Pablo Perruche
Pablo Perruche
Peter Lievens
© 2014 by Peter Lievens & vzw de Scriptomanen Cover: Peter Lievens Contact:
[email protected]
Uitgegeven via het POD-platform mijnbestseller.nl www.scriptomanen.org - www.everstorybooks.com www.inter-actief.be Wettelijk Depot D/2014/12.262/3 ISBN 9789462546448 NUR 301 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
‘Er zijn varkens die walgen van hun eigen drek, maar erin blijven zitten vanwege hetzelfde extreme gevoel waardoor iemand die schrikt niet wegloopt voor een gevaar. Er zijn varkens van het noodlot, zoals ik, die niet weglopen voor de dagelijkse banaliteit juist vanwege de aantrekkingskracht van het eigen onvermogen. Ze lijken op vogels gegrepen door de gedachte aan een slang, op vliegen die boven bomen zweven zonder iets te zien, tot ze binnen het slijmerige bereik van een kameleon komen. Zo laat ik mijn bewuste onbewustheid langzaam wandelen op mijn boomstam van het normale.’ Uit Het boek der rusteloosheid van Bernardo Soares, een van de talloze heteroniemen van Pessoa.
5
Deel 1 De zilveren belofte Het is zondagvoormiddag en ik ben met mijn mama alleen! Zoals iedere zondag zit papa bij Marcel de bierman, onze overbuur, en is mijn zus Kim naar de bib. Kleine broer slaapt. Ik ben met mama alleen in de keuken en ik vind het zalig! Het middageten pruttelt op het gasfornuis. Mama drinkt van een rode porto, ik van een gele limonade. Ineens zegt mama: ‘Dat deden onze mijnheer en madam nu ook altijd zie Pablo, iedere zondagvoormiddag dronken ze samen een aperitiefje. Mijnheer dronk altijd een porto, madam meestal een sherry. Het is toch spijtig dat onze papa zo eens geen portootje met ons wil drinken.’ ‘Ja, dat is spijtig’, zeg ik. Ik meen niet wat ik zeg, eigenlijk heb ik graag dat papa geen porto met ons drinkt. Papa drinkt veel, vooral veel bier… ‘Alle kijkers zijn broekschijters! Alle zeggers zijn eierenleggers!’ Het klinkt vreemd maar ook dreigend. Ik krijg schrik. Ik voel me betrapt. Ik vind het vreemd als ik zie hoe hij, klik, klik, met zijn plakijzer, de kroonkurken van twee flesjes trekt en ze zomaar in een keer leegdrinkt. Hij zet de lege bierflesjes terug in de bak, haalt iets uit de kroonkurken en duwt deze er terug op. ‘Ik doe dat alleen voor u!’ zegt papa. De laatste tijd drinkt hij dus ook speciale Adler luxepils. Mama weet het niet van de flesjes die hij in de garage voor mij drinkt. Van ieder flesje Adler-pils spaart papa het binnenste van de kroonkurk. Al die kroonkurken zijn voor een zilveren sleutelhanger met adelaarskop erop. Binnenkort gaat papa die sleutelhanger speciaal voor mij bestellen. De adelaar is de schoonste vogel van de wereld. De adelaar staat symbool voor moed en voor kracht. Zo een zilveren hanger is alleen voor de echte helden. Holder de bolder, hop, hop, hop, ik ben 6 en ik rij hopla hop, met mijn strandkar alleen de straat over om bier. Van Marcel de bierman krijg ik 5 frank voor iedere lege bak Adler-pils. Ik trek, sleur 6
bijna iedere dag opnieuw een volle bak bier tot in onze garage. Papa is fier op mij. ‘Met zo een nieuwe voiture van een Mercedes, dat verstaat ge nu toch dat ik die sleutelhanger voor mijn auto moet gebruiken!’ De zilveren sleutelhanger met adelaarskop erop is voor onze nieuwe Mercedes, maar papa heeft mij beloofd om zijn best te doen en om te sparen voor nog een exemplaar. Ik let ongelooflijk goed op. Als papa aan het spreken is met mama, doet hij mij dikwijls een teken met zijn oog. Ik ga dan zo snel als ik kan bij de bierman. Soms zweet ik en tril ik op mijn benen. Het is altijd zwaar, zo met die bak bier in mijn bolderkar de straat op. Hij zegt dat ik er wat moet voor over hebben. Een zilveren adelaar dat krijgt ge niet zo maar voor niks. Moed en kracht, dat is alleen voor de echte mannen! Hop, hop, hop… ‘Al die moeite is voor niets geweest jongen. Ze zijn op, het is afgelopen, er zijn er geen meer. Er is geen sleutelhanger meer te krijgen!’ Ook al stopt hij met het sparen van kroonkurken, minderen met drinken doet papa niet! Mij kan het op den duur ook allemaal niets meer schelen, ik krijg per lege bak toch 5 frank. Papa gaat voor mama een Simca stationwagen kopen, en daar gaat hij dan een uurwerk bij krijgen. Hij zegt dat hij nog iets goed te maken heeft met mij. Dat uurwerk gaat hij aan mij geven! Hij heeft het niet altijd gemakkelijk met dat veel werken, daarom drinkt hij soms eens een pintje teveel. Wij mogen content zijn dat hij ze zo goed verdient, en daarbij, wij komen niets tekort… ‘Nee, ik ga het hem niet terugvragen’, jammer ik. ‘Gij gaat dat terugvragen ondankbare stouterik!’ Samen met mama stap ik tot bij meester Jan, onze andere overbuur. ‘Bitte schön’, zegt de bij de meester op vakantie zijnde Oost-Duitse Arnold. ‘Kinderen hé meester, daar hebt ge nooit mee gedaan, maar gij zult dat wel weten zeker.’ ‘Het is geen erg madam.’ De meester lacht en pinkt een oogje naar mij. 7
Ik doe mijn communiearmband en mijn uurwerk terug om, glimlach groen naar Arnold en zeg beleefd: ‘Nog een goedendag meester Jan.’ ‘Niet alleen uw zilveren armband, ook nog dat uurwerk, hoe is dat mogelijk! Waar heb ik dat aan verdiend? Dat een mens dat moet meemaken! Wat een affront! En dan nog aan die logeerjongen! Gij zijt schaamteloos en ondankbaar, weet ge dat! Ik zeg het tegen uw papa en gij blijft hier in die hoek tot ik zeg dat ge er uit moogt!’ Mijn knieën doen pijn. Kim gniffelt. Ik weet het… Ik ben een ondankbaar kind. Per slot van rekening Zou hij daar El Bandido kunnen zijn… Will Tura zingt vanuit de juke box. Papa en peter Franz zingen mee in koor… De grootste bandido die er ooit is geweest… ‘In januari is de zaak van u mijn zoon! Dan heb ik meer tijd voor ons moeder Marie en voor mijn duiven en mijn hanen.’ Peter Franz lacht. Peter Franz werkt officieel zijn laatste jaar als zelfstandige. Binnen een paar maanden is de zaak alleen van papa. Peter is een verstandige man, stiekem hoopt mama dat peter nog een paar jaar wil blijven werken voor papa. ‘Hier zie, voor u Pablo!’ Tussen twee bierkaartjes in, waar hij sierduiven en vechthanen heeft op getekend, zit een briefje van vijfhonderd frank. ‘Profiteert er daar maar goed van in Cadzand.’ ‘Dank u, peter.’ ‘Gij wordt nog een echte Sieben’, knikt hij. Dat laatste dat zegt hij maar. Dat meent hij niet. Kim is een echte Sieben. Ik lijk meer op mama’s familie. Ik heb haar bloed, ik moet alleen nog veel groter en veel struiser worden. Als het weer eens ruzie is, is mama triestig en dan weent ze omdat papa roept: ‘Gij moet niet vergeten dat ge maar van gewoon volk zijt, arbeidersvolk, bohemers, crapuul van Ten Berg!’
8
Ik heb peter Franz graag, hij maakt een strandkar met remmen en hij tekent sierlijke duiven en hanen voor mij, hij schrijft lange schone gedichten voor mijn doopmeter Marie. Peter Gust, mama haar vader, is mijn dooppeter. Peter Gust is groot en sterk en van geen kleintje vervaard. Op zondag is hij zat, ik heb dan schrik, peter Gust roept en tiert dan altijd. ‘Mijn vader kan wel eens te veel drinken, maar hij is ook een ongelooflijke werker. Hoe hij het doet met de nacht in de fabriek en overdag op de boerderij, ik weet het niet. Een geluk dat hij er nog is. Als het er op aan komt, luistert uw papa wel naar hem’, zegt mama. ‘Hoe is dat nu toch mogelijk: ze zetten hem terug op zijn vélo, hij zwengelt van hier naar daar en dan zakt hij dood, morsdood in elkaar. Wat is dat toch met de wielersport’, zegt peter. ‘Die coureurs, allemaal zijn ze gedrogeerd. Een hoge dosis amfetamines en daarop nog eens alcool, dat doet een hart breken! Het is Tom Simpson zijn eigen schuld’, verduidelijkt papa. ‘Geef er ons nog eentje Esthère, onze congé begint en wij moeten er van genieten zolang hij duurt. Voor u Pablo nog een cola? Is dat goed jongen?’ ‘Ja peter, een cola is goed’, zeg ik. Het is al laat, de wijzers staan al voorbij de tien. ‘Ah, onze Pablo houdt het uur in het oog, nog een geluk dat er hier iemand een horloge heeft, wij geraken anders nooit weg’, en terwijl hij het zegt, pinkt hij een oogje naar Esthère. Esthère is niet te vertrouwen, ze draait alle mannen rond haar vinger, zet ze geld af. Papa zit bijna iedere avond bij die Esthère, en niet alleen om pinten te pakken. ‘Pablo Sieben pakt de dieven, steekt ze in ‘t kot en doet de deur op slot!’ Peter lacht, hij nipt van zijn jenever en heft zijn pint. ‘Proost!’ Het gaat laat worden, dat zie ik. Vandaag gans de dag bij meter Marie. Ik ben graag bij mijn meter, daarbij thuis loop ik toch maar in de weg, ze zijn daar weer nog eens aan het verven en aan het behangen… ‘Het is gelijk nieuw, zo schoon en chique dat het nu bij u thuis is’, zegt meter.
9
Bij meter Marie en peter Franz is het niet zo chique als bij ons thuis, het is er wel plezanter. In het achterhuis, in de keuken, in de living, in de badkamer, op de slaapkamers, in het toilet, in het kolenhok, overal hangen er muziekboxen. Nonkel Peter is de jongste broer van papa... Nonkel houdt van muziek en daarom hangen er van die boxen. Nonkel wil altijd en overal zijn Elvis muziek. Ik mag van nonkel naar zijn bandopnemer luisteren. Hij heeft speciaal voor mij de beste top 10 singles opgenomen. Nonkel heeft het geld voor zijn bandopnemer verdiend door in de schoolvakanties bij papa te werken. Ik vind nonkel Peter de leukste. Mama zegt dat nonkel Peter een eigenzinnigaard en een koppigaard is. Hij wil alleen maar hutsepot als hij er pikkels en confituur bij krijgt… ‘Jaren geleden ging ik met uw nonkel eens naar Aalst: ik vroeg aan die buschauffeur verminderd tarief omdat uw nonkel toen nog maar 9 jaar was. Hij protesteerde luidkeels, hij zei dat dat niet waar was, dat hij al maanden 12 jaar was. Ik heb dan, omdat uw nonkel zo een dwarsligger is, de volle pot moeten betalen. Het feit dat uw nonkel nu al zijn haar aan het verliezen is, awel dat heeft hij ook alleen maar aan zijn eigen dwaze koppigheid te danken. Ik heb het hem al zo dikwijls gezegd dat het niet goed is om zoveel eau de cologne van 4711 in zijn haar te wrijven…’ Ik ben bij meter Marie, ik lig languit in de zetel van peter Franz en ik luister naar de radio. Bij meter Marie mag ik doen wat ik wil. Ik lig in het achterhuis en ik hoor op de radio van dat tragisch ongeluk van Tom Simpson. Meter vindt dat ook erg en triestig. ‘Het leven kan soms heel hard en zwaar zijn’, zegt ze. Meter en ik bidden daarom een kort gebedje. Tom Simpson gaat nu naar de hemel en wij eten brood met roereitjes. De roereitjes van meter zijn de beste. Eerst eten en dan nadien buiten op straat spelen met Eric, Wim, David en Ivo. Mama mag dat niet weten. Boeren, vloeken, dikke scheten laten, tegen de kapel pissen om het hoogst. Meter vindt dat niet erg en die plekken op mijn broek die wrijft ze daar gewoon uit met Tide. Ik zing van Mijn airhostess en dans met haar op: ‘Jij bent de chou chou van mijn dromen!’ ‘Gaat ge weer winkelen met de mama?’ Meter vraagt dat precies met een toch wat rare stem. Het is gelijk of ze niet weet dat we vanaf zaterdag naar Cadzand gaan. Misschien is het waar wat papa mama in zijn zatte koleires altijd verwijt. Misschien vindt meter dat ook,
10
dat mama altijd de duur madam moet uithangen en dat ze papa zijn geld door ramen en deuren smijt… ‘Het is tijd, kom we gaan naar huis’, zegt peter Franz ineens. Hop… Ik spring van mijn stoel. Papa neemt eerst nog een slok van zijn jenever en giet dan het laatste van zijn pint naar binnen. Hop, hop, ik huppel, ik ben content want papa is niet zat… Hop, hop, hop… Papa pakt me bij mijn hand, wij wandelen na die broeiend hete zomerdag, mijn lieve papa en ik, wij wandelen tot aan de auto. ‘Dag peter en doe de groeten aan meter!’ De lauwe avondwarmte stemt mij zorgeloos, ik ben fier dat ik naast papa vooraan in zijn nieuwe Mercedes mag. Mama kan er mee lachen als papa bij het laatste slaapmutsje zingt van ons huisje bij de zee. Ik zie mijn papa en mama graag, en natuurlijk is het weer zo een van die warme verwarrende nachten, het is allemaal zo goed. Ja, en wij gaan daar zo gelukkig zijn in De Biekorf aan zee! We rijden naar Cadzand-bad, joehee! Mama rijdt voorop, papa er achteraan. Haar Simcabreak steekt stampvol. In mijn bolderkar die boven op mama haar port-bagage staat, zitten al onze strandspelen en ook mijn nieuwe vlieger! Kim zit voorin bij mama. Ik ben blij, ik zit vooraan bij papa in zijn Mercedes. Kleine broer slaapt op de achterbank van mama haar Simca in zijn reiswiegje. Hij is bijna twee, de kleine Gabrièl, en wenen dat hij kan. Ik hoop dat hij daar braaf is! ‘Dat gaat nu anders zijn’, zegt mama. Ik hoop het van harte want met die zus en die broer van mij heb ik het ook niet altijd gemakkelijk… Ik ben 4 jaar en ik sta in de schone kamer net naast de gangdeur onder de lichtknop. Ik zie hoe bijna al de kinderen van mijn school langs de wieg van mijn pasgeboren broer wandelen. Iedereen krijgt suikerbonen van Kim! Ik voel mij ontdaan. Ik hoor er niet bij. Mijn zus, daar is het om te doen, die is supervrolijk. Kim heeft zomaar uit zottigheid al de kinderen en al de juffen van de school uitgenodigd. Ze komen kijken naar onze babybroer. Gezwind stapt ze naar de dressoirkast, die zus van mij. ‘En dat is speciaal voor de juffen’, zegt ze. Kim geeft een doosje met bonbons
11
aan juf Moniek, een aan juf Juliètte, een aan Mevrouw en eentje aan juf Simonne, haar juf van het eerste studiejaar. Mama kijkt eerst precies wat kwaad, lijkt van niets te weten, maar lacht dan toch blij verrast. Ineens krijg ik ook een doosje bonbons in mijn handen gedrukt. ‘Voor uw juf, zuster Marcella, die niet kan of wil meekomen, Pablo!’ zegt Kim. Papa die geeft echt om mij, nu ben ik het zeker! ‘Gij zijt de beste vliegeraar die er is!’ roept hij mij na. Ik loop door het warme mulle zand van Cadzand met mijn vlieger, vrij als een vogel. Ik zweef en vlieg vogelvrij in de oranje zomerzonlucht. Mijn zus is spinnijdig want papa is mijn held, papa ziet mij graag. Hier in Cadzand is alles welgemeend warm, schoon en goed. Maar net voor de duinengloed zie ik die prikkeldraad niet! Papa haast zich door het Hollandse zand om die godverdomse verbandskist in mama haar Simca. Het brandt verschrikkelijk met die ammoniakampulle ter ontsmetting, maar het deert mij niet… Hier, vandaag, zelfs met al dat donkerrode okselbloed, ziet papa mij toch het liefst van al! Groot gelijk Ze zitten in een koekendoos. ‘Van papa’, zegt Kim. ‘Dagelijks een liefdesbrief vanuit Lüdenscheid in Duitsland naar de Kastanjevesten in Aalst, naar mama…’ Ik geloof haar eerst niet. ‘Kijk en lees!’ Ik lees er geen enkele, maar ik denk: Hij ziet haar graag? Ze zien elkaar dan toch nog graag? Mama zegt wat later: ‘Waar is toch die schone tijd. Ik bij ons madam en bij onze mijnheer! Spijtig dat zo’n dingen toch niet wat langer hebben mogen duren. Ik weet het nog zo goed… Die eerste keer dat ik uw papa van het leger zie komen, is hij mager gelijk Fausto Coppi!’ ‘Ik ben hier in vorm’, repliceert papa en hij laat mij foto’s zien van zijn zware opleidingstijd in de kazerne van Lombardsijde aan zee. Foto’s van tanks, zware camions, jeeps en vliegers. Foto’s van papa in bokshouding met een van zijn kamergenoten.
12
Papa vertelt honderduit over hoe hij daar later in Lüdenscheid een van de beste lopers van zijn peloton is. ’s Ochtends vroeg om 6 uur lopen ze daar, in Duitsland in het leger, al kilometers door het bos, nadien douchen, dan pas krijgen ze ontbijt. ‘In het leger is er nog discipline jongen.’ Hij vertelt ook over de kamerorde en over hoe hij in het leger leert strijken, hoe hij zijn plan moet trekken, en over zijn legerbottines die hij kan doen blinken zonder al te veel werk. Ik bewonder mijn papa, ik hang aan zijn lippen, ik ben een en al oor. Papa loopt op oudejaarsavond ginder in Duitsland de wacht! Gelijk gewoonlijk ligt er in Lüdenscheid een pak sneeuw, het is er koud en duister. Ineens vanuit het donkerste donker een lichtstraal! De korporaal van wacht voelt zich bedreigt en schiet. De korporaal, een grootspreker van formaat, vuurt een kogel af op het licht van een glimworm! Iedere kogel die ge afschiet moet ge kunnen verantwoorden… ‘Voor 15 pakjes sigaretten zwijg ik’, zegt papa. ‘Ik moet daar nog dikwijls ferm om lachen. En die blaaskaak van een korporaal van dan af altijd maar in de weer voor mij. Ja, dat zijn nog eens toeren, als ge begrijpt wat ik bedoel…’ De Vlaamse bokskampioen bij de weltergewichten is de kamergenoot en de beste vriend van papa. Papa leert boksen. Een linkse direct, een rechtse haak, schaduwboksen, geen probleem. Een uppercut is zijn specialiteit. Papa laat zich verleiden tot een schaduwgevecht. Een beroepsmilitair, een adjudant nog wel, daagt hem uit. ‘Een kloddevent die denkt dat hij kan boksen, dat zijt gij!’ Papa slaat, met een volle linkse direct en een rechtse haak, die beroepsmilitair twee tanden uit zijn bek en moet naar de compagniecommandant. Papa krijgt groot gelijk. Hij wordt zelfs gefeliciteerd door de sergeant-majoor die ook een boksliefhebber is. Van dan af begint hij met zijn bokstrainingen in het leger. Hij krijgt tijdens een gevecht eens een keer zo een serieuze klap op zijn kop, dat, wanneer hij zich aankleedt, hij zijn tweede kous niet meer vindt. Hij denkt nog, allez we zijn elkaar weer aan het plagen zeker, waar zit mijn kous nu verstopt? Bij het naar bed gaan ziet papa dan zijn twee kousen aan eenzelfde voet!
13
Papa bokst na zijn legerdienst maar één officiële kamp meer, en die wordt stil gelegd. Hij is zo ontgoocheld door de onsportiviteit van zijn tegenstander, dat hij nooit nog een wedstrijd bokst. Boksen is een edele sport: kopstoten, elleboogstoten, schouderstoten, met de duim in een oog duwen, dat kan niet, dat is onsportief, daar doet papa niet aan mee. Voor niets nodig Mama heeft het van horen zeggen: peter Franz valt op een dwaze kermis met zijn zatte botten in de wieg van papa. Rolfke dondert met zijn koppeke op de grond en peter Franz is op slag nuchter. Het is erg gesteld met Rolfke, er moeten zelfs koude kompressen op zijn koppeke. Daaraan is het te wijten dat papa bij momenten zo zonderling, koppig en abnormaal doet. Vanaf zijn veertien, begint papa, naar het schijnt, pas echt raar te doen. Ten gevolge van die val gaat hij eerst bokken. Dan krijgt hij kwade momenten, en dat altijd met het vallen en met het schieten van de bladeren. ‘Ik ben er vet mee met die uitleg, ik zit er toch maar weer mee, met zijn drinken van de laatste dagen’, zegt mama. Een ding is zeker, ik mag dan al een grote jongen zijn en papa mag daar om lachen, ik ga graag mee met mama naar de stad. Altijd zie ik wel iets wat mij aanstaat. Mama heeft haar vaste winkels, de betere zaken, de huizen die ze nog kent van uit haar tijd bij mijnheer en madam. Het liefst ga ik mee naar de galerij in de Molenstraat. Daar is een interieurwinkel met heel schone reproducties in de vitrine! Mama heeft gevoel voor kunstige dingen en ik heb dat ook. Ze weet dat ik zot ben van dat schilderij met die twee Tahitiaanse vrouwen en dat kind. Ze denkt dat ik dat portret graag zie omwille van die moeder met haar baby. Ze mag het niet weten, maar ik vind vooral het feit dat die moeder haar baby de borst geeft zo opwindend. Wat moet ze nog allemaal doorstaan? Ja, mama heeft het niet gemakkelijk, en de laatste tijd is het met Kim altijd iets, en niet alleen op school… Ik doe mijn best en daarom is het mij gelukt. Ik heb een goed rapport, net geen negentig. Ik doe mijn best en daarom mag ik op het schoolfeest straks het kerstverhaal voorlezen.
14
Mama zegt dat ik weer zo zenuwachtig ben en dat dat voor niets nodig is. Het is hier weer nog eens ambras. Eerst denkt ze dat papa meegaat, en dan wil ik die rolkraag niet. Ze gaat bijna wenen… Ik zal hem dan maar aandoen, die stomme trui… ‘En ge ziet precies terug zo bleek. Kom ik wrijf van dat rood flesje aan uw kaken! En als ge zo zenuwachtig blijft, dan ga ik u voorzeker een vierde van een Seresta moeten geven ook.’ Maar dat zal nu eens geen waar zijn zie, echtwaar zo ‘n pilleke dat slik ik van mijn leven niet! Geheimenissen Peter Gust zit al van gisterenmiddag voor de stoof te janken als een klein kind. Meter Sara wil iets zeggen, ze snikt, er komt geen woord uit, ze heeft de krop in haar keel! ‘Maar moeder toch’, zegt mama. Ook mama haar ogen zien rood, ook zij is er het hart van in. Meester Jan legt tijdens de godsdienstles uit dat er voor zo een verdriet geen woorden zijn, alleen tranen, tranen van pijn en smart… Gelijk gewoonlijk iedere woensdagavond loopt nonkel Ervin, voor zijn keeper training, naar het café van tante Marcia. Na de training rijdt hij met de Ford Capri van tante naar zijn lief. Op de terugweg is er een eerste vroege ijzelplek, hij slipt, hij verongelukt! ‘Nonkel zijn vas is af. Ge ziet daar niks aan, geen schrammeke! Uw nonkel heeft dat niet gevoeld dat hij aan het doodgaan was! Hij heeft zelfs een glimlach op zijn gezicht’, zegt papa. Ik kots mijn bedsprei onder terwijl nonkel Ervin daar in dat dodenhuisje ligt… ‘Onze Ervin! Och here, och god, een ijzelplek! Met de Capri van ons Marcia tegen een paaltje, door de voorruit… nek gebroken…’, snikt mama. ‘Ja, en let maar op’, zegt Marcel de bierman, ‘dat paaltje gaat ge nog moeten betalen ook!’
15
‘Een stom accident dat is ‘t. Onze Ervin is godverdomme gewoon van rijden, hij rijdt iedere dag voor zijn werk met zijn camionette godverdomme naar eender waar’, roept peter Gust. ‘Ik zeg nog: Marcia ge moogt hem niet met die Capri laten rijden! Maar ja, als ik iets zeg dan willen ze daar niet naar luisteren, en ons Marcia, dat weten we, die zeker niet! Ik zeg het haar nog: vroeg of laat, wij gaan daar nog van horen van uw zotte café! Ge ziet het, de gevolgen zijn er nu’, snikt meter Sara. Het lief van nonkel Ervin is ongelooflijk schoon. Ze heeft kort blond haar en woont bij haar oudere zus. Het lief van nonkel Ervin heet tante Jeanine, ze is drie maand zwanger en ze is al weduwe en wees! De avond dat hij dood gaat, vraagt nonkel Ervin eerst nog aan zijn Jeanine om met hem te trouwen. Nonkel Robi gaat dat nu misschien doen, trouwen met tante Jeanine. Kort na de begrafenis van nonkel Ervin wordt mama ziek, serieus ziek. Dokter Goossens denkt dat het een blaasontsteking is: ‘Met veel drinken en met de goede medicamenten zult ge wel rap genezen zijn.’ Mama geneest niet. Integendeel. Ze krijgt de kolieken! ‘Zelfs met 41° koorts geeft ze geen krimp, maar ge ziet het aan haar ogen, die staan rood en gezwollen’, zegt papa tegen dokter Goossens. De dokter geeft mama eerst een reeks pikuren en stuurt haar dan naar Aalst, naar de specialist. Mama heeft het aan haar nieren, ze moet om te beginnen een maand rusten. ‘Complete rust’, zegt die specialist. Goed dat meter Sara in de week bij ons thuis komt helpen. Mama zegt dat papa niet graag heeft dat meter veel bij ons in huis is, daarom gaat ze zorgen dat ze rap weer gezond wordt. Voor ons zal dat ook beter zijn. Mama denkt veel aan ons. Als ze weet dat wij goed ons best doen op school, dan is zij al voor de helft genezen. Mama mist ons het meest in de weekends. Ik zal blij zijn als het morgenvroeg is. Hier bij meter Sara en peter Gust moet ik altijd bij die meisjes in dat groot bed slapen. Met tante en Kim is dat hier altijd iets op de zolderkamer. Die twee zwijgen geen minuut. Altijd dat onnozel gegiechel. Ze zijn nu ook weer iets van plan, ik ben er zeker van, het is hier al veel te lang stil. Ge zou dat niet zeggen van tante Bianca, dat ze vier jaar ouder is dan Kim. Die is zo zot als een achterdeur. 16
Volgend weekend ga ik terug alleen bij meter Marie en peter Franz, dat zal veel beter zijn. Ik ben veel liever bij meter Marie dan bij meter Sara. Met nonkel Peter moet ik altijd lachen als hij zot doet met meter. Nonkel Peter doet wel altijd veel minder zot tegen meter als peter Franz er bij is. Peter Gust heb ik ook graag. ‘Van wilgenhout maakt ge de beste bogen’, zegt hij. Peter Gust is altijd vriendelijk tegen mij. Ik kan nog altijd niet geloven wat tante Bianca over haar vader vertelt, dat het waar is. Peter die is toch altijd goed voor al zijn beesten. Hij gaat er zelfs prat op dat hij de schoonste kiekens en konijnen heeft. En zijn schapen… Ik heb hem met mijn eigen ogen aan verstoten lammekes de papfles zien geven. ‘Ik soigneer mijn beesten bijkans nog beter als ons Sara en hoort gij ons Sara klagen? Ik niet.’ ‘Vader trekt zwaluwnesten van de stalmuur en als er jongen in zitten, dan smijt of stamt hij die dood op de grond, of hij gooit ze direct in de beerput.’ Dat kan ik alleen met veel moeite geloven. Maar dat hij Toby eigenhandig zomaar ophangt? Dat geloof ik niet. ‘Als vader veel nachten na elkaar doet, dan moet hij overdag een uur of twee kunnen slapen. Hij zegt, en zijn honden moeten luisteren, dat weet iedereen: “Toby, het baasje gaat slapen, gij moet nu stil zijn! En wie niet horen wil, moet…?” Toby ligt nu dood in de lochting, onder de grond…’ Ze kan overdrijven dat het niet schoon is, die jongste zus van mama. Zij is precies een jongen, gelijk ze stoer doet, die tante Bianca. Mama haar jongste broer, nonkel Ervin, die ziet mij graag. Spijtig toch van nonkel Ervin, dat hij dood is. Hij zal nu wel in de hemel zijn. Mama zegt dat ik gelijk twee druppels water op nonkel Ervin gelijk. ‘Alleen nog wat frêler zijt gij’, zegt mama. Ik vraag mij dikwijls af wat nonkel er in de hemel van denkt, dat zijn broer Robi nu met zijn Jeanine gaat trouwen. Vindt hij dat wel goed? En tante Jeanine? In haar buik zit toch nonkel Ervin zijn kind? Wil ze dat wel echt, die trouw met nonkel Robi? Het nachtlampje gaat aan. ‘Ik kan niet slapen’, blaast tante. ‘Ik ook niet’, lacht Kim. ‘Ik ben ook nog wakker’, hoor ik mezelf zeggen. ‘Wij gaan vraag je vraag spelen’, grinnikt tante. ‘Ik begin… Kim! Durft gij al de jongens kussen? Eerlijk antwoord!’ ‘Ja, Franky. Maar als Franky mij kust, steekt hij ook nog zijn tong in mijn mond. Jakkes!’ 17
‘En gij Pablo?’ vraagt tante. ‘Steekt gij ook al uw tong in de meiskes hun mond?’ ‘Euh, euh, nee, nee… maar…’ herpak ik mij. ‘… ik heb een lief!’ ‘Een lief, gij?’ lacht tante honend. ‘Gij, een lief? Hoe is dat nu mogelijk! En wie is dat dan wel?’ ‘Ja, wie is dat?’ vraagt Kim ongelovig. ‘Kerstin!’ ‘Kerstin wie?’ ‘Kerstin van bij meter Marie!’ ‘Daarom dat gij zo graag bij meter Marie gaat! Ah, maar wacht eens, dat telt niet. Dat is familie. Dat is uw nicht. En daarbij, is dat een lief? Kust ge die op haar mond?’ ‘Ja, ik kus haar op haar mond!’ ‘Gelijk rosse Dina zeker!’ Kim weet dat ze mij hiermee raakt, dat ze mij hiermee pijn doet, juist daarom dat ze het zegt. Ik zit in het eerste studiejaar, ik kan al schrijven. ’s Avonds in mijn bed, op een klein papierke, krabbel ik, verklaar ik rosse Dina mijn liefde. Ik wil met haar trouwen, maar eigenlijk ook niet. In wezen ben ik stiekem verliefd op Linda. Zij is het schoonste en het leukste meisje van de klas en de beste vriendin van Dina. Omdat ik weet dat ik Linda waarschijnlijk toch nooit kan krijgen, maak ik maar een briefje voor mijn tweede keus. ’s Morgens bij het opmaken van de bedden, vindt mama mijn eerste liefdeswoorden onder mijn hoofdkussen. ’s Avonds leest ze mijn liefste briefje doodleuk aan iedereen voor! En papa maar lachen, en Kim maar grijnzen… Ik kan wel door de grond zakken van affronten! Zelfs mijn eigen geheimenissen zijn nu niet meer van mij! Het enige wat ik doe, dat is lachen. Ik lach en ik vind het zo spijtig, dat ik lach. ‘Trut’, zeg ik. ‘Trut, ik doe niet meer mee!’ ‘Kom, kom lieve Pablo, weet ge wat? Ik doe wat anders… Speciaal voor u! Luister: “Kees, weet ge wat? Steek uw vinger…”’ En terwijl tante dit wat schalks scandeert, gebeurt het: ze steekt haar vinger in haar mond en likt en draait met haar tong. Tegelijk kijkt ze naar mij, maar het is of ze mij niet eens ziet…‘Kees weet ge wat’, herhaalt ze, ‘Kees weet ge wat’, zegt ze wat trager, ‘steek uw vinger in… in uw…’
18
Tante Bianca trekt haar slaapkleed omhoog, spreidt haar benen… Tante heeft geen broekje aan… Ik zie… Ik zie godver… Alles! ‘Kees weet ge wat? Steek uw vinger in uw gat!’ Tante plant haar vinger daar waar het niet hoort. ‘Maar steek hem niet te diep… of ge komt in, in… in een… chocoladefabriek! Niet te diep!’ Ze trekt haar vinger terug, likt aan haar vinger en daarbij kijkt ze zo raar naar mij… Haar roze spleetje! Ze wrijft met haar natte vinger in haar roze spleetje! Tante hijgt, het is precies of ze geen lucht meer krijgt! Ik hap ook met moeite naar mijn adem. ‘Kom’, zegt ze, ‘Kom… Nu gij, Pablo!’ Kim proest het uit, ook zij trekt haar slaapkleed omhoog, ook zij heeft daar al haar! ‘Nu gij… Pablo…’ Tante Bianca spreekt betoverende woorden, voor ik het weet sta ik recht op het bed. Ik laat mijn pyamabroekje zakken, sta daar met mijn trillende stijve fluitje… Ik sta daar… en maar wachten… en maar smachten… Naar iets? Naar iemand? Ineens hoor ik: ‘En nu moet het godverdomme stil zijn!’ Tante Bianka en Kim proesten het uit… ‘Vuileriken’, zeg ik. ‘Vuile vuileriken!’ Vliegensvlug trek ik mijn broekje op, ik draai mij onder de dekens. Kim doet al vanaf dat ze nog maar kan vuile manieren. Als klein kind smeert ze zelfs op een keer bijna al de muren van haar slaapkamer vol met stront! All Shook Up Het is niet om aan te horen. Dat meter Sara met zo een misprijzen over haar eigen kinderen durft te spreken. Mama vindt dat erg: ‘De twee van de kruisweg, de mislukte tweeling!’ Wie zegt er nu zoiets over zijn eigen kroost! Dat meter Sara getekend is door ‘t leven, dat ze zelf een wees is en dat ze al drie kinderen heeft moeten laten gaan, dat is waar, maar dat is geen excuus om zo een uitspraken te mogen doen! Nonkel Edvard en nonkel Jozef zijn al dood van voor de geboorte van mama. Mama brengt haar broers en zussen groot omdat ze de oudste is van acht en omdat meter al gemakkelijk eens voor een paar uur het huis uit gaat. Meter Sara gaat dikwijls winkelen, of naar de koffieklets, of naar de rozenkrans, of naar God weet waar. 19
In alle geval moet mama zich gewoon, met of zonder goesting, ontfermen over gans die bende bohemerkinderen. Mama heeft nu nog vier broers en twee zussen: nonkel Alfréd is de oudste, hij is de zwijgzame, harde werker van de familie. Hij is twee jaar jonger dan mama. Dan komt de eerste tweeling: nonkel Elek en nonkel Edvin. ‘De twee van de kruisweg’, zoals meter Sara ze omschrijft. Mama vindt dat Nonkel Elek een grootspreker is. Nonkel Edvin, die mag ze graag, dat is zo klaar als water. Nonkel Robi is de tweelingbroer van tante Marcia. Nonkel Robi en tante Marcia worden door peter Gust ook ‘de mislukte tweeling’ genoemd. Waarom? Mama weet dat niet, ze hoopt alleen dat het geen stempel drukt op hun toekomst. De jongste broer van mama, nonkel Ervin, die is nu al een tijdje dood. 22, ik kan het nog altijd niet geloven. Hoeveel kloppen kan een mens krijgen? ‘Meter heeft een keer te veel de stemmen van de dood gehoord’, zegt mama, ‘daarom is nu niets nog hetzelfde.’ Hoe iemand de dood kan horen? Dat weet ik ook niet. Een feit is dat meter na dat ongeluk veel veranderd is, het kan haar precies allemaal niet meer schelen. Nonkel heeft in dat dodenhuis voor de laatste keer voorzeker nog iets zwaarwichtigs tegen meter gezegd, iets waar ze nu nog altijd niet goed van is. Ik denk nog iedere dag aan nonkel. Als ik aan nonkel denk, dan hoor en zie ik hem alsof hij nog leeft en dat is zo moeilijk. Ik ben bij momenten bijna content dat hij er niet meer is. En van die keer dat ik nonkel kwade dingen toewens, daar heb ik spijt van. Omdat hij mij zijn valkparkieten niet wilt meegeven om ze af te tekenen, sta ik daar zo in mijn eigen te wensen dat zijn vogels dan maar direct dood moeten gaan. Ik weet dat allemaal nog zo goed, omdat het gebeurt op dag dat ons Hanna wordt geboren. Ze is ondertussen ook al twee jaar zeg. Ons Hanna is een schoon en lief kind, zo zacht en zo anders met dat blond haar. God, ik ga de strafste nog vergeten, tante Bianca, de jongste zus van mama. Zij is de enige die nog niet getrouwd is en nog thuis woont. Straks, het is te zeggen vanavond, gaat tante Bianca vertrekken naar school. Tante Bianca zit op het pensionaat in Meeren. Kim vertrekt morgenvroeg naar het pensionaat. Van mama mag ik dat niet zeggen, dat Kim op een pensionaat zit. ‘Kim zit op een kostschool, op een voorname kostschool! De zusters van Zijgem zijn gekend voor hun gedegen vorming en opleiding’, zegt mama. Ge kunt dat al aan Kim zien vind ik. Vanaf dat ze daar op die kostschool zit, is ze veel kalmer. Ook tegen papa is ze veel vriendelijker. Naar mij toe, dat is wat anders. 20
Maar goed. Tante Bianca gaat vanavond daar op die school nogal eens verschieten. Ze gaat zoeken en het zal tevergeefs zijn, ze gaat hem niet vinden. Ik weet het, het is niet schoon van mij, maar ik kan het mij niet laten. Tante Bianca haar leesbril steekt in het onderste schuifje van het naaimachien van meter. Tante doet ook niet anders dan mij plagen. ‘Plagen is om liefde vragen’, lacht mama altijd als ik kom klagen over wat tante mij nu weer heeft aangedaan. Papa heeft twee broers, nonkel Rudi en nonkel Peter. Nonkel Rudi is negen jaar jonger dan papa, nonkel Peter vijftien jaar. ‘Peter Franz en meter Marie hebben hun tijd genomen voor die laatste twee’, zegt mama. Nonkel Rudi is slim, hij spreekt Latijn en werkt op het ministerie. Volgens papa weet nonkel Rudi niet wat dat werken is. Nonkel Rudi is zeker niet dom, dat is waar, maar daarmee is ook alles gezegd. Ik vind nonkel Rudi vooral zachtaardig, vriendelijk en grappig. ‘Het effect van die negenjarige planning voor hun tweede zoon is dat nonkel Rudi het verstand heeft van peter Franz en het goedaardige karakter van meter Marie’, zegt mama. Nonkel is eigenlijk klein en onsportief, ook wat papperig, maar met zijn slimme en geestige uitspraken weet hij iedereen altijd te verrassen. Zelfs tijdens de koers of het voetbal op de TV doet hij de grootste sportman van hem verliezen, alleen al door zijn grappige commentaren. Papa zegt dat hij nonkel zijn grootsprakerige verfranste zinswendingen eerder irritant dan amusant vindt. Ik moet daar toch altijd om lachen, om die grappen. De vrouw van nonkel Rudi heet tante Frieda en da’s pas een rare. Daar is iets mee aan de hand. Ik vind dat tante Frieda altijd zo overdreven doet op alle gebied. Altijd vriendelijk, altijd lief. Ze is zo vriendelijk dat dat op de duur maar eigenaardig overkomt. Of peter Franz dat nog wel plezant vindt? Ik denk van niet. Mama en papa zeggen dat tante een echt serpent is. ‘Ze is niet te vertrouwen. Van haar zestiende al vrijt ze met uw nonkel. Ze zet iemand in haar gedachten en dan vangt ze hem in haar netten!’ Nonkel Rudi is gelijk iemand anders als tante niet bij hem is. Wie? Dat weet ik ook niet.
21
Volgens papa heeft nonkel Rudi wel het verstand maar niet de wilskracht om het ver te brengen in het leven… Als er nu een nonkel is die ik graag heb, wel dan is het nonkel Peter. Ik vind hem zo speciaal. Nonkel Peter is de jongste broer van papa en hij is ook de dooppeter van ons Hanna. Hij is nog niet getrouwd, hij woont nog bij meter Marie en bij peter Franz. Nonkel Peter is zot van muziek en daarom heb ik hem zo graag. Hij luistert godganse dagen aan een stuk door naar Elvis. Waar nonkel is, hoort ge Elvis. Nonkel Peter neemt mij ook altijd overal mee naartoe, naar eendert waar, om een boodschap, of gewoon zomaar eens om een toertje te maken met de wagen… Nonkel heeft een spiksplinternieuwe Simca 1100 TI met voorwielaandrijving. Als nonkel nog twee jaar verder doet in de vakschool, mag hij les geven over auto’s. Nonkel Peter studeert automechaniek, hij weet alles van auto’s maar ook van de schoon meiskes. Hij heeft nog geen vast lief, maar dat zal wel niet te lang meer gaan duren. Linda heet ze. Ze is blond en knap en ze krijgt van nonkel een zilveren ring. Linda is twee jaar jonger dan nonkel, ze studeert sociaal werk of zoiets. Ze moet eens lachen en dan pinkt ze een oogje naar mij. Linda draagt altijd een minirokje en nonkel Peter is daar zo zot van. Ze heeft het niet voor Elvis want ze is fan van The Beatles. Nonkel trekt hem dat niet aan, ieder zijn muziek. Nonkel weet dat ik graag naar de Vlaamse liedjes luister, hij vindt dat goed, hij neemt zelfs voor mij al de nieuwste Vlaamse hitjes op. Nonkel Peter zingt, hij laat de voorste dikke banden van zijn Simca 1100 TI gieren. Her lips are like a vulcano that’s hot I’m proud to say she’s my buttercup I’m in love I’m all shook up Mm mm oh, oh, yeah, yeah…
22