04 tijdschrift van het openbaar ministerie jaargang 15 nummer 4 april 2009
‘M. werkt preventief’ Guus Wesselink van Meld Misdaad Anoniem
Schijn vervangen door feiten Tien jaar BOS/Polaris
2
HOEK VAN JAN
OPPORTUUN tijdschrift van het openbaar ministerie jaargang 15 nummer 4 april 2009 Opportuun is het personeels- en relatiemagazine van het Openbaar Ministerie. Het blad wordt gratis verstrekt aan de medewerkers van het OM en andere geïnteresseerden. Het blad verschijnt twaalf keer per jaar. De redactie is verantwoordelijk voor de inhoud van het blad. Aan de in Opportuun verstrekte informatie kunnen geen rechten worden ontleend. Overname van artikelen met bronvermelding is toegestaan.
Audiovisueel Op de zitting ontkende hij. Furieus. Er was niets waar van de beschuldigingen. Hij had het meisje niet betast. Die bekentenis bij de politie? Die verklaring in het tweede verhoor? Afgedwongen! Hij was onder druk gezet. Hij móest wel bekennen, anders... Dus had hij bekend. Ten onrechte. Want er was geen woord van waar. Het meisje loog en bedroog. Dat moest uitgezocht worden. Gelukkig konden we terugvallen op het wonder der techniek. De verhoren waren namelijk opgenomen. Audiovisueel geregistreerd, zoals dat heet. De rechtbank was er dan ook snel uit. We gingen de banden bekijken. Op een volgende zitting. Voordien toch eerst zelf maar kijken wat er eigenlijk op die banden stond. Daar kwam een laptop aan te pas. En nog eentje. Want zo’n dvd afspelen is nog niet zo simpel. Dat kan niet in elke op en top veilige laptop. Maar uiteindelijk verscheen er beeld. En geluid. Alleen niet tegelijk. Want behalve het wonder, is er ook het drama der techniek.
De geluidskwaliteit van het eerste verhoor bij de politie was prima. En er viel geen onvertogen woord. Dus hoezo: onder druk gezet? Jammer alleen dat de camera voortdurend op een lege stoel gericht was. Jammer ook dat verdachte in dat verhoor alleen nog maar ontkende. De opname van het tweede verhoor toonde de verdachte wel. Op het oog zat hij op de stoel die in de eerste opname nog leeg was. Breed gebarend zat hij en kennelijk ook sprekend. Kennelijk. Want nu ontbrak het geluid. Vervelend, want juist in dat verhoor bekende hij. Volgens de uitwerking van het verhoor op papier althans. Kennelijk was er ooit wel geluid bij geweest. Op zitting verscheen vervolgens de verbalisant. Nee, hij wist niet hoe het was gekomen. Dom was het wel, ja. Maar hij had de verdachte niet onder druk gezet. De rechtbank volgde hem daarin en veroordeelde de verdachte. Ondanks het wonder der techniek. Jan Hoekman
Abonnementenadministratie Wijzigingen? Stuur de adreswikkel met de aangebrachte wijzigingen naar het redactieadres, of mail de wijzigingen, onder vermelding van het nummer op de adreswikkel, naar
[email protected]. NB: inhoudelijke opmerkingen en suggesties melden aan de eindredacteur (zie hieronder). Redactieadres Afdeling Communicatie, ParketGeneraal, kamer 5.19, Prins Clauslaan 16, Postbus 20305, 2500 EH Den Haag. Telefoon: 070 – 3399840. Eindredactie Pieter Vermaas, 070 – 3399840 of
[email protected]. Vaste medewerkers Thea van der Geest, Jan-Willem Grimbergen, Mary Hallebeek, Jan Hoekman, Willem Hoogendoorn, Petra Sprado. Aan dit nummer werkten verder mee Louis Cornelisse, Erna Quant-Rijfers, Gerrit Schurer, Tineke Zwart Foto omslag Vincent Boon Ontwerp Fabrique, Delft Druk Zijlstra Drukwerk, Rijswijk Oplage: 7.750
Inhoud
OPPORTUUN · 04 / 2009
250 to 400 gesprekken per dag Meld Misdaad Anoniem, pag. 20
April 2009
rubrieken
06 Familiedrama
17 Veiligheidshuis Dordrecht
Wat is een passende straf voor een overspannen Staphorster moeder die haar driejarige dochtertje door verhanging om het leven brengt en dat bij haar andere kinderen probeert? Officier van justitie Caren Berendsen wikte en woog.
Samen eerder problemen onderkennen en aanpakken. Dat is het motto binnen Veiligheidshuis Dordrecht dat minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin op 9 maart in weer en wind opende.
10 Deskundigheid Schijn vervangen door feiten, en indrukken door bewijs. Dat is het oogmerk van het NRGD, het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen. Tijdens een startsymposium bespraken juristen en “echte wetenschappers” hun verwachtingen. En werd de vraag gesteld of forensisch wetenschappers zich gaan aanmelden.
14 Bijzondere opnemingen Terwijl het splinternieuwe administratiesysteem nog maar net draait, wordt er al weer bijna de stekker uitgetrokken. Want in de nieuwe Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) is er geen plaats meer voor het OM. Een tweegesprek over Bopz-Omnis, betrokkenheid van medici en de toekomst van gedwongen opnames.
02 Hoek van Jan ‘Audiovisueel’ 04 KortOM 09 Handig met GPS ‘Zittingvoorbereiding’
18 Tien jaar BOS/Polaris
23 Personalia
Iedere beoordelaar van strafzaken kent ze: de Polaris-richtlijnen voor strafvordering. Niet iedereen weet dat die richtlijnen en het bijbehorende Beslissing Ondersteund Systeem (BOS/Polaris) in april al weer tien jaar bestaan. Tijd voor een terugblik.
23 OMgeslagen
20 Guus Wesselink
26 Internationaal
Zijn stichting M wil burgers meer terugmelden wat er is gebeurd met anonieme tips. Maar aanklagers liggen wel eens dwars, met het argument: de zaak is nog onder de rechter. ‘Dan lopen mij de rillingen over de rug’, zegt directeur Guus Wesselink.
27 Ut Recht ‘Het huis uit’
24 Lijn 2 ‘Gezond verstand’ 25 Verkeer
28 AchterOM
3
4
KORTom
Reclasseringstoezicht Website over met GPS veiligheidshuizen
Een week lang droeg de Roermondse officier Wim Stienen (foto) een enkelband. Dit ter gelegenheid van de start van een pilot elektronisch toezicht. Ook Charles Wiegant, plaatsvervangend hoofdofficier van justitie te Maastricht, en Ben van der Aa, voorzitter strafkamer Maastricht, kregen bij de start van de pilot een enkelband met bijbehorende GPS-set om. Regio Limburg van Reclassering Nederland start als derde regio met elektronische controle door middel van GPS (Global Positioning System – niet te verwarren met “ons” GPS: Geïntegreerd
Processysteem Strafrecht). Als een onder toezicht gestelde door de rechter een gebiedsgebod of gebiedsverbod krijgt opgelegd, kan GPS worden ingezet. ‘GPS is een uitstekend middel om de naleving van bijzondere voorwaarden tijdens het reclasseringstoezicht te controleren’, zegt Sjef van Gennip, algemeen directeur Reclassering Nederland. De reclassering controleert met GPS actief en achteraf of een onder toezicht gestelde zich aan de afspraken houdt. GPS is géén bewakingsmiddel en wordt ook niet gebruikt bij zaken met een hoog risico.
Staatssecretaris Albayrak van Justitie heeft donderdag 19 maart tijdens een werkbezoek aan het Veiligheidshuis in Utrecht het startsein gegeven voor de website www.veiligheidshuizen.nl. De website is een site voor en door de veiligheidshuizen. Naast algemene informatie, nieuws, convenanten en samenwerkingsprotocollen biedt de site ruimte voor individuele informatie voor en over de veiligheidshuizen. ‘Het uitwisselen van informatie en het delen van kennis en best practices staan hierin centraal’, aldus Colin Voetee, projectleider Veiligheidshuizen bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Het initiatief voor de website is ontstaan vanuit de behoefte aan één landelijk communicatiepunt voor coördinatoren van de veiligheidshuizen. Op de website is alle informatie over Veiligheidshuizen gebundeld. Daarnaast biedt de website ruimte om informatie uit te wisselen, zoals praktijkvoorbeelden. De website is boven-
dien een prima medium voor Veiligheidshuizen in oprichting. Informatie over hoe je een Veiligheidshuis opstart, waar je tegenaan loopt en hoe je de financiering kunt inrichten is hier terug te vinden. De veiligheidshuizen zijn een initiatief van het kabinet om bij te dragen aan een forse daling van de criminaliteit en het terugdringen van de recidive. Momenteel telt Nederland 29 veiligheidshuizen. De website is ontwikkeld door het CCV, de ministeries van Justitie en van BZK, de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) en Veiligheid begint bij Voorkomen. Tekst: Anniek van Baren
OPPORTUUN · 04 / 2009
5
Advocaten over de Dordtse vloer
Friese Databank Jeugdstrafrechtketen
Het idee kwam van de Dordtse hoofdofficier Paul van de Beek. Elke maand een aantal strafadvocaten over de Dordtse parketvloer: goed voor het onderling begrip, zo meende hij.
Glasheldere instroom, uitstroom en doorlooptijden van Friese strafzaken met minderjarige verdachten. Dat is het resultaat van de in maart gestarte Databank Jeugdstrafrechtketen in Friesland.
De balie werd gepolst en de belangstelling bleek overweldigend: maar liefst vijftig advocaten meldden zich aan voor een kijkje in de keuken van het parket. In november ging het project van start. Tot juni is de laatste donderdag van de maand, omgedoopt tot “advocaten-stagedag”, volgeboekt. Per stagedag kunnen er maximaal drie advocaten meelopen; de overige belangstellenden staan op een wachtlijst. Hoewel het soms even puzzelen is om het programma rond te krijgen is men bij het parket inmiddels gewend aan de “pottenkijkers” en verlenen de collega’s over het algemeen hun medewerking. Het programma varieert van bezoekjes aan de administratie tot aan de week-
dienst en van slachtofferzorg tot aan de procesmanager. De deelnemers tonen zich enthousiast, zo blijkt uit de evaluatieformulieren die na afloop van de stagedag trouw worden ingevuld en aan de stagecoördinator op het parket worden geretourneerd. Ook Gea Wiekamp, portefeuillehouder straf van de Dordtse Balie, is tevreden. ‘De grote belangstelling voor de stagedag getuigt ervan dat de advocaten geïnteresseerd zijn en betere communicatie nastreven. Het is goed dat (beginnende) advocaten leren hoe het OM werkt en vanuit begrip voor het OM werken in plaats vanuit de controverse. Het zou mooi zijn als dit project landelijke navolging krijgt.’ Tekst: Erna Quant-Rijfers
Het uiteindelijke doel van de databank is bespoediging van het ketenproces. Een tastbaar resultaat voor Friese jongeren die het proces moeten doorlopen. Bovendien kan iedereen voortaan het proces inzien omdat de databank toegankelijk is via de website van “Informatie- en Kennispunt Jeugd en gezin” (www.ikpjeugd. nl) Op maandag 16 maart werd het convenant “Databank Jeugdstrafrechtketen” ondertekend door vertegenwoordigers van provincie Friesland, Partoer CMO Fryslân en aan de jeugdstrafrechtketen deelnemende partners (Arrondissementsparket Leeuwarden, Regiopolitie Fryslân, Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg Friesland, Halt Noord-Nederland en Het Poortje Jeugdinrichtingen). Diezelfde middag werd de databank ook daadwerkelijk in gebruik genomen. De databank maakt inzichtelijk of aan
de “Kalsbeeknormen” wordt voldaan en laat zien waar zich eventuele knelpunten voordoen. Hierdoor wordt het mogelijk om eerder in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. En dat biedt kansen om bij te sturen wanneer dat nodig blijkt te zijn. Digitalisering van gegevens is niet nieuw. Wat deze databank bijzonder maakt is de horizontale uitwisseling van informatie. Met het ondertekenen van het convenant committeren alle ketenpartners zich aan de afspraken over het aanleveren, beheren en publiceren van gegevens uit de jeugdstrafrechtketen. Alleen op deze manier komt een integraal beeld van de ketensamenwerking tot stand. De Databank Jeugdstrafrechtketen maakt samen met de Databank Jeugdbeschermingsketen en Eén Friese Wachtlijst: vrijwillige jeugdzorg, onderdeel uit van een integraal en uniek informatieplatform. Dat platform biedt één definitiekader, één vindplaats van gegevens en één integrale aanpak met eigen verantwoordelijkheden voor alle partners. Tekst: Gaby Krikke
6
ALLES AFWEGENDE
Familiedrama in Staphorst Misdrijf bestraffen versus medelijden tonen Wat is een passende straf voor een overspannen moeder die haar driejarige dochtertje door verhanging om het leven brengt en dat bij haar andere kinderen probeert? Officier van justitie Caren Berendsen maakt onbewust met haar armen het gebaar van wikken en wegen, als haar de vraag maanden later wéér wordt voorgelegd. Ze weegt af: ‘Aan de ene kant heb je de voltooide moord op een eigen kind, op een gruwelijke wijze gepleegd, aan de andere kant heb je de moeilijke situatie van de vrouw zelf, met wie je eigenlijk medelijden moet hebben.’
Het is 15 juli 2008 als zich in een woning aan de Lindelaan in Staphorst een drama voltrekt. Een 29-jarige vrouw hangt haar driejarige dochtertje op in het trapgat. De stroppen voor de andere kinderen én voor haarzelf hangen al klaar. Bij het vijfjarige meisje gaat waarschijnlijk de knoop los. Ze heeft striemen in haar nek, maar overleeft het drama. Het vierjarige jongetje wordt door zijn moeder uit de strop gehaald. Omdat hij begon te huilen óf omdat de deurbel ging. Het is een vraag die later nog een rol zal gaan spelen in verband met de beoordeling van het juridische begrip “vrijwillige terugtred”. Net als de vraag of het klaarhangen van de strop voor de zes maanden oude baby en het meenemen van de kinderen naar boven een strafwaardige poging oplevert.
Deurbel De vrouw lijkt uit haar trance te ontwaken als de deurbel gaat. Het is het neefje van de kinderen, dat wil komen spelen. Hij belt aan omdat de achterdeur, tegen de gewoonte in, op slot is. De vrouw zegt tegen het neefje dat er iets vreselijks is gebeurd en dat hij de familie moet gaan halen.
Het duurt vervolgens lang voordat er een arts wordt gewaarschuwd. ‘Dat is een vraag waar de vader, die vrachtwagenchauffeur is en dus niet zo snel thuis kon zijn, nog steeds mee worstelt. Had het meisje nog gered kunnen worden?’ Tijdens de rechtszaak citeert de rechtbankvoorzitter uit verslagen van een politieman en een maatschappelijk werkster die ter plaatse komen. Hieruit blijkt dat de familie nauwelijks beseft dat in de woning niet alleen een familiedrama, maar ook een zwaar misdrijf heeft plaatsgevonden. Pas als de vrouw mee moet naar het politiebureau, dringt het tot de familie door dat ook de buitenwereld hier iets van zal gaan vinden. ‘Tot die tijd leek het wel of ze dachten dat ze het onderling op konden lossen.’ Ook in de dagen erna blijkt de sterke betrokkenheid van de Staphorster gemeenschap. Het was een lastige situatie, erkent Caren Berendsen. Voor haar lag de focus op het strafrechtelijke deel, maar de omgeving van de vrouw denkt in termen van boetedoening voor de kerk en vindt dat dit laatste eigenlijk voorrang zou moeten hebben. ‘Normaal gesproken ga je er als officier van
justitie toch vanuit dat je in de rechtszaal staat námens die geschokte maatschappij.’ Maar het publiek dat een paar maanden later op de publieke tribune zit, komt uit een wereld waar andere opvattingen over schuld en boete heersen. Het Openbaar Ministerie brengt een dag na het drama een persbericht uit. Besloten wordt om hierin klip en klaar te vermelden hoe het meisje om het leven is gebracht. Een besluit waar Caren Berendsen - zelf ook persofficier, maar uiteraard niet in deze zaak - nog steeds achter staat. ‘Twee andere kinderen hadden striemen in hun hals. Met dit persbericht werd voorkomen dat nog wekenlang gespeculeerd zou worden over de doodsoorzaak.’
Poging De vrouw bekent in de dagen na haar aanhouding dat ze verantwoordelijk is voor de dood van haar dochtertje en ook de andere kinderen en zichzelf van het leven wilde beroven. Bewijstechnisch was het dus geen zware klus: ‘Er waren geen getuigen, dus ik heb nog wel nagedacht over het verkrijgen van technisch bewijs. Maar de
OPPORTUUN · 04 / 2009
7
Foto’s: Robin Britstra
schaar waarmee de vrouw het springtouw in vijf stukken had geknipt, lag alweer in de keukenla en daar zaten geen vezels meer op.’ Juridisch speelt met name de vraag wanneer sprake is van een strafbare poging. Het jongetje wordt door zijn moeder uit de strop gehaald. Onduidelijk blijft of dit gebeurd is omdat hij begon te huilen, óf omdat het neefje aan de deur belde. Volgens het wetboek van Strafrecht is er geen sprake meer van een strafbare poging als de dader vrijwillig is teruggetreden. Dat houdt ook in dat er geen externe factor aan de terugtred ten grondslag mag liggen. ‘Het neefje dat aan de deur belt, kun je als externe factor beschouwen. Als dat de reden is geweest dat ze haar poging heeft gestaakt, is het dus geen vrijwillige terugtred. Met het huilen ligt het volgens
mij anders. Als dat haar tot inkeer heeft gebracht, neig ik ertoe om wel te spreken over een vrijwillige terugtred. In dit geval konden we geen duidelijkheid krijgen over de volgorde van de gebeurtenissen. Dus heb ik de vrouw het voordeel van de twijfel gegeven en vrijspraak gevraagd voor deze poging.’ Bij de baby kan in de ogen van de officier wel sprake zijn van een poging, ook al heeft ze niet daadwerkelijk in de strop gehangen. ,,Alle stroppen hingen klaar en alle kinderen waren mee naar boven genomen.’ De rechtbank zal uiteindelijk precies andersom oordelen. Het klaarhangen van de strop wordt in dit geval niet als een poging gezien. Maar de rechtbank veroordeelt de vrouw wel voor de poging haar zoontje te doden. Zowel het huilen als de
deurbel worden door de rechtbank gezien als een externe omstandigheid, dus is er geen sprake van vrijwillige terugtred. ‘Ik heb met betrekking tot het vraagstuk van de pogingen uiteindelijk een standpunt ingenomen. De rechtbank komt tot een ander oordeel. Daar kan ik mee leven.’
Strafmaat Meer nog dan de discussie over de pogingen, speelt de strafmaat een rol tijdens het collegiale overleg. ‘Dat er gevangenisstraf en TBS moest komen, daar was iedereen het wel over eens. Maar over de duur van de gevangenisstraf liepen de meningen ver uiteen.’ Voor dit soort gevallen gelden geen richtlijnen, het is een kwestie van gevoel. ‘We hadden te maken met een zwaar beschadigde vrouw, dat was uit de rapportage wel duidelijk geworden.’ >
8
ALLES AFWEGENDE
‘Dit gezin, deze familie, het hele dorp heeft al een enorm drama meegemaakt. Dan zeg je op een gegeven moment: het is genoeg geweest’ Officier Caren Berendsen
> In het requisitoir zegt Caren Berendsen hier het volgende over: “Blijkens de onderzoeken is de verdachte een vrouw die vol zit met wantrouwende en minderwaardige gevoelens. Ze is gaandeweg steeds verder in een isolement geraakt. Als ze ergens op bezoek was ging ze met een smoes weg omdat ze dacht dat de mensen een wrok jegens haar koesterden. Als haar kinderen buiten wilden spelen dacht ze dat de kinderen niet bij haar binnen wilden spelen omdat ze geen liefde kan geven. Ze dacht dat haar zoontje niet tegen haar praatte omdat ze geen liefde uitstraalde. Ze dacht dat de mensen zouden denken dat ze geen goede moeder was als haar kinderen buiten speelden. Ze had het idee dat ze een gevoelloze moeder was. Ze raakte daardoor steeds meer geïsoleerd. Ze voelde zich opgesloten in de buurt, een vreemde in de kerk. Ze kon de boze buien van haar zoontje niet goed aan. Stond daar ook alleen voor in haar beleving, haar man was of aan het werk of op de boerderij van zijn ouders. Met twee kinderen ging het nog wel, maar
met de derde erbij werd het zwaar en na de vierde was het eigenlijk veel té zwaar. Ze leed na de geboorte van de vierde aan een ernstige postnatale depressie, die zorgde voor schuldgevoel en zelfmoordneigingen, terwijl ze al voortdurend overbelast was door een hechtingsstoornis.”
Medelijden Caren Berendsen komt uiteindelijk tot een strafeis van zes jaar én TBS met dwangverpleging. Ze spreekt de eis uit in een zaal gevuld met mensen die eigenlijk vinden dat er helemaal geen straf hoeft te volgen; familieleden én de lezersjury van de regionale krant De Stentor. ‘Dat geeft wel aan hoe de situatie lag. Het was een vrouw met wie je eigenlijk veel medelijden moet hebben.’ De rechtbank legt uiteindelijk naast de gevraagde TBS een gevangenisstraf van drie jaar op. Een straf die twee weken later al onherroepelijk is, want zowel de vrouw als het OM leggen zich hierbij neer. Over een mogelijk hoger beroep zegt
Caren Berendsen: ‘De TBS was voor ons het belangrijkste en daarin is de rechtbank met ons meegegaan. Op het punt van de pogingen heeft de rechtbank anders geoordeeld. Maar dan heb je het over juridische punten, die uiteindelijk van ondergeschikt belang waren voor de strafmaat. Want uiteindelijk bleven ook bij de rechtbank de moord en twee pogingen overeind. Het enige wat dan overblijft voor een hoger beroep, is de strafmaat zelf. Dat zou een reden kunnen zijn. Maar binnen het OM werd er ook al heel verschillend over gedacht. Moet je dan naar het Hof om te proberen één of twee jaar méér te krijgen? In dit geval vonden we dat de menselijke maat zwaarder moest wegen. Dit gezin, deze familie, het hele dorp heeft al een enorm drama meegemaakt. Dan zeg je op een gegeven moment: het is genoeg geweest.’ Tekst: Tineke Zwart
OPPORTUUN · 04 / 2009
9
Deze maand: “Zittingvoorbereiding”
Handig met GPS Deze keer besteden we aandacht aan twee aspecten van het voorbereiden van zittingen met GPS. Ten eerste het zoeken naar zaken voor zitting, met de mogelijkheid kantonzaken per regio te plannen. Ten tweede recente aanvullingen in de manier waarop zaken op zitting gepland kunnen worden. Als een GPS-gebruiker in het menu Werkbakken de werkbak “Zittingvoorbereiding” opent, verschijnt er in eerste instantie een lege werkbak. Nadat een zoekcriterium is ingevuld, toont het systeem alleen zaken van een specifiek type. Men kan zoeken op: - Zittingsdatum (zaken die al op zitting staan maar nog werkzaamheden vereisen) - Forum (Politierechter, Economische Politie Rechter of Kanton) - Rechtbank/Kanton. Vooral deze laatste optie kan heel handig zijn. Bij het plannen van zaken voor kantonzittingen biedt GPS hier namelijk de mogelijkheid om te zoeken op een bepaalde regio, bijvoorbeeld “Eindhoven” in het Arrondissement ’s-Hertogenbosch. Het systeem toont dan alleen de zaken in dit kantongebied. Zo wordt het eenvoudig om voor een bepaalde zitting te plannen.
dere zaken op dezelfde zitting te plannen. Tot nu toe bestond alleen de mogelijkheid om zaak voor zaak in te plannen. De zittingvoorbereider kan nu in het scherm “Aanmaken zitting” op het tabblad “Automatisch plannen” aangeven welke zittingen in aanmerking komen voor zittingsgewijs plannen en welke voor automatisch plannen - of beide.
Zittingsgewijs plannen Het zittingsgewijs plannen begint bij de beoordelaars. Zij vullen op het tabblad “Afdoening” het zaaksplan in: het forum, de zittingsplaats en locatie en de behandelduur. Daar zijn nu twee velden bijgekomen, type zitting en type zittingsblok:
Kenmerken van een zitting Sinds de installatie van GPS release 3.2 begin april is het eenvoudiger om meer-
Als deze velden zijn gevuld, ontstaat de mogelijkheid om meerdere zaken met dezelfde kenmerken tegelijkertijd op een zitting te plannen. De optie “Automatisch plannen” biedt nog andere mogelijkheden (zie hieronder). Via de ad hoc functie “Zittingsgewijs plannen” kan de zittingvoorbereider de zitting opzoeken waar hij zaken op wil plannen. Dit gebeurt in het scherm “Zoeken zitting”. GPS toont vervolgens in het scherm “Zittingsgewijs plannen” een overzicht van alle zaken waarvan het zaaksplan overeenkomt met de geselecteerde zitting, met de volgende velden: de verwachte behandelduur; de naam van de verdachte; de geboortedatum van de verdachte; minderjarige of meerderjarige verdachte; woonplaats van de verdachte; type adres (GBA, Woon- of detentieadres, etc.); pleegdatum.
De totale tijdsduur van de getoonde zaken valt altijd binnen de tijdsduur van de geselecteerde zitting. Standaard staan de zaken in dit scherm geordend op oudste pleegdatum, of met minderjarige verdachten. Het enige dat de gebruiker nog rest te doen, is de zaken die hij (nog) niet op deze zitting wil plannen, te deselecteren (vinkje “Plan”) en op de knop “Plannen” te drukken. GPS controleert dat alleen zaken op de zitting gepland worden die: nog niet op een zitting gepland staan; qua zaaksplan volledig overeenkomen met de zittingsgegevens; passen wat betreft de verwachte behandelduur. Al met al is het nu gemakkelijker om bijvoorbeeld voor een kantonzitting in Utrecht op 5 juni 2009, voor het blok verkeerszaken te zoeken naar gedagvaarde zaken die nog niet gepland zijn. Per blok kunnen er 10 zaken gepland worden. Met de selectie van de bovenste 10 zaken uit de lijst die GPS aanbiedt, zijn de zaken met de oudste pleegdatum op de zitting gepland. Tot slot plaatst GPS voor de geselecteerde zaken de activiteit stap “Plannen zitting” over de lijn. Die activiteit is immers al uitgevoerd.
Automatisch plannen Wellicht willen parketten gebruik gaan maken van de mogelijkheid in GPS om automatisch zaken op zittingen te plannen. De beoordelaar kan dan op het eerder genoemde tabblad “Afdoening” het veld “Automatisch plannen” aanvinken. De zaak wordt dan automatisch ingepland op een zitting. GPS kijkt of er een passend(e) zitting(sblok) is voor de zaak. Alleen zaken met een beslissing “Dagvaarden”, die geen AU-zaak zijn, geen ontnemingszaak hebben en die niet al gepland zijn, komen voor automatisch plannen in aanmerking.
10
DESKUNDIGHEID
Nederlands Register Gerechtelijk deskundigen van start
Schijn vervangen door feiten Schijn vervangen door feiten, en indrukken door bewijs. Dat is het oogmerk van het NRGD, het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen. Tijdens een startsymposium bespraken juristen en “echte wetenschappers” hun verwachtingen. En werd de vraag gesteld of forensisch wetenschappers zich gaan aanmelden.
Mooi toch, zo’n deskundigenregister? Eindelijk een overzicht dat per gebied laat zien wie de expertise heeft die in de opsporing, vervolging en verdediging kan worden ingeroepen: het Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen. Het NRGD. Met daarbij een College Gerechtelijke Deskundigen, dat normen geeft waaraan deskundigen moeten voldoen. En dat ook toetst of kandidaat-deskundigen kunnen toetreden tot het NRGD. Geen vraagtekens meer over de rol van deskundigen bij, al dan niet vermeende, gerechtelijke dwalingen. En niet meer blind varen op het papieren lijstje deskundigen dat een collega uit de broekzak trekt (‘In mijn vorige zaak was ie bekwaam, hoor’). Mooi, zo’n NRGD? Dat verwoordt niet helemaal het algehele gevoel tijdens het startsymposium waarop dagvoorzitter Astrid Joosten, exáct om twee voor twaalf, het deskundigheidsregister door minister Hirsch Ballin liet openen. Nee, het register krijgt eerder het voordeel van de twijfel. Een gevuld register geeft juristen geen zekerheid maar “wat meer zekerheid” over de deskundigheid van de deskundige. Als het register goed wordt gevuld en het met wijsheid wordt gebruikt, is het een werkbaar instrument.
Kokervisie Het blijft de vraag of het NRGD kokervisie bij de togadragers kan voorkomen, zegt bijvoorbeeld strafrechtprofessor Ybo Buruma. ‘Als er in grote strafzaken waarbij er gedoe was over deskundigen, íéts is wat rechters níét deden, dan is het wel dat ze zomaar iets aannamen van een deskundige. Maar dat het met de wet “Deskundige in strafzaken” voor een advocaat gemakkelijker wordt om contra-expertise aan te vragen, zal misschien de kans op kokervisie verminderen.’ Een probleem dat ook het beste register nooit helemaal oplost, is: wat is een goede deskundige? Neem nu de orthopedische schoenmaker uit het arrest van de Hoge Raad (27 januari 1998, NJ 1998, 404 m.nt. JR.) In deze zaak had de vermoedelijke dader van een moord een voetspoor achtergelaten. De politie schakelde een orthopedisch schoenmaker in om bij het verdere onderzoek te helpen. Hij werd ter terechtzitting gehoord en verklaarde daar dat hij zoveel overeenkomsten had aangetroffen tussen de op de plaats delict aangetroffen schoensporen en de schoenen van de verdachte, dat uitgesloten was dat iemand anders dan de verdachte die sporen had gezet. De ver-
dediging bestreed ter terechtzitting de deskundigheid van de orthopedisch schoenmaker om schoensporen te analyseren. Het hof, dat de schoenmaker deskundig achtte, gebruikte diens verklaringen voor de veroordeling. Maar de Hoge Raad vernietigde het oordeel. Geert Corstens, president van de Hoge Raad, noemde het voorbeeld tijdens het symposium. ‘Dat de schoenmaker een jarenlange ervaring had als orthopedisch schoenmaker; daartoe een opleiding had gehad in ’s-Hertogenbosch; en dat hij per jaar ongeveer vierhonderd mensen aan orthopedisch schoeisel hielp – het mocht niet baten. De Hoge Raad’, aldus nog steeds Corstens, ‘heeft in dit arrest aangegeven dat de rechter die met deskundigenbewijs wordt geconfronteerd, zich rekenschap moet geven of de deskundigheid zich tot het onderhavige onderzoek uitstrekt, en zo ja, welke methode is gebruikt. Verder moet de deskundige aangeven waarom hij de methode betrouwbaar acht en in hoeverre hij in staat is deze toe te passen.’ Kortom, deskundigheid zegt an sich niet alles. Het gaat om de juiste deskundigheid, bij het juiste probleem, op basis van de juiste vragen aan de deskundige, en die deskundige moet op pad worden gestuurd met de juiste startgegevens. Wie meent dat
OPPORTUUN · 04 / 2009
hij “zijn” deskundige geen kritische vragen meer hoeft te stellen omdat die goedgekeurd en wel in het NRGD staat, is geen deskundig jurist.
Meepraten Een ander risico blijft nog steeds wat de grenzen zijn voor een goedgekeurde deskundige. Wie opgenomen wordt in het NRGD moet aangetoond hebben, de basisregels binnen het strafrechtsbedrijf te kennen. Moet bijvoorbeeld begrijpen dat als hij ongevraagd allerlei expertise ophoest die niets van doen heeft met wat er in de tenlastelegging staat, hij zijn eigen rapportage om zeep helpt. Gert Haverkate, directeur Wetenschappelijk Bureau OM, gaf aan dat ook het omgekeerde eigenlijk onwenselijk is: dat een deskundige ter zitting te weinig zegt, omdat het hem niet gevraagd is. Haverkate, in een forumdebat: ‘Het zou goed zijn als een deskundige zou kunnen zeggen: “En waarom wordt mij dit en dat niet gevraagd?” Nu is het nog zo dat deskundigen wettelijk gezien niet mogen meepraten over de vraagstelling.’ Deskundigen die de NRGD-drempel willen nemen, moeten niet alleen het strafrecht begrijpen. Anders dan voorheen wordt onder hun deskundigheid óók verstaan dat zij onderzoeksresultaten zo verwoorden dat er geen mist boven hun conclusies blijft hangen. Ook de op het symposium aanwezige wetenschappers (tot die categorie worden juristen niet gerekend) pleiten voor begrijpelijk taalgebruik door deskundigen. Het vermogen om voor juristen begrijpelijk te formuleren is trouwens al gegroeid. Met name forensisch psychologen en psychiaters snappen niet alleen het recht, ze formuleren zélf de laatste jaren prachtig juridisch – tot plezier van juristen. Dat plezier had advocaat Cees Korvinus niet: ‘De vakidioten, die hebben we juist nodig. Ik heb geen behoefte aan een des-
11
kundige die juridische taal spreekt en die gaat zeggen “als je hier sperma aantreft en daar DNA, dan is er sprake van verkrachting”, nee: verkrachting is een juridisch begrip, daar moet de deskundige niet over spreken.’ Senior forensisch officier van parket Den Bosch Erna Vrijhoeven kon daar niet mee uit de voeten. Juristen en bètawetenschappers spreken van huis uit nu eenmaal een verschillende taal, dus die zullen hun taal naar elkaar toe moeten aanpassen. ‘De omslag zit uiteindelijk in de vraag die de jurist aan de wetenschapper stelt.’
Gedoe Een andere kritische succesfactor van het NRGD is de mate waarin het gevuld is. Lotje van de Puttelaar, advocaat en waarnemend deken van de Nederlandse Orde van Advocaten, wees op het belang van deze “open deur”: ‘Of het register gebruikt gaat worden hangt erg af van hoeveel mensen zich gaan aanmelden. Als bijna iedereen zich laat registreren, zal een rechter niet zo snel putten uit de niet-geregistreerden, al was het ook maar omdat dat laatste een heel gedoe is.’ Ook president van de Hoge Raad Corstens roerde dat “gedoe” aan. Rechters moeten élke keer dat zij een deskundige benoemen die nog niet in het NRGD staat, die benoeming motiveren. Dat geeft in het begin, als nog nauwelijks iemand in het register staat, veel gemotiveer. Volgens Corstens zou de motiveringsplicht niet moeten gelden ‘als de deskundigheid van deze deskundige door niemand wordt betwijfeld; niet door het OM en niet door de verdediging.’ Volgens Michael Smithuis (projectleider NRGD vanuit het ministerie van Justitie) is die angst van rechters en officieren voor uitgebreid motiveren niet helemaal terecht. ‘Juist in de fase dat er nog geen goed gevuld register is, zal er ook niet zo >
‘Tegelijkertijd hoop ik dat de rechters ook voor deskundigen durven te kiezen die niet in het register staan’ Ybo Buruma, strafrechtprof
12
DESKUNDIGHEID
Illustratie: Erwin Suvaal
> moeilijk hoeven worden gedaan over de motivering van de keuze van deskundigen die niet in het NRGD staan.’
Concurrentie Snel het register vullen lijkt gewenst. Het NRGD wordt in een eerste slag gevuld met deskundigen op het gebied van DNA, psychologie en psychiatrie, en handschrift. Maar ja, wie wel en wie niet? Zo zou het in zekere zin handig zijn om alle NFIdeskundigen in één klap in het register te krijgen – NFI-directeur Tjark Tjin-A-Tsoi wist wel hoe dat zou kunnen: het zou beter zijn als er een accreditatie van een opleidingssysteem komt en dat vervolgens alle geaccrediteerden in het register komen. Dat moest niet worden gezien als bevoorrechting van zijn NFI, zei Tjin-A-Tsoi: ‘Als ex-directeur concurrentietoezicht bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit ben ik erg voor concurrentie. Maar het gaat wel om de efficiency van het te implementeren systeem. Het alternatief is dat iedere deskundige zich individueel moet gaan aanmelden.’
Dat laatste vond advocaat Cees Korvinus juist verstandig. ‘Ik adviseer het College Gerechtelijk Deskundigen om het individueel te bekijken. Zeg niet: oh, u bent van het NFI, dan bent u geregistreerd, want er schieten mij zo maar voorbeelden van NFI-rapporten te binnen die de toets der kritiek niet konden doorstaan. Het College moet kritisch kijken, want het NFI is een productie-instituut geworden zonder contacten met advocaten; men gaat veel te dicht bij de opsporing en vervolging zitten. Men stelt zich veel minder de vraag welke informatie de hypothesen fálsificeert.’
Kinnesinne Snel een gevuld register hebben. Dat is vooral handig als je een deskundige zoekt bij jonge expertisegebieden of bij gebieden waarin simpelweg slecht één enkele forensisch deskundige actief is. Maar haastige spoed is niet goed, vond NRGD-projectleider Michael Smithuis. Dan scheid je het kaf niet van het koren, omdat je dan nog niet weet hoe je het kaf van het koren moet scheiden. ‘Neem het
gebied van de forensische radiologie’, zei Smithuis. ‘Dat is nog zo’n klein vakgebied dat er in de beroepsgroep nog geen sprake is van best practices en uitgekristalliseerde normen. Ik zeg niet dat er op zo’n gebied niemand deskundig zou zijn. Ik zeg: als die deskundigheid nog niet objectiveerbaar is, dan kunnen wij er in het NRGD nog niet veel mee. Als we er niets over kúnnen zeggen, zéggen we er ook niks over. Het zegt niet alles als je als deskundige niet in het NRGD zit, maar als je hele vakgebied er nog niet inzit, zegt dat wel wat. Dan is het vakgebied nog niet robuust. Als zo’n expertisegebied niet in het NRGD zit, moet je als rechter heel goed oppassen bij een wetenschapper uit zo’n gebied die zegt dat hij er alles van weet.’ Dat maakt het wel moeilijk het moment te bepalen waarop je een eerste wetenschapper uit een expertisegebied tot het register toelaat. In zekere zin heb je een “aangetoond deskundige” nodig die kan adviseren over toelating van zijn vakbroeder. Maar dan liggen ook nietwetenschappelijke motieven op de loer, zo
OPPORTUUN · 04 / 2009
‘Ik heb geen behoefte aan een deskundige die juridische taal spreekt. Vákidioten, die hebben we nodig’ Cees Korvinus, advocaat werd Smithuis in een workshop gewaarschuwd: ‘Onderschat niet de kinnesinne in de beroepsgroep, of het financiële motief om concurrenten in je vakgebied uit te schakelen.’
Technisch onderzoek En nog zo’n punt: niet alleen deskundigen zouden zich moeten inhouden op terreinen waarop zij onvoldoende kennis hebben. Dat geldt óók voor politie en OM, klonk het tijdens het startsymposium. Neem het “technisch onderzoek” dat forensisch rechercheurs verrichten. Het OM worstelt op dit moment met de vraag wat er allemaal onder technisch politieonderzoek begrepen moet worden. ‘Houd die categorie “technisch” zo klein mogelijk’, adviseerde Wilma van den Berg (vicepresident van de Rechtbank Amsterdam), ‘ook al is het vanuit het OM gedacht, fijner om alles onder de noemer van technisch politieonderzoek te zetten.’ Ze kreeg bijval van hoogleraar bewijsrecht Hans Nijboer: ‘Een onderzoek kan het etiket van een opsporingsonderzoek hebben, terwijl het in feite gebaseerd is op het oordeel van een deskundige. Maar dan heet het dus “ambtsedig proces-verbaal” en is de kous af.’ Nijboer houdt de categorie “technisch” liefst zo smal mogelijk, want dan kan de advocaat een beroep doen op een deskundige uit het NRGD. ‘Aan de ene kant wil men via de “Wet deskundige in stafzaken”
13
mogelijkheden bieden aan de verdediging. Dat kun je dan niet aan de andere kant gaan afbreken door “technisch onderzoek” heel breed te gaan definiëren.’ En wat is het NRGD in internationaal verband waard? Bijvoorbeeld bij het Europees Bewijsverkrijgingsbevel. Dat is nog onduidelijk, meent advocaat en hoogleraar internationaal strafrecht Geert-Jan Knoops. ‘Stel dat Duitsland aan Nederland een verzoek doet tot overlevering van een verdachte, mede gebaseerd op een onderzoek van een deskundige die niet door het NRGD is erkend, wat dan? In het buitenland is er nog geen equivalent van het NRGD.’ Internationale straftribunalen en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) kennen, zo had Knoops onderzocht, geen expliciete definities en richtlijnen voor deskundigen. De internationale straftribunalen staan rapporten van expert witnesses altijd toe, maar wegen de inhoud daarvan mee in de bewijswaardering. En uit jurisprudentie van het EHRM blijkt dat advocaten de expertise van deskundigen wel moet kúnnen betwisten. Als de deskundige feitelijk getuige-voor-de-aanklager is, moet de verdediging ook een deskundige kunnen krijgen die op gelijke voet staat. ‘Nederland loopt internationaal voorop op het gebied van deskundigheid in strafzaken’, concludeert Knoops. ‘En de ontwikkelingen rond het Europees Bewijsverkrijgingsbevel kunnen een eerste stap vormen richting een Europese standaard voor deskundigen in strafzaken.’
Benauwd Hoogleraar strafrecht Ybo Buruma zag weer andere beren op de weg voor het NRGD. ‘Ik ben wat benauwd dat de komst van het register de ontwikkeling versterkt dat deskundigen bang zijn zich uit te spreken. Durft een schouwarts nog een tijdstip van overlijden te geven als hij vreest dat hij wordt “afgebrand” wanneer zijn oordeel in twijfel wordt getrokken door een andere deskundige die misschien wel met meer en betere informatie is gevoed?’ Buruma hoopt dat de komst van het register deskundigen juist zelfverzekerder
maakt. ‘Eigenlijk zou je minder bang moeten zijn als je er in staat. Je moet denken: zij hebben mij tot het NRGD toegelaten dus ik kan vrijuit praten.’ Tegelijkertijd hoopt Buruma dat rechters ook voor deskundigen durven te kiezen die niet in het register staan. ‘Soms komt, bijvoorbeeld, een gynaecoloog met heel veel slagen om de arm en wollig taalgebruik. Terwijl de deskundige zedenrechercheur veel meer durft te zeggen: dit en dat is er aan de hand, en dan leert mijn ervaring zus en zo. Van mij mag de rechter best voor die zedenrechercheur kiezen, of gaat het register dat onmogelijk maken?’ ‘Ondanks enige scepsis vind ik het NRGD heel mooi uitgewerkt, met als doel: bijdragen aan meer deskundigheid. Dát rechters zich meer de vraag gaan stellen of de deskundige deskundig is, is mooi.’
Vertrouwen Ook minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin (‘Van het ministerie heeft het College Gerechtelijk Deskundigen geen enkele invloed te duchten’) is voorstander. ‘Het doel is: schijn vervangen door de feiten, en indrukken door bewijzen. Als het NRGD op 1 juli aanstaande operationeel wordt, is dat een forse stap voorwaarts op weg naar adequate kwaliteitsnormering en het toezicht daarop. Ik ben ervan overtuigd dat het NRGD zal bijdragen aan een groeiend vertrouwen in forensische deskundigheid.’ Tijdens een afsluitend forumdebat is het een officier van justitie die de hamvraag stelt. Gaan de deskundigen die hier aanwezig zijn (er hadden zich 124 aangemeld voor het symposium), zich aanmelden? Astrid Joosten vraagt het de zaal. Minder dan de helft van de wetenschappers steekt de hand omhoog. En wie gaat zich niet aanmelden, stelt Joosten als controlevraag. Die wetenschappers blijken op de vingers van één hand te tellen. Het NRGD krijgt het voordeel van de twijfel. Tekst: Pieter Vermaas Illustratie: Erwin Suvaal
14
BOPZ-OMNIS
OM aan de kant gezet Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen Terwijl het splinternieuwe administratiesysteem nog maar net draait, wordt er al weer bijna de stekker uitgetrokken. Want in de nieuwe Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) is er geen plaats meer voor het OM. Een tweegesprek over Bopz-Omnis, betrokkenheid van medici en de toekomst van gedwongen opnames.
‘Wij kwetsbaar?’ In een hoekje van de OM-toren in Amsterdam kijken officier van justitie Ronneke van Gogh en parketsecretaris Petra van Sloterdijck de vraagsteller verbaasd aan. Met z’n tweeën en een handjevol ondersteuning runnen ze hun “Bopz-afdeling”. Voor het hele arrondissement Amsterdam, zo’n vijftien tot twintig aanvragen voor een machtiging per dag. Drie dagen heeft Van Gogh voor de Bopzzaken, de rest van haar tijd besteedt ze aan andere OM-taken als PIJ- en TBS-zaken. Van Sloterdijck: ‘Kwetsbaar? Misschien. Maar zo kijken we er niet tegen aan. Het is soms wat improviseren en een beetje uitkijken met vakanties en zo.’ Van Gogh en Van Sloterdijck waren een half jaar geleden in Haarlem. Daar werd de introductie van het nieuwe administratiesysteem van het OM – Bopz-Omnis – gemarkeerd in een treffende locatie: het oude Dolhuys. Ooit werden daar “krankzinnigen” opgesloten, nu is het een onopvallend museum over psychiatrie. De opkomst was bescheiden. Binnen de parketten nemen de OM’ers die gaan over de Wet Bopz nu eenmaal geen prominente plaats in. In het Dolhuys ontspon zich al snel een levendig gesprek. Voor de buitenstaander werd meer dan helder: hier wordt geen wartaal gesproken, maar specialistisch Bopz-Omnis.
Administratie Van Sloterdijck: ‘De Bopz is een gecompliceerde wet. Om dat allemaal goed in een ict-systeem te krijgen vergt tijd en energie. Er moesten – om wat te noemen - 35 verschillende verzoeken ingebracht worden. Bouwers van het systeem hebben daar begrijpelijk geen idee van. Voor ons - en zeker voor de betrokkenen - is het van groot belang dat juridisch alles klopt.’ Het parket Amsterdam is niet tegen grote missers aangelopen, wel ergerlijke omissies. Van Sloterdijck: ‘De ervaring nu is, dat de administratie met het systeem uit de voeten kan. Al loop je nog tegen rare dingen aan.’ Van Gogh: ‘Er kan bijvoorbeeld in het adres niet drie hoog worden vermeld. Dat is – zeker in Amsterdam – erg onhandig.’ De twee zijn erg precies. ‘Pietje Precies, zou ik zeggen’, lacht Van Gogh.
Ommezwaai In het wetsvoorstel voor een nieuwe opzet van de Bopz is geen plaats meer voor het Openbaar Ministerie. Een commissie bestaande uit een jurist, een psychiater en een deskundige vanuit patiënt- en familieperspectief zal de rechter adviseren. De behandeling van de wet is aanstaande. Verwacht wordt dat hij binnen twee jaar wordt ingevoerd. Dan is het OM er tussenuit en wordt de commissie van drie “adviseur” van de rechtbank. Van Gogh: ‘Het is de wens van de politiek
dat het meer een behandelwet wordt. Dat is het ook geworden. Er is onder meer gekeken naar een land als Australië waar een dergelijke aanpak goed functioneert. Dat kan zo zijn, maar dat is een heel ander werelddeel, met een heel ander rechtsstelsel en een heel andere mentaliteit.’ Ze glimlacht vriendelijk, maar kijkt fel als ze zegt: ‘Het is heel opvallend dat tot nu toe alleen het Openbaar Ministerie toegang tot de rechter heeft om iemand op te laten sluiten. Dat principe wordt nu verlaten. Dat is een gigantische ommezwaai.’
Medici Ze heeft grote waardering voor medici, zegt Van Gogh. In de tien jaar dat ze met de Bopz bezig is, heeft ze met veel psychiaters en andere hulpverleners te maken gehad. Van Gogh en Van Sloterdijck zien een tendens binnen de psychiatrie die zeker niet gunstig is als de nieuwe wet wordt ingevoerd. Van Gogh: ‘De kennis van de Wet Bopz van de jongere generatie artsen werkzaam binnen de psychiatrie en van het systeem van gedwongen opname is niet groot. Niet alleen omdat ze het te veel vinden indringen in hun wereld, het is lastig en kost tijd.’ Van Sloterdijck noemt een voorbeeld: ‘We worden er wel eens treurig van. Een verlenging die ze al een jaar zien aankomen, komt dan op de laatste dag. Een paar uur voor de termijn verstreken is of soms er over heen. Dan moet het door >
OPPORTUUN · 04 / 2009
15
‘Een gigantische ommezwaai: het principe dat alleen het OM toegang tot de rechter heeft om iemand op te laten sluiten, wordt verlaten’ Ronneke van Gogh, officier van justitie
Foto’s: Kick Smeets
16
BOPZ-OMNIS
‘We worden wel eens treurig van de jonge generatie artsen. Een verlenging die ze al een jaar zien aankomen, komt dan op de laatste dag’ Petra van Sloterdijck, parketsecretaris
> ons bekeken worden en op tijd naar de rechtbank.’ Van Gogh: ‘Soms dreig ik het verzoek niet door te sturen naar de rechtbank. Als dat geen gevaar voor betrokkene oplevert doe ik het in een uiterst geval. Met de oudere generatie geneesheren-directeur kon je goed communiceren; we wisten over en weer waar we het over hadden. Dat is steeds minder. Iedere keer opnieuw moet je uitleggen hoe het met de Bopz zit.’ Van Gogh denkt met weemoed terug aan de geneesheren-directeur die hun staf het besef bijbrachten dat de Bopz een wezenlijk onderdeel van hun taak was. Van Sloterdijck: ‘Het is toch zo dat je je moet voorstellen dat het je broer of je moeder is waar het om gaat. Dan wil je toch dat het proces correct verloopt?’ Het is jammer dat de kennis over de wet BOPZ binnen de medische stand de laatste tijd zo is verminderd. Bij het Amsterdamse OM en de rechtbank zijn er specialisten. Van Gogh: ‘En er is een pool van specialistische advocaten die optreden in het kader van de Bopz. Die hebben een enorme routine opgebouwd. Van de juridische kant wordt professioneel en met kennis van
zaken de Bopz behandeld. Dan zou je toch verwachten dat vanuit de psychiatrische klinieken ook zo wordt geopereerd?’
Onderschat Bopz-Omnis draait nu een paar maanden. De pilots hebben hun vruchten afgeworpen. De Gebruikersraad heeft veel klachten kunnen laten verhelpen. Hier en daar hapert nog wat. Met deze pilots is het klaar. In het land worden opnieuw pilots uitgezet. Dit keer worden commissies geformeerd om te zien hoe de nieuwe wet in de praktijk gaat uitpakken. Het is nog in een fase van droogzwemmen, maar het Uur U komt naderbij. Van Gogh is ‘heel benieuwd’, zegt ze niet zonder ironie, hoe het allemaal gaat uitwerken. ‘De
commissie moet alles gaan doen. Zeven dagen in de week 24 uur. Waar haal je al die commissieleden vandaan?’ Ze heeft het vermoeden dat de hoeveelheid werk wordt onderschat. Dat kan bijna niet anders. In het land komen er jaarlijks rond de 10.000 Bopz-zaken bij de parketten binnen. Dat zal zeker niet minder worden. In Amsterdam – op haar afdeling in een knik van de toren – zijn dat er zo’n 2500 per jaar. Van Sloterdijck: ‘Vorige week hadden we op een dag niet één Inbewaringstelling. Toen heeft een medewerker vanaf een andere fax een berichtje naar onze fax gestuurd. We dachten dat onze fax het niet deed.’ Tekst: Louis Cornelisse
OPPORTUUN · 04 / 2009
17
Veiligheidshuis Dordt stormachtig geopend Samen eerder problemen onderkennen en aanpakken. Dat is het motto binnen Veiligheidshuis Dordrecht dat minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin op 9 maart in weer en wind opende. Het leek vooraf zo’n feestelijk idee. Abseilers zouden het logo van het Veiligheidshuis op een banier langs de gevel buiten onthullen. Maar op 9 maart waait het gevaarlijk hard. Veiligheid voorop, dus dan maar met z’n allen het Veiligheidshuis in, waar de banier met logo wordt opgehangen – ook mooi hoor. En dan is daar nog minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin! Soepeltjes zal hij de vlag met het logo omhoog hijsen, zo was in het draaiboek uitgedacht. Met ferme hand begint de minister aan de hendel te draaien. Dan kampt ook de bewindsman met wind. Een windvlaag rukt. Een touw knapt. De vlag stort ter aarde. ‘Gelukkig is het altijd weer om een convenant te tekenen’, had Hirsch Ballin eerder al gezegd. De vlag mag dan vallen, maar het Veiligheidshuis stáát. Ook parket Dordrecht ziet de toegevoegde waarde van het Veiligheidshuis Zuid-Holland Zuid, vertelt hoofdofficier Paul van de Beek. ‘Daarin werken we actief samen met instanties als Leerplicht, bijvoorbeeld, waardoor snel gereageerd wordt op schooluitval. We werken samen met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, GGD en andere diensten van maatschappelijke zorg. Regelmatig overleggen we in het Veiligheidshuis met de ambtenaren openbare orde en veiligheid. Met elkaar zorgen we er voor dat problemen eerder worden onderkend en aangepakt, waardoor meer burgers buiten de criminaliteit kunnen blijven.’
vanuit de zorg. Als we niet willen blijven dweilen met de kraan open maar die dicht willen draaien, is dit de aangewezen weg: samenwerking tussen zorgpartners, gemeenten, welzijnswerk en justitiële partners als gevangeniswezen, OM, Raad voor de Kinderbescherming, Reclassering en Politie. De opening van het Dordtse Veiligheidshuis is weer een belangrijke stap in de richting van een landelijk dekkend netwerk van Veiligheidshuizen.’
Recidive Vertegenwoordigers van de deelnemende organisaties zetten tijdens de bijeenkomst hun handtekening onder de intentieverklaring. Behalve algemene doelstellingen, zoals het koppelen van strafrechtelijke reactie en zorg, staan er ook per doelgroep (jeugd, veelplegers, huiselijk geweld) specifieke afspraken in het convenant. Zo is afgesproken dat op 1 januari 2012 de recidive van jeugdige veelplegers met tien procent is gedaald en dat voor alle zeer actieve veelplegers een persoonsgebonden aanpak wordt gerealiseerd.
Ketenkamers Al sinds 2007 wordt in de Ketenkamers Dordrecht, de voorloper van het Veiligheidshuis, samengewerkt aan een sluitende aanpak van veelplegers en jeugd. In 2008 is dit uitgebreid met een overleg huiselijk geweld, waaraan onder andere ook de GGD en Advies- en Meldpunt Kindermishandeling deelnemen. Het Veiligheidshuis gaat van start met dertien deelnemende instanties: Bouman GGZ, Bureau Halt, Stichting Bureaus Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Holland, Bureau Leerplicht en Voortijdig Schoolverlaten, GGD Zuid Holland Zuid, Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering, Openbaar Ministerie Dordrecht, PI Dordtse Poorten, Politie Zuid-Holland-Zuid, Raad voor de Kinderbescherming, Reclassering Nederland, Slachtofferhulp Nederland en de gemeente Dordrecht. De overige achttien gemeenten in het arrondissement hebben hun toekomstige participatie toegezegd. Tekst: Erna Quant-Rijfers
Dichtbij Dordt ‘De Veiligheidshuizen spelen een grote rol in onze strijd tegen criminaliteit’, zegt minister Hirsch Ballin. ‘Ze zorgen voor de verbinding tussen preventie, strafrechtelijke interventie en de benadering
Foto: Rinie Boon
18
RECHTSZEKERHEID
Illustratie: Erwin Suvaal
Tien jaar BOS/Polaris Uniforme richtlijnen voor strafvordering Iedere beoordelaar van strafzaken kent ze: de Polaris-richtlijnen voor strafvordering. Niet iedereen weet dat die richtlijnen en het bijbehorende Beslissing Ondersteund Systeem (BOS/Polaris) in april al weer tien jaar bestaan. Tijd voor een terugblik.
Midden jaren ’90 startte het OM een fors aantal projecten om de kwaliteit van werken te verhogen. Niet alleen interne kwaliteitskenmerken als efficiëntie en snelheid, maar ook belangrijke externe kwaliteitskenmerken werden beoogd, waaronder bijvoorbeeld de rechtsgelijkheid. Eén van de gebieden waarop die rechtsgelijkheid zich voordoet is bij het bepalen van de straf in een strafzaak. Hoewel iedere zaak unieke kenmerken heeft is het gebruik van richtlijnen een goed middel om een objectief en uniform uitgangspunt van
denken te formuleren. Het is bij de beoordeling van strafzaken één van de mogelijke hulpmiddelen om de rechtsgelijkheid te bevorderen. De toenmalig procureur-generaal Dato Steenhuis gaf in 1994 opdracht om te onderzoeken of het doel van de rechtsgelijkheid gediend was met geautomatiseerd gebruik van richtlijnen voor strafvordering. De gedachte was dat het gebruik van die richtlijnen daarmee gestimuleerd werd en dat de richtlijnen op nog eenduidiger wijze
gebruikt gingen worden. Op grond van een pilot project in Amsterdam en Leeuwarden werd geconcludeerd dat de ondersteuning van richtlijnen inderdaad zinvol was, maar alleen indien er bruikbare, landelijk uniforme, richtlijnen zouden zijn.
Ongelijkheid Aan landelijke uniforme richtlijnen ontbrak het destijds echter. Ieder parket had eigen lokale richtlijnen ontwikkeld, elk met eigen beoordelingsfactoren en geheel eigen “passende” straffen. Dat de straffen
OPPORTUUN · 04 / 2009
19
Richtlijnen en professionaliteit Bij de start van BOS/Polaris was er veel weerstand tegen de ontwikkelingen. Dat er zulke concrete en sturende richtlijnen gehanteerd moesten worden, voerde menig officier al te ver. De professionaliteit komt op die manier in het geding, was het argument. Iedere zaak is uniek en kan niet met zo’n rigide stelsel worden beoordeeld. Dat de beoordeling van strafzaken bovendien nog met behulp van een computer zou gaan gebeuren was voor een aantal officieren werkelijk een stap te ver. Alsof een computerprogramma de nuances zou kunnen doorgronden van de strafzaak. Nu, tien jaar na de invoering en meer dan een miljoen ondersteunde zaken verder, kijkt niemand er meer vreemd van op. Het feit dat het uitgangspunt van denken wordt bepaald met behulp van een computer is voor velen vooral handig. Een uniform uitgangspunt dat landelijk gedragen wordt en waar, op grond van professionaliteit, in genuanceerd kan worden als daar reden voor is. Standaardbeoordeling waar mogelijk, maatwerk waar nodig.
BOS buiten het OM BOS/Polaris bestaat uit twee delen, precies zoals de naam al zegt. Er is het Beslissing Ondersteunend Systeem (BOS) en er zijn de Polaris strafvorderingsrichtlijnen. Zoals de Polaris richtlijnen een leven buiten BOS hebben, zo heeft het BOS ook een leven buiten Polaris. Het BOS systeem wordt door de ontwikkelaar Giant-Soft uit Leeuwarden, vanzelfsprekend met een andere kennis-inhoud, gebruikt in medische setting, bijvoorbeeld bij de ondersteuning van Gynaecologische richtlijnen en bij de afname van Psychiatrische tests. Voor een grote zorgverzekeraar wordt momenteel een toepassing met BOS ontwikkeld die adviseert over doorverwijzingen van de huisarts naar tweedelijns zorg.
die op grond van de lokale richtlijnen werden gevorderd in een aantal gevallen een factor vier van elkaar verschilden, alleen op grond van de postcode, was bepaald geen bijdrage aan de rechtsgelijkheid. Dat speelde niet alleen bij een fietsendiefstal, maar ook in de richtlijnen voor woninginbraak werd een factor vier aangetroffen tussen de verschillende parketten. Om die ongelijkheid te bestrijden werd een project gestart om nieuwe, landelijk uniforme strafvorderingsrichtlijnen te ontwikkelen. Onder de paraplu van het kwaliteitsproject Doorlichting Richtlijnen werd het Project Ontwikkeling Landelijke RIchtlijnen Strafvordering (POLARIS) gestart. Een werkgroep van beoordelaars van strafzaken werkte een dag per week gedurende bijna twee jaar aan een nieuw stelsel van samenhangende richtlijnen. Dat stelsel kwam er. Op 1 april 1999 werd het
Polaris-richtlijnenstelsel in gebruik genomen, ondersteund door het Beslissing Ondersteunend Systeem (BOS) van Giant-Soft.
Internet De Polaris-richtlijnen, zoals die richtlijnen tien jaar later nog steeds heten, zijn een nieuwe ster geworden waarmee het OM de beoordelaar leidt. Het geheel van het BOS en Polaris vormt inmiddels een vast uitgangspunt in strafzaken met veel voorkomende criminaliteit. BOS werkt zowel naast Compas als naast GPS. Het oorspronkelijke doel van de rechtsgelijkheid is niet uit het oog verloren. De eerste jaren was BOS/Polaris een gereedschap, alleen bedoeld voor het OM zelf. Inmiddels kan het door iedere advocaat, opleiding of andere belangstellende gratis van internet worden gehaald. De bepaling van een uitgangspunt bij de beoordeling van strafza-
ken wordt daardoor ook voor de buitenwereld transparant. Wijzigingen in de beoordeling van strafzaken, zoals de toepassing van de strafbeschikking of het ontstaan van nieuwe richtlijnen, zijn de afgelopen jaren in het Polaris-stelsel verwerkt. De komst van GPS heeft er voor gezorgd dat er ook een webversie van BOS/Polaris kwam. Toekomstige ontwikkelingen zijn te vinden in de ontwikkeling van richtlijnen op gebied van milieu, economie, jeugd of zelfs zware delicten. Tekst: Gerrit Schurer
20
ANONIEME TIPS
‘Geef ons feedback’ M. wil burgers terugmelden wat met anonieme tips gebeurt Partners die M. leren kennen, waarderen de stichting voor anonieme tips. Maar M. is nog niet altijd blij met de partners. Aanklagers kennen koudwatervrees. ‘We willen meer feedback over wat met de tips gebeurt’, zegt M.-directeur Guus Wesselink.
Aanvankelijk bezagen politie en justitie Meld Misdaad Anoniem (0800 – 7000) wel als concurrent. Waar bemoeit die stichting M. zich mee? Opsporingsinformatie is van óns! ‘Ik had daar rekening mee gehouden’ zegt M.-directeur Guus Wesselink. Onze moederorganisatie Crime Stoppers had me daarvoor al gewaarschuwd, want Scotland Yard had aanvankelijk net zo op hen gereageerd.’ De pilot die Wesselink mocht starten onder leiding van (huidig PG) Rieke Samsom – destijds voorzitter van de Landelijke Selectiecommissie Opsporingsberichtgeving – bracht erkenning. ‘Inmiddels zijn al onze partners blij met ons. De prioriteiten van de opsporing, zijn ook de prioriteiten van M.’, verzekert Wesselink, die bij Rijkspolitie Den Bosch ooit het onderzoek naar de ontvoering van Toos van der Valk draaide.
‘Kliklijn’ Een onbekend sterk merk, dat Meld Misdaad Anoniem. Bekend van opsporingsberichtgeving: “Bel de politie; of bel M indien u anoniem wilt blijven.” Met een krachtige huisstijl: in campagnes spat het rood-wit-zwart van de abri’s. En met de goede geur van meehelpen misdaad te bestrijden: wie nog over “kliklijn” zeurt, voert een achterhoede gevecht. Nee, M. timmert aan de weg met makkelijk verkoopbare kreet: Meld misdaad anoniem. Toch ook onbekend. Wie, wat, waar is M.? Rechercheurs bedelen wel eens bij Wesselinks medewerkers: “Ah joh, geef
ons nou even die tape van dat anonieme telefoontje, jullie zijn toch van ons!?” Twee keer fout, weet Wesselink. ‘Nee, we zijn niet van de politie maar een onafhankelijke stichting, en nee, we hebben zo’n tape niet. “Ja dat zal wel”, horen we dan.’ Waar zit het Hollandse M.? Te midden van grootstedelijke misdaad, met het logo van ver zichtbaar aan het kantoor? Het pand is bijna nog onzichtbaarder dan zijn bellers. In de driehoek Hoevelaken – Nijkerkerveen – Hooglanderveen, waar schaapjes blaten en tractors tuffen, beent de bezoeker er bijna voorbij. Pas als die met de neus tegen het logoloze toegangshek staat en zich confuus weer omdraait, ziet hij wat vanaf de weg nog niet zichtbaar was: de naam van M op de achterkant van een zuiltje. ‘Onze medewerkers zitten niet te wachten op lieden die ’s avond laat binnenstormen. Niet dat hier gevoelige informatie ligt, want M. staat voor anonimiteit’, wordt Wesselink niet moe te melden. Dagelijks bereiken 250 tot 400 gesprekken M’s “frontoffice”, geopend van 8 tot 24 uur. ‘De twaalf medewerkers die we in dienst hebben, zijn allemaal “burgerkrachten”, met gemiddeld vier jaar M-ervaring. Het zijn geen politieachtige verhoren, maar gesprekken tussen burger en burger waarbij de medewerkers getraind zijn om veel details te horen.’ Slechts twintig procent van de tips is bruikbaar. Die meldingen bevatten voldoende informatie voor M-afnemers als politie, Verbond van Verzekeraars, AIVD,
FIOD/ECD, Algemene Inspectiedienst. Als de tekst goed is en niet kan leiden tot herkenning van de beller, gaat de tip naar de juiste afnemer. Een melding als “straks wordt in Amsterdam tien kilo coke overhandigd” wordt via een voorrangsprocedure doorgestuurd. De klant krijgt het bericht: “Er is een tip voor u, die staat nu in Meldnet”. De klant logt in met een token en een password, en zet het bericht in het eigen bedrijfsprocessensysteem. Op dat moment blijft het delict, het volgnummer, de ontvanger en de datum in onze server achter. ‘De inhoud van de tip is dan bij ons weg’ verzekert Wesselink. ‘Met het College Bescherming Persoonsgegevens hebben we afgesproken tips niet te bewaren, en dat wíllen we ook niet. We zijn alleen een loket, een draaischijf.’
Rillingen M. wil van afnemers weten of een tip bruikbaar is, wat er mee gedaan is en wat het resultaat is. ‘Sommige politieregio’s koppelen alles terug, andere maken er een potje van. We proberen die feedback groter te maken. Over 2008 weten we dat er één aanhouding op negen tips wordt verricht. Maar bij regiopolitie Zuid-Holland Zuid, dat alles terugkoppelt, weten we dat een op de twee tips tot een aanhouding leidt.’ Aanklagers kennen wat koudwatervrees om burgers terug te melden wat een tip teweeg bracht. ‘Met de politie hebben we afgesproken dat zij dat zoveel mogelijk via hun lokale en regionale media doen. Als de politievoorlichter de persofficier belt, zegt die laatste vaak “ja, maar nu nog even niet, >
OPPORTUUN · 04 / 2009
21
‘Officieren weten vaak niet wie wij zijn, terwijl agenten denken dat we bij de politie horen’ Foto: Vincent Boon
Guus Wesselink, directeur Meld Misdaad Anoniem
22
ANONIEME TIPS
Met M in actie Politie en OM hoeven niet passief te wachten op informatie van M. Zij kunnen zelf M. inzetten met acties die misdaad oplossen en voorkómen. Een golf auto-inbraken. Een reeks brandstichtingen. Elke keer vernielingen nadat uitgaansgelegenheden sluiten. In elke gemeente slaat wel een keer de vlam in de pan zonder dat politie en justitie resultaten boeken. Dat kan hét moment zijn waarop OM en opsporing besluiten M. in te schakelen om extra tips binnen te krijgen. M. heeft een communicatieteam startklaar dat direct kan “invliegen” om via een vaste werkwijze te adviseren: Is er al een idee in welke hoek de daders te vinden zijn? Wie zou er meer van af kunnen weten? Op die manier krijgt M. een beeld van welke doelgroepen met welke middelen moeten worden bestookt: abri’s, flyeren in een wijk, of brengen we de boodschap op de bodem van een pizzadoos? M zorgt desgewenst voor het voorlichtingsmateriaal en levert een communicatiedraaiboek op maat. Binnen twee weken kan dan een actie draaien. M.-directeur Guus Wesselink: ‘Officieren weten vaak niet dat ze M op die manier kunnen gebruiken. Ik roep hen op: overweeg met burgemeester en politie de inzet van het middel. Het heeft alleen zin als er een ontvangende partij voor de tips die vervolgens bij M. binnenkomen. Als de opvang van tips niet gegarandeerd is, werkt M. niet mee.’
> want de zaak is nog onder de rechter.” Dan lopen mij de rillingen over de rug. Politie en justitie kunnen best een tekst maken waarmee ze niet te veel details prijsgeven. Iets als: er zijn drie aanhoudingen verricht, mede naar aanleiding van een anonieme tip. Je kunt het aankleden zoveel als je wilt. Het College van PG’s en Herman Bolhaar, die in de Raad van Advies van M. zit, zeggen ook: M. heeft een plek in burgerparticipatie, dus geef die informatie terug. Daar wil ik met persofficieren graag een keer over praten, want burgers die de moeite nemen de opsporing te helpen, stellen terugkoppeling op prijs.’ M. geldt niet meer als kliklijn, maar heeft anoniem melden toch niet nare kanten? Mensen die hun buren via M. zwartmaken. De politie zélf, die volgens sommige advocaten M. belt om een onderzoek te kunnen starten. Wesselink relativeert. ‘Binnen een korps gaat het heel snel opvallen als één persoon zoveel informatie geeft. Heel link voor zo’n diender: met zijn politieslang valt hij snel door de mand. Natuurlijk bellen mensen M. soms uit wraak. Ik ben ervan overtuigd dat de penoze ons ook belt. Als wraak het motief lijkt, zitten wij op het puntje van onze stoel - maar de tip kan nog wel juist zijn.’ Valse meldingen zullen niet snel worden opgepikt, denkt de directeur. ‘In elk
gesprek toetsen wij: bent u de enige die weet heeft van het misdrijf. Zo ja, dan kan de melder niet anoniem blijven en gaat de tip de prullenbak in. Die handelwijze maakt het onze M-medewerkers soms moeilijk. Als ze een tip over kindermishandeling krijgen, moeten ze soms zeggen: “sorry mevrouw, maar omdat u de enige bent die er van weet, is uw anonimiteit niet gegarandeerd, en dus kan M. niets doen met uw melding.” Onze medewerkers vragen de beller dan of die tóch niet met naam en toenaam naar de politie moet gaan. Ik luister wel eens mee; het is een vak apart hoor.’
Levensgevaar Het prijsgeven van de identiteit van bellers zou M. in het hart raken. Anoniem is anoniem. Wie binnen M een telefoontje heeft opgenomen, wordt niet vastgelegd, zodat medewerkers nooit als getuige kunnen worden opgeroepen. Tijdstippen worden ook niet vastgelegd, zodat het OM niet heel gericht bij KPN de verkeersgegevens kan opvragen. De anonimiteit is niet honderd procent, erkent Wesselink. ‘In een richtlijn van het College PG’s is vastgelegd dat de anonimiteit alléén kan worden opgeheven bij dreigend levensgevaar, en dan nóg moet het belang van dat gevaar zwaarder wegen dan het prijsgeven van de identiteit. In de vijf
jaar dat deze richtlijn geldt (met een paar honderdduizend telefoontjes), is het vier of vijf keer gebeurd dat een zaaksofficier via zijn hoofdofficier een verzoek heeft neergelegd bij de Centrale Toetsingscommissie (die het College van PG’s adviseert over inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden). Al die keren is het verzoek om de anonimiteit op te heffen áfgewezen.’ Kan het zijn dat waar Jan Jansen vroeger de politie belde, hij nu alleen anoniem M. belt? Waardoor zaken bij de rechter stranden vanwege de geringe bewijskracht van een anonieme tip? ‘We hebben in 2002-2003 aan regiopolitie Haaglanden gevraagd of ze na de komst van M. aangiftes gingen missen. Dat bleek niet zo te zijn. Sindsdien hebben we het niet meer hard gemeten, maar politiekorpsen vertellen ons dat ze geen verdringingseffecten waarnemen. Dat zou het laatste zijn wat we willen. In onze campagne-uitingen zeggen wij altijd: Ga naar de politie, maar als je dat niet durft is M. een veilig alternatief. Er is geen spanning tussen M. en de politie. De twintig procent doorgestuurde meldingen waarmee de politie aan de gang gaat, zijn indicáties voor de opsporing, en niets meer dan dat. Zonder M. hadden ze die tip sowieso niet gehad.’ Tekst: Pieter Vermaas
24
LIJN 2
Gezond verstand We verplaatsen ons even in de volgende situatie: het is een herfstdag in de donkere dagen van november 2007. Twee politiemensen rijden in hun (als zodanig herkenbare) dienstauto in een klein Gelders plaatsje. Aan het begin van de middag zien ze een oudere Fiat Punto rijden met daarin vier personen. De chauffeur is een hun bekende gebruiker en dealer van harddrugs. De interesse is gewekt, zeker als de auto ook nog rijdt in de richting van een plek waar regelmatig wordt gebruikt en gedeald. De bestuurder tracht van de surveillanceauto weg te rijden door achterwaarts een parkeerplaats op te manoeuvreren. Als de politiemensen op diezelfde parkeerplaats arriveren blijkt in de auto ook nog een persoon te zitten die bij een van de verbalisanten bekend staat als gebruiker van harddrugs. De politiemensen besluiten hun dienstvoertuig voor de auto te zetten en een onderzoek in te stellen. Ze verzoeken de inzittenden uit te stappen, wat die ook doen. Een blik in de auto leert dat op de achterbank een Cd-hoesje ligt met daarop uitgestrooid een wit poeder. Dat brengt de politiemensen tot het besluit alle mannen aan te houden. Op de bodemplaat van de auto, bij de plek op de achterbank waar één van de mannen had gezeten, ziet de politie een open plastic tas liggen met daarin “vermoedelijk illegaal vuurwerk”. Eén van de inzittenden, een minderjarige jongen, geeft toe dat het vuurwerk van hem is. Op de vraag of er in de tas mag worden gekeken maakt niemand bezwaar. En inderdaad: na onderzoek blijkt dat het vuurwerk in de tas illegaal is. Op het eerste gezicht lijkt er niet zoveel mis te zijn met het handelen van de politiemensen: velen van ons zouden, op basis van het gezonde verstand, in zo’n situatie precies hetzelfde gedaan hebben, schat ik zo in. De kinderrechter denkt daar echter anders over. Ze formuleert enigszins krom, dat ze van oordeel is “dat hetgeen de ver-
balisanten in het proces-verbaal beschrijven over de plaats waar zij een en ander waarnamen met betrekking tot de gele Fiat Punto niet voldoende aanwijzingen hebben kunnen geven om een nader onderzoek in te stellen. Verbalisanten zien niet dat er (strafbare) handelingen worden gepleegd doch hebben enkel een vermoeden.” Als dat vermoeden maar redelijk is, dan zijn er toch geen problemen, zou ik zo zeggen. Dat vindt de kinderrechter echter wel: ze spreekt vrij. De officier van justitie kan zich niet in de uitspraak vinden en gaat in hoger beroep. Het Arnhemse hof komt op 25 februari 2009 (parketnr. 21-003666-08) tot een andersluidend oordeel: “anders dan door de raadsman is aangevoerd is van een doorzoeking waarbij het vuurwerk is aangetroffen geen sprake. (…) Het betreffende onderdeel van het verweer wordt verworpen.” Geen doorzoeking dus (iets wat de kinderrechter overigens ook niet had overwogen), en derhalve volgt een veroordeling. Overigens kwam er daardoor (helaas) geen antwoord op de vraag dat als sprake zou zijn van onrechtmatig verkregen bewijs, of bewijsuitsluiting daarop de reactie zou moeten zijn. De Hoge Raad (HR 30-03-2004, NJ 2004, 376) ziet dat zeker niet als enige optie, in tegendeel: “Bewijsuitsluiting kan uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen, en komt in aanmerking indien door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanmerkelijke mate is geschonden.” Geen automatische consequentie dus, maar een afweging op basis van het gezonde verstand. Jan-Willem Grimbergen, Advocaat-generaal ressortsparket Arnhem
VERKEER
OPPORTUUN · 04 / 2009
Verkeer Redelijke termijn (art. 6 EVRM) geschonden Gerechtshof Leeuwarden 21 januari 2009 WAHV 200.007.660 (08/1662) Het hof stelt vast dat de betrokkene vanaf de ontvangst van zijn beroepschrift door de CVOM op 27 februari 2007 tot aan de verzending van de zekerheidsbrief van 11 december 2007 niets van de zijde van justitie heeft vernomen. Deze vertraging is niet te wijten aan de betrokkene maar aan de omstandigheid dat de CVOM de correspondentie heeft voorzien van een onjuiste adressering. Van enige voortvarendheid in het vervolg van de procedure waarmee de genoemde periode van vertraging zou kunnen worden gecompenseerd is het hof niet gebleken. Het hof is van oordeel dat hierdoor de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Het hof vernietigd de bestreden beslissing, de beslissing van de officier van justitie alsmede inleidende beschikking. Matiging sanctie inz. geen autogordel dracht Gerechtshof Leeuwarden 21 januari 2009 WAHV 200.010.676 (08/2014) Aan de betrokkene is een sanctie opgelegd vanwege geen gebruik maken van een autogordel, maar de betrokkene voert aan dat hij als vrachtwagenchauffeur werkzaam was en dagelijks winkels bevoorraadt. In verband met de vele fietsers en voetgangers in het winkelgebied, de nabijheid van een school, het plaatsvinden van de weekmarkt en omleidingen in het centrum, had de betrokkene de gordel afgedaan, zodat hij beter zicht had. De verbalisant verklaarde in het aanvullend-PV o.a. ..”dat in die periode er nabij
het centrum wegwerkzaamheden en omleidingen waren in een richting waardoor de verkeersstroom in het centrum wat bemoeilijkt werd…”. Het hof is van oordeel dat gelet op de door de betrokkene aangevoerde omstandigheden en gelet op de verklaring van de verbalisant hieromtrent, er aanleiding bestaat het opgelegde sanctiebedrag te matigen tot de helft. Radarmeting bij hoogspanningsleiding Gerechtshof Leeuwarden 9 december 2008 WAHV200.006.901 (08/1416) De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de kantonrechter het argument, dat de meting heeft plaatsgevonden in de omgeving van hoogspanningsleidingen en dat die leidingen een reflecterende invloed op de radarbundel kunnen hebben gehad, heeft verworpen zonder daarbij aan te geven waarom controle op een afstand van 700 meter tot de dichtstbijzijnde hoogspanningsleiding invloed op de meting uitsluit of vermindert. Het hof overweegt dat onder punt 6.2.c. van de door de gemachtigde overgelegde pagina’s “Leerstof Waarnemer Radarsnelheidscontroles”, voor zover hier van belang, staat: “Het meten in de onmiddellijke nabijheid van hoogspanningsleidingen (…) is niet toegestaan, (..)”. Verder bevindt zich in het dossier een aanvullend-PV van de verbalisant waaruit volgt dat de meting is gehouden op tenminste 700 meter afstand van de dichtstbijzijnde hoogspanningsleiding. Het hof is van oordeel dat bij die afstand geen sprake is van meten in de onmiddellijke nabijheid van hoogspanningsleidingen, zodat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van het meetresultaat. De gedra-
ging is daarmee vast komen te staan. Volgt bevestiging van de beslissing van de kantonrechter tot ongegrond verklaring van het ingestelde beroep. Berekening benodigde stoptijd Gerechtshof Leeuwarden 27 november 2008 WAHV 200.008.975 (08/1802) De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft nagelaten om de berekening van de benodigde stoptijd (voor het rode verkeerslicht) uit te voeren. Volgens hem dient dit alsnog te gebeuren, omdat de betrokkene de gedraging ontkent. Het hof overweegt dat voor zover de gemachtigde met de mededeling dat de betrokkene ontkent niet te zijn gestopt voor rood licht, betoogt dat aan de betrokkene ten onrechte een sanctie is opgelegd, het hof hieraan voorbij gaat. Deze enkele, niet met specifieke en controleerbare feiten en omstandigheden onderbouwde, ontkenning van de gedraging, biedt het hof onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de gedetailleerde, ambtsedige verklaring van de verbalisant, zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB. Het hof acht het niet aannemelijk dat er sprake was van overmacht mede in aanmerking genomen dat het verkeerslicht twee seconden op rood stond op het moment dat het werd genegeerd. Volgt bevestiging van de beslissing van de kantonrechter tot ongegrond verklaring van het ingestelde beroep. Verlangen van schriftelijke machtiging Gerechtshof Leeuwarden 26 november 2008 WAHV 200.008.308 (WAHV 08/1740) De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de
kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de kantonrechter de gemachtigde niet de gelegenheid heeft geboden het verzuim te herstellen. Het hof stelt het volgende voorop. Indien een ander dan de betrokkene beroep instelt, zal de kantonrechter overeenkomstig het bepaalde in artikel 2:1, tweede lid, Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) van degene die het heeft ingesteld een schriftelijke machtiging kunnen verlangen. Wordt de gevraagde machtiging niet verstrekt, dan kan ingevolge het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep nietontvankelijk worden verklaard, mits de indiener van het beroep de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Bij de stukken van het geding bevindt zich geen schriftelijke machtiging en voorts blijkt niet uit het dossier dat de kantonrechter van de beroepsinsteller een schriftelijke machtiging heeft verlangd. Nu de kantonrechter dit heeft nagelaten, is het beroep ten onrechte om die reden niet-ontvankelijk verklaard. Volgt vernietiging van de beslissing van de kantonrechter en terugverwijzing naar de rechtbank. Tekst: Bureau Verkeershandhaving OM, Willem Hoogendoorn. Voor complete teksten, bel: 0346 - 333310
25
26
INTERNATIONAAL
Internationaal Rectificatie: In de vorige column Internationaal hoorde de laatste uitspraak van de Hoge Raad (27 januari 1998) bovenaan de jurisprudentie bij de andere twee HR-uitspraken (13 januari 2009 en 5 december 2006). In deze zaak ging het namelijk om een wots middels de omzettingsprocedure, en niet, zoals in de toelichting daarboven vermeld, een voortgezette tenuitvoerlegging. Excuses. Pieter Vermaas, eindredacteur
Jurisprudentie
ging. Verder stelt de opgeëiste persoon dat door uitlevering een schending dreigt van artikel 40, lid 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (over toepassing van het kinderstrafrecht, aangezien betrokkene ten tijde van het delict minderjarig was). De rechtbank heeft het verweer verworpen omdat artikel 40, lid 3 niet behoort tot de verdragsbepalingen waaraan de toelaatbaarheid van de verzochte uitlevering getoetst dient te worden. De Hoge Raad acht dit oordeel juist. Het beroep wordt verworpen.
Uitlevering ter fine van strafexecutie en kinderrechten Hoge Raad, 17 februari 2009, LJN BG 6581 De opgeëiste persoon heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Bosch waarin de rechtbank de uitlevering van de opgeëiste persoon aan Kroatië ter fine van tenuitvoerlegging van een verstekvonnis uit 2002 toelaatbaar heeft verklaard. Betrokkene stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de gevraagde uitlevering strekt ter executie van een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling aangezien hij inmiddels een rechtsmiddel tegen het Kroatische verstekvonnis van 2002 heeft ingesteld. De Hoge Raad onderzoekt of het oordeel van de rechtbank dat het Kroatische vonnis voor tenuitvoerlegging vatbaar is, begrijpelijk is. Het uitleveringsverzoek hield in dat het Kroatische vonnis “became final on [datum].” Het feit dat de opgeeiste persoon om een nieuwe althans nadere behandeling van de zaak heeft verzocht noopt niet zonder meer tot de slotsom dat bedoelde veroordeling als gevolg daarvan niet meer vatbaar is voor tenuitvoerleg-
Uitleg TOC-verdrag Hoge Raad, 13 januari 2009, LJN BF0837 De Hoge Raad heeft op 13 januari uitspraak gedaan in een uitleveringsprocedure waarbij uitleg wordt gegeven aan het Verdrag van de VN tegen grensoverschrijdende, georganiseerde misdaad (VN-TOC, 15 november 2000). Onderhavige zaak betreft een verzoek tot uitlevering van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) ter fine van strafvervolging van een Servische opgeëiste persoon die wordt verdacht van het plegen van een gewelddadige ramkraak in Dubai. Eerder werd dit uitleveringsverzoek tot tweemaal toe ontoelaatbaar verklaard door de rechtbank Haarlem wegens het ontbreken van dubbele strafbaarheid en onvoldoende vermoeden van schuld. De overwegingen van de rechtbank kwamen erop neer dat de uitlevering pas dan toelaatbaar is indien de uitleveringsstukken en het verhandelde ter zitting steun geven aan de verdenking dat de opgeëiste persoon zich heeft schuldig gemaakt aan de feiten waarvoor zijn uitlevering is gevraagd, en dat bij gebreke van zodanige verdenking ten aanzien van de
opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan die feiten. Die opvatting vindt evenwel geen steun in het recht en in het bijzonder niet in artikel 28 Uitleveringswet. De uitspraak van de rechtbank Haarlem van 9 juni 2008 wordt dan ook bij arrest van de Hoge Raad van 25 november 2008 vernietigd waarbij de Hoge Raad bepaalt dat de opgeëiste persoon op 16 december 2008 dient te verschijnen. De Hoge Raad loopt de voorwaarden voor toepasselijkheid van het TOC na zoals vastgelegd in artikel 16 lid 1 jo. artikel 3 lid 1 en art. 2 TOC en oordeelt dat aan deze voorwaarden in het onderhavige geval is voldaan. Uitlevering wordt daarin mogelijk gesteld onder de volgende voorwaarden: - er is sprake van een ernstig misdrijf waarop een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste vier jaar staat; - het feit is inherent grensoverschrijdend, i.e. wordt gepleegd in meer dan één staat, danwel, het feit wordt in één staat gepleegd maar een aanmerkelijk deel van de voorbereiding, planning, leiding of controle vindt plaats in een andere staat, danwel het feit wordt gepleegd in één staat maar er is een criminele organisatie bij betrokkene die zich bezighoudt met criminele activiteiten in meer dan één staat; - er is een criminele organisatie bij betrokken, i.e. een gestructureerde groep bestaande uit drie of meer personen, die gedurende enige tijd bestaat en gezamenlijk optreedt met het doel een of meer ernstige misdrijven of overeenkomstig het verdrag strafbaar gestelde feiten te plegen teneinde, direct of indirect, een financi-
eel of ander materieel voordeel te verkrijgen; - de opgeëiste persoon moet zich op Nederlands grondgebied bevinden; - er is sprake van dubbele strafbaarheid. Het verweer van de raadsman dat uitlevering ontoelaatbaar dient te worden verklaard aangezien uitlevering op grond van het TOC slechts mogelijk is terzake van één van de misdrijven genoemd in artikel 51a lid 2 Uitleveringswet en dat hiervan geen sprake zou zijn, wordt door de Hoge Raad verworpen. In artikel 51a, tweede lid, zestiende streepje wordt namelijk niet artikel 3 van het TOC-verdrag genoemd. De strekking van artikel 16, vijfde lid TOC is volgens de Hoge Raad om duidelijkheid te scheppen dat de staat die het aangaat, het TOC met het oog op uitlevering zal beschouwen en toepassen als wettelijke basis voor samenwerking met de andere staten die partij zijn bij het verdrag. Dit brengt mee dat als een staat een kennisgeving heeft gedaan als bedoeld in artikel 16, lid vijf, onder a zo’n staat jegens de andere verdragsluitende partijen gehouden is tot die samenwerking en dat zij op de juistheid en volledigheid van de aan die kennisgeving ten grondslag liggende verklaring moeten kunnen vertrouwen. Een en ander brengt mee dat voor het antwoord op de vraag voor welke delicten kan worden uitgeleverd, te dezen het verdrag bepalend is en niet artikel 51a van de Uitleveringswet. De Hoge Raad verklaart de verzochte uitlevering toelaatbaar. Nina Janssen Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken Ministerie van Justitie Telefoon: 070 370 3033
UT RECHT
OPPORTUUN · 04 / 2009
Het huis uit
Slachtoffers hebben niets aan een boete die uit de huishoudportemonnee wordt betaald
Blauwe plekken, isolement, altijd op je hoede voor onverwacht geweld, angst om de kinderen en een zeer laag zelfbeeld. Slachtoffers van huiselijk geweld zijn niet te benijden. In de loop der jaren zijn we er met z’n allen steeds beter in geworden om het aan te pakken. De slachtoffers hebben niets aan een man die na zijn arrestatie weer thuiskomt als een explosief vat. Ze hebben niets aan een boete die uit de huishoudportemonnee wordt betaald. Ze willen gek genoeg vaak ook niet van die vent af, ze willen gewoon dat het geweld afgelopen is.
uitleggen aan de betrokkenen dat er een huisverbod wordt opgelegd, beschikking tijdelijk huisverbod maken, uitreiken aan de man en de vrouw, uitleggen dat er beroep mogelijk is, sleutels afnemen, sleutels aan de achterblijver geven, fax sturen naar advocaat, hulpverlening (maatschappelijk werk, Bureau Jeugdzorg) inschakelen zowel voor het slachtoffer als voor de uit huis geplaatste, brochure uitreiken, proces-verbaal opmaken. Dan ben je al gauw vier uur verder als het niet meer is. De toch al belaste politie zucht onder de werklast van een uithuisplaatsing.
Om dat voor elkaar te krijgen is er in de loop der jaren al heel wat ontwikkeld: er is een contact- en meldpunt en een Protocol Veilig Huis, er zijn speciale therapieën en in de stad Utrecht is er een Justitieel Casusoverleg Huiselijk Geweld waar justitie- en zorgpartners hun informatie delen en hun acties op elkaar afstemmen. Het dit jaar ingevoerde huisverbod komt in een gespreid bedje. In het casusoverleg, waar de aangiftes en ambtshalve vervolgingen van huiselijk geweld worden besproken, komt nu bij de afspraken ook aan bod of het wenselijk is bij een eerstvolgend incident een huisverbod op te leggen en wat de inzet van hulpverlening dan zal zijn. Er kan dan snel en passend gehandeld worden.
Maar ze doen het wel ergens voor. Tien dagen rust in huis, geen angst voor uitbarstingen, verwondingen die wegtrekken, beter slapen, naar de kapper, werken aan jezelf om sterker te worden, plannen maken over hoe verder, uithuilen, adem halen, aandacht voor de kinderen… en als hij toch weer contact opneemt, ogenblikkelijk de politie bellen. De eerste overtreder van het huisverbod in Rotterdam heeft 63 dagen in voorarrest gezeten en heeft nog 30 dagen voorwaardelijk staan. En nu ervoor zorgen dat slachtoffers van huiselijk geweld gaan inzien dat aangifte doen loont.
Wordt er een huisverbod van tien dagen opgelegd – wat natuurlijk ook mogelijk is in acute dreigende situaties – dan kan de geweldpleger in tien minuten wat spullen pakken, de sleutel inleveren en het huis uit. Dat klinkt simpel, maar dat is het helemaal niet. Even op een rijtje: situatie inschatten, risicotaxatie maken, hiervoor de mogelijke pleger screenen op antecedenten, aanspreekbaarheid en middelengebruik, het geweld precies in kaart brengen (psychisch, fysiek, seksueel, intensiteit, regelmaat, wapengebruik), de gezinsachtergronden screenen (werk, geld, familie, sociaal functioneren), hiervoor alle betrokkenen horen, burgemeester bellen die aan de hand van de casus de beslissing neemt,
Mary Hallebeek persvoorlichter parket Utrecht
27