PERSOON EN WERK VAN DE HEILIGE GEEST. Kees Goedhart. Opmerking: Alle teksten komen nog uit de NBG-vertaling.
Les 1 DE HEILIGE GEEST (De Andere Trooster) Als Jezus spreekt over de Heilige Geest, dan kondigt Hij Hem aan als "een andere Trooster" (Joh. 14:16). De Helper, groot van kracht, belooft aan Zijn discipelen een andere Helper. Hoewel in dit bijbelgedeelte staat dat de Zoon de Vader zal bidden om de Heilige Geest, zijn er ook teksten te vinden waar duidelijk wordt, dat de Heilige Geest niet alleen de Geest van de Vader is, maar ook van de Zoon (de Geest van Christus..Rom. 8:9 en Gal. 4:6). De naam "paraklêtos" (deze naam komen we alleen tegen bij de evangelist Johannes) is afgeleid van een werkwoord dat "te hulp roepen" betekent. Het gaat dus om iemand, die bijstand verleent, een verdediger, een advocaat. In dezelfde zin was ook Jezus een Parakleet. In I Joh. 2:1 lezen wij: "Als iemand gezondigd heeft, hebben wij een voorspraak bij de Vader, namelijk Jezus Christus". Als Jezus de Heilige Geest aankondigt, spreekt Hij over "een andere Parakleet", dus over een andere helper, trooster en verdediger. Hoewel de Heilige Geest door sommigen nog wel eens wordt voorgesteld als een onpersoonlijke kracht, moeten wij vanuit bijbels standpunt vaststellen dat de Heilige Geest een Persoon is. Wat zijn namelijk de kenmerken van een persoon? a) Hij heeft een wil (I Kor. 12:11) - b) Hij heeft gevoelens (Rom. 15:30) - c) Hij heeft gedachten (I Kor. 2:10-16). Volgens Ef. 4:30 kan de Heilige Geest ook bedroefd worden. En als wij de Geest blijven bedroeven, kan deze zelfs worden uitgedoofd (I Thess. 5:19). De Geest is kracht. Als wij spreken over de Heilige Geest valt het op dat wij de Geest graag willen vanwege de kracht, die wij zo nodig hebben. Natuurlijk is dat één van de eigenschappen van de Heilige Geest. De Heilige Geest wil echter ook heiliging uitwerken en Hij wil niets liever dan de grootheid van God openbaren. Laten we een aantal eigenschappen van de Heilige Geest eens op een rijtje zetten: 1. De Geest Gods weet (I Kor. 2:12). 2. De Geest Gods wil (I Kor. 12:11), als wij dus onze wil aan Hem onderwerpen dan kan Hij door ons werken. 3. De Geest Gods brengt ons naar het doel (Rom. 8:27), de bedoeling van de Geest is (het doel van de Geest is...). 4. De Geest Gods geeft liefde (Rom. 5:5), door de Geest geleidde mensen spreken vanuit de liefde Gods. 5. De H. Geest leert en onderwijst (Joh. 14:25-26). 6. De H. Geest getuigt van Jezus (Joh. 15:26). 7. De H. Geest wijst de weg naar de waarheid (Joh. 16:13). 8. De H. Geest verheerlijkt Jezus (Joh. 16:14). 9. De H. Geest geeft kracht (Hand. 1:8). 10. De H. Geest geeft bijstand aan de gemeente (Hand. 9:31). Omschrijvingen van de Heilige Geest. De H. Geest wordt op verschillende manieren omschreven: a) de Geest van het Zoonschap (Rom. 8:15) - b) de Geest des Heren (Luc. 4:18) - c) de Geest der belofte (Ef. 1:14) - d) de Geest der waarheid (Joh. 16:13) - e) de Geest des levens (Rom. 8:2) - f) de Geest der wijsheid (Ef. 1:17) - g) de Geest der heiligheid (Rom. 1:4) en h) de Geest des geloofs (II Kor. 4:13). Bij het bestuderen van de eigenschappen van de Heilige Geest kwam al naar voren het helpende karakter van de Geest. Het is duidelijk dat de H. Geest een vernieuwend werk wil doen in elke gelovige. Wij weten dat Jezus Christus voor ons stierf aan het kruis en dat Zijn bloed reinigt van zonde. Door Jezus aan te nemen, zijn wij behouden. Een echte christen wil m.i. ook vanuit die behoudenis gaan leven en aan het werk gaan voor de Heer. Hij wil staande blijven en God verheerlijken. Om dit te kunnen, heeft hij de Heilige Geest nodig. De
Heilige Geest wil niet alleen kamerbewoner zijn in ons leven, Hij wil het hele huis in bezit nemen. Het is dan ook goed om jezelf eens af te vragen wie de H. Geest is in jouw leven. Hebben wij Hem alleen maar nodig als Helper? Of mag Hij de leiding over ons leven op Zich nemen in alles? Heb ik de moed om de Heilige Geest de sleutel te geven van mijn ziel (verstand, gevoelens, wil)? Als ik dat werkelijk durf, betekent dat dat ik bij alles wat ik overdenk eerst de Heilige Geest wil raadplegen en dat ik mijn gevoelens en wil dagelijks stel o.l.v. de Geest. Dat is ook precies wat Jezus deed. Jezus werd verwekt door de Heilige Geest (Luc. 1:35). Daarna werd Hij in water gedoopt en toen Hij in gebed was, kwam de H. Geest op Hem (Luc. 3:21). Door de kracht van de H. Geest ging Jezus rond "goed doende en bevrijding en genezing brengend (Hand. 10:38). Jezus bewijst dat een leven, dat aan de H. Geest is onderworpen, veel vrucht afwerpt en veel wonderen veroorzaakt. Vanuit het leven van Jezus wordt ook duidelijk dat de grootste strijd is je elke dag weer te onderwerpen aan de leiding van de H. Geest. Niet wat ik wil, maar wat Hij wil! Zalving bewerkt heiliging. Als ik mij dus dagelijks aan de Heer toewijd, komt Hij met een nieuwe zalving (I Joh. 2:27...de zalving is de H. Geest). De bijbel laat zien dat "zalving bewerkt heiliging" (Lev. 8:12) en heiliging zet ons apart voor de Heilige. Dan kan er heel veel gebeuren, want nu kan de Heer Zijn wonderen door ons heen doen. Vaak is gebrek aan kracht eerder een gebrek aan toewijding. De lijn is: Toewijding leidt tot een nieuwe zalving. Zalving bewerkt heiliging. Heiliging zet ons apart voor God, zodat Hij Zijn werken door ons kan doen. Tot slot. De H. Geest helpt ons ook de door God bedoelde autoriteit weer op te pakken. Door de autoriteit van de Geest kun je een betere vader, moeder, zoon of dochter zijn. Je leert autoriteit aanvaarden en daardoor kun je, op jouw beurt, op een goede wijze autoriteit uitoefenen. Laat de Trooster, die ook de Helper is, alle ruimte krijgen in uw leven. ***
Vragen: 1. Leg uit waarom de Heilige Geest een Persoon is en geen onpersoonlijke kracht. 2. Kun je tot de Heilige Geest bidden en Hem loven en prijzen? 3. Wat is de opdracht die de Heilige Geest heeft in deze wereld? 4. Waarom bidden we zo vaak om nieuwe kracht? Zou gebrek aan kracht komen doordat God ons die kracht niet wil geven of zou het probleem bij ons kunnen liggen? En hoe zouden we dat probleem kunnen oplossen? Aantekeningen:
Les 2. DE DOOP IN DE HEILIGE GEEST. In Matth. 3:11 wijst Johannes de Doper op Jezus als de Doper met de Heilige Geest en met vuur. Hij zegt: "Ik doop u met water tot bekering, maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik. Die zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur". In alle evangeliën wordt dit woord herhaald, terwijl Jezus op Zijn beurt de woorden van Johannes de Doper aanhaalt in Hand 1:5. (Opgemerkt moet worden dat de NBG-vertaling hier spreekt over dopen "met", terwijl het Grieks aangeeft dat het dopen "in" moet zijn). Zowel de doop in water als de doop in de Heilige Geest vinden wij in het Oude Testament al uitgebeeld bij het volk Israël. Zij gaan door het water van de Rode Zee (waterdoop) en worden geleid door de wolk- en vuurkolom (geestesdoop). Paulus zegt hierover in I Kor. 10:2: "Allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee". Als het gaat om de doop in de Heilige Geest dan moeten wij bij Jezus zijn. Mensen kunnen voor u bidden, maar er is geen andere Doper in de Heilige Geest dan Jezus. Om misverstanden te voorkomen: Wedergeboorte is iets anders dan de doop in de Heilige Geest. Bij de wedergeboorte ontvang ik een "nieuwe geest in mijn binnenste" of een "nieuw hart". (Zie b.v. Joh. 3:3-6 en Ezech. 36:25-27). Hoe zit dat dan met I Kor. 12:3 waar o.a. staat dat niemand kan zeggen "Jezus is Heer" dan door de Heilige Geest? Door de wedergeboorte konden de Vader en de Zoon woning maken in onze harten (Joh. 14:23). Vader, Zoon en Geest zijn onafscheidelijk. M.a.w.: bij de wedergeboorte komt ook de Heilige Geest wonen in ons hart en zal ik dus zeker kunnen zeggen: Jezus is Heer! Duidelijk moet ook gesteld worden hier dat de doop in de Heilige Geest niets te maken heeft met uw redding. Door uw wedergeboorte bent u behouden! Er is echter wel een belangrijk ander punt: als u de Heilige Geest in uw hart hebt, zou je kunnen stellen dat Hij "kamerbewoner" is van het huis. De H. Geest wil echter niet alleen maar kamerbewoner zijn van dit huis, maar het helemaal bezitten. I Kor. 6:19 zegt: "Of weet gij niet dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont". De Geest wil dus niet alleen uw hart, maar ook uw denken, gevoelens, enz. beheersen. Zodoende kan de Heilige Geest heiliging uitwerken in uw leven (zalving is in het O.T. het beeld van de H. Geest en dat bewerkte heiliging. Zie b.v. Lev. 8:12), Hij wil kracht geven (Hand. 1:8) en gaven waardoor God kan worden verheerlijkt (zie o.a. Rom. 12:6-8 en I Kor. 12:4-11). In de volgende teksten komt ook duidelijk naar voren dat de doop in de Heilige Geest een aparte ervaring is naast bekering, wedergeboorte en waterdoop: Hand. 8:14-17, Hand. 10:44-48 en Hand.19:1-7. Je kunt dus zelf bidden om de Heilige Geest. In Hand. 2 komt de Geest op de mensen, die daar aan het bidden zijn en in Hand. 10 komt de Geest ook op mensen, die zich onder de prediking daarvoor openstellen. Daarnaast kunnen mensen onder handoplegging voor je bidden dat je de H. Geest zult ontvangen. Echter, zij kunnen je niet dopen in de Geest. Dat doet alleen de Here Jezus. Kan iedereen de H. Geest ontvangen? De wereld niet (zie Joh. 14:15-17..de Trooster, die de wereld niet kan ontvangen), maar verder is de belofte van de Vader (Hand. 1:4) er voor al Gods kinderen. Hoe ontvangen wij de doop in de Geest? Een voorwaarde is "dorst hebben". In Joh. 7:37-39 lezen wij o.a.: "Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke!" Wie dorst heeft, gaat drinken. Door te bidden (of iemand te vragen voor ons te bidden) wil God doen wat Hij heeft beloofd. Luc. 11:11-13 zegt o.a.: "Hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden". Wat we dus nodig hebben is Gebed, dan Geloof (Gal. 3:14...de belofte des Geestes ontvangen door het geloof) en tenslotte Gehoorzaamheid (Hand. 5:32...De Heilige Geest, die God hun gegeven heeft, die gehoorzaam zijn). De 3 G's zijn dus belangrijk. Voor alle duidelijkheid nog even: u moet niet wachten tot u volmaakt genoeg bent om in
aanmerking te komen voor de doop in de H. Geest. U hebt de H. Geest juist nodig om tot volmaaktheid te komen. Bovendien is de H. Geest een gift van God, geen verdienste. Gods Geest geeft kracht (Hand. 1:8), maar is ook vuur (dopen met Geest en met vuur). Dat vuur werkt louterend. Op de eerste Pinksterdag (Hand. 2) werden alle 120 aanwezigen gedoopt in de Heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken en er vertoonden zich tongen als van vuur. Gaven en heiliging horen hand in hand te gaan. Een veel gestelde vraag is: Is de vrucht van de Geest (Gal. 5:22) niet veel belangrijker dan de gaven (I Kor. 12)? Het antwoord is: het ene kan niet zonder het andere. Vandaar dat Paulus ook zegt (in één adem) in I Kor. 14:1: "Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes". Gaven zeggen alles over de Gever en de vrucht zegt alles over ons karakter en leven. Toch verheerlijken de gaven God net zo goed als de vrucht. Zij tonen namelijk de grootheid van God en de heerlijkheid van de Heilige Geest. In Gen. 24 moet de knecht Eliëzer een bruid zoeken voor Izak. Hij ontmoet Rebecca bij de waterbron en geeft haar zoveel gaven (geschenken) dat als Rebecca thuiskomt haar familie overtuigd raakt van de rijkdom van de heer van Eliëzer. Gaven tonen de rijkdom van de Gever. In ons geval wordt God daar dus door verheerlijkt. In een volgende studie meer over de gaven van de Geest. *** Vragen: 1. Wat is het verschil tussen wedergeboorte en de doop in de Heilige Geest? 2. Hoe ontvangen wij de doop in de Heilige Geest? 3. Is er verschil tussen "vervulling met de Heilige Geest" en de "doop in de Heilige Geest" of is dat precies hetzelfde? 4. Worden we voor de troon van God uiteindelijk alleen beoordeeld op de vrucht van de Geest in ons leven? Of speelt het gebruik van de gaven toch ook een grote rol? Wat zeggen de gaven over ons? Aantekeningen:
Les 3. DE UITINGEN VAN DE GEEST. Paulus begint I Kor. 12:1 met de woorden: "Ten aanzien van de uitingen (pneumatiekos) van de Geest wil ik u niet onkundig laten". Onder de uitingen van de Geest (of: dingen van de Geest) kunnen we zowel de gaven als de bedieningen als de werkingen plaatsen. Het woord "pneumatiekos" wordt gebruikt als een soort opschrift, waarna Paulus gaven, bedieningen en werkingen door elkaar kan gebruiken. Daardoor ontstaat er nog wel eens verwarring. Voor een goed begrip lijkt het me dan ook zinvol eerst wat begrippen op een rijtje te zetten. a) In I Kor. 12:4 lezen we: "Er is verscheidenheid in genadegaven" (charismata). Hoewel we ons in de verdere studie zullen beperken tot de genadegaven, zoals die staan genoemd in I Kor. 12:8-10, moet wel opgemerkt worden dat er meer genadegaven zijn dan daar vermeld. Om er een paar te noemen: Rom. 1:11 - hier is bemoediging een genadegave (charisma). Rom. 5:15-17 - hier zijn de genade (offer) van Jezus Christus en gerechtigheid genadegaven. De gaven, opgesomd in Rom. 12:6-8, zijn ook charismata (genadegaven). Zelfs het wel of niet getrouwd zijn (I Kor. 7:7 enz.) is een charisma. Er zijn dus vele genadegaven. b) In I Kor. 12:5 lezen wij: "Er is verscheidenheid in bedieningen" (diakonia). Een voorbeeld hiervan vinden wij in Ef. 4:11-12, waar Paulus noemt: apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars. Bedieningen worden door God gegeven aan bepaalde mensen met als doel "om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus". c) In I Kor. 12:6 lezen wij: "Er is verscheidenheid in werkingen" (energemata). In het Griekse woord herkennen wij ons woord energie of kracht. In I Kor. 12:10 komt dit woord ook terug: "werking van krachten". Jezus deed Zijn wonderen op aarde steeds weer op een andere manier (Hij sprak een woord, Hij legde handen op de zieken, Hij spuwde op de grond, maakte slijk en smeerde het op de ogen van de blinde, enz.). In alle gevallen werd Gods energie of kracht openbaar en werd God daardoor verheerlijkt. Er is dus verscheidenheid in werkingen: de ene keer gebeurt het zo en de volgende keer weer anders. God laat Zich niet vangen in een methode. Om het allemaal nu niet te ingewikkeld te maken, willen wij ons, zoals gezegd, beperken tot een studie over de genadegaven, genoemd in I Kor. 12:8-10. De volgorde, die daar gehanteerd wordt, is: 1.wijsheid - 2.kennis - 3.geloof - 4.genezingen - 5. werking van krachten - 6. profetie - 7. onderscheiden van geesten - 8. allerlei tongen - 9. vertolking van tongen. Het zal u opvallen dat alle genoemde gaven ook voorkomen in het Oude Testament met uitzondering van de laatste twee. Tongentaal en vertolking zijn kenmerkend voor de Nieuw-Testamentische gemeente. Daarom wil ik dan ook beginnen met deze laatste twee gaven eens nader te bezien. In het algemeen wordt ons verweten dat wij teveel waarde toekennen aan de tongentaal. Een argument is b.v.: tongentaal wordt pas als 8e gave genoemd in I Kor.12. Als u ook zo denkt, lijkt het me goed u even te wijzen op I Kor. 13:13. Daar staat: "Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde". Zoals u ziet, wordt de liefde hier genoemd op de laatste plaats, maar zij is wel degelijk de belangrijkste van de drie. Uiteraard bedoel ik niet hiermee te zeggen dat tongentaal de belangrijkste gave is, maar wel dat de plaats van vermelding niet de belangrijkheid van de gave bepaalt. Wat is nu het nut van het spreken in tongen? a) U spreekt tot God in geheimenissen. Niemand verstaat het (I Kor. 14:2). b) Wie in een tong spreekt, sticht zichzelf. Het bouwt dus uw geloof op (vs 4). c) Het is bidden in de Geest (ik kan bidden met mijn geest "in de Geest" en ik kan bidden met mijn verstand) (vs 15). Zie ook Judas vs. 20. d) Het is een teken voor de ongelovigen (vs 22). e) Het kan bidden zijn voor anderen. Als ik niet meer weet wat ik bidden moet, komt de Geest mij te hulp (Rom. 8:26-27). f) Het helpt in de geestelijke strijd. Ef. 6:18 zegt: "En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest". g) Het wordt in het Nieuwe Testament veelal gezien als een bewijs van de doop in de Heilige Geest (Hand. 2:4 en Hand. 10:45-46
en Hand. 19:6). Nog een belangrijk aspect m.b.t. tongentaal (glossolalie) is dat het de enige gave is, die niet gegeven is tot opbouw van de gemeente, maar tot opbouw van de gelovige zelf. Iedere gelovige heeft het eigenlijk nodig. Een argument om af te zien van het spreken in tongen is o.a.: Maar God geeft toch de één deze gave en de ander die gave. Je zou dat kunnen denken als je I Kor. 12:8-10 uit zijn context haalt. We moeten echter eraan vasthouden dat de sleutel tot de Korinthebrief is: "Telkens als gij samenkomt, heeft een ieder iets" (I Kor. 14:26). Bovendien spreekt de bijbel over "de gaven van de Geest". Het zijn niet onze gaven, maar de gaven van de Geest. Wie de Geest heeft ontvangen, geeft ruimte aan de Geest om door hem of haar heen te werken op allerlei manieren. Jezus doopt u in de Heilige Geest. Dat is Zijn deel en u ontvangt dat door het geloof. Daarna geeft u de Geest de ruimte om Zijn gaven door u heen te laten werken. Spreken in tongen is dus niet de doop in de Heilige Geest. Het is als het ware het overlopen, nadat u gevuld bent. "En stromen van levend water zullen uit uw binnenste vloeien" (Joh. 7:38). Wordt vervolgd. ***
Vragen: 1. Wat zijn genadegaven en waartoe dienen ze? 2. Omschrijf wat bedieningen zijn en waartoe ze zijn gegeven. 3. Waarom is tongentaal zinvol voor jezelf en wanneer is het zinvol om het in de gemeente te gebruiken? 4. Moet er één uitlegger zijn als er in de gemeente in tongen wordt gesproken of zijn er nog andere mogelijkheden? Aantekeningen:
Les 4. De uitingen van de Geest (vervolg). De vorige keer hebben wij gezien hoe belangrijk het spreken in tongen is voor ons persoonlijke geloofsleven. In de gemeente gaat het er echter in de eerste plaats om, dat hetgeen gesproken wordt, ook verstaanbaar is. "Wie in een tong spreekt, spreekt niet tot mensen maar tot God, want niemand verstaat het" (I Kor. 14:2). De andere aanwezigen hebben hier dus niets aan. Vandaar dat we hier meteen I Kor. 14:13 aan toe moeten voegen, waar staat: "Derhalve moet hij, die in een tong spreekt, bidden, dat hij het moge uitleggen". De gaven van de Geest dienen vooral tot opbouw van de gemeente. Bij het spreken in tongen bouw ik (in de meeste gevallen) mijzelf op. Als wij echter samenkomen, dienen wij elkaar op te bouwen. Paulus legt daar nog eens de nadruk op in I Kor. 14:27-28: "Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat één uitleg geven. Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken". Let even op de twee mogelijkheden bij vertolking van tongen: 1) In I Kor. 14:13 gaat het om iemand, die in tongen spreekt. Hij moet bidden dat hij het zelf mag uitleggen. 2) In I Kor. 14:27-28 wordt ons duidelijk gemaakt dat ook anderen de gesproken tongentaal kunnen uitleggen. Vertolking van tongen hoeft niet een woord voor woord weergave te zijn van het in tongen gesprokene. Het is een bovennatuurlijke uiting van de Heilige Geest, waarin wordt weergegeven de kern, de vertolking (niet noodzakelijkerwijs de letterlijke vertaling) van de boodschap, die zojuist in tongentaal werd uitgesproken. In I Kor. 14:5 geeft Paulus aan dat hij tongentaal met vertolking even waardevol acht als profetie. In beide gevallen wordt de gemeente gesticht. Een enkele maal kan het voorkomen, dat een buitenstaander zowel de tongentaal als de vertolking verstaat. De Heer kan dit gebruiken om b.v. een ongelovige van Zijn almacht te overtuigen en van het feit, dat Hij nog altijd een sprekende Heer is. Profetie Heel vaak hoor ik dat de gave van profetie de bekwaamheid is om te prediken. Hoewel niet te ontkennen valt dat bepaalde preken profetische elementen bezitten, kunnen we prediken en profeteren niet als één en dezelfde gave beschouwen. Een preek kan van te voren worden overdacht en de aantekeningen kunnen overal vandaan worden gehaald. De gave van profetie is de van God gegeven bekwaamheid om in onze eigen taal een boodschap uit te spreken uit het hart van God. Het is voor buitenstaanders wel eens verwarrend dat in evangelische kringen profetie vaak voorafgegaan wordt door spreken in tongen. Ten onrechte geeft dit dan de indruk dat de gesproken woorden "vertolking van tongen" zijn. Sommige gelovigen beginnen met de Heer te prijzen in nieuwe tongen om daarna over te gaan tot het uitspreken van de profetie. Zij doen dit dan om helemaal los te komen van hun eigen gedachten, zodat de profetie, die zij uitspreken, geheel door de Heilige Geest geïnspireerd wordt en niet voortkomt uit eigen, vleselijke, gedachten. Hoe komt het nu dat Paulus alleen in zijn brief aan de gemeente te Korinthe zoveel aandacht besteedt aan het functioneren van de gaven in de gemeente? Het antwoord krijgen wij in I Kor. 3:1-2 waar wij lezen: "En ik, broeders, kon niet tot u spreken als tot geestelijke mensen, maar slechts als tot vleselijke, nog onmondigen in Christus. Melk heb ik u gegeven, geen vast voedsel, want dat kondt gij nog niet verdragen. Ja, dat kunt gij ook nu nog niet, want gij zijt nog vleselijk". Doordat de gemeente van Korinthe nog zo vleselijk is, kan zij heel slecht de stem van de Heer verstaan. Daarom moet Paulus zoveel richtlijnen geven. Hoewel de bijbel zegt "Waar de Geest des Heren is, is vrijheid", zien wij dat bij een vleselijke gemeente die vrijheid kan ontaarden in wanorde en losbandigheid. Vandaar dat Paulus deze gemeente richtlijnen geeft om weer orde op zaken te stellen. Het doet dan wat wettisch aan als hij vastlegt hoeveel er in tongen mogen spreken en hoeveel er mogen profeteren. De Geest zou hen immers in volle vrijheid moeten kunnen leiden! Helaas zijn zij daar echter nog te vleselijk voor. Daarom al deze richtlijnen, waar we overigens wel veel van kunnen leren. Er is nog een principe dat Paulus wil benadrukken in zijn brief aan de gemeente te Korinthe.
Hij wil de gelovigen duidelijk maken dat niemand voor zichzelf leeft, maar dat het gaat om het hele lichaam van Christus. Dit lichaam moet tot volmaaktheid komen en dat kan alleen als alle leden op hun plaats willen gaan staan. (I Kor. 12:12:18). Profetie is dan ook gericht op de gemeente, opdat allen gesticht, vermaand en bemoedigd worden ( I Kor. 14:3). Een andere vertaling zegt: "Maar wie profeteert, spreekt voor de mensen onderwijzend, bemoedigend en troostend". In elk geval is deze vorm van profetie altijd opbouwend. Zijn er dan meerdere vormen van profetie? Ja, wij kunnen de volgende vormen onderscheiden: 1) I Kor. 14:31..."Want gij kunt allen één voor één profeteren, opdat allen lering en allen opwekking er door ontvangen". Deze vorm van profetie is stichtend, vermanend en bemoedigend. Allen, die gedoopt zijn in de Heilige Geest, kunnen zo'n profetie uitspreken. Soms ervaart u hierbij dat de Geest wil dat u in geloof begint te spreken (niet een zaak van gevoel), een andere keer heeft de Geest al woorden in uw denken gelegd om uit te spreken. Het blijft ten allen tijde een zaak van geloof (Rom. 12:6...profetie, naar gelang van ons geloof), maar u kunt allen één voor één profeteren. U mag zich hiernaar uitstrekken. Wordt vervolgd….. Vragen: 1. Noem tenminste twee verschillende vormen van profetie en geef aan waartoe ze dienen. 2. Hoe komt het dat Paulus juist in de Korinthebrief zoveel aandacht schenkt aan het gebruik van de geestesgaven, terwijl hij er in zijn andere brieven nauwelijks aandacht aan schenkt? 3. Is een profetie altijd voor iemand persoonlijk of kan een profetie ook voor een hele gemeente zijn? Voorbeelden? 4. Volgens 1 Korinthiërs 14:34 en 35 moeten vrouwen zwijgen in de gemeente. De teksten die in deze studie genoemd worden laten echter zien dat vrouwen wel mogen profeteren. Spreekt de Bijbel zichzelf tegen? Aantekeningen:
Les 5. De uitingen van de Geest (vervolg IV). Er zijn meerdere vormen van profetie. In de vorige studie zagen wij al 1) I Kor. 14:31. En dan nu: 2) II Petrus 1:20-21. Hier staat o.a.: "Want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar door de Heilige Geest gedreven hebben mensen van Godswege gesproken". Profeten in het O.T. spraken veelal over de toekomst. Een heel andere vorm van profetie dus als de eerstgenoemde. Bij de eerste vorm van profeteren kunnen wij het ook gemakkelijker beoordelen (I Kor. 14:29). De profetie moet immers stichtend, vermanend en bemoedigend zijn? Profetieën over de toekomst zou je eigenlijk moeten vastleggen. Anders kun je nooit controleren of het woord uitkomt en kun je evt. valse profeten niet aan de kaak stellen. De bijbel geeft op deze zaak een vrij laconiek commentaar in Deut. 18:21-22: "Wanneer gij nu bij uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het woord dat de Here NIET gesproken heeft? -als een profeet spreekt in de naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen". Hoewel wij het woord van God op de eerste plaats stellen, moeten wij de profetieën niet verachten. I Thess. 5:19-20...."Dooft de Geest niet uit, veracht de profetieën niet, maar toetst alles en behoudt het goede". In I Tim. 1:18 komt het belang van profetie nog eens duidelijk naar voren: "Deze opdracht vertrouw ik u toe, mijn kind Timotheüs, overeenkomstig de profetieën, die vroeger aangaande u zijn uitgesproken, opdat gij u daarnaar richtend, de goede strijd strijdt met geloof en met een goed geweten". Tot slot nog dit. De bijbel maakt ons duidelijk dat zowel mannen als vrouwen mogen profeteren. In Hand. 2:17 lezen wij: "En uw zonen en uw dochters zullen profeteren". In vers 18: "Ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren". We zouden de in I Kor. 12 genoemde gaven van de Geest als volgt kunnen onderverdelen: 1. Uitingsgaven (aanbiddings- of inspiratiegaven). Daartoe behoren de gaven van het spreken in tongen, de gave van vertolking van tongen en de gave van profetie. 2. Openbarings- of instruktiegaven. Daartoe behoren de gave van het woord van kennis, de gave van het woord van wijsheid en de gave van het onderscheiden van geesten. 3. Kracht- of mededelingsgaven. Daartoe behoren de gave van geloof, de gaven van genezingen en de gave van het doen van krachten of wonderwerken. Zoals reeds gezegd zijn er veel meer gaven, maar wij beperken ons tot deze gaven. Over de uitingsgaven is in deze studies al veel gezegd. Nu, in het kort, nog wat informatie over de andere gaven. De gave van het woord van kennis. Dit heeft niets te maken met helderziendheid of waarzeggerij. Deze zaken behoren tot de occulte wereld. Ook heeft deze gave niets te maken met psychologie. Een onbekeerde kan zo'n studie ook volgen en dan met de opgedane kennis proberen een medemens te helpen. Op zichzelf een lofwaardig streven. Goddelijke kennis komt tot ons door de Heilige Geest. In Genesis 40 en 41 verklaart Jozef de dromen van Farao. Die verklaring is een woord van kennis. De toepassing van die kennis, het praktisch uitwerken van die kennis, is wijsheid. In dit geval dus ook: Goddelijke wijsheid. Door de gave van kennis zou je de zwakke plek bij iemand kunnen aanwijzen. Dat lost echter nog niets op. Door de gave van wijsheid kan de zaak nu worden opgelost. Door kennis kan alles ontrafeld worden. Door wijsheid kan het weer in elkaar worden gezet. En nu goed. De gave van wijsheid en van kennis zullen dus heel vaak hand in hand gaan. De gave van het onderscheiden van geesten. In Ef. 5:11 wordt dit genoemd: "Het ontmaskeren van de werken der duisternis". Deze gave is NIET het doorzien van iemands gedachten of het aanvoelen van nood (dat is kennis). Het is WEL het onderkennen en onderscheiden van boze geesten en hun werkzaamheden. Jezus noemde de machten bij hun naam en de boze geesten kennen Jezus (Marc. 5:7, Hand.19:15 en Matth. 12:43-45). De gave van geloof. Dit is NIET een natuurlijk geloof, waardoor we geschiedkundige feiten aanvaarden (1600 - slag bij Nieuwpoort). Het is WEL Marc. 11:22..."Hebt geloof in God".
Letterlijk: "Heb Gods geloof!" Door de Heilige Geest verbindt Gods geloof zich als het ware met ons geloof. God heeft geloof in Zijn Woord. De gave van geloof maakt dat Gods geloof nu door ons heenwerkt, waardoor bovennatuurlijke wonderen tot stand kunnen komen. Gaven van genezingen. Merkwaardig dat deze gave steeds in de meervoudsvorm wordt vermeld ( I Kor. 12:9, 28 en 30). Sommigen veronderstellen dat er meerdere gaven van genezingen zijn, omdat er ook meerdere soorten ziekten zijn. Hoewel wij uiteraard blij zijn met de medische wetenschap moeten we hier wel duidelijk stellen dat hun bekwaamheid niets te maken heeft met deze uiting van de Geest. Waar de gemeente samenkomt, kunnen ook de gaven van genezingen werken. De gave van het doen van krachten of wonderwerken. Apostelen (zendelingen), evangelisten e.a. mogen vaak heerlijke wonderen tot stand zien komen in de naam van Jezus tijdens hun evangelisatieactiviteiten. We zien dat in de bediening van Petrus (Hand. 3) en van Paulus (Hand. 14:10). Door deze wonderwerken kwamen veel heidenen onder de indruk van de almacht van de levende God. Genezing is er nog altijd voor Gods kinderen (denk ook aan Jac. 5:15), maar God gebruikt Zijn wonderen ook om de heidenen te overtuigen van Zijn grootheid. Door alle gaven wordt God verheerlijkt! *** Vragen: 1. Wat is het verschil tussen de gave van kennis en de gave van wijsheid? Geef voorbeelden. 2. Is de gave van het onderscheiden van geesten hetzelfde als inzicht hebben in de situatie waarin iemand verkeerd? Zo nee, wat is dan het verschil? 3. Er is een natuurlijk geloof (een mate van geloof - Romeinen 12), de gave van geloof en geloof (vertaalt als "trouw" in Galaten 5:22) als een stukje van de vrucht van de Geest. Omschrijf deze "vormen" van geloof. 4. Wat is het verschil tussen gaven van genezingen en het doen van krachten of wonderwerken?
Aantekeningen:
Les 6. DE VRUCHT VAN DE GEEST. In Galaten 5:19-22 spreekt Paulus over de werken van het vlees en over de vrucht van de Geest. Het is één ding om de werken van het vlees te overwinnen en geen slechte dingen te doen. Het is nog weer heel iets anders om goede dingen te doen. Je zou er over kunnen opscheppen dat je niet schuldig bent aan overspel of moord (Matth. 5:21-30), maar dat wil nog niet zeggen dat nu wel de vrucht van de Geest zichtbaar is geworden in je leven. Stand houden is niet genoeg, er moet ook nog iets nieuws tot stand komen. Het verschil tussen werken en vrucht is belangrijk. Een machine in een fabriek werkt en dan komt er een product tot stand. Diezelfde machine kan echter geen vrucht produceren. Vrucht groeit uit levenskracht en voor de gelovige geldt dat vrucht tot stand komt door een leven in de Geest (Gal. 5:25). Als je aan werken denkt, dan denk je aan inspanning en misschien ook aan zweet en tranen. Als je aan vrucht denkt, denk je aan schoonheid, rust en groei. Ons vlees produceert dode werken (Hebr. 9:14), maar de Geest produceert levende vrucht. En elke vrucht heeft zaad in zich om meer vrucht voort te brengen (Gen. 1:11). Liefde veroorzaakt meer liefde en een vreugdevol leven brengt vreugde te weeg bij anderen. Jezus wil dat wij vrucht dragen, meer vrucht en zelfs veel vrucht (Joh. 15:1-5). Daardoor wordt God verheerlijkt. Onze oude natuur kan alleen maar werken voortbrengen, geen vrucht. Onze nieuwe natuur kan veel vrucht voortbrengen. In het N.T. wordt gesproken over verschillende soorten vrucht. Als je b.v. mensen wint voor Christus breng je ook vrucht voort (Rom. 1:13). Een geheiligd leven is een vrucht (Rom. 6:22), de armen dienen met stoffelijke goederen en zo voor hen zorgen is een vrucht (Rom. 15:26-28) en dat geldt ook voor goede werken (niet door eigen inspanning, zie Col. 1:10) en voor de lofprijzing (de vrucht van onze lippen, zie Hebr. 13:15). De vrucht van de Geest zoals aangegeven in Gal. 5:22-23 heeft echter te maken met ons karakter. Net zoals je onderscheid maakt in vrucht, zo maak je ook onderscheid in gaven. In Hand. 2:38 en 11:17 is de Heilige Geest zelf de gave (tot redding, verlossing, enz.), terwijl wij b.v. in I Kor. 12 te maken hebben met de gaven van de Geest, die ons in staat stellen God beter te dienen. Gaven en vrucht horen ook eigenlijk bij elkaar. Opmerkelijk is dat de bijbel spreekt over gaven (meervoud) van de Geest en de vrucht (enkelvoud) van de Geest. Je zou kunnen zeggen dat de vrucht van de Geest uit 9 partjes bestaat. Pas als je alle 9 deeltjes bij elkaar hebt, heb je een vrucht. Bij dit alles staat de liefde bovenaan, omdat al het andere daaraan is gekoppeld. Vergelijk de vrucht van de Geest eens met de opsomming van wat de liefde is in I Kor. 13:4-8. De liefde is het samenvattende kenmerk, waardoor de gehele vrucht van de Geest wordt gekarakteriseerd. De bijbel gebruikt hier het woord "agapè", dus Goddelijke liefde. Als wij leven in een atmosfeer van Goddelijke liefde dan ervaren wij blijdschap. Waar liefde tot de Heer ons brengt tot gehoorzaamheid (Joh. 14:21) en God in staat stelt Zich aan ons te openbaren (vs 22), daar zien we dat blijdschap in de Heer ons kracht geeft (Neh. 8:11). Als God vreugde over ons heeft, zullen wij nog meer vreugde in Hem beleven (Joh. 15:11) en grote kracht. Blijdschap is overigens meer dan vrolijkheid. Het is een toestand van het hart, die zelfs door uiterlijke tegenslag niet wordt beïnvloed (Joh. 16:22). Liefde en blijdschap produceren samen vrede, "de vrede van God, die alle verstand te boven gaat" (Fil. 4:7). Van Jezus staat in Ef. 2:14 "Hij is onze vrede". Bij lankmoedigheid, vriendelijkheid en goedheid letten we in de eerste plaats op het belang van de ander, voordat wij naar onszelf kijken. Lankmoedigheid is de lange adem. Het vermogen om rustig en geduldig te blijven. Al is die ander nog zo onuitstaanbaar. Vriendelijkheid is het vermogen ontspanning te brengen in een geladen atmosfeer. Een vriendelijk mens brengt vaak bevrijding, terwijl een onvriendelijk mens anderen onder druk zet en de atmosfeer negatief beïnvloedt. Goedheid is het vermogen anderen op de been te helpen zonder hen te verwonden. Het vermogen om goed te doen zonder ermee te pronken, te corrigeren zonder te ontmoedigen, te vermanen zonder te beledigen. Het woord trouw (eigenlijk geloof) geeft aan dat geloof in God ons in staat stelt trouw te zijn
naar Hem toe en naar onze naaste. Trouw betekent: je houden aan je beloften. Wij kunnen alleen trouw zijn, omdat we op de trouw van God mogen vertrouwen. Zachtmoedigheid staat tegenover strijdlustige geldingsdrang. In Gal. 6:1 lezen we: "Broeders, zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt gij, die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf". Jezus zei: "Leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart" (Matth. 11:29). Van de Farizeeën en de schriftgeleerden kon je niet veel leren, want zij waren trots op hun prestaties. Van iemand die zachtmoedig en nederig is, kun je echter veel leren. Zelfbeheersing staat tegenover bandeloosheid. Het is een kenmerk van de ware vrijheid, die de Geest ons schenkt. Als wij ons concentreren op het doel waarvoor, wij geschapen zijn, zullen we ons minder laten afleiden door bijzaken. Iemand die het kampioenschap wil bereiken, concentreert zich zo daarop, dat hij alles vermijdt wat kan storen of afleiden. Hij leeft gedisciplineerd, hij beheerst zich, terwille van het doel dat hij wil bereiken. Hoe komen we tot vrucht? Overeenkomstig de wet van het tarwegraan. Joh. 12:24..."Indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort". Sterven aan het oude geeft veel ruimte aan de Heilige Geest om nieuwe dingen voort te brengen. Een door de vrucht in ons leven wordt God verheerlijkt. *** Vragen: 1. Noem tenminste drie soorten vrucht. 2. De gaven zeggen alles over de Gever. De vrucht zegt alles over de boom. Wanneer heb je volgens Galaten 5 pas de werkelijke vrucht voortgebracht? 3. Betekent "zachtmoedigheid" dat je alles maar goed moet vinden of heeft het bijbels gezien een andere betekenis? Leg uit. 4. Komt de zelfbeheersing tot stand door een enorme wilsinspanning of is het een gevolg van iets? Van wat dan? Aantekeningen: