Organisatie en taken van de Koninklijke Bibliotheek 1945 - 2009 Overzicht ten behoeve van het gebruik van de archiefselectielijst van de KB
Auteur: Gerard van Trier Datum: 29 december 2010
Inhoudsopgave 1. 2.
Inleiding.......................................................................................................................................... 3 Van particuliere collectie naar algemeen wetenschappelijke bibliotheek met nationale taken (1798 – 1945) ................................................................................................................................ 3 3. Geleidelijke groei van de collectie en intensivering van het gebruik (1945 – 1960)...................... 4 4. Uitbreiding van traditionele taken (1960 – 1970)........................................................................... 5 4.1 Organisatie ............................................................................................................................. 5 4.2 Taakuitvoering ....................................................................................................................... 5 5. Profilering als nationale bibliotheek (1970 – 1980) ....................................................................... 6 5.1 Organisatie en interne overlegstructuren ............................................................................... 6 5.2 Depot van Nederlandse Publicaties en Nederlandse Bibliografie......................................... 6 5.3 Uitbreiding en vernieuwing van traditionele taken................................................................ 8 6. Naar een zelfstandige organisatie (1980 – 1992)............................................................................ 8 6.1 Organisatie en interne overlegstructuren ............................................................................... 9 6.2 Depot van Nederlandse publicaties en Nederlandse bibliografie......................................... 10 6.3 Van centrale catalogi naar Nederlandse Centrale Catalogus ............................................... 11 6.4 Overige landelijke taken ...................................................................................................... 12 7. Consolidatie en vernieuwing (1993 – 2009)................................................................................. 13 7.1 Organisatie en interne overlegstructuren ............................................................................. 13 7.2 Omschrijving van de wettelijke taken.................................................................................. 16 7.3 Depot van Nederlandse (elektronische) publicaties en Nederlandse bibliografie................ 18 7.4 Landelijke informatie-infrastructuur.................................................................................... 19 7.5 Collectievorming in landelijk verband................................................................................. 19 7.6 Conservering en digitalisering ............................................................................................. 20 7.7 Internationale samenwerking ............................................................................................... 20 7.8 Relatie met rechtspersonen en niet eerder vermelde samenwerkingsverbanden ................. 20 Bijlage 1 - Organisatieschema’s............................................................................................................ 22 Bijlage 2 - Actoren op het gebied van de wetenschappelijke informatievoorziening ........................... 32 Bijlage 3 - Bibliothecarissen en voorzitters KB 1798-2009.................................................................. 37 Bijlage 4 - Geraadpleegde literatuur...................................................................................................... 38
1. Inleiding Als zelfstandig bestuursorgaan is de Koninklijke Bibliotheek (KB) wettelijk verplicht een selectielijst voor haar archief op te stellen. Het Archiefbesluit 1995 (art. 2) schrijft voor dat bij het ontwerpen van een selectielijst de taken van het betreffende overheidsorgaan en de verhouding van het overheidsorgaan ten opzichte van andere overheidsorganen duidelijk uiteengezet moeten worden. Dit is noodzakelijk om vervolgens de categorieën archiefbescheiden in context te kunnen waarderen. Dit rapport geeft inzicht in de geschiedenis van de KB, de relatie met andere actoren en de plaats van de KB in het wetenschappelijke veld. De KB heeft in de periode 1945-2009, met slechts een korte onderbreking, geopereerd op het beleidsterrein van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (tot 1965 Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen). De KB is een van de onderzoeksinstellingen - naast NWO, de KNAW en TNO onder verantwoordelijkheid van de directie Wetenschapsbeleid. In het Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) naar het wetenschapsbeleid van de overheid in de periode 1945-1999’ 1 wordt aan de KB geen aandacht besteed. Om in deze lacune te voorzien is aanvullend onderzoek gedaan. Over de geschiedenis van de KB is een groot aantal publicaties verschenen. De gegevens voor dit rapport zijn vooral ontleend aan de jaarverslagen van de KB. Ook de publicatie van Klein (De wereld van de Koninklijke Bibliotheek 1798-1998) vormde een belangrijke bron van informatie. Voor de volledigheid is een korte passage gewijd aan de taakontwikkeling vanaf het ontstaan in 1798 tot 1945. In een bijlage is een overzicht opgenomen van de andere actoren op het gebied van de wetenschappelijke informatievoorziening. 2. Van particuliere collectie naar algemeen wetenschappelijke bibliotheek met nationale taken (1798 – 1945) In 1798 besloot de Volksvertegenwoordiging van de Bataafse Republiek de bibliotheek van de uitgeweken Stadhouder Willem V om te zetten in een nationale bibliotheek. Het ontstaan van de nationale bibliotheek was een gevolg van de ontwikkeling tot de Nederlandse eenheidsstaat en van een beginnend besef van nationaal erfgoed. De voorlopers van het Rijksmuseum en het Nationaal Archief zijn eveneens in deze periode ontstaan. De nationale bibliotheek werd gehuisvest op het Binnenhof, volgens de eerste catalogus uit het jaar 1800 telde de collectie toen ruim 5.500 boeken en tijdschriften. Was de collectie in eerste instantie slechts bestemd voor de leden van de volksvertegenwoordiging, al snel werd een soepeler toegangsbeleid gevoerd. Tijdens de periode van het bewind van koning Lodewijk Napoleon ontving de bibliotheek het predicaat ‘Koninklijk’. Vanwege de snelle groei van de collectie verhuisde de KB naar het Mauritshuis, maar ook dit bleek al snel te klein. Koning Willem I besloot de bibliotheek over te brengen naar het Lange Voorhout 34. Van 1821 tot 1982 is dit het bezoekadres van de KB geweest. In de loop van de negentiende en twintigste eeuw groeide de KB verder door geschenken, bruiklenen of aankopen van collecties en afzonderlijke kostbare stukken. Deze collecties vormen de basis van de diverse bijzondere en speciale collecties. De KB-collectie groeide ook door reguliere aanschaf, aanvankelijk vooral gericht op de functie van bibliotheek ten behoeve van de parlementsleden. In de loop van de negentiende eeuw ontwikkelde de KB zich steeds meer tot een algemene wetenschappelijke bibliotheek. Sinds het begin van de twintigste eeuw beperkte de wetenschappelijke collectievorming zich tot het gebied van de geesteswetenschappen en sociale wetenschappen. De wetenschappelijke informatievoorziening was tot de jaren zeventig van de 20e eeuw een zaak van autonoom opererende wetenschappelijke instellingen, die nauwelijks met elkaar samenwerkten of 1
Voor geraadpleegde literatuur zie bijlage 4.
beleid met elkaar afstemden. De Rijkscommissie van Advies inzake het Bibliotheekwezen, ingesteld in 1922, heeft - onder voorzitterschap van de bibliothecaris van de KB - daaraan weinig kunnen verbeteren. Van een min of meer samenhangende nationale informatie-infrastructuur was nog geen sprake. De landelijke coördinatie was beperkt tot afspraken over interbibliothecair leenverkeer en bemiddeling door de KB bij de internationale ruil van publicaties. In 1922 nam de KB het initiatief tot een Centrale Catalogus (CC) van boeken, waaraan tientallen bibliotheken gingen meewerken. In 1943 werd een afzonderlijke centrale catalogus voor periodieken (CCP) ingericht. In 1928 werd het Internationaal Ruilbureau aan de KB verbonden. Het Ruilbureau bemiddelde bij de verzending van publicaties door wetenschappelijke instellingen en bibliotheken naar soortgelijke instellingen in het buitenland. Bovendien verzorgde het Ruilbureau de ruil van officiële en door het rijk gesubsidieerde uitgaven tegen gelijksoortige buitenlandse publicaties. 3. Geleidelijke groei van de collectie en intensivering van het gebruik (1945 – 1960) In de eerste tien jaar na de Tweede Wereldoorlog waren de financiële middelen beperkt, maar na de periode van wederopbouw, rond 1955, was er op alle deelgebieden groei te zien. Er kwamen meer middelen voor de collectievorming, maar de budgetverruiming was onvoldoende om te voorkomen dat de KB op het gebied van de collectievorming ging achterlopen bij de universiteitsbibliotheken. Daarentegen nam het gebruik van de bibliotheek op diverse terreinen toe: verzoeken om bibliografische inlichtingen, schriftelijke aanvragen voor de centrale catalogi, nationale en internationale uitleen, fotokopieën, vervaardiging van microfilms en het gebruik van de leeszaal. In de jaren ’40 had KB de volgende afdelingen (49 medewerkers in 1948): 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Catalogisering & Publicaties Aanwinsten & verzamelingen (legaten, schenkingen, aankopen, ruil) Afdeling Bibliografie & Bibliotheekwezen Fotoafdeling Gebouw & Inventaris Gebruik van de Bibliotheek (uitleen, bezoek) Ruilbureau Handschriften Fotoafdeling
In 1952 ontstond naast de CC Boeken (sinds 1922) en de CC Periodieken (sinds 1943) een aparte catalogus voor overheidspublicaties. De groei van de centrale catalogi leidde tot de oprichting van een aparte afdeling in 1957. Hoewel de positie van de KB niet te vergelijken was met die van grote nationale bibliotheken zoals in Groot-Brittannië en Frankrijk – bibliotheken met brede collecties, mede op basis van een wettelijk depot – vervulde de KB door het beheer van de centrale catalogi wel al enkele nationale taken. Internationaal begonnen nationale bibliotheken zich als een aparte soort te profileren. Zij onderscheidden zich door hun opzet, doelstelling en taken van andere wetenschappelijke bibliotheken. In 1958 vond in Wenen onder auspiciën van UNESCO het eerste gemeenschappelijke symposium van Europese nationale bibliotheken plaats. De KB was een van de deelnemers. Nationale bibliothecarissen uit de hele wereld ontmoeten elkaar tijdens de congressen van de IFLA in het kader van de Conference of Directors of National Libraries (CDNL). Daarnaast is in 1987 de Conference of European National Librarians (CENL) ontstaan, als initiatief van tien landen van de Europese Gemeenschap. CENL is inmiddels uitgegroeid tot een actief forum voor de nationale bibliothecarissen van alle landen van de Raad van Europa.
4. Uitbreiding van traditionele taken (1960 – 1970) De groei van de traditionele taken zette zich voort onder de leiding van bibliothecaris Reedijk. Er kwam meer geld voor de collectie en voor personeel. Het aantal medewerkers steeg van ca 100 in 1960 tot 138 in 1970. Faciliteiten werden vernieuwd en mechanisering deed zijn intrede, later gevolgd door de eerste stappen in de richting van automatisering. 4.1 Organisatie In 1962 werd bibliothecaris Brummel, die vanaf 1937 de KB had geleid, opgevolgd door Reedijk 2 . Drie jaar later, in 1965, werd de KB als gevolg van de herindeling van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en dat van Maatschappelijk Werk, ondergebracht in het nieuwe ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk. Een jaar later, op 1 januari 1967, keerde de KB terug naar het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, afdeling Bevordering wetenschapsbeoefening (Directoraat-Generaal van de Wetenschappen).
In 1965 had de KB de volgende afdelingen (106 medewerkers): 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Directie, directiesecretariaat Wetenschappelijke staf Leeszaal, inlichtingen Uitlening, postkamer Handschriften, incunabelen, postincunabelen Centrale Catalogi (CC) Titelbeschrijving, bibliografie & administratieve hulpkrachten Aanwinstenadministratie Ruilbureau Centrale administratie Reproductieafdeling Technische dienst Binderij & restauratieatelier Magazijndienst en boekenbeheer Overig personeel (conciërge, portier, telefonist, vestiairejuffrouw, rijwielbewaker)
In 1960 werd het Museum van het Boek opgericht, dat een combinatie vormde met het bestaande Museum Meermanno-Westreenianum, dat in 1852 was opengesteld. Vanaf dat jaar fungeerde de bibliothecaris van de KB als hoofdbestuurder van het museum. Het museum bleef afhankelijk van de KB, totdat de KB werd ondergebracht bij OCW, terwijl het museum onder CRM bleef vallen. De personele unie bleef nog jaren in stand, maar werd verbroken bij het aftreden van bibliothecaris Reedijk in 1986. Het museum werd in 1994 verzelfstandigd. 4.2 Taakuitvoering Er was niet alleen sprake van een verzwaring van bestaande taken, o.a. door de snelle groei van de centrale catalogi, maar ook werden andere eisen gesteld aan de inhoud van het werk. Er werd een nieuw fotografisch atelier ingericht (1960) en een goed geoutilleerd boekrestauratieatelier in bedrijf gesteld (1966), waarbij werd voortgebouwd op de bestaande boekbinderij. Er was nog steeds nauwelijks aandacht voor de afdelingsgewijze organisatie van de bibliotheek. Het beleid was vooral gericht op de primaire en traditionele kerntaak, de collectievorming.
2
Voor een lijst van alle bibliothecarissen van 1798 tot en met 1999 zie bijlage 3.
In 1968 steeg het aanschafbudget aanzienlijk, waardoor de achterstand die de KB in vergelijking met de universiteitsbibliotheken in de jaren daarvoor had opgelopen, enigszins kon worden ingehaald. Mechanisering werd ingevoerd en er kwam zicht op daadwerkelijke automatisering van werkprocessen, maar van een planmatige, gecoördineerde aanpak was nog geen sprake. In 1968 ontving de Staat der Nederlanden ten behoeve van de KB een legaat van Louis Koopman in de vorm van zijn volledige Franse bibliotheek. Louis Koopman had de Staat tot zijn enige erfgenaam benoemd. Conform de bepalingen in het testament werd het Fonds ‘Anny Antoine / Louis Koopman’ ingesteld met een eigen bestuur. Het Fonds heeft als enige doel het in stand houden en aanvullen van de ‘Franse bibliotheek’, waarvoor de KB verantwoordelijk is. Het Fonds is in december 2009 ondergebracht in een aparte stichting. De huisvesting van de KB was inmiddels dringend aan vernieuwing toe. Met het oog op de ontwikkeling van een bouwprogramma voor een nieuwe bibliotheek, kreeg de KB in 1967 de opdracht om met de Rijksgebouwendienst een programma van eisen voor de komende vijftig jaar te ontwikkelen. Daarvoor werd een taakanalyse uitgevoerd. Het rapport ging uit van een uitbreiding van de traditionele taken, maar er werden ook enkele nieuwe taken onderscheiden: - Onderzoek op het gebied van het bibliotheekwezen - Fysiek behoud van documenten - Automatisering van de bibliotheekprocessen - Interbibliothecaire samenwerking - Samenwerking met verwante instituten en wetenschappelijke projecten binnen één complex. 5. Profilering als nationale bibliotheek (1970 – 1980) De jaren zeventig kenmerken zich door een verdere uitbreiding van traditionele taken, mogelijk gemaakt door verruiming van middelen, door de inrichting van een vrijwillig Depot van Nederlandse Publicatie in samenwerking met de uitgevers, en de start van bibliotheekautomatisering. Er werden voorbereidingen getroffen voor de nieuwbouw en in verband met de nieuwe ontwikkelingen werd de organisatiestructuur aangepast. 5.1 Organisatie en interne overlegstructuren In 1978 startte in opdracht van het ministerie een onderzoek naar de organisatiestructuur van de KB (zie het schema in paragraaf 4.1). Het aantal formatieplaatsen was inmiddels gestegen tot 202, inclusief 20 gewetensbezwaarde dienstplichtigen en uitzendkrachten. Aanleiding voor het onderzoek was de aanstaande verhuizing van de KB naar een nieuw gebouw, ontwikkelingen met betrekking tot de nationale taken van de KB en de automatisering van de boekverwerking (catalogisering). Het eindrapport verscheen in 1982. In 1979 werd het regelmatige overleg tussen afdelingshoofden en de directie geformaliseerd door de instelling van het Overleg- en Adviesorgaan (OGA). Het OGA kwam in de plaats van de stafvergadering (sinds 1969) en de vergadering van hoofden van dienst (sinds 1971). De eerste vergadering van het OGA vond plaats op 10 oktober 1979. 5.2 Depot van Nederlandse Publicaties en Nederlandse Bibliografie Een van de doelstellingen voor de oprichting van de nationale bibliotheek in 1798 was de vorming van een nationaal depot van publicaties, bedoeld om het nationale erfgoed in gedrukte vorm te verzamelen, te bewaren en te beschrijven in een nationale bibliografie. De KB had zich vanaf haar oprichting steeds beperkt tot de humaniora en haar beheer niet uitgebreid tot de gehele nationale boekproductie. Uitgevers stuurden publicaties niet naar de KB, maar naar A.W. Sijthoff’s Uitgeversmaatschappij in Alphen a/d Rijn. Daar werd Brinkman’s Cumulatieve Catalogus van Boeken, verschenen in Nederland en Vlaanderen, samengesteld. De ‘Brinkman’ was de niet-officiële nationale bibliografie. In andere
landen werd de productie van de nationale bibliografie verzorgd door de nationale bibliotheek op basis van een wettelijk depot. In 1970 fuseerden Sijthoff en Samsom onder de naam ICU (Informatie & Communicatie Unie). In hetzelfde jaar werd een Studiecommissie Wettelijk Depot geïnstalleerd onder voorzitterschap van bibliothecaris Reedijk. Het bleef lange tijd onduidelijk of het wettelijk depot er zou komen. Vooruitlopend op een eventuele wettelijke regeling werden met de uitgevers op vrijwillige basis afspraken gemaakt over de deponering door uitgevers van publicaties bij de KB. In 1974 werd een vrijwillig depot ingericht en kon de KB beginnen met de samenstelling van een officiële Nederlandse Bibliografie. Daarbij werd voortgebouwd op het werk van de redactie van de ‘Brinkman’. De behoefte aan een wettelijke regeling verdween geleidelijk toen bleek dat het vrijwillige depot goed functioneerde en de vergelijking met buitenlandse wettelijke depots glansrijk kon doorstaan. Uiteindelijk antwoordde de minister in 1984 op vragen uit de Tweede Kamer dat van een wettelijk depot werd afgezien, omdat de invoering van een verplicht depot onnodig zou zijn. In 1976 werd de redactie van Brinkman’s catalogus geïntegreerd in de onderafdeling Bibliografie van de KB-afdeling Depot van Nederlandse Publicaties, die onder gezamenlijke leiding kwam te staan van de directie van de ICU en de directie van de KB. Na de totstandkoming van de regeling met de uitgevers verdrievoudigde de aanwas van publicaties voor het Depot. Niet alleen was er meer magazijnruimte nodig, maar ook meer bureaucapaciteit voor de administratieve en bibliografische verwerking van binnenkomend materiaal. Organisatieschema afdeling Depot van Nederlandse Publicaties en Nederlandse Bibliografie 1979 t/m 1981
5.3 Uitbreiding en vernieuwing van traditionele taken Voor de werkzaamheden bij de centrale catalogi kwam meer personeel beschikbaar. Bovendien werd het beheer van de oude collecties (incunabelen, post-incunabelen en andere oude drukken) geïntensiveerd om het wetenschappelijk onderzoek naar deze collecties te bevorderen. Naast de bestaande afdeling Handschriften werd een afdeling Oude drukken en Boekbanden ingericht. Het restauratieatelier uit 1966 werd geleidelijk uitgebreid. Ook vond een sterke uitbreiding van de reproductieafdeling plaats met het oog op een programma voor de verfilming van kranten, met name van de grootste Nederlandse dagbladen sinds 1965. Al in de tweede helft van de jaren zestig was de kaartcatalogus van de CC Periodieken geconverteerd naar een computerbestand, waarmee een gedrukte catalogus kon worden samengesteld. Aan het eind van het decennium werd er een impuls gegeven aan de bibliotheekautomatisering door de oprichting, in 1969, van een samenwerkingsverband van de Koninklijke Bibliotheek en enkele universiteitsbibliotheken met als doel de mogelijkheid te onderzoeken om gezamenlijk een geautomatiseerd catalogussysteem voor wetenschappelijke bibliotheken te ontwikkelen. Er werd een proefproject opgezet, Project voor Geïntegreerde Catalogus Automatisering (PICA). De ontwikkeling van het systeem heeft om diverse redenen vele jaren geduurd. De resultaten van het testprogramma werden pas in 1974 gepubliceerd. In 1976 werd een apart bureau voor Pica opgericht, dat werd gevestigd in de KB. In dat jaar kwam het Gemeenschappelijk Geautomatiseerd Catalogiseersysteem (GGC) pas goed van de grond. 6. Naar een zelfstandige organisatie (1980 – 1992) In 1982 werd het huidige gebouw naast het Centraal Station betrokken. Gelijktijdig met de verhuizing naar het nieuwe pand kreeg de KB de formele status van 'Nationale Bibliotheek' (Koninklijk Besluit van 7 september 1982). Na het aftreden van bibliothecaris Reedijk in 1986 beleefde de KB roerige tijden door een bestuurlijke crisis en een ingrijpende reorganisatie. Ondertussen werden voorbereidingen getroffen voor de verzelfstandiging van de KB. Afdelingen KB 1980 (203 formatieplaatsen) 1. 2a. 2b. 2c. 2d. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 13. 13. 14.
Directie en directiesecretariaat Wetenschappelijke staf Staf bijzondere opdrachten Staf gedetacheerd bij Pica Centrale Catalogus Kaarten (CCK) Leeszaal, uitlening, bureau inlichtingen, postkamer Afdeling handschriften, oude drukken, boekbanden, papierhistorie Centrale Catalogi (CC) Titelbeschrijving Aanwinstenadministratie Internationaal Ruilbureau Algemene Zaken, Financiële Administratie, Personeelszaken Reproductieafdeling Interne dienst Binderij & Restauratieatelier Magazijndienst en Boekenbeheer Depot Nederlandse Publicaties en Nederlandse Bibliografie
6.1 Organisatie en interne overlegstructuren In 1982 verscheen het eindrapport van het organisatieonderzoek waartoe het ministerie in 1978 opdracht had gegeven (zie 5.1). Het onderzoek was gericht op de directiefunctie, het directiesecretariaat, de functies onder de naam ‘centrale ondersteuning’ en de functies in het kader van de ‘gang van het boek’. De taakverdeling tussen de bibliothecaris en de twee onderbibliothecarissen werd opnieuw vastgesteld en het directieoverleg werd geformaliseerd. De functie van administrateur (centrale ondersteuning) werd opgesplitst in drie van elkaar onafhankelijke staffuncties, rechtstreeks ressorterend onder de directie: Personeelszaken, Algemene Zaken, Financiële Administratie. In 1984 werd de eerste dienstcommissie gekozen. Daardoor veranderde de functie van het Overleg- en Adviesorgaan (OGA). Het Dienstoverleg (DO) kwam daarvoor in de plaats, als voorlopige vorm van overleg tussen de directie en de afdelingshoofden. Een jaar later werd het Dienstoverleg opgevolgd door de Algemene vergadering (AV). In de AV overlegden de directie en vertegenwoordigers van de afdelingen over algemene zaken. Daarnaast fungeerden drie werkverbanden onder voorzitterschap van een van de directieleden. In 1986 trad bibliothecaris Reedijk af. In juni werd de benoeming bekend van twee opvolgers: Willemsen en Van Heijst. Er werd een wekelijks Directieoverleg (DO) ingesteld, waaraan zowel de twee bibliothecarissen als de twee onderbibliothecarissen deelnamen. Op 24 oktober werd de verantwoordelijkheid voor de bibliotheek overgeheveld van het ministerie naar het Algemeen Bestuurscollege (ABC), dat nog alleen op papier bestond. De benoeming van de drie bestuursleden (Th.D. Jansen, E.A.W Bolle en M.F.J. Pijnenborg) werd van kracht op 1 juli 1987. De leden werden geïnstalleerd op 28 augustus en een maand later, op 28 september, vond de eerste vergadering plaats. In 1988 bracht het ABC het eerste beleidsplan uit met voornemens voor de jaren 1988 – 1992. Bij ministerieel besluit van 22 juni 1999 is het aantal bestuursleden vastgesteld op vier. De leden worden benoemd voor ten hoogste vijf jaar. Herbenoeming kan eenmaal plaatsvinden, voor een termijn van ten hoogste vijf jaar. De bibliothecarissen Van Heijst en Willemsen hadden verschillende visies op het beleid van de KB en de overeengekomen taakverdeling bleek in de praktijk niet goed te werken. Er ontstonden interne conflicten die onoplosbaar bleken. In april 1988 besloot het ABC beide bibliothecarissen op non-actief te stellen. Er werd een interim-manager (Van der Kooi) aangetrokken, die in mei 1988 met zijn werkzaamheden begon. Het duurde bijna drie jaar (tot 16 maart 1991) voordat hij werd opgevolgd door een nieuwe bibliothecaris, Van Drimmelen. In dezelfde periode van bestuurlijke crisis werd een grote reorganisatie voorbereid, die noodzakelijk was geworden vanwege een door de minister opgelegde reductie van de vaste personeelsformatie van 10%. De reorganisatie had tot doel de werkzaamheden doelmatiger te organiseren. Onder meer werden de volgende maatregelen getroffen (zie ook het organisatieschema 1992 in bijlage 1): - er werd een hiërarchische structuur aangebracht in lijn- en stafafdelingen; - het aantal lijnafdelingen werd teruggebracht van acht tot vier (hoofdafdelingen); - er werden enkele nieuwe afdelingen ingericht: een stafafdeling Automatisering, een stafafdeling Beleidsstaf en een afdeling Bibliotheekonderzoek en Wetenschappelijke Documentatie (binnen de nieuwe hoofdafdeling Wetenschappelijke Taken); - de stafafdelingen Financiële Zaken en Personele Zaken werden versterkt. Het Internationaal Ruilbureau werd als afzonderlijke eenheid opgeheven en geïntegreerd in de afdeling Acquisitie Boekpublicaties binnen de nieuwe hoofdafdeling Verwerking Publicaties. De ruilactiviteiten, die zich concentreerden op de uitwisseling van officiële overheidspublicaties, werden door de toenemende beschikbaarheid van deze publicaties via Internet steeds minder belangrijk. Met het oog op de afnemende vraag en de hoge verwerkingskosten werden de activiteiten afgebouwd. De internationale ruil is definitief beëindigd op 1 januari 2005. De minister stelde de nieuwe organisatiestructuur en de vaste personeelsformatie in juni 1991 vast. Door conflicten tussen de interim-manager en de Dienstcommissie kon de reorganisatie pas in
november 1992 worden afgerond nadat de Dienstcommissie formeel met de reorganisatie had ingestemd. De oprichting van de afdeling Automatisering was noodzakelijk geworden door het vertrek van PICA per 1 januari 1989 uit het gebouw van de KB. Pica had tot die datum de implementatie en beheer van de lokale automatiseringssystemen verzorgd. De afdeling was verantwoordelijk voor de vernieuwing van de automatisering in de jaren 1990 – 1991 met financiering vanuit het Intentioneel Apparatuur Schema (IAS) van NWO. Onder leiding van Van Drimmelen ontstond er een nieuwe overlegstructuur: in aansluiting op het wekelijkse Directieoverleg (DO) vond het Management Overleg (MO) plaats, waaraan de directie en de hoofden van de hoofdafdelingen deelnamen. Circa eenmaal per maand werd het MO verbreed tot een Algemeen Overleg waarin algemene beleidsthema’s werden besproken. Aan het AO namen ook de hoofden van de stafafdelingen deel. In december 1989 werd het bureau Nederlands Centrum voor Rechtshistorische Documentatie & Rechtsiconografie onderdeel van de KB-organisatie. Het bureau was in 1967 opgericht als Interuniversitair Instituut en was gehuisvest bij de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Op 1 januari 1997 verhuisde het bureau naar het KB-gebouw. Ruim negen jaar later, op 1 mei 2006, beëindigde de KB de werkzaamheden voor de bibliografie. De database werd voor een belangrijk deel ondergebracht bij de Digitale Bibliografie Nederlandse Geschiedenis. De databases en de fysieke afbeeldingen uit de iconografie zijn ook beschikbaar via het Gevangenismuseum. Sinds 1989 was de KB verantwoordelijk voor de informatie over geesteswetenschappelijke onderzoek. De KB was een van de vijf participanten in het Nederlands Bureau voor Onderzoek Informatie (NBOI). Beschrijvingen van onderzoeksprojecten werden samen met informatie over hoogleraren en over een beperkt aantal onderzoeksinstituten opgeslagen in de Nederlandse Onderzoek Databank (NOD). In augustus 1990 werd het NBOI ondergebracht bij de KB. Nog geen drie jaar later, mei 1993, verhuisde het bureau naar de KNAW, waar het in 1997 werd ondergebracht bij het NIWI. Met ingang van 1 januari 1998 beëindigde de KB de (bescheiden) werkzaamheden ten behoeve van de NOD, omdat zij niet doelmatig en effectief konden worden uitgevoerd. In 2005 is het NIWI opgeheven. De activiteiten op het gebied van onderzoekinformatie, in nauwe samenwerking met NWO en VSNU, zijn ondergebracht in een afdeling van het Bureau van de KNAW. 6.2 Depot van Nederlandse publicaties en Nederlandse bibliografie Het vrijwillige depot van Nederlandse Publicaties, dat in 1974 was gestart, bleek een groot succes. Vanaf 1976 was de KB door de integratie van de redactie van Brinkman’s catalogus in de KB medeverantwoordelijk geworden voor de productie van de Nederlandse bibliografie. In 1980 werd gestart met Cataloguing in Publication. Op 1 januari 1982 gingen de rechten van het uitgeven van de Brinkman over van de ICU naar de KB. Het personeel van de redactie Brinkman kwam in dienst van de KB, waarmee de gezamenlijke leiding over het Depot kwam te vervallen. Het Depot werd uitgebreid met een Leeszaal Depot en Couranten. Het Bureau Uitgeverscontrole en Speurwerk (UCS) ging over van de onderafdeling Bibliografie naar de onderafdeling Depot. In hetzelfde jaar (1982) werd een groot project gestart met als doel de wetenschappelijke vervaardiging van de retrospectieve bibliografie van het oude Nederlandse boek voor 1800 (ShortTitle Catalogue Netherlands – STCN). Het bureau werd aanvankelijk beheerd door de KNAW, maar in 1987 werd het beheer overgedragen aan de KB. Het project ressorteerde eerst rechtstreeks onder de directie. De overheidssubsidie voor het project werd in 1991 opgenomen in de structurele Rijksbijdrage aan de KB, waardoor de medewerkers in vaste dienst konden worden genomen. Zie verder hoofdstuk 7.
Organisatieschema afdeling Depot van Nederlandse Publicaties en Nederlandse Bibliografie 1982
Om de coördinatie en waar mogelijk de concentratie van de activiteiten op het gebied van de Nederlandse Bibliografie te bevorderen opende de Staat der Nederlanden in 1981 besprekingen met vertegenwoordigers van zeven organisaties, in het bijzonder boekhandels- en uitgeversorganisaties, het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum en de KB over de oprichting van een Nederlands Bibliografisch Centrum (NBC) in de vorm van een samenwerkingsverband van de betrokken organisaties. In april 1983 werden twee multilaterale en enkele bilaterale overeenkomsten getekend. 6.3 Van centrale catalogi naar Nederlandse Centrale Catalogus Naast de KB onderhielden ook de bibliotheek van de Technische Hogeschool Delft en de bibliotheek van de Landbouwhogeschool Wageningen een centrale catalogus, resp. voor technische en landbouwkundige informatie. Na uitgebreid onderzoek in 1980 door de CC-houders en PICA werd besloten tot automatisering van alle centrale catalogi. Begonnen werd met de tijdschriften (CCP, CTC en CLC). In 1984 richtten de CC-houders het samenwerkingsverband NCC op voor het gezamenlijke beheer van de Nederlandse Centrale Catalogus. Vervolgens sloten de drie bibliotheken een overeenkomst met Pica voor de ontwikkeling, het onderhoud en de exploitatie van het systeem voor de NCC en de afwikkeling van het interbibliothecaire leenverkeer (NCC/IBL). In 1988 werd het aparte NCC-bestand in het GGC geladen, dat zich inmiddels goed had ontwikkeld. Sindsdien vormt het GGC ook de basis voor het NCC/IBL-systeem. Eind 1990 werd de overeenkomst tussen de drie CC-houders ontbonden en het samenwerkingsverband NCC opgeheven. De coördinerende taken en bevoegdheden met betrekking tot de NCC gingen over op de KB. Bij de uitvoering van deze landelijke taak werd de KB geadviseerd door de commissie NCC/IBL van het Samenwerkingsverband UKB. In 1992 sloten de KB en Pica een samenwerkingsovereenkomst, waarin afspraken werden vastgelegd over het beheer en de verdere ontwikkeling van het NCC/IBL-systeem vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het landelijke leenverkeer.
In 1982 was begonnen met de voorbereiding van de overgang van de Centrale Catalogus van Kaarten (CCK), gemaakt met het ACCU automatiseringssysteem van de RU Utrecht, naar het GGC. Vanaf 1983 werd de CCK in de KB gevestigd. In 1989 startte een project om de CCK te moderniseren, in samenwerking met de Vakgroep Kartografie van de RU Utrecht. Het project werd in september 1992 afgesloten. Uiteindelijk zou in 1999 het GGC de Centrale Catalogus Kartografie als productiemiddel voor de cartografische beschrijvingen vervangen. 6.4 Overige landelijke taken Samenwerking zwaartepuntbibliotheken - Salinfo / Jupiter In 1978 had minister van Onderwijs en Wetenschappen Pais vier bibliotheken aangewezen als nationale zwaartepuntbibliotheek voor vier clusters van vakgebieden: de bibliotheek TU Delft voor de exacte en technische wetenschappen, de bibliotheek KNAW (later NIWI) voor de biomedische wetenschappen, de bibliotheek van de Landbouwhogeschool Wageningen voor de landbouwwetenschappen en de Koninklijke Bibliotheek voor de geestes- en maatschappijwetenschappen. De toewijzing van de zwaartepuntfunctie was een bevestiging van een bestaande situatie, een aanmoediging om de onderlinge afstemming voort te zetten, maar er werden geen extra middelen beschikbaar gesteld. Drie van de vier zwaartepuntbibliotheken richtten in 1981 het samenwerkingsverband Salinfo op om hun landelijke taken te coördineren. De KB maakte formeel geen deel uit van het samenwerkingsverband, maar bezocht wel als waarnemer de vergaderingen. In 1991 werd de samenwerking tussen de vier zwaartepuntbibliotheken geformaliseerd door de oprichting van het samenwerkingsverband Jupiter. Doel was coördinatie van ‘aanvullende’ landelijke taken, zowel op het gebied van de collectievorming, als op het gebied van ontsluiting en beschikbaarstelling via NCC/IBL. Jupiter kreeg een klein bureau, dat in de KB werd gehuisvest. In 2002 is Jupiter opgeheven. Door het afsluiten van mantelovereenkomsten met grote uitgevers, de ‘big deals’, was afstemming bij de collectievorming minder belangrijk geworden. ATLAS Aan het eind van de jaren tachtig initieerde het ABC, gesteund door het ministerie van OCW, een discussie over de landelijke informatie-infrastructuur. Het ABC wilde de doelmatigheid en samenhang vergroten door de aansturing vanuit één koepelorganisatie. Toen daarvoor bij andere organisaties geen steun bleek te vinden, werd gekozen voor een andere aanpak. Medio 1992 tekenden de KB, de projectorganisatie Nederlands Bureau ter Bevordering van de Informatieverzorging (NBBI), het NBLC en Pica een overeenkomst tot oprichting van ATLAS (Afstemming Taken LAndelijke Samenwerking bibliotheken en informatieverzorging). Als bestuurlijk platform voldeed ATLAS echter niet aan de verwachtingen. Door de uiteenlopende belangen van de betrokken organisaties kwamen de voorgenomen activiteiten, op het gebied van intellectueel eigendom, elektronisch uitgeven, elektronische documentlevering en gebruikersonderzoek, niet goed van de grond. In 1993 kwamen de partners in ATLAS voor het laatst bijeen. De rol die ATLAS had moeten vervullen, werd in de jaren daarna overgenomen door de Stuurgroep Innovatie Wetenschappelijke Informatievoorziening – IWI. De KB leverde de voorzitter en/of secretaris van diverse landelijke stuurgroepen, commissies en werkgroepen: CvC- Coördinatie van de Collectievorming GOO - Gemeenschappelijke onderwerpsontsluiting LOBO - Landelijk Overlegorgaan Beroepspraktijk - Opleidingen op het terrein van bibliotheek, documentaire informatie, boekhandel en uitgeverij SABIDO - Vlaams-Nederlands Samenwerkingsverband op het gebied van Archief, Bibliotheek- en DOcumentatiewezen (SABIDO), in 1987 opgericht als werkgroep van de Nederlandse Taalunie. Het LOBO kwam vanaf 1995 niet meer bijeen, nadat de deelnemers hadden geconcludeerd dat het overlegorgaan zijn nut had verloren. Het secretariaat van SABIDO is eind 2005 overgedragen aan de Vereniging van Openbare Bibliotheken.
7. Consolidatie en vernieuwing (1993 – 2009) In augustus 1993 werd de verzelfstandiging formeel afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW). In de eerste jaren na de verzelfstandiging waren er slechts beperkte financiële middelen beschikbaar om de ambities, neergelegd in een nieuw beleidsplan (1996 - 1997), te realiseren. Belangrijke aandachtspunten waren de ontwikkeling van een Depot voor Nederlandse Elektronische Publicaties (DNEP) en versterking van de nationale rol bij de conservering van bibliotheekmateriaal. Om de beleidsvoornemens te kunnen uitvoeren werden in de organisatiestructuur van de KB diverse wijzigingen aangebracht. De nieuwe status van ZBO bleek een vruchtbaar uitgangspunt voor het realiseren van de ambities met extra financiële middelen van diverse partijen, zoals OCW, EZ, NWO, IWI, Europese Commissie. Vanaf 1997 tot en met 2009 zijn er nog drie beleidsplannen verschenen, respectievelijk over de jaren 1998-2001, 2002-2005 en 2006-2009. 7.1 Organisatie en interne overlegstructuren 7.1.1
Directie
Door de verzelfstandiging kreeg de directie nieuwe verantwoordelijkheden, met name op het gebied van personeel, financiën en gebouwbeheer. Met het oog hierop werd een wijziging in de taakverdeling binnen de directie aangebracht (zie bijlage 1, organisatieschema 1993). De structuur van driehoofdige leiding werd gehandhaafd en de eindverantwoordelijkheid bleef berusten bij de directeurbibliothecaris. Tussen de twee andere directeuren kwam een nieuwe taakverdeling tot stand, met als verantwoordelijkheidsgebieden enerzijds bedrijfsvoering (automatisering, financieel beheer, personeelsbeleid en huisvesting) en anderzijds de collecties en dienstverlening. De benamingen voor de functies werden vanaf maart 1993: directeur Bedrijfsvoering en Informatietechnologie, respectievelijk directeur Collecties en Dienstverlening. In 1997 vond een wijziging plaats van de functie van directeur Bedrijfsvoering en Informatietechnologie. De functiebenaming werd ‘Directeur Gebouw en Informatietechnologie’ (later veranderd in ‘Directeur Informatietechnologie & Facility Management’), verantwoordelijk voor de stafafdeling Informatietechnologie en Automatisering (ITA) en de stafafdeling Gebouw en Facility Management. In 1998 werd de directiestructuur opnieuw gewijzigd (zie bijlage 1, organisatieschema 1998). De functie van ‘Directeur Collecties en Dienstverlening’ werd omgezet in die van ‘Plaatsvervangend Algemeen Directeur’, met medeverantwoordelijkheid voor de gehele KB. De taakverdeling voor de dagelijkse aansturing van hoofd- en stafafdelingen werd gehandhaafd. Per 1 januari 1999 werden bovendien twee nieuwe functies ingesteld (zie organisatieschema 1999): - Directiesecretaris, tevens hoofd van de Beleidsstaf, met lijnverantwoordelijkheid voor de stafafdelingen Secretariaat en Voorlichting (later Communicatie). - Controller, tevens hoofd Financieel-economische zaken, met lijnverantwoordelijkheid voor de stafafdeling Personeel & organisatie. Per 1 april 1999 werd de aanduiding Directeur-Bibliothecaris vervangen door Algemeen Directeur. In de jaren 2003 – 2006 vonden diverse wijzigingen in de taakverdeling binnen de directie plaats. - In 2003 werden de afdelingen Communicatie en Beleidsstaf voor een meer rechtstreekse aansturing onder de directie geplaatst. - Na het vertrek van de Plaatsvervangend Algemeen Directeur op 1 juli 2004 werd deze functie gewijzigd in ‘Directeur Collecties en Dienstverlening’, verantwoordelijk voor de bibliotheekkolom (hoofdafdelingen Publieksdiensten, Kennisdiensten & Collecties en Verwerking Publicaties). Bij afwezigheid van de Algemeen Directeur trad de Directeur Collecties en Dienstverlening op als zijn plaatsvervanger. - In juni 2004 werd de functie van directeur IT & Facility Management werd gewijzigd in directeur e-Strategie & Huisvestingsbeleid, verantwoordelijk voor de afdeling ICT en de hoofdafdeling R&D.
- In juni 2004 werd de afdeling Gebouw en Facility Management ondergebracht in de portefeuille van de controller (naast FEZ en P&O). Eind 2005 werd de controller ook verantwoordelijk voor de afdeling IT en werd de benaming van zijn functie veranderd in ‘Directeur Bedrijfsvoering’ (per 1 mei 2006). - Per 1 juni 2006 werd de directie uitgebreid met het hoofd van de Hoofdafdeling R&D. De functiebenaming werd gewijzigd in ‘Directeur Research & Development’. Na het vertrek van de directeur e-Strategie en Huisvestingsbeleid wegens pensionering in januari 2008 werd de naam gewijzigd in ‘Directeur e-Strategie’. Op 17 november 2008 werd afscheid genomen van algemeen directeur Wim van Drimmelen, die deze functie 17 jaar had bekleed. Hij werd in juni 2009 opgevolgd door Bas Savenije. 7.1.2
Personele en financiële zaken
De verzelfstandiging stelde nieuwe eisen aan de organisatie op het gebied van personeelsbeleid en financieel beheer. De KB kreeg een eigen Georganiseerd Overleg (GO) met vertegenwoordigers van de vakcentrales en trad toe tot de Werkgeversvereniging Onderzoekinstellingen (WVOI), samen met NWO, KNAW en RIOD. De instelling van dit orgaan was noodzakelijk voor een gemeenschappelijke vertegenwoordiging van de onderzoekinstellingen in het Werkgeversberaad O&W. De WVOI is ook van belang voor de afstemming van onderwerpen en standpuntbepaling tegenover de lokale GO’s. NWO trad op als penvoerder. Op financieel gebied zorgde de overgang van het kasstelsel naar het baten-lastenstelsel voor een grote verandering. Het onderhoud voor het gebouw en het budget voor vervanging van inventaris en automatiseringsapparatuur was bij de inwerkingtreding van de WHW nog niet geregeld. Pas later kreeg de KB op basis van een rapport van Berenschot, waartoe de KB het initiatief had genomen, de financiële middelen voor het onderhoud en de exploitatie van het gebouw, mede ten behoeve van de andere instellingen in het gebouw. In verband met de versterking van de inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling is in 1995 een projectmanagementteam (PMT) ingesteld. Het PMT bood ondersteuning bij de acquisitie, planning, voortgang en rapportage van alle strategische KB- projecten op het gebied van de informatietechnologie, automatisering en conservering. 7.1.3
Intern overleg
Om de hoofden van de hoofdafdelingen intensiever bij beleidsbeslissingen te betrekken en hen zo een zwaardere rol te geven, participeerden zij vanaf eind februari 1998 in het wekelijkse directieoverleg (DO), waaraan naast de leden van de directie ook de directiesecretaris en de controller deelnamen. Vanaf 2004 werd een breed DO geïntroduceerd, waaraan ook de hoofden van de stafafdelingen deelnamen. Eind 2006 werd een Directievergadering (DV) ingesteld, die alleen door de leden van de directie werd bijgewoond. Het DO veranderde van naam en werd Managementoverleg (MO) genoemd (2007). De hoofden van de stafafdelingen werden vaste deelnemers van het MO. 7.1.4
Organisatiewijzigingen
Er werden diverse wijziging aangebracht in de organisatiestructuur, gericht op verhoging van de efficiency en aanpassing aan de nieuwe eisen op het gebied van de digitale informatievoorziening. Wetenschappelijke Taken - Collecties en Onderzoek – Kennisdiensten en Collecties - In 1993 werd de naam van de hoofdafdeling Wetenschappelijke Taken (HWT) veranderd, omdat deze naam de werkzaamheden van de hoofdafdeling niet goed weergaf. De nieuwe naam werd hoofdafdeling Collecties en Onderzoek (HCO). - In 2002 werden de taken van de hoofdafdeling gehergroepeerd en gebundeld in drie afdelingen: Kennisdiensten, Informatie & Collecties en Fysiek Beheer. Daarnaast werd een klein stafteam
ingericht. De nieuwe hoofdafdeling Kennisdiensten en Collecties (HKC) werd in april 2003 geïmplementeerd. - Begin 2007 vond binnen HKC een beperkte herschikking plaats: de afdeling Informatie & Collecties en de afdeling Kennisdiensten werden samengevoegd in twee nieuwe afdelingen: Bijzondere Collecties en Wetenschappelijke Collectie. Bureau STCN - In 1994 kreeg de STCN door middel van een reorganisatie de status van een semi-permanent bureau. - In februari 1995 kregen de inpassing van het Bureau STCN in de KB-organisatie en de beschrijving van taken en functie hun beslag. Het betrof de formalisering van een 'de facto' bestaande situatie. Het project is in 2009 afgesloten. Bureau Linguistic Bibliography In 1997 werd het Bureau Linguistic Bibliography, dat sinds begin jaren tachtig in het KB-gebouw was gehuisvest, opgenomen in de KB-organisatie (er werkten twee medewerkers in vaste dienst). Kartografische Documentatie In 1999 werd de Sectie Kartografische Documentatie opgeheven. Het verzamelen en beschrijven van cartografisch materiaal bestemd voor het Depot werd ondergebracht bij de hoofdafdeling Verwerking publicaties. Het GGC verving de Centrale Catalogus Kartografie als productiemiddel voor de cartografische beschrijvingen. Wetenschappelijke Bibliografie & Documentatie In 1999-2000 werden het Bureau STCN, het Bureau Linguistic Bibliography en het Bureau Nederlands Centrum voor Rechtshistorische Documentatie, die als losse onderdelen in de structuur waren opgenomen, samengebracht in de nieuwe afdeling Wetenschappelijke Bibliografie & Documentatie binnen de hoofdafdeling Collecties & Onderzoek. Onderzoek en Netwerkinformatie – Research & Development - In 1997 werd bij de hoofdafdeling Centrale Catalogi de sectie Netwerkdiensten opgericht. In de sectie werden de werkzaamheden voor InfoServices (netwerkinformatiedienst van Surfnet, die door de KB werd onderhouden) en de KB Netwerkinformatiedienst (waarin onder meer de Alfa Informatie Werkplek was ondergebracht) gebundeld. Met het oog op het ontwikkelen van de informatievoorziening via het internet werd in 1999 de sectie overgebracht naar de afdeling Bibliotheekonderzoek & Wetenschappelijke Documentatie, waarvan de naam in 2000 werd gewijzigd in Onderzoek & Netwerkinformatie (onderdeel van de hoofdafdeling Collecties en Onderzoek). - In 2001 werd de afdeling Onderzoek en Netwerkinformatie afgesplitst van de hoofdafdeling Collecties en Onderzoek en ingericht als nieuwe hoofdafdeling Research & Development, waaraan de productie-units microverfilming en digitalisering werden toegevoegd die voorheen deel uitmaakten van de afdeling Conservering & Optische technieken. De veranderingen werden in het eerste kwartaal van 2002 afgerond door de productie-units microverfilming en digitalisering over te hevelen naar Strata Preservation NV, een joint venture van de KB en het Amerikaanse OCLC. - In 2003 werden de medewerkers die zich in de hoofdafdeling R&D richtten op onderzoek naar digitale duurzaamheid, samengebracht in een aparte afdeling Digitale Duurzaamheid. Gebruikersdiensten – Publieke Dienstverlening - Publieksdiensten - In 2000 fuseerden de hoofdafdeling Centrale Catalogi (HCC) en de hoofdafdeling Publieke Dienstverlening (HPD) tot de nieuwe hoofdafdeling Gebruikersdiensten (HGD). - In 2001 werd de organisatiestructuur van HGD gewijzigd: de sectie Catalogusbeheer werd opgeheven, de afdelingen Bezoekersdiensten en Electronische Diensten werd geïntegreerd in een nieuwe afdeling Directe Dienstverlening, en er werd een nieuwe afdeling Algemeen Taken ingericht. Later werd de naam van de hoofdafdeling veranderd in Publieksdiensten (HPD). - In 2007 maakte de afdeling Algemene Taken plaats voor twee nieuwe afdelingen: Online Services (OLS) en Marketingcommunicatie.
Verwerking Publicaties - In 1995 noopten knelpunten in de aansturing van de afdeling Catalogisering Boekpublicaties (onderdeel van de hoofdafdeling Verwerking Publicaties (HVP) tot een beperkte aanpassing van organisatiestructuur en formatie. De afdeling werd gesplitst in twee nieuwe: de afdeling Catalogisering Wetenschappelijke Collecties & Retro en de afdeling Nederlandse Bibliografie. - In 2004 werd met het oog op het toenemende belang van de verwerving en opslag van digitale informatie de structuur van HVP. Er kwam een aparte afdeling e-Depot, naast een afdeling Acquisitie en een afdeling Catalogisering en Metadatabeheer. Automatisering - ICT - In 1993 werd de naam van de stafafdeling Automatisering, opgericht in 1990, veranderd in stafafdeling Informatietechnologie en Automatisering (ITA) om het toenemende belang van IT voor de dienstverlening -naast de automatisering van bedrijfsprocessen- tot uitdrukking te brengen,. In 1995 werd de afdeling gereorganiseerd en uitgebreid, onder gelijktijdige herschikking van de formatie van andere afdelingen. - In 2000 werden de structuur en de beheerprocessen van de stafafdeling ICT vernieuwd. De afdeling kreeg drie secties: Applicatiebeheer, Technisch Beheer, en Helpdesk. De afdeling bleef tot eind 2005 gepositioneerd onder de directeur e-Strategie & Huisvestingsbeleid. - In 2006 vond opnieuw een wijziging bij ICT plaats: medewerkers van de stafafdeling ICT werden samen met applicatieontwikkelaars, die verspreid binnen HRD in projecten werkten, samengebracht in een nieuwe afdeling IT, die werd overgeplaatst naar de kolom Bedrijfsvoering. Naast twee nieuwe teams werden er kleine groepen ingericht voor resp. architectuur en beveiliging, en procesmanagement. De herinrichting werd in 2007 afgerond. Voor het leggen van de noodzakelijke dwarsverbanden binnen de KB werd een Informatieoverleg ingesteld onder voorzitterschap van de algemeen directeur. Algemene Zaken - Gebouw en Facility Management - In 1997 werd de organisatiestructuur van de stafafdeling Algemene Zaken gewijzigd. De naam werd veranderd in stafafdeling Gebouw en Facility Management (G&FM). - In 2005 werden de taken van de stafafdeling Gebouw en Facility Management gehergroepeerd met het oog op flexibilisering van de bedrijfsvoering en vergroting van de sturingskracht. Er werden drie teams gevormd (Huisvesting, Operationeel Beheer en Logistiek) en een helpdesk ingericht. Beleidszaken Op 1 september 2005 zijn de Beleidsstaf en het Directiesecretariaat samengevoegd tot één afdeling, onder de naam Beleidszaken. 7.2 Omschrijving van de wettelijke taken Door de inwerkingtreding van de WHW kregen de taken van de KB een wettelijke grondslag. Artikel 1.5 WHW, lid 2 luidt: “De Koninklijke Bibliotheek is als nationale bibliotheek werkzaam op het gebied van het bibliotheekwezen en de informatieverzorging, zowel ten behoeve van het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek als ten behoeve van het openbaar bestuur en de uitoefening van beroep of bedrijf. In elk geval draagt zij zorg voor de nationale bibliotheekverzameling, bevordert zij de totstandkoming en instandhouding van nationale voorzieningen op het vorengenoemde gebied en bevordert zij de afstemming met de overige wetenschappelijke bibliotheken.” Deze omschrijving is in 1994 nader gespecificeerd in de notitie Taken en positie Koninklijke Bibliotheek, die is onderschreven door de staatssecretaris van OCW. Belangrijke elementen in de nieuwe omschrijving zijn de concentratie op Nederlands cultureel erfgoed in brede zin, en versterking van de onderzoekstaak, zowel het collectiegebonden onderzoek, als de innovatieve projecten.
Notitie taken en positie KB 1994 Behoud, beheer en ontsluiting van het nationale culturele erfgoed - Zorg voor het oude, cultureel waardevolle bezit (bijzondere collecties) - Expertisecentrum voor conservering - Depotbibliotheek, waaraan de vervaardiging van de nationale bibliografie is verbonden. Verrichten van onderzoek - Gericht op de uitvoering en het beleid en het ontwikkelen van nieuwe diensten. Inhoudelijk beheer van de landelijke infrastructuur - Centrale catalogi, interbibliothecair leenverkeer en documentlevering (NCC/IBL). Bevorderen en ondersteunen van landelijke samenwerking Fungeren als internationaal aanspreekpunt, met name voor andere nationale instellingen In stand houden van een algemene en wetenschappelijke bibliotheekvoorziening voor de geestes- en maatschappijwetenschappen - De collectievorming wordt afgestemd met de andere wetenschappelijke bibliotheken.
In het eerste beleidsplan als zelfstandig bestuursorgaan (periode 1996 – 1997) werden de taken gegroepeerd in drie categorieën, waarbij voor het eerst de taken die onlosmakelijk verbonden zijn met het begrip ‘nationale bibliotheek’, bovenaan stonden. Beleidsplan 1996 – 1997 Algemene nationale bibliotheektaken - Bijzondere collecties: zorg voor het oude en cultureel waardevolle bezit - Conservering en restauratie - Depot van Nederlandse publicaties en Nederlandse Bibliografie - Retrospectieve Nederlandse bibliografie (STCN) - Internationale ruil Specifieke landelijke taken - Nederlandse Centrale Catalogus en coördinatie leenverkeer - Onderzoek en ontwikkeling - Ondersteuning van landelijke en internationale samenwerking - Nederlands Centrum voor Rechtshistorische documentatie en Rechtsiconografie (NCRD) Wetenschappelijke bibliotheektaken - Wetenschappelijke bibliotheek voor de geestes- en maatschappijwetenschappen
Het werd steeds duidelijker dat de brede ambitie op het gebied van de collectievorming in de praktijk niet kon worden waargemaakt. Met het oog op realistische doelstellingen en een heldere afbakening is het terrein van de collectievorming in 1996 toegespitst op ‘Nederlandse cultuur en erfgoed’ (in 1999 omschreven als ‘Nederlandse geschiedenis, taal en cultuur in brede internationale context’, nog later als ‘Nederlandse geschiedenis, cultuur en samenleving’).
In 1999 werden de taken als volgt omschreven. Jaarverslag 1999 Cultureel erfgoed en collectievorming - Het aandachtsgebied van de collectievorming - de Nederlandse geschiedenis, taal en cultuur - strekt zich uit tot de culturele banden met omringende, hoofdzakelijk westerse culturen. - Bij het behoud van het culturele erfgoed ligt het accent op het oude, cultureel waardevolle bezit zoals handschriften en oude drukken. - Ook het Depot van Nederlandse gedrukte en elektronische publicaties maakt deel uit van het cultureel erfgoed. - De KB stemt de collectievorming af met andere wetenschappelijke bibliotheken. Ontsluiting van de collectie - Op basis van het Depot van Nederlandse Publicaties wordt de actuele Nederlandse bibliografie geproduceerd. - De KB werkt aan de retrospectieve Nederlandse bibliografie van 1540-1800, en bouwt bibliografische bestanden op, onder meer op het gebied van de taalkunde, de rechtsgeschiedenis, de boekgeschiedenis en de filosofie. - Met de ontwikkeling van internetwegwijzers en geavanceerde kennisbanken draagt de KB bij aan de innovatie van ontsluitingstechnieken. Uitgebreide dienstverlening aan brede doelgroepen - De collectie wordt zowel fysiek als gedigitaliseerd zo ruim mogelijk beschikbaar gesteld, zowel voor studie en onderzoek als door middel van tentoonstellingen. - De KB levert niet alleen informatie uit de eigen collecties, maar ook uit bibliotheken en andere informatiecentra in binnen- en buitenland. Landelijke taken - De KB bevordert de innovatie van de wetenschappelijke informatievoorziening door samen te werken met partners in binnen- en buitenland. - De KB draagt daaraan bij met onderzoek en ontwikkeling, en met het uitvoeren van coördinerende taken. - De KB heeft zich zo ontwikkeld tot kenniscentrum, onder meer voor digitalisering, conservering en restauratie.
7.3 Depot van Nederlandse (elektronische) publicaties en Nederlandse bibliografie Een strategische keuze in het beleidsplan 1996 – 1997 betrof de daadwerkelijke opbouw van een Depot van Nederlandse Elektronische Publicaties (DNEP). Aanloopkosten voor onderzoek en investeringen in het netwerk werden bekostigd uit eigen middelen en subsidies van resp. IWI en NWO. In 1998 ontving de KB van het ministerie van Economische Zaken een eenmalige subsidie in het kader van het Actieprogramma Elektronische Snelwegen. Over structurele financiering van het DNEP (nu e-Depot) bestond eind jaren negentig nog steeds onzekerheid. In 1996 werd met Elsevier Science een overeenkomst gesloten over de deponering van elektronische bestanden met tijdschriftartikelen (circa 400 tijdschrifttitels met Nederlandse imprint). Niet veel later werden ook overeenkomsten gesloten met Kluwer Academic Publishers en SDU Uitgevers. Na twee jaar gewerkt te hebben met bilaterale contracten en een provisorische regeling voor offlinepublicaties, kon de KB in 1999 met het Nederlandse Uitgeversverbond (NUV) een definitieve regeling treffen over het leveren van elektronische publicaties aan het Depot. De leden van het NUV verklaarden zich bereid al dergelijke publicaties met een Nederlandse imprint bij de KB te deponeren. De Europese aanbesteding werd voorbereid van een systeem voor de opslag, beschikbaarstelling en langdurige bewaring van elektronische publicaties. Nieuwe ontwikkelingen in het boek- en bibliotheekvak en nieuwe inzichten in de stuurgroep NBC, waarin alle betrokkenen bij het Depot (bibliotheken en uitgevers) zijn vertegenwoordigd, leidden in
1995 tot een heroverweging, na vijftien jaar, van het taakonderdeel Cataloguing In Publication. In discussies binnen de Commissie NBC was gebleken dat boekhandels en uitgevers slechts beperkte waarde hechtten aan de beschikbaarheid van CIP-gegevens. Bovendien waren er alternatieven voor vroegtijdige bibliografische informatie, zoals het databestand van het Centraal Boekhuis (CB-link) en het overzicht van recente titels in Boekblad (A-lijst). De CIP-activiteit werd op 1 april 1996 beëindigd. In oktober 2002 werd het DNEP-project, waarin de KB en IBM samen twee jaar lang aan het e-Depot bouwden, met succes afgerond. IBM heeft het systeem onder de naam DIAS (Digital Information Archiving System) op de markt gebracht. Met internationale uitgevers, eerst met Elsevier Science en Kluwer Academic Publishers en later ook met andere uitgevers, werden overeenkomsten gesloten voor de duurzame archivering van de digitale uitgaven in het e-Depot. 7.4 Landelijke informatie-infrastructuur In 1993 werd de overeenkomst met Pica over het beheer van het NCC/IBL-systeem vernieuwd met het oog op de toegang voor eindgebruikers en een duidelijker taakafbakening. Pica was verantwoordelijk voor het technische beheer. De KB was verantwoordelijk voor de kwaliteit van het tijdschriftenbestand en de landelijke coördinatie van het leenverkeer. Gezamenlijk waren Pica en de KB verantwoordelijk voor de gebruikersondersteuning en de voorlichting. Toen eind 1999 de uitvoerende taken van de Stichting Pica werden afgesplitst en ondergebracht in Pica bv, was dit aanleiding om de verdeling van verantwoordelijkheden voor NCC/IBL tussen KB en Pica geheel te herzien. De verantwoordelijkheid voor de NCC kwam nu volledig bij Pica te liggen. De KB droeg de uitvoerende beheerstaken van het NCC/IBL-systeem en de voorlichting over aan Pica. Wel bleef de KB een rol houden in de IBL-coördinatie via de nieuw ingestelde adviesraad Landelijke Informatie Infrastructuur (LIIS), die advies uitbracht aan Pica bv. De voormalige IBL-coördinator bij de KB had voortaan geen uitvoerende taken meer, maar vervulde een onafhankelijke ombudsfunctie voor het IBL. De landelijke UKB-commissie NCC/IBL droeg haar taak over aan de Adviesraad LIIS. In 2008 werd het Consortium Gemeenschappelijke Informatie-infrastructuur (GII) opgericht. Dit consortium van de universiteitsbibliotheken, KB en de stichting WSF sloot een overeenkomst voor drie jaar met OCLC, waarin is vastgelegd welke basisvoorzieningen de bibliotheken bij OCLC afnemen. Daarbij is ook een service level agreement afgesloten waarin de leverancier-klantrelatie tussen het consortium en OCLC is vastgelegd. Voor de uitvoering van de consortiumovereenkomst is een Stuurgroep ingesteld onder voorzitterschap van de algemeen directeur van de KB. 7.5 Collectievorming in landelijk verband De voortdurende stijging van de prijs van boeken en tijdschriften zonder dat daar een evenredige verhoging van het budget tegenover stond, had in het voorgaande decennium geleid tot verschraling van de collecties, niet alleen bij de KB, maar ook bij de zes andere grote humaniorabibliotheken. Om deze problematiek met kracht onder de aandacht te kunnen brengen, bracht de KB in 1996 een onderzoekrapport (‘Collecties op achterstand’) uit, dat werd aangeboden aan de staatssecretaris van OCW. Na bestuurlijk overleg tussen de KNAW, NWO en de Stuurgroep IWI werd een project gestart onder auspiciën van de Stuurgroep IWI. De KB berekende dat de daaropvolgende vijf jaar 17 miljoen gulden nodig zou zijn om de geesteswetenschappelijke collecties op peil te brengen. Begin 1998 kwam een plan van aanpak voor landelijk collectiemanagement gereed. Op basis van dit plan met een breed gedragen verdelings- en bestedingsvoorstel stelde NWO in 1998 vijf miljoen gulden (M€ 2,3) beschikbaar voor de aanschaf van gespecialiseerde buitenlandse literatuur in 1998 en 1999. De KB zorgde voor de voortgangsrapportage en begeleidde de uitvoering van het project BGW (Bibliotheekvoorziening Geesteswetenschappen). Het project werd na gunstige evaluaties tweemaal verlengd en is in 2006 beëindigd.
7.6 Conservering en digitalisering In 1989 richtten de KB en het Algemeen Rijksarchief het Coördinatiepunt Nationaal Conserveringsbeleid (CNC) op ten behoeve van de landelijke coördinatie, voorlichting en beleidsvorming op het terrein van conservering van informatie op papier. Het probleem van de aantasting van collectieonderdelen die bloot staan aan verzuring en andere vorm van papierverval, kon pas goed worden aangepakt nadat de overheid na een lobby van enkele bekende Nederlanders die zich hadden verenigd in het Nationaal Bibliotheek Fonds, extra financiële middelen beschikbaar had gesteld. In 1995 verrichtte de KB in opdracht van het ministerie van OCW een onderzoek naar mogelijke scenario's voor de conservering van het papieren erfgoed in bibliotheken, waarbij naast de conserveringsmethoden met name het selectieprobleem aandacht kreeg. Het onderzoek diende als bouwsteen voor een door het ministerie van OCW op te stellen plan van aanpak als onderdeel van de Cultuurnota 1997-2000. In 1996 stelde OCW in totaal 18 miljoen gulden beschikbaar. De KB formuleerde een beleidsplan voor de conservering van bibliotheekmateriaal voor de jaren 1997-2000 (nationaal programma Metamorfoze). Voor de coördinatie van de uitvoering werd het Bureau Conservering Bibliotheekmateriaal ingericht (later Bureau Metamorfoze). In 1998 werden 30 projecten in uitvoering genomen. In 1999 bereidde de KB zich voor op een landelijke taak op het gebied van digitalisering door de inrichting van een Bureau Digitalisering en een digitaliseringslaboratorium. Het aantal medewerkers bij de afdeling Conservering & Optische Technieken werd hiervoor aanzienlijk uitgebreid. Gezocht werd naar samenwerking met een extern bedrijf. In 2002 kwam een joint venture tot stand met OCLC/Preservation Resources en werd het bedrijf Strata NV opgericht met aandelen van de KB en OCLC. Op 1 mei 2002 was Strata operationeel. De onderneming bleek geen succes. Begin 2008 werden de aandelen verkocht aan KMM Groep in Lelystad. Vanaf 2000 werden grote nationale digitaliseringsprogramma’s uitgevoerd: Het Geheugen van Nederland, Staten-Generaal Digitaal, Databank Digitale Dagbladen. 7.7 Internationale samenwerking De internationale samenwerking kreeg in de tweede helft van de jaren negentig een sterke impuls. De KB was een actief lid van CENL, waarvan de algemeen directeur in 1997 voorzitter werd. Met het voorzitterschap kwam ook het secretariaat van CENL naar de KB. De KB was daarvoor verantwoordelijk tot augustus 2004. Bovendien leverde de KB sinds 1996 de editor voor Gabriel, de netwerkinformatiedienst van CENL. In 1999 werd in Den Haag de Stichting CENL opgericht, waardoor het mogelijk werd subsidies te ontvangen van de Europese Commissie voor de uitvoering van projecten, zoals NEDLIB (Networked Deposit Library), dat de basis legde voor The European Library. De KB participeerde actief in Europese projecten in het kader van de COmputerised Bibliographic Record Actions (COBRA). Het bureau van The European Library maakt deel uit van de KB-organisatie en de KB is verantwoordelijk voor het beheer van de dienst. In 2007 werd de Stichting European Digital Library (EDL) opgericht als samenwerkingsverband van erfgoedkoepels en grote erfgoedinstellingen in Europa. In opdracht en met subsidie van de Europese Commissie is door EDL een prototype van een multimedia-website ontwikkeld, die in november 2007 werd gelanceerd onder naam Europeana. 7.8 Relatie met rechtspersonen en niet eerder vermelde samenwerkingsverbanden Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren Van 1961 tot en met 1983 verzorgde de KB het secretariaat van de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren. De eerste conferentie werd op 1951 gehouden onder de auspiciën van het Nederlands-Belgisch Cultureel Accoord. De conferentie bestond uit vier afdelingen: de sectie letterkunde, de sectie uitgeverij en boekhandel, de sectie radio en de sectie bibliotheekwezen. Vanaf 1951 werd deze conferentie jaarlijks gehouden, beurtelings in Vlaanderen en Nederland.
Dr. P.A. Tiele-stichting De KB faciliteert de inhoudelijke en praktische ondersteuning van het bestuur van de Dr. P.A. TieleStichting, de stichting ter bevordering van de wetenschap van het boek en de drukkunst en de daarmee samenhangende technieken. Sinds 2003 heeft de stichting de vorm van een samenwerkingsverband voor boekwetenschap waarin vrijwel alle wetenschappelijke en marktgelieerde organisaties en instellingen op dit terrein zijn vertegenwoordigd. NIAS - KB-fellowship In 2004 is het KB-fellowship ingesteld met als doel de vruchtbare samenwerking te benadrukken tussen bibliotheken en wetenschappelijk onderzoekers. Het fellowship is een samenwerking van de KB en het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS). Stichting Actueel Verleden/Anno In 2001 richtten de KB, het Nationaal Archief, het Letterkundig Museum, het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, het Centraal Bureau voor Genealogie, het Rijksmuseum en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid de stichting Actueel Verleden op waarin hun individuele collecties en collecties van anderen steeds tijdelijk gebundeld kunnen worden met als doel het vergroten van het historisch besef van de Nederlanders. In 2004 werd de naam veranderd in Stichting Anno. De KB leverde de zakelijk directeur van de Stichting. Stichting European Alliance for Permanent Access In 2007 ging de European Alliance for Permanent Access to the Digital Records of Science van start. In 2008 kreeg de alliantie een formele status als stichting onder Nederlands recht. De alliantie omvat tien vooraanstaande leden (onder andere CERN en de British Library) en drie nationale coalities voor digitale duurzaamheid. Het belangrijkste doel is te komen tot een Europese organisatorische infrastructuur die duurzame toegang biedt tot wetenschappelijke gegevens. Stichting Museale Collecties KB In 2002 werd de stichting MCKB opgericht met als doel de verwerving, de tentoonstelling, het onderzoek en het behoud van kostbare handschriften en boeken die van belang zijn voor het Nederlands cultureel erfgoed. De Stichting heeft met de KB een beheersovereenkomst gesloten. De Stichting is door de Belastingdienst Ondernemingen aangewezen als een museum waarvan de collectie van nationaal of regionaal belang is. Stichting Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid Op initiatief van de KB en DANS is in 2007 de Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid (NCDD) opgericht, waarvan het bureau is gevestigd in de KB. In 2008 kreeg de NCDD de status van stichting met als doel ervoor te zorgen dat er over vijf jaar in Nederland een organisatorische en technische infrastructuur bestaat die duurzame toegang garandeert tot digitale informatie in de publieke sector. Vereniging Vrienden van de KB De Vereniging Vrienden van de Koninklijke Bibliotheek is in 1938 opgericht en telt rond de duizend leden. De leden steunen de KB financieel en door schenkingen bij het verwerven van geschreven en gedrukt Nederlands erfgoed. Voor de aanschaf van uitzonderlijke stukken doet de KB een beroep op externe fondsen en op haar Vriendenvereniging.
Bijlage 1 - Organisatieschema’s
Bijlage 2 - Actoren op het gebied van de wetenschappelijke informatievoorziening
Hieronder volgt een overzicht van de actoren op het gebied van de wetenschappelijke informatievoorziening. Het beleid op dit terrein is onderdeel van het wetenschapsbeleid. Voor een overzicht van de actoren op het terrein van het wetenschapsbeleid wordt verwezen naar het ‘Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) naar het wetenschapsbeleid van de overheid in de periode 1945 1999’. 1. Het wetenschapsbeleid en de wetenschappelijke informatievoorziening De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is voor de hele rijksoverheid coördinerend minister voor het wetenschapsbeleid. Alleen in de periode 1971-1981 is er een Minister voor Wetenschapsbeleid (zonder portefeuille) geweest. Het wetenschappelijk onderzoek in Nederland wordt uitgevoerd door en in een groot aantal instituten en instellingen: de universiteiten, de (semi-)publieke onderzoeksinstituten en de bedrijven. Deze hebben elk hun eigen missie en takenpakket. De relatie tussen de Minister waaronder het wetenschapsbeleid valt en deze instellingen is vastgelegd in een aantal wetten, Koninklijke Besluiten, beschikkingen en reglementen. Het gaat hierbij niet alleen om instellingen die onderzoek uitvoeren, maar ook om organisaties die het onderzoeksproces ondersteunen. Ondersteunende instellingen op het terrein van het wetenschapsbeleid zijn wetenschappelijke bibliotheken en adviesorganen. Behalve de (grotere) instellingen die een directe relatie met de overheid hebben, zijn er nog een groot aantal kleinere die hun middelen via de grotere instellingen krijgen. Kenmerkend voor het wetenschapsbeleid van de overheid is dat er geen overkoepelende wet voor het beleid bestaat. Wel zijn er wetten en regelgevingen betreffende de instellingen voor het wetenschappelijk onderzoek afzonderlijk waarin hun taken en bevoegdheden zijn vastgesteld. Hierin is een grote autonomie van deze instellingen geregeld en blijft de overheid op een afstand. De rol van de overheid inzake het wetenschapsbeleid is beperkt tot het bepalen van de randvoorwaarden; zij bemoeit zich niet inhoudelijk met het wetenschappelijk onderzoek. Wel heeft de overheid een belangrijke rol als subsidieverlener. Het wetenschappelijk onderzoek valt hiermee onder de rijksbegroting. Dit gaat meestal in de vorm van een lumpsum en de instellingen zijn vrij in de besteding van de geldelijke middelen. De rol van de overheid in het wetenschappelijk onderzoek is dus vooral beperkt tot het voorzien in een infrastructuur voor wetenschappelijk onderzoek. De onderzoeksinstellingen hebben een grote vrijheid in het regelen van het wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van het maatschappelijk belang. De inhoudelijke verantwoordelijkheid van het onderzoek ligt dan ook bij hen. Het beleid van de rijksoverheid op het gebied van de wetenschappelijke informatievoorziening wordt voorbereid en uitgevoerd door de directie Onderzoek en Wetenschapsbeleid. Door de decentralisering van de financiële middelen voor investeringen en projecten naar NWO en andere organisaties, zoals SenterNovem, heeft de rijksoverheid momenteel weinig mogelijkheden om directe sturing te geven aan ontwikkelingen in het veld. Bovendien worden sommige besluiten niet meer door de Nederlandse overheid genomen, maar door de Europese Unie, zoals de regeling van het auteursrecht in het digitale tijdperk. De visie en beleidsvoornemens van het kabinet op het gebied van het wetenschapsbeleid, inclusief de wetenschappelijke informatievoorziening, werden beschreven in het Wetenschapsbudget (vanaf 1965). Periodiek werd over de uitvoering aan de Tweede Kamer verslag uitgebracht in de Voortgangsrapportage Wetenschapsbeleid. De laatste regeringsnota over de wetenschappelijke informatievoorziening verscheen in 1994 (zie bijlage 3).
2. Advies- en projectorganisaties De Rijkscommissie van Advies inzake het Bibliotheekwezen, onder voorzitterschap van de bibliothecaris van de KB, vormde vanaf haar oprichting in 1922 een platform voor overleg en samenwerking van verschillende typen bibliotheken. Bovendien was het de taak van de Rijkscommissie om gevraagd en ongevraagd te adviseren. In 1967 werden de overlegstructuur en de procedures aangepast. Er werden twee werkgroepen ingesteld, een voor de openbare bibliotheken en een voor de wetenschappelijke en speciale bibliotheken. Toen in 1975 bij wet de Bibliotheekraad werd ingesteld als opvolger van de Rijkscommissie, werd deze structuur overgenomen. De bibliothecaris van de KB was ambtshalve ondervoorzitter van de raad en het enige permanente lid. In de jaren zestig kwam door het Amerikaanse Weinberg-rapport de wetenschappelijke en technische informatievoorziening op de politieke agenda. Een commissie onder leiding van de voorzitter van de Raad van Advies voor het Wetenschapsbeleid, Böttcher, deed aanbevelingen die onder meer leidden tot de oprichting in 1971 van het Nederlands Orgaan ter Bevordering van de Informatieverzorging (NOBIN). Het NOBIN diende te voorzien in de behoefte aan coördinerende, stimulerende en zo nodig financierende taken op het gebied van de wetenschappelijke en technische informatievoorziening, mede ten behoeve van het bedrijfsleven. Bovendien werd de in 1972 opgerichte Commissie Nucleaire Informatieverzorging (CNI) in 1976 omgebouwd tot Commissie voor Bibliografie en Documentatie (COBIDOC). Kort na de installatie van de Bibliotheekraad in 1975 raakte het NOBIN in een crisis en werd het ontheven van uitvoerende projecttaken. Voor het beheer van projectmiddelen werd COBIDOC omgevormd tot een brede beheersorganisatie op bibliotheek- en documentatiegebied. Na mislukte pogingen om NOBIN en COBIDOC samen te voegen, maakte NOBIN in 1987 een doorstart als NBBI (Nederlands Bureau voor Bibliotheekwezen en Informatieverzorging), terwijl COBIDOC werd geprivatiseerd tot B.V. In hetzelfde jaar ging het nieuwe adviesorgaan RABIN (Raad van Advies voor Bibliotheekwezen en Informatieverzorging) van start, als opvolger van de Bibliotheekraad. Op 1 januari 1997 ging het NBBI op in TNO-STB (Studiecentrum voor Technologie en Beleid). Sinds de opheffing van de RABIN in 1993 berusten de adviestaken voor de overheid formeel bij de Raad voor Cultuur (voor openbare bibliotheken) en de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (voor de wetenschappelijke bibliotheken). Deze laatste raad, de opvolger van de RAWB, heeft zich zelden over wetenschappelijke bibliotheken uitgelaten. In 1995 bracht de AWT het rapport ‘Over de toekomst van de wetenschappelijke informatievoorziening’ uit, maar dit heeft geen vervolg gekregen. De rol van advies- en projectorganisatie voor de wetenschappelijke informatievoorziening wordt in de praktijk ingevuld door de Stichting SURF en het samenwerkingsverband UKB (zie hieronder). 3. Stichting SU RF De Stichting SURF (SURFfoundation) is de samenwerkingsorganisatie voor het hoger onderwijs en onderzoek op het gebied van netwerkdienstverlening en informatie- en communicatietechnologie (ICT). In SURF werken de universiteiten, het hoger onderwijs, de researchcentra en de centra voor documentaire informatievoorziening samen. De missie van SURF is het exploiteren en innoveren van een gezamenlijke geavanceerde ICT-infrastructuur, zodat de mogelijkheden die ICT biedt om de kwaliteit van het hoger onderwijs en onderzoek te verbeteren, ten volle worden benut. De innovatieactiviteiten worden in principe belegd en gefinancierd door de Stichting SURF, terwijl de dienstverlening is belegd bij SURFnet en SURFdiensten, twee besloten vennootschappen in volle eigendom van de Stichting SURF. De Stichting SURF kent als statutaire organen het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Wetenschappelijk Technische Raad. In het Algemeen Bestuur zijn vijf geledingen vertegenwoordigd: het wetenschappelijk onderwijs, het hoger beroepsonderwijs, de niet-commerciële niet-universitaire research (waaronder NWO en TNO), de commerciële research en de andere organisaties (waaronder KNAW en KB). De Wetenschappelijk Technische Raad (WTR)
bestaat uit leden die werkzaam zijn bij universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstellingen en in het bedrijfsleven. SURF heeft gezorgd voor de bestuurlijke inbedding van de innovatie van de wetenschappelijke informatievoorziening op landelijk niveau. In 1993 werd een Stuurgroep voor de Innovatie van de Wetenschappelijke Informatievoorziening (IWI) gevormd. De Stuurgroep was samengesteld uit vertegenwoordigers van de Colleges van Bestuur van universiteiten, en de besturen van de Koninklijke Bibliotheek, de KNAW en NWO. In 1999 werd IWI een onderdeel van de organisatie van de Stichting SURF. De Stuurgroep IWI is in 2002 opgeheven en vervangen door het Platform ICT en Onderzoek. Het bestuur van het Platform ICT en Onderzoek wordt gevormd door vertegenwoordigers van universiteiten en hogescholen. Het bestuur wordt geadviseerd door een vaste kring van experts, afkomstig van o.a. KNAW, NWO, KB en UKB. 4. Samenwerkingsverband U KB De dertien universiteitsbibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek werken samen in UKB, dat in 1977 is opgericht. De bibliotheek van de KNAW en later het NIWI maakten tot hun opheffing ook deel uit van het samenwerkingsverband. Doelstelling is de verbetering van de wetenschappelijke informatievoorziening door samenwerking onderling en met andere organisaties in binnen- en buitenland. Het UKB brengt onder meer adviezen uit, in het bijzonder aan het Platform ICT en Onderzoek van SURF. UKB is naar zijn aard en structuur een betrekkelijk los verbond van afzonderlijke bibliotheken, die ieder in hun eigen instelling zijn ingebed. Het budget van UKB, opgebracht uit vrijwillige bijdragen van de deelnemende bibliotheken, is bescheiden. Voor advisering over deelterreinen van de wetenschappelijke informatievoorziening heeft UKB stuurgroepen en commissies ingesteld. Voor de onderhandeling met uitgevers over gemeenschappelijke overeenkomsten voor de levering van elektronische tijdschriften is het UKB-licentiebureau opgericht, dat is ondergebracht bij SURFdiensten. Pica / OCLC Pica heeft als automatiseringsbedrijf voor bibliotheken een lange geschiedenis. Het is in 1969 opgericht als samenwerkingsverband van de KB en een aantal Nederlandse universiteitsbibliotheken. Het samenwerkingsverband ontwikkelde in de jaren zeventig het Gemeenschappelijk Geautomatiseerd Catalogiseersysteem (GGC), en in samenhang daarmee het NCC/IBL-systeem voor interbibliothecair leenverkeer en documentlevering (NCC/IBL). Het samenwerkingsverband kreeg in 1986 de vorm van een stichting. Pica beheert het landelijke systeem en is daarnaast leverancier van andere online databanken en lokale bibliotheeksystemen; deze functie deelt Pica met andere leveranciers. De bestuurlijke constructie van de oude Stichting Pica werd in 1996 aangepast om slagvaardiger te kunnen opereren. In 2007 is Pica overgenomen door het Amerikaanse OCLC Inc. Dit leidde opnieuw tot ingrijpende organisatorische veranderingen. Stichting Pica In 1999 werden alle bedrijfsactiviteiten van de oude stichting afgesplitst en ondergebracht in de nieuw opgerichte B.V. (zie hieronder). De nieuwe stichting Pica kreeg als doel de bevordering van de wetenschappelijke en openbare informatievoorziening in Nederland, o.a. door het subsidiëren van projecten en activiteiten die de samenwerking tussen bibliotheken stimuleren. De stichting beschikt over financiële middelen, o.a. door de verkoop van aandelen Pica aan OCLC. Leden van het bestuur worden benoemd door de Stichting SURF (4 leden) en de Vereniging van Openbare Bibliotheken (2 leden). OCLC Pica B.V. De B.V. zette de bedrijfsactiviteiten van de vroegere stichting voort. Dit betreft de landelijke dienstverlening (GGC, NCC/IBL), het LBS (lokaal bibliotheeksysteem), diensten voor eindgebruikers
en activiteiten van Pica in het buitenland, in het bijzonder Duitsland en Frankrijk. Een raad van commissarissen ziet toe op het beleid van de directie onder leiding van de directeur, die enig bestuurslid is. Stichting Pica Database Om de instandhouding van de landelijke infrastructuur (GGC, NCC/IBL) te waarborgen werd de stichting Pica Database opgericht. De Stichting Pica Database is de enig en volledig rechthebbende van de Centrale Pica Database. Het bestuur bestaat uit drie personen, benoemd door de Stichting Pica (één lid), OCLC Pica B.V. (twee leden). Adviesraad Landelijke Informatie Infrastructuur Een landelijke raad adviseerde aan het bestuur van OCLC Pica over GGC en NCC/IBL. De leden van de raad werden benoemd door de Stichting SURF: vier leden op voordracht van UKB (waaronder in ieder geval de algemeen directeur van de KB), twee leden op voordracht van de Vereniging van Openbare Bibliotheken en één lid op voordracht van de zittende leden van de Adviesraad, ter vertegenwoordiging van de overige bibliotheken. De landelijk IBL-coördinator bij de KB nam als onafhankelijke deskundige deel aan de vergaderingen van de raad. Onderwerpen waarover deze functionaris rapporteerde betreffen o.m. de kwaliteit van de centrale GGC en NCC/PiCarta-databank, de integratie van e-journals in het NCC/IBL-systeem en ontwikkelingen op het gebied van IBL bij de openbare bibliotheken. De adviesraad LIIS is opgeheven in juni 2008 bij de inwerkingtreding van de Consortiumovereenkomst tussen de Stichting Pica en OCLC waarin afspraken zijn vastgelegd over de Gemeenschappelijke Informatie-infrastructuur. De rol van de raad werd vanaf dat moment overgenomen door de Stuurgroep Consortium GII. 5. KNAW - Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke informatiediensten (NIWI) De bibliotheek van de KNAW was een van de bibliotheken die in 1978 werden aangewezen als zwaartepuntbibliotheek in het kader van de landelijke wetenschappelijke informatievoorziening. De bibliotheek was de belangrijkste Nederlandse documentleverancier op het gebied van (bio)medische informatie en beheerde bovendien een collectie van historisch belang. In september 1997 is de bibliotheek KNAW opgegaan in het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (NIWI), samen met het Bureau voor de Bibliografie voor de Neerlandistiek, het Nederlands Bureau voor Onderzoekinformatie, het Nederlands Historisch Data Archief, het Sociaal Wetenschappelijk Documentatie en Informatie Centrum en de Afdeling Documentatie en Literatuuronderzoek van de Stichting voor Onderwijsonderzoek (ADLSVO). Het NIWI beheerde de bibliotheek van de KNAW en deed onderzoek naar de invloed van digitale netwerken en informatie op de wetenschapsbeoefening in verschillende disciplines. Binnen het domein van onderzoek naar de Nederlandse taal en cultuur bevorderde het instituut de beschikbaarheid en het gebruik van digitale informatie; digitaliseringprojecten, data-archieven, bibliografische databanken. Bovendien leverde het NIWI informatie over onderzoek en onderzoekers in Nederland, voor alle wetenschapsgebieden. Per 1 januari 2003 werd de collectievorming op het gebied van (bio)medische wetenschappen stopgezet vooruitlopend op de volledige afbouw van de rol van documentleverancier. Per 1 juli 2005 is het NIWI opgeheven en zijn de taken verdeeld over andere organisaties. De bijzondere collecties werden ondergebracht bij het IISG. 6. Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek – NWO NWO is de nationale onderzoeksorganisatie van Nederland. NWO stimuleert kwaliteit door de beste onderzoeksvoorstellen van onderzoekers te subsidiëren. Daarnaast ontplooit NWO themagerichte activiteiten, met name wanneer er behoefte bestaat aan (inter)nationale coördinatie en afstemming, wanneer de noodzaak bestaat tot het stimuleren van een transdisciplinaire aanpak, en wanneer het gaat om de vertaling van maatschappelijke behoeften aan onderzoek in wetenschappelijk
onderzoeksprogramma's. NWO is betrokken bij de innovatie van de wetenschappelijke informatievoorziening in SURF-verband door advisering aan het Platform ICT en Onderzoek. NWO is belangrijk voor de investeringen in de wetenschappelijke informatievoorziening. Er zijn twee programma’s, NWO-Groot voor grote investeringen (aanschafprijs van meer dan € 900.000) en NWOMiddelgroot voor middelgrote apparatuur (aanschafprijs tussen € 110.000 en € 900.000). Onder investeringen vallen, naast de aanschaf, ook het opzetten van dataverzamelingen, bijbehorende software en bibliografieën indien het een bijdrage aan de landelijke infrastructuur betreft die niet kan worden gekocht. 7. Federatie van Organisaties op het gebied van Bibliotheek-, Informatie-, en Documentatiewezen – FOBID FOBID is de overkoepelende organisatie van UKB, de Vereniging van Openbare Bibliotheken, de NVB en de KB. Daarmee is FOBID dé koepelorganisatie van bibliotheken in Nederland. FOBID is in 1974 opgericht om de samenwerking tussen de verschillende soorten bibliotheken, instellingen voor informatieve en documentaire dienstverlening in Nederland te verbeteren. FOBID vervult een aantal functies zoals belangenbehartiging, representatie, vakontwikkeling en het faciliteren van samenwerking. In 2000 heeft een heroriëntatie plaatsgevonden. FOBID Nieuwe Stijl legt het accent op belangenbehartiging in juridisch en internationaal verband. Daarnaast vindt praktische afstemming op het terrein van ontsluitingsystematiek en beroepsopleiding plaats. Er is een viertal commissies actief, die het FOBID-bestuur op onderdelen adviseren en activiteiten uitvoeren: Juridische Commissie Commissie Ontsluiting Opleidingscommissie Nederlandse IFLA Commissie.
Bijlage 3 - Bibliothecarissen en voorzitters KB 1798-2009
Bibliothecarissen Ch.S. Flament
1798 - 1835
J.W. Holtrop
1835 - 1868
M.F.A.G. Campbell
1869 - 1890
T.C.L. Wijnmalen
1890 - 1895
W.G.C. Bijvanck
1895 - 1921
P.C. Molhuysen
1921 - 1937
L. Brummel
1937 - 1962
C. Reedijk
1962 - 1986
A. W. Willemsen / J. van Heijst
1986 - 1988
W. van Drimmelen
1991 - 2008
J.S.M. Savenije
2009 -
Voorzitters Algemeen Bestuurscollege Th.D. Jansen
1987 - 1991
B. Okkerse
1991 - 1996
H.J.L. Vonhoff
1996 - 2004
L.C. Brinkman
2004 -
Bijlage 4 - Geraadpleegde literatuur
25 jaar Depot van Nederlandse Publicaties. Rotterdam, Media Business Press, 1999 Jaarverslagen Koninklijke Bibliotheek Hulsing-Ronteltap, M.A.C. Interbibliothecair leenverkeer en documentlevering. In: Informatiewetenschap, deel IV G 200, Alphen a/d Rijn, Kluwer, februari 1996 Klein, P.W.; Klein-Meijer, M.A.V. De wereld van de Koninklijke Bibliotheek, 1798-1998 : van statelijke institutie tot culturele onderneming. Amsterdam : Van Oorschot (1998)
Landelijke structuur van de wetenschappelijke informatieverzorging. Regeringsstandpunt over het RABIN-advies inzake het collectiebeleid in Nederland. Toegezonden aan de Tweede Kamer op 3 mei 1994. Vrijheid van meningsuiting, gereguleerd, gegarandeerd. Een institutioneel onderzoek naar het handelen van overheidsorganen op het beleidsterrein Media, Letteren en bibliotheken, 1945 – 1999. Ministerie van OCW / Rijksarchiefdienst / PIVOT, 2006 Wetenschapsbeleid. Een institutioneel onderzoek naar het wetenschapsbeleid van de rijksoverheid in de periode 1945 – 1999. PIVOT-rapport nummer 96. Rijksarchiefdienst/PIVOT & Ministerie van OCW.
.
Bijlage 5 - Afkortingenlijst
ABC ACCU ATLAS AV AWT BGW CC CCK CCP CDNL CENL CIP CLC CNC CNI COBIDOC COBRA CTC CvC DNEP DO EZ FOBID G&F GGC GII GO GOO IBL ICT ICU IFLA IISG ITA IWI KB KNAW LBS LIIS LOBO MO NBBI NBC NBOI NCC NCRD NEDLIB NIWI NOBIN
Algemeen Bestuurscollege Academisch Computer Centrum Utrecht Afstemming Taken LAndelijke Samenwerking bibliotheken en informatieverzorging Algemene Vergadering. Adviesraad voor het Wetenschapsbeleid (Project) Bibliotheekvoorziening Geesteswetenschappen Centrale Catalogus Centrale Catalogus Kartografie Cntrale Ctalogus voor periodieken Conference of Directors of National Libraries Conference of European National Librarians Cataloguing In Publication. Centrale Landbouw Catalogus Coördinatiepunt Nationaal Conserveringsbeleid Commissie Nucleaire Informatieverzorging Commissie voor Bibliografie en Documentatie COmputerised Bibliographic Record Actions Centrale Technische Catalogus Coördinatie van de Collectievorming Depot voor Nederlandse Elektronische Publicaties Dienstoverleg / Directieoverleg (Ministerie van) Economische Zaken Federatie van Organisaties op het gebied van Bibliotheek-, Informatie-, en Documentatiewezen (Afdeling) Gebouw en Facility Management Gemeenschappelijk Geautomatiseerd Catalogiseersysteem Gemeenschappelijke Informatie-Infrastructuur. Georganiseerd Overleg Gemeenschappelijke OnderwerpsOntsluiting Interbibliothecair leenverkeer. Informatie- en CommunicatieTechnologie Informatie & Communicatie Unie International Federation of Library Associations and Institution Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (Afdeling) InformatieTechnologie en Automatisering (Stuurgroep) Innovatie Wetenschappelijke Informatievoorziening Koninklijke Bibliotheek Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Lokaal Bibliotheek Systeem (Adviesraad) Landelijke Informatie Infrastructuur Landelijk Overlegorgaan Beroepspraktijk - Opleidingen op het terrein van bibliotheek, documentaire informatie, boekhandel en uitgeverij Management Overleg Nederlands Bureau voor Bibliotheekwezen en Informatieverzorging Nederlands Bibliografisch Centrum Nederlands Bureau voor Onderzoek Informatie Nederlandse Centrale Catalogus Nederlands Centrum voor Rechtshistorische documentatie en Rechtsiconografie (Project) Networked Deposit Library Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten Nederlands Orgaan ter Bevordering van de Informatieverzorging
NOD NUV NWO OCW OGA PICA PMT RABIN RAWB RIO RIOD SABIDO SKD STB STCN SURF TNO UCS UKB UNESCO VSNU WHW WTR WVOI ZBO
Nederlandse Onderzoek Databank Nederlands Uitgeversverbond Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Overleg- en Adviesorgaan. Project voor Geïntegreerde Catalogus Automatisering Project Management Team Raad van Advies voor Bibliotheekwezen en Informatieverzorging Raad van Advies voor Wetenschapsbeleid Rapport Institutioneel Onderzoek Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie Vlaams-Nederlands Samenwerkingsverband op het gebied van Archief, Bibliotheeken DOcumentatiewezen (SABIDO), in 1987 opgericht als werkgroep van de Nederlandse Taalunie. Sectie Kartografische Documentatie Studiecentrum voor Technologie en Beleid (van TNO) Short-Title Catalogue Netherlands Samenwerkende Universitaire Rekenfaciliteiten Nederlandse Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek (Bureau) Uitgeverscontrole en Speurwerk (Samenwerkingsverband) Universiteitsbibliotheken en de Koninklihjke Bibliotheek United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek Wetenschappelijk Technische Raad (van SURF) Werkgeversvereniging Onderzoekinstellingen Zelfstandig Bestuursorgaan