2012
PLANMETHODE: SERIOUS EDUCATION 1.0 SERIOUS EDUCATION PLANMETHODE: SERIOUS EDUCATION 1.2
Planmethode | Mitchel Kleuver
SERIOUS EDUCATION
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: §1.1: §1.2: §1.3: §1.4: §1.5: §1.6: §1.7:
Planning maken Introductieparagraaf Agendainvoering Prioriteiten stellen 5-dagen leertijd Planning maken Planning uitvoeren Plan van Huiswerkaanpak
3 4 5 6 8 9 12 13
Hoofdstuk 2: §2.1: §2.2: §2.3: §2.4: §2.5: §2.6: §2.7: §2.8: §2.9: §2.10:
Manieren van leren Introductieparagraaf De stampmethode Samenvatten en tekstbegip Het leren op de computer Mindmapping De hoor- & leesmethode De kaartjesmethode De romanroom De kaartenbak-methode Samenwerken leren
15 16 19 21 23 25 27 29 31 33 36
Hoofdstuk 3: §3.1: §3.2: §3.3: §3.4:
3 S'en en de 3 E's. Introductieparagraaf Samenvatten Schema's en Samenhangende hoofdstukken 3 E's
37 38 39 40 42
Hoofdstuk 4: §4.1: §4.2: §4.3:
Tips & Trucs Algemene tips Studietechnieken Examentips
43 44 46 49
Hoofdstuk 5:
Werkbladen
52
Hoofdstuk 6:
Correctiemodel
59
Hoofdstuk 7:
Handleiding
65
PAGINA 2
Hoofdstuk 1:
Planning maken
PAGINA 3
HOOFDSTUK 1
§1.1:
Introductieparagraaf
In de introductieparagraaf wordt een beetje overzichtelijk weergegeven wat er in dit hoofdstuk wordt behandeld, uitgelegd en wordt verwerkt. Je zult hier dus ook de eerste opgaven van dit hoofdstuk vinden. In veel methodes zal deze paragraaf worden aangeduid als Oriëntatie. Opdrachten: 1) Hoe plande je vroeger of nu? Met bepaalde schema's, in tijdblokken, in bepaalde ruimtes. _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ 2) Hield je altijd goed bij hoelang je over een vak deed? Zo ja, schreef je dit dan ook op? _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________
3)
Omcirkel bij de beweringen A of B. 1. Doe je aan sport? 2. Plan je je huiswerk per dag of per week?
A. Ja A. Per dag.
B. Nee B. Per
week. 3. Houd je rekening met wat voor soort huiswerk het is? Of het leerwerk of maakwerk is? A. Ja B. Nee 4. Plan je samen met je ouders of alleen? A. met ouders B. Alleen 5. Neem je sport, pauze, bijbaantje ook mee in je planning?A. Ja B. Nee Er is een puntentabel te vinden achterin dit boek.
PAGINA 4
DOCUMENTTITEL
§1.2:
Agendainvoering
Om een goede planning te kunnen maken, is het van groot belang dat leerlingen hun agenda goed bijhouden. Enkele tips voor een goede agendavoering: • Het helpt in veel gevallen om op de verschillende uren van de dag en de week vooraf de afkorting van het vak te schrijven, zodat meteen helder is wanneer de volgende les is. • de agenda standaard op tafel laten liggen en pas als laatste in te pakken aan het einde van de les. • Noteer al het huiswerk in een agenda! – het huiswerk dat nog gedaan moet worden – het huiswerk dat al af is – noteren als er geen huiswerk is opgegeven toetsen, practica, opdrachten, presentaties, werkstukken, verslagen • Voor de vakken waarbij docenten het huiswerk in de les opgeven wordt dit in de agenda opgeschreven. Docenten geven vaak op verschillende manieren het huiswerk op: – gedurende de les, – aan het einde van de les, – mondeling of schriftelijk op het bord. • Neem een vaste dag in de week waarop het huiswerk van studiewijzers wordt overgenomen in de agenda! – kijk op de schoolwebsite of er huiswerk is opgegeven – vraag aan de docent om huiswerk of een studiewijzer – controleer bij medeleerlingen of de agenda compleet is • Schrijf duidelijk op wat wanneeraf moet zijn! – welk vak? – leerwerk en/of maakwerk? – Welk hoofdstuk? Welke paragrafen? Welke opdrachten/onderdelen? • Markeer opgekregen toetsen, boekverslagen en presentaties, zodat deze extra opvallen! Opdrachten: 1) Schrijf het huiswerk van deze week nu goed over je in je agenda.
PAGINA 5
HOOFDSTUK 1
§1.3 Prioriteiten stellen Prioriteiten stellen Een planning wordt al gauw onhaalbaar als je je taken niet rangschikt naar hoe belangrijk ze zijn: prioriteiten stellen. Anders ben je de hele dag bezig met dingen die eigenlijk niet belangrijk zijn en besteed je minder tijd aan de dingen die er echt toe doen! Prioriteiten stellen maakt je planning overzichtelijk en voorkomt stress. Stress ontstaat meestal niet door de dingen die je doet, maar door de zaken waaraan je niet bent toegekomen. Niemand kan alles doen wat hij of zij zou willen. Stel dus prioriteiten: geef aan welke dingen belangrijk zijn, en welke minder belangrijk. Om prioriteiten makkelijk in te kunnen delen, is het goed om te kijken naar al je activiteiten. Een handig middel om een goed overzicht over je activiteiten te krijgen, is onderstaande tabel. Deze tabel verdeelt al je taken en activiteiten in vier kwadranten(vakken), ingedeeld naar hoe dringend ze gedaan moeten worden en hoe belangrijk ze zijn. Dringend
Niet dringend
Belangrijk
Kwadrant I Voorbeelden: • spoedklussen • crises/problemen • deadlines /proefwerken
Kwadrant II Voorbeelden: • opbouwen en onderhouden van vriendschappen • planning • huiswerk, leerwerk • activiteiten rond sport & hobby
Niet belangrijk
Kwadrant III Voorbeelden: • sommige afspraken voor sport of hobby • mailtjes • vriend(innen) die binnen lopen met een vraag
Kwadrant IV Voorbeelden: • tijdverslinders als email, msn • gezellig kletsen tussendoor • uitstelgedrag ('eerst mijn kamer opruimen...')
Wat is een spoedklus? Dingen die haast hebben, werk je meteen af. Hier is geen uitstel mogelijk. Bekijk elke spoeklus kritisch. Moet het echt nú? Kun je het aan iemand anders vragen? Een plots opgegeven proefwerk kun je natuurlijk niet uitstellen of iemand anders vragen het te leren. Als het gaat om een ingelaste voetbalwedstrijd of een verjaardagsfeestje, kun je je natuurlijk wel afvragen of je niet bij uitzondering eens 'nee' moet zeggen en dat proefwerk vóór moet laten gaan.
PAGINA 6
HOOFDSTUK 1
Opdrachten: 1) Als je iets niet op tijd afkrijgt of slecht hebt geleerd, wordt je dan zenuwachtig of krijg je stress en hoe komt dat? _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ 2)
Welke punten zou jij belangrijk vinden? Hoe kan je je goed concentreren etc?
_________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ 3)
Hieronder zie je weer dezelfde tabel als op de vorige pagina. Vul de tabel aan hoe die voor jou geldt.
Dringend
Niet dringend
Belangrijk
Voorbeelden: spoedklussen deadlines /proefwerken ……………………………… ……………………………...
Voorbeelden: planning activiteiten rond sport & hobby ……………………………. …………………………….
Niet belangrijk
Voorbeelden: sommige afspraken voor sport of hobby mailtjes vriend(innen) die binnen lopen met een vraag ……………………………….. …………………………….....
Voorbeelden: tijdverslinders als email, msn gezellig kletsen tussendoor ……………………………
PAGINA 7
……………………………
HOOFDSTUK 1
§1.4:
5-dagen leertijd
Voor eigenlijk alle vakken moet je bedenken dat je vijf dagen nodig hebt om alles te kunnen leren, van Franse woordjes tot aan de wiskundige formules. Niet iedereen leert op hetzelfde tempo, daarom is dit een aanwijzing van hoe je het het beste kunt aanpakken. 5-dagen leertijd zegt het eigenlijk al, je hebt vijf dagen om alles te leren. verdeel de totale stof tot kleinere stukjes en herhaling werkt het beste. Moet je 50 woordjes voor Engels leren, leer er dan elke dag 10 stuks en doe dit dan 2/3 keer op een dag van ongeveer 15 minuten. Opdrachten: 1) Wat vind je van het stukje tekst van hierboven? Is het nuttig denk je, of helemaal niet?
______________________________________________________________ ______________________________________________________________ ______________________________________________________________ ______________________________________________________________
2a) Je hebt een toets op vrijdag 19 oktober voor het vak Duits, waar je 56 woordjes voor moet leren. Op welke dag kun je dan het beste beginnen met leren?
______________________________________________________________ ______________________________________________________________
2b)
Dag:
Hoeveel woordjes zou je dan elke dag leren? En hoevaak? Vul onderstaande tabel in.
Aantal woordjes:
Hoevaak op deze dag?
3) Je hebt een toets op maandag 5 november voor het vak aardrijkskunde, waar je 31 begrippen voor moet kennen en 7 stukjes uitleg over de stof. Op welke dag kun je dan het beste beginnen met leren?
______________________________________________________________ ______________________________________________________________
PAGINA 8
HOOFDSTUK 1
§1.5:
Planning maken
Een planning maken is voor veel leerlingen een moeilijk iets. na deze paragraaf kun je dat bijna als een pro. Houd met het maken van een planning rekening met de volgende dingen: Sport Vrije tijd/Pauze Bijbaantje Hoelang heb ik nodig voor een vak? Is het maak- of leerwerk? Maakwerk neemt vaak meer tijd in beslag! Niet altijd dus! Als je met deze 5 punten rekening houdt komt het vaak wel goed. Je moet wel goed op de tijd letten en op hoeveel stof je moet maken en/of leren. Opdrachten: 1) Bekijk de volgende planning en vul waar nodig de ontbrekende gegevens in. Vak
Toetsvorm
Leren/maken
Engels
SO
Leren
Frans Aardrijkskunde
PW
Wiskunde
SO
2)
Wat moet ik leren en/of maken?
Benodigde tijd:
Klaar?
15 minuten x3
Maken
Oefening 24A tot en met 27 §2.1 t/m §2.6
Leren
§3.1 t/m §3.2
20 minuten
Hieronder kun je een dagplanning maken voor vandaag en morgen. Gebruik werkblad 1
Vak
Toetsvorm
Leren/maken
Wat moet ik leren en/of maken?
Benodigde tijd:
Klaar?
Vak
Toetsvorm
Leren/maken
Wat moet ik leren en/of maken?
Benodigde tijd:
Klaar?
PAGINA 9
HOOFDSTUK 1
Op de vorige pagina zie je dat je een dagplanning hebt gemaakt. Hieronder gaan we verder met de weekplanning. Een weekplanning geeft een algemeen beeld van hoe de week eruit gaat zien, natuurlijk krijg je dagelijks huiswerk op. Dan zul je ook deze weekplanner moeten aanpassen. Hieronder een voorbeeld versie. Op de volgende pagina kun je een eigen versie maken.
DATUM:
VAK
STOF
AF
12/12
NE
SO/DT/PW/PO/MO/ HA/PTA: -
Leren en/of maken: Maken
Cursus Spelling, opgave 1 t/m 5
13/12
AK
PW
Leren
§2.1 t/m §2.6
14/12
BI
-
Maken
Leerteksten, bronnen etc. §2.4
14/12
EN
SO
Leren
Leren vocabulaire HS2
14/12
FA
-
Maken
Opdracht 24A t/m 27
18/12
GS
-
Maken
§3.1
18/12
WI
SO
Leren
§3.1 t/m §3.2
Zie je dat dit heel globaal weergeeft wat je in een week moet doen? Op de volgende pagina vind je een lege weekplanning die je zelf kunt invullen en/of gebruik werkblad 2.
PAGINA 10
HOOFDSTUK 1
3) Vul hieronder de weekplanner in.
DA-
PAGINA 11
VAK
STOF
AF
SO/DT/PW/PO/
Leren en/of
MO/HA/PTA:
maken:
HOOFDSTUK 1
§1.6:
Planning uitvoeren
De planning uitvoeren is voor veel leerlingen ook erg moeilijk. Eigenlijk gaat het er natuurlijk om dat je je huiswerk af hebt en zo hoog mogelijke cijfers haalt, maar de planning daarachter is ook erg belangrijk. Het zorgt ervoor dat geordend bent, je huiswerk af hebt, maar ook dat je je vrije tijd krijgt. Opdrachten: 1) Omcirkel het antwoord wat bij jou van toepassing is. 1. Je hebt je niet aan de tijd gehouden op de planning. 2. Je huiswerk-opdrachten zijn helemaal afgerond. 3. Je toets is een voldoende.
2)
A. Ja B. Nee A. Nee B. Ja A. Ja B. Nee
4. Na je huiswerk had je geen voldoende vrije tijd
A. Ja
B. Nee
5. Tussen het leren door heb je pauze gehouden.
A. Nee B. Ja
Heb je je aan je planning gehouden? Had je genoeg tijd? Alles af? Ben je tevreden over je resultaten?
__________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________
3)
Heb je iets geleerd van hoe je een planning moet maken of vind je dit geen fijne manier?
__________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________
PAGINA 12
HOOFDSTUK 1
§1.7: Plan van Huiswerkaanpak Plan van Huiswerkaanpak, eigenlijk zegt het het al. Hoe pak je je huiswerk aan? Je kunt je huiswerk op veel verschillende manieren aanpakken: Maak je maar een beetje huiswerk, zonder te kijken wat je nou eigenlijk doet? Kijk je echt serieus ernaar en snap je ook wat er wordt bedoelt en wat je hebt geleerd of heb je nou eigenlijk geen idee? Eigenlijk heeft dit ook wel veel te maken met planning, als je aan je docent laat zien dat je maar 1x hebt geleerd voor het proefwerk van Engels, dan zal je docent waarschijnlijk zeggen dat je te weinig hebt gedaan. In het Plan van Huiswerkaanpak schrijf je wat je op welke dag eigenlijk leert, maar dan per vak, per toets, voor het hele jaar. Het voordeel is dat dit niet veranderd, alleen de hoeveelheid stof veranderd.
Voorbeeld: Voor een boektoets voor Engels kun je natuurlijk ook dingen inplannen, vaak moet je voor elk boek hetzelfde doen, dan kun je voor elk boek dezelfde stappen houden. Hieronder een voorbeeld:
Dag 1: Dag 2: Dag 3: maken. Dag 4: Dag 5:
Boektoetsen: Aantekeningen doornemen Aantekeningen doornemen en daarbij een tijdsbalk maken Aantekeningen en tijdsbalk doornemen en woordweb met personagelijst Gehele stof Gehele stof
Opdrachten: 1) Heb je voor jezelf wel eens zo'n overzicht gemaakt als hierboven? Ja/Nee + Waarom? ________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ 2)
Vul voor jezelf zo'n schemaatje in, de eerste gebruik je voor Franse woordjes en de tweede voor een toets Aardrijkskunde.
PAGINA 13
HOOFDSTUK 1
Frans vocabulaire SO’tjes (1.1 t/m 1.3): Dag 1: _____________________________________________________________________ Dag 2: _____________________________________________________________________ Dag 3: _____________________________________________________________________ Dag 4: _____________________________________________________________________ Dag 5: _____________________________________________________________________
Aardrijkskunde Deeltoetsen §2.5 t/m §2.8 Dag 1: _____________________________________________________________________ Dag 2: _____________________________________________________________________ Dag 3: _____________________________________________________________________ Dag 4: _____________________________________________________________________ Dag 5: _____________________________________________________________________
3)
Maak voor jezelf voor elk vak, voor elk onderdeel zo'n tabel. Gebruik werkblad 4
PAGINA 14
VAK
STOF
SO/DT/PW/PO/
AF
Leren en/of maken:
Hoofdstuk 2:
Manieren van leren
PAGINA 15
HOOFDSTUK 2
§2.1: Introductieparagraaf Het leren van woordjes voor Frans, Duits en Engels behoort nou niet tot de leukste bezigheden voor school.
Maar het moet gebeuren. Veel leerlingen raken de moed al snel kwijt. Je leert woordjes, je kent ze echt, maar de volgende dag wordt het niks. Mama: Hoe komt dat? Ken je ze echt 's avonds? Jij: Ja, meestal is dat echt waar. Mama: Waarom ben je alles zo snel kwijt? Jij: Het werkt bijna net zo als bij je computer:
Het staat duidelijk op je scherm. Het zit in je werkgeheugen. Maar het komt niet op de harde schijf. Het zit niet in je lange- termijn geheugen.
Er is nog een reden waarom sommigen slechte cijfers halen: Je kent betekenis van de woorden, maar je schrijft ze fout op. Dat is een probleem apart. De beste leermanier voor woordjes bestaat niet. Wat voor de een goed werkt, haal bij een ander weinig uit. Er is verschil in leerstijl. Daarom hebben ik in dit boekje een groot aantal leermanieren verzameld. We houden ons dus met drie dingen bezig:
Hoe krijg je de zaak op de harde schijf Hoe verbeter je de spelling Welke leermanieren passen het best bij jou? Opdrachten: 1) Herken je dat je wel het antwoord weet, maar er niet op komt of denkt dat antwoord wist ik gister nog?
_____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________
PAGINA 16
HOOFDSTUK 2
2) Wat bedoelen ze met werkgeheugen en termijngeheugen?
____________________________________________________ ____________________________________________________ ____________________________________________________ ____________________________________________________
HOZIEDO! Het is wel lastig, maar voor alle manieren van woordjes leren gelden 4 belangrijke grondbeginselen. Dat is wetenschappelijk vastgesteld, dus wat wil je nog meer?! 1. Woordjes die je moet leren komen alleen goed op je harde schijf als je meerdere zintuigen gebruikt. Dus: Horen, zien en doen 2.
Als je een telefoonnummer moet onthouden heb je bijna automatisch dat je de nummers in groepjes verdeelt
Een te lange brij past niet eens op je scherm! Dus: Verdeel ook de stof die je moet leren in groepjes. Bijvoorbeeld groepjes van 5 of 10. 3.
Lang leren aan woordjes: het wordt een ratjetoe. Korte leerstukjes zijn
beter. Dus: 3x5 minuten is beter, dan 1x 15 minuten. Plan dit bijvoorbeeld al standaard op 1 dag!
4.
Van beeldscherm (korte- termijngeheugen) naar harde schijf (lange termijngeheugen):
Sorry, maar wie nooit herhaalt is na 4 dagen 95% van het geleerde kwijt. Dus: Organiseer veel korte herhalingen!
PAGINA 17
HOOFDSTUK 2
Het beste is nog om meerdere leermanieren te gebruiken, zo benut je een groter deel van je hersenen en je wisselt af in methode. Bijvoorbeeld: Je hebt een toets van de Franse woordjes, Je hebt net gelezen dat meer dan één leermethode effectiever is, dus gebruik je bijvoorbeeld de stampmethode en leren met wrts. Sommige onderdelen zoals de romanroom (en misschien ook wel de woordnetmethode) zijn meer geschikt als je visueel (als je dingen beter kunt onthouden als je iets ziet) bent ingesteld.
Opdrachten: 3) Herken je van de vier punten op de vorige pagina dingen die je goed of fout doet?
_____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________ 4)
Waarom zou je meerdere moment moeten inplannen?
_____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________
5)
Waarom moet je de stof in stukjes opdelen? Wat bedoelen ze daar precies mee
_____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________ _____________________________________________________
PAGINA 18
HOOFDSTUK 2
§2.2: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
De stampmethode
Verdeel de woordjes of zinnetjes in groepjes van 5 of 10 Bekijk elk woordje (zinnetje) en zeg het een paar keer hardop en schrijf het op. Bedek daarna het vreemde woord uit de andere taal. Schrijf het woord op Controleer nauwkeurig of de spelling goed is. Doe dat bij alle 5 of 10. Bedek de 5 of 10 vreemde woorden en controleer of je zonder haperen het woord uit de vreemde taal kent. Woorden die je niet zonder pardon kent: op een apart blad noteren. Nederlandse taal en de vreemde taal! Woorden die je fout geschreven hebt: aankruisen en de vorige 8 stappen herhalen. De volgende dag doe je de ‘nieuwe’ 5-10 woorden. Als je alles gehad hebt, oefen je door met de woorden waarbij je haperde bij de vorige ronde (gister) en daarna ook nog bij die van vandaag. De woorden waarbij de spelling misging oefen je door tot je ze uit je hoofd feilloos kunt opschrijven.
Nadat je werk voor andere vakken gedaan hebt pak je de woordenbrij nog eens Bedek de vreemde woorden. Overhoor jezelf kris- kras. Schrijf nog eens de moeilijkste spellingsproblemen op. Laat je overhoren
Voordelen: kennis en schrijfwijze komen duidelijk aan bod Nadeel :
kan heel saai worden
Gebruik werkblad 6.
PAGINA 19
HOOFDSTUK 2
Opdrachten: 1)
Je hebt vast nog wel een toets waar je woordjes voor moest leren. Plan hieronder hoeveel woordjes per dag: Denk daarbij aan je planvaardigheid zoals de 5dagen regel.
___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ 2)
Ook voor aardrijkskunde, geschiedenis, maatschappijleer en biologie kun je deze methode gebruiken. Weet jij op welke manier?
___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ 3)
Waarom zou je de woorden die je fout hebt nog een keer moeten opschrijven?
___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________
PAGINA 20
DOCUMENTTITEL
§2.3: Samenvatten en tekstbegrip Wat is een samenvatting nu eigenlijk? Een samenvatting is het antwoord op de vraag: Wat staat er eigenlijk? Het bevat de belangrijkste gedachten van de verschillende delen van de stof en van de leerstof als geheel. Een samenvatting komt neer op:
Een verkorte weergave
In eigen woorden
Van de hoofdzaken Van de oorspronkelijke leerstof.
Waarom is het goed om een samenvatting te maken? Het maken van een samenvatting is vooral goed, omdat je hiermee strucuur aanbrengt in de vaak grote hoeveelheid informatie. Je formuleert zo ook de hoofdzaken in eigen woorden. Juist doordat je ze in je eigen woorden formuleert blijft het beter hangen en is het makkelijker te leren. Dit helpt je enorm om de inhoud je ‘eigen’ te maken, door de samenvatting zelf te maken, maak je je het dus eigen. In plaats van de tekst van een ander te leren, wordt het nu informatie van jezelf. Daarnaast maakt vaak grote van de tekst het vaak moeilijk om overzicht te krijgen over een bepaalde tekst. Hoe kun je een tekst samenvatten? Je werkt van klein naar groot en krijgt zo uiteindelijk een goede en mooie samenvatting, je krijgt zicht op het geheel en je hoeft niet meteen een heel hoofdstuk te kennen. Met deze methode komt dat vanzelf als je je samenvatting klaar hebt. De volgende punten helpen je een tekst stap voor stap samen te vatten. 1.
Schrijf van elke alinea in ongeveer 1 á 2 zinnen op waar het volgens jou om gaat. Dat doe je dus met alle alinea’s en zo werk je de hele paragraaf door. Je krijgt dan een rijtje met zinnen onder elkaar.
2.
Neem vervolgens deze woorden of zinnen en schrijf hier een korte samenvatting van in je eigen woorden.
3.
Voeg nu deze samenvattingen van elke paragraaf bij elkaar en nu heb je een samenvatting van een hoofdstuk.
Op deze manier ga je van klein naar groot en hoef je niet als je pas begint met samenvatten al de focus van een heel hoofdstuk door te hebben.
PAGINA 21
DOCUMENTTITEL
Een goede tip is om voordat je überhaupt begint met samenvatten het boek eens goed door te kijken. Sommige boeken helpen je op weg door zelf een zeer beknopte samenvatting aan te bieden aan het einde van elk hoofdstuk, of door aan het begin leerdoelen neer te zetten of achter elk hoofdstuk een slotsom. Deze informatie kan je veel houvast bieden.
Opdrachten: 1)
Pak pen en papier en een boek waarvan je de stof moet kennen. Aan de hand van de alinea’s of paragrafen ga je een samenvatting maken. Dit doe je door van elke alinea of paragraaf een regel op te schrijven wat laat zien waar de hele alinea/paragraaf over gaat. Dit mag je ook in steekwoorden opschrijven.
2)
Door de zinnen of steekwoorden weer in een goede zin te zetten en deze samen te plakken met de andere zinnen ontstaat er een zelfgemaakte samenvatting!
PAGINA 22
HOOFDSTUK 2
§2.4: Leren op de computer Een leuke manier van leren is via het programma: Teach200 of wrts. Je kan kiezen bij Teach2000 uit een eenvoudige of uitgebreide invoer: Eenvoudige invoer: Simpelweg alleen woordjes met betekenis invoeren. Uitgebreide invoer: Woordjes met betekenis invoeren. + label toepassen, soort woord; + vraagstelling veranderen; + extra informatie invullen dat zichtbaar is tijdens overhoren; + type vraag veranderen, bijvoorbeeld voor grammatica en topografie. Wrts: Maak een account aan. Maak je eigen woordenlijsten en leer ze. Makkelijk in gebruik, je kan overal inloggen/leren. Waarom Wrts? Makkelijk woordjes leren Wrts is een online overhoorprogramma. Voer je woordjes in en laat je overhoren. Altijd je woordenlijsten bij de hand Thuis, op school of bij opa en oma, je kunt altijd bij je woordenlijsten in Wrts. Geen speciale programma’s nodig Je hoeft niets te installeren: als je op internet kunt is dat genoeg. Je kunt dus altijd en overal oefenen. Werkt met je bestaande woordenlijsten Gebruik je nu Overhoor, Teach2000 of Backpack? Dan kun je je lijsten openen en bewaren in Wrts. En omgekeerd, van Wrts naar je overhoorprogramma, is ook geen probleem. ... en natuurlijk is Wrts helemaal gratis. Of gewoon via de methodesite?! DOEN!
PAGINA 23
HOOFDSTUK 2
Opdrachten: 1) Wat is de website van WRTS?
______________________________________________________ ______________________________________________________ 2)
Wat kun je met WRTS doen?
______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ 3) 1. 2. 3. 4. 5.
Heeft WRTS de volgende functies? Je kan een toets afnemen Je kan moeilijke opties kiezen Je hebt een uitgebreide uitvoer Op WRTS kun je kaarten invoeren? Teach2000 is een programma van WRTS
PAGINA 24
A. Ja A. Ja A. Ja A. Ja A. Ja
B. Nee B. Nee B. Nee B. Nee B. Nee
HOOFDSTUK 2
§2.5: Mindmapping Wat is mindmapping? Mindmapping is een heel simpele breinvriendelijke manier om informatie in en uit je brein te halen. Het is een techniek die zeer geschikt is om aantekeningen te maken en te laten overbrengen tijdens de lessen en om samenvattingen te maken van boeken/artikelen. Door een mindmap te maken gebruik je beide delen van hersenen die je normaal gesproken niet gebruikt. De hersenhelften versterken elkaar door een betere samenwerking.
Opdrachten: 1) Wat valt bij jou op aan de bovenstaande mindmap? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 2)
Maak een mindmap met de stof die je moet leren, gebruik jij ook de dingen die je bij opdracht 1 hebt genoteerd of niet?
PAGINA 25
HOOFDSTUK 2
Checklist Mindmap:
Gebruik Blanco papier Gebruik een zo groot mogelijk vel papier Draai het papier een kwartslag Begin altijs in het midden met je thema of onderwerp Maak het thema of onderwerp groot, het liefst met tekeningen Gebruik minstens drie kleuren in het midden Vanuit je thema maak je een soort spinnenweb Op elke lijn plaats je een sleutelwoord of tekening Maak de lijnen mooi vloeiend naar het midden Gebruik alleen ‘sleutelwoorden’, beelden en symbolen Schrijf duidelijk of gebruik drukletters Begin op een vast punt en werk altijd dezelfde kant op Voel je vrij bij het maken van een mindmap
Opdrachten: 3) 4)
Wat vind je van het eindresultaat van jouw mindmap? Welke van de punten uit de checklist heb je wel of niet toegepast?
___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ 5)
Wat vind je van deze methode?
PAGINA 26
HOOFDSTUK 2
§2.6:
De hoor- & leesmethode:
Voorbereidingen: Start de spraakrecorder op je telefoon of laptop. Je hebt je vreemde woorden verdeeld in groepjes van vijf of tien. Die heb je voor je. 1e RONDE Start de spraakrecorder Spreek alle woorden 1 voor 1 in. Met een pauze van 5-10 seconden. 2e RONDE Start het ingesproken stuk. Lees elk woord dat je hoort mee vanaf je blad/boek. Tijdens de pauze tussen de woorden zeg je de Nederlandse betekenis of de betekenis in de andere taal. De band gaat door: als je een woord niet vlot kent, val je dus meteen door de mand. Schrijf het woord dat je niet meer weet voor jezelf op. 3e RONDE Boek dicht, papier weg! Band weer starten bij het begin Tussen elk woord uit de vreemde taal, de Nederlandse betekenis zeggen. 4e RONDE Draai de zaak nog een keer af. Boek/ papier erbij Kruis alle woorden aan waarbij het mis gaat Behandel die via de ouderwetse stampmethode De band kun je op elk gewenst moment weer gebruiken om snel te herhalen!
Voordeel: Kennen van de woorden krijg je geheid onder de knie Veel herhalen gaat heel gemakkelijk
PAGINA 27
HOOFDSTUK 2
Opdrachten: 1) Beschrijf in elke ronde kort wat je moet doen. Ronde 1:
_________________________________________________________ _________________________________________________________ Ronde 2:
_________________________________________________________ _________________________________________________________ Ronde 3:
_________________________________________________________ _________________________________________________________ Ronde 4:
_________________________________________________________ _________________________________________________________ 2)
Welke belangrijke zintuigen worden in deze leermethode gebruikt? A. Horen B. Zien C. Voelen D. Ruiken E. Doen
3)
In de oefening wordt veel mondeling gebruikt, toch wordt er een paar keer naar iets ander verwezen, wat is dat?
_________________________________________________________ _________________________________________________________ 4) 1. 2. 3. 4. 5.
Omcirkel het antwoord wat het beste bij jou past. Vind je deze methode fijn? Schrijf je de foute antwoorden op? Heb je het gevoel dat je meerdere zintuigen hebt gebruikt? Wat voor cijfer geef je jezelf? A. Voldoende Heb je deze methode herhaald?
PAGINA 28
A. Ja B. Nee A. Nee B. Ja A. Ja B. Nee B. Onvoldoende A. Ja B. Nee
HOOFDSTUK 2
§2.7:
De kaartjesmethode
Voorbereiding Zorg ervoor dat er een stapeltje kaartjes klaarligt Van de woorden die je leren moet schrijf je het Nederlandse woord op de ene kant, en het woord in de vreemde taal op de andere kant Leren 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Pak een kaartje kijk naar het Nederlandse woord en spreek het vreemde woord uit (je kan het woord ook nog opschrijven). Schrijf het vreemde woord nog een keer op, het liefste op een ander blaadje. Keer daarna het kaartje om: klopte de betekenis? Heb je de spelling goed? Als je het woord goed hebt uitgesproken en goed hebt opgeschreven leg je het kaartje op een aparte stapel Fout? Ander stapeltje ! Aan het eind van de 1e ronde: oefen met omkeren en opschrijven tot je het stapeltje FOUT weggewerkt hebt. Werk zo alle woorden door Overhoor jezelf later nog eens kriskras en laat je overhoren
Voordelen: Woordkennis en schrijfwijze komen aan bod Je kunt je concentreren op de probleemwoorden
Snelle controle op later tijdstip gaat heel makkelijk
PAGINA 29
HOOFDSTUK 2
Opdrachten: 1) Dit is manier 2 om woordjes te leren. Je kunt deze woordjes oefenen met dezelfde toets of met een andere toets. 2)
Wat vind je van deze manier? Zou jij hem toepassen? Ja/Nee + Waarom?
_________________________________________________________ _________________________________________________________ _________________________________________________________ _________________________________________________________ 3) 1. 2. 3. 4.
Omcirkel het antwoord wat het beste bij jou past. Heb je liever overschrijven of leren met kaartjes? Kaartjes. Was het stapeltje fout bij de eerste keer groot? Had je aan het einde het idee dat je alles kende? Hoevaak heb je geoefend? als 2x
PAGINA 30
A. Overschrijven
B.
A. Ja A. Nee A. minder als 2x
B. Nee B. Ja B. meer
HOOFDSTUK 2
§2.8:
De Romanroom
Deze techniek is nog vrij onbekend, maar wordt gebruikt om woordjes die moet leren en dergelijke te kunnen onthouden. Kies een ruimte die je erg goed kent. Bijvoorbeeld je eigen slaapkamer. Stel je voor dat je in de deuropening staat en kijk van links naar rechts door de kamer naar herkenbare dingen als een bureaustoel, het raam, een kast, het bed, de tafel, een lamp. Houd altijd dezelfde volgorde aan. Als je nu een lijstje woorden wilt onthouden dan vorm je bij elk van die woorden een beeld op een plaats in de ruimte. Maak een sterke associatie tussen de plaats en het woord dat je wilt onthouden. Ga nu in gedachten in een vaste volgorde langs de plaatsen in de ruimte (bureaustoel, raam, kast, bank, tafel, lamp):
De katheder staat op de bureaustoel die snel ronddraait
Voor het raam hangt een zonwering met een rond gat erin
Op de kast zit een collega met een rol plakband
Op de bank ligt een vrouw in badpak
Onder de tafel zit een man op de grond die zijn hoofd heeft gestoten tegen de tafel en nu een grote bult heeft.
De lamp heeft een zonnebril op, waardoor gekleurd licht komt.
Gebruik dit systeem met een aantal verschillende plaatsen die je goed kent (woonkamer, slaapkamer, badkamer, supermarkt, auto, je kamer op kantoor) zodat je meer lijstjes kunt onthouden zonder het risico van verwarring.
PAGINA 31
HOOFDSTUK 2
Opdrachten: 1)
Bedenk voor jezelf een ruimte die je goed kent, bijvoorbeeld je slaapkamer, woonkamer, keuken of klaslokaal. Welke ruimte heb je gekozen?
_________________________________________________________ _________________________________________________________ 2) 3) 4)
5)
Pak een lijstje voor jezelf, bijvoorbeeld voorwerpen die je moet leren of Franse woordjes. Teken een schets van je kamer met minstens je meubels erin. Een onduidelijk voorbeeld is te vinden op de vorige pagina. Zet de voorbeelden of de Franse woordjes in de volgorde in de gekozen kamer. Herhaal deze dan met je vinger en nog een x met je ogen dicht.
Wat vind jij van de methode?
_________________________________________________________ _________________________________________________________ _________________________________________________________ _________________________________________________________ 6)
Werkte het ook?
_________________________________________________________ _________________________________________________________ _________________________________________________________ _________________________________________________________ 7)
Wat zou je de volgende keer anders doen?
_________________________________________________________ _________________________________________________________ _________________________________________________________ _________________________________________________________
PAGINA 32
HOOFDSTUK 2
§2.9 De Kaartenbak Wat moet je eerst doen? Koop of maak per taal een bakje Een bakje heeft 5 afdelingen Maak of koop een flink aantal bijpassende kaartjes
Hoe werkt het? Je eerste tien woordjes: Op de ene kant het Nederlandse woord, op de achterkant het vreemde woord Stop ze in vak 1, kant met het vreemde woord zichtbaar Eerste ronde Pak kaartje 1, probeer wat het vreemde woord is. Omdraaien. Oké of niet? Kaartje achteraan in het 1ste vakje. Tweede ronde Weer het vreemde woord bekijken zeggen, en proberen of je de vertaling kent. Omdraaien Ken je het woord? Verhuizen naar vakje 2 Derde ronde Net zo lang oefenen met bakje 1 tot alles in vakje 2 zit Je volgende leerserie, op een andere dag, zorg voor een nieuwe aanvulling van de kaartjes Ook voor de nieuwe woordjes gelden de drie rondes. Vakje 2 begint aardig vol te worden!
PAGINA 33
HOOFDSTUK 2
Probeer alle woorden in het Nederlands te vertalen Wat je kent gaat naar vakje 3 Wat je niet kent gaat naar 1. Je oefent weer tot de boel naar 2 kan, en later op de dag of in de week oefen je met 2, tot 3 weer vol zit Vakje 3 raakt aardig vol! Opschonen dus! Zelfde manier. Wat je kent gaat naar 4 Wat je niet kent gaat naar 1, het verhaal dus weer vooraan beginnen! Vakje 4 raakt ook steeds gevulder! Daar gaat ie weer. Vertalen op de bekende manier. Wat je kent gaat naar 5 Wat je niet kent gaat naar 1 En nou vakje 5! Daar komen steeds meer woorden in die je al aardig goed kent. Eens in de paar weken opschonen! Vertalen op de bekende manier. Wat je kent kan nu wel weg: HET STAAT NU ECHT WEL OP JE HARDE SCHIJF! Wat je niet kent gaat onverbiddelijk terug naar vakje 1. En je mag jezelf wel eens afvragen of je scherp genoeg geweest bent !
PAGINA 34
HOOFDSTUK 2
Opdrachten: 1) Omcirkel het antwoord dat bij jou van toepassing is. 1. Heb je netjes elk goed kaartje in vakje 2 gelegd? A. Ja B. Nee 2. Heb je alle foute kaartjes terug gelegd in vakje 1? A. Ja B. Nee 3. Wat is het vaakste dat je iets fout had? A. 1 keer B. 2 keer C. meer als 2 keer. 4. Hoevaak heb je met deze methode geoefend? A. minder als 3 keer B. meer als 3 keer. 5. Vond je deze methode makkelijk om te gebruiken? A. Ja B. Nee C. Beetje 2) Schrijf in het kort op wat je elke ronde doet. Vakje/Ronde 1:
__________________________________________________________ __________________________________________________________ Vakje/Ronde 2:
__________________________________________________________ __________________________________________________________ Vakje/Ronde 3:
__________________________________________________________ __________________________________________________________ Vakje/Ronde 4:
__________________________________________________________ __________________________________________________________ Vakje/Ronde 5:
__________________________________________________________ __________________________________________________________
PAGINA 35
HOOFDSTUK 2
§2.10 Samenwerkend leren Met z’n tweeën leren kan heel effectief zijn. Wat kun je bij woordjes leren doen? Elkaar mondeling overhoren, om de beurt Elkaar woorden dicteren, om de beurt, en de controle samen doen
Samen een woordnet maken
Bij de casettemethode: Band afdraaien: in de tussenpauze het gehoorde vreemde woord foutloos proberen te schrijven Elkaars werk nakijken
Memory: 20 kaartjes met Nederlandse woorden 20 kaartjes met de bijpassende vreemde woorden schudden neerleggen met de onbeschreven ruggen spelen
Opdrachten: 1) Heb je één van deze methodes met iemand samen gemaakt?
_____________________________________________________________ _________________________________________________________ 2)
Hoe ging de samenwerking met deze persoon?
_____________________________________________________________ _________________________________________________________ 3)
Je hebt nu alle methodes gehad. Welke methode vind je nu het prettigste? Waarom?
_____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ ______________________________________________________)_-
PAGINA 36
Hoofdstuk 3:
3 S’en en 3 E’s
PAGINA 37
HOOFDSTUK 3
§3.1 Introductieparagraaf In dit hoofdstuk gaan we het over de 3 S'en en over de 3 E's hebben. De 3 S'en staan voor samenvatten, schema's maken en samenhangende hoofdstukken. Kort gezegd kunnen dit de belangrijkste dingen zijn om een toets voor te bereiden. Hoe maak je samenvattingen? Hoe maak je schema's? En wat heeft dit nou met samenhangende hoofdstukken te maken? Dan hebben we de 3 E's, deze staan voor de manier van werken. Energie, efficiënt en effect. Kort gezegd bedoelen ze hier gewoon mee tijd en dus energie je in een vak moet steken.
Opdrachten: 1) Kan jij een voorbeeld geven waar je een samenvatting voor zou kunnen maken?
___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ 2)
Kan jij een voorbeeld geven waar je een schema van zou kunnen maken?
___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ 3)
Waarom zouden we aandacht geven aan hoeveel energie jij in je huiswerk steekt?
___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________
PAGINA 38
HOOFDSTUK 3
§3.2 Samenvatten Een samenvatting is: Een verkorte weergave In eigen woorden Van de hoofdzaken Van een oorspronkelijke tekst Een samenvatting is een antwoord op de vraag ‘Wat staat er eigenlijk?’ Omdat bij elk vak een stukje tekst als intro staat, bij wiskunde, aardrijkskunde, biologie, maatschappijleer etc. is het belangrijk om te weten wat er nou eigenlijk instaat. Vandaar dat we er extra aandacht aan besteden. Ook gaan we je wat trucs aanleren om een tekst samen te vatten. Waarom kan het belangrijk zijn om een tekst samen te vatten? Voor jezelf als eerste, om te leren en te snappen waar het over gaat. Om de leerstof in je hoofd te krijgen. Tekst verkort weer te geven. Voor anderen. Door de hoofdzaken van de leerstof te formuleren in je eigen woorden dwing je jezelf de leerstof goed te lezen, verwerken en begrijpen en op deze manier onthoud je het beter. Tips & Trucs: Verken de tekst, dat wil zeggen lees de kopjes en de eerste alinea. Lees de inleiding (alinea) en het slot. Zo lees je eigenlijk wat het onderwerp is. Vat de inleiding en het slot samen in 1-3 zinnen. Let op sleutelwoorden die inhoudelijk belangrijker zijn. Hoofdzaken (onmisbare informatie) en bijzaken (minder belangrijke informatie) scheiden. Zo selecteer je relevante informatie en kun je het beter onthouden. Streep belangrijke zaken aan met een markeerstift. Opdrachten: 1a) Maak met bovenstaande tips en trucs een samenvatting. Het liefste natuurlijk van een vak waarvan je aankomende week een toets hebt. 1b) Hoe ging het maken van de samenvatten? Wat ging goed, wat ging minder goed?
__________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ 2)
Oefen nog een keer met het maken van een samenvatting. Nu doe bijvoorbeeld een ander vak.
PAGINA 39
HOOFDSTUK 3
§3.3 Schema’s maken en Samenhangende hoofdstukken Voor veel dingen kun je schema's maken. Dan staat het bijvoorbeeld in een rijtje in de leertekst of op categorie. Daar kun je heel snel een schema van maken. Er zijn verschillende soorten schema's. Mind-mapping (spinschema)
→ zie §2.6
Mind-map
Tabel Boomschema
Boomschema Het is een schema dat vertrekt uit één of twee woorden en zo telkens breder wordt. Denk maar aan een stamboom. Tabel Een tabel is een goede methode om dingen te vergelijken. Je ziet de dingen goed naast elkaar. Combinaties Combinaties zijn er in allerlei vormen. Het is heel belangrijk dat je hierin je eigen weg vindt. Dit geldt trouwens voor al deze schema’s. Zoek hierin je eigen weg. Matrixen Bijvoorbeeld voor roosters bij voetbalwedstrijden worden matrixen gebruikt. Deze zijn makkelijk af te lezen. ook kun je ze gebruiken bij verschillende categorieën.
PAGINA 40
HOOFDSTUK 3
Opdrachten: 1) Maak een boomschema. Maak deze aan de hand van het thema bij geschiedenis. 2) Maak een tabel. Denk hierbij aan de rijen en kolommen en dat die overzichtelijk is. Doe dit met de woordjes voor Frans, Engels of Duits 3) Maak een matrix. Doe dit voor het vak aardrijkskunde.
Samenhangende hoofdstukken In veel boeken kun je samenhangende hoofdstukken vinden. Met samenhangende hoofdstukken bedoelen we eigenlijk niet veel minder dan dat er in meerdere hoofdstukken hetzelfde onderwerp aan bod komt. Toch moet je oppassen met thema’s in meerdere hoofdstukken. Zo gebeurt het wel is dat iemand het verkeerde hoofdstuk heeft geleerd, maar met hetzelfde thema. Om het bovenstaande te verkomen helpt het nog wel is om het goed in je agenda te zetten en natuurlijk om het thuis nog is te controleren. Opdrachten: 4) Heb jij wel eens gehad dat je een verkeerd hoofdstuk hebt geleerd en hoe kwam dat?
___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ ___________________________________________________________ 5) A)
Hoe zou jij dit in je agenda schrijven? proefwerk 1 biologie maandag 21 september, het 5de uur
___________________________________________________________ ___________________________________________________________ B)
Maken opdracht 5 t/m 11, Frans, woensdag 9 juni , het 2ce uur
___________________________________________________________ ___________________________________________________________
PAGINA 41
HOOFDSTUK 3
§3.4 3 E’s Waarom de 3 E’s? En beter gezegd, waar staan ze voor? De 3 E’s kunnen je helpen met het bepalen hoeveel tijd je in een toets, project etc. moet steken.
Energie
Hoeveel energie moet je in dat vak of in die toets stoppen? Vind je het vak moeilijk of makkelijk? Leer je er langer of korter voor? Of beheers je de stof al?
Efficiënt
Heb je je doel bereikt? Hoe heb je het aangepakt?/Wat heb je er voor gedaan? Handig of dacht je laat maar zitten?
Effect
En wat was het effect? Haalde je een goed cijfer of een slecht cijfer?
Dit zijn allemaal dingen waar je over na kan denken. Voor het leren, tijdens het leren en na de toets.
Opdrachten: 1) Vul in: 1. Je vindt geschiedenis makkelijk, je hoeft minder …… in dit vak te steken. 2. Welk resultaat kreeg je terug? Had het ……? 2) 1. A. B. C. D.
Situaties Je hebt een toets voor Engels en je vind het moeilijk. Wat doe je dan? Veel energie erin steken. Weinig energie Alleen A of B Allebei (A+B)
2. Je hebt je eerste goede cijfer van het jaar gehaald, een 8,7. Wat doe je? A. Feestje vieren. B. De rest van het jaar ook goede cijfers halen. C. De cijfers worden naarmate het jaar eindigt steeds lager.
PAGINA 42
Hoofdstuk 4:
Tips
VAK STOF
PAGINA 43
HOOFDSTUK 4
§4.1 Algemene tips Planning
In de klas
1.
In orde zijn voor de les : de nodige lesmateriaal bij hebben: agenda, handboek, map, werkboek,…
2. 3.
Agenda correct invullen Aandachtig zijn tijdens de les is al half werk : door aandachtig te zijn in de les,
4.
verwerk je reeds de nieuwe leerstof. Dit vergemakkelijkt het leren van lessen het maken van
5.
taken. Wanneer je iets niet snapt, vraag uitleg.
Thuis Voorbereidingen: maak regelmatig je boekentas leeg. Stop alle losse blaadjes in de juist mappen en overtollige blaadjes in de vuilbak. Laat toetsen, taken, agenda,… ondertekenen en steek ze in een appart mapje, dan kan heel wat zoekwerk besparen. Opstellen van een dagplan: een dagplanning aan de hand van je agenda. Je bekijkt : 1. Welke lessen je vandaag moet leren. 2. Welke taken je morgen moet afgeven. 3.
Hoeveel tijd je hiervoor denkt nodig te hebben.
4.
Of je reeds andere opdrachten kan voorbereiden : taak voor volgende week, een boek lezen, documentatie zoeken,…
Enkele tips 1. Studeer eerst moeilijke leerstof of de leerstof waarvoor je een toets verwacht. 2.
ls je een opdracht begint, werk die dan ook af, doe geen 15 minuutje het ene vak, nadien een ander vak, om daarna te eindigen met het eerste vak.
3.
Studeer bij voorkeur geen twee taalvakken achter elkaar.
4. 5.
Voorzie in je planning ook tijd voor ontspanning. Stel het maken van huistaken niet uit. Maak de taken bij voorkeur de dag dat de leerkracht de opdracht geeft. Alles zit dan nog fris in het geheugen. Lukt het niet, probeer dan alsnog zo vlug mogelijk af te werken
PAGINA 44
HOOFDSTUK 4
Studieomgeving 1.
Je kiest best voor een gezellige werkruimte, docht zorg je ervoor dat er geen spul-
2.
len rondslingeren die je kunnen afleiden. Vanaf je studieplaats mag je geen tv of dergelijke zien of horen.
3.
Indien je enkel met muziek kan leren, zorg er dan voor dat de muziek niet te luid
4.
staat. Luister niet naar muziek via een hoofdstelefoon terwijl je studeert. Een comfortabele stoel, aangepaste verlichting, goed kamertemperatuur en vol-
5.
doende ventilatie zijn altijd welkom. Hou je studieruimte netjes en ordelijk. Zorg voor een opbergruimte voor mappen, schriften en werkboeken.
Voordelen van een goed studieplaats :
minder afgeleid
minder concentratieproblemen
werken in aangename ruimte is leuker
Samen of alleen? Soms is het leerrijk om samen met andere leerlingen te studeren : Je kan heel wat van elkaar leren Je kan elkaar controleren Samen studeren kan leuk zijn
Maar ervaring leert ons dat ‘samen studeren’ ook veel meer tijd vergt. Vooral omdat je een groot deel van de tijd met andere dingen bezig bent.
Niet iedereen heeft hetzelfde werktempo en dezelfde mogelijkheden. De ene leerling leert beter uit het hoofd, de andere kan sneller oefeningen maken,….
Samen een taak of oefeningen maken kan zinvol zijn: je kan elkaar verbeteren, tips geven,….. Het heeft geen zin dat de ene de taak maakt en de andere gewoon de oplossing overschrijft. Je bedriegt dan enkel jezelf.
Als je samen studeert, maak dan duidelijke afspraken.
Er zijn ook opdrachten waaraan je samen met klasgenoten moet werken. Maak ook hier duidelijke afspraken: met wie werk je samen? Hoe lang? Wie doet wat?
PAGINA 45
HOOFDSTUK 4
§4.2 Studietechnieken Overzicht studietechnieken 1.
Herlezen
2. 3.
Aantekeningen maken Onderstrepen/markeren
4.
Vragen stellen en beantwoorden
5. 6.
Schema’s maken Samenvattingen maken
7. 8.
Geheugensteuntjes Hulpmiddelen gebruiken
9.
Inhoudsopgave maken
1. Herlezen en aantekeningen maken Lees aandachtig de alinea Maak aantekeningen : noteer het alineaonderwerp in de marge. Stel je steeds de vraag : “waarover gaat die alinea?” Hou rekening met wat de leerkracht belangrijk vindt. 2. Onderstrepen/markeren Je werkt eerst met een potlood. Pas als je denkt dat je onderstrepingen correct zijn, onderstreep je met kleur. Onderstreep de hoofdzaken, onderstreep geen volledige zinnen, maar wel woorden of groepen van woorden. Hou rekening met je aantekeningen. Hou je bij het gebruik van bepaalde strepen of kleuren aan de richtlijnen van de leerkracht. Onderstreep netjes: gebruik een liniaal 3. Vragen stellen en beantwoorden
Weetvragen: zijn vragen waarop je het antwoord in de tekst terugvindt. Zoekvragen: zijn vragen waarop je het antwoord niet onmiddellijk in de tekst terugvindt en waarvoor je soms bijkomende informatiemiddelen moet aanwenden. je niet beperken tot weetvragen, ook zoekvragen stellen. Vermijd vragen waarop het antwoord ja of neen is.
Je moet niet enkel vragen stellen, je moet ze uiteraard ook kunnen beantwoorden.
Bij de voorbereiding van een mondelinge toets de vragen mondeling beantwoorden
Bij de voorbereiding van een schriftelijke toets de vragen schriftelijk beantwoorden. Gebruik eventueel kernwoorden, verkorte zinnen en/of schema’s
PAGINA 46
HOOFDSTUK 4
4. Schema’s maken Met schema’s probeer je verbanden tussen verschillende begrippen weer te geven. Je gebruikt hiervoor een aantal afgesproken tekens. Maak overzichtelijke schema’s. 5. Samenvattingen maken Samenvatten is het (met eigen woorden) schriftelijk weergeven van de hoofdzaken en de verbanden ertussen, in de vorm van een kort doorlopend verhaal. Hoe? 1. 2.
Maak eerst aantekeningen en onderstreep de hoofdzaken. Probeer dan een nieuwe zin te maken, rekening houdend met die aantekeningen en
onderstrepingen. 3. Als je een goed schema hebt en je probeert dat te verwoorden, heb je al een korte samenvatting van dat onderdeel van de leerstof. 4. 5.
Hou steeds rekening met de gegeven opdracht. Gebruik naast je samenvatting ook de te kennen leerstof
6. 7.
Maak zo weinig mogelijk samenvattingen, ze zijn erg tijdrovend en niet altijd zinvol Het is ook niet vanzelfsprekend om in een korte tekst alle hoofdzaken te bundelen.
8.
Een goede samenvatting maken vergt wel enige ervaring. In de loop van je studietijd zal de leerkracht nederlands zeker voldoende aandacht besteden aan het schrijven van een samenvatting.
9.
Gebruik samenvattingen enkel als het absoluut noodzakelijk is en je geen andere studietechnieken kan gebruiken.
10.
Spreek af met een goede vriend(in) om samen samenvattingen te delen, zo bespaar je tijd.
6. Geheugensteuntjes Geheugensteuntjes kunnen gebruikt worden om leerstof in te studeren die je moet weten, die je uit het hoofd moet leren of die je moeilijk kan onthouden. Maar er niet te veel gebruik van. Want je kan er geen honderden vanbuiten leren. Het lijkt ook niet erg zinvol om geheugensteuntje te gebruiken om andere geheugensteuntjes vanbuiten te leren. 7. Hulpmiddelen gebruiken
Woordenboeken : betekenis, vertaling of schrijfwijze van een woord opzoeken.
Atlas : voor plaatsen, landen, rivieren,…
Afbeeldingen en illustraties : om iets duidelijk te maken
Tabellen : om iets op te zoeken, om verbanden duidelijker te maken
Bepaalde software op je pc : powerpoint, zaken opzoeken, rekenmachine verbinden,..
Internet : zoekmachines gebruiken
Telefoon : om mensen op te bellen als je iets niet meer weet
PAGINA 47
HOOFDSTUK 4
Andere : bieb, encyclopedie, rekenmachine,…
8. Inhoudsopgave maken Het is erg belangrijk dat je de leerstof die je studeert, steeds kunt plaatsen in een groter leerstofgeheel. Indien je goed weet bij welk hoofdstuk een bepaalde les hoort, is het veel gemakkelijker om verbanden tussen de verschillende onderdelen in te zien. Wanneer je klaar bent met een leerstofonderdeel, noteer die leerstof in je inhoudsopgave. Het voordeel van deze methode is, dat je bij voorbereidingen van grote toetsen/examens zicht hebt op de te kennen leerstof. Bij het opstellen van een inhoudstafel gebruik je steeds dezelfde nummering en/of dezelfde aanduidingen als in je map of schrift.
PAGINA 48
HOOFDSTUK 4
§4.3 Examentips Tips tijdens het examen: Tip 1: Lees goed Lees de vragen goed en houd je aan de instructies. Dus als er staat: geef twee voorbeelden, geef er dan twee en niet meer. Tip 2: Lees alleen wat je nodig hebt Probeer bij elke vraag zo snel mogelijk te bekijken wat je moet doen. Bekijk daarna pas de informatie, teksten en afbeeldingen die je ook echt nodig hebt. Als je al de informatie eerst gaat lezen, kost dat te veel tijd. Tip 3: Geef de berekening of verklaring Als om een berekening of verklaring wordt gevraagd, geef die dan ook. Je krijgt geen punten voor alleen het goede antwoord. Tip 4: Blijf nadenken Maak het jezelf niet te makkelijk tijdens je examen. Denk niet: dat antwoord zal wel goed zijn. Blijf nadenken en reken zo nodig het antwoord na. Tip 5: Twijfel niet te lang Als je tijdens het examen iets niet weet of kunt, twijfel dan niet te lang en ga verder met de volgende vraag. Je kunt altijd terug naar de vraag die je hebt overgeslagen. Schrijf bijvoorbeeld op je klasblaadje welke vraag je hebt overgeslagen. Zo kun je die makkelijker terugvinden Tip 6; Bedenk eerst het antwoord Bedenk bij een meerkeuzevraag eerst zelf het antwoord en bekijk dan of dit bij de keuzemogelijkheden staat. Tip 7: Vul altijd iets in Weet je het antwoord niet of niet zeker bij een meerkeuzevraag? Vul toch altijd iets in. Misschien gok je goed. Tip 8: Gebruik HOOFDLETTERS Schrijf je de antwoorden op papier? Gebruik bij meerkeuzevragen hoofdletters (A, B, C, D, E of F) De kleine letters kunnen verwarrend veel op elkaar lijken en dan kan het zijn dat je antwoord wordt afgekeurd! Zonde van de punten!
PAGINA 49
HOOFDSTUK 4
Tip 9: Kijk hoeveel punten je kunt krijgen Dreig je in tijdnood te komen, maak dan eerst de opgaven die veel punten opleveren. Houd wel je verstand erbij twee vragen die ieder 2 punten opleveren kunnen minder tijd vragen als 1 lange vraag waar je4 punten voor kunt krijgen. Tip 10: Maak de laatste vraag Onthoud: de laatste vraag is meestal niet de moeilijkste. Het zou jammer zijn als je daar niet aan toe komt en zo punten mist. Das pech, punten weg! Tip 11: Lever in op volgorde Moet je je antwoorden op papier inleveren? Doe dit dan op volgorde, dan weet je zeker dat je alles inlevert! Lukt dit niet, geef dat dan duidelijk aan. Niet alle docenten controleren of je alles hebt ingeleverd! Tip 12: Beantwoord alle vragen Voer je de antwoorden in op de computer? Kijk voor je het programma sluit of je alle bragen hebt beantwoord. Dat kun je heel makkelijk zien aan het balkje onderaan het scherm. Tip 13: Bij vakken waarbij je formules nodig hebt is het altijd handig dat vooraleer je begint met je examens ze allemaal op te schrijven, zo is er minder twijfel wanneer je eenmaal de oefeningen aan het maken bent, en minder kans op vergeten. Tip 14: Als je tijd over hebt nadat je examen gemaakt is, leg het dan even opzij voor enkele minuten, denk aan iets anders en overlees het. Tip 15: Grote oefeningen kan je altijd eerst in het potlood schrijven en daarna met pen/stylo. Dat voorkomt dat je een smeerboel maakt van je examen wanneer je een paar keer mis bent. Tup 16: Kijk niet naar de anderen tijdens het examen, als zij eerder klaar zijn dan jou, dan betekent het nog niet dat ze het beter hebben gedaan, wie weet hebben ze de helft niet ingevuld. Tip 17: Durf uitleg te vragen aan een leerkacht als je een vraag niet snapt. De leerkracht gaat je niet opeten omdat je iets niet snapt.
PAGINA 50
HOOFDSTUK 4
Tips voordat het examen begint: - Zorg dat je goed hebt geslapen. - Goed hebt gegeten en zeker je ontbijt niet hebt overgeslagen. - Dat je alle benodigdheden in je tas hebt zitten, pak je spullen 's avonds in voordat je gaat slapen. - Dat je op tijd op school bent, een half uur voor aanvang is met je examen niks nieuws, je zal niet de enige zijn! - In het halfuurtje voordat het examen begint kun je alvast wat doen, schrijf je naam op de papieren, maak alvast een lay-out en/of ga nog wat leren?! - De plaats waar je studeert voor de examens kan beter een goede verluchting krijgen, hoe beter de lucht hoe beter je hersens kunnen fuctioneren, ook kan het nuttig zijn om op verschillende plaatsen te leren.
PAGINA 51
Hoofdstuk 5:
Werkbladen
PAGINA 52
Werkblad 1
Werkblad 2
Werkblad 3
Werkblad 4
Werkblad 5
Werkblad 6