EXTERNAL REPORT SCK•CEN-ER-225
Organisatie van de multidisciplinaire hulpverlening bij een vliegtuigcrash op een nuclaire site
Ontwikkeling van actiekaarten
Geert Olyslaegers
Document opgesteld in het kader van de stresstests opgelegd door het FANC in “Belgian Stress tests” specifications – Applicable to all nuclear plants, excluding power reactors, 22 June 2011
Augustus , 2014
SCK•CEN Boeretang 200 BE-2400 Mol Belgium
CMD
EXTERNAL REPORT OF THE BELGIAN NUCLEAR RESEARCH CENTRE SCK•CEN-ER-225
Organisatie van de multidisciplinaire hulpverlening bij een vliegtuigcrash op een nuclaire site
Ontwikkeling van actiekaarten
Geert Olyslaegers
Document opgesteld in het kader van de stresstests opgelegd door het FANC in “Belgian Stress tests” specifications – Applicable to all nuclear plants, excluding power reactors, 22 June 2011
Augustus , 2014 Status: Unclassified ISSN 1782-2335
SCK•CEN Boeretang 200 BE-2400 Mol Belgium
© SCK•CEN Studiecentrum voor Kernenergie Centre d‟étude de l‟énergie Nucléaire Boeretang 200 BE-2400 Mol Belgium Phone +32 14 33 21 11 Fax +32 14 31 50 21 http://www.sckcen.be Contact: Knowledge Centre
[email protected]
RESTRICTED All property rights and copyright are reserved. Any communication or reproduction of this document, and any communication or use of its content without explicit authorization is prohibited. Any infringement to this rule is illegal and entitles to claim damages from the infringer, without prejudice to any other right in case of granting a patent or registration in the field of intellectual property. SCK•CEN, Studiecentrum voor Kernenergie/Centre d'Etude de l'Energie Nucléaire Stichting van Openbaar Nut – Fondation d'Utilité Publique - Foundation of Public Utility Registered Office: Avenue Herrmann Debroux 40 – BE-1160 BRUSSEL Operational Office: Boeretang 200 – BE-2400 MOL
Inhoud 1 Inleiding ........................................................................................................................... 5 2 Het bijzonder nood- en interventieplan luchtvaartongevallen ......................................... 6 2.1 Algemene beginselen in verband met bevoegdheden .................................................. 7 2.1.1 Militaire domeinen ................................................................................................... 7 2.1.2 Algemene bevoegdheid betreffende rampenbestrijding ........................................... 7 2.1.3 Toepassing van de noodplanning bij luchtvaartongevallen ..................................... 7 3 Luchtvaartongevallen ...................................................................................................... 7 3.1 Types van de ongevallen .............................................................................................. 7 4 Te nemen maatregelen door de hulpdiensten .................................................................. 8 4.1 Melding en verwittigingen ........................................................................................... 8 4.2 Inzetvoorstellen en te nemen maatregelen voor D1 ..................................................... 9 4.2.1 Randvoorwaarden: ................................................................................................... 9 4.2.2 Inzetprincipes ........................................................................................................... 9 4.2.3 Inzetvoorstellen ...................................................................................................... 10 4.2.4 Benodigde middelen ............................................................................................... 11 4.2.4.1 Kleine toestellen ................................................................................................. 11 4.2.4.2 Grote toestellen ................................................................................................... 12 4.3 Algemene bepalingen voor D2 .................................................................................. 13 5 Gevaren bij luchtvaartongevallen .................................................................................. 13 5.1 Militaire toestellen ..................................................................................................... 13 5.2 Brandstof .................................................................................................................... 13 5.3 Koolstofvezels ........................................................................................................... 14 6 Doel van het rapport ...................................................................................................... 15 7 Voorbeeld Actiekaart ..................................................................................................... 17 8 Specifieke actiekaarten voor vliegtuigcrash op een nucleaire site ................................ 18 A0 – Eerste acties exploitant ............................................................................................ 18 A1 – Opstartcoördinatie (HC100) .................................................................................... 20 A1 – Opstarten CP-Ops .................................................................................................... 22 A1 – Opstarten PCC ......................................................................................................... 25 A1 – Opstarten GCC ........................................................................................................ 27 A1 – Opstarten Interventie Brandweer ............................................................................. 29 A1 – Opstarten Medische Interventie ............................................................................... 31 A1 – Taken CIC ................................................................................................................ 33 A1 – Civiele bescherming en leger (D4) .......................................................................... 35 A2 – Bescherming Intervenanten (CP-Ops) ..................................................................... 36 A3 – Taken bij bezetting perimeter (D3).......................................................................... 38 A3 – Verwittiging van de bevolking (PCC) ..................................................................... 40 A3 – Verwittiging van de bevolking (D3) ........................................................................ 42 A4 – Brandweer interventie op de site ............................................................................. 44 A4 – Medische interventie op de site ............................................................................... 46 A4 – Eerste ploegen ter plaatse op nucleaire installatie (D3)........................................... 48 9 Overzichtschema met mogelijk acties en interacties ..................................................... 50 10 Referentie ................................................................................................................... 52
V1.0
4/52
1
Inleiding
Naar aanleiding van het nucleair ongeval in de kerncentrale in Fukushima in maart 2011 heeft de Europese Nucleaire Veiligheid Regulator Group (European Nuclear Safety Regulator Group - ENSREG) aangekondigd dat de veiligheid van alle Europese kerncentrales moest worden onderzocht aan de hand van een transparante en uitgebreide risicoanalyse genaamd de "stress test "[1]. Deze test is nodig om na te gaan in welke mate kerncentrales in Europa veilig zijn. Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle heeft de ENSREG specificatie aangepast en heeft het toepassingsgebied uitgebreid tot alle klasse 1 installaties in België die nog over geen vergunning voor ontmanteling beschikken [2]. Een belangrijk punt in deze uitbreiding is ondermeer de herziening van het onderhoud van de vitale functies in het geval van een vliegtuig crash. Dit rapport geeft een overzicht van de te nemen acties van de verschillende (hulp)diensten in geval van een crash op een nucleaire site. Reeds in het verleden hebben de terreur aanslagen van 11 september 2001 op het World Trade Center en het Pentagon de aandacht van het publieke getrokken naar het risico voor een grote vliegtuigcrash op kritieke infrastructuur, met inbegrip van energiecentrales en nucleaire installaties. Uit een recente bevraging is echter gebleken dat provinciale nood en interventieplannen (BNIP) voor vliegtuigongevallen enkel uitgeschreven zijn voor de directe zones rond vlieghavens (i.e. de 8 km zone), een regelgeving die consistent is met internationale aanbevelingen en richtlijnen. Voor vliegtuigongevallen buiten deze zones wordt teruggevallen op de conventionele noodplanorganisatie zoals deze wordt toegepast voor autoongevallen, trein-accidenten, ect. Tot op heden is er ook nooit een vraag geweest naar uitbreiding van het BNIP vliegtuigongevallen vanuit de nucleaire; SEVESO- of ander bedrijven met een bijzonder risico. Het gegeven is ook bijzonder complex. Naargelang het accident en de locatie kan men in een situatie komen waar zowel, het BNIP luchtvaartongevallen, het BNIP nucleair, het medisch interventieplan (MIP) en het politioneel interventieplan (PIP) worden afgekondigd. Men dient ondermeer mee rekening te houden met de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende medische hulpverlening, het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen (BS 15/3/2006) en de wet van 15/5/2007 (BS 31/7/2007) betreffende de civiele veiligheid. De alarmering wordt opgestart door de nucleaire site in kwestie en zal in het ergste geval een een „reflex notificatie‟ (Notificatie Reflex of NR) uitsturen in de eerste plaats naar het HC100, de Gouverneur van de provincie en crisiscentrum van de regering (het CGCCR). Hierna wordt automatisch het nucleair noodplan in alarmniveau reflex (Urgentie reflex of UR) opstart, waarbij de acties van de interventiediensten op het terrein door de provinciegouverneur(s) worden gecoördineerd. In dit opzicht loopt de coördinatie op het zelfde niveau als bij de afkondiging van het BNIP luchtvaartongevallen. Naargelang de ernst van de situatie zal het coördinatieniveau opgeschaald worden naar een nationaal niveau of kan het huidige niveau aanblijven. Deze acties dienen in goed overleg met de verschillende mogelijke coördinatieniveaus gebeuren. Aanvullende aan de actoren die bij een nucleaire calamiteit worden gealarmeerd zullen/moeten ook verschillende instantie met kennis rond vliegutuigongevallen betrokken worden bij de rampenmanagement.
V1.0
5/52
Het alarmniveau reflex (UR) houdt aan tot een federale fase van het nationaal nucleair noodplan (U1, U2 of U3) geactiveerd is. Deze activering kan enkele minuten tot maximaal enkele uren duren. De overgang gebeurt wanneer een grondigere evaluatie van het risico gedaan kan worden, afhankelijk van de beschikbare informatie en de ernst van de situatie. Wanneer een vliegtuig neerstort op een nucleaire site zonder impact op een nucleaire installatie, zal het incident vermoedelijk afgehandeld worden volgens conventionele noodplanorganisatie op provinciaal niveau. 2
Het bijzonder nood- en interventieplan luchtvaartongevallen
In het nationaal noodplan voor de risico's inherent aan de luchtvaart lezen we: "Het neerstorten van een luchtvaartuig of een ongeval met een vliegtuig in volle vlucht met weerslag op de grond wordt geregeld door de beschikkingen in het algemeen nood- en interventieplan omwille van de onvoorziene aard van de lokalisatie." De reden waarom we een aanvulling maken is voornamelijk omdat we specifieker kunnen werken dan voorzien in het ANIP en BNIP. Uiteraard zullen de principes van het ANIP worden gehanteerd en noteren we daarom in de aanvulling enkel die specifieke elementen. Ook de intense luchtvaart en de daaraan verbonden risico‟s maken het noodzakelijk om op zonaal vlak een plan te hebben voor eventuele noodsituaties waarbij vliegtuigen met hun lading kunnen neerstorten en passagiers, bemanning en bevolking het slachtoffer kunnen zijn. Dit plan beschrijft de organisatie van de hulpverlening en de coördinatie van de operaties bij luchtvaartongevallen. Het is de bedoeling om zo snel mogelijk:
de beschikbare hulpmiddelen ter plaatse in te zetten. Hiertoe zullen waar mogelijk de zonale opschalingsschema‟s worden gebruikt.
een coördinatie tot stand te brengen tussen de instanties die aan de hulpverlening deelnemen. Er wordt getracht bij een ernstig ongeval zo snel mogelijk een CP-OPS en een GCC in te richten.
Met als doel:
het redden van inzittenden en andere betrokkenen
het voorkomen van brand
het voorkomen van uitbreiding van brand
het blussen van de branden
het vrijwaren van het milieu
Het GCC wordt ingericht volgens de richtlijnen van de bevoegde burgemeester en op de plaats door hem bepaald. Mogelijks dienst een opvangpunt voor familieleden voorzien te worden. Onderhavig plan is van toepassing op het grondgebied van de hulpverleningszone Kempen met dien verstande dat er eventueel bijzondere schikkingen zijn t.a.v. de militaire domeinen.
V1.0
6/52
2.1 Algemene beginselen in verband met bevoegdheden 2.1.1 Militaire domeinen De militaire vliegvelden beschikken over een eigen intern hulpplan of Post Crash Management (PCM)-plan inclusief een eigen vliegveldbrandweercapaciteit. In afwachting van de burgerbrandweer zal de militaire brandweer zich toeleggen op blussing en redding. Bij aankomst van de civiele brandweer wordt de militaire brandweer ter beschikking en in ondersteuning gesteld van de civiele bevelvoerder (conform KB 08 november 67). Deze PCM-plannen vormen op geregelde basis onderwerp van gezamenlijke oefeningen (militairburger). 2.1.2 Algemene bevoegdheid betreffende rampenbestrijding Voorgaande regeling doet geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid van de burgemeesters, de provinciegouverneur en de minister van Binnenlandse Zaken in verband met de coördinatie van de rampenbestrijding. 2.1.3 Toepassing van de noodplanning bij luchtvaartongevallen Algemene regel De bestrijding van noodsituaties gebeurt conform de bepalingen van het KB van 16 februari 2006 en de aanvullende omzendbrief NPU-1 van 26 oktober 2006. Bijzondere schikkingen Onderhavig plan is een aanvulling op de algemene en bijzondere nood- en interventieplannen van de gemeenten in de hulpverleningszone Kempen en de provincie Antwerpen en heeft betrekking op de specifieke maatregelen die moeten genomen worden wanneer een luchtvaartongeval zich voordoet in de hulpverleningszone Kempen. Deze maatregelen kunnen evenwel in elke fase van het nood- en interventieplan worden toegepast. Bij een ernstig ongeval zal de bevoegde brandweerofficier onmiddellijk voorstellen aan de Burgemeester om de gemeentelijke fase van het Algemeen Nood- en interventieplan af te kondigen, zodat - indien zulks nodig is - onmiddellijk tot een provinciale fase of, indien vereist, tot een nationale fase kan worden overgegaan. 3
Luchtvaartongevallen
Het gaat om ongevallen met luchtvaartuigen in de brede zin van het woord, zowel burgertoestellen als militaire. Hierin zijn eveneens de toestellen van de federale politie begrepen. 3.1 Types van de ongevallen
V1.0
7/52
Luchtvaartongevallen kunnen, op basis van de effecten op de grond, in twee types worden onderverdeeld:
Vernieling van een toestel tijdens de vlucht (Bv.: botsing tussen twee vliegtuigen, ernstig structurele fout, brand, …)
Vernieling van het toestel door inslaan op de grond (crash) (Bv: navigatiefout, botsing met een obstakel, ernstig mechanisch incident dat de piloot noodzaakt een noodlanding te maken, geplande crash (terrorisme))
Op basis van de risico‟s moeten we bij luchtvaartongevallen rekening houden met
De brandstof
De overige materialen inclusief de lading
De getroffen inrichtingen op de grond
Natuurlijk zijn er dan nog de vliegtuigtypes. Op basis van de type maken we volgende indeling:
Kleine toestellen (helikopters, sportvliegtuigjes en alle andere toestellen die een vermoedelijke hoeveelheid brandstof die ongeveer 1000 l is en die maximaal 10 personen vervoeren)
Grote toestellen (alle militaire toestellen worden bij de grote toestellen gerekend omwille van de wapens en de munitie die ze bij hebben)
Indien enige twijfel bestaat over het type toestel wordt verondersteld dat het een groot toestel betreft. 4
Te nemen maatregelen door de hulpdiensten
4.1
Melding en verwittigingen
Indien de melding via derden zou toekomen bij de brandweer dan dient de brandweer onmiddellijk het bevoegde Hulpcentrum 100 te verwittigen via het nummer 100 of 112. Het bevoegde Hulpcentrum 100 verwittigd:
het Rescue Coördination Center indien verwittiging niet vanuit RCC kwam
het C.G.C.C.R. (vanaf de gemeentelijke fase)
Aan de dienst 100 dient te worden gevraagd om via het Rescue Coördination Center zo snel mogelijk inlichtingen te krijgen over:
V1.0
het type toestel, het aantal personen aan boord en de nationaliteit (POB's).
de aard en de hoeveelheid overblijvende brandstof (fuel quantity).
voor transportvliegtuigen eventueel de aard van de (gevaarlijke) lading en indien mogelijk de hoeveelheid (dangerous cargo).
voor militaire toestellen de aanwezige wapens en munitie aan boord en de aanwezigheid van een schietstoel (weapons and ammunition).
8/52
4.2 Inzetvoorstellen en te nemen maatregelen voor D1 Het BNIP luchtvaarongevallen van de provincie Antwerpen treedt in werking indien directe hulpverlening vereist is en als er gevaar is naar bevolking en leefmilieu toe. 4.2.1 Randvoorwaarden: We gaan in de onderstaande scenario‟s voor het bepalen van de inzet uit van het ongeval “op zich” zonder rekening te houden met middelen voor het bestrijden van grote nevenschade. Indien dit bij de melding bekend is moeten de extra middelen voor de inzet op de nevenschade toegevoegd worden volgens de normale uitrukprocedure.
We gaan uit van SVM Finiflam Royal 3/3 dat in de zone gebruikt wordt.
Tankwagens moeten minimaal 8000 l water bevatten.
Gebruikte afkortingen o IAP
Industriële autopomp
o HAP
Halfzware autopomp
o SAP
Schuimautopomp
o TW
Tankwagen min 8000 l
o Mat
Materieelwagen of Bevrijdingswagen
o BB
Bosbrandweerwagen
o Cdo
Commandowagen
o AB-vtg
Adembeschermingsvoertuig of container
o SVM
Schuimvormend middel
o AGS
Adviseur Gevaarlijke Stoffen
o MIP
Medisch interventieplan
o PBM‟s
Persoonlijke beschermingsmiddelen
4.2.2 Inzetprincipes Benader zo mogelijk bovenwinds, blijf op minimaal 100 m (te verminderen naar 50 m na risico-inschatting). Indien vooraf geweten is dat het toestel moeilijk via de normale weg te bereiken is dient de 1e autopomp steeds vergezeld te worden door een Bosbrandweerwagen. Eventueel moeten extra bosbrandweerwagens gealarmeerd worden, indien nodig ook in naburige zones. Houd steeds rekening met de gevarenzones rondom vliegtuigmotoren:
V1.0
Vooraan: propellers of aanzuigopening bij turbines, afstand > Min 10 m.
Achteraan: afstand > 50 m
Zijdelings: fragmentatiezones of zones rondom de motoren die aanleiding kunnen geven tot weggeslingerde (metalen) onderdelen ingevolge mechanische defecten of explosies.
9/52
Ga steeds uit van mogelijke overlevenden. Neem altijd maatregelen ter bescherming van de romp en vrijwaren van de (nood)uitgangen (blijf de romp koelen na blussing). Draag gepaste PBM‟s - nl. minimaal volledige interventiekledij adembescherming – en neem een explosie zuurstofmeter mee
en
autonome
Bepaal de omvang van de crash zone Bepaal de impact op de bevolking Indien het ongeval plaatsvindt in een waterwinningsgebied; de betrokken watermaatschappij verwittigen voor eventuele verontreiniging van het drinkwater 4.2.3 Inzetvoorstellen Algemeen
Stel de voertuigen nooit lager op dan het vliegtuig
Verzamel bij aankomst eventueel ronddolende slachtoffers op een veilige plaats
Doe continue explosiegevaar- zuurstofmetingen
Dek eventuele brandstofplassen snel af met schuim
Observeer de buitenzijde van de romp.
Binnenaanval
Zoek de uitgangen, nooduitgangen of “cut out area‟s” en tracht deze te openen of probeer de cockpit te openen (let op voor schietstoelen, bij gecrashte vliegtuigen nooit canopy (koepel) afschieten)
Betreed het toestel met een bevelvoerder en minimaal 2 brandweermannen met een gewapende aanvalslijn van voldoende lengte en met voldoende en ononderbroken debiet (cf. Flashover trainingen). Positioneer een derde brandweerman bij de toegang (slangentoevoer).
Observeer de buitenzijde van de romp. Rimpelvorming ter hoogte van de vleugels kan wijzen op een nakende instorting en vereist onmiddellijke evacuatie van de ploeg.
Indien mogelijk buitenzijde van de romp koelen met water
Beslis indien nodig tot snelle (oncomfortabele) redding van de slachtoffers
Doe enkel levensreddende handelingen in het wrak bij veilige situatie.
Houd rekening met de lading
Buitenaanval
V1.0
Val aan met de wind in de rug
Doe een schuimaanval langs beide zijden van het toestel
10/52
4.2.4 Benodigde middelen Het uitgangspunt is dat de vereiste voertuigen volledig bemand zijn. De voertuigen komen vanuit de post het kortst bij het incident en verder vanuit alle andere posten van de zone in volgorde van nabijheid en beschikbaarheid. Indien vooraf geweten is dat het toestel moeilijk via de normale weg te bereiken is dient de 1e autopomp steeds vergezeld te worden door een bosbrandweerwagen. Eventueel moeten extra bosbrandweerwagens gealarmeerd worden, indien nodig ook in naburige zones. 4.2.4.1 Kleine toestellen De hoeveelheid brandstof bij kleine toestellen zal niet meer dan 1000 l bedragen. Vernieling van een toestel tijdens de vlucht De fragmenten van het toestel kunnen over een vrij groot gebied (honderden meters en meer afhankelijk van de hoogte en de mate van fragmentatie in de lucht) verspreid worden en mogelijks op die plaatsen (kleine) schade veroorzaken die het inzetten van diverse ploegen met HAP noodzakelijk maakt. Hetzelfde is mogelijk met de brandstof maar we houden in dit scenario rekening met het feit dat de brandstoftank pas bij impact op de grond zal vrijkomen. Deze brandstofinhoud van 1000 l zal een geschatte maximale brandende plas veroorzaken van ongeveer 100 m². Hiervoor is minimaal 550 l SVM en 17500 l water vereist Inzet:
1 IAP (1000 l SVM) (& BB) plaats grootste impact
1 HAP en naar behoefte voor inzet in fragmentatiegebied rond grootste impact
2 TW (totale watercapaciteit min 16000 l)
1 Mat
1 Cdo
Vernieling van het toestel door inslaan op de grond (crash) De fragmenten zullen over een beperkter gebied verspreid worden (enkel door de impact). Hier wordt verder dezelfde redenering toegepast Inzet:
V1.0
1 IAP
1 HAP voor de inzet in het fragmentatiegebied rond de impact
2 TW (totale watercapaciteit min 16000 l)
1 Mat
1 Cdo
(1000 l SVM) (& BB) plaats grootste impact
11/52
4.2.4.2 Grote toestellen Steeds de AGS alarmeren en MIP afkondigen ! Vernieling van een toestel tijdens de vlucht De fragmenten van het toestel kunnen over een vrij groot gebied (kilometers afhankelijk van de hoogte en de mate van fragmentatie in de lucht) verspreid worden en mogelijks op die plaatsen (kleine) schade veroorzaken die het inzetten van diverse ploegen met IAP en/of HAP noodzakelijk maakt. Om de schuiminzet te bepalen vertrekken we opnieuw van het geval van een crash. We maken gebruik van volgende vuistregel. Lengte toestel
Oppervlakte
SVM
Water (totaal)
tot 12 m
tot 120 m²
660
21000
tot 18 m
tot 200 m²
1100
35000
tot 24 m
tot 350 m²
2000
64000
meer dan 600 m²
+3300
+100000
meer dan 24 m
Inzet: Lengte toestel
IAP
HAP*
HAP**
TW
(BB)°
SAP
Mat
AB-vtg
Cdo
tot 12 m
1
1
2
3
1
0
2
1
1
tot 18 m
1
2
2
5
1
0
3
1
1
tot 24 m
2
2
4
8
1
0
4
1
1
2
4
4
8+GWT 1
1
5
1
1
+ 24 m * ** °
HAP op incidentplaats met grootste impact HAP in fragmentatiegebied (& BB) Indien vooraf geweten is dat het toestel moeilijk via de normale weg te bereiken.
Vernieling van het toestel door inslaan op de grond (crash) Dezelfde redenering wordt gevolgd als hierboven maar het fragmentatiegebied zal kleiner zijn. Inzet: Lengte toestel
IAP
HAP*
HAP**
TW
tot 12 m
1
1
1
3
1
0
tot 18 m
1
2
1
5
1
tot 24 m
2
2
2
8
2
4
2
+ 24 m * ** °
(BB)°
SAP
Mat
AB-vtg
Cdo
2
1
1
0
3
1
1
1
0
4
1
1
8+GWT 1
1
5
1
1
HAP op incidentplaats met grootste impact HAP in fragmentatiegebied die indien geen opdracht in dit gebied ingezet worden op de impactplaats (& BB) Indien vooraf geweten is dat het toestel moeilijk via de normale weg te bereiken.
In alle gevallen is het aangewezen om een haakarmvoertuig met kraan ter plaatse te laten komen om eventuele brokstukken te verplaatsen.
V1.0
12/52
4.3 Algemene bepalingen voor D2 Bij interventies
5
Elk contact met de onderdelen van het vliegtuig vermijden: koolstofonderdelen en koolstofvezels kunnen snijwonden veroorzaken;
Vermijden om benedenwinds de crashzone te benaderen (koolstofvezels en zware metalen in lucht → aandoening luchtwegen). Indien mogelijk P3 mondmasker dragen.
De identificatie van de slachtoffers en de opvang van familieleden en verwanten gebeurt in nauwe samenwerking met de dienst Dringende Sociale Interventie van het Rode Kruis, overeenkomstig het psychosociaal interventieplan (PSIP).
Het PSIP maakt deel uit van het medisch interventieplan (MIP) van de provincie.
Gevaren bij luchtvaartongevallen
5.1 Militaire toestellen Bij deze toestellen moeten we met volgende bijkomende aandachtspunten rekening houden
Bewapening en munitie: opletten met bovenwinds benaderen! Benaderen van opzij is veiliger.
Schietstoelen
Pyrotechnische elementen
HYDRAZINE bij F16
LOX-tanks of zuurstofflesen
(Dangerous) CARGO
Opletten met radiocommunicatie: sommige projectielen worden elektrisch ontstoken
5.2 Brandstof De brandstof bevindt zich meestal in de vleugels en kan gaan tot 200.000 l. In de luchtvaart worden hoofdzakelijk 2 soorten brandstof aangewend nl. benzine en kerosine. Dit zijn apolaire vloeistoffen die optimaal met 3% AFFF schuim geblust worden. Het vlampunt varieert tussen de -20°C en meer dan 65 °C. Een uitzondering is de noodbrandstof van de gevechtsvliegtuigen (bv. F16) hetwelke hydrazine is. De hoeveelheid hydrazine is beperkt tot maximaal 27 liters, die zich bevinden in een speciaal beveiligd reservoir, dat meestal een crash kan overleven, zoals dit het geval is voor de zwarte doos. Hydrazine is een zeer gevaarlijk stof. Het is brandbaar/explosief, giftig (kankerverwekkend) en bijtend. Is een olieachtige kleurloze vloeistof met ammoniakgeur. Hydrazine vereist een gaspakinzet! Voor een snelle redding kan geopteerd worden voor interventiekledij of een chemiepak. Bijkomende aandachtspunten zijn:
V1.0
Het vliegtuig alleen naderen om mensen te redden en de brand te blussen
13/52
De brandweer kan voor blussingswerken beroep doen op speciale blusteams van defensie
Na de reddings- en blussingswerken dient een isolatieperimeter van 50 m te worden gehandhaafd
Alle ingezette personen grondig decontamineren; dit wil zeggen de zichtbare vervuiling afdeppen met een doek (doek verwijderen want kan nadien spontaan ontbranden) en nadien overvloedig spoelen met water en wassen met zeep. Na decontaminatie de kledij uitdoen en verpakken in overmaatse vaten.
5.3 Koolstofvezels De vezels worden gevonden in de materie waaruit de meeste moderne burger- en militaire toestellen zijn vervaardigd. Ze zijn gevaarlijk voor de mens en voor de elektrisch en elektronische apparatuur, zelfs op grote afstanden. Ze hebben volgende kenmerken
Zeer dun, ongeveer één honderdste van een millimeter, en ongeveer 5 cm lang
Zeer licht en dus verspreidbaar op lange afstand als er wind is
Zeer goede elektrische geleiders: kunnen beschadiging en zelfs vernietiging van elektrische apparaten veroorzaken.
Onvernietigbaar
Onderdelen van vliegtuigen die uit koolstofvezels kunnen vervaardigd zijn:
Horizontale staartvlakken
Verticale staartvlakken
Neus
Remschoenen
Bijkomende aandachtspunten zijn:
Enkel benaderen wanneer het absoluut noodzakelijk is;
Het vuur bestrijden met de normale middelen;
Voorkomen na een brand dat de as wordt verspreid door bedekking met een laag schuim, nadien opzuigen en/of indien mogelijk de grond omploegen
Alle ingezette personen grondig decontamineren zoals bij asbest; dit wil zeggen stofvorming voorkomen, de zichtbare vervuiling afkuisen en nadien overvloedig spoelen met water. Na decontaminatie de kledij uitdoen en verpakken in plastiek zakken of overmaatse vaten. Eventueel raad inwinnen bij het Rescue Coordination Center
Maatregelen bij besmetting van materieel
V1.0
Indien materieel buiten dienst gesteld is: na het besproeien met verf of een kleverige materie dient dit materieel verzameld te worden in geschikte recipiënten, opgehaald door een gespecialiseerde firma en afgevoerd naar een geschikte stortplaats.
Het besmette materieel mag IN GEEN GEVAL verbrandt worden.
14/52
Indien besmet, maar nog bruikbaar: zorgvuldig alle residu opzuigen en na afloop de zak van het zuigtoestel zorgvuldig behandelen zoals beschreven hierboven (indien buiten dienst gesteld).
Nadien het materieel afwassen met water en een synthetisch reinigingsmiddel en na afloop het spoelwater ofwel lozen in een diepe put (nadien te dempen), ofwel filtreren door een filter bestaande uit verscheidene lagen zeefdoek of dik linnen.
Daarna lozen in een riool, terwijl de filter zelf behandeld wordt zoals hierboven beschreven (indien buiten dienst gesteld). 6
Doel van het rapport
De bedoeling van dit rapport is in te gaan op de nood aan concrete richtlijnen met betrekking tot de praktische aspecten van nucleaire noodplanning en noodplanning in het kader van vliegtuigongevallen voor de hulpverleners op het terrein (de intervenanten). Het heeft tot doel om aan de hand van actiekaarten de operationele aspecten van alle interventies en van een vliegtuigcrash op een nucleaire site uit te werken. Er wordt vooral gefocusseerd op onmiddellijk uitvoerbare acties in de eerste fase van het incident voornamelijk op de site zelf. De taken van ieder actor wordt samengevat in een zogenaamde actiekaart (zie sectie 7). De actiekaarten behandelen: ► eerste acties van de exploitant, ► opstarten van de coördinatie door het hulpcentrum 100 (HC100), de commando post operaties (CP-Ops), het provinciaal crisis comité (PCC) en het gemeentelijk crisis comité (GCC) ► opstarten van de brandweer en medische interventies ► ► ► ►
taken van het communicatie- en informatiecentrum (CIC) bescherming van de intervenanten door de CP-Ops afzetten van de perimeters door de politie initiëren van het verwittiging van de bevolking door het PCC en de uitvoering door ondermeer de politie
► brandweer en medische interventie op de site ► taken van de eerste politie ploegen ter plaatse op nucleaire site ► taken van de civiele bescherming en het leger Het takenpakket kan desgevallend nog uitgebreid worden naar acties zoals ► organisatie van de gerechtelijke opdrachten ► organisatie van brandweer en medische interventie in een reflex zone en daarbuiten ► handhaven en herstel van de openbare orde ► organisatie van de controle en decontaminatie aan de IN/OUT van een potentiele reflexzone door de CP-Ops ► organisatie van de verkeersmaatregelen ► opstarten van de psychosociale hulpverlening
V1.0
15/52
► organisatie van de opvang van terugkerenden of spontaan evacuerenden ► evacuatie en ontruiming door de politie ► voorbereiden van de nazorg voor de intervenanten en getroffenen ► organisatie van opvangcentra ► voorbereiden voor jodium profylaxis Aangezien we ons beperken tot de organisatie van de noodplanning op de site in de eerste fase van het incident, vallen deze acties buiten de scope van dit rapport. De actiekaarten zijn terug te vinden in sectie 8 en zijn aangevuld met een overzichtsschema van mogelijke taken en (inter)acties (sectie 9).
V1.0
16/52
7 Voorbeeld Actiekaart Voor elke actiefiches wordt een generieke lay-out voorgesteld voor de coördinerende cellen en de verschillende disciplines.
Titel (duidelijke actie)
Logo discipline
Ondertitel
Discipline (+ volgnr)
1. Uitvoering 1.1. Opstart Wie start het op ? (ook naar wie wordt verder gerapporteerd ?)
1.2. Samenstelling Wie voert uit ? Naar wie wordt gerapporteerd, schema van organisatie.
1.3. Werkterrein Specifieer interventiezone Rode zone : gevaar, alleen D1, wordt geëvacueerd, zal misschien deel van reactorgebouw of deel van kerncentrale zijn tijdens het UR (om buiten de site te evacueren moet U3 afgekondigd worden (door ED) Oranje zone : reflexperimeter : er moet geschuild worden en toegang wordt afgesloten Gele zone : verkeersontrading. Of coördinatiecentrum (CP-Ops(UR), gemeentelijk cc, provinciaal cc, ander…)
1.4. Communicatie Routinegespreksgroep Regulatiegespreksgroep
Hoofdgroep Reservegroep (indien Hoofdgroep niet beschikbaar)
Multidisciplinaire gespreksgroep Andere
2. Belangrijkste opdrachten Aandacht voor het mogelijk gevaar
specifieer …
Uit te voeren opdracht op de plaats van de noodsituatie
ASAP … … …
3. Middelen
Communicatie: ASTRID-radiopost(en) en GSM Beschermingsmiddelen voorzien: beschermende kledij, jodiumtabletten, dosismeter, fluoovergooier, Kaarten omgeving (gedetailleerde wegenatlas, stafkaarten,…)… Signalisatiemateriaal en toortslampen (met extra batterijen)
4. Aandachtspunten
Het … permanent op de hoogte houden over … … …
5. Opvolging en Evaluatie
Eerste debriefing naar … Grondige debriefing en rapportering naar… Bij overgang naar U3, indien schuilmaatregel gehandhaafd blijft,…
6. Bijlagen
V1.0
Kaartje omgeving (te voorzien) Schema organisatie (te voorzien)
17/52
8
Specifieke actiekaarten voor vliegtuigcrash op een nucleaire site
A0 – Eerste acties exploitant Alarmering van de hulpdiensten en coördinatie centra bij vliegtuigcrash
Exploitant Actie 0
1. Uitvoering 1.1. Opstart Exploitant
1.2. Samenstelling Cellen van de noodplankamer ► Directiecel ► Cel Fysische controle en veiligheid ► Cel Radiologische evaluaties (meteocel) ► Cel binnenverbindingen ► Cel buitenverbindingen ► Cel Geneeskunde ► Cel Technische Steun, Brandbestrijding en Ontruiming Individuele cellen rapporteren naar de Directiecel Directiecel rapporteert naar PCC en CGCCR (wanneer operationeel)
1.3. Werkterrein
Nucleaire site/noodplankamer. Bij het niet beschikbaar zijn van de noodplankamer ten gevolge van de crash kan uitgeweken worden naar andere locaties in functie van de windrichting
1.4. Communicatie Gespreksgroepen SCK•CEN Multidisciplinaire coördinatiegespreksgroep Andere:
Conform Communicatieplan BNIP(Blokindex) Telefoon Fax Videoconferentie
2. Belangrijkste opdrachten Bepaling van de ernst van het incident
Locatie van de crash Op nucleaire installatie of niet Type vliegtuig Klasse/Grootte Passagiers/Goederen Burgerlijk/Militair
Type lozing
Niet toxisch Radiologische lozing Hydrazine lozing Combinatie Geen info
Informatie verstrekking aan
CGCCR HC100 FANC-AFCN BEL-V Burgemeester Mol Gouverneur prov. Antwerpen Federale Politie Civiele Bescherming Belgoprocess
Belgonulceair Electrabelcentrale Mol FBFC IRMM Administratieve zetel SCK•CEN FOD WASO Burgemeester Dessel Depot autobus Turnhout, De lijn
Volgende gegevens worden in een eerste fase via telefoon doorgegeven en daarna via fax gevestigd door de ‟cel buitenverbindingen‟ in opdracht van de „Directiecel en ‟cel Fysische Controle en Veiligheid‟ (=eerste notificatie):
V1.0
18/52
Identificatie van de beller Coördinaten (SCK•CEN – Boerentang 200 – 2400 Mol – Tel 014/31.21.28 (Directiecel)) Aard van de gebeurtenis (nucleair incident – gepaard met brand en/of slachtoffers) Type ongeval: Vliegtuigcrash Type vliegtuig - verwacht aantal passagiers / gevaarlijke producten ? Type lozing Plaats van de gebeurtenis (SCK•CEN en de naam van de installatie) Uur van de gebeurtenis Beschrijving Afkondiging notificatie niveau N0: Geen crash op critische installatie N1: Crash op critische installatie zonder impact buiten de site NR: Crash op critische installatie met grote impact buiten de site andere Reeds genomen maatregelen (Afkondiging intern noodplan,…) Basis gegevens meteo (windrichting, windsnelheid,…) Lijst van verwittigde instanties (wordt verstuurd per fax)
Bestrijden van de calamiteit
ASAP
3. Middelen
Communicatie:
1 : Telefoon, Fax 2°: Videoconferentie 3°: (Astrid)-radiopost(en) IT middelen (Radiologische dispersie modellen, HINES,…) Kaarten omgeving (gedetailleerde wegenatlas, stafkaarten,…)…
4. Aandachtspunten
Het PCC/CGCCR permanent op de hoogte houden over de toestand op de site Bestrijden van het incident Veiligheid van werknemers en bezoekers verzekeren Helpen van slachtoffer
5. Opvolging en Evaluatie
Eerste debriefing naar PCC/ CGCCR Grondige debriefing en rapportering naar CGCCR/PCC
6. Bijlagen
V1.0
19/52
A1 – Opstartcoördinatie (HC100) Initiële alarmering, opstarten (nucleair) noodplan en coördinatie van de eerste interventies
HC100 Actie 1
1. Uitvoering 1.1. Opstart Opgestart na alarmering van HC100 door de exploitant (i.e. SCK•CEN)
1.2. Samenstelling De aangestelde van het HC100 ► Heeft als eerste taak informatie rond het incident te verzamelen (telefoonbevraging) ► Alarmeren en informeren van noodzakelijke hulpdiensten en crisiscentra
1.3. Werkterrein
HC100
1.4. Communicatie
Routinegespreksgroepen Volksgezondheid en Brandweer Conform Communicatieplan BNIP Regulatiegespreksgroep Toekenning blokindex Multidisciplinaire gespreksgroep Telefoon en Fax Andere
2. Belangrijkste opdrachten Opvragen van basisinformatie rond het incident op de nucleaire installatie
Volgende informatie moet zeker gevraagd worden aan de nucleaire installatie: is er lozing van radioactieve stoffen [Ja, Nee, Onbekend] is er brandweer gevraagd op site [Ja, Nee] zijn er gewonden (bijstand ziekenwagens op site gevraagd) [Nee, of aantal gewonden, eventueel aard van verwondingen]. Wat is de windrichting (en indien mogelijk de windsnelheid) Extra bevraging rond vliegtuigcrash: Type vliegtuig o Klasse/Grootte o Passagiers/Goederen o Burgerlijk/Militair Meer info rond lozing o toxiciteit lading ? Hydrazine lozing ? Combinatie chemisch/nucleair ?
Het HC100 alarmeert de verschillende disciplines, de gouverneur(s) en het provinciaal coördinatiecomité volgens verwittigings- en afkondigingsprocedure: Strikt genomen is dit een combinatie van the BNIP Nucleair Mol, het MIP, het PIP en het BNIP luchtvaart
V1.0
Afkondiging van het BNIP Nucleair Mol Brandweer Mol en bijstand zone o basisuitruk o watertankwagen o poederwagen o schuimautopomp o schuimtankwagen o interventiewagens o takelwagen Civiele bescherming Brasschaat Burgemeester en rampenambtenaar gemeente Mol en Dessel Gouverneur en leden CC provincie Antwerpen Adviseur gevaarlijke stoffen Afkondiging van het MIP Ziekenwagen BW Mol Federaal gezondheidsinspecteur MUG/PIT …
20/52
Afkondiging van het PIP via CIC Antwerpen o Lokale Politie o DirCo … Afkondiging van het BNIP Luchtvaart Luchthaven: Bevraging rond: o Type toestel o Hoeveel passagiers o Lading o Fuel Rescue Coördination Center CGCCR o minister van Binnenlandse Zaken o minister van Verkeer o minister van Justitie o minister van Buitenlandse Zaken Ambassade of het consulaat van het land van herkomst van het verongelukte vliegtuig
Na het opstarten van de actie, tot wanneer de coördinatie overgenomen wordt door een specifieke CP-Ops, zal het HC100 functioneren als verzamelpunt voor de verdere updates
Bijhouden wie er gewaarschuwd is en blijven proberen in geval van notificatieproblemen Verspreiden en updaten van de informatie disciplines en CC: Focus op de meest recente informatie over de gevaarsgraad voor interventieploegen en de te gebruiken beschermingsmaatregelen totdat de CP-Ops (met de adviseur verantwoordelijk voor de veiligheid van de intervenanten (AGS)) dit overneemt De status van verschillende intervenanten, de CC's binnen de disciplines, de CP-Ops, en de CC's bijhouden en aan de anderen communiceren Doorgeven van eerste SIT-REPs aan alle partners tot deze operationeel zijn Afspraken over de overgang van de communicatie van de interventieploegen naar de specifieke CC's Opstarten logboek op OSR website: www.osr.be
3. Middelen
Communicatie: telefoonlijnen, internetaansluiting, ASTRID-radiopost(en), GSM,… Kaarten omgeving (gedetailleerde wegenatlas, stafkaarten,…)…
4. Aandachtspunten
Permanente contact onderhouden met CP-Ops, CC en CIC om bijkomende informatie uit te wisselen Tevens dienen omliggende ziekenhuizen gecontacteerd te worden voor evaluatie beschikbare bedden, en het feit dat mogelijk gecontamineerde patiënten zich aandienen.
5. Opvolging en Evaluatie
6. Bijlagen
V1.0
Kaartje omgeving (te voorzien)
21/52
A1 – Opstarten CP-Ops Opstarten operationele coördinatie
CP-Ops Actie 1
1. Uitvoering 1.1. Opstart Verantwoordelijke brandweer Mol, na bericht van het HC100 over de vliegtuigcrash
1.2. Samenstelling Leiding: Dir-CP-Ops Ondereenheden: Directeurs van de op het terrein betrokken disciplines Dir-CP-Ops rapporteert naar Gouverneur Prov. Antwerpen en burgemeesters Mol
1.3. Werkterrein Een brandweer interventie op het terrein is noodzakelijk voor levensreddende handelingen en het inperken van het incident. Er kan een (mobiele) CP-Ops aan rand van rode zone worden geplaats. Deze kan gelokaliseerd zijn aan de ingang van de betrokken nucleaire installatie of nabij de locatie van de impact. Het BNIP laat de Dir-CP-Ops vrij in het kiezen van de locatie van de CP-Ops tijdens motorkapoverleg. Zo kan adequaat rekening gehouden worden met de overheersende windrichting bij het bepalen van de locatie. De lokatie van de CP-Ops hangt ook samen met de ernst van het incident
1.4. Communicatie Regulatiegespreksgroep Multidisciplinaire gespreksgroep Andere
Conform Communicatieplan BNIP Conform Communicatieplan BNIP (Blokindex) Telefoon voor contact met CC
2. Belangrijkste opdrachten
D1.0
De brandweeroverste wordt geïnformeerd door het hoofd van de instelling over de belangrijkste (radiologische) aspecten van het ongeval. Risico‟s naar intervenanten hulpdiensten en aanwezigen in de geaffecteerde zone inschatten. CPOps duidt verantwoordelijke veiligheid aan die in staat voor bescherming intervenanten (in overleg met stralingsdeskundige van de nucleaire installatie, FANC, Bel-V, expert vliegtuigen) Op basis van informatie m.b.t. windrichting (en eventueel windsnelheid) van HC 100: Advies over aanrijroutes (of wachten tot meer duidelijkheid bestaat) en beslissingen over RV punten communiceren Terreinaanbevelingen voor vliegtuigcrash (zonder nucleaire release) Veiligheidszone initieel 100 m Wind in de rug Hoogst gelegen punt bij glooiend terrein Vluchtwegen vrijwaren Lokaliseren gevaren (Motoren/Brandstof/Landingsgestel/Bewapening,…) Verzamelen van informatie Aantal slachtoffer en ernst van de verwondingen (START principe) Bepalen van de Practical Critical Area voor bepaling bluscapaciteit Lokaliseren van andere gevaren in verband met cargo/lading Bepalen timing arrival en type blusmiddelen Informatie-uitwisseling met HC100 en de verschillende interventieploegen opzetten Informatie-uitwisseling met permanentie FANC over radiologisch gevaar bij interventies en de adviezen over gebruik van de persoonlijk beschermingsmiddelen voor intervenanten doorgeven Communicatie met alle disciplines om CP-Ops zo snel mogelijk operationeel te maken, aanstelling van alle rollen binnen CP-Ops (Dir-CP-Ops, Dir-BW, Dir- Med, Dir -Pol, Dir -Log, Dir-Info, adviseur veiligheid, AGS, stralingsdeskundige, secretaris ,… ). e Adjuncten disciplines in 2 lijn Opvorderen van experten met kennis van vliegtuigen Focus op: Creëren van overleefbare situatie Redding van slachtoffers Voorkomen van brand Beheren van de radiologische component indien van toepassing Branduitbreiding voorkomen en/of blussen Contact leggen met provinciegouverneur (in PCC) en met Burgemeesters (in GCC) Vergaderen – en communicatieafspraken maken Organisatie van de verdeling van beschermingsmiddelen voor de intervenanten
22/52
Updates van de SIT-REPs van de verschillende interventieploegen verzamelen en informatie doorgeven. IN/OUT politiek aan perimeter uitwerken in samenwerking met PCC en CIC (Actie 1 D3). Coördinatie van de perimeterinstelling en communiceren toelatingsvoorwaarden (waar, welke personen binnenlaten, welke PBM's verplicht en hoe beschikbaarheid van D3 organiseren, welke registratie, welke informatie geven aan de in/out, welke decontaminatiepolitiek voor zoneverlatende voertuigen,…) Opstarten logboek OSR indien mogelijk
3. Middelen
Lokaal CP-Ops is uitgerust met communicatiemiddelen (telefoon, internet, fax, video-conferentie, ASTRID, REGETEL…) en ondersteuning (GIS-kaarten, videobeelden van op het terrein via bijvoorbeeld RAGO,…) Communicatie: Telefoon, ASTRID-radiopost(en) en GSM voorzien en zo nodig bijkomende middelen aanvragen aan D4 (vb. satellietverbinding ) Digitale & papieren kaarten omgeving (van gedetailleerde wegenatlas, stafkaarten,…) voor verdere verspreiding Beschermingsmiddelen voor het personeel voorzien en zo nodig aanvragen aan de D1 & D4, fluoovergooier, beschermingspakken met gasmasker… Elektronisch whiteboard met printmogelijkheden, projectieschermen,…
4. Aandachtspunten
In eerste fase is de focus van de CP-Ops het inwinnen van informatie m.b.t. de gevaarssituatie voor de intervenanten, en het bespreken hiervan met relevante experts (stralingsdeskundige, AGS, experten nucleaire installatie, FANC, vliegtuigexperten*…) om de optimale bescherming te kunnen organiseren. Toegang tot de CP-Ops beperken tot personen die effectief aanwezig moeten zijn, anderen opvangen en doorverwijzen naar juiste plaats (GCC, opvang voor pers, verzamelplaats voor extra personeel,… ) coördinatie met acties provincie Limburg en Nederland indien noodzakelijk Decontaminatie na interventies
5. Opvolging en Evaluatie
Verloop interventie bijhouden via logboek (www.osr.be) Eerste debriefing met interventiediensten op het terrein (Motorkapoverleg) Grondige debriefing en rapportering naar crisis centra
6. Bijlagen
Kaartje omgeving (te voorzien) Kaart groter gebied met alle punten waarop ter plaatse mogelijk tussengekomen wordt (te voorzien) Schema organisatie (te voorzien)
*Bijstand van iemand met vliegtuigkennis Vliegtuigconstructie Lokatie brandstoftanks Toegangen tot het vliegtuig o Normale toegangsdeuren o Nooddeuren en noodluiken o Inbreekpunten o Canopy Motoren o Zuigermotor o Schroefturbine of turboprop o Straalmotor Brandstof o Benzine (AvGas) Voor zuigermotoren Vlampunt: -40° C Zelfontbrandingstemperatuur: 480° C Branduitbreidingssnelheid: 215 - 245 m/min o Kerozine (Jet fuel) Voor straalmotoren Jet A1, Jet A2 en Jet B Jet A1 (JP1, JP2, JP3, ATK, AvTur) - Europese jets - Vlampunt: 38° C - Zelfontbrandingstemperatuur: 245° C - Branduitbreidingssnelheid: 30 m/min Jet A2 (JP5, ATC, AvCat) - Marinevliegtuigen
D1.0
23/52
D1.0
- Vlampunt: 65° C - Branduitbreidingssnelheid: 30 m/min Jet B (JP4, ATG, AvTag) - USA & militiare jets - Vlampunt: -20° C - Zelfontbrandingstemperatuur: 250° C - Branduitbreidingssnelheid: 215 - 245 m/min - Verbrandingswaarde : 43000 kJ/kg
Landingsgestel o Bevat hydraulisch systeem, banden onder hoge druk en grondremmen o “Hot brakes” bij hard remmen (1600° C) o Explosie van de banden bij brand, zijwaarts (veiligheidszone = 35 meter) Drukhouders en druksystemen o Zuurstof (containers van 5 liter vloeibare O2) o Blussystemen o Stikstof o Bediening vliegorganen, landingsgestel,… o 200 - 300 bar Hulp- en noodsystemen Bewapening 70 tot 300 m veiligheidszone naargelang type bewapening Ontsnappingssystemen o Emergency canopy release o Schietstoel
24/52
A1 – Opstarten PCC Opstarten provinciaal crisiscoördinatiecentrum
PCC Actie 1
1. Uitvoering 1.1. Opstart Verantwoordelijke crisisbeheer provincie Antwerpen, na bericht van de nucleaire installatie of het HC100 over de vliegtuigcrash.
1.2. Samenstelling
Leiding: provinciegouverneur: Leden provinciale veiligheidscel: Arrondissementscommissaris van Turnhout of vervanger Directeur Noodplanning Burgemeesters van de gemeente Mol Burgemeesters van de gemeente Dessel D1: Brandweercommandant van Mol D2: Federale Gezondheidsinspecteur D3: Korpschef van de Lokale Politie van de PZ Mol D3: DirCo van het arrondissement Turnhout D4: Bevelhebber van de 6de operationele Eenh. CB D4: Militaire commandant van het provinciecommando Antwerpen D5: Provinciaal verantwoordelijke discipline 5 D5 vertegenwoordigers van de gemeenten Mol en Dessel Het PCC kan aangevuld worden met de vertegenwoordigers van andere diensten/instanties zoals: Luchthaven commandant
1.3. Werkterrein Het provinciaal crisiscentrum zal bij voorkeur worden ingericht in ‟t Getouw, Molenhoekstraat 2 te Mol. Als alternatief kunnen volgende locaties gebruikt worden: Gemeentehuis Dessel: Hannekestraat 1, Dessel Provinciehuis Antwerpen: Koningin Elisabethlei 22, Antwerpen
1.4. Communicatie Regulatiegespreksgroep Multidisciplinaire gespreksgroep Andere
Conform Communicatieplan BNIP Conform Communicatieplan BNIP(Blokindex) Telefoon voor contact met CGCCR Videoconferentie met CGCCR
2. Belangrijkste opdrachten Eerste fase: Afkondigen nucleair noodplan alarmniveau Reflex communicatie van de "reflex"-maatregel
indien noodzakelijk
Communicatie met alle functies om PCC zo snel mogelijk operationeel te maken, aanstelling van alle rollen binnen PCC Informatie-uitwisseling met HC100 en CP-Ops om toestand van de interventies op te volgen Voorzien in mensen en middelen voor de bestrijding van het incident Noodzaak tot het uitvaardigen van maatregelen ter bescherming van de bevolking: Alarmeren van de bevolking via sirenes Alarmeren van de bevolking via het in werking stellen van CIN o Ramen en deuren sluiten o Iedereen onbeschut binnenbrengen en binnen blijven tot nader bericht (“schuilen”) o Airco en/of verluchtingssystemen afzetten o Luisteren naar radio en TV o Kinderen op school laten Voorzien logistieke steun Contact met provinciegouverneur Limburg voor coördinatieafspraken Contact met Nederland Informatie-uitwisseling met ED in Brussel (en eventueel permanentie FANC) over verwachting evolutie en overgang naar ander federaal alarmniveau. In samenspraak met CP-Ops , het systeem opzetten om uitzonderlijke toegang te verlenen aan specifieke personen tot de zone (bijvoorbeeld veiligheidsmensen of experten voor installaties)
Latere fase
D1.0
en
25/52
Updates van de verschillende feedback van CP-Ops en de verschillende disciplines verzamelen
3.
De socio-economische aspecten De bescherming van het leefmilieu en de voedselketen
en informatie doorgeven.
De bescherming van de infrastructuur Updates van de verschillende feedback van GCC's verzamelen en informatie doorgeven. Oprichten Call-Centre voor informeren bevolking, in samenspraak met D5
Middelen
Lokaal PCC is uitgerust met communicatiemiddelen (telefoon, internet, fax, video-conferentie,…) en ondersteuning (kaarten, …) Communicatie: Telefoon, ASTRID-radiopost(en) en GSM voorzien en zo nodig bijkomende middelen aanvragen via technische dienst, D4, … Kaarten omgeving (van gedetailleerde wegenatlas, stafkaarten,…) voor verdere verspreiding
4. Aandachtspunten
In eerste fase is de focus van de PCC de schuilmaatregel binnen de (reflex)zone te implementeren (via sirenes en CIN) en de bevolking via radio/TV correcte informatie te geven Toegang tot de PCC beperken tot personen die effectief aanwezig moeten zijn, anderen opvangen en doorverwijzen naar juiste plaats (opvang voor pers, verzamelplaats voor extra personeel,… In samenwerking met CP-Ops en GCC IN/OUT politiek vastleggen (welke personen binnenlaten, welke PBM's verplicht en hoe beschikbaarheid organiseren, welke registratie, welke informatie geven aan de in/out, welke decontaminatiepolitiek voor zoneverlatende voertuigen,…) Voorzie de nodige maatregelen inzake het stilleggen van trein- en scheepvaart verkeer en omleiden van vliegtuigverkeer
5. Opvolging en Evaluatie
Verloop interventie bijhouden via logboek (www.osr.be) Eerst interne debriefing na alarmering door nucleaire installatie In latere fase een grondige debriefing en rapportering naar ED / minister
6. Bijlagen
Kaartje omgeving (te voorzien) Kaart groter gebied met alle punten waarop ter plaatse mogelijk tussengekomen wordt (te voorzien) Schema organisatie (te voorzien)
D1.0
26/52
A1 – Opstarten GCC Opstarten Gemeentelijk crisiscoördinatiecentrum
GCC Actie 1
1. Uitvoering 1.1. Opstart Verantwoordelijke crisisbeheer gemeente na bericht van HC100 of PCC over de vliegtuigcrash In het BNIP van Mol/Dessel werd geopteerd het GCC van Mol en Dessel samen te voegen met het PCC van Antwerpen. Het is echter mogelijk dat gemeenten die wegens de overheersende windrichting in de noodplanningzone zitten, gevraagd zullen worden hun gemeentelijke crisiscel op te richten. Betreffende gemeenten rapporteren aan de provinciegouverneur
1.2. Samenstelling Leiding: de burgemeester Leden provinciale veiligheidscel Vertegenwoordigers van de disciplines Gemeentelijke noodplanambtenaar
Eventueel andere experts 1.3. Werkterrein Gemeentehuis betreffende gemeente
1.4. Communicatie Regulatiegespreksgroep Multidisciplinaire gespreksgroep Andere
Conform Communicatieplan BNIP Conform Communicatieplan BNIP(Blokindex) Telefoon voor contact met CC
2. Belangrijkste opdrachten
Bij het opstarten van de acties
Communicatie met alle functies om GCC zo snel mogelijk operationeel te maken, aanstelling van alle rollen binnen GCC Informatie-uitwisseling met PCC Contact met bevolking (bijv. Opstellen van een gemeentelijk call center) Coördinatie van gemeentelijk personeel dat ingezet kan worden (of in de toekomst kan worden ingezet) als ondersteuning Na het opstarten van de acties Contact houden met burgers en collectiviteiten – afspraken met PCC over wie welke doelgroepen specifiek opvolgt. Informatie verzamelen over de toepassing van de maatregel, bijvoorbeeld aantallen personen die schuilen in bedrijven, en specifieke noden en situaties en deze doorgeven aan de aangewezen interventiediensten of aan de juiste beleidsniveaus.
3. Middelen
Lokaal GCC moet uitgerust zijn met communicatiemiddelen (telefoon, internet, fax, videoconferentie,…) en ondersteuning (kaarten, …) Communicatie: Telefoon, ASTRID-radiopost(en) en GSM voorzien en zo nodig bijkomende middelen aanvragen via technische dienst, D4, provincie,… Kaarten omgeving (van gedetailleerde wegenatlas, stafkaarten,…) voor verdere verspreiding
4. Aandachtspunten
In eerste fase is de focus van de GCC de schuilmaatregel binnen de (reflex)zone te helpen implementeren en de bevolking correcte informatie te geven Toegang tot de GCC beperken tot personen die effectief aanwezig moeten zijn, anderen opvangen en doorverwijzen naar juiste plaats (opvang voor pers, verzamelplaats voor extra personeel,…) Verzamelen van informatie bij bedrijven om de impact van de tijdsduur van de maatregel in te schatten en deze informatie doorgeven aan beleidsniveau. (verkeerssituaties, economische gevolgen, verhoogde veiligheidsrisico's etc.) Verzamelen van informatie over specifieke noden tijdens het schuilen (burgers of collectiviteiten), bijvoorbeeld medische zorgen nodig, specifieke zorgen etc. Deze doorgeven aan specifiek verantwoordelijke intervenanten (bijv. Medische, Rode Kruis, etc…) en informatie naar beleidsniveau doorgegeven
5. Opvolging en Evaluatie
D1.0
Logboek bijhouden van interventie en coördinatie (via www.osr.be)
27/52
Eerste interne debriefing na alarmering kerncentrale/PCC/HC100 Grondige debriefing en rapportering naar burgemeester en gouverneur
6. Bijlagen
D1.0
Kaartje omgeving (te voorzien) Kaart groter gebied met alle punten waarop ter plaatse mogelijk tussengekomen wordt (te voorzien) Schema organisatie (te voorzien) Telefoonlijsten (te voorzien)
28/52
A1 – Opstarten Interventie Brandweer Opstarten & coördinatie met CP-Ops en beleid (CC)
Discipline 1 Actie 1
1. Uitvoering 1.1. Opstart Verantwoordelijke brandweer Mol, na bericht van het HC100 over de vliegtuigcrash.
1.2. Samenstelling Leiding: Dir-BW Ondereenheden: Brandweerofficier coördinator Deelinterventieofficier Adjunct (link officier coördinator ) Wie voert uit? Brandweerploegen op het terrein Naar wie wordt gerapporteerd? Dir-CP-Ops
1.3. Werkterrein CP-Ops
1.4. Communicatie Regulatiegespreksgroep Multidisciplinaire gespreksgroep Andere
Conform Communicatieplan BNIP Conform Communicatieplan BNIP(Blokindex) Telefoon/GSM contact met CC
2. Belangrijkste opdrachten Nucleair gerelateerd Contact met de nucleaire installatie (via Dir-CP-Ops) om eerste inschatting van toestand te maken Toezien op het dragen van de correcte PBM en implementatie van rotatiesysteem tijdens de interventie indien noodzakelijk Evaluatie situatie tussen officier coördinator en Dir-CP-Ops. Bij twijfel over het gevaar voor het intervenanten: wachten op informatie en de zone niet verder betreden Standaard interventiekledij aangevuld met PBM dient gedragen te worden (e.g. perslucht,…) Tijdens aanrijden, op basis van informatie van het HC100 in verband met de windrichting (en eventueel snelheid), in overleg met verantwoordelijke veiligheid (aangeduid door Dir-CP-Ops) binnen CP-Ops dient de gepaste bescherming en aanrijroute bepaalt te worden. Verschillende aanrijroutes zijn mogelijk afhankelijk van de aard, de plaats en de windrichting:: Route zuid: Hoofdingang vanuit Mol Achterbos via de Boerentangsedreef naar de Boerentang, tegenover de ingang van het Belgoprocess site 2 Route noord: hoofdingang SCK via de Boerentang langs de Gravenstraat vanuit richting Dessel, Retie, Geel, Turnhout via Kastelsedijk en Gravenstraat Binnen de nucleaire installatie zal steeds een stralingsdeskundige van de centrale de bescherming van de intervenanten verzorgen. Tijdens interventie dient men de PBM te dragen zoals door de agent stralingscontrole van de nucleaire installatie gevraagd wordt In overleg met nucleaire installatie de brandbestrijding of andere interventie coördineren. Indien de interventie binnen SCK•CEN multidisciplinair is, zal ter plaatse een motorkapoverleg plaats vinden of zal indien nodig/mogelijk een on-site CP-Ops opgestart worden SIT-REPs en informatie (omtrent Search en Rescue, controle conventionele gevaren, Toegankelijkheid hulpdiensten, …) verzamelen en doorgeven aan andere functies in CP-Ops. RV-punt voorzien waar versterkende korpsen zich kunnen melden. Specifieer hierbij de overheersende windrichting Opvang gecontamineerd bluswater Vliegtuigcrash gerelateerd Vliegtuigherkenning (Burger/Militair) Bepalen primaire inzet (Q1) Bepalen reserve schuimproductie (Q2) Bepalen blusstof voor binnenbrand (Q3)
D1.0
29/52
Focus op: Creëren van overleefbare situatie Redding van slachtoffers o Slachtoffers buiten het wrak naar veilige zone begeleiden o Inzittenden evacueren Via normale toegangen en/of noodluiken (let op voor hoogteverschil en evacuatiemiddelen in vliegtuig) Steeds met ondersteuning van blusteams o Andere slachtoffers (huizen, voertuigen, …) Voorkomen van brand o Steeds bedacht zijn op ontsteking o Uitgestroomde brandstof bedekken met schuimtapijt o Lekkende leidingen afdichten o Vonkvorming voorkomen (gereedschap, …) o Motoren, vleugels en bewapening afkoelen Beheren van de radiologische component indien van toepassing Branduitbreiding voorkomen en/of blussen o 90% knock down Combinatie poeder en schuim Schuim Sproeistralen o 100% knock down Cabinebranden met sproeistraal Koelen motoren, vleugels, bewapening Omgevingsbranden o Cabinebrand Zeer snel onleefbaar (hitte, rook) Snel gevaar voor flash-over Koelen van buitenuit (romp) Vuur zo dicht mogelijk benaderen Zo snel mogelijk ventileren Eerst brand onder controle, dan evacuatie
3. Middelen
Communicatieapparatuur (ASTRID, GSM,.. ) Lijst beschikbare PBM's Adjunct (link met officier coördinator)
4. Aandachtspunten
Eventuele metingen van radioactiviteit/hydrazine concentraties doorgeven aan CP-Ops Toezien op rapportage metingen dosismeters intervenanten tijdens en na interventie. Rotatiesysteem dient toegepast te worden om dosis te verminderen
5. Opvolging en Evaluatie
Decontaminatie van de intervenanten Opvolging van de opgelopen dosis Eerste debriefing met verschillende brandweerploegen/korpsen (na motorkapoverleg) Grondige debriefing en rapportering naar Dir-CP-Ops
6. Bijlagen
Kaartje omgeving (te voorzien) Kaart groter gebied met alle punten waarop ter plaatse mogelijk tussengekomen wordt (te voorzien) Schema organisatie (te voorzien)
D1.0
30/52
A1 – Opstarten Medische Interventie Opstarten & coördinatie met CP-Ops en beleid (CC)
Discipline 2 Actie 1
1. Uitvoering 1.1. Opstart Verantwoordelijke D2 na bericht van het HC100 of Gezondheidsinspecteur over de vliegtuigcrash.
1.2. Samenstelling (bij afkondiging van het MIP) arts 1e Mug ter plaatsen
Leiding : Dir-Med in CP-Ops Ondereenheden: Adj Dir-Med Arts Tri Adj. Tri Coord VMP en Coord Reg Adj. Coord Reg Coord Amb
vpk 1e Mug ter plaatsen aangesteld door (adj.) Dir-Med (Adj.) Dir-Med or Arts Tri (Adj.) Dir-Med (Adj.) Dir-Med of Coord Reg 1e ziekenwagen ter plaatse tot eventuele aflos, (Adj.) Dir-Med of (Adj.) Coord Reg Coord Log en Coord Sec (Adj.) Dir-Med Arts Pre-Tri en zijn adjunct (Adj.) Dir-Med Wie voert uit? Ambulance en MUG teams op het terrein. Naar wie wordt gerapporteerd? Dir-CP-Ops , en Federaal Gezondheidsinspecteur in CC (of zijn adjunct)
1.3. Werkterrein CP-Ops of Interventieterrein, in samenspraak met de nucleaire installatie zal een rode zone van interventie binnen de site bepaald worden.
1.4. Communicatie Regulatiegespreksgroep Multidisciplinaire gespreksgroep Andere
Conform Communicatieplan BNIP Conform Communicatieplan BNIP(Blokindex) Telefoon/GSM contact met CC
2. Belangrijkste opdrachten
D1.0
Bij twijfel over het gevaar voor het personeel: wachten op informatie (van D1 of het HC100) en de interventiezone niet betreden. Toezien op het dragen van de correcte PBM en implementatie van rotatiesysteem tijdens de interventie Evaluatie situatie tussen Dir-Med en Dir-CP-Ops. Bij twijfel over het gevaar voor het intervenanten: wachten op informatie en de perimeter niet verder betreden Ambulance diensten die het terrein betreden voor de evacuatie van slachtoffers dienen ervaring te hebben met het gebruik van nucleaire/chemische beschermingsmiddelen. Bij voorkeur wordt geopteerd voor een ambulancedienst uitgebaat door de brandweer (bijvoorbeeld ZW brandweer Mol). Bij een eerste Sit-Rep wordt het aantal slachtoffers bepaald (Passagiers/Personeel en bezoekers SCK•CEN (Opdeling volgens START principe !) Type Slachtoffers Polytrauma Brandwonden (Thermisch/Straling) Bestraalden (Braken/Braakneigingen) Radioactief besmette personen ( Decontaminatie indien geen medische urgentie) Verstikking Rook Brandstofdampen Hydrazine dampen Combinatie Tijdens aanrijden, op basis van informatie van het HC100 in verband met de windrichting (en eventueel snelheid), in overleg met verantwoordelijke veiligheid (aangeduid door Dir-CP-Ops) binnen CP-Ops dient de gepaste bescherming en aanrijroute bepaalt te worden. Verschillende aanrijroutes zijn mogelijk afhankelijk van de aard, de plaats en de windrichting:: Route zuid: Hoofdingang vanuit Mol Achterbos via de Boerentangsedreef naar de Boerentang, tegenover de ingang van het Belgoprocess site 2 Route noord: hoofdingang SCK via de Boerentang langs de Gravenstraat vanuit richting Dessel, Retie, Geel, Turnhout via Kastelsedijk en Gravenstraat
31/52
Binnen de nucleaire installatie zal steeds een stralingsdeskundige van de site de bescherming van de intervenanten verzorgen indien dit aangewezen is. Tijdens interventie moeten de PBM gedragen worden zoals door de stralingsbescherming van de nucleaire installatie gevraagd wordt. Communicatie met deze stralingsdeskundige om eventuele PBM mee te brengen en interventieploegen tijdens aanrijden al dezelfde middelen te laten gebruiken. Indien interventie binnen de nucleaire installatie multidisciplinair is, ter plaatse een motorkapoverleg of een on-site CP-Ops opstarten Coördinatie medisch transport, eventueel shuttle door de oranje zone organiseren Medische ploeg op IN/OUT van isolatie perimeter opstellen, VMP(s) opstellen Opstellen kleine en grote Noria Coördinatie opvang door ziekenhuizen, eventueel ander plannen opstarten (e.g. MIP, PSIP, BABI) HC100 SIT-REPs en informatie (Search en Rescue, controle conventionele gevaren, Toegankelijkheid hulpdiensten, …) verzamelen en doorgeven aan andere functies in CP-Ops .
3. Middelen
Communicatieapparatuur (ASTRID, GSM,.. ) Lijst beschikbare PBM's Adjunct (link met terrein)
4. Aandachtspunten
Eventuele metingen doorgeven aan CP-Ops Uitlezen dosismeters (beschikbaar of voorzien door D4)
5. Opvolging en Evaluatie
Eerste debriefing (na motorkapoverleg) Grondige debriefing en rapportering naar Dir CP-Ops en (Adj.) Federaal Gezondheidsinspecteur
6. Bijlagen
Kaartje omgeving (te voorzien) Kaart groter gebied met alle punten waarop ter plaatse mogelijk tussengekomen wordt (te voorzien) Schema organisatie (te voorzien) (Actiekaarten MIP zie www.osr.be )
D1.0
32/52
A1 – Taken CIC Politionele coördinatie rampbestrijding en bezetting perimeters
Discipline 3 Actie 1
1. Uitvoering 1.1. Opstart Opgestart na alarmering van CIC via HC100
1.2. Samenstelling De aangestelde van het CIC
1.3. Werkterrein
CIC Antwerpen
1.4. Communicatie Routinegespreksgroep Lokale en Federale Politie Commando gespreksgroep Conform Communicatieplan BNIP Andere : Telefoon Fax
2. Belangrijkste opdrachten Belangrijke opmerking: Bij een nucleair noodplan alarmniveau reflex moet de bevolking binnen de reflexperimeter schuilen en naar radio/TV luisteren voor verdere instructies. In dit alarmniveau zijn er geen andere beschermingsmaatregelen (geen evacuatie, geen instructie om jodiumtabletten te nemen, …). In de reflextijd
D1.0
uitvoeren van de verwittigings- en afkondigingprocedures (interne politionele, bestuurlijke en gerechtelijke overheden, meldkamer Middelburg, …) waarschuwen van Traffic Control (stilleggen treinverkeer), scheepvaartdiensten (stilleggen scheepvaart), verkeersleiding Deurne, De Lijn, NMBS, … informatie opvragen bij het HC 100 Antwerpen en de dispatching van de brandweer Mol over aard van het incident en lozing indien deze informatie nog niet beschikbaar is ploegen informeren over de gevaarsgraad en de te nemen beschermingsmaatregelen en over het PEB en de aangewezen aanrijdroute (zo nodig uit veiligheidsoverwegingen) aansturen en coördineren van de ploegen die de vooraf vastgelegde posten op de reflexperimeter dienen te bezetten, rekening houdende met de bekomen informatie over de gevaarsituatie (cfr BNIP Mol/Dessel) aansturen en coördineren van de eerste interventieploegen tot de aankomst van de eerste OGP/OBP (Tenzij voor specifieke opdrachten - zoals kwaadwillige bedreigingen - zal de aanwezigheid van politiemensen binnen de reflexperimeter, in functie van de gevaarsgraad & de beschikbare bescherming, beperkt worden, zeker tijdens het opstarten en zolang er weinig zekerheid is over de gevaarsgraad. ) aansturen, ondersteunen en opvolgen van het beheer van de noodsituatie (in overleg met CP-Ops). oprichten van een operationele cel om het beheer van de noodsituatie (voorlopig) aan te sturen, te ondersteunen en op te volgen raadplegen van de gedetailleerde actiekaarten van het BNIP met de interventiezone (indien gelokaliseerd risico opgenomen in BNIP) in geval van afkondiging van het PIP (door de DirCo én na overleg met Dir Pol): de in het PIP-convenant voorziene ploegen van het arrondissement verwittigen en naar het PEB sturen overschakelen voor de beschikbare interventieploegen naar de incidentgespreksgroep ondersteunen (en bewaken) van de nieuwe radioroepnamen (cfr PIP) inventariseren van beschikbaarheden - waarschuwingsorder “aanvraag versterking”: inventariseren van het aantal beschikbare ploegen bij de betrokken politiediensten - inventariseren van het aantal beschikbare ploegen bij andere politiediensten Indien de uitvoering van de politiemaatregelen het grondgebied van de politiezone overstijgt : verzekeren van de operationele aansturing over de eerste interventieploegen (aanduiden en aansturen) tot CSD overneemt (a) briefing geven over in acht te nemen veiligheidsmaatregelen (b) briefing geven over de uit te voeren opdrachten ter plaatse Op vraag de nodige gespreksgroepen toekennen, en zo nodig, bijkomende nationale gespreksgroepen aanvragen aan DAO Oprichten van een operationele cel om het beheer van de noodsituatie te coördineren (zo nodig), te ondersteunen en op te volgen
33/52
Inventariseren van beschikbaarheden (waarschuwingsorder “aanvraag versterking”) (a) Inventariseren van het aantal beschikbare ploegen in politiezones en federale politiediensten (SPC, SPN, LPA en WPR) zonder eigen dispatching (b) Inventariseren van het aantal beschikbare ploegen bij/via DAO, rekening houdend met de interventietermijnen)
Na het opstarten van de actie, in de beheersfase: (Het kan zijn dat de federale coördinatie intussen opgestart is en het nucleair noodplan in alarmniveau 1, 2 of 3 afgekondigd wordt. Bij deze overgang zal over eventuele beschermingsmaatregelen voor de bevolking (schuilen, inname jodiumtabletten, evacuatie) beslist worden.) Het is ook mogelijk dat er geen nucleair gevaar is. ondersteunen van de leidinggevende OGP/OBP op het terrein in de te nemen maatregelen (a) radiocommunicatie: openen van de incidentgespreksgroep als commandogespreksgroep ondersteunen (en bewaken) van de multidisciplinaire gespreksgroepen (b) informatiedoorstroming: partners permanent op de hoogte houden (c) aanvragen van versterkingen
3. Middelen
Operationele cel met ASTRID-radiopost(en), GSM, telefoonlijnen, internetaansluiting,,… Inventarisatiemogelijkheden: wit bord, flip-over, PC met beamer, , Kaarten omgeving (gedetailleerde wegenatlas, stafkaarten,…)…
4. Aandachtspunten
Noteren van alle meldingen, richtlijnen en genomen maatregelen, telkens met tijdstipvermelding (logboek OSR) Houdt op zijn/haar niveau alle ingewonnen informatie up-to-date op regelmatige basis, nodig voor het opmaken van de tussentijdse en eindbalansen van discipline 3 (logboek OSR) Opname van de camerabeelden van RAGO (zowel in de helikopter als bij CICANT of CP-Ops) Radiotest op commandogespreksgroep met Dir-Pol en ploegen op het terrein. (indien nodig bijkomende gespreksgroepen voorzien op vraag van / in overleg met de Dir Pol) en radiocommunicatieschema zo nodig aanvullen Rekening houden met bestaande afspraken, protocolakkoorden en „interventiefiches voor specifieke veiligheidsmaatregelen per PIP-incident‟ (zie provinciaal PIP) up-to-date houden van alle informatie nodig voor het opmaken van de tussentijdse en eindevaluatie van discipline 3 (alle meldingen, richtlijnen en genomen maatregelen op de commandogespreksgroep)
5. Opvolging en Evaluatie
Eerste debriefing onmiddellijk na de feiten Grondige debriefing en rapportering op later tijdstip naar CC
6. Bijlagen
D1.0
Kaartje omgeving (te voorzien) Schema organisatie (te voorzien)
34/52
A1 – Civiele bescherming en leger (D4) Logistieke steun
Discipline 4 Actie 1
7. Uitvoering 7.1. Opstart Na bericht van het HC100 over de vliegtuigcrash of door Dir-CP-Ops.
7.2. Samenstelling Leiding: Dir-Log Ondereenheden: Civiele bescherming Leger eenheden Wie voert uit? Civiele bescherming en leger eenheden op het terrein Naar wie wordt gerapporteerd? Dir-CP-Ops
7.3. Werkterrein CP-Ops
7.4. Communicatie Regulatiegespreksgroep Multidisciplinaire gespreksgroep Andere
Conform Communicatieplan BNIP Conform Communicatieplan BNIP(Blokindex) Telefoon/GSM contact met CC
8. Belangrijkste opdrachten Nucleair gerelateerd Het voorzien van de correcte PBM/dosismeters/… Standaard interventiekledij aangevuld met PBM dient gedragen te worden (e.g. perslucht,…) Opvang gecontamineerd bluswater Beschikbaar stellen van meetteams (radioactiviteit) Decontaminatie eenheden Ondersteuning van de brandweer … Vliegtuigcrash gerelateerd Aanvoer van blusmiddelen Beschikbaar stellen van meetteams (hydrazine/giftige dampen) Decontaminatie eenheden Initiëren groot water transport …
9. Middelen
Communicatieapparatuur (ASTRID, GSM,.. ) Lijst beschikbare PBM's Decontaminatie units Blusmateriaal …
10. Aandachtspunten
Eventuele metingen van radioactiviteit/hydrazine concentraties doorgeven aan CP-Ops Melden tekort blusmiddelen Toezien op rapportage metingen dosismeters intervenanten tijdens en na interventie. Rotatiesysteem dient toegepast te worden om dosis te verminderen
11. Opvolging en Evaluatie
Decontaminatie van de eigen intervenanten Opvolging van de opgelopen dosis Grondige debriefing en rapportering naar Dir-CP-Ops
12. Bijlagen
D1.0
35/52
A2 – Bescherming Intervenanten (CP-Ops) Taken adviseur bescherming intervenanten
CP-Ops Actie 2
1. Uitvoering 1.1. Opstart Door Dir-CP-Ops in het CP-Ops , ASAP na de vliegtuigcrash. 1.2. Samenstelling Samenstelling: AGS (buiten site) of agent stralingscontrole nucleaire installatie (binnen site) Ondereenheden: Ondersteunende AGS Ondersteunende stralingsdeskundige/agent stralingscontrole Ondersteunende expert vliegtuigtechnieken Wie voert uit? AGS en/of stralingsdeskundige Naar wie wordt gerapporteerd? Dir-CP-Ops
1.3. Werkterrein In CP-Ops of in nucleaire installatie 1.4. Communicatie Regulatiegespreksgroep Multidisciplinaire gespreksgroep Andere
Radiofonische conform Communicatieplan Radiofonisch conform Communicatieplan BNIP(Blokindex) Telefoon/GSM contact met Dir-CP-Ops
2. Belangrijkste opdrachten
Info verzamelen omtrent de radiologische/chemische toestand van de site (via cel Fysische controle, bedrijfsbrandweer, bewaking) om eerste inschatting van toestand en risico bij interventies in te kunnen schatten Advies over aanrijroutes aan de hand van windrichting (tenzij er geen release is, dan kan snelste aanrijdroute gebruikt worden) Advies aan Dir – CP-Ops over RV punten Informatie-uitwisseling met permanentie FANC (TELERAD-gegevens) over radiologisch gevaar bij interventies en de adviezen over gebruik van de persoonlijk beschermingsmiddelen voor intervenanten Informatie-uitwisseling met Rescue Coordination Centre over gevaar bij interventies en de adviezen over gebruik van de persoonlijk beschermingsmiddelen voor intervenanten Adviezen over de te gebruiken PBM's in functie van plaats van interventies (en trajecten), communicatie naar alle disciplines Lokale meetstrategie voor D1 beslissen en coördineren voor de bescherming van de intervenanten, in afwachting van operationeel maken door CGCCR van (lokale) meetcel. Zorgen voor bijkomede middelen gevraagd door officier - coördinator Permanent informeren van Dir‟s m.b.t. risico‟s van intervenanten Updates van radiologische/chemische toestand van de installatie opvragen, en eventueel beschermingsstrategieën aanpassen Updates van eventuele meetresultaten van de verschillende interventieploegen verzamelen en informatie doorgeven aan CP-Ops In geval van langere tijdsduur in gecontamineerde zones: advies geven aan de disciplines om interventietijd te beperken of een rotatie van ploegen te organiseren.
3. Middelen
Lokaal CP-Ops is uitgerust met communicatiemiddelen (telefoon, internet, fax, video-conferentie,…) en ondersteuning (kaarten, …° Communicatie: Telefoon, ASTRID-radiopost(en) en GSM voorzien en zo nodig bijkomende middelen aanvragen aan D4 Kaarten omgeving (van gedetailleerde wegenatlas, stafkaarten,…) voor verdere verspreiding Beschermingsmiddelen voor het personeel aanvragen aan de nucleaire installatie of D4 (fluoovergooier, beschermingspakken met gasmasker, filtermaskers…) via CP-Ops.
4. Aandachtspunten
De focus van de adviseur is het garanderen van de veiligheid van de intervenanten. Zo snel mogelijk de informatie met betrekking tot de gevaarssituatie inwinnen voor de intervenanten, en het bespreken hiervan met relevante experts (collega AGS, agent stralingscontrole, stralingsdeskundige nucleaire installatie, FANC, expert vliegtuigen…) om de optimale bescherming te kunnen organiseren. Coördinatie met acties vanuit provincie Antwerpen
D1.0
36/52
5. Opvolging en Evaluatie
Logboek bijhouden via OSR website Eerste debriefing naar CP-Ops na info/evaluatie toestand nucleaire installatie Grondige debriefing en rapportering naar CP-Ops
6. Bijlagen
Kaartje omgeving (te voorzien) Kaart groter gebied met alle punten waarop ter plaatse mogelijk tussengekomen wordt (te voorzien) Schema organisatie (te voorzien)
D1.0
37/52
A3 – Taken bij bezetting perimeter (D3) Bezetting reflexperimeter
Discipline 3 Actie 3
1. Uitvoering 1.1. Opstart Opgestart door initiatief
In eerste tijd : CIC Antwerpen In tweede tijd Dir-Pol
1.2. Samenstelling Taken bij bezetting reflexperimeter:
Leiding: PERI SUNRAY: verantwoordelijke officier of middenkader Ondereenheden In functie van de opdrachten. Isolatieperimeterpunten worden opgesteld conform BNIP Mol/Dessel. PERI (ROOD) uitsluitingsperimeter => evacueren Opmerking: Bij alarmniveau reflex (NR) zal deze niet ingesteld worden, tenzij op vraag van en enkel voor de kerncentrale/nucleaire installatie zelf. PERI (ORANJE) isolatieperimeter => schuilen Deze perimeter is de reflex-schuilzone van 4 km rond de nucleaire installatie. PERI (GEEL) ontradingsperimeter Opmerking: Bij alarmniveau reflex (NR) zal deze in principe niet ingesteld worden. Er kan wel een automatisch verkeersbegeleidingsplan geïnitieerd worden dat verkeer wegleidt van de zone.
Additionele taken bij vliegtuigcrash:
Opzetten van een mobiel commandocentrum.. Instellen van punten IN en OUT voor de hulpdiensten en bepalen van reiswegen heen en terug naar de hospitalen indien nog niet gebeurd. Het vrijhouden van aanrij- en evacuatiewegen. De aansturing van préverkeersregelplan door de verkeersregelkamer van P/VK Antwerpen, nadat de 101-centrale/CIC via de 100centrale in kennis wordt gesteld van het ongeval en voorzien in een escortedetachement. Toezien op zonering Instellen van een ontradingsperimeter Toezicht op het opvangcentrum voor familieleden. Controle van de bewoners binnen de perimeter Voorzien in een opvang- en evacuatiezone van slachtoffers door de medische hulpdiensten Instellen van een isolatieperimeter Bestrijden van het ramptoerisme Hulp DVI (Identificatie van de dodelijke slachtoffers) en meewerken aan het gerechtelijk onderzoek Bewaken van het mortuarium
1.3. Werkterrein
Perimeterafsluitpunten (Zie kaart BNIP))
1.4. Communicatie
Commandogespreksgroep Interne gespreksgroep Multidisciplinaire gespreksgroep Andere
Conform Communicatieplan Conform Communicatieplan Conform Communicatieplan BNIP(Blokindex) GSM contact met CIC/Dir-Pol in CP-Ops
2. Belangrijkste opdrachten In plaats stellen van de isolatieperimeter(s) + controleren toegangen Vrijhouden van de WAY-IN en –OUT
D1.0
Grote Noria voorzien implementeren van de IN/OUT-politiek welke personen binnenlaten? welke PBM’s verplicht? welke registratie? welke informatie geven aan de in/out? welke decontaminatiepolitiek voor zoneverlatende voertuigen? controlepunt voor personen die de reflexzone verlaten? … (Enkel bevoegde diensten toelaten en gegevens (datum-uur-naam-dienst) registreren optioneel: bijdragen tot het geven van informatie aan de bevolking optioneel: in plaats stellen van de uitsluitingsperimeter (rode zone) op vraag van de verantwoordelijke van de kerncentrale/nucleaire installatie optioneel: aanpassen van de gerechtelijke uitsluitingsperimeter in overleg met JUDI 001 optioneel: in plaats stellen van de ontradingsperimeter (gele zone)
38/52
bij overgang van het alarmniveau reflex (NR) naar een nationale fase U1, U2 of U3: overgaan van de voorlopige perimeters naar de aangepaste zonering in functie van de opschaling van de machten
3. Middelen Communicatie:
ASTRID-radiopost(en) en GSM zo nodig bijkomende middelen aanvragen via de Dir Pol Kaarten omgeving (gedetailleerde wegenatlas, stafkaarten,…) voor verdere verspreiding Signalisatiemateriaal en toortslampen voorzien en zo nodig aanvragen via Dir Pol van: middelen voor optimalisatie van de controleposten (politielint, nadarhekken, Spaanse ruiters, spijkereggen,…) beschermingsmiddelen voor het personeel (beschermingspakken met gasmasker, jodiumtabletten, dosismeter,…) fluo-overgooier of (optioneel) kazuifel «PERI» (herkenbaarheid op het terrein) bij gevaarssituaties: collectieve bewapening
4. Aandachtspunten
Belangrijke opmerking: Noch de te bezetten posten, noch de ‘reflexzone’ betreden zonder toestemming van de Dir CP-Ops, zonder het vereiste beschermingsmateriaal EN rekening houdende met de informatie over de concrete gevaarsituatie bekomen via CIC (zie actiekaart D3 Actie 1) aanmelden bij en radiotest met CIC Antwerpen en de CP-Ops bij aankomst op de vooraf vastgelegde posten op de reflexperimeter noteren van alle belangrijke meldingen, richtlijnen en genomen maatregelen (met tijdstipvermelding) en zo nodig zo snel mogelijk doorgeven aan CP-Ops inzetten van het beschikbare personeel en middelen volgens de richtlijnen van de Dir-Pol op het PEB: briefing van het personeel (algemene richtlijnen, in te nemen dispositief, te volgen aanrijroute, te respecteren beschermingsmaatregelen, houding, informatie aan de burgers, pers,…) verdeling detailkaarten per kruispunt verdeling beschermingsmiddelen (quid inname jodiumtabletten?) (optioneel) verdeling kazuifels «PERI» radiotest met de ondereenheden op de interne gespreksgroep verkenning op het terrein (indien nodig) versterken van de controlepost (indien nodig) (politielint, nadarhekken, Spaanse ruiters,…) waken over het welzijn van het personeel: zie hoger m.b.t. beschermingsmaatregelen en -middelen aflossing, maaltijden en drank, … voorzien
5. Opvolging en Evaluatie
eerste debriefing onmiddellijk na de feiten aan CIC Antwerpen grondige debriefing en rapportering op later tijdstip aan Dir-Pol
6. Bijlagen
kaart omgeving (te voorzien) detailkaarten per kruispunt (zie PIP) Organisatieschema (te voorzien)
D1.0
39/52
A3 – Verwittiging van de bevolking (PCC)
PCC Actie 3
1. Uitvoering 1.1. Opstart Opgestart op initiatief van de Gouverneur
1.2. Samenstelling Leiding: D5 verantwoordelijke PCC Ondereenheden: (in functie van de uit te voeren opdrachten) Communicatieverantwoordelijken … Wie voert uit? D5 verantwoordelijke PCC en zijn medewerkers Naar wie wordt gerapporteerd? Gouverneur 1.3. Werkterrein Vanuit PCC of eventueel ander vooraf opgezet informatiecentrum
1.4. Communicatie Regulatiegespreksgroep Multidisciplinaire gespreksgroep Andere
Conform Communicatieplan BNIP Conform Communicatieplan BNIP(Blokindex) Telefoon
2. Belangrijkste opdrachten
ASAP eerste berichten naar radio & TV, en activeren van de SEVESO sirenes Identificatie van de doelgroep “De getroffen “bevolking”, binnen de reflexzone de bedrijven (werknemers, bezoekers), betrokken woonkernen,… Dit kan vooraf gebeuren, in samenwerking met gemeentelijke verantwoordelijken Communicatie o Inhoudelijk Te nemen maatregelen die worden bepaald door de brandweer, zoals: Ramen en deuren sluiten Iedereen onbeschut binnenbrengen en binnen blijven tot nader bericht (“schuilen”) Airco en/of verluchtingssystemen afzetten Luisteren naar radio en TV Kinderen op school laten o Middel In coördinatie met andere actoren ( van GCC, PCC,….) - JA, in overleg met D5: ondersteund door media zoals VRT, lokale radio en televisie, telematicasystemen (bijv. domino) - NIET: Voertuigen met public address door straten bij een nucleair event - NIET: Van deur tot deur bij een nucleair event Belangrijk bij NR/UR: Alle mogelijke tegenmaatregelen liggen vooraf vast bij een reflex fase (NR/UR). Er moet niets bepaald worden op het moment zelf. De maatregelen zijn schuilen en naar radio/TV luisteren. Er dient ook duidelijk gemaakt worden wat niet moet gebeuren : evacuatie, inname jodiumtabletten!
3. Middelen Alles hieronder niet tijdens de UR (nucleair noodplan alarmniveau reflex) – zo weinig mogelijk personeel inzetten in de reflexzone zolang de nucleaire risico's niet duidelijk gekend zijn – er kan wel eventueel voorbereid worden tot een public address in geval de situatie verder evolueert naar een U3 (nucleair noodplan alarmniveau 3), Communicatie: ASTRID-radiopost(en) en GSM voorzien en zo nodig bijkomende middelen aanvragen aan de CP-Pol Kaarten omgeving (van gedetailleerde wegenatlas, stafkaarten,…) voor verdere verspreiding
4. Aandachtspunten
Zie ook actiefiche D3 Actie4
5. Opvolging en Evaluatie
Eerste debriefing naar Provincie gouverneur
D1.0
40/52
Grondige debriefing en rapportering naar gouverneur en ED van de overheid (CGCCR)
6. Bijlagen
Kaartje omgeving (te voorzien) Kaart groter gebied met alle punten waarop ter plaatse mogelijk tussengekomen wordt (te voorzien) Schema organisatie (te voorzien)
D1.0
41/52
A3 – Verwittiging van de bevolking (D3)
Discipline 3 Actie 3
1. Uitvoering 1.1. Opstart Opgestart door initiatief
In eerste tijd : CIC Antwerpen In tweede tijd Dir-Pol
1.2. Samenstelling Leiding: Verantwoordelijke officier of middenkader Ondereenheden: (in functie van de uit te voeren opdrachten)
Wie voert uit? Patrouilles op het terrein Naar wie wordt gerapporteerd? Dir-Pol
1.3. Werkterrein Binnen de perimeters
1.4. Communicatie Regulatiegespreksgroep Multidisciplinaire gespreksgroep Andere
Conform Communicatieplan BNIP Conform Communicatieplan BNIP(Blokindex) Telefoon contact met CC
2. Belangrijkste opdrachten
Identificatie van de doelgroep “De getroffen bevolking”, binnen de reflexzone de bedrijven (werknemers, bezoekers), betrokken woonkernen,… Dit kan vooraf gebeuren, in samenwerking met provinciale/gemeentelijke verantwoordelijken Communicatie o Inhoudelijk Te nemen maatregelen die worden bepaald door de brandweer, zoals: Ramen en deuren sluiten Iedereen onbeschut binnenbrengen en binnen blijven tot nader bericht (“schuilen”) Airco en/of verluchtingssystemen afzetten Luisteren naar radio en TV Kinderen op school laten Onderstaande niet - evacuatie met bijzondere aandacht voor zwangere vrouwen - inname jodiumtabletten o Middel Op verzoek van het GCC/PCC - JA, in overleg met D5: ondersteund door media zoals VRT, lokale radio en televisie, telematicasystemen (bijv. domino) - NIET: Voertuigen met public address door straten bij een nucleair event - NIET: Van deur tot deur bij een nucleair event Belangrijk bij een NR/UR: Alle mogelijke tegenmaatregelen liggen vooraf vast bij een fase reflex (NR/UR). Er moet niets bepaald worden op het moment zelf. De maatregelen zijn schuilen en naar radio/TV luisteren. Er dient ook duidelijk gemaakt worden wat niet moet gebeuren : evacuatie, inname jodiumtabletten!
3. Middelen Alles hieronder niet tijdens de UR (nucleair noodplan alarmniveau reflex) – zo weinig mogelijk personeel inzetten in de reflexzone zolang de risico's niet duidelijk gekend zijn – er kan wel eventueel voorbereid worden tot een public address in geval de situatie verder evolueert naar een U3 (nucleair noodplan alarmniveau 3). Communicatie: ASTRID-radiopost(en) en GSM voorzien en zo nodig bijkomende middelen aanvragen aan de CP-Pol Kaarten omgeving (van gedetailleerde wegenatlas, stafkaarten,…) voor verdere verspreiding Beschermingsmiddelen voor het personeel voorzien en zo nodig aanvragen aan de CP-Pol, fluoovergooier, beschermingspakken met gasmasker… Signalisatiemateriaal en toortslampen Kazuifel/herkenbaarheid op het terrein
D1.0
42/52
4. Aandachtspunten
Zie ook actiefiche D3 Actie4
5. Opvolging en Evaluatie
Eerste debriefing Dir-Pol Grondige debriefing en rapportering naar Dir-Pol
6. Bijlagen
D1.0
Kaartje omgeving (te voorzien) Kaart groter gebied met alle punten waarop ter plaatse mogelijk tussengekomen wordt (te voorzien) Schema organisatie (te voorzien)
43/52
A4 – Brandweer interventie op de site Opstarten & interventie op nucleaire installatie
Discipline 1 Actie 4
1. Uitvoering 1.1. Opstart Verantwoordelijke brandweer Mol, na bericht van het HC100 over de vliegtuigcrash.
1.2. Samenstelling Leiding: officier coördinator Ondereenheden: Deelinterventie officieren
Wie voert uit? Brandweerploegen op het terrein Naar wie wordt gerapporteerd? Dir-BW
1.3. Werkterrein Interventieterrein, door CP-Ops bepaalde rode zone van interventie binnen de nucleaire installatie.
1.4. Communicatie Regulatiegespreksgroep Multidisciplinaire gespreksgroep Andere
Conform Communicatieplan BNIP Conform Communicatieplan BNIP(Blokindex) Telefoon contact met CC
2. Belangrijkste opdrachten Nucleair gerelateerd Eerste ploeg ter plaatse dient contact op te nemen met Agent stralingscontrole, bewaking van de site of bedrijfsbrandweer voor SIT-REP. Bij eerste contact, samen met Dir-BW die in CP-Ops blijft, de interventie bespreken Bij twijfel over het gevaar voor het personeel : wachten op informatie en de reflexperimeter niet betreden. De aanrijdroute aangeduid door Dir BW volgen. Binnen de nucleaire installatie zal steeds een stralingsdeskundige van de centrale de bescherming van de intervenanten verzorgen. Tijdens interventie de PBM dragen zoals door de stralingsbescherming van de kerncentrale/nucleaire installatie gevraagd wordt In opdracht van Dir-BW en in overleg met interventieleider van de nucleaire installatie de brandbestrijding of andere interventies uitvoeren. Search en Rescue, evacuatie en eventuele. decontaminatie van slachtoffers aan rand rode zone in samenspraak met medische discipline (Dir-Med) en civiele bescherming (Dir-Log) Bijkomende of bijzondere interventiemiddelen indien nodig aan Dir-BW vragen Controle conventionele gevaren uitvoeren SIT-REPs en informatie doorgeven aan Dir-BW Na interventie, contaminatie controles, monitoring en eventueel decontaminatie intervenanten (registratie) in samenwerking met civiele bescherming. Vliegtuigcrash gerelateerd Vliegtuigherkenning (Burger/Militair) Primaire inzet (Q1) o Bepalen Practical Critical Area o Blusmiddelen Poederbluswagen(s) Schuimbluswagen(s) o Debiet AFFF à 5,5 liter / m² / min FPF à 7,5 liter / m² / min PF à 8,2 liter / m² / min o 90 % knock-down binnen 1 minuut
D1.0
44/52
Reserve schuimproductie (Q2) o Instand houden brandvrije zone in PCA o 100 % knock-down o Blussen branden buiten PCA o Zeker % van Q1 Criteria Maximum gross weight Maximum passenger capacity Maximum fuel load Previous experience (analysis of aircraft rescue and fire-fighting operations) Blusstof voor binnenbrand (Q3) o Voornamelijk water o Afhankelijk vliegtuig categorie Cat 1-2 : 0 liter Cat 3 : 240 L/min x 5 min = 1200 L Cat 4 : 240 L/min x 10 min = 2400 L Cat 5-6-7 : 500 L/min x 10 min = 5000 L Cat 8-9-10 : 1000 L/min x 10 min = 10000 L (met debiet van 240 L/min per straal)
3. Middelen
PBM's (Perslucht, overall met kap, masker met P-3 filter, dosimeter (EPD) …) Communicatiemiddelen Alle materieel op het terrein aanwezig en opgevorderd materieel
4. Aandachtspunten
Eventuele metingen doorgeven aan Dir-BW Uitlezen dosismeters (beschikbaar of voorzien door D4)
5. Opvolging en Evaluatie
Eerste debriefing naar Dir-BW of interventie officieren Grondige debriefing en rapportering naar Dir-BW
6. Bijlagen
Kaartje omgeving (te voorzien) Kaart groter gebied met alle punten waarop ter plaatse mogelijk tussengekomen wordt (te voorzien) Schema organisatie (te voorzien)
D1.0
45/52
A4 – Medische interventie op de site Opstarten & interventie op nucleaire installatie
Discipline 2 Actie 4
1. Uitvoering 1.1. Opstart e
Urgentie geneesheer (1 MUG ter plaatse) na bericht van het HC100 of Gezondheidsinspecteur over de vliegtuigcrash.
1.2. Samenstelling Leiding: Dir-BW in overleg met geneesheer Ondereenheden: Ziekenwagenploeg met kennis van nucleaire interventies (Ziekenwagen BW Mol) Wie voert uit? Ziekenwagenploeg met kennis van nucleaire interventies in samenwerking met medische dienst van het bedrijf
Naar wie wordt gerapporteerd? Dir-Med in de CP-Ops, Gezondheidsinspecteur in PCC 1.3. Werkterrein Interventieterrein: in samenspraak met de nucleaire installatie zal een rode zone van interventie binnen de nucleaire installatie bepaald worden. De beslissing van het plaatsen van een VMP en het transport van gewonden zal genomen worden in de CP-Ops conform het BNIP
1.4. Communicatie Regulatiegespreksgroep Multidisciplinaire gespreksgroep Andere
Conform Communicatieplan BNIP Conform Communicatieplan BNIP(Blokindex) Telefoon/GSM contact met CP-Ops
2. Belangrijkste opdrachten
Bij twijfel over het gevaar voor het personeel : wachten op informatie (van D1 of het HC100) en de reflexperimeter niet betreden. Tijdens aanrijden in overleg met verantwoordelijke veiligheid binnen CP-Ops de bescherming en aanrijroute bepalen. Binnen de nucleaire installatie zal steeds een stralingsdeskundige van de centrale de bescherming van de intervenanten verzorgen. Tijdens interventie moeten de PBM gedragen worden zoals door de stralingsbescherming van de kerncentrale/nucleaire installatie gevraagd wordt. Communicatie met deze stralingsdeskundige om eventuele PBM mee te brengen en interventieploegen tijdens aanrijden al dezelfde middelen te laten gebruiken. In overleg met nucleaire installatie de medische interventie uitvoeren. Indien interventie binnen de installatie multidisciplinair is, ter plaatse een motorkapoverleg of een onsite CP-Ops opstarten Search en Rescue, On-site triage + BLS/ALS Coördinatie medisch transport, eventueel shuttle door de oranje zone organiseren Medische ploeg op IN/OUT van isolatie perimeter opstellen, beslissingen VMP(s) Opstellen van de VMP en behandeling van slachtoffers: Polytrauma Brandwonden (Thermisch/Straling) Bestraalden (Braken/Braakneigingen) Radioactief besmette personen ( Decontaminatie indien geen medische urgentie) Verstikking Rook Brandstofdampen Hydrazine dampen Combinatie Kleine en grote Noria Coördinatie opvang door ziekenhuizen conform MIP SIT-REPs en informatie doorgeven aan CP-Ops. (Toegankelijkheid hulpdiensten, meetresultaten…) Na interventie, contaminatie controles, monitoring en eventueel decontaminatie (registratie) in samenwerking met D4 Opstellen van tijdelijk mortuarium
3. Middelen
Communicatieapparatuur (ASTRID, GSM,.. ) Lijst beschikbare PBM's
4. Aandachtspunten
D1.0
46/52
Eventuele metingen doorgeven aan CP-Ops Uitlezen dosismeters (beschikbaar of voorzien door D4)
5. Opvolging en Evaluatie
Eerste debriefing naar (adjunct) Dir-Med Grondige debriefing en rapportering naar Dir-Med, Dir-CP-Ops en Federaal gezondheidsinspecteur
6. Bijlagen
Kaartje omgeving (te voorzien) Kaart groter gebied met alle punten waarop ter plaatse mogelijk tussengekomen wordt (te voorzien) Schema organisatie (te voorzien)
D1.0
47/52
A4 – Eerste ploegen ter plaatse op nucleaire installatie (D3)
Discipline 3 Actie 4
1. Uitvoering 1.1. Opstart Opgestart door CIC Ant na fiat van de brandweer
1.2. Samenstelling Leiding : Ploegchef
Ondereenheden: Eén of meer INP
1.3. Werkterrein Nucleaire installatie Verifieer interventiezone vb. van reactorgebouw of een deel van nucleaire installatie Belangrijk: D3 zal in principe niet in de rode zone komen, alleen D1 Om buiten de site te evacueren moet U3 afgekondigd worden (door ED) Indien er politie aan de rand van de rode zone nodig is, dient bescherming door een stralingsdeskundige van de installatie verzekerd te worden.
1.4. Communicatie 2.
Routinegespreksgroep commandogespreksgroep
Conform Communicatieplan BNIP
Belangrijkste opdrachten In de reflextijd
Aandacht voor het mogelijk gevaar Indien er mogelijks gevaar voor het personeel dreigt, moeten we wachten op informatie van discipline 1 (via HC 100). Het heeft geen zin om een gevarenzone ondoordacht te betreden en zelf slachtoffer te worden. Veiligheid gaat boven alles !!! Zo snel mogelijk eerste SIT-REP geven aan het CIC Ant bij aankomst ter plaatse Uitvoeren van een eerste verkenning en beeldvorming (WWWWHW) gevolgd door een nieuwe SITREP Met het oog op het later op te stellen PV en/of te voeren alle nuttige informatie inzamelen eerste vaststellingen doen identificeren en weerhouden van betrokken personen en getuigen van het incident alle relevante informatie doorgeven aan Dir Pol optioneel: met het oog op een later te voeren gerechtelijk onderzoek (in overleg met de Dir Pol): bepalen van de gerechtelijke uitsluitingsperimeter en het looppad registreren van personen die de gerechtelijke uitsluitingsperimeter betreden deelnemen aan de CP-Ops (“motorkapoverleg”) in afwachting van de aankomst van OGP/OBP
In een latere fase uitvoeren van de richtlijnen van de Dir CP-Ops – mogelijke opdrachten: toestand bevriezen en voorlopige uitsluitingsperimeter (rode zone) installeren toegangs- en evacuatiewegen vrijhouden escorteren van hulpdiensten (en bijzondere middelen) bijstand leveren bij de evacuatie van het personeel van de kerncentrale/nucleaire installatie
Additionele taken bij vliegtuigcrash:
Instellen van punten IN en OUT voor de hulpdiensten en bepalen van reiswegen heen en terug naar de hospitalen indien nog niet gebeurd. Het vrijhouden van aanrij- en evacuatiewegen. De aansturing van pré-verkeersregelplan door de verkeersregelkamer van P/VK Antwerpen, nadat de 101-centrale/CIC via de 100-centrale in kennis wordt gesteld van het ongeval en voorzien in een escortedetachement.
3. Middelen communicatie: ASTRID-radioposten en GSM kaarten omgeving (gedetailleerde wegenatlas, stafkaarten,…) beschermingsmiddelen: beschermende kledij, jodiumtabletten, dosismeter, fluo-overgooier, … signalisatiemateriaal en toortslampen (met extra batterijen) indien beschikbaar: videocamera, fototoestel bij gevaarssituaties: collectieve bewapening 4. Aandachtspunten
D1.0
48/52
Belangrijke opmerkingen; Handelen conform de filosofie van de noodplanning Bijzondere aandacht besteden aan het mogelijke gevaar bij interventies ter plaatse op nucleaire installatie (zie briefing / beschikbare informatie van het CIC en van de nucleaire installatie). Advies stralingsdeskundige ter plaatse volgen om de nucleaire veiligheid verzekeren. voorafgaand aan de verplaatsing naar de kerncentrale/nucleaire installatie: informatie inwinnen over de gevaarsgraad en de te nemen beschermingsmaatregelen (gebruik beschermingsmateriaal, uitschakelen van airco en ventilatie van de voertuigen, …) vastleggen PEB en aanrijroute (in functie van aard van het incident en de windrichting) afspraken maken met de kerncentrale/nucleaire installatie voor de opvang ter plaatse (via CIC) de interventievoertuigen niet parkeren in de onmiddellijke omgeving van de noodsituatie
aanmelden bij en radiotest met CIC Antwerpen en de CP-Ops omschakelen van routinegespreksgroep naar commandogespreksgroep op beslissing van de bevoegde dispatcher niets aanraken of verplaatsen (voorwerpen kunnen toxisch zijn + sporenbescherming) CIC en CP-Ops permanent op de hoogte houden over de toestand ter plaatse noteren van belangrijke meldingen, richtlijnen en genomen maatregelen (met tijdstipvermelding) en zo nodig zo snel mogelijk doorgeven aan CP-Ops
5. Opvolging en Evaluatie
eerste debriefing onmiddellijk na de feiten naar OBP grondige debriefing en rapportering op later tijdstip naar OBP, Dir-Pol
6. Bijlagen
plattegrond nucleaire installatie (te voorzien) kaart omgeving (te voorzien) Organisatieschema (te voorzien)
D1.0
49/52
9 Overzichtschema met mogelijk acties en interacties
D1.0
50/52
D1.0
51/52
Dit rapport werd opgesteld in samenwerking met Kapitein Eddy Goossens (Brandweer Geel), Walter Bartholomeus (Belgoprocess), Willem Vermeulen (IRMM), Eric Geerinckx (SCK•CEN) en Benedikt Martens (SCK•CEN)
10 Referentie 1
ENSREG (2011) EU “stress test” specifications – 13 May 2011 http://www.fanc.fgov.be/CWS/GED/pop_View.aspx?LG=2&ID=2852 – consulted on 27/02/2011
2
FANC (2011) “Belgian Stress tests” specifications - Applicable to power reactors – 17 May 2011 - http://www.fanc.fgov.be/CWS/GED/pop_View.aspx?LG=2&ID=2847 – consulted on 27/02/2011
D1.0
52/52