitgebreide definities vastgesteld, de zogenaamde ‘sectormodellen’. Zo zal het voor de meeste sectoren voldoende zijn om te weten of een weg geasfalteerd is of niet. Rijkswaterstaat echter heeft behoefte aan een nadere specificatie in soort asfalt. Momenteel wordt er gewerkt aan sectormodellen voor het Kadaster, Ruimtelijke Ordening (IMRO), de Topografische Dienst (TOP10NL) en cultuurhistorische objecten (KICH). Als gestandaardiseerde gegevens op een standaardmanier kunnen worden uitgewisseld, dan is in het ruimtelijk onderzoek een belangrijke efficiencyslag behaald. Voor meer informatie over het onderzoek naar standaardisatie van geografische informatie kunt u terecht bij Wilko Quak,
[email protected].
5
OTB2005 O&O-03 II
14-09-2005
15:56
Pagina 6
OTB
& omgeving
september 2005
Voor het eerst onderzoek naar imagovorming wijken
Reputaties op drift Om een negatief beeld van zich af te schudden is in een stadswijk meer nodig dan alleen sloop en nieuwbouw. Er hoort op voorhand een nieuw, aantrekkelijk imago bij. Welke middelen daarbij worden ingezet en of deze succesvol zijn, is in Nederland nog niet onderzocht.
Bouwen aan een nieuw imago van Hoogvliet.
I
n recente opvattingen binnen de stedelijke vernieuwing heeft de idee van de buurt- of wijkidentiteit postgevat. Het negatieve stigma, dat met name aan de naoorlogse woonwijken kleeft, moet worden vervangen door een nieuw aantrekkelijk profiel. Daarbij wordt steeds vaker teruggegrepen op subjectieve begrippen, zoals imago, stigma, identiteit en reputatie. Hoewel het belang van de rol van stigma en reputatie in de ontwikkeling van stadswijken wordt erkend, is er vooralsnog weinig onderzoek naar uitgevoerd. In zijn recent gestarte promotieonderzoek ‘De verbeelding van een nieuwe stad’ biedt Leeke Reinders inzicht in processen van stigmatisering en de strategieën die lokale professionals hanteren om de collectieve beeldvorming van de Rotterdamse wijk Hoogvliet te beïnvloeden.
Scala van strategieën In 1952 werd begonnen met de aanleg van een
nieuwe stad ten zuidwesten van Rotterdam. Hoogvliet was oorspronkelijk bedacht als een satellietstad voor zestigduizend mensen, merendeels arbeiders. Er ontstonden sociale problemen in de wijken die in het noordelijke deel van de stad werden gebouwd. Daar woonden vooral de lagere inkomensgroepen. Hoogvliet kampt bovendien met een negatief imago. Hoogvliet, waar de komende jaren een derde deel van de bestaande woningvoorraad tegen de grond gaat, geldt op het terrein van herstructurering als een proeftuin. Er wordt een scala van strategieën beproefd, die de stad weer op de mentale landkaart moet plaatsen. Zo sloeg een collectief van architecten, kunstenaars en historici er haar tenten op. Onder hun auspiciën zijn inmiddels talrijke projecten bedacht, waarin met name visuele media een prominente rol vervullen. Levensgrote portretten van bewoners en huiselijke interieurs werden op aanstaande slooppanden geplaatst. Een belichtingsplan voor openbare ruimtes moest de geschiedenis en toekomst van de wijk op een ‘panoramische manier ontvouwen’. In dezelfde periode startten de deelgemeente en Woonbron, de grootste in het gebied actieve woningcorporatie met het programma ‘Wijkidentiteit en branding’. Het programma is een zoektocht naar de ‘emotionele logica’ van Hoogvliet en moet uitmonden in een geloofwaardig en aansprekend beeld, dat nieuwe bewoners en
ondernemers naar de stad moet trekken. Zo is een geschiedkundig onderzoek verricht naar de historische wortels van de stad. Het bureau schetste een in fysiek, sociaal, economisch en bestuurlijk opzicht ontwortelde en gefragmenteerde locatie. Aansluitend hierop heeft een ‘brandingsessie’ plaatsgevonden, waarin tal van bij de stad betrokken personen participeerden. De sessie mondde uit in een ‘brandboek’, waarin de kernwaarden van het gebied in krachtige statements zijn opgeslagen. De resultaten van het brandingprocédé zijn vervolgens getoetst middels een serie marketingonderzoeken, waarin mogelijke leefstijlen en woonmilieus in kaart zijn gebracht. Scepsis voorkomen Het programma moet uiteindelijk het negatieve stigma dat aan Hoogvliet kleeft, vervangen door een nieuw profiel, dat ook bij kapitaalkrachtigen in de samenleving in de smaak valt. Het onderzoek zal aan de hand van interviews met verschillende actoren, etnografische beschrijving van imago events en tekstanalyse van krantenartikelen, rapporten en andere communicatieuitingen inzicht bieden in het verloop en het effect van dergelijke identiteitstrategieën. De vraag hoe aan de identiteitstransformatie van Hoogvliet handen en voeten kan worden gegeven, laat zich hier nog niet beantwoorden, maar scepsis ligt op de loer. Reputaties betreffen vaak hardnekkige beelden en ideeën, die de collectieve gedachtevorming over een wijk lange tijd blijven domineren. Een goede reputatie, zo wordt wel gezegd, komt te voet en gaat te paard.
Toetslijst Gezond en Veilig Wonen gelanceerd
6
Sinds 1 september is op internet de Toetslijst Gezond en Veilig Wonen in te vullen (www.toetslijstgezondwonen.nl). Deze lijst is bestemd voor iedereen die wil weten hoe gezond en veilig hij of zij woont. De lijst geeft een beeld van de risico’s van de woonomstandigheden die de gezondheid kunnen schaden. Die risico’s kunnen samenhangen met de kwaliteit van de woning, maar ook met de inrichting ervan en de manier waarop erin wordt geleefd. De één heeft eerder moeite met een steile trap dan de ander, of meer last van prikkelende stoffen. Bij de beoordeling van de woningkwaliteit wordt rekening gehouden met de conditie en leefstijl van de bewoner. De
toets behandelt de onderdelen ‘luchtkwaliteit’, ‘comfort’, ‘geluid’, en ‘veiligheid’. Elk onderdeel levert een afzonderlijke uitkomst op. De risico’s van de woning, de inrichting en het gebruik die gezondheid en veiligheid beïnvloeden, worden per vraag met een toelichting duidelijk gemaakt. Per onderwerp worden tips voor verbeteringen gegeven. De toetslijst is een initiatief van het Onderzoeksinstituut OTB, SBR en de Woonbond en is gefinancierd door SBR, het samenwerkingsverband Corpovenista (corporaties vernieuwen de stad) en subsidie uit het programma Vernieuwend Ruimtegebruik van Habiforum.
De Woonbond heeft ook een papieren versie te koop. Deze is te bestellen via www.woonbond.nl. Op 2 november 2005 wordt op het congres Gezond Binnen een toetslijst voor professionele woningbeheerders en adviseurs gelanceerd door SBR (meer informatie over dit congres is te vinden op www.rostra.nl).
Ik w
4-d Con Stu Stu Stu Stu
Ik w Ik w Ik w
Soort i
OTB2005 O&O-03 II
14-09-2005
15:56
Pagina 7
OTB
OTB-Cursussen 4-daagse cursus Herstructurering van naoorlogse woonwijken Data: 6/7 oktober en 10/11 november 2005 Locatie: Almen (bij Deventer) Kosten voor deelname: € 1.900,-, excl. overnachting Na de Tweede Wereldoorlog zijn overal in Nederland grootschalige woonwijken uit de grond gestampt. Niet altijd voldoet deze oude woningvoorraad nog langer aan de wensen van de moderne woonconsument. Herstructurering moet resulteren in nieuwe en meer diverse woonmilieus. Ook op rijksniveau is de aandacht voor de naoorlogse wijken terug van weggeweest. Het is nu zaak om op lokaal niveau een visie te ontwikkelen voor de toekomst van deze wijken, maar: hoe geef je beheer en herstructurering feitelijk gestalte? Hoe stel je de juiste diagnose? Welke oplossingen zijn er? Hoe stel je een concreet actieplan op en welke rol spelen bewoners daarbij? Hoe kan dit alles worden gefinancierd en uitgevoerd? Deze en andere vragen komen aan de orde in deze cursus.
OTB-Studiedagen Conferentie Innovatie van Vervoer Rotterdam Datum: 5 oktober 2005 Locatie: Rotterdam Kosten voor deelname: € 350,Tijdens deze conferentie reflecteren de havenwereld en onderzoekswereld over de stand van zaken omtrent innovatie en concurrentiekracht van vervoer van, in en naar Rotterdam en referentieknooppunten. Rotterdam en zijn achterlandverbindingen behoren tot de grote tonelen van de Europese transportinnovatie. Rotterdam liep op diverse fronten voorop, maar op andere fronten zijn innovatievoorstellen stopgezet of niet op gang gekomen. Diverse andere innovatierichtingen lijken daarentegen weer veelbelovend. De conferentie richt zich in eerste instantie op intermodaal vervoer, maar bevat ook enkele extensies.
& omgeving
september 2005
De doelgroep van het congres bestaat uit overheden en bedrijven in of in relatie tot Rotterdam en referentieknooppunten, alsmede de internationale onderzoekswereld die zich bezig houdt met transportinnovatie. Zie ook blz. 2.
Studiedag Strategisch technisch beheer bij woningcorporaties Datum: 24 november 2005 Locatie: Aula TU Delft Kosten voor deelname: € 350,-
Studiedag Reputaties op drift; Corpovenistathemadag over het werken aan wijkreputaties Datum: 18 oktober 2005 Locatie: theater Diligentia, Den Haag Kosten voor deelname: € 350,-
Woningcorporaties besteden per jaar circa € 3 miljard aan onderhoud en kleine verbeteringen. Daarnaast wordt nog eens een fors bedrag besteed aan meer ingrijpende renovaties, upgrading en woningsamenvoeging en dergelijke. Uit een recente sectorbrede enquête onder woningcorporaties komt naar voren dat het strategisch voorraadbeleid, het technisch beheer en de eigen uitvoerende onderhoudsdiensten sterk in beweging zijn. Het Onderzoeksinstituut OTB en Corpovenista organiseren over de nieuwe ontwikkelingen op deze gebieden een studiedag. Naast deskundigen van het OTB zullen vier vakspecialisten uit de corporatiesector deze ontwikkelingen toelichten.
In discussies over en de aanpak van naoorlogse wijken is het begrip reputatie altijd latent aanwezig. De reputatie van een wijk of buurt is echter een lastig tastbaar begrip. Het kan verwijzen naar betekenissen, die intern, door bewoners en lokaal actieve professionals, aan een plek worden toegedicht. Reputaties gaan echter ook vaak over duurzame beelden, die de collectieve gedachtevorming over een wijk domineert. Wat en wie bepaalt de reputaties van een wijk? Hoe verhouden interne en externe reputaties van een wijk zich tot elkaar? Hoe belangrijk zijn de waarderingen van wijken voor concrete handelingspraktijken van bewoners en professionals? En hoe kun je vorm en inhoud geven aan een adequaat reputatiemanagement en -beheer? De studiedag is bestemd voor mensen die werken aan stedelijke vernieuwing van naoorlogse wijken. Studiemiddag Woonwensen nader in kaart Datum: 18 november 2005 Locatie: Carlton President, Utrecht Kosten voor deelname: € 150,- (NVB-leden gratis) Wat is het afwegingsproces van de consument bij het kopen van een nieuwbouwhuis? Welke onderliggende motieven, houdingen en waarden heeft de potentiële koper bij de keuze voor de woning èn woonomgeving? En hoe kan hiermee rekening worden gehouden bij de ontwikkeling van woonproducten en woonconcepten? Tijdens de studiemiddag, die in samenwerking met de NVB wordt georganiseerd, wordt nader op deze vragen ingegaan. De studiemiddag is bedoeld voor bouwbedrijven, projectontwikkelaars, gemeenten en woningcorporaties.
Studiedag Kadasters en openbare registers Datum: 8 december 2005 Locatie: Den Haag
Informatie en aanmelding Ongeveer drie maanden voor aanvang van een cursus of studiedag is uitvoerige informatie over het programma en de sprekers beschikbaar. Mocht u een specifieke programmafolder toegestuurd willen krijgen, stuurt u dan een e-mail aan Angélique Dersjant:
[email protected]. Voor meer informatie over één of meer van de genoemde cursussen of studiedagen kunt u zich ook wenden tot het secretariaat van het Onderzoeksinstituut OTB, tel. (015) 2783005,
[email protected]. Ook kunt u kijken op onze website www.otb.tudelft.nl. Natuurlijk kunt u voor het aanvragen van informatie eveneens gebruikmaken van de invulstrook.
Ik wil graag meer informatie over:
4-daagse cursus Herstructurering van naoorlogse woonwijken (6/7 oktober en 10/11 november 2005) Conferentie Innovatie van vervoer Rotterdam (5 oktober 2005) Studiedag Reputaties op drift (18 oktober 2005) Studiemiddag Woonwensen nader in kaart (18 november 2005) Studiedag Strategisch technisch beheer bij woningcorporaties (24 november 2005) Studiedag Kadasters en openbare registers (8 december 2005)
Ik wil graag op de verzendlijst komen van OTB & Omgeving Ik wil standaard op de hoogte gehouden worden van alle OTB-cursussen en -studiedagen Ik wil standaard op de hoogte gehouden worden van alle OTB-publicaties (alleen mogelijk per e-mail) Naam :
....................................................................................................................
Instelling :
....................................................................................................................
Afdeling/dienst :
....................................................................................................................
Soort instelling/organisatie :
....................................................................................................................
Adres :
....................................................................................................................
Postcode/Plaats :
....................................................................................................................
E-mail :
....................................................................................................................
U kunt dit strookje faxen of in een ongefrankeerde enveloppe sturen aan: Technische Universiteit Delft Onderzoeksinstituut OTB Afdeling Voorlichting en Publiciteit t.a.v. Angélique Dersjant Antwoordnummer 10178 2600 VB Delft fax (015) 278 44 22
7
OTB2005 O&O-03 II
14-09-2005
15:56
Pagina 8
OTB
VAN DE PERS Louw, Erik, Barrie Needham, Han Olden & CeesJan Pen, 2004, Planning van bedrijventerreinen, Reeks Planologie 6, 223 pag., ISBN 90-1209823-8, prijs €35, uitgave van Sdu-uitgevers, Den Haag. Bestellen via www.sdu.nl. Achtergronden van de belangrijkste problemen die samenhangen met de manier waarop bedrijven-
& omgeving
september 2005
Colofon terreinen worden ontwikkeld. Ook de planningopgave komt aan bod, zoals differentiatie, herontwikkeling, duurzaamheid en parkmanagement. Wenda van der Laan Bouma-Doff, 2005, De buurt als belemmering? ISEO-reeks, 116 pag., ISBN 90-232-4137-1, prijs €15, uitgave van Koninklijke Van Gorcum,
Assen. Bestellen via www.VanGorcum.nl. Onderzoek naar de mate waarin etnische concentratie in woonbuurten van invloed is op de leefomgeving en de maatschappelijke positie van allochtonen. Het tekort aan contact met autochtonen zou allochtonen in een isolement plaatsen van waaruit zij de taal onvoldoende leren beheersen en niet op de hoogte raken van de Nederlandse samenleving. Gelske van Daalen, Suzanne Davis en André Ouwehand, 2005, Gelijke kansen voor iedereen: het is een loterij, publicatie uit het SEVprogramma Wat beweegt de woningmarkt?, 109
pag., uitgave van SEV, Rotterdam, prijs €8 (incl. btw, excl. verzendkosten). bij www.sev.nl. Het lotingmodel dat enkele jaren geleden is ontwikkeld is een van de meest opvallende woningverdelingsmodellen. Het rapport geeft inzicht in de effecten van het model en voorstellen voor verdere vernieuwingen in de woonruimteverdeling. Er is gekeken naar de effecten van loting en ook naar het loslaten van de criteria waarop woningzoekenden een woning krijgen toegewezen, zoals bijvoorbeeld inkomen of leeftijd. Daarnaast is ook aan de woningzoekenden zelf gevraagd wat zij van dit lotingmodel vinden.
OTB & Omgeving is een kwartaaluitgave van het Onderzoeksinstituut OTB Onderzoeksinstituut OTB Jaffalaan 9 2628 BX Delft Tel. (015) 2783005 e-mail:
[email protected] http://www.otb.tudelft.nl Redactie Peter Boelhouwer, Dirk Dubbeling, Caroline Faber, Esther Philipsen en Eveline Vogels Vormgeving Ontwerpburo Cyril Strijdonk, Gaanderen Druk Nivo, Delft
Onderzoeksinstituut OTB
Woningverbetering milieuvriendelijker dan sloop en nieuwbouw OTB-promovenda Gerda Klunder deed onderzoek naar de milieuwinst van zowel duurzame nieuwbouw als ingrepen in de woningvoorraad. Met een nieuw ontwikkelde methode toont zij aan dat renovatie van de woningvoorraad minder schadelijk is voor het milieu dan sloop gevolgd door nieuwbouw. Woningverbetering in het kader van de stedelijke vernieuwing biedt volgens haar dan ook een prima perspectief om de milieuprestatie van de Nederlandse woningen verder te verbeteren. Twee casestudies naar herdifferentiatie van de woningvoorraad (Morgenstond Midden in Den Haag en Poptahof in Delft) illustreren deze conclusie. Gerda Klunder promoveerde op 12 april 2005 en is met ingang van 1 oktober werkzaam bij SBR als projectleider regelgeving en bouwfysica. Klunder, Gerda, 2005, Sustainable solutions for Dutch housing. Reducing the environmental impacts of new and existing houses. Delft University Press
Gerda Klunder bracht met nieuwe methode milieuwinst duurzaam ingrijpen in kaart.
Prijs beste artikel voor OTB’er Wil Zonneveld Een jury bestaande uit Piet Gellynck (Groep Planning), Pieter Terhorst (Universiteit van Amsterdam), Paul van der Sluys (Vlaamse Landmaatschappij) en Leo van der Vliet (BAM) heeft onder voorzitterschap van hoofdredacteur Pascal de Decker de prijs voor de beste bijdrage aan het tijdschrift Ruimte & Planning in 2004 toegekend aan OTB’er Wil Zonneveld. De onderzoeker krijgt de prijs voor zijn bijdrage ‘Grenzeloze Ruimtelijke Planning. De Europese transnationale visies’.
Het Onderzoeksinstituut OTB is onderdeel van de TU Delft en bestaat sinds 1985. Het is gespecialiseerd in onafhankelijk onderzoek op het gebied van wonen, bouwen en de gebouwde omgeving. Er werken ongeveer 125 mensen, waaronder planologen, sociaal-geografen, bouwkundigen, economen, geodeten, bestuurskundigen en woonecologen. De directie bestaat uit Peter Boelhouwer (wetenschappelijk directeur) en Willem Korthals Altes (directeur). De onderzoekers zijn verdeeld over zeven secties: Duurzaam Woningvoorraadbeleid en Kwaliteitszorg (coördinator Henk Visscher) Geo-informatie en Grondbeleid (coördinator Willem Korthals Altes) GIS-technologie (coördinator Peter van Oosterom) Stedelijke en Regionale Ontwikkeling (coördinator Kees Maat) Stedelijke Vernieuwing en Wonen (coördinator Marco van der Land) Vervoer en Infrastructuur (coördinator Willem Korthals Altes) Volkshuisvesting en Woningmarkt (coördinator Harry van der Heijden). Daarnaast is er een ondersteunende sectie Methodologie en Informatica (coördinator Henny Coolen).