• •
4
Je begint bij de verticale kruisbalk bovenaan die je verbindt met de rechter bovenhoek. Dan volgt de punt in de rechter bovenhoek die wordt verbonden met de linker bovenhoek.
Als je de opbouw eenmaal doorziet kun je na een paar keer oefenen zo een labyrint maken, in het groot of in het klein Eerst teken je een kruis, met daarin vier hoeken (zie afbeelding pag. 152) en daarin weer vier punten. Dit is de basisfiguur. Daarna worden de armen van het kruis op een cirkelvormige manier om de beurt verbonden met de hoeken en de punten. Dit gaat van links naar rechts en omgekeerd, als volgt:
5
Je kunt in de loop van de veertigdagentijd laten zien hoe een labyrint stap voor stap opgebouwd wordt. Elke zondag komt er een stukje bij (zie afbeeldingen pag. 152). Dit kun je het beste laten zien door middel van een boekje of elke zondag een los blad waar de uitbreiding op getekend is. Via een powerpointpresentatie op de beamer is ook een mogelijkheid. Let op: er zijn in totaal 8 lijnen te trekken voordat het labyrint af is. Je begint op de eerste zondag van de veertigdagentijd met de uitgangssituatie en trekt het eerste boogje. Wil je met Pasen uitkomen dan kun je het beste, of de eerste en de tweede boog beide op de eerste zondag trekken, of je trekt de zevende boog in een dienst in de Stille Week. Naast deze illustratie heb je nog een compleet labyrint nodig om in de dienst aan te werken met de kinderen. Dit komt het beste tot zijn recht als het behoorlijk groot op de vloer ligt, of in een kleinere uitvoering aan de wand. Ook deze weg door het labyrint, met de foto die de betreffende zondag aan de orde is, kan in het boekje, op een los blad of via de beamer zichtbaar gemaakt worden. (zie afbeeldingen bij de zondagen)
Mogelijkheid 1
Toelichting:
Opbouw van het labyrint
Een labyrint is in feite een grafische figuur die volgens een bepaalde regel wordt opgebouwd. Dit labyrint, dat een kruis als uitgangspunt heeft, noemt men ook wel het ‘klassieke labyrint’. Het is een symbool voor de levensweg. Het biedt plaats aan de/onze zoektocht naar onze spirituele kern. Voor veel mensen heeft het een helend effect op het leven.
Zo ontstaat er een verstrengelde figuur die een ingang en een midden heeft. Van de ingang naar het midden voert slechts één weg. De weg heeft geen zijwegen en loopt niet dood, maar omcirkelt zevenmaal het midden, alvorens dat te bereiken. De weg loopt tussen de lijnen!
Vervolgens wordt de punt in de linker bovenhoek verbonden met de rechter bovenhoek Nu is het rechter uiteinde van de horizontale kruisbalk aan de beurt vanwaar een lijn getrokken wordt naar de linker bovenhoek. • Dan het linker uiteinde van de horizontale kruisbalk naar de rechter onderhoek, enz. (zie afbeeldingen pag. 152)
• •
Projectbeschrijving
Overal in de natuur komen we het beeld van het labyrint tegen. In een wervelwind, in een bloem, op een slakkenhuisje en schelpen, maar ook in ons eigen lichaam, bijvoorbeeld op onze vingertoppen en duimen. Zelfs in onze geest, in onze manier van denken vinden we de oervorm van het labyrint terug in de spiraalvormige figuurtjes die we soms spontaan tekenen, de zogenaamde ‘droedels in de kantlijn.’ De spiraalvorm is misschien wel het meest bekende beeld voor de levensweg, de weg naar binnen die leidt naar een punt van omkeer waarvandaan je de weg naar buiten in tegengestelde richting loopt, om weer opnieuw te beginnen met de opgedane ervaring. Een voortdurend ‘onderweg zijn.’ In spel en folklore van over de hele wereld komt dit beeld voor. Bij ons is het ganzenbordspel het meest bekende voorbeeld daarvan. Ook daar loopt de spiraal naar binnen; onderweg moeten hindernissen, symbool voor menselijke ervaringen, worden doorstaan en overwonnen; is het einde tevens een nieuw begin… Gestileerde labyrinten komen over de hele wereld voor. Het labyrint is een van de oudste symbolen van de mensheid. We treffen het aan op zilveren munten, vazen, op potscherven en gouden ringen, in rotstekeningen en in stenen gelegd. Ook in kerken en kathedralen vinden we labyrinten. Soms bijna onvindbaar en in onbruik geraakt. Maar in de vroeg christelijke kerk symboliseerde het labyrint de komst van het licht en de wederopstanding. Het christendom had het oude symbool getransformeerd tot een paassymbool. Het labyrintlopen was een ritueel voor de paasnacht waarbij het opgaan van de paaszon gevierd werd. Toen dit ritueel in onbruik raakte ontstond er in de loop van de tijd onzekerheid over de christelijke betekenis van het labyrint. Misschien vond men de betekenis van het labyrint in andere (oudere) culturen bedreigend, misschien werd te vaak een verbinding gelegd met de doolhof; in ieder geval ontstond er verwarring. Een doolhof heeft maar zijdelings met het labyrint te maken. Waarschijnlijk is het er van afgeleid, maar er is een wezenlijk verschil. In een doolhof moet je steeds kiezen welke weg je gaat; je kunt ook op een doodlopende weg terechtkomen. Een labyrint bestaat uit één pad dat in concentrische cirkels naar het midden loopt. Als je daar bent loop je over hetzelfde pad weer terug. Je kunt niet verdwalen. In een doolhof staat dus het ‘zoeken’ centraal, in een labyrint het ‘geleid worden.’ Het labyrint is in z’n oorspronkelijke betekenis een geloofssymbool. Een beeld voor de mens op zijn levensweg. Waarbij opgemerkt kan worden dat de ene mens die weg meer als een zoektocht zal ervaren terwijl een ander zich duidelijk geleid voelt. In het midden van het labyrint bevindt zich de stille, lege plek. Daar komen we uit op Pasen. En vervolgens trekken we van daaruit de wereld in.
De weg naar het doel is de weg van de held. De weg naar huis is de weg van de liefde.
Het project van de veertigdagentijd 2007 is een soort reis langs zeven plaatsen. De reis voert door een labyrint.
Weggaan om thuis te komen
Projectbeschrijving
18 maart
Zondag Zondag Zondag Zondag
6
1 de woestijn met zondag 7 het lege graf 2 de berg met zondag 6 de stad op de berg Jeruzalem 3 de bloeiende tuin met zondag 5 de verwaarloosde tuin 4 is het scharnierpunt – weggaan om thuis te komen
Het mooie van deze zondagen is dat ze met elkaar corresponderen.
De zondagen
Elke zondag wordt er iets zichtbaar gemaakt in de kerk door middel van accubakken die door de kinderen gevuld worden met iets wat op het verhaal van de fotograaf slaat en wat ze meenemen vanuit de kinderdienst. De accubakken staan op een (vier)tafel.
Accubakken
In het labyrint worden de foto’s geplaatst die de fotograaf heeft gemaakt van de diverse plaatsen. De fotograaf is een verreisde figuur. Zij of hij heeft versleten schoenen aan en een rafelig jasje. Een beetje vies. De fotograaf heeft een fototoestel bij zich en een fotoalbum. In het album zijn de foto’s geplakt van de plaatsen waarlangs we deze weken reizen. Elke week leggen de fotograaf en de kinderen een stukje door het labyrint af en plaatsen de foto van de betreffende zondag bij de volgende wending. Op Pasen komen ze in het midden aan.
7
op de plek van het geheim, de plaats van het lege graf, van Jezus die is opgewekt uit de dood. De plek waar je ook weer vandaan moet. Je blijft niet bij het lege graf, maar je gaat ervan vertellen. Thema: Weggaan om thuis te komen Foto van een leeg graf. In de accubak: stromend water, Jezus als de bron van leven.
de lege plek: we komen
8 april
een pelgrim. Dit is een heilige plek, waar je iets bijzonders kunt verwachten. Thema: waar gaat dat heen? Foto van Jeruzalem op de berg. In de accubak: drijfkaars(en), Jeruzalem als licht der wereld
de stad, Jeruzalem: Als je naar deze stad onderweg bent dan is de reis onafwendbaar, dan ga je als
1 april
heid, verwaarlozing en misbruik (van de aarde) is het in deze tuin mislukt. De kans is verspeeld. Thema: Verprutst. Foto van een verwaarloosde tuin. In de accubak scherven, 3/5 puzzelstukjes of blokken
de verwoeste tuin: de tuin die verwaarloosd is, waar geen zorg voor is. Door onverantwoordelijk-
25 maart
terugdenkt Thema: ik ben weg. Foto van een geboortehuis. In de accubak: bos touw die in de knoop zit
de uitlandigheid: de plaats waar je je eenzaam voelt, weg. De plaats waar je met heimwee aan
De fotograaf
Elke week komt een ‘fotograaf’ vertellen waar hij geweest is. Hij laat een foto van de plek zien. Zijn/ haar verhaal heeft te maken met de evangelielezing van de zondag.
11 maart de tuin: een plaats om te vertoeven, om te werken, te zorgen. De planten met toewijding en geduld de kans bieden om mooi te gaan bloeien. Thema: een tuin met een kans. Foto van een bloeiende tuin In de accubak: bloembolletjes, 3/5 bloempotje
4 maart de berg: een plaats waar de hemel de aarde raakt, een prachtige plaats, waar je wel graag zou willen blijven, maar ook een plaats die te ver is van de grond waarop de mensen wonen. Thema: met je hoofd in de wolken. Foto van een berg. In de accubak: stenen/stuk rots, 3/5 legosteentjes
de woestijn: een plaats van leegte, waar je op jezelf teruggeworpen wordt, waar de vraag opkomt wie je eigenlijk bent? Thema: wie ben jij eigenlijk? Foto van een woestijn. In de accubak: zand.
25 februari
Projectbeschrijving
De kinderen leggen elke zondag een stukje van de weg door het labyrint af, ze lopen steeds tot de volgende wending of trekken alleen een lijn (zie tekeningen bij de zondagen). Dit vindt plaats op het kant en klare labyrint dat op de grond ligt of aan de wand hangt. Ook hier zijn weer verschillende mogelijkheden: A. De weg aangeven met krijt, verf of behangersplakband op een groot stuk landbouwplastic. B met stenen (te koop bij een tuincentrum). C aan de muur (maar dan kunnen de kinderen de weg niet lopen)
Uitwerking van het labyrint
Mogelijkheid 4 (alternatief) Maak samen met de kinderen een muurkrant met de afbeeldingen bij de zondagen. Gebruik daarvoor de werkbladen op pagina 17, 19, 39, 49, 57, 67 en 80.
Een combinatie van 1 en 2 al naar gelang de mogelijkheden.
Mogelijkheid 3
Maak elke week een boekje of stencil waarin de uitbreiding van het labyrint, en de weg door het labyrint, met de foto die de betreffende week aan de orde is te zien is (zie onder), totdat op paasmorgen in de orde van dienst het hele labyrint en alle foto’s terugkomen. (zie de uitgewerkte orde van dienst van Pasen op pag.71)
Mogelijkheid 2
Projectbeschrijving
10
In het gedeelte hiervoor staat de stamboom van Jezus: een herinnering aan zijn “Adam-zijn”. Het gaat over de mens Jezus, tegen wie God bij de doop zegt: “Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde”. In de verzoekingen speelt de duivel deze twee kanten van Jezus tegen elkaar uit: het zoon zijn van mensen en het zoon van God. Vol van de gebeurtenissen bij de doop, gaat Jezus de woestijn in gedurende veertig dagen. Het gebied waar de mens op de proef gesteld wordt, op zichzelf teruggeworpen wordt, in een testperiode (40 dagen). Opvallend is dat de duivel (diabolos: degene die uiteen werpt) iedere verzoeking begint met “als je Gods Zoon bent”. Het Gods Zoon zijn wordt Jezus voorgehouden op momenten dat het mens zijn Jezus zwaar valt: honger, machteloosheid, afhankelijkheid (kwetsbaarheid). Opnieuw wordt Adam beproefd, maar de nieuwe Adam maakt goed wat de eerste Adam naliet. De vragen van de duivel zijn gebaseerd op ‘wat geschreven is in de wet en de profeten’, maar dan wel uit zijn verband gerukt. Bij de eerste vraag (een vraag zet je aan het denken) gaat het om het wonder. Het wonder wordt in het evangelie niet verworpen, maar in het kader van de komst van het Rijk gezet. Jezus laat zich er niet toe verleiden om voor privédoeleinden op het wonder terug te vallen. Hij geeft zijn menszijn niet op door zich te laten voorstaan op het Gods Zoon zijn. Met “de mens leeft niet bij brood alleen” geeft hij aan, dat hij een mens is die op God vertrouwt. Bij de tweede vraag wil de duivel, dat Jezus hem als machthebber erkent. Jezus’ antwoord getuigt van geloofsgehoorzaamheid aan God. Bij de derde vraag (notabene: op het dak van de tempel gesteld) vraagt de duivel Jezus van het dak te springen: zijn geloofsvertrouwen wordt op de proef gesteld. Niet springen zou immers betekenen dat Jezus niet genoeg vertrouwen had. Jezus laat merken dat het daar niet om gaat. “Gij zult de Heer niet verzoeken.” Het gaat om de afhankelijkheid van de mens van God. Niet de mens bepaalt wanneer God hem te hulp schiet. Jezus dwingt niet het uur van redding af. In het boek de Gebroeders Karamazov van Dostojevski staat het verhaal over de grootinquisiteur, die Jezus verwijt dat hij niet heeft toegegeven aan de verleiding om met het wonder, de
Deuteronomium 5, 6-21 Lucas 4, 1-13
Uit de bijbel...
Uit de bijbel: Anna Zegwaard In de Kerk: Geertje de Vries, Joke Bruinsma 3/5 Joeren Wagner 5/8 Anneke van Wijngaarden 9/12 Joke Groen. Annemieke Verwaal Fooi: Lise Miedema
Makers:
RK: Deuteronomium 26, 4-10 en Lucas 4, 1-13
macht en het geheim de mensen aan zich te binden. Als je die dingen in de hand hebt, zullen de mensen je volgen. Maar nee, verwijt hij dan Jezus, “jij koos ervoor dat de mensen jou in vrijheid liefhebben”. In Deuteronomium wordt het volk de tien woorden voorgehouden. Het verbond dat God met mensen hier en nu aangaat. Met een keuzevrijheid. De Romeinenbrief herinnert daaraan: het woord is dichtbij u.
Deze zondag beginnen we met ons project. We leggen een lange weg af naar Pasen met hoogte - en dieptepunten in de vorm van een labyrint. (Zie projectbeschrijving pag. 4 t/m 9). Ook Jezus staat aan het begin van een lange weg. Hij bezint zich daarop, alleen, in de woestijn. Hij weet de verleiding van macht en rijkdom te weerstaan en kiest er uiteindelijk voor om samen met anderen te laten zien wat de bedoeling van God is. Voor de 5 /8 jarigen is er een navertelling vanuit een woestijnrat en de 9 /12 jarigen gaan actief met het verhaal aan de slag. De kleinsten horen het verhaal van Kleine Bever die op zoek is naar vrienden. Bij het teruggaan naar de kerk nemen alle kinderen, ook de kleinsten, zand mee voor de accubak als symbool voor de woestijn.
Met de kinderen
Wie ben je eigenlijk
thema:
25 februari 2007
1e zondag van de Veertigdagentijd
Nodig: - Labyrint - Accubak en zand
11
kleurenfoto downloaden via de website www.kinderdienst.nl
- Foto album - Foto woestijn
Bonnefooi
25/02
Dag, ik ben fotograaf, wereldreiziger… Dit jasje en deze schoenen hebben al heel wat meegemaakt. Ze hebben al heel wat plaatsen gezien. Ik heb zand in mijn schoenen (trekt schoen uit, kijkt rond en gooit het zand in de eerste accu-
12
De fotograaf heeft een camera om en een fotoalbum bij zich, waarin alle foto’s van de zeven weken geplakt zijn. Hij/zij is sjofel gekleed: versleten schoenen, rafelig jasje, petje op, een beetje vies. Een verreisde figuur. Hij/ zij heeft de verbeelding van deze week ergens in zijn/haar kleren bij zich (zand). Ook heeft de fotograaf eenzelfde losse foto voor in het labyrint of hij maakt de foto uit het fotoalbum los. Hij/zij komt naar voren.
Het verhaal van de fotograaf.
God, wij bidden om ontferming vanuit de wereld waar wij wonen. God, wij roepen u aan voor alle plaatsen waar de aarde een woestijn is, onherbergzaam, hard en eenzaam, te hard voor mensen, te heet, te koud, te woest, te leeg. God zie om naar mensen die daar dwalen en hoor ons gebed.
Kyrië vanuit de foto van de zondag
Bemoediging V: Onze hulp is in de naam van de Eeuwige, die de hemel en de aarde heeft gemaakt. K: De Eeuwige leidt ons door water en woestijn, gaat met ons de weg van het leven A: WANNEER WIJ OM HULP ROEPEN, BENT U EEN BEVRIJDER.
Intochtslied: psalm 81
V = voorganger, K = kind, A = allen
In de kerk...
Kijk, dit is mijn fotoalbum. Hier heb ik de foto’s ingeplakt van de plaatsen waar ik jullie mee naartoe neem. Vandaag gaan we naar deze plaats. Kunnen jullie zien wat dit is? Het is een woestijn, ja. Die hebben we niet in Nederland. Een woestijn is een plaats waar weinig mensen wonen. Het is er verlaten en woest. Ik voelde me daar erg alleen. Ik had niemand om mee te praten, behalve mezelf en ja, ook tegen God heb ik heel wat gepraat. In de woestijn heb ik alle tijd gehad om na te denken over wat ik wil met mijn leven en waar ik naar op zoek ben. Want de woestijn is een plek van rust en stilte. Daar kun je soms behoefte aan hebben. Ik in elk geval wel. Ik ken nog een verhaal, maar dat vertel ik in jullie eigen ruimte. Loop maar mee. De kinderen gaan met de fotograaf naar de eigen ruimte. Ze nemen het licht van de paaskaars mee, zodat ze goed kunnen zien waar ze lopen. (de fotograaf en de kinderen leggen een wending af van het labyrint). Kijk, we lopen niet rechtstreeks, we slenteren en we kronkelen, we zoeken en we staan eens even stil. Zo maken we een weg. En als we thuisgekomen zijn, over zes weken, dan zien we wel hoe het pad eruit ziet. Er wordt een stukje van het labyrint afgelegd, tot de plaats waar de fotograaf van heeft verteld. De fotograaf plaatst de foto in het labyrint
Komen jullie kijken? (als er teveel kinderen zijn kunnen bijvoorbeeld de 5 tot 8- of de 3 tot 5 jarigen naar voren komen en de volgende weken een andere groep).
bak) en er zit grond onder mijn zolen. En ik heb steentjes in mijn zakken. Ik ben de hele wereld rond geweest. Met mijn fototoestel heb ik allerlei foto’s gemaakt. Die laat ik jullie zien. Zo neem ik jullie mee. Naar plaatsen die mij wat gedaan hebben. Waar ik wat geleerd heb of iets bijzonders heb gezien.
25 februari 2007
1e zondag van de Veertigdagentijd
Van buiten naar binnen (beweeg het lichaam van achter naar voren) Van links en naar rechts (beweeg het lichaam naar links en naar rechts) Zo groot is de wereld (maak met de armen een rondgaande beweging om de wereldbol aan te geven. Begin met de armen gebogen boven het hoofd en beweeg de handen in een cirkel naar beneden) Zo wijd is het leven (spreid de armen naar buiten naast het lichaam) en God brengt de mensen terecht (kruis de handen voor het borstbeen, de handen vlak onder de schouders)
Projectlied Op het refrein van het lied kunnen eenvoudige bewegingen gemaakt worden waaraan iedereen mee kan doen.
13
25/02
DCalfine
K1: Zand in je ogen, K2: zand in je neus, K1: zand op je boterham, K2: zand tussen je vingers. K1: Zand uit de woestijn. Is het ergens goed voor? K2: Het is dor en droog. En er is zoveel van. K1: Toch bewaren we het maar. Dan kunnen we er nog eens aan denken. Voorganger: Ook in de woestijn is God niet ver weg.
Wanneer de kinderen terugkomen in de kerk hebben ze zand bij zich dat in de eerste accubak op de liturgische tafel wordt gedaan. Twee kinderen uit de oudste groep zeggen de bijbehorende tekst.
De kinderen kunnen er ook zelf bewegingen bij verzinnen in de kinderdienst.
Bonnefooi
Speelliedje: Wij maken een kringetje van jongens en van meisjes. Uit: Alle liedjes met een hoepeltje erom. Samengesteld door Joke Linders en Toin Duijx. Uitg. Van Holkema & Warendorf. Pag. 180. Hierbij zou de volgende activiteit kunnen:
Nodig: Speelzand, water en zandvormpjes. De leiding laat zand door zijn of haar handen vloeien en begint zo het gesprek. Kijk, wat heb ik hier? Waar kan je dat vinden? (zandbak; aan het strand; onder de straat of , in sommige streken, bij het omspitten van de tuin) Wie heeft er thuis een zandbak? Leuk? Wat doe je daar? (taartjes bakken of een baan maken voor de kiepauto) Laten we samen wat zandtaartjes bakken. Hebben jullie wel eens dat het bakken niet wil lukken? Dan zakt je baksel in elkaar. Meestal komt dat doordat het zand dan te droog is. Wat kan je dan doen? Ja, een beetje water erbij maakt het zand steviger. Water en zand zijn twee gezellige vriendjes van elkaar. Straks vertel ik jullie over het zoeken naar een vriendje.
Gesprek
O, lieve Heer, ik ben zo blij dat U mij steeds omringt. U bent niet ver, U bent dichtbij, dichtbij elk mensenkind. Uit: Alles wordt nieuw, deel 2, nr.27, vers 3.
Zingen
Kom in de kring, Je hoort erbij. Zing een mooi lied, Je wordt helemaal blij.
Begin
14
Activiteit (als er nog tijd over is) Geef elk kind een kopie van het werkblad (pag.15) Dit gaan de kinderen kleuren. Een alternatief is om nu niet met krijtjes de figuren in te vullen maar bijv. met behangerslijm er kleine stukjes zijdevloei in te plakken. Eventueel kan er daarna een raamtransparant van gemaakt worden door er, met een kwastje, lijnolie overheen te brengen. Dit hoeft niet zo dik, een dun laagje is voldoende.
Het prentenboek: Kleine Bever en de Echo van Amy MacDonald en Sarah Fox-Davies, uitg. Lemniscaat. 1990. Samenvatting: Aan de oever van een groot meer woont Kleine Bever. Hij heeft geen broertjes en geen zusjes, nog veel erger, hij heeft geen vriendjes. Als hij gaat huilen, hoort hij aan de overkant van het meer iemand terugroepen. Kleine Bever gaat op zoek naar de stem aan de overkant van het meer. Hij zoekt dat vriendje. Onderweg komt hij allerlei dieren tegen. Hij vraagt hun of zij de stem aan de overkant van het meer waren. Ze ontkennen allemaal, maar stappen wel bij hem in zijn boot, want ze willen allemaal het vriendje van de Kleine Bever zijn. Als ze tenslotte bij de wijze bever komen vertelt hij het geheim. Het is de echo. Waar je ook bent, de echo is altijd aan de overkant van het meer. Kleine Bever wordt bedroefd. Nu heeft hij zijn vriendje niet gevonden. De andere dieren protesteren want zij willen allemaal zijn vriendje zijn. Dan roept Kleine Bever: Ik heb nu een heleboel vriendjes. Aan de overkant gaf de echo hem antwoord: Ik heb nu een heleboel vriendjes.
Sleutelverhaal
Een groot dienblad of een diepe bakplaat of braadslede uit een oven kan met zand gevuld worden. Met playmobil- of legopoppetjes kan dit liedje uitgespeeld worden .Er kan teruggekomen worden op de fotograaf en dat lopen in droog zand ook heel vervelend kan zijn. De kinderen kunnen, na het spel een zakje met zand vullen om straks mee terug naar de kerkzaal nemen.
25 februari 2007
1e zondag van de Veertigdagentijd
B o n n e fo o i We r k b l a d p a gi n a 1 5
Kleine bever
25/02
(bij Lucas 4, 1-13) Is hij nu nog niet weg? denkt Ratje. Die man zit al heel lang hier in de woestijn. Al wel veertig dagen. Niet dat ik dat erg vind, hoor. Ik vind het juist gezellig. We zijn al helemaal aan elkaar gewend. We praten zelfs af en toe met elkaar. Hij heeft een mooie stem. Ratje is helemaal niet bang voor de man die al zolang op de steen boven zijn holletje zit. Zou hij geen honger hebben? denkt Ratje, terwijl hij aan een takje knabbelt. Hij kijkt voorzichtig om een hoekje. “Is het lekker?” vraagt de man. “ Ik zou ook wel iets willen eten. Stel je voor dat ik van deze steen brood zou kunnen maken”. Hij klopt op de steen waar hij op zit. “Wat zou dat heerlijk zijn. Dan eten we het samen op”. Ratje kijkt de man aan met zijn slimme kraaloogjes. Hij begrijpt niet wat de man zegt, maar dat geeft niet. De man kijkt in de verte. Hij zegt niets meer. Ratje begint zich te wassen. De man schudt zijn hoofd“Nee”, zegt hij opeens, “er is meer belangrijk dan alleen brood. Als je een volle buik hebt, kan je nog ongelukkig zijn. Om gelukkig te worden is er meer nodig dan eten”. De man staat op. Hij loopt heen en weer, diep in gedachten. Ratje gaat een eindje verder zitten in de schaduw van een rotsblok. Hij houdt de man in de gaten, maar hij is nu ver weg. Het lijkt wel of hij met iemand staat te praten, maar Ratje kan niemand zien. Het is zo stil dat je wel alles kan horen. “Kan ik de baas worden van heel de wereld?” zegt de man, “en moet ik dan wel doen wat jij zegt? Dan ben ik toch helemaal niet vrij meer? Je bent gemeen. Ik heb je wel door. Je wilt
Navertelling
Wat zou je het liefst willen als je later groot bent? Wil je rijk worden of beroemd? Praat met elkaar over de voor- en nadelen.
Gesprek
16
Ieder kind krijgt een naam op een geschreven vloeitje op zijn/haar hoofd. Bijvoorbeeld van bekende mensen uit de kerk of de sport, stripfiguren of van de kinderen in de groep (Piet heeft Eva op zijn hoofd en Eva Jan) Ze kunnen/mogen het niet zelf lezen. We gaan aan elkaar vragen wie we zijn. Er mag alleen geantwoord worden met ja en nee. Wie weet heel snel door goede vragen te stellen wie hij/zij is?
Activiteit
Activiteit bij het project Smeer een rol behang dun met lijn in en strooi er zand overheen. Op die manier ontstaat er een woestijnlandschap. Teken er een eenzame figuur in. Of Maak van zijdevloei of lichte kleuren, gescheurd uit tijdschriften, een woestijnlandschap.
me de baas maken over de mooie dingen in de wereld. En de nare dingen dan? Daar mag ik me dan zeker niet mee bemoeien. Ga weg alsjeblieft”. De man ziet er moe en verdrietig uit. Ratje gaat naar hem toe en maakt een paar grappige sprongen. De man begint te lachten. “ Ja, ja, springen dat kan je goed” zegt hij. “ Kon ik ook maar zo springen als jij. Bijvoorbeeld van het dak van de tempel in Jeruzalem”. Er komt een dromerige blik in de ogen van de man. “Wat zou dat een stunt zijn. Dan zou iedereen naar me komen kijken. Ik zou beroemd zijn”. Ratje maakt nog een paar sprongen, maar het lijkt of de man niet meer kijkt. Hij kijkt voor zich uit en schudt zijn hoofd. “Nee”, zegt hij, “ik ga het anders doen. Ratje, ik ga je verlaten. Het is tijd om op te staan en terug te gaan. Ik wens je alle goeds”. Beteuterd ziet Ratje de man verdwijnen. Steeds kleiner wordt hij tot hij niet meer te zien is. Ik zal hem missen, denkt Ratje en kruipt onder zijn steen.
25 februari 2007
1e zondag van de Veertigdagentijd
B o n n e fo o i We r k b l a d p a gi n a 1 7
muurkrant: Woestijn
25/02
Navertelling
Elke groep wijst iemand aan die de antwoorden
Hoe gaat dit gesprek? (Schrijf de vragen op)
Verdeel de groep in tweeën Groep 1 verzint vragen die ze aan Jezus zouden willen stellen Groep 2 verzint vragen die ze aan de man willen stellen
Er ontstaat een gesprek tussen Jezus en de man in de woestijn. De man probeert Jezus om te praten om aan eten te komen: “Maak van die steen brood, als je doet wat ik zeg, zal je macht krijgen en als je van het tempeldak springt, zal iedereen je bewonderen en weten dat je bij God hoort.
Als Jezus veertig dagen in de woestijn is, denkt hij: “Tjonge mijn maag begint te rammelen. Dat ik zolang zonder voedsel kan.... Ik moet op zoek naar mensen en eten. Gelukkig daar komt iemand aan, misschien kan hij mij helpen”.
Jezus denkt terug aan de vorige dag. Hij is dankbaar en gelukkig.. "Het was zo bijzonder met Johannes de Doper. Nu ben ik ook gedoopt. Nu weet ik nog beter: Ik hoor bij de mensen en tegelijkertijd ook bij God. Die duif die uit de hemel leek te komen, liet het mij zo sterk ervaren”. “Nu wil ik alleen zijn. De stilte om me heen zoeken, bidden, rusten en een tijdje niet eten, vasten. Waar kan dat beter dan in de woestijn? Een plaats waar bijna niemand komt".
Zie bij 5/ 8
Gesprek
18
De woestijn – De wereld is een toverbal, 257 Jezus in de woestijn - idem, 258 Jezus, diep in de woestijn – Alles wordt nieuw III, 7 Morgenlied – Alles wordt nieuw II, 27
Liederen
Fooi:
Activiteit bij het thema Nodig: tijdschriften, potloden, krijt of papier Maak een collage (met elkaar of alleen) Zoek plaatjes of teken over • wat je wilt worden • wat je graag eet • wat je lievelingskleur is • wat je nooit zou willen doen (schrijf dat op een protestbordje) • maak een stamboom van het gezin waar je uit komt • teken jezelfof maak een silhouet. Ga en profile voor een sterke lamp staan, zo, dat je schaduw op een vel papier valt. Laat iemand van de groep je profiel natrekken op het vel papier. Doe dat bij elkaar en knip je profiel uit. Het is ook mooi als je dat uit zwart papier doet. Gebruik dan een wit of geel kleurpotlood voor het omtrekken of,leg het witte papier op het zwarte en knip beide uit.
Maak een muurkrant door elke zondag een afbeelding meer op een rol behang/papier te plakken (pag. 17)
mag geven (Jezus en de man) Ook de leiding kan die rol op zich nemen.
25 februari 2007
1e zondag van de Veertigdagentijd
B o n n e fo o i We r k b l a d p a gi n a 1 9
muurkrant: berg
25/02