Pedagogisch werkplan 2015
KDV Nijntje
KDV Nijntje Adriaen Beyerkade 150 3515 XV Utrecht 030-2733999 Email:
[email protected]
INHOUDSOPGAVE Inleiding
3
1. Pedagogische doelen en uitgangspunten
4
2. Pedagogisch handelen
5
2.1 Met elkaar 2.1.1 Samen kun je meer 2.1.2 Zo kan het ook 2.1.3 Wij lossen het samen wel op! 2.1.4 Wat vinden jullie ervan?
5 5 7 8 8
2.2 Communicatie 2.2.1 Fijn dat je vertelt wat er is 2.2.2 Goed gedaan! 2.2.3 Je vliegt 2.2.4 Mmm, lekker appeltje
9 9 10 10 11
2.3 Het spelende kind 2.3.1 Bij ons mag je vies worden 2.3.2 Spring maar, ik vang je op 2.3.3 Wat heb je gevonden? 2.3.4 Probeer het maar
12 12 13 14 15
3. Samenwerken met de ouders
16
Bijlage 1: Dagindeling en groepen
19
Bijlage 2: Rituelen en feesten
20
Bijlage 3: Ondersteuning beroepskrachten
22
Bijlage 4: Omgaan met bijzondere gebeurtenissen
23
Bijlage 5: Kinderopvang gedurende extra dagdelen
24
Bijlage 6: Omgaan met samenvoegen van groepen
25
Bijlage 7: Omgaan met vierogenprincipe
26
2
INLEIDING Voor u ligt het pedagogisch werkplan van kinderdagverblijf Nijntje. Het plan beschrijft onze manier van werken met de kinderen en is gebaseerd op het algemeen pedagogisch beleidsplan van Ludens en de bijbehorende Groeimeter. De organisatie Kinderdagverblijf Nijntje maakt deel uit van Ludens. Ludens biedt professionele kinderopvang en telt diverse kinderdagverblijven en locaties voor buitenschoolse opvang in vrijwel de hele stad Utrecht. Ook verzorgt Ludens op diverse basisscholen de tussenschoolse opvang. Ludens staat ervoor dat kinderen zich bij ons thuis voelen. We staan dichtbij de ouders en de kinderen, werken wijkgericht en spelen in op de ontwikkelingen in de leefomgeving, in de buurt. De werkwijze Het pedagogisch werkplan is opgesteld in samenwerking met een pedagogische werkgroep en zal jaarlijks in deze werkgroep worden geëvalueerd. De werkgroep bestaat uit pedagogisch medewerkers, de)leidinggevende, de pedagoog (op aanvraag) en een ouder uit de oudercommissie. Het doel van dit werkplan is om alle ouders en betrokkenen bij kinderdagverblijf Nijntje inzicht te geven in onze werkwijze. Ook is het een leidraad voor de pm-ers van Nijntje in het werken met de kinderen. Dit plan betekent niet dat we nu klaar zijn. Het is een doorgaand proces waaraan we blijven werken. Ieder jaar evalueren we het pedagogisch werkplan en stellen we dit, waar nodig, bij. Hierbij hanteren we de evaluatiekalender van ons HKZ-kwaliteitssysteem. Wij nodigen medewerkers en ouders uit om op dit plan of op de dagelijkse praktijk te reageren, zodat we altijd weer stof tot nadenken hebben. Geschiedenis In 1964 is het startsein voor het kinderdagverblijf gegeven. Actieve studenten van de universiteit van Utrecht constateerden ‘nood’ met betrekking tot kinderopvang. Er werd een werkgroep ingesteld en in 1968 wordt De Stichting Utrechtse Kinderdagverblijven opgericht. In januari 1971 opent kinderdagverblijf Nijntje officieel haar deuren, gehuisvest in twee verbouwde flats aan de Dorbeendreef in Utrecht Overvecht. Nijntje biedt dan plaats aan 60 kinderen: 8 baby’s, 22 dreumesen en 30 peuters. Vanwege ruimtegebrek verhuist Nijntje eind 1982 van de Dorbeendreef naar het voormalige bejaardentehuis ‘Huize Tuinwijk’ aan de Adriaen Beyerkade. Tot de dag van vandaag maken we gebruik van deze locatie.
3
1. PEDAGOGISCHE DOELEN EN UITGANGSPUNTEN INLEIDING Ludens staat voor goede kinderopvang in de buurt. De missie¹) van Ludens is om kinderen, samen met ouders, een goede jeugd te bieden, in een plezierige omgeving en in een klimaat van onderling vertrouwen. Een integraal aanbod van voorzieningen, toegankelijk voor alle ouders en kinderen, biedt een meerwaarde aan de maatschappij: “it takes a village to raise a child”. In 2011 is het algemeen pedagogisch beleid van Ludens geëvalueerd. De conclusies en aanbevelingen uit de evaluatie vormen de basis voor het vernieuwde algemene pedagogisch beleid 2011-2015. De overtuigingen behorend bij dit algemeen pedagogisch beleid worden binnen de gehele organisatie gehanteerd²). Het belang van de opvoeding komt binnen alle afdelingen van Ludens tot uiting en vormt de basis voor het handelen. Het algemeen pedagogisch beleid van Ludens is opgenomen in het kwaliteitshandboek en is richtinggevend voor de pedagogische werkplannen per locatie of cluster. PEDAGOGISCHE DOELEN EN UITGANGSPUNTEN Ludens biedt verantwoorde opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige omgeving. Ons doel³) is om kinderen emotionele veiligheid te bieden, ze mogelijkheden te geven tot de ontwikkeling van hun persoonlijke en sociale competenties en de kans om zich de waarden en normen van onze samenleving eigen te maken. Op de achterkant van de Groeimeter4) verwoorden we wat onze pedagogische uitgangspunten zijn: Bij Ludens kijken we naar de kinderen die voor ons staan Ludens ziet kinderen als uniek, competent, krachtig en creatief: kinderen hebben van oorsprong al heel veel in huis! Onze pedagogiek gaat uit van wat een kind allemaal al is en kan, rijk aan mogelijkheden om zichzelf uit te drukken. Wij bieden de kinderen een veilige omgeving waarin zij zelf, in hun eigen tempo, de wereld kunnen ontdekken. Een plek om te kijken naar die wereld, hierover na te denken en zelf te komen tot oplossingen voor problemen die zich in hun wereld voordoen. Wij denken dat het heerlijk is voor een kind om te experimenteren, te ervaren, te spelen, te onderzoeken en vooral ook om te doen. Om te merken dat je als kind gezien wordt en dat er echt naar je geluisterd wordt. Dat er veel positieve aandacht voor je is en dat er ook duidelijke grenzen worden gesteld. En dat we steeds zoeken naar win-win-oplossingen. Wij bieden een plek waarin kinderen met elkaar zijn, waarin ze leren om samen besluiten te nemen en respect te hebben voor iedereen die anders is. Waarin ze verantwoordelijkheid leren nemen en zich verbonden voelen met elkaar. Een omgeving waarin kinderen begeleid worden door pedagogisch medewerkers die vertrouwen in hen hebben en een voorbeeld zijn waar ze van kunnen leren. En die hun werk bovendien doen met hart en ziel en de kinderen iedere dag weer stimuleren: ‘Probeer het maar, jullie kunnen het best! NOTEN 1) De Missie van Ludens staat beschreven in het Kwaliteitshandboek 4.1 Missie en Visie. 2) We zijn in 2010 gestart met de werkgroep Personele Regelingen die ernaar streeft de regelingen zo te herschrijven, dat ze passen bij de pedagogische visie van de Groeimeter (zie noot 4). In 2011 is er een brainstormgroep bezig geweest om de items van de Groeimeter te vertalen naar een algemene Ludens werkhouding. 3) Deze doelen staan vermeld in de Wet Kinderopvang. 4) De zogeheten Ludens Groeimeter is in 2009 ontstaan uit de behoefte aan een tastbaar en herkenbaar instrument waarop onze pedagogische visie en uitgangspunten staan verwoord en verbeeld.
4
2. PEDAGOGISCH HANDELEN Op de voorkant van de Groeimeter hebben we in 12 items samengevat hoe wij willen werken aan onze pedagogische doelen en uitgangspunten: 1. Samen kun je meer: Je doet het samen, verbondenheid, “the village” 2. Je vliegt!: Met plezier 3. Bij ons mag je vies worden: Ruimte geven, kinderen zelf laten ontdekken 4. Goed gedaan!: Positieve aandacht 5. Probeer het maar!: Vertrouwen hebben in kinderen 6. Zo kan het ook!: Aandacht voor ieders eigen wijze, diversiteit 7. Fijn dat je vertelt wat er is: Respectvolle communicatie 8. Wij lossen het samen wel op!: Zoeken naar win- win oplossingen 9. Mmm, lekker appeltje!: Het goede voorbeeld geven 10. Spring maar, ik vang je op!: Uitdaging bieden 11. Wat heb je gevonden?: Goed kijken en luisteren naar wat kinderen bezig houdt 12. Wat vinden jullie ervan?: Kinderen een stem geven, hen serieus nemen. Om duidelijk te maken wat dit betekent voor het handelen van de pedagogisch medewerkers van kinderdagverblijf Nijntje, zijn deze items verder uitgewerkt in de rest van dit hoofdstuk.
2.1 MET ELKAAR Kinderopvang doen we met elkaar. Wij zien onze kindercentra als een democratische samenleving in het klein en vinden het belangrijk om een sfeer van verbondenheid te creëren. Kinderen samen in een groep, ouders en pedagogisch medewerkers die samenwerken, contacten in de wijk en samenwerking met scholen.
2.1.1 Samen kun je meer Stamgroepen In Nijntje zijn 3 stamgroepen met vaste pedagogisch medewerkers. Per dag kunnen er maximaal 40 kinderen worden opgevangen.
Stamgroep “Kikker” is een baby groep met maximaal 14 kinderen in de leeftijd van 0 tot 24 maanden onder begeleiding van drie pedagogisch medewerkers. Stamgroep “Dikkie Dik” is een verticale groep met maximaal 12 kinderen in de leeftijd van 0 tot 48 maanden onder begeleiding van twee pedagogisch medewerkers. Stamgroep “Dribbel” is een peutergroep met maximaal 16 kinderen in de leeftijd van 24 tot 48 maanden onder begeleiding van twee pm-ers.
De kinderen van Dikkie Dik en Dribbel maken gezamenlijk gebruik van het atelier en de ruime speelhal. De kinderen weten in welke stamgroep ze zitten ze kunnen zichzelf onder ander herkennen in de foto’s die van ieder van hen op de groepen hangt. Door naar de foto’s te kijken, aan tafel om beurten een liedje te mogen kiezen en hierbij de namen van de kinderen te noemen, leren ze elkaar kennen en weten ze wie er bij de groep hoort. In de stamgroep vinden, binnen het dagritme, de dagelijkse momenten van rust, eten en drinken plaats. Daarnaast wordt de stamgroep regelmatig verlaten om gebruik te maken van een andere ruimte dan de groepsruimte, om kinderen meer ruimte en uitdaging te bieden om te spelen, te onderzoeken en uit te proberen. Voor de peuters en de grotere kinderen van de verticale groep betekent dit dat zij gezamenlijk in de speelhal kunnen spelen. De dreumessen van de babygroep spelen vaak na het fruit eten even spelen in de speelzaal. Bij de baby’s verlaat een individueel kind de stamgroep weleens, om even bij een broertje of zusje te gaan kijken op de verticale- of peutergroep. Soms wordt de stamgroep ook verlaten bij een incidentele extra/ruil dag als er geen plek is in de eigen stamgroep (zie bijlage 5). Ook kan de stamgroep worden verlaten wanneer 5
stamgroepen worden samengevoegd vanwege een teruglopend aantal kinderen (zie bijlage 6). Vervanging Wij streven ernaar om zoveel mogelijk stabiliteit op de groep te brengen. Vanuit veiligheid van vertrouwde pm-ers proberen wij de kinderen geleidelijk te laten wennen aan andere pm-ers en invalkrachten. Bij verlof en ziekte proberen we in eerste instantie vaste pm-ers in te zetten, die anders op andere dagen of op een andere groep werken. Daarnaast proberen we zoveel mogelijk dezelfde invalkrachten in te zetten door invallers zelf of via de invalpool van Ludens te vragen. Hierdoor bepreken we zoveel mogelijk het aantal verschillende gezichten voor de kinderen op de groepen. Plaatsingsgesprekken en wennen Als ouders de keuze hebben gemaakt voor ons kinderdagverblijf Nijntje, nodigt de pm-er van de betreffende stamgroep de ouders en het kind uit voor een eerste kennismaking. Dit gebeurt kort voor of op de eerste wendag. Tijdens het plaatsingsgesprek zal de dagelijkse gang van zaken op Nijntje worden doorgesproken en er wordt uitgebreid over het kind gepraat. Wij willen van ouders zoveel mogelijk weten over hun manier van verzorgen en opvoeden. Samen praten we over de eventuele verschillen en hoe wij daarmee omgaan, zodat het kind zich langzaam kan aanpassen en zich zo snel mogelijk prettig bij ons gaat voelen. Baby’s krijgen bijvoorbeeld hun voedingen aan de hand van de voedingsschema’s van thuis. Wij houden rekening met slaapgewoontes (buik/rug, speen, muziekje) die ouders hebben en eventuele andere ‘gebruiksaanwijzingen’. We kunnen hiervan afwijken, in overleg met de ouders, als het niet voldoet aan ons wettelijk vastgesteld beleid of als het organisatorisch niet haalbaar is. Tijdens het plaatsingsgesprek worden ook afspraken gemaakt over de wenperiode. De ‘officiële’ wenperiode duurt voor het kind vier dagen en is bedoeld om geleidelijk te wennen aan de groepsgenootjes, het dagritme, het activiteitenprogramma (zie Rituelen) en de medewerkers van het kinderdagverblijf. Voor ouders dient de wenperiode om bekend te raken met het dagritme, het activiteitenprogramma, de medewerkers, de sfeer en de omgeving van het kinderdagverblijf. Dag 1: plaatsingsgesprek, ouder en kind blijven nog even op de groep. Dag 2: kind blijft met de ouder een dagdeel op de groep. Dag 3: kind blijft een korte dag op de groep; de ouder is aan het begin of het einde van de dag oproepbaar. Dag 4: kind is een korte dag op de groep. Ouder en medewerker bespreken iedere dag kort het verloop van de dag. De wentijden kunnen desgewenst aangepast worden aan de behoeften van het kind. Ongeveer 6 weken na plaatsing, wordt een kort gesprek met de ouders gehouden. De datum hiervoor is al vastgezet tijdens het plaatsingsgesprek op de groep. Interne overgang. Wanneer een kind uit de babygroep twee jaar wordt gaat hij zij naar de peutergroep. Het wennen gaat als volgt : Stap 1: Samen met een van de babyleidsters kijken en spelen op Dribbel Stap 2: Alleen (zonder babyleidster) spelen op Dribbel. Stap 3: Spelen en een lunchen op Dribbel. Stap 4: Spelen, lunchen en slapen op Dribbel.
6
Rituelen Duidelijkheid en herhaling geven kinderen een gevoel van veiligheid. Wij hanteren dan ook een duidelijke dagindeling (zie bijlage 1), hebben een aantal duidelijke groepsregels (bijvoorbeeld zitten met eten of drinken, als je ergens niet meer mee wilt spelen, mag een ander kind ermee spelen) en veel rituelen die elke dag terugkomen (kinderen en ouders begroeten bij binnenkomst, zwaaien bij het afscheid, met elkaar eten, het slapen). Uiteraard proberen we hierbij rekening te houden met verschillende behoeftes van de kinderen. Bij baby’s volgen we zoveel mogelijk het dagritme van thuis. Het vieren van verjaardagen van de kinderen en de pm-ers gebeurt steeds op een vergelijkbare manier: een deurplaat, slingers, een feestmuts, handpoppen of poppenkast, zingen en het uitdelen van de traktatie (zie bijlage Rituelen). Samen plezier hebben Het groepsgebeuren wordt steeds belangrijker, de kinderen krijgen een sterke band onderling en met de pm-ers. Vriendschappen ontstaan hierbij spontaan. De kinderen helpen en troosten elkaar, hebben onderonsjes, giechelen samen. Eenlingen manifesteren zich duidelijker: sommige kinderen willen dat zelf, andere kinderen hebben hulp nodig bij het contact maken. Wij helpen door kinderen erbij te betrekken, kinderen bij elkaar te zetten met een (sociaal) spelletje, kinderen juist tussen vriendjes in te zetten of in kleine groepjes een activiteit aan te bieden; meestal gaat de rest dan vanzelf. De vaardigheden die kinderen nodig hebben voor het deel uit maken van een groep stimuleren wij ook tijdens eetmomenten en activiteiten door gesprekjes met hen te voeren over dingen die ze mee gemaakt hebben of onderwerpen die je zelf ter sprake brengt. Kinderen leren hierbij om naar elkaar te luisteren, te wachten tot een ander klaar is en aandacht te delen. Ook het samen laten helpen bij allerlei dagelijkse dingen stimuleert het functioneren in een groep. 2.1.2 Zo kan het ook! Slapen (zie ook protocol veilig slapen) Als het tijd is om te gaan slapen, krijgen de kinderen hun knuffel en/of speentje en kruipen ze in hun bed. De peuters lezen we eerst nog een verhaaltje voor. Er blijft een pm-er bij, die de kinderen neerlegt en instopt, soms even bij een kind staan of zitten om het te helpen tot rust te komen. De behoefte aan slaap wordt in principe bepaald door het kind. Bij de baby’s is steeds overleg over het slapen, tussen ouders en de pm-ers. Als kinderen behoefte hebben om nog twee keer te slapen, is dit in overleg mogelijk, maar wel binnen de mogelijkheden op de groep. Een voorbeeld: sommige kinderen zoeken zelf even een plekje om een dutje te doen of gaan na het sap en fruit nog even naar bed. In overleg met de ouders kunnen kinderen ook wakker worden gemaakt. We maken kinderen echter niet eerder dan 14.00 uur wakker in verband met de rust voor nog slapende kinderen. Ditzelfde geldt voor de peuters. Alleen is daar elke dag een groepje kinderen, dat met een pm-er erbij, op kan blijven. Het laten opblijven van kinderen en het opbouwen hiervan gaat in overleg met de ouders. Zindelijkheid In de loop van hun tijd op Nijntje worden (bijna) alle kinderen zindelijk; ieder op zijn eigen tijd. Te vroeg beginnen heeft geen zin, want een kind wordt pas echt zindelijk als het daar lichamelijk en geestelijk aan toe is. Wij vragen of het kind op de wc wil plassen als het kind er aan toe is en in overleg met de ouders (vaak een droge luier) of als het er zelf om vraagt. We oefenen nooit dwang uit. Wij prijzen het kind als het lukt en doen niet moeilijk over ongelukjes. Lichaamsbesef en verschil jongens/meisjes Wij vinden het belangrijk dat kinderen zich bewust worden van hun eigen lichaam. Kinderen ontdekken hun lichaam vaak spelenderwijs. Wij stimuleren dit door het benoemen van lichaamsdelen en door liedjes te zingen over lichaamsdelen. Bijvoorbeeld ‘twee handjes op de tafel'…'hoofd, schouders, knie en teen’… Kinderen worden zich bewust van het verschil tussen jongens en meisjes, papa’s en mama’s; dat is heel interessant en een regelmatig terugkerend onderwerp van gesprek. Kinderen zijn van nature nieuwsgierig naar hun eigen lijf en dat van een ander. ‘Doktertje 7
spelen’ is dan ook een geliefd spelletje, waarbij die nieuwsgierigheid wordt bevredigd. Wij laten de kinderen hierin zoveel mogelijk hun eigen gang gaan, maar houden het wel in de gaten. Kinderen maken we duidelijk dat ze ‘nee’ moeten zeggen als ze iets niet leuk meer vinden. De regel is ook dat kinderen elkaar geen pijn mogen doen en voorzichtig moeten zijn met elkaars lichaam. Benoemen en waarderen van verschillen Kinderen zien vaak al snel de vele verschillen tussen kinderen onderling, maar ook tussen de pm-ers. Het gaat dan om groot of klein, dik of dun, wat mag een kind niet eten (geloof, dieet), het vieren van het Suikerfeest, het dragen van een hoofddoek, een donkere huid, een bril, kinderen die heel laat lopen, kinderen die moeilijk praten of stotteren en nog veel meer. Als kinderen op een of andere manier laten blijken dat ze dit zien, of als wij het er om wat voor reden dan ook over willen hebben, gaan wij hierover met de kinderen in gesprek. We leggen ook uit waarom iets zo is en dat iedereen goed is zoals hij of zij is. Bijvoorbeeld als wij een gedeelte van het Suikerfeest vieren (ook ouders worden uitgenodigd), dan leggen we in ieder geval aan de kinderen uit (op hun niveau) wat dit inhoudt en wat hier bij hoort.
8
2.1.3 Wij lossen het samen wel op! Leren omgaan met conflicten en conflicten tussen kinderen zoveel mogelijk zelf laten oplossen Kinderen moeten de ruimte, het materiaal en de pm-ers met elkaar delen. Daar kunnen conflicten bij ontstaan. Wij vinden het belangrijk om kinderen hun conflicten zoveel mogelijk zelf te laten oplossen. In eerste instantie wachten wij af of kinderen hierin slagen, dus houden we het proces in de gaten en grijpen we in als kinderen niet meer kunnen stoppen en daardoor andere kinderen uit hun spel houden, als kinderen er samen niet uitkomen of als een kind het onderspit delft. Wanneer wij ingrijpen, verwoorden wij voor de kinderen waar het om draait en helpen we de kinderen om zelf naar een oplossing te zoeken. Als het hen zelf niet lukt, doen wij suggesties voor oplossingen. Bijvoorbeeld: een vergelijkbaar of een zelfde stuk speelgoed aanbieden, om de beurt, wachten tot de ander klaar is. Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid Wij vinden dat pm-ers niet altijd hoeven in te grijpen of oplossingen hoeven aan te dragen. Kinderen zijn vaak heel goed in staat zelf problemen op te lossen. Door kinderen zelf een oplossing te laten vinden, respecteren en stimuleren wij ook de inventiviteit en zelfstandigheid van het kind en laten wij de kinderen in hun waarde. Bovendien leren kinderen hierdoor vaardigheden die nodig zijn bij het deel uit maken van een groep. Als pm-er houden wij het proces in de gaten en helpen wij als kinderen er zelf niet uitkomen.
2.1.4 Wat vinden jullie ervan? Keuzes in plaats van bevelen en kinderinspraak Kinderen geven steeds meer aan wat zij wel en wat zij niet willen. Wij leren hen om naar elkaar te luisteren. Als een kind zegt dat het iets niet wil, verwachten wij dat anderen dat respecteren. Kinderen kiezen bewuster waarmee en met wie zij willen spelen. Bijvoorbeeld: bij binnenkomst wordt een kind al begroet en bij de hand gepakt of gevraagd om mee te spelen. Soms geven kinderen ook duidelijk aan dat zij alleen of met zijn tweeën willen spelen, zonder inmenging van anderen. Dat mag, zolang niet systematisch alle of bepaalde kinderen worden buitengesloten. Als dat wel gebeurt, gaan wij met de kinderen in gesprek waarom ze dat doen en leggen we de kinderen uit / laten aan de kinderen zien wat er gebeurt met het kind dat wordt buitengesloten. Wij stimuleren kinderen om aan te geven wat zij wel en niet willen. Hierdoor leren kinderen ook steeds meer zelf aan te geven wanneer zij ons wel of niet nodig hebben; zij komen naar de pm-er toe voor troost, aandacht, een knuffel of hulp. De kinderen mogen bij ons ook mee beslissen in dingen waarbij dit kan. Bijvoorbeeld: bij het uitkiezen van een paar nieuwe puzzels om te kopen; bij het kiezen van een activiteit uit een aanbod van drie of bij het al dan niet kiezen van een gezamenlijke activiteit. Rekening houden met elkaar Het leren delen van aandacht vinden de meeste kinderen moeilijk; de pm-er is niet altijd beschikbaar op het moment dat het kind de aandacht vraagt. Kinderen moeten op dat moment genoegen nemen met een andere oplossing of zij moeten even wachten. Bijvoorbeeld naast de pm-er op de bank zitten in plaats van op schoot, of even wachten tot de pm-er klaar is met waar zij mee bezig is. Wij proberen de aandacht zo eerlijk mogelijk over alle kinderen te verdelen; kinderen die zelf om aandacht vragen, komen vanzelf wel aan hun trekken, bij kinderen die dat niet doen laten wij het initiatief meer van onze kant komen. Kinderen kunnen een duidelijke voorkeur hebben voor een bepaalde pm-er. Voor zover mogelijk houden we rekening met de voorkeur van het kind; wel maken wij kinderen ervan bewust dat andere pm-ers er ook voor hen zijn. Bijvoorbeeld: door een kind te laten zien dat een andere pm-er nu direct kan helpen met aankleden, waardoor ze eerder klaar zijn. Rekening houden met elkaar speelt ook een rol bij het dagritme van de kinderen en de 9
dagindeling zoals we die op Nijntje zoveel mogelijk volgen. Langzamerhand proberen wij de kinderen allemaal zoveel mogelijk in eenzelfde ritme te krijgen dat aansluit bij de dagindeling, maar wijken daarvan af als het nodig is. Het is handig als alle kinderen tegelijk eten en slapen, maar als een kind daar om een bepaalde reden behoefte aan heeft, proberen wij het (in overleg) zo in te passen dat het op een ander tijdstip kan.
2.2 COMMUNICATIE De manier waarop wij communiceren, vinden we essentieel en daarom staan we garant voor respectvolle communicatie. Wij vinden het belangrijk dat kinderen zich veilig en vertrouwd voelen bij ons en met elkaar en kiezen daarbij voor een actieve, positieve houding.
2.2.1 Fijn dat je vertelt wat er is Vaste en sensitieve pm-ers die luisteren naar de kinderen en ingaan op emoties Hoe ouder de kinderen, des te bewuster worden ze zich van hun emoties en die van anderen. Wij praten met de kinderen over emoties en vinden het belangrijk dat kinderen hun gevoelens zoals blijheid, boosheid of verdriet kunnen uiten. Wij proberen hen hierbij zoveel mogelijk te helpen door emoties te verwoorden. Bijvoorbeeld als een kind steeds een ander kind wil knuffelen en dat kind wil dat niet, dan helpt de pm-er de emoties van beiden onder woorden te brengen: ‘Jij vindt hem heel lief, hè? Maar hij wil niet dat jij hem steeds knuffelt’. Reageren op verbale en non-verbale signalen Wij proberen de behoeften en gevoelens van de kinderen helder te krijgen en te verwoorden. Dit doen wij door actief te luisteren. Bij kinderen die nog niet (goed genoeg) kunnen praten, ‘luisteren’ wij vooral naar de non-verbale communicatie en letten wij op de lichaamstaal. Door goed naar een kind te kijken, kun je er vaak achter komen wat het wil zeggen. Bijvoorbeeld een kind dat huilt als zijn moeder weggaat, nadat zij hem naar Nijntje gebracht heeft, probeert met dat gedrag iets te vertellen. Door dat gedrag en die gevoelens te verwoorden laten wij merken dat wij het kind begrijpen…’je vindt het niet leuk hè, dat mama nu weggaat’…… Door de kinderen op te pakken en te knuffelen, laten wij merken dat wij er voor hen zijn. Warmte en genegenheid Bij ons kunnen kinderen er op rekenen dat een pm-er er is als het kind behoefte heeft aan troost of aandacht. Zij altijd zal ingrijpen als het kind een situatie niet aan kan. Dit betekent voor de pm-ers dat zij weten welke aanpak bij een kind het beste werkt, dat zij door middel van het hebben van oogcontact of het kind af en toe aan te spreken laat merken dat ze er is voor het kind; dat zij een kind laat voelen dat het niets hoeft te doen waar het zich niet prettig bij voelt en helpen op te komen voor zichzelf. Een kind dat niet lekker in zijn vel zit, mag rekenen op wat extra aandacht. In situaties die voor kinderen onoverzichtelijk zijn, zal de pm-er proberen te voorkomen dat zich ongelukken voordoen. Zij grijpt in als peuters gevaarlijke spelletjes doen en legt uit waarom het niet kan. Ook bij conflicten kan een kind rekenen op steun als hij dit nodig heeft. Kinderen hebben een aangeboren neiging om op allerlei prikkels te reageren: mensen, ruimte, materiaal, geluid. Wij proberen zoveel mogelijk het aanbod aan prikkels af te stemmen op waar het kind behoefte aan heeft en wat het volgens ons aan kan. Neem bijvoorbeeld muziek; als kinderen erg druk zijn en er om vragen, mag het wel maar dan gebruiken we het om bijvoorbeeld samen te dansen; of rustgevende muziek op de babygroep als de kinderen hier zichtbaar van genieten (lachen, ontspannen, bewegen op de muziek). Baby’s hebben ruimte nodig om zich te kunnen bewegen. De babygroep is groot, maar wel zo ingericht, dat de pm-ers de baby’s altijd kunnen zien. Er zijn boxen voor baby’s die behoefte hebben aan een eigen plekje en ruimte eronder, waar de baby’s kunnen kruipen. Ook is er een grondbox waar kleintjes rustig kunnen liggen en oudere baby’s rustig kunnen spelen. Als een peuter behoefte heeft aan rust, gaat het (alleen of met een pm-er) even lekker rustig op de bank zitten of doet het een spelletje aan tafel. Kinderen die zich terugtrekken houden 10
wij in de gaten: heeft het gewoon even behoefte aan rust of is er meer aan de hand? Als een kind verdriet heeft, proberen wij te laten merken dat wij er zijn en helpen het kind zijn gevoelens onder woorden te brengen. In de loop van de dag reageren wij zoveel mogelijk op de initiatieven van het kind om contact te maken: lachen, huilen, volgen, oogcontact. Hiermee geven wij antwoord op het maken van contact en krijgt het kind het gevoel controle te hebben over zijn omgeving. Baby’s huilen om aan te geven dat er iets niet naar hun zin is: wij vinden het belangrijk daar zo snel mogelijk op te reageren en het gevoel van onbehagen weg te nemen of het kind te helpen zelf dat gevoel te overwinnen. Wij proberen in te schatten waar het kind behoefte aan heeft en bieden dat waar mogelijk. Een kind dat behoefte heeft aan aandacht, nemen we op schoot om even te knuffelen, te spelen; een kind dat zich gaat vervelen in de box, bieden wij iets anders zoals in de hangmat met een muziekdoosje. Als een kind zich bedreigd voelt met zoveel of zo drukke kinderen om zich heen, blijven wij in de buurt om het kind houvast te bieden of wij leggen het veilig in een van de boxen.
2.2.2 Goed gedaan! Waardering, positief benaderen Door kinderen positief te benaderen, veel te prijzen en extra aan te moedigen (complimenten geven) en geloof te hebben in wat het kind kan, gaan kinderen steeds een stapje verder om dingen uit te proberen. Het kind krijgt zo vertrouwen in zichzelf en zijn mogelijkheden. Het is niet erg als sommige dingen (nog) niet lukken, als je het maar probeert. Volgende keer lukt het misschien wel. We helpen een kind dus alleen daar waar het nodig is en we corrigeren ook alleen wat nodig is: een trui binnenste buiten laten we zo; schoenen aan de verkeerde voet helpen we goed aan te doen door een kind te laten voelen en het uit te leggen. Dingen zelf kunnen en mogen doen is goed voor het zelfvertrouwen, zo bouwen kinderen een positief beeld op van zichzelf. We geven kinderen zoveel mogelijk concrete aanwijzingen over wat ze WEL kunnen doen in plaats van wat NIET mag. Een kind dat een treintje weg pakt bij de treinbaan waar een paar kinderen mee spelen en ermee gooit, vragen we of het met de trein wil spelen, samen met de andere kinderen.
2.2.3 Je vliegt! Op Nijntje werken wij met plezier, warmte en betrokkenheid met de kinderen. Wij geven om de kinderen en vinden het leuk om met hen te zijn. Daarbij kiezen we voor een actieve houding, verzinnen samen met hen spelletjes, liedjes en activiteiten waar wij zelf en de kinderen zichtbaar plezier aan beleven. Een actieve houding met kinderen Baby’s zijn nog vooral met zichzelf bezig in hun eigen wereldje, maar ook op de babygroep zien wij al dat kinderen zich bewust worden van anderen. Zij spelen in elkaars nabijheid, ontdekken elkaar, reageren op elkaar en als zij eenmaal mobiel zijn (tijgeren, lopen, kruipen) zoeken zij elkaar ook op. Wij leggen baby’s regelmatig bij elkaar, op de matras of in de box; je ziet dan hoe zij elkaar toevallig in het oog krijgen, zich naar elkaar wenden en elkaar gaan aanraken, waarbij vooral de ogen, haren en handjes interessant zijn. Andere kinderen en volwassenen zijn leuk ‘speelgoed’. Zij kunnen heel verrassend reageren. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een pop bewegen zij uit zichzelf; ook als het kind zelf niets doet gebeurt er van alles. Als de kinderen rond 1 jaar zijn zien wij echt samenspel ontstaan: kinderen kruipen/lopen achter elkaar aan, doen samen kiekeboe-spelletjes, pakken speelgoed af en geven elkaar speelgoed. Wij proberen het samen spelen een beetje in banen te leiden: wij schatten in waar het kind behoefte aan heeft, alleen spelen of samen. Kinderen die nog niet kruipen, leggen wij naast elkaar of juist weg uit de drukte. Wij gaan met een aantal kinderen spelen en maken daarbij kinderen spelenderwijs bewust van de andere kinderen. 11
Pm-ers noemen steeds de namen van de kinderen: ‘kijk eens naar…’ of ‘geef maar aan….’ Dreumesen en peuters ontdekken steeds meer dat het leuk is om dingen samen te doen; wij proberen dat te stimuleren. Bijvoorbeeld door samen aan tafel een activiteit te doen, gezellig in de kring liedjes te zingen, te dansen. Hierbij houden wij rekening met het ontwikkelingsniveau van de kinderen en bieden wij voldoende variatie.
2.2.4 Mmm, lekker appeltje! Eten en drinken (zie ook voedingsbeleid) Als de kinderen ’s ochtends op Nijntje komen gaan wij ervan uit dat een kind gegeten heeft. Het is niet de bedoeling dat een kind op Nijntje ontbijt. Wanneer een kind niets of slecht heeft gegeten thuis, horen we dit echter wel graag, zodat we hier rekening mee kunnen houden. Bijvoorbeeld door een extra soepstengel/cracker/rijstwafel te geven of wat eerder aan tafel te gaan. Tussen de middag gaan wij met elkaar aan tafel om brood te eten en melk te drinken. Voordat wij beginnen met eten, zingen wij: ‘smakelijk eten’ (op de wijs van ‘vader Jacob’). Na het eten laten de pm-ers de kinderen hun gezicht en handen poetsen. De kinderen kleden zich daarna uit of worden uitgekleed en mogen nog even spelen. Wij dwingen een kind niet om te eten, maar proberen het wel te stimuleren; kinderen eten wel als ze honger krijgen. Rond half 4 gaan we weer met zijn allen aan tafel om gezamenlijk fruit te eten en sap te drinken. Als kinderen geen fruit willen eten, proberen wij kinderen beetje bij beetje te stimuleren om dit wel te doen. Het zingen van een speciaal liedje waarin voorkomt dat je van fruit eten sterk en stoer wordt, blijkt hierbij goed te helpen, zeker op de peuterleeftijd. Wij bieden qua keuzes altijd peer, banaan en appel aan, regelmatig aangevuld met fruit van het seizoen zoals meloen, ananas, mandarijnen, kiwi. ’s Middags rond half 5 krijgen de kinderen nog een keer een plakje ontbijtkoek, een cracker, rijstwafel of soepstengel te eten; je ziet dat ze dan vaak wel eten. Drinken vinden we zo belangrijk dat ze dat ook altijd tussendoor mogen; ze krijgen dan wel water in plaats van sap of melk. Er zijn voldoende eetmomenten per dag. Als ouders van dit eetpatroon af willen wijken gaan we daarover in gesprek. Ook hier mogen de kinderen zelf doen wat ze kunnen en willen doen. Bijvoorbeeld zelf hun brood smeren en (met wat hulp) zelf drinken in schenken. Maar ook helpen de tafel dekken en afruimen. Hygiëne Wij leren de kinderen hun handjes wassen als ze naar de wc zijn geweest, na het buitenspelen en voor het eten. Ook hierin hebben pm-ers een duidelijke voorbeeldfunctie. Het schoonmaken van de spullen op de groepen (materiaal en meubilair) door de pm-ers, met hulp van de kinderen als ze willen, valt hier ook onder. Ook het dragen van overschoenen op de babygroep door de ouders en binnenschoenen of sloffen door de pm-ers vinden wij van hygiënisch belang, omdat baby’s nog alles wat ze tegenkomen in hun mond stoppen en voor sommigen is de vloer zelfs een interessant proefobject. Naast onze eigen maatregelen wordt Nijntje elke werkdag schoongemaakt door een professioneel schoonmaakbedrijf. Bij ziekte en/of besmettingsgevaar hanteren wij de richtlijnen van de GGD en werken wij volgens ons protocol ziekte. Het goede voorbeeld geven Wij proberen ons voortdurend bewust te zijn van onze voorbeeldfunctie. Kinderen hebben een sterke neiging volwassenen te imiteren en dus moeten wij het gedrag dat wij de kinderen willen aanleren ook zelf laten zien, zoals luisteren naar elkaar, wachten op je beurt, elkaar respecteren, rekening houden met elkaar etc. Wij gaan ervan uit dat als kinderen ondervinden dat jij rekening met hen houdt, hen accepteert en naar hen luistert, zij ook met jou/anderen rekening zullen houden en naar jou / anderen zullen luisteren. Niet alleen op dit vlak gaat het om de voorbeeldfunctie die je hebt maar ook bijvoorbeeld bij het toegeven van je ongelijk naar de kinderen toe. 12
Respect en waardering tonen Wij vinden het belangrijk dat kinderen leren rekening houden met andermans behoeften. We gaan ervan uit dat kinderen dat langzamerhand leren naarmate ze ouder worden, door het voorbeeld dat je geeft en door het steeds weer uit te leggen. Dit doen wij zoveel mogelijk door middel van ‘ik-boodschappen’: ‘ik heb nu even geen tijd om voor te lezen, misschien vind je het leuk om zelf even een boekje te lezen, dan ga ik als ik klaar ben straks jou wel voorlezen’…… of …’ik krijg een beetje hoofdpijn als jullie zo schreeuwen….zullen we een rustig spelletje gaan doen?’….. Door duidelijk te zijn over onze grenzen en wensen leert een kind dat het soms zijn eigen behoefte even moet uitstellen.
2.3 HET SPELENDE KIND Wij gaan ervan uit dat spelen de natuurlijke manier is van jonge kinderen om te leren en hun omgeving te verkennen. Door te spelen, oefenen kinderen alle sociale, emotionele, cognitieve, motorische, morele en communicatieve vaardigheden die ze nodig hebben. Het tempo van de ontwikkeling van de bovengenoemde vaardigheden bepaalt het kind zelf.
2.3.1 Bij ons mag je vies worden Inrichting ruimtes met gedifferentieerde speelplekken die de ontwikkeling stimuleren De ruimtes waarin de kinderen spelen, hebben wij zodanig ingericht dat de kinderen worden uitgedaagd om te spelen, maar zij bieden ook de mogelijkheid om zich terug te trekken uit de drukte (box, hangmat, afgeschermde hoekjes, op de bank of een matras). Hierdoor houdt het kind overzicht en wordt het niet snel te druk. Een goed ingerichte ruimte draagt ook bij aan de ontwikkeling en het speelplezier van de kinderen! Het speelgoed is gevarieerd en stimuleert de verschillende ontwikkelingsgebieden. De aanwezige materialen zijn daarnaast natuurlijk stevig, duurzaam, veilig en uitdagend.
Materiaalaanbod en zelf laten ontdekken Op Nijntje wordt meestal bewust gekozen voor het niet structureel maken van resultaatgerichte werkjes met de kinderen, omdat wij van mening zijn dat je kinderen niet de al ontdekte wereld moet aanbieden. Kinderen moeten het zelf ervaren met dat wat er voor handen is, dus zo min mogelijk kant-en-klare kleurplaten of een voorbeeld laten zien van wat ze mogen gaan maken. Het is belangrijk dat een kind zoveel mogelijk materialen leert kennen, maar ook zelf mag ontdekken wat je ermee kunt doen. Natuurlijk spelen de pm-ers in op dat wat er leeft bij de kinderen of dat wat actueel is. Het gaat dus bij het maken van werkjes niet om het resultaat, maar dat het kind leuk bezig is geweest en zelf heeft geëxperimenteerd en weer een heleboel dingen heeft ontdekt!
Kinderen ruimte geven De creativiteit van de kinderen komt tot uiting in hoe ze de ruimte, het speelgoed en speeltoestellen gebruiken. Zij doen iets met wat de omgeving te bieden heeft. Zo kan een simpel takje dat buiten gevonden is een belangrijk voorwerp worden of kan een steentje een toversteen worden of iets anders van waarde voor een kind. Wij gaan ervan uit dat kinderen zich op allerlei manieren ontwikkelen door spel, alleen of samen. Kinderen hebben niet altijd een volwassene nodig die een spel of activiteiten bedenkt; ze kunnen het heel goed zelf. Het blijft natuurlijk leuk en uitdagend om op andere momenten juist wel als volwassene een handreiking te geven aan de kinderen. Bijvoorbeeld door leuke, nieuwe materialen aan te bieden, kinderen net een stukje verder te helpen en leuke, spannende verhaaltjes voor te lezen die je kinderen vervolgens weer ziet gebruiken in fantasiespel. Ook kinderen die meer moeite lijken te hebben om zelf tot spelen te komen worden daarbij door de pm-ers op weg geholpen. Bijvoorbeeld bij een kind dat de hele tijd bij jou op schoot wil zitten, kun je achterhalen waarom een kind dat doet en waarmee of met wie 13
een kind zou willen spelen (dat kan natuurlijk ook met jou zijn!). Bij de baby’s geven we de kinderen ook letterlijk zoveel mogelijk de ruimte om te bewegen. Alle motorische en ook andere vaardigheden leert een kind vooral door het te doen en te ervaren. Een kind dat veel in een wipstoel of maxicosi zit heeft hierdoor niet de mogelijkheid echt te bewegen en daardoor te ontdekken en te ervaren. Wij streven er dan ook naar om het gebruik ervan te beperken.
Buitenspelen Op Nijntje hebben wij een prachtige buitenruimte! De kinderen kunnen hierin van alles ontdekken. Er is ruimte om te fietsen, gras om te stoeien, te rollen, te voetballen, struiken om allerlei verschillende blaadjes en beestjes in te ontdekken, zandbakken om in en bij te spelen, paadjes en ‘hutjes’ tussen de struiken en nog veel meer om te ontdekken en te experimenteren. We hebben voldoende ruimte om leuke beweegspelletjes te doen, om sleetje te rijden of een sneeuwpop te maken in de winter, om lekker met water te spelen als het warm is, om lekker door de plassen te lopen of ze weg te vegen als het heeft geregend (de kinderen hebben hun regenlaarsjes op Nijntje staan) of gewoon om een beetje rond te lopen en overal even te kijken. Door zo met elkaar te spelen, leren de kinderen veel van elkaar. De kinderen proberen zo zelf van alles uit en als ze hulp nodig hebben of gewoon graag willen dat er een pm-er in de buurt is staan wij voor ze klaar. 2.3.2 Spring maar, ik vang je op! Uitdaging bieden In verschillende activiteiten ervaart en verwerkt het kind emoties en drukt het zich uit, bijvoorbeeld door schilderen, kleien, muziek maken, dansen. Pm-ers geven hierbij zo min mogelijk opdrachten: vrije expressie vinden wij belangrijk. De leukste werkstukken worden gemaakt als wij de kinderen hun gang laten gaan. Wij geven de kinderen alleen op het juiste moment door belangstelling of door een aanwijzing een zetje om aan de gang of een stapje verder te gaan. Door een gevarieerd materialenaanbod ondersteunen wij de ontwikkeling van de creatieve vaardigheden. De meeste activiteiten vinden zowel meisjes als jongens leuk, maar natuurlijk wisselt dit ook per kind. Bij wat en hoe we iets aanbieden kijken we dan ook meer naar het individuele kind en proberen hier zoveel mogelijk op in te spelen. De allerkleinsten kunnen veilig spelen in de babytuin die aan de babygroep grenst. Uitdaging en houvast Kinderen ontwikkelen zich optimaal als ze zich op hun gemak voelen. Dan zijn ze ontspannen, nieuwsgierig, tevreden en vol zelfvertrouwen. Als kinderen weten waar ze aan toe zijn en als ze kunnen overzien wat er gaat gebeuren en wat er van hen verwacht wordt, zal dat bijdragen aan een gevoel van veiligheid. Dat bereiken we door duidelijk en respectvol structuur te bieden en grenzen te stellen; dus door duidelijk te zijn over wat wel en niet mag en uit te leggen waarom. Peuters zijn sterk bezig met het ontdekken van hun eigen wil. Als er iets van hen gevraagd wordt, zien wij dat kinderen zich vaak verzetten (als is het maar alleen vanwege het verzet). Wij gaan met een kind zo min mogelijk de strijd aan, maar proberen het kind spelenderwijs uit het verzet te krijgen. Wel proberen we eerst te achterhalen waarom een kind iets niet wil. Een kind dat niet aan tafel wil, blijkt soms een plekje naast een ander kind in gedachten te hebben gehad dat nu al bezet is. Vaak lost zoiets zich al vanzelf op of met enig onderhandelen. Of als het tijd is om aan tafel te gaan en een kind weigert te komen, kan de pm-er het kind achterna gaan en het al stoeiend mee nemen naar de tafel. Wat wij ook doen is het kind een keuze bieden: het kind heeft dan niet het idee gedwongen te worden tot iets waar het geen zin in heeft en wij voorkomen dat er een machtstrijd ontstaat. Bijvoorbeeld ‘wil je eerst je jas aan of eerst je das om? Wij bieden het kind geen keuze als het geen keuze heeft, dus niet: ‘zullen we naar buiten gaan?’ maar ‘kom op, we gaan naar buiten’. Als een kind dan toch boos wordt, omdat het niet wil, proberen wij door middel van actief luisteren het kind te begrijpen en door middel van ikboodschappen duidelijk te maken dat wij toch naar buiten gaan. Boos zijn mag, maar het is niet een manier om je zin te krijgen.Bijvoorbeeld ‘je was net zo leuk met de trein aan het spelen hè? Je wilt nog heel graag doorspelen? En ik wil heel graag met alle kinderen tegelijk 14
aan tafel eten want dat vind ik heel gezellig! Kinderen zelf laten ontdekken Wij sluiten aan bij de manier waarop jonge kinderen leren. Met een beperkt aantal regels en grenzen kunnen kinderen zelf aan de slag. Kinderen krijgen de gelegenheid om te voelen, proeven, ruiken, horen en ervaren. Ze mogen doen en kijken wat dat teweeg brengt. Kinderen laten we zoveel mogelijk zelf ontdekken. Wij volgen de intenties en belangstelling van kinderen. Wij helpen hen deze te realiseren en stimuleren hiermee de ontwikkeling van de kinderen. Wij kijken naar mogelijkheden in plaats van onmogelijkheden. Daarom hebben we de buitenruimte voor een deel al zo ingericht of er zijn bepaalde materialen neergelegd zodat dit voor de kinderen mogelijk is. Een deel van de tuin is ook ingericht als moestuin, waar de kinderen samen met ons mogen kijken, voelen, wroeten, zaaien en oogsten. Duidelijkheid, herkenning In de dagindeling staan vaste momenten, die elke dag weer terugkeren en die de kinderen daardoor houvast bieden. Kinderen hebben nog weinig besef van tijd, maar "na het sap en fruit" of "als wij gaan uitkleden" zijn al snel duidelijke tijdsaanduidingen. Er is veel tijd voor vrij spelen; kinderen kiezen zelf waar zij mee willen spelen uit het aanbod wat er op de groepen staat. Medewerkers proberen ook zoveel mogelijk tijd in te ruimen voor individuele aandacht: even stoeien of knuffelen met een kind, samen een boekje lezen of even kletsen. Activiteiten Elke dag krijgen de kinderen wel een of andere activiteit aangeboden. Dit kan een creatieve activiteit zijn (zoals plakken), een bewegingsspelletje (zoals Timpetampetovenaar) of met zijn allen lekker dansen op muziek. Maar het kan ook samen buiten blaadjes zoeken of beestjes zoeken zijn of samen met stoepkrijt spelen of met water. Vaak passen de activiteiten bij een thema als het seizoen, Sinterklaas, vakantie of het voorleesontbijt; het kan echter ook aansluiten op een ander onderwerp waar kinderen vol van zitten, zoals ziek zijn of baby’s. De oudere kinderen (vanaf 3 jaar) bieden we regelmatig activiteiten aan die net iets meer uitdaging bieden, zoals diverse spelletjes, een (deel van een) boekje ‘naspelen’, moeilijkere puzzels, mini Loco, samen moeilijke bouwsels maken met Lego en bijvoorbeeld een soort weef/borduur activiteit of iets maken met strijkkralen. Ook het groepje kinderen dat opblijft, vindt dit soort dingen erg leuk om te doen. Er is daarbij niet echt verschil tussen jongens en meisjes; wat ze een ander zien doen en maken willen ze zelf meestal ook. 2.3.3 Wat heb je gevonden? Individuele aandacht en signalen herkennen Kinderopvang is een groepsgebeuren, maar het is erg belangrijk om kinderen intussen een stuk individuele aandacht te geven. Dit doe je door bijvoorbeeld echt met je volle aandacht met het kind bezig te zijn tijdens verschoonmomenten of tijdens voedingsmomenten bij de baby’s, tijdens het (helpen bij het) aan- en uitkleden, tijdens momenten dat je een kind iets vraagt of zegt of dat een kind jou iets vertelt. Maar ook als je een kind op schoot hebt, zomaar even tussendoor of door tijdens groepsmomenten even oogcontact te hebben of het kind bij de naam te noemen. Vele momenten tijdens de dag lenen zich voor individuele aandacht en dat is van groot belang voor het gevoel van vertrouwen, veiligheid en welbevinden van het kind. Baby’s begrijpen nog niet dat wat je niet ziet er nog wel kan zijn: als je uit het zicht bent, besta je voor hen niet meer. Wanneer baby’s er moeite mee hebben mensen uit het zicht te zien verdwijnen, laten wij horen dat wij er nog wel zijn. Door middel van kiekeboe-spelletjes in allerlei variaties leren wij de kinderen dat dingen/mensen ook weer terug komen na uit het zicht te zijn geweest. Veel kinderen hebben een speentje en/of een favoriete (eigen) knuffel. Een speen of een knuffel is voor sommige kinderen een belangrijke bron van troost en veiligheid. Als een kind zich zo af en toe eens terug wil trekken met zijn speen en knuffel, dan mag dat. De pm-er probeert er achter te komen waarom het kind daar op dat moment behoefte aan heeft. Is het kind moe en moet het gewoon even opladen? Voelt het kind zich niet lekker? Voelt het kind zich niet veilig? De pm-er probeert het kind datgene te bieden waar het (vaak zonder woorden) om vraagt. 15
Observeren Jaarlijks observeren wij ‘het welbevinden’ van de kinderen. Daarbij kijken we hoe het met de kinderen gaat; individueel en op de groep, om eventueel ons pedagogisch handelen bij te kunnen stellen. Het gaat hierbij dus vooral om de sociaal-emotionele ontwikkeling. De uitkomsten van die observaties bespreken we met de ouders. Bij het bespreken van de observaties hebben we het niet alleen over het ‘welbevinden’, maar we bepreken ook kort de volgende ontwikkelingsgebieden: vrij spelen, taalontwikkeling, vitale functies (fijne en grove motoriek, zindelijkheid, eten, slapen) en creatieve ontwikkeling. Bewust maken van de wereld Met boekjes, speelgoed, fantasiespel en in gesprekjes spelen wij in op onderwerpen, die op dat moment actueel zijn: zindelijkheid, geboorte van een broertje/zusje, angst, Sinterklaas etc. Op deze manier bieden wij kinderen spelenderwijs manieren aan om dingen te verwerken en maken wij de kinderen bewust van de wereld om hen heen. Kinderen kunnen altijd met hun emoties bij de pm-er terecht en zij mogen erop rekenen dat zij serieus worden genomen. Bijvoorbeeld kinderen die bijna jarig zijn en dat heel spannend vinden, kunnen rekenen op ons begrip als zij daardoor wat minder kunnen hebben of wat onrustig zijn. Of als kinderen heel trots komen vertellen dat zij iets nieuws hebben geleerd of gekregen, leven wij met hen mee. Ook als een kind bang is voor Sinterklaas of Piet, zullen wij het kind niet zomaar bij de goede man op schoot zetten. Wij proberen het kind van een veilige afstand aan hem te laten wennen, lezen boekjes, vertellen erover, praten met het kind en hopen dan dat het over zijn angst heen komt. Vaak vindt een kind het wel oké als het lekker bij de ouder op schoot zit.
2.3.4 Probeer het maar! Zelf laten doen Wij stimuleren de zelfstandigheid van de kinderen: het is goed voor het zelfvertrouwen als kinderen dingen zelf kunnen. Hierbij houden we rekening met het ontwikkelingsniveau van elk kind. Wij helpen het kind als het nodig is en het erom vraagt, maar moedigen het aan dingen zelf te proberen, zoals met eten en drinken, aan- en uitkleden. Bijvoorbeeld zelf je boterham smeren en zelf drinken inschenken; zelf proberen je benen en voeten in en door de broekspijpen te krijgen of je trui over je hoofd trekken. Kinderen hoeven vaak alleen maar een beetje geholpen te worden om het verder zelf te kunnen. En als we kinderen de tijd geven echt rustig te proberen lukt het vaak zelf helemaal zonder hulp. Wij reageren enthousiast als een kind iets nieuws probeert (positieve aandacht en complimenten), ook al lukt het (nog) niet en wij moedigen het aan het nog een keer te proberen. Soms vragen we kinderen iets te proberen om te kijken waar zij aan toe zijn, hoe ver zij zijn in bepaalde dingen, zoals zitten (baby’s), springen (dreumesen), poppetjes tekenen (peuters). Door nieuwe dingen aan te bieden, dagen wij de kinderen uit om zich verder te ontwikkelen, maar kinderen moeten ook de gelegenheid krijgen dingen te herhalen om zich dingen goed eigen te maken en zich zeker te gaan voelen over hun eigen kunnen. Verantwoordelijkheid dragen Wij willen kinderen leren verantwoordelijkheid te dragen voor de dingen en mensen in hun leefomgeving. Daarvoor moeten wij hen de verantwoordelijkheid geven die zij aankunnen: pm-ers en kinderen dragen samen zorg voor de dagelijkse gang van zaken. Wij leren de kinderen zorg te dragen voor zichzelf, anderen, het materiaal en de ruimte. Bijvoorbeeld als je wilt, mag je meehelpen tafels schoonmaken na een activiteit of na het eten; voor het eten gaan we met zijn allen handen wassen; als een ander kind het wil mag je helpen bij het aankleden; als je ergens niet meer mee wil spelen, ruim het dan zoveel mogelijk op waar het hoort, zodat een ander kind het terug kan vinden; als je gemorst hebt mag je als je wilt zelf ook een doekje pakken om het schoon te maken.
16
3. SAMENWERKEN MET DE OUDERS (zie ook: Onze Spelregels, Ouderbetrokkenheid en communicatie) Contacten met de ouders Het belangrijkste contact dat ouders hebben, is met de pedagogisch medewerkers (pm-ers) van de groep. Wij vinden het belangrijk om een goede band op te bouwen met ouders en kinderen. Als ouders zich goed voelen bij ons, zal dit zeker een positieve invloed hebben op hun kinderen. Wij staan open voor vragen en opmerkingen van ouders. De meeste contactmomenten vinden plaats tijdens de dagelijkse breng- en haalmomenten. Als er in de groep even geen tijd is om een gesprek te voeren, kan er altijd een afspraak gemaakt worden om op een ander tijdstip te praten. Nadat de definitieve plaatsing van een kind is geregeld, neemt één van de pm-ers die het kind in de groep krijgt, contact op met de ouders. Er worden afspraken gemaakt over de wenperiode. In het plaatsingsgesprek (intakegesprek) worden alle praktische zaken besproken. Wij observeren een kind jaarlijks en bespreken deze observatie met de ouder(s). Als er zaken zijn waar ouders ontevreden over zijn, kunnen zij terecht bij de pm-ers of bij de (assistent)leidinggevende. Wij horen graag van ouders hoe zij de opvang ervaren. Hiervoor hebben wij ook klacht- en complimentenformulieren, waardoor we onze kwaliteit kunnen blijven verbeteren. Mocht het gedrag van een kind ons voor vraagtekens zetten dan kunnen wij, altijd in overleg met ouders, de hulp van onze pedagoog inschakelen. Zij is werkzaam binnen Ludens. Zij zal het desbetreffende kind en de pm-ers dan observeren en haar bevindingen terugkoppelen aan pm-ers en ouders van het kind. Ouderbetrokkenheid Ludens vindt ouderbetrokkenheid belangrijk en streeft ernaar dat elke locatie een oudercommissie (OC) heeft waarin de ouders zijn vertegenwoordigd. De lokale oudercommissies en de centrale oudercommissie werken op basis van een reglement. De reglementen volgen het model dat is ontworpen door de belangenvereniging voor ouders, BOinK, en de werkgeversorganisaties. Als u belangstelling hebt voor deelname aan de lokale oudercommissie, dan kunt u contact opnemen met de leidinggevende van Nijntje of rechtstreeks met de oudercommissie. Voor deelname aan de centrale oudercommissie kunt u terecht bij het secretariaat van Ludens via
[email protected]. Oudercommissie De ouders zijn vertegenwoordigd in een oudercommissie (OC). De OC behartigt de belangen van de kinderen en de ouders. De OC geeft advies over de algemene gang van zaken en fungeert als aanspreekpunt voor de ouders. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen waar zij adviesrecht over hebben: 1. Uitvoering kwaliteitsbeleid, betreffende het aantal kinderen per pedagogisch medewerker, groepsgrootte, opleidingseisen beroepskrachten en inzetbaarheid van beroepskrachten in opleiding; 2. Pedagogisch beleidsplan; 3. Voedingsaangelegenheden; 4. Risico inventarisaties veiligheid en gezondheid; 5. Openingstijden; 6. Vaststelling of wijziging van een klachtenregeling en het aanwijzen van de leden; van de klachtencommissie; 7. Wijziging van de prijs. De oudercommissie komt meestal elke zes weken bij elkaar en eens in de twaalf weken is de leidinggevende en/of de assistent daarbij aanwezig. De OC organiseert in principe jaarlijks een ouderavond. Centrale Oudercommissie Ouders, als belangenbehartigers van hun kind, hebben ook organisatiebreed een plaats bij Ludens in de Centrale Oudercommissie. Het doel van de centrale OC is gemeenschappelijke belangenbehartiging op centraal niveau. Daarnaast is de centrale OC klankbord, stimulans, aanspreekpunt en signaleerder. 17
Communicatie met ouders Op Nijntje worden jaarlijks bijeenkomsten georganiseerd voor ouders, zoals ouderavonden en ‘feestjes’. We houden ouders regelmatig op de hoogte van het ‘welbevinden van de kinderen’ en van het reilen en zeilen van de opvang. We doen dit door: Nieuwsflitsen van Nijntje zelf. Deze worden verspreid als er nieuws te melden is dat niet kan wachten op de volgende ‘Ludens bericht van…’. Een oudergesprek (eens per jaar) naar aanleiding van de ‘observatie welbevinden’. Ouderbijeenkomsten.
Evaluatie Als kinderen ons kindercentrum verlaten, vragen wij de ouders een evaluatieformulier in te vullen. Alle ouders krijgen een exit-gesprek.
18
BIJLAGE 1: DAGINDELING EN GROEPEN Nijntje heeft 3 groepen, 1 baby groep van maximaal 14 kinderen per dag in de leeftijd van 0 tot 2 jaar. Hier werken 3 pedagogisch medewerkers. Een verticale groep van maximaal 12 kinderen per dag in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. Hier werken 2 pedagogisch medewerkers. Daarnaast nog een peutergroep van maximaal 14 kinderen per dag in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. Hier werken 2 pedagogisch medewerkers.
Babygroep Bij de baby’s gaan we flexibel om met de dagindeling: kinderen houden in hoge mate hun eigen ritme aan wat eten en slapen betreft. Echt afwijken van het eigen ritme gebeurt vooral naar aanleiding van de behoefte van een kind; een kind wordt in principe bijvoorbeeld niet wakker gemaakt voor een flesvoeding, tenzij ouders dat willen. Onderstaande dagindeling geldt dus niet voor alle kinderen. Kinderen kunnen worden gebracht tussen 7.30 uur en 9.15 uur. Er is tijd voor overdracht. Om ongeveer 9.30 uur zijn alle kinderen binnen. De kinderen krijgen sap en fruit en daarna vaak nog een cracker/soepstengel/rijstwafel. Bij de baby’s wordt voornamelijk vrij gespeeld. Tussen de bedrijven door wordt er door de pm-ers veel met de kinderen geknuffeld, gespeeld (kiekeboe, kriebelspelletjes) en gestoeid. Flessenkinderen krijgen in de loop van de ochtend een fles; kinderen die twee keer per dag slapen gaan in de loop van de ochtend naar bed. Om ongeveer 11.15 gaan de "groten" aan tafel: er wordt gezongen, brood gegeten en melk gedronken. Daarna worden de kinderen uitgekleed en naar bed gebracht. Om ongeveer 14.30 uur zijn de meeste kinderen wakker en krijgen zij yoghurt en een flesje diksap of melk. Kinderen die twee keer slapen, gaan in de loop van de middag nog een keer naar bed. De rest van de middag is er tijd om vrij te spelen, binnen of buiten, alleen of met elkaar. Vanaf 16.00 uur kunnen de kinderen weer worden gehaald. Verticale groep De kinderen van de verticale groep kunnen worden gebracht tussen 7.30 uur en 9.15 uur. Er is tijd voor overdracht. Sommige ouders blijven nog even om samen een boekje te lezen of een puzzeltje te maken. Om ongeveer 9.15 uur zijn alle kinderen meestal binnen. Om 9.30 uur drinken de grotere kinderen sap met een cracker/rijstwafel/soepstengel. De kleinere kinderen zijn aan het spelen of aan het slapen. Na het sap drinken zijn er voor de grotere kinderen per dag 2 activiteiten waar ze uit kunnen kiezen. Eén activiteit is in het atelier en één activiteit is in de grote speelhal. De kinderen die niet mee willen doen blijven op de groep of gaan zelf spelen in de grote hal. Soms doen we een gezamenlijke activiteit zoals bij voorbeeld een verjaardag vieren of muziek maken. Na de activiteit gaan we naar buiten, het liefst met iedereen maar het kan ook gebeuren dat 1 pm’er met de grotere kinderen naar buiten gaat en de kleinere kinderen op de groep blijven en de fles krijgen. Om 11.30 gaan de kinderen naar binnen en aan tafel. Liedjes zingen, kletsen, brood eten, melk drinken. Door het gezellig te maken aan tafel proberen we sociaal gedrag en gezond eetgedrag te stimuleren. Na het eten gaan de kinderen die gaan slapen zich uitkleden of worden uitgekleed. De kinderen worden verschoond en kinderen die zindelijk zijn, of kinderen die nog een luier dragen en zelf willen, gaan plassen op de wc. Om 12.30 uur gaan de kinderen naar bed; bij de peuters wordt er nog een verhaaltje voorgelezen. Peuters die opblijven, gaan met een pm’er een spelletje doen, of bijvoorbeeld met de trein of lego spelen . Vanaf 14.00 uur komen de kinderen die wakker zijn uit bed en gaan zich aankleden. Daarna is er weer tijd voor een activiteit, buiten spelen of gewoon vrij spelen. 19
Om 15.30 uur gaan de kinderen met een pm-er in hun eigen stamgroep aan tafel; ook nu weer tijd voor een verhaaltje, liedjes, muziek maken e.d. Daarna groente eten en sap drinken. Vanaf 16.00 uur kunnen de kinderen weer worden gehaald. Peutergroep De kinderen van de peutergroep kunnen worden gebracht tussen 7.30 uur en 9.15 uur. Sommige ouders blijven nog even om samen een puzzeltje te maken of een boekje te lezen. Verder spelen de kinderen vrij; sommige kinderen moeten hun energie kwijt en gaan meteen ‘rennen’, andere kinderen moeten nog op gang komen en zitten aan tafel te puzzelen en te spelen. Om ongeveer 9.15 uur zijn alle kinderen meestal binnen. Om 9.30 uur drinken de kinderen sap met een cracker/rijstwafel/soepstengel en daarna doen ze vaak een activiteit. Per dag zijn er 2 activiteiten waar de kinderen van de peutergroep en van de verticale groep uit kunnen kiezen, één in het atelier en één in de speelhal. De kinderen die niet mee willen doen kunnen of zelf op de groep spelen of in de speelhal. Soms doen wij een gezamenlijke activiteit (verjaardag vieren, muziek maken), soms gaan wij meteen om 9.30 uur naar buiten. Afhankelijk van hoe lang kinderen met de activiteit kunnen en willen doorgaan, is er daarna weer tijd om vrij te spelen. Deelnemen aan de activiteit is overigens niet verplicht, maar wordt wel positief gestimuleerd. Om 11.30 uur gaan de kinderen in hun eigen stamgroep aan tafel: liedjes zingen, kletsen, brood eten, melk drinken. Door het gezellig te maken aan tafel proberen we sociaal gedrag en gezond eetgedrag te stimuleren. Na het eten gaan de kinderen die gaan slapen zich uitkleden of worden uitgekleed. De kinderen worden verschoond en kinderen die zindelijk zijn, of kinderen die nog een luier dragen en zelf willen, gaan plassen op de wc. Om 12.30 uur gaan de kinderen naar bed; bij de peuters wordt er nog een verhaaltje voorgelezen. Peuters die opblijven, gaan met een pm’er een spelletje doen, of bijvoorbeeld met de trein of lego spelen. Vanaf 14.00 uur komen de kinderen die wakker zijn uit bed en gaan zich aankleden. Daarna is er weer tijd voor een activiteit, buiten spelen of gewoon vrij spelen. Om 15.30 uur gaan de kinderen met een pm-er in hun eigen stamgroep aan tafel; ook nu weer tijd voor een verhaaltje, liedjes, muziek maken e.d. Daarna groente eten en sap drinken. Vanaf 16.00 uur kunnen de kinderen weer worden gehaald.
20
BIJLAGE 2: RITUELEN EN FEESTEN Afscheid van de ouders Samen met de kinderen zwaaien wij bij het raam (of bij de deur) naar de ouders die weggaan. Afsluiten van de dag Wij sluiten de dag meestal binnen af door de kinderen die willen een aantal activiteiten aan tafel aan te bieden, zoals Lego en klei. Buiten zijn de kinderen vaak aan het fietsen, glijden en in het huisje aan het spelen of lopen we samen rond om overal even te kijken. Verjaardagen De verjaardagen van de kinderen en ook de pm-ers worden natuurlijk gevierd. Wij maken er een feestelijke dag van: we hangen slingers op en de jarige krijgt een mooie feestmuts. Er wordt gezongen, het kind krijgt een cadeautje en mag uitdelen (verantwoorde traktaties volgens de afspraken bij Nijntje). Voor kinderen die 3 en 4 jaar worden is een verjaardag niet compleet zonder poppenkast. Ouders zijn altijd welkom bij het vieren van de verjaardag van hun kind. Ludens heeft een algemeen voedingsbeleid ontwikkeld waarin ook een paragraaf over traktaties is opgenomen. Het beleid is er op gericht dat de kinderen een verantwoorde traktatie uitdelen. Dit houdt in dat de traktaties niet te vet zijn, niet teveel suiker bevatten en niet te calorierijk zijn. Omdat er ook kinderen worden opgevangen met een voedselallergie, is het van belang dat ouders vooraf met de pm-ers overleggen over de keuze van de traktatie. Hier volgen wat voorbeelden voor verantwoorde traktaties (zie ook voedingsbeleid): Rozijntjes zonder glazuur of sultana als cadeautje verpakt, danoontjes, stukje worst, olijfjes, blokjes kaas, kaasstengel, waterijsjes, cakejes zonder slagroom, kapiteinkoek. Bij de baby’s wordt er vaak getrakteerd op speciale nijntje koekjes, mini-rijstwafels of een klein cadeautje. Doorstroom van de babygroep naar verticale of peutergroep Enige tijd voordat uw kind 2 jaar wordt, ontvangt u een brief met daarin aangegeven naar welke groep uw kind gaat en wanneer. U kunt bij informatie en plaatsing uw voorkeur uitspreken voor óf de verticale óf de peutergroep. Er zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met uw voorkeur. In de brief staat ook het moment waarop uw kind overgaat en de opbouw van het wennen op de nieuwe groep. Deze opbouw is een uitgangspunt en kan aangepast worden aan het kind. Bij de overgang wordt in ieder geval een overdrachtsgesprek tussen beide aandachtspm-ers van de twee groepen gehouden, waarbij alle belangrijke dingen t.a.v. het kind besproken worden. Ook de ouder(s) kunnen hierbij aanwezig zijn indien zij dit willen. De opbouw van het wennen op de volgende groep staat al beschreven in 2.1.1. Afscheid van Nijntje De meeste kinderen nemen afscheid van Nijntje als zij 4 jaar worden. Het verjaardagsfeest en het afscheid vallen dan samen. Als kinderen eerder weggaan, wordt een afscheids"feestje" gevierd, vergelijkbaar met een verjaardag. De kinderen krijgen een leuke herinnering aan Nijntje mee. Ook als pm-ers weggaan van Nijntje, nemen zij duidelijk afscheid. Voordat kinderen weggaan wordt er vaak al druk door hen over het aanstaande afscheid en de basisschool gepraat. Sinterklaas Elk jaar vieren we Sinterklaas op Nijntje. Alle kinderen van Nijntje mogen op die dag met één ouder naar Nijntje komen. Wij zingen dan heel veel liedjes en Sinterklaas neemt óf voor elk kind een cadeautje mee óf Sinterklaas geeft een cadeau voor op de groep. Alle groepen worden versierd, er wordt Sinterklaas muziek gedraaid en kruidnootje gegeten (door wie het mag). Kerstmis en Pasen Deze feesten "vieren" wij bescheiden. Wij brengen de groepen gezellig in kerst- of paassfeer met een kerstboom of een paastak en andere versierselen. De laatste dag voor de 21
kerstvakantie eten wij kinderen die op die dag op Nijntje zijn een “kerstlunch”. Voorjaarsontbijt Elk jaar organiseert de ouderwerkgroep een voorjaarsontbijt voor alle Nijntje-kinderen en hun ouders, broers en zussen. Iedereen neemt iets te eten of te drinken mee en er wordt iets leuks georganiseerd voor de kinderen (Springkussen, schminken, muziek etc.).
22
BIJLAGE 3: ONDERSTEUNING BEROEPSKRACHTEN Bij Ludens werken we met gediplomeerde pedagogisch medewerkers (pm-ers). We houden ons aan de regels die voorgeschreven zijn door de wet en de GGD. De omvang van de groepen ligt vast in de CAO en Ludens hanteert deze norm. Bij het uitvoeren van hun werkzaamheden worden de pm-ers ondersteund door:
Teamleider voor aansturing, begeleiding en coördinatie in verband met het uit te voeren beleid en de dagelijkse gang van zaken Afdeling Informatie en Plaatsing (I&P): regelt de aanmelding en plaatsing van kinderen Afdeling Personeel en Organisatie (P&O): regelt de aanstelling van medewerkers Afdeling Facilitaire zaken: zorgt voor reparaties en onderhoud van gebouwen en buitenterreinen. Externe schoonmaakbedrijven: zorgen voor reinigingswerkzaamheden. Gebiedsmanager voor aansturing en begeleiding op managementniveau. Pedagoog voor advies en ondersteuning van pm-ers indien dit noodzakelijk is (in overleg met de ouders). Oudercommissie voor advies. GGD voor toezicht houden en controleren op uitvoering van wettelijk vastgesteld beleid. Ludens is HKZ gecertificeerd en werkt volgens het HKZ-kwaliteitssysteem. Dit wordt gecontroleerd door een extern auditbureau.
Ludens leidt ook mensen op. Dit doen we via het leerlingwezen. Dit betekent dat er soms leerlingen in het kinderdagverblijf werken die in opleiding zijn. Zij worden begeleid in de groep en daarbuiten door een praktijkopleider. Daarnaast werken er bij ons stagiaires die de traditionele mbo-opleiding doen en bij ons stage lopen. Deze mensen zijn niet in dienst bij Ludens en worden niet betaald.
23
BIJLAGE 4 : OMGAAN MET BIJZONDERE GEBEURTENISSEN Ieder kind kan in aanraking komen met gebeurtenissen die van invloed zijn op het functioneren of op de ontwikkeling van het kind. Een kind kan bijvoorbeeld ernstig ziek worden, er kunnen problemen in de gezinssituatie zijn, er kan sprake zijn van een stoornis of achterstand in de ontwikkeling of lastig gedrag. Als deze gebeurtenissen klein van aard zijn, kunnen we het kind met wat extra zorg en aandacht of wat kleine aanpassingen helpen. Er komen echter ook situaties voor die de pedagogisch medewerkers en/of ouders niet eenvoudig opmerken of die ernstiger van aard zijn, zodat professionele hulp en zorg van buiten het kinderdagverblijf noodzakelijk is (altijd in overleg met de ouders). Vastlegging van beleid Ludens heeft beleid vastgelegd conform de wet BIG, het signaleren en begeleiden van problemen ten aanzien van kinderen met opvallend gedrag of kinderen die extra zorg nodig hebben, hoe te handelen bij vermoeden van kindermishandeling, hoe om te gaan met pestgedrag in een groep, hoe te handelen in geval van overlijden en hoe te handelen bij ziekte en ongevallen. Dit beleid is terug te vinden in het kwaliteitshandboek. Protocollen beschrijven welke stappen wij kunnen zetten als er iets bijzonders is met een kind. We kunnen onze eigen Ludens pedagoog inschakelen om de pm-ers te ondersteunen en te adviseren bij hun omgang met kinderen met gedrags- of ontwikkelingsproblematiek. Ook kunnen we onze pedagoog vragen om een kind op de groep te observeren. Dit wordt alleen gedaan na toestemming van de ouders. Contact met ouders Wanneer wij ons zorgen maken over het functioneren of de ontwikkeling van een kind, dan delen wij onze bezorgdheid met ouders. Ouders kunnen ook met vragen ten aanzien van de ontwikkeling van hun kind bij de pm-er of de leidinggevende terecht. Samen met ouders en eventueel in samenwerking met andere instanties kan het kindercentrum meewerken aan een oplossing van het probleem.
24
BIJLAGE 5: KINDEROPVANG GEDURENDE EXTRA DAGDELEN Ruildagen Een ruildag kunt u aanvragen, indien de dag die u niet gebruikt nog ter beschikking gesteld kan worden voor opvang aan een andere ouder. Ruildagen kunt u aanvragen via de groep of direct op het kantoor van Nijntje. Zij kijken dan of er plek is op de gewenste dag. Is dit het geval dan wordt dit door gegeven aan de afdeling I&P en de dag die u niet gaat gebruiken wordt dan ter beschikking gesteld voor anderen. De Ludens studiedag kunt u binnen een half jaar inhalen, wanneer deze valt op uw opvangdag. Ook hier geldt dat er nog wel een plek beschikbaar dient te zijn. Opvang in een andere stamgroep bij ruildagen of extra dagen Ludens vangt elk kind op in een vaste stamgroep. Wanneer u incidenteel extra opvang voor uw kind wenst op een dag dat er geen plaats is in de vaste stamgroep, mogen wij uw kind in een andere stamgroep plaatsen. Hiervoor moet u vooraf als ouder/verzorger schriftelijk toestemming geven op een speciaal formulier. Dit formulier wordt op de groep bewaard. VrijSpel Een veel gehoorde wens van ouders is om gemakkelijker een extra (half) dagje opvang af te kunnen nemen, voor een klus op het werk, een vergadering, een dagje sauna of wat dan ook. Daarom ontvangen alle ouders, die in 2014 een kinderdagverblijf- of BSO-contract bij Ludens hebben, VrijSpel. Afhankelijk van het aantal dagen dat uw kind gebruikmaakt van een kinderdagverblijf of BSO ontvangt u een dagdeel VrijSpel of VrijSpelen, en dus meerdere dagen extra opvang in de eigen, bekende groep. Alle ouders van de kinderdagverblijven en de BSO’s hebben inmiddels bericht gehad over het aantal VrijSpel(en). Alleen ouders met een contract dat na 1 januari is ingegaan, krijgen pas per 1 juli een bericht over VrijSpel, per e-mail. Reserveren van VrijSpel bij een kinderdagverblijf kan op de website, via “Mijn menu”.
25
BIJLAGE 6: OMGAAN MET SAMENVOEGEN VAN GROEPEN Plaatsing op twee groepen In principe wordt een kind op één groep geplaatst, maar wanneer het niet anders kan, wordt hier tijdelijk van afgeweken. (Regeling Kwaliteit Kinderopvang en Peuterspeelzalen art. 5, lid 13: Een kind kan tijdelijk worden opgevangen in één andere stamgroep dan de stamgroep, dat wil zeggen de stamgroep waarin het kind is opgenomen. De ouder van het kind moet hiervoor vooraf schriftelijke toestemming geven.) Structurele mutatie samenstelling groepen Wanneer door het herschikken van de groepen een kind in twee stamgroepen wordt geplaatst, zal de leidinggevende dit schriftelijk met de ouders overeenkomen. Hiervoor wordt een speciaal formulier ondertekend door ouder en leidinggevende. Dit formulier wordt bewaard in het kinddossier. Samenvoegen/samenwerken van groepen Wanneer de groep in zijn geheel wordt samengevoegd met een andere groep hoeft er niets geregeld te worden, op voorwaarde dat van iedere groep een vaste pedagogisch medewerker aanwezig is. De leidinggevende zorgt voor informatie aan ouders.
26
BIJLAGE 7: OMGAAN MET VIEROGENPRINCIPE Op kinderdagverblijf Nijntje wordt, net als op alle kinderdagverblijven van Ludens, volgens rooster geopend en gesloten met twee medewerkers. Dit is een wettelijke verplichting volgens de CAO. Bovendien werken wij sinds dit jaar volgens het zogenaamde vierogenprincipe, volgens de Commissie Gunning. Het vierogenprincipe houdt in dat er altijd een volwassene kan meekijken óf meeluisteren met een beroepskracht. Dit hoeft niet een andere beroepskracht te zijn. Een beroepskracht kan nog steeds alleen op de groep staan, zolang er maar een andere volwassene kan meekijken of meeluisteren. Maatregelen die daarom in samenspraak met team en oudercommissie op Nijntje zijn genomen in verband met het vierogenprincipe: Op elke slaapkamer staat een babyfoon aan als er kinderen in die slaapkamer zijn. Deze babyfoon kan worden beluisterd door een andere medewerker op de groep of van een andere groep.
In de deur van de achterslaapkamer op de babygroep is een raampje gemaakt van 25x25 cm om naar binnen te kunnen kijken.
In de deur van de sanitaire ruimte van de peutergroep is een raampje van 25x25 cm gemaakt om naar binnen te kunnen kijken, indien de deur op verzoek van een kind gesloten is. De deur wordt op initiatief van een medewerkers zelf nooit gesloten.
Aan het eind van de dag, wanneer er nog één medewerker op de babygroep over is, wordt er een babyfoon aangezet waarvan de ontvanger bij de verticale of de peutergroep komt te staan.
In het raam van de slaapkamerdeur van de verticale groep is een strook in de verduisteringsfolie weggehaald om naar binnen kijken mogelijk te maken.
In de ramen naast de slaapkamerdeuren van de peutergroep is een strook in de verduisteringsfolie weggehaald om naar binnen kijken mogelijk te maken.
Indien mogelijk en wenselijk (afhankelijk van het aantal kinderen) worden groepen aan het eind van de dag samengevoegd.
Een aantal andere afspraken of regels zijn: Stagiaires staan altijd onder toezicht. Bij gevorderde stagiaires kan het voorkomen dat zij incidenteel ingezet worden als pm-er, maar dan zijn ze al langere tijd (maanden) bij ons in dienst. Invalkrachten kunnen net als vaste medewerkers tijdens pauzes e.d. alleen op de groep zijn. Wij werken echter veel met vaste invalkrachten. Daarbij hebben we een cultuur waarbij we geregeld bij elkaar binnenlopen. Voordeuren zijn beveiligd met een intercom, pedagogisch medewerkers weten wie ze binnenlaten en zijn alert op ‘vreemden’. Bij uitstapjes handelen we volgens het daarbij behorende protocol en gaan we in principe niet alleen of met één kind op stap.
27