1 Duuk heeft onze drie reisverslagen samengevoegd en ik hoop dat jullie je niet rot schrikken van ons ellenlange verhaal! Wij willen jullie niets opdringen en jullie hoeven het echt niet te lezen als je er geen zin in hebt, maar een heel stel mensen heeft ons gevraagd of wij het aan hen wilden sturen. Dus hier gaat ie dan! Onze reis naar Zweden, deel I Lieve en beste allemaal, Wij liggen verwaaid in Laboe (aan de Oostkant van de Kieler Fjord) en de Pipa heeft een internetkaart bij de havenmeester op de kop getikt, dus wij kunnen aan ons reisverslag van onze zeiltocht beginnen. Laboe (uitspraak en andere schrijfwijze Labö) ligt een uurtje varen ten Noorden van Holtenau (het eind van het Kielerkanaal, of het begin van dat kanaal op de terugweg)! Wij hebben het vouwfietsje uitgepakt en Duuk heeft al drie keer de moed bij elkaar geharkt om diesel bij een pomp in het dorpje met zijn jerrycan van 11,5 liter in een rugzak op zijn rug te halen. Hij is als de dood dat er weer troep in de tank terecht zal komen en zo weet hij zeker dat wij schone diesel hebben. Ik heb op hetzelfde fietsje (wat ik niet meer zo‟n rot ding vind als ik dacht) wat groente en heerlijke kersen gehaald en i.p.v. weg te varen naar een heel leuk eilandje Lyø in Denemarken, richting de Kleine Belt, doen we dat morgen pas. Na stortbuien gisterenmiddag en vandaag nog veel wind, maar wel met wat zon die nu plotseling doorbreekt, hebben wij dus opeens tijd om wat mailtjes te sturen en dadelijk de wasmachine in de haven vol te gooien met onze stinktroep. Wij zijn nu 11 dagen onderweg en boffen tot nu toe enorm met het weer. De vellen hangen er bij op Duuk‟s neus en op zijn kale kop. En nu iets over onze tocht tot nu toe in het kort. Op 15 juni vertrokken Duuk, Mariette, mijn zusje, en Gwen, mijn Australische schoonzusje, van Muiden naar Enkhuizen. Ik kwam er rond half 7 ‟s avonds met de Berlingo naar toe, want dan staat er een auto als wij na een kwart jaar!! terugkomen. De volgende dag gingen wij van Enkhuizen naar Den Helder via Den Oever. Wij kwamen vlak langs Texel en het is altijd weer spannend Den Helder binnen te varen. Het is een geweldig leuk jachthaventje van de Marine waar je daar ligt en je eet er heerlijke nasi voor een prikje, wat wij ook deden samen met Siem en Henny Kroes uit Kampen (de botenbouwer). Wel vrij vermoeiend, én voor Mariette en Gwen (die nog lang niet over haar jetlag heen was) én voor de Kroesen om het gesprek gaande te houden in het Engels. Maar het zijn verdomde aardige mensen. De volgende dag weer met mooi weer en gunstige wind over het wad, vlak langs Texel, door het Scheurrak naar Vlieland. De dag erna met behoorlijk hoge golven het zeegat uit en langs de kust van Terschelling bij Ameland naar binnen. Gwen trakteerde ons op een heerlijk maaltje in Het Witte Paard in Nes (volgens mij de meest exquise tent die er te vinden was). Maar het was echt lekker. De volgende dag haakte Mariette hier af en ging op hûs aan en bleven wij een dagje in de haven liggen, want het poeierde! Wij huurden ‟s middags fietsen en reden met de wind in de rug naar “t Oerd” (een heel eind!) en moesten toen tegen de wind in terug. Gwen had al jaren niet meer gefietst, zwabberde als een bezetene, kon nauwelijks tegen de wind in komen, ging zo af en toe naast haar fiets lopen en reed op het laatst met pijnlijke dijen en knieën al zwabberend een Duitse mevrouw in een greppel. Op zaterdag vertrokken wij aan het eind van de middag en gingen over twee wantijen heen over het Wad naar Lauwersoog. Bij het eerste wantij was het zoeken geblazen en liepen we een paar keer bonkend aan de grond. Wij waren er iets aan de vroege kant uit angst dat wij het volgende wantij niet meer zouden halen. Het was soms kielekiele, maar prachtig! Kwamen langs zeehonden die op zandplaten lagen te luieren en het was op de langste dag, dus voeren wij nog heel lang met licht en een prachtige ondergaande zon. Wij 1
2 meerden af in de Vissershaven. Het was indrukwekkend hoeveel vissersboten daar voor het weekend lagen! De volgende dag, zondag, verkasten wij naar de marina achter de sluis, want die verdomde rot motor maakte weer onheilspellende geluiden en het vervelende is, dat hij dat alleen doet als er geen monteurs in de buurt zijn. Het was natuurlijk zondag en wij konden er die dag dus niemand bij halen. Wij namen de veerboot naar Schiermonnikoog, huurden fietsen (dit keer een tandem voor Gwen en één van ons en een gewone fiets). Het is en blijft één van de leukste eilanden en Gwen genoot ook zichtbaar. Daarna nog een heerlijke vismaaltijd in een restaurant vlakbij de haven, wat meteen het afscheidmaal was van Gwen. De volgende dag vertrok Gwen met de bus van 8.25 u naar Groningen, nam de trein daar naar Schiphol en vandaar naar Parijs, waar ze de volgende dag de TGV nam naar Marseille. Wij kregen Harm de monteur om 10 u op bezoek. Hij heeft nog iets bijgesteld aan de motor en hij vermoed dat het gerommel aan de schroef ligt. Een vreselijk aardige vent, die de hele wereld over gereisd had. Als monteur had hij overal aan motoren gesleuteld, verder had hij bij de aanleg van tunnels en landingsbanen funderings- en drainagepijpen geplaatst en wij kregen de ene technische uitleg na de andere. Op een gegeven moment moesten wij hem wegsturen want anders haalden wij het tij naar buiten niet meer. Wij voeren buitenom langs Schiermonnikoog, Rottumerplaat en Rottum naar Borkum. En de dag erop (dinsdag) voeren wij weer over het Wad achter Borkum langs, langs Memmert en onder Juist door om bij Norderney de zee op te gaan. Na Baltrum wilden wij bij Langeoog naar binnen gaan om daar te overnachten. Het was inmiddels halverwege laag water geworden en Duuk durfde eigenlijk niet door de branding naar binnen. Het was mooi weer en de windrichting was net goed om aan-de-wind alleen op de genua door te varen naar Cuxhaven. Wij besloten dat maar te doen, al was het nog wel een heel eind. Wij kwamen langs Langeoog, Spiekeroog en Wangeroog, staken de vaargeul naar Bremen over en ploeterden door naar de ingang van de Elbe. Het begon donker te worden en er was veel vrachtverkeer, maar wij bleven spuiten en behoorlijk moe kwamen wij om kwart vóór één ‟s nachts aan in Cuxhaven na 14 uur varen. En dat op onze oude dag. Afgelopen woensdag voeren wij een stuk over de Elbe met stroom mee naar Brunsbüttel (het begin van het Kielerkanaal). Wij tuften door naar Gieselau en de volgende dag ging het verder over het Kielerkanaal (dat ca.100 km lang is) via de sluis van Holtenau naar deze haven in Laboe. Na de sluis was het een drukte van belang. De Kieler Woche was bezig en het wemelde er van dwars getuigde meest Hollandse Bruinevlootschepen, die zo‟n beetje in kiellinie op ons afkwamen. Een spectaculair gezicht en vreselijk leuk zoveel Nederlandse vlaggen te zien wapperen. Dit is zo‟n beetje wat wij tot nu toe beleefd hebben. Veel liefs van Duuk en Lia
2
3 Onze reis naar Zweden, deel II Lieve en beste allemaal, Wij waren bij Laboe gebleven. Ondertussen hebben wij zo ontzettend veel beleefd en weet ik eigenlijk niet precies meer wat wij allemaal uitgespookt hebben. Maar met Duuk‟s logboekje erbij zal ik proberen om te vertellen wat wij allemaal gedaan hebben. Na een dag verwaaid gelegen te hebben, vertrokken wij op zaterdag, 27 juni om half 10 uur uit Laboe richting Lyø, een klein eilandje iets ten NW-ten van het eiland Aerø. We voeren alleen op de fok en spoten over de Deense wateren met ruim 7 K met O wind. Rond 4 uur „s middags liepen wij het piepkleine haventje van Lyø binnen en er was nog net een leeg plekje voor ons. Gelukkig steken wij niet diep (1.35 m) en lieten ons in ondiep water aan een lange lijn achteruit zakken in de één na laatste box. Lyø is een enig eilandje. Er staan een paar hele leuke Deense huisjes rond de haven, opgefleurd door massa‟s bloeiende rozen. Wij maakten een wandelingetje en dronken een biertje bij het enige winkeltje wat er op het eiland is, samen met de eigenaar van dit winkeltje, die drie woorden Engels sprak en de havenmeester met zijn vrouw, die alleen maar Deens spraken. Maar toch hebben wij reuze gelachen met elkaar. De volgende dag friemelden wij ons weer uit het haventje van Lyø en gingen via de Kleine Belt met alweer gigantisch gunstige wind (hele stukken plat voor de wind) naar Middelfart, waar wij 33 jaar geleden ook lagen met de Dukelaar en heerlijk aten. Onderweg zagen wij bruinvissen of misschien wel potvissen uit het water springen. Wij weten eigenlijk niet wat voor vissen het waren. In ieder geval iets dolfijnachtigs van ongeveer een dikke meter lengte. Ook hier in Middelfart wurmden wij ons in een vol en klein haventje. Het leuke eettentje was ondertussen een groot luxe hotel/restaurant geworden en nadat wij ons speciaal netjes hadden aangekleed voor de gelegenheid om onze jeugdsentiment-gevoelens te doen herleven, kregen wij van een keurige receptionist, strak in het pak, te horen dat alles fully booked was. Wij dropen weer af, trokken snel onze vieze zeilkleren weer aan en aten aan boord in het zonnetje heerlijke macaroni ham/kaas. Maandag, 29 juni, vertrokken wij richting Samsø. Het was bewolkt. Maar later klaarde het op en werd het prachtig weer. Wij moesten N.B. kruisen bij een heel licht windje en daarna zelfs motorzeilen met grootzeil bij, om er een beetje gang in te houden. (Tot nu toe hadden wij eigenlijk nog nauwelijks hoeven kruisen, maar dat lukt natuurlijk niet altijd!). Wij voeren langs het eilandje Endelave, waar ten NW van de haven, een paar zandbanken liggen, die bevolkt worden door duizenden vogels: alken, mantelmeeuwen, eenden, waar wij de naam niet van weten, en een enorme kudde luie zeehonden! Wij besloten naar dit eilandje te gaan, want het zeilen schoot toch niet op. De haven lag tjokvol, maar Duuk is niet voor een klein gaatje te vangen en wrong zich tussen een aardige Engelsman en een behulpzame Deen in. De boeg haalt net de steiger. Endelave is weer een heel klein eiland. In een uurtje heb je alles op de fiets gezien. Maar er is wel een vliegveldje en een winkeltje en zelfs een nieuw eettentje, waar Duuk en ik heerlijk aten. De volgende dag, 30 juni, doen wij boodschappen, tanken water en dan gaat onze tocht verder richting Samsø naar het nieuwe haventje Marup in het Noordelijke natuurgebied van het eiland. Wij zien weer een aantal vissen rondbuitelen. Het is schitterend weer, de wind is gunstig uit het Z.O.-ten, maar is zwak en valt zo af en toe weg. Er wordt bij tijd en wijlen weer wat gemotord. 1 Juli. Vertrek 8.45 uur. Nauwelijks wind en valt om 10 uur helemaal weg. Tor gaat bij. Wij varen langs het eilandje Tunø, dat wij vier jaar geleden met Fokje en Duukie met de BB aandeden. Het schip wordt maar eens goed geschrobd en schoongemaakt aan binnen- en buitenkant. Duuk duikt met zijn kop onder de motorkap en ontdekt een diesellekje bij de
3
4 achterste verstuiver. Die Amerikaanse Universal motor wil wat! Er is altijd wat met dat ding en onderdelen zijn nergens te krijgen, behalve bij Willem Houweling in Warmond! Op een gegeven moment zet Duuk er nog een tijdje de gennaker op en zo sukkelen wij richting Grenaa op Jutland. (Mooie nieuwe haven. Doet een beetje denken aan de nieuwe haven in Volendam met allemaal houten huisjes). Donderdag, 2 juli. Duuk‟s moeder wordt vandaag 92 jaar! Wij bellen haar op, maar krijgen geen contact. Later op de dag lukt het wel. Mooi warm weer. In de zon is het bijna te warm. Duuk probeert contact te krijgen met Willem Houweling en met Harry van Shipshape in Muiderzand, want hij maakt zich zorgen over de lekkage. Geen van beiden te bereiken. Dus wij gaan maar over een spiegelgladde plas op de motor richting Anholt, een eiland (10 km lang, 5 km breed) midden in het Kattengat. De lekkage wordt meer. Wij hebben al met al al deze dag één liter lek-diesel opgevangen. Anholt is overvol en erg luidruchtig met discokabaal. Wij wandelen naar de vuurtoren en duiken daarna in ons nest. Wij vertrekken de volgende morgen om 7 uur richting Göteborg met gunstige zwakke WZW wind en varen met de motor bij in 12 uur naar het haventje Lilla Bommen midden in het centrum van Göteborg. (60.6 M). Het haventje is “bom”vol. En wij passen echt nergens meer tussen of tegenaan. Daarbij is het haventje ook lawaaiig met muziek en varen er veerboten af en aan. Duuk heeft ondertussen contact gehad met Shipshape en die adviseren dat wij wel naar de lekkende motor moeten laten kijken. Wij druipen af en zien dan schuin aan de overkant van de rivier de Göta een reparatiewerf. Daar meren wij af en vinden om 20.15 uur nog een jongen die even naar de motor komt kijken. Het is vrijdagavond en het weekend breekt aan. Maandagochtend zijn wij aan de beurt. Dus twee dagen verplicht sightseeën in Göteborg, wat geen straf is. Zaterdag, 4 juli, Michiel André 25 jaar! Lekker uitgeslapen. Prachtig weer. De hekken van de reparatiewerf zitten op slot. Wij blazen de Lodestar (bijbootje) op, hangen het motortje er aan en steken de rivier over naar Lilla Bommen, waar wij ons rubberbootje in een hoekje afmeren. Duuk en ik lunchen op een heel leuk binnenplaatsje in het centrum van Göteborg. En verder sjouwden wij in de hitte door de stad, die in 1621 door de Nederlandse stedenbouw- en waterbouwkundige Johan van Lingen op verzoek van Koning Gustaaf Adolf aangelegd is naar Amsterdams voorbeeld met grachten, haven en vestingwerken, speciaal ter bescherming tegen de aanvallen van de Denen. Göteborg heeft prachtige parken, waar hele families op het gras neerstrijken met de picknickmand en ook zag je er de ene zweterige Zweed (plagiaat) na de andere zich al joggend in de hitte in het zweet werken! De Botanische tuin ging aan onze neus voorbij want die sloot om 4 uur en wij waren er 5 min.vóór 4. De volgende dag bezochten wij het Maritiem Museum, dat naast Lilla Bommen ligt. Kregen er een Engelstalige rondleiding en wij waren behoorlijk onder de indruk van de destroyer De Smaland. Eén grote varende bom! Oftewel een schip met “duizend bommen en granaten”! Wij kropen nog in een onderzeeër, liepen naar Haga, een oude wijk met nog allemaal houten huizen. En dan hebben wij het sightseeën in de hitte wel gezien en gaan terug naar onze Bolle Bato. Maandag, 6 juli, komt de monteur. Hij belt rond, maar kan geen nieuwe onderdelen voor onze Universal-motor krijgen. Duuk krijgt Willem Houweling te pakken. En in overleg met Willem, die eventueel het benodigde onderdeel op kan sturen als het tijdens de reparatie breekt, gaat Duuk zelf aan de gang. Hij demonteert het één en ander, maakt het schoon en plaatst het weer terug zonder het te mollen. En verdomd, de lekkage is verholpen!!!! Wij drinken daar ‟s avonds een flinke borrel op, want om aan het Göta-kanaal te moeten beginnen met een motor die niet in orde is, is nu niet bepaald een lolletje. Wij vertrekken diezelfde middag en gaan ons Göta-kanaal-avontuur tegemoet!
4
5 Het GÖTAKANAAL Al in de 16e eeuw stelde Bisschop Brask uit Linköping voor om een waterweg dwars door Zweden te bouwen, gebruikmakend van de grote en kleinere meren tussen Göteborg aan de westkust en Mem aan de Oostzeekant (Mem ligt ca. 75 mijl ten Z van Stockholm.) Dit had o.a. te maken met Denemarken, dat Zweden geregeld met aanvallen bestookte en de wateren rond de Z-punt van Zweden beheerste. De man die uiteindelijk het voor die tijd ongelooflijk gewaagde en kostbare kanaalproject door wist te drukken, was Admiraal en Minister van Defensie, Graaf Baltzar von Platen (1766-1829). In 1810 kreeg hij van Koning Karl XIII het privilege om het Götakanaal te bouwen en uit te baten. In dat jaar nam von Platen de beroemde Schotse kanaalbouwer (Caledonian-kanaal) Thomas Telford in dienst. In mei 1810 ging de eerste spa bij Motala en bij Forsvik in de grond. Ruim 22 jaar lang werkten 58.000 Zweedse soldaten onder streng toezicht aan dit project. Zij groeven en hakten met de hand 87 km kanaal en bouwden 64 sluizen (waaronder verschillende sluistrappen) en 2 aquaducten. Een enorme opgave met de technologie van die tijd. Graaf Baltzar von Platen heeft, helaas voor hem, de opening van het kanaal in 1832 niet mee kunnen maken. Hij stierf in 1829. Zijn graf ligt aan het Götakanaal. Via sluizen wordt de klim gemaakt naar het Vikenmeer, dat op een hoogte van 92 m boven zeeniveau ligt en waarvandaan aan de andere kant via sluizen de afdaling begint. Het bevaren van helt 216 mijl blauwe slingerende lint dwars door Zweden is een fantastische belevenis. Behalve de stukken kanaal gaat de tocht over de deels gekanaliseerde rivier de Göta en dan verder via het Trollhättankanaal met zijn 6 grote sluizen, met een verval van ieder 6 tot 8 meter, naar het Vänernmeer, dat 6 keer zo groot is als ons IJsselmeer. (Vrachtschepen kunnen via het Trollhättankanaal met zijn grote sluizen van 90 m lang en 13,7 m breed het Vänernmeer bereiken). In dit kanaal stijg je meteen 44 m. en de drietrapssluis bij Trollhättan is werkelijk spectaculair. En dan begin je, na een prachtig stuk zeilwater van het Vänernmeer, bij het plaatsje Sjötorp aan het echte Götakanaal met heel veel sluizenwerk. Het eerste stuk kanaal komt uit bij Karlsborg aan het Vätternmeer. Via Motala aan de oostkant van het Vättern gaat het kanaal weer verder naar het Vikenmeer. Stukken kanaal verbinden vervolgens het Borenmeer, het Roxenmeer en het Asplangenmeer. Langs het hele kanaal, dat door nu weer een heel lieflijk landschap slingert, met langs de kanten vele wilde bloemen (wij zagen zelfs een heleboel zwanenbloemen), en dán weer door de eeuwig zingende bossen (naaldbomen en loofbomen (vooral berken) kronkelt, loopt een fietspad (waarschijnlijk het vroegere jaagpad), wat druk wordt gebruikt. De meeste fietsers wuiven vrolijk naar je. Behalve dat je door prachtige natuur vaart, kom je langs hele leuke plaatsjes, langs kastelen en burchten en langs het ene leuke houten huisje na het andere, dat vaak op een eenzaam plekje ligt en meestal in de typisch Zweedse rode kleur (rode Falunverf) geschilderd is met witte raamkozijnen, deuren en daklijsten. Langs het kanaal zijn alle sluiswachterhuisjes zachtgeel geverfd met witte kozijnen en daklijsten en hebben vaak prachtige bloementuintjes. Alle sluizen worden door studenten bediend (vakantiebaantjes). Ze zien er allemaal keurig uit in De Zweedse nationale kleuren. Gele polo’s en donkerblauwe shorts of lange broeken. Ze dragen allemaal een zwemvest en zijn heel behulpzaam. Eén ding is zeker, het varen over het Götakanaal geeft je een ongelooflijk mooi beeld van Zweden. Het is in één woord een schitterend eindeloos groot land met heel erg veel ruimte, heel veel water en prachtige natuur! De mensen zijn verdomd aardig en spreken heel goed Engels. Ze zijn ongelooflijk behulpzaam en belangstellend. Van 6 juli t/m 19 juli, dus 14 dagen lang, voeren Duuk en ik over het Götakanaal van Göteborg naar Stegeborg, 6 mijl verder dan Mem, bij welk plaatsje het kanaal echt ophoudt. Wij legden in totaal (met onze uitstapjes rond de meren naar leuke en bijzondere plaatsen en bezienswaardigheden meegerekend) 258,70 mijl af. In het totaal hebben wij 64 sluizen
5
6 genomen. 50 Draai-, klap- of rol-bruggen zijn voor ons open gegaan (eerlijkheidshalve zijn wij ook onder een paar hele hoge bruggen doorgevaren, maar dat zijn er niet veel geweest) en 2 aquaducten kwamen wij op onze tocht over het Kanaal tegen. Hoogtepunten waren: De gigantische trapsluis in het Trollhättankanaal, waar de jachten die van beneden naar boven geschut werden en de schepen die van boven naar beneden kwamen, elkaar in de sluiskolken passeerden. Het bekijken van de oude sluizencomplexen van 1800 en 1844 bij Trollhättan. Het prachtige scherengebied bij Eken op het Vänernmeer. Het overnachten in het haventje bij slot Läckö en de rondleiding in het kasteel de volgende dag. Het Rörstrandmuseum in Lidköping + Outlet (Mauk en Clarine hebben dit servies). Voor Duuk was dit geen hoogtepunt, maar hij liet het servies-gedoe gelaten over zich heen komen. En de heerlijke lunch in dit oudste stadje aan het Vänernmeer. De Kinnekulle (306 m. hoge berg) op weg naar Mariestad (domkirka). En dan Sjötorp – het begin van het Götakanaal en al het “Slussen”-gedoe + uit eten in het meest leuke rood geverfde houten huis wat wij tot nu toe gezien hebben (en wij hebben onderweg wat leuke houten huizen gezien!!!) De afwisselende schitterende natuur langs het kanaal. Soms lijkt het een beetje op de Drecht in Loosdrecht en dan vaar je weer tussen uitgehakte rotsen en dichte bossen door. Het zeilen over het Vikenmeer (het hoogste punt – 92 m van de klimpartij). Een schitterend meer en we besluiten voor anker te gaan om wat langer van dit meer en de zon te kunnen genieten voor wij aan de afdaling beginnen. (we raken meteen een rots, maar alles is OK!) De rondleiding in het oude garnizoensstadje/-vesting in Karlsborg, met veel kanongedender, rook, gekerm en gedoe. Het was schitterend. De leukste rondleiding die wij ooit gehad hebben! Hoe oud je ook bent, bij zo‟n rondleiding wordt je meteen kind(s). Vadstena. Wij lagen met de Bolle Bato in de slotgracht tegen het kasteel aan, naast de ingang van dit slot. Geestige Engelse rondleiding de volgende dag door een meisje in kasteelkleren die vele Zweedse koningen en één koningin de revue liet passeren. Het zijn gigantische vechtjassen geweest! Het bezoek aan de Birgitta Kloosterkerk in Vadstena, wat een prachtig oud stadje is, uit 13 honderd zoveel. Birgitta is heilig verklaard. Het graf van Baltzar von Platen aan het Götakanaal. Die goeie ouwe Graaf, die heel veel zeilen motorjachten tegenwoordig zoveel plezier laat beleven aan zijn kunstwerk. De ligplaats onder aan de 5-trapssluis aan het Borenmeer, waar Gijs en Florence ook gelegen hebben bij de tafel. De 7-trapssluis bij Berg, die Duuk en ik binnen 3 kwartier in ons ééntje in een vloek en een zucht tegen 5 uur ‟s middags namen vlak voor een grote witte Passagiersboot. Ons vrije dagje in Linköping met openluchtmuseum (heel leuk!) en alweer een oude domkerk. (daar krijgen wij zo langzamerhand een beetje genoeg van hoe mooi ze ook zijn). Wij lagen in een bijna uitgestorven verenigingsjachthaven met prachtige natuur om ons heen (via Fred en Emmy) midden tussen de gele plompen en het barstte er van de vissen. Söderköping, druk toeristisch leuk plaatsje aan het kanaal met helaas voor ons veel regen. De tweeling met hun vader in een motorbootje met hun eeuwig buitenboord hangende 24 ballen! Mem, en het weemoedig afscheid van onze laatste sluis van het Götakanaal! Onze Zwedentocht zo‟n beetje bijgewerkt tot nu toe. Heel veel liefs van Duuk en Lia
6
7
Onze tocht naar Zweden, deel III Lieve en beste allemaal, Ik ga mijn best doen om deel III van onze reis er uit te persen. Zoals jullie lazen is ons Götakanaalavontuur achter de rug. Het eindigde in Stegeborg op 19 juli op de trouwdag van Clarine en Mauk. Wat wij toen nog niet konden vertellen was dat wij op die dag GROOT NIEUWS van hen kregen. Clarine en Mauk krijgen een baby en wij ons 2e kleinkind. Wij zijn werkelijk in de wolken en ook een beetje van ons stuk! Voordat ik verder vertel over onze volgende avonturen, is het misschien wel leuk als ik iets over Zweden zelf vertel. Zweden is een heel groot land, bijna net zo groot als Frankrijk. De afstand van N naar Z is 1574 km. Er wonen ca. 9 miljoen mensen, waarvan 83% in de steden. De godsdienst is overwegend Luthers en Carl XVI Gustaf is sinds 1973 koning van Zweden. Zweden kent lange donkere koude winters. Het water in Stockholm en omgeving (hoewel voor een groot deel brak) bevriest ’s winters en er wordt dan ook veel schaatsen gereden. Boven de Noordpoolcirkel blijft ’s winters het daglicht met een”zaklantaarntje” te zoeken. Daarentegen blijft in het Noorden de middernachtzon ’s zomers dag en nacht schijnen. De bossen zijn onuitputtelijk. Het Noordelijk deel bestaat uit toendra’s en in het Zuiden vind je eindeloze akkers met vooral graan. De grens met Noorwegen bestaat uit gebergten. Vandaar stromen ontelbare stromen/rivieren richting de Oostzee en vind je in Zweden duizenden meren! Aan drinkwater geen gebrek en ook waterkrachtcentrales doen er hun goede werk. Zweden is rijk aan delfstoffen, vooral koper en ijzererts. En dan is hout natuurlijk een prachtige bron van inkomsten. Op het platteland vind je alleen maar houten huizen in allerlei soorten en maten. Deze vaak eenvoudige en vooral ook heel romantische houten huizen hebben onze vakantie voor een deel helemaal gemaakt. Vooral de rood geschilderden, maar ook de zacht gelen. Ze passen prachtig in het landschap! De Zweden zelf zijn aardige, rustige en behulpzame mensen, die de natuur hoog in het vaandel hebben staan. Je ziet geen wegwerprommel op straat of waar dan ook. Voor het inleveren van bier- en andere blikjes en voor plastic flessen krijg je geld terug. Papier en glas wordt allemaal gescheiden ingeleverd. En de Zweden zijn ongelooflijk trots op hun enorme land, waar aan ruimte geen gebrek is. Het is opvallend hoe goed zij de Engelse taal meester zijn. Vooral de jongeren spreken het vloeiend. In de IJstijd was Zweden bedekt door een paar km dikke ijslaag. De boel ging smelten. Het land kwam omhoog nadat de druk van het ijs verdween (en stijgt nog steeds heel langzaam). Er kwamen holbewoners in stinkende vachten, die rauwe vis aten. Er zijn stenen bijlen en rotstekeningen gevonden uit het Stenen- en Bronzen tijdperk. Er ontstond ruilhandel o.a. helemaal met Griekenland. Barnsteen en huiden werden daar geruild tegen brons. Er werd gevochten en geplunderd. Toen brak het Vikingentijdperk aan (ca. 800 – 1050). De Zweedse Vikingen teisterde vooral de Oostzeekusten, roofden en hieven schatting en streken o.a. neer in wat toen nog niet Rusland was. (De Deense en Noorse Vikingen namen de landen aan de Noordzee voor hun rekening). Ondertussen trok het Christendom op naar het Noorden. In de Middeleeuwen was het Deense Rijk enorm groot en machtig. Zweden was dat niet en leefde onder de Deense druk en bezetting. Een paar eeuwen lang hebben de Zweden een vrijheidsstrijd gevoerd tegen de Denen. Eind 14e eeuw lukte het de Zweden de Denen te verslaan, maar om het gewonnen terrein te behouden was een ander verhaal. De strijd duurde nog anderhalve eeuw lang voort. Wij zagen dan ook onderweg de ene enorme burcht
7
8 na de andere en de ene ommuurde vestingstad na de andere! Ook kwamen wij vestingen tegen in bv Finland, die door de Zweden in hun glorietijd uit de grond gestampt waren. En toen kwam Gustaf Vasa! De grote vrijheidsheld van Zweden. Hij schudde met zijn leger de Denen van zich af, alleen in het Zuiden bleef het modderen geblazen met Denemarken. Dit i.v.m. de beheersing van de Sont, want dat bracht voor de Denen “goud” in het laatje! Het tol heffen in de Sont bij de passerende schepen was voor Denemarken een geweldig grote bron van inkomsten. Heel interessant is, dat de Denen eeuwen lang schriftelijk op datum hebben bijgehouden welke schepen de Sont passeerden en wat voor lading zij aan boord hadden! Gustaf Vasa was alleenheerser van 1523 – 1560. Hij zette het Zweedse Koninkrijk op poten, brak met de Paus en het Hof werd Luthers. Aan het eind van de 16e eeuw bloeide de handel en scheepvaart op en vooral de Nederlandse Koopvaardijschepen deden geweldige zaken in de Oostzee. Vooral graan, dat de Nederlanders uit de landen rond de Oostzee haalden, was enorm lucratief. Wij hebben het boek “Goud uit Graan”, waaruit Pieter van der Laan jaren terug die fantastische lezing over het gezonken Fluitschip op de Rede van Texel hield voor de Waterjoffers in Loosdrecht, gespeld. Het is ongelooflijk interessant te lezen hoe rijk de Republiek der Nederlanden geworden is aan deze graanhandel! Ik zal nog enkele heel belangrijke en interessante koningen en één koningin noemen uit de Zweedse geschiedenis. Ten eerste is dat Gustaf II Adolf (1611 – 1632). Deze koning was geweldig geliefd, was menselijk en wilde zijn volk gelukkig maken. Hij haalde veel buitenlanders naar Zweden, waaronder een groot aantal Nederlanders, waarvan de Amsterdammer Louis de Geer, initiatiefnemer en grondlegger van de ijzerindustrie in Zweden, een belangrijk man was. (Louis de Geer werd wapenleverancier van de Zweedse troepen en werd een rijk man). Ook liet Gustaf Adolf steden- en waterbouwkundigen uit Nederland komen om de stad Göteborg naar Amsterdams voorbeeld aan te laten leggen als handelshaven, maar ook als vestingwerk tegen de onophoudelijke invallen van de Denen. Gustaf Adolf richtte de “Zweedse Handelmaatschappij” op, die het monopolie van de kopermijnen kreeg (de belangrijkste industrie in die tijd). En hij vocht een langdurige strijd in de Dertigjarige Oorlog voor geloofsvrijheid. Een paar jaar voor het einde van deze oorlog sneuvelde hij. Zijn dochtertje Kristina was een klein meisje van 6 jaar toen zij troonopvolgster werd. Kristina (1632 – 1654) kwam onder regentschap van haar vaders Eerste Minister te staan tot zij meerderjarig werd. Kristina werd niet alleen aanbeden door de overigens zeer arme Zweedse bevolking, maar ook door velen in het buitenland. Zij was hyper intelligent en ging haar eigen weg. Zij smeet met geld en weigerde te trouwen en voor de troonopvolging te zorgen. Zij zei het Lutherdom vaarwel en werd Katholiek. Haar Kroningsstoet was buitensporig en overweldigend, terwijl het volk honger leed. De schatkist werd door haar leeg geschraapt en in 1654 deed Koningin Kristina afstand van de troon en koos voor haar vrijheid. Dat zelfde jaar vertrok zij naar Rome en liet een gigantisch groot Rijk achter, dat toen bestond uit Zweden, Finland, de Baltische Landen, Oost Pruisen en Pommeren. Een neef (Karl X Gustaf) volgde haar op en kon puin gaan ruimen. Er volgden nog een paar Karls en toen kwam Karl XII (1697 – 1718). Op 20-jarige leeftijd volgde hij zijn vader op. De schatkist was weer gevuld en er was weer een vloot die kon varen en een leger dat kon vechten. En vechten deed de jonge Karl XII! Hij werd de “Vechtkoning” genoemd, was waanzinnig populair en boekte in eerste instantie enorme overwinningen. In 1709, bij de slag van Poltava, werd het Zweedse leger jammerlijk in de pan gehakt en de Tsaar heroverde zijn afgepakte gebieden. Het Zweedse Rijk viel als een kaartenhuis in elkaar!
8
9 Er brak een tijd van rust aan. Kooplieden en industrie brachten rijkdom i.p.v. oorlogen. Er kwam een nieuwe Grondwet, de doodstraf en martelingen werden afgeschaft, ambachtscholen en modelfabrieken werden opgericht. Toen Gustaf IV Adolf (1792 – 1809) kinderloos bleef, moest er een nieuwe troonopvolger gezocht worden. Via een Zweedse luitenant, die aan het Franse Napoleontische Hof ging praten, werd Bernadotte naar voren geschoven. De nieuwe “Kroonprins” Marschalk Bernadotte, prins van Monte Corvo, werd Koning Karl III Johan en regeerde Zweden van 1809 – 1844. Zweden werd een heel humaan land en is waarschijnlijk nog steeds het meest humane land ter wereld. Er werd en wordt gigantisch veel gedaan voor de arbeiders. Zweden is zowel in de Eerste als in de Tweede Wereldoorlog neutraal gebleven (maar leverde wel wapens aan beide partijen). Vanaf 1973 is Carl XVI Gustaf koning van Zweden en zal t.z.t. waarschijnlijk opgevolgd worden door zijn dochter, kroonprinses Victoria met aan haar zijde Daniel (waar de kranten in Zweden bol van stonden toen wij er waren. Hij ziet er helaas helemaal niet leuk en spannend uit). Ik kom nog even terug op de voor Nederland heel erg belangrijke periode in het Oostzeegebied. De periode van 1600 tot 1850! Duizenden keren per jaar passeerden Nederlandse schepen de Sont. De scheepvaart en handel op het Oostzeegebied, waarvandaan vooral graan en ook ijzererts en koper werd meegenomen naar ons land, bracht Nederland meer rijkdom dan de V.O.C., iets wat je niet op school te horen krijgt. De “Gouden Eeuw” (Goud uit Graan!!) heeft zijn welvaart dus vooral te danken aan deze handelsroute! In alle Hanzesteden, die wij in de Oostzee aandeden, zie je heel veel Nederlandse invloeden. Je kijkt je ogen uit naar trap- en klokgevels en Hollandse pakhuizen. Het zijn dus niet alleen de leuke houten huizen in Zweden en ook in Finland, waar wij zo warm voor liepen. Het is ook het brok Nederlandse geschiedenis, dat wij in de Oostzee vonden, waar ons hart sneller van ging kloppen!! Na deze zware kost ga ik nu verder met onze zeiltocht vanaf het beëindigen van het motorgedeelte over het Götakanaal. Op maandag, 20 juli verlieten wij Stegeborg om ongeveer 10 uur, nadat een vreselijk aardige Zweed ons verzekerd had dat wij met ons schip met de stevige wind, die er stond, prima de Zweedse Scheren in konden duiken. Alles was heel goed aangegeven en zolang wij maar goed uit onze doppen bleven kijken zou het geen probleem zijn. Het was even moed vatten, want wij hadden wel aan de Westkust van Zweden tussen scheren door gevaren, maar wij wisten niet hoe het eruit zou zien aan de Oostkant. Het was windkracht 5 à 6 uit het W en daar gingen wij! Met behulp van onze kaarten en onze plotter slingerden wij tussen de Scheren: eindeloos veel eilanden, eilandjes en rotsen (meestal rond afgeslepen) boven en onder water door, met zo af en toe een haakse bocht in onze vaarroute. De rotsen die net boven water uit staken leken net nijlpaarden, die met hun rug boven water te voorschijn kwamen. Alles was inderdaad heel goed aangegeven, maar toch lukte het ons om een boei aan de verkeerde kant te ronden! Oei, oei! Om 12 uur hoorden wij een weerbericht in het Engels dat ons vertelde dat er een “near gale warning” voor het eind van de middag in de lucht hing. Het zag er om ons heen prachtig uit, maar voor alle zekerheid besloten wij niet verder te varen en Oxelösund aan te doen. Niet het meest idyllische plekje (er zijn daar hoogovens!), maar wij kozen vroeg in de middag de diepst in liggende haven en het was OK. De voorspelde “bijna”storm kwam niet. De volgende dag hing de boel echter van buien en hevige windstoten aan elkaar. Tegen half 4 „s middags, toen het weer iets rustiger werd, besloten wij uiteindelijk toch maar met oliepakken aan in Noordelijke richting te vertrekken naar het plaatsje Trosa. Wij spoten alleen
9
10 op een half opgerolde fok met windkracht 6 à 7 tussen allerlei eilandjes door. Het was heel erg geconcentreerd varen. Maar het was schitterend. Het is een prachtig gebied en wij konden alles bezeilen en kwamen ‟s avonds rond 9 uur in Trosa aan. Dit was geen probleem. In Zweden en de andere Scandinavische landen blijft het toch in die tijd eindeloos lang licht! En lang leve de plotter!! Echt waar, het is een geweldig zeker gevoel, dat je steeds weet waar je bent en meteen kan zien waar de rotsen onder water liggen. Trosa is een geweldig leuk maar wel erg toeristisch plaatsje. Een waar zeilersparadijs en het lag er dan ook stampvol met jachten. Wij meerden als nr. 4 af tegen een Deens schip, maakten nog snel even een wandelingetje door het plaatsje en doken ons bed in. De volgende dag, woensdag 22 juli, voeren wij met mooi rustig weer door een niet al te moeilijk stuk scheren verder naar het N via Södertälje naar het Mälarenmeer, een enorm groot en schitterend merengebied met grote eilanden ten O van Stockholm. Tegen het eind van de middag gingen wij in een kleine baai voor anker en dachten dat wij een prachtig eenzaam ankerplekje in de luwte van de wind op de kaart hadden uitgezocht. Hoewel wij al zeilend nauwelijks een boot tegenkwamen op de Mälaren, lagen er in het beschutte baaitje toch zeker wel een 15 boten die hetzelfde idee hadden gehad als wij. En toen brak de volgende dag aan. Donderdag, 23 juli. De dag waarop wij naar Stockholm zouden varen. Het was onvoorstelbaar dat wij het al zo snel zo ver hadden geschopt. Wij waren redelijk opgewonden en het was echt spannend om zo‟n grote stad, die gebouwd is op 14 eilanden, die verbonden worden door bruggen en veerdiensten, langzaam dichterbij te zien komen. Via het Davidskanaal en na een paar bruggen en de sluis die zoet en zout water scheidt, plonsden wij opeens rond 7 uur ‟s avonds middenin het gewirwar van grote en kleine schepen in het waterrijke centrum van Stockholm! Overal is water tussen de eilanden waarop de stad gebouwd is en overal zijn lichtjes. Overal varen ferry‟s, kleine motorbootjes, zeiljachten, vrachtschepen en gigantische luxe passagierskolossen door elkaar heen of liggen aan de kades van de verschillende eilanden. Het is één bruisend geheel en er staat steeds een behoorlijke deining door al dit drukke gedoe. Wat is Amsterdam dan rustig vergeleken bij Stockholm, bijna een provinciestadje! Wij meerden af in de haven Navishamnen op het eiland Djurgården, waar ook Tivoli en het beroemde Skansen (het eerste Openluchtmuseum ter wereld) op liggen en namen meteen contact op met Pien Wreesmann, die vorig jaar met Staffan Landén, een heel aardige Zweed, trouwde en haar Nederlandse leventje inruilde voor het Zweedse en nu samen met hem in Stockholm woont. Wij spraken af dat Duuk en ik de volgende dag eerst zelf een deel van Stockholm zouden gaan bekijken: Gamla Stan – “De Oude Stad” met oude Middeleeuwse huizen, nauwe geplaveide steegjes, leuke restaurantjes en gezellige pleintjes, dat tevens het centrum van Stockholm is – en Slussen – een ander interessant oud gedeelte – en verder het Koninklijk Slot “De Drie Kronen”, dat maar liefst meer dan 600 kamers/vertrekken telt en waar wij net de wisseling van de wacht meemaakten. (Koningin Kristina bewoonde dit kasteel met haar hofhouding!) Pien en Staffan + Kirsten, een Nederlands vriendinnetje van Pien, dat bij hen logeerde, zouden daarna tegen borreltijd bij ons aan boord komen. Ze kwamen op de fiets en het was werkelijk vreselijk leuk om Pien zomaar in Stockholm te zien. Ze zag er ontzettend goed en happy uit en alles voelde meteen net als vroeger aan. Staffan spreekt een paar woorden Nederlands en verstaat een hele hoop, wat wel heel knap van hem is. Het is gewoon een hele aardige vent. Toen wij geen wijn of bier of enig ander alcoholisch drankje aan Pien en Kirsten kwijt konden, kwam het hoge woord eruit. Wij zaten aan boord met twee a.s. moeders!! Pien en Staffan zaten te glunderen! Heel erg leuk voor Annelize en Boudewijn, die nu ook grootmoeder en grootvader gaan worden! Annelize mailde ons dat zij al begonnen is om Zweeds te leren spreken, zodat zij met haar kleinkind later lekker zal kunnen babbelen. De dag erop, op zondag, 25 juli, kwam Duukie (Duuk jr.) met het vliegtuig aan, die een week met ons mee zou varen richting Helsinki. Wij aten wat en sleepte hem daarna meteen mee het museum in om de Wasa (de één
10
11 zegt Wasa, de ander Vasa) te bekijken. Koning Gustaf II Adolf‟s oorlogsschip, De Wasa, gebouwd tussen 1626 en 1628, dat de trots van de Zweedse oorlogsvloot zou moeten worden met een gigantische hoeveelheid kanonnen aan boord, sloeg na de tewaterlating na 300 m en dus enkele minuten varen, in een windvlaag in de haven om, zonk naar de bodem en verging vlakbij de jachthaven waar wij met de Bolle Bato lagen. Ongeveer 50 man kwam om het leven, de rest wist zich te redden. Na 333 jaar op de bodem van de Stockholmse wateren te hebben gelegen, werd het schip gelicht en bevrijd van slijk en water. Gedurende 17 jaar is het schip om de 20 min. besprenkeld met een bepaalde vloeistof die water afstoot en de consistentie van was aanneemt. Sinds 1990 wordt de Wasa in het schemerduister gehouden in een speciaal museum wat helemaal om het schip is heen gebouwd. Heel interessant om het 69 m lange en vijf!! verdiepingen hoge schip zo gaaf te zien met prachtig beeldhouwwerk, nadat het zo lang onder water gelegen heeft. Maar dat dat ding omgeduveld is leek ons (of liever gezegd mij) geen wonder. De opbouw was zo griezelig hoog, dat zelfs een leek zich achter de oren zou hebben gekrabd en zich afgevraagd zou hebben of het wel verantwoord zou zijn om daarmee het zeegat uit te varen, zelfs met een geweldige hoeveelheid aan ballast. Na dit educatieve bezoek pakten wij de bus en gingen bij Pien en Staffan in de Rörstrandgatan een borrel met allemaal lekkere hapjes halen en bewonderden wij hun fantastisch leuke en gezellig ingerichte flat. Met de metro reden wij met ons allen naar Gamla Stan, waar de oude luitjes de jonkies mee uit eten namen. Op deze manier zag Duukie de “oude stad” van Stockholm ook nog even “by night”. Het was geweldig leuk om bij te kletsen met Pien, die wij vanaf de optimistentijd in Loosdrecht kennen, en wij hebben best bewondering voor haar zoals zij haar nieuwe bestaan in Zweden samen met Staffan aan het opbouwen is. Al is Zweden een Westers en heel mooi land, het leven is er toch heel anders dan in Nederland! Uiteindelijk namen wij afscheid van Pien, Staffan en Kirsten en pakten de pont naar Djurgården waar de BB trouw op ons lag te wachten in de Navishamnen. Wij hebben genoten van Stockholm. Het is ongetwijfeld één van de mooiste hoofdsteden van de wereld. De ligging is schitterend. In de Middeleeuwen werd Stockholm door Birgel Jarl gesticht op het kleine visserseiland (wat nu Gamla Stan is) in de stroom van de monding van het Mälarenmeer aan de O kant en de met duizenden rotsige eilanden en eilandjes bestrooide baai aan de Oostzee-kant. Hij vond dat het eiland op een prachtig economisch en strategisch sterke positie lag! En dat is ook zo. De stad werd versterkt met muren en torens en de wateren werden in die tijd afgesloten met zware kettingen tegen de Baltische zeerovers. Op dit moment wonen er bijna 2 miljoen mensen in Stockholm. Op zondag, 26 juli, beginnen wij aan onze tocht met kleine Duuk. Het is wel heel leuk dat hij gekomen is en het is vreselijk gezellig met hem. En daarbij is hij een goede en heel handige bemanning en zeiler. Dat scheelt heel wat werk voor zijn oude moeder! Wij vertrekken rond 9 uur met een lopende W-wind. Ik weet niet of het jullie opgevallen is, maar wij hebben tot nu toe nog nauwelijks hoeven te kruisen, sinds wij uit Nederland vertrokken zijn!! Soms een enkel slagje en dat is het zo‟n beetje tot nu toe. Wij boffen daar enorm mee en schieten dan ook gigantisch op. Wij verslinden afstanden. Wij verlaten Stockholm en varen met zijn drieën tussen de Scheren door in Noordelijke richting naar Arholma, waar wij om 18.30 uur voor anker gaan. Het is een prachtig gebied en het is telkens zo afwisselend. Je kijkt je ogen uit! Het scherenvaren is een heel bijzondere belevenis en wij genieten. Onderweg maakten wij van een witte zakdoek en blauw spinnaker-reparatietape een Fins gastenvlaggetje. Wij konden zo‟n vlaggetje nergens op de kop tikken. Het werkte prima. De volgende dag duiken wij Oostwaarts de Åland Archipel in met alweer mooi weer en gunstige wind, richting Finland. Wij verlaten Arholma rond half 10, scharrelen tussen verschillende eilanden door en gaan op weg naar Mariehamn. Alles gaat zo voorspoedig dat wij de koers verleggen naar Rödhamn, dat een stukje verderop ligt. Ook daar zijn wij te vroeg
11
12 en kunnen nog best een stuk door. Uiteindelijk meren wij rond 17.30 uur af in Degerby en gaan daar heerlijk uit eten in het “restaurang”, aan de haven. Dinsdag, 28 juli, ontdekken wij, dat de Finse tijd één uur later is dan de onze. Er worden boodschappen gedaan en de route wordt door Duuk sr. in de plotter gezet. Het doel van vandaag is Jurmö en het weer is minder mooi. Het is zwaar bewolkt en de wind komt dit keer uit het Z. We varen een paar heel spannende stukjes door nauwe en ondiepe scheren en moeten op open water NB een paar uur kruisen! Aan het eind van de middag komen wij met behoorlijk veel wind op Jurmö aan en hebben veel geluk, want wij pikken er de laatste ligplaats in aan de drijvende steiger. Het is een enig eilandje. Heel klein, met een kioskje waar je moet betalen en een plofplé met deksel in een hokje. Wat verderop staan een paar vissershuisjes en dat is alles. De volgende dag is het gelukkig weer mooi weer en het wordt een prachtige zeildag. De gennaker gaat er op en we lopen als een tierelier. Bij het scherengebied ten Z. van Kasnäs gaat de gennaker er weer af, want het is weer heel secuur varen en koers wijzigen bij het friemelen tussen de rotsen en eilanden door. Het lijkt of je een puzzeltocht vaart of een autorally rijdt. Zo ben je steeds aan het uitknobbelen hoe je moet varen. Het is enorm uitkijken geblazen, vooral als de wind je zo snel vooruit blaast. En dan om 17.00 uur komen wij opeens bij het vaste land van Finland in Hankö aan. Een gekke gewaarwording. Het lijkt zo ver om over te wippen van het vaste land van Zweden naar het vaste land van Finland, maar in drie sprongen van 40,1, 49,6 en 43,9 Mijl ben je er al. We liepen wat rond in Hankö, en dronken wat op de zeilclub. Het is een heel geanimeerd zeilersgebeuren. De haven is groot en er werden wedstrijden gezeild op zee. Donderdag, 30 juli. Stralend weer en weer gunstige wind: ZW. Wij hebben echt de smaak te pakken. Grootzeil en gennaker worden er weer opgezet. De Duuken genieten! De scheren langs de Z-kust van Finland zijn anders dan de Zweedse, maar ook weer prachtig. Tegen het eind van de middag varen wij een schitterend natuurgebied in. Het lijkt wel of wij op de Drecht in Loosdrecht terecht zijn gekomen. Wij varen een stuk door slootachtig vaarwater met veel riet langs de kanten. Na wat geslinger door smalle en ondiepe watertjes, komen wij in het haventje Ältsjö aan de Barösund aan. Wij meren af aan de drijvende steiger met hekboeien. Wij zijn in een kleine oase aangekomen. Het is heel onverwachts en de natuur is ongelooflijk mooi. Een paar Finnen zijn aan het BBQ-en en er zijn een paar mensen aan het vissen. Er is ook nog een steiger langs de rotsen aangebracht. Het is er primitief, vredig en gezellig. De volgende dag worden wij wakker en zien dat het bewolkt en regenachtig is. Dat is ons lang niet overkomen. Het is weer even wennen geblazen. De zeilpakken worden aangehesen en wij kronkelen weer het romantisch verrassingsvolle natuurgebied uit op weg naar Lätheelä/Källvik. De wind is heel slap en wij krijgen een paar gigantische buien over ons heen. Zo af en toe zagen wij niets meer, alleen miljoenen druppels op het water om ons heen. Tegen theetijd meren wij af op de plaats van bestemming en ook dit is een heel leuk plekje. Alleen twee drijvende steigers middenin de natuur. We zetten de kuiptent op en houden zo de boel een beetje droog. Het was één van de mindere dagen. Gelukkig is het als wij wakker worden op zaterdag, 1 augustus, redelijk weer. Wij gaan op weg naar . . . Helsinki!! Het is me wat. Wij raken steeds verder en verder van huis en wij moeten ook nog helemaal terug. Het is wel een beetje beangstigend, want alles gaat zo voorspoedig en wij moeten er niet aan denken dat wij het hele stuk terug moeten opboksen tegen W-winden en slecht weer. Het beste is om daar maar niet teveel bij stil te staan. Wij vertrekken vroeg en zien om 11.00 uur Helsinki al in de verte opdoemen. Het is weer reuze spannend om een paar uur later via ingewikkelde betonning deze grote havenstad met je zeilbootje binnen te varen langs wat rotsen en eilanden met veel vracht- en passagiersschepen om je heen. Om 14.00 uur meren wij al af in de Katajanokka Guest Harbour, vlakbij het centrum en vlakbij 5 grote ijsbrekers, die langs de kant liggen. Opeens besef je dan dat het in
12
13 deze Scandinavische landen niet altijd zomer is!! Schuin boven onze haven torent de Orthodoxe Uspensky Kathedraal uit met 13 gouden torens, die Jezus en zijn 12 apostelen moeten voorstellen. Wij gooien de vuile was maar weer eens een keertje in de wasmachine van de jachthaven en sjouwen de stad in. Ook Helsinki is schitterend. Heel anders dan Stockholm. Kleiner en rustiger, heel vriendelijk en gezellig. De haven wordt ook hier gevuld met enorme passagiers-/cruiseschepen, die af en aan varen. De stad heeft prachtige gebouwen en kerken. Je voelt de Russische invloeden. (Vanaf 1155 was Finland af en aan onderdeel van het Zweedse Rijk en kwam na 1809 onder Russisch bewind. In 1917 werd Finland onafhankelijk.). De overweldigende witte Helsinki Kathedraal (ontworpen door de grote bouwmeester Carl Ludvig Engel op verzoek van de Tsaar en gebouwd tussen 1822 en 1852) midden in de stad is indrukwekkend en toen wij er langs liepen begon er net een dienst. Honderden mensen gingen naar binnen. Helsinki telt ongeveer 550.000 inwoners. De regering zetelt in Helsinki en verder zijn er de ambassades, de consulaten, de rechtbank, de Finse Bank en ga maar zo door. De jongere mensen spreken goed Engels. Gelukkig maar, want het Fins is een taal apart. Estland en Finland hebben meer gemeen met hun taal dan Zweden en Finland. De Duuken en ik gaan diezelfde dag uit eten en komen bij een heerlijke Griek terecht, nadat het Finse tentje dat ons was aangeraden helaas vol was. Wij hebben toen maar op zijn “Grieks” gevierd dat wij in 7 dagen van Stockholm naar Helsinki voeren en tevens was het het galgenmaal van Duukie. Het was verdomd gezellig om 8 dagen met hem op te trekken. En al zeggen wij het zelf: het is een vreselijk aardige vent en wij boffen dat hij nog met zijn oude luitjes op pad wil. Maar ja, hij heeft veel vakantiedagen en Carlijn helaas veel minder. En zo pikt mijnheer gemakkelijk nog een graantje mee. Maar het was leuk! Maar eerst gaan wij zondagochtend, voordat Duuk om 15.00 uur met de bus naar het vliegveld vertrekt, na een ontbijtje met roerei, met de ferry naar het Fort Suomenlina dat op zes eilandjes voor Helsinki door de Zweden werd gebouwd in de 17e eeuw. Het is geplaatst op de UNESCO Wereld Erfgoed Lijst. Het fort was niet alleen bedoeld om Helsinki te beschermen, maar vooral ook om de Russische vloot de baas te blijven en ze de pas af te snijden naar de Oostzee. Wij namen een Engelse rondleiding, die wel geestig was. Het fort is prachtig gerestaureerd en het was heel interessant om middenin het fort de Droogdokken te zien, die gebruikt werden om oorlogsschepen op te lappen als dat nodig was. Suomenlina, waarvan gedacht werd dat het onneembaar was, gaf zich in 1808 over aan de Russen en zo werd Finland dus Russisch. Tijdens de Krim Oorlog werd het fort ernstig beschadigd door bombardementen van de gecombineerde Engels en Franse vloot. Nu is er op één van eilanden de Finse Marine Academie gevestigd. Na de rondleiding aten wij nog een lekker broodje en gingen terug naar de BB, waar Duuk zijn spullen pakte. Wij namen afscheid van hem bij de bus bij het station, die hem weer naar het vliegveld en naar zijn Carlijn zou brengen. In een wilde bui hebben Duuk en ik nog geïnformeerd of er een manier was om vanuit Helsinki twee dagen naar St. Petersburg te reizen met een schip of per trein of bus. Wij zaten er nu toch zo dichtbij en zelf er naar toe varen leek ons te ingewikkeld met alle papieren rompslomp en het zou te lang duren i.v.m. het stuk dat wij nog terug naar huis zouden moeten zeilen. Maar die droom was al snel uit de wereld geholpen. Er voeren geen schepen meer van Helsinki naar St. Petersburg en als wij met de trein zouden gaan dan zouden wij visa nodig hebben en voordat wij die zouden krijgen zou er zeker een week voorbij gaan. Mochten wij extra geld onder de tafel door willen schuiven dan zouden wij de visa waarschijnlijk een paar dagen eerder in handen krijgen! Dus wij besloten die kant helemaal niet op te gaan. En . . . in plaats daarvan vertrokken wij op maandag, 3 augustus, naar . . . Estland, Estonia! Wij verbouwden de witte zakdoek nu in een Estlands gastenvlaggetje met zwart tape, blauw tape en nog een stukje wit van de zakdoek en vertrokken met heel mooi weer, na diesel getankt te hebben, om 9.00 uur richting Lohusalu, dat iets ten W ligt van Tallinn (scheelt weer
13
14 een dag varen!). En jullie willen het geloven of niet, de wind is om! Hij komt uit Noordelijke richting en zal nog een aantal dagen N of NO blijven. Het lijkt wel of wij een wind”engeltje” op onze schouder hebben zitten. Helaas zit er geen plotter”engeltje” op onze andere schouder! Na een uur varen merkt Duuk dat de GPS-module van zijn plotter geen sjoege meer geeft. Duuk kijkt behoorlijk beteuterd en kreunt luidruchtig. Hij belt met Dekker in Zaandam en die denkt dat het de kabelverbinding naar de antenne is, of dat de antenne zelf het begeven heeft. Duuk prutst wat aan de antenne en aan stekkertjes en geeft het op. Gelukkig heeft hij nog een “handheld” GPS bij zich en daar moeten wij het verder mee doen. Na een heerlijke zeildag met een licht wisselend windje steeds uit verschillende goede hoeken meren wij na 54,8 M varen in Lohusalu, op aanwijzing van de havenmeester in een eenvoudig haventje, af. De havenmeester is geweldig. Hij straalt van trots, is vrolijk, behulpzaam, spreekt twee woorden Engels en de rest gaat met handen en voeten en hij is tandenloos. En het is niet te geloven, maar in een dag varen hebben wij de “hop” gemaakt naar Estland. Het verbaasd ons dat het allemaal zo dichtbij is. Op woensdag, 4 augustus, vergissen wij ons vies in het tijdsverschil. Wij gebruiken n.l. nog steeds “onze” tijd. De wekker gaat om 4.30 uur ‟s ochtends al!! (een uurtje later was beter geweest!) Wij stappen om 5.50 uur in een minibusje naar Tallinn. Het is een dik uur rijden en het busje, met zijn wel heel dikke chauffeur, maakt vele stops onderweg. Steeds stappen er weer mensen in en uit. Aan de schoenen van de mensen zie je dat het nog wel armoedig is op het platteland. Ze zijn afgetrapt, ook de schoenen met hoge hakken. Om 6.55 uur stappen wij uit in Tallinn. Alles is nog dicht en wij zakken als twee duffe citroenen in een rozenparkje op een bankje neer. Na een uur komt het leven bij ons terug en lopen wij via de “Twin Towers”, twee torens met een poort in de oude muur, die de schitterende oude stad van Tallinn omringt, de oude Hanzestad binnen. Tallinn was boven verwachting mooi en bijzonder. Misschien ook wel omdat wij zo vroeg waren. Het is n.l. vreselijk toeristisch en het ene passagiersschip na het andere levert hordes mensen af voor het sightseeën. Tallinn is prachtig bewaard gebleven en het was echt één van de toppers van onze vakantie. Eerst liepen Duuk en ik een uur rond, dronken koffie en besloten daarna een Engels gesproken rondleiding van 10 tot 12 uur te nemen. Het was een privé tour. Wij waren met ons elven. Wij tweeën en verder Canadezen, Amerikanen en een Australiër. Het Estonische meisje dat de rondtour gaf en met een Australiër getrouwd was, vertelde heel erg leuk over de bijna 800 jaar oude stad, die ook weer op de Wereld Erfgoed Lijst van UNESCO staat. Door zo‟n tour met uitleg gaat zo‟n stad wel veel meer leven. De Russen hebben een enorme stempel op Estland gedrukt en er wonen nog steeds veel Russen, ongeveer 28% van de 1,5 miljoen inwoners. Sinds 1997 werd Estland eindelijk onafhankelijk en het is ongelooflijk wat er in die korte tijd in het land gebeurd is. De Westerse invloed is duidelijk te merken. De huizen, gebouwen en kerken in Tallinn, zijn schitterend en de hele “oude stad” is ongelooflijk mooi gerestaureerd. Wij lunchen buiten op een pleintje en nemen het minibusje om 14.55 uur terug naar Lohusalu. Dit keer proppen zich er nog veel meer mensen in dan op de heenweg. Duuk, met een rottige heup die hoe langer hoe meer op gaat spelen en pijn gaat doen, moest het eerste half uur staan. De dag erop varen wij met een zwak windje uit het NO naar Dirhami, dat op het meest NWtelijke puntje van Estland ligt. Het is prachtig weer en na dik acht uur varen meren wij af in deze vissershaven (vooral in de winter liggen er veel Russische vissersschepen) met keurige drijvende steiger voor jachten. Weer groots ontvangst door onze nieuwe Estlandse havenmeester. Dit keer met tanden in zijn mond. Ook hij is vreselijk behulpzaam en aardig en spreekt 2 woorden Engels en drie woorden Duits. In een tentje aan het strand eten wij onze laatste Estlandse kronen op. Voor 165,- EKR = 11 Euro, krijgen wij een pizza, een Griekse salade en 2 pannenkoeken met aardbeien en ijs. Duuk knobbelt de route uit voor de dag van morgen en daarna duiken wij op tijd ons bed in. Donderdag, 6 augustus, staan wij om 6 uur op, ontbijten en gooien de “trossen” los rond half 7. Voorzichtig varen wij tussen de
14
15 gedeeltelijk onder water liggende rotsen door de haven uit. De zon schijnt zoals steeds de laatste dagen en de wind komt uit het N! Het weer is gewoon ideaal. Het kan gewoon niet beter, want wij hebben besloten over te steken naar Lauterhorn op Färö, een eiland boven Gotland in Zweden. Het ligt ruim 160 M weg en wij zullen ‟s nachts doorvaren. Wij zien ten Z van ons Vormsi liggen als wij er voorbij varen. Op dit Estlandse eiland liggen de wortels van de familie van mijn grootmoeder Heldring, waarnaar Annetje, het oudste dochtertje van mijn broer Maurits, genoemd is! Verder passeren wij Hüumaa, een heel groot Estlands eiland ten W van Vormsi en varen dan bijna plat voor de wind met gennaker en uitgeboomde fok richting Färö. De prachtige gerelaxte zeildag gaat over in een schitterende nacht met volle maan. Onder de maan hangt een fel licht. Duuk denkt aan het internationale ruimtestation ISS. Het houdt ons bezig wat dat licht nu eigenlijk zal zijn. Twee dagen later krijgen wij een SMSje van Max Les met de vraag of wij de enorm fel verlichte planeet Jupiter al gezien hebben, want Jupiter staat op het ogenblik heel dicht bij de aarde. Dus die vraag is nu meteen opgelost. Om de beurt gaan wij een paar uur slapen terwijl de BB met gennaker maar vrolijk door tuft. Wij zien de volgende morgen redelijk wat vrachtverkeer, en wij zien land opdoemen. Rond half 3 ‟s middags gaat de gennaker er af en om half 4 leggen wij aan in het haventje van Lauterhorn. Duuk is helemaal in zijn nopjes. Hij heeft nog nooit zo lang met gennaker gevaren in zijn leven: 27 uur en 40 min.! De kust bij Lauterhorn ziet er heel interessant en spannend uit. Er staan allemaal “pinnacles” die in Zweden raukar genoemd worden, rotsachtige zuilen, langs de kust, die overblijfselen zijn van 400 miljoen jaaroude koraalriffen! Na het eten wandelen Duuk en ik er naar toe. Er scharrelen een aantal mensen, net zoals wij, rond tussen de door de zee, erosie en de tand des tijds ontstane uithollingen en rotsformaties. Wij vinden er fossiele afdrukken van een grote slak van wel 20 cm en van een varenblad. De natuur op Färö is behalve deze toeristische trekpleister, fantastisch mooi en het is er heerlijk rustig. Na lekker geslapen te hebben en weer een beetje bijgekomen te zijn van de grote overtocht, vertrekken wij de volgende dag met alweer prachtig weer en O wind naar de oude Hanzestad Visby op Gotland en lopen daar rond 7 uur ‟s avonds de haven binnen. Ook het oude stadje Visby staat op de Wereld Erfgoed Lijst van UNESCO, en tot onze verbazing lopen er honderden mensen in Middeleeuwse klederdracht rond door de smalle straatjes met leuke huisjes en over pleintjes met mooie doorkijkjes met heel veel bloemen. Het blijkt een Middeleeuwse week te zijn, die jaarlijks in Visby wordt gehouden. Het maakt het stadje wel heel speciaal en ook hier treffen wij trap- en klokgeveltjes aan! De 12e eeuw was het tijdperk van grote bloei van Visby, dat op de kruising van de handelsroutes tussen Duitsland en Rusland lag. Onvoorstelbare rijkdommen werden via Gotland verhandeld. In de 13e eeuw werd de stad ommuurd. Gotland werd in de daaropvolgende eeuwen herhaaldelijk overvallen en is lange tijd in Deense handen geweest. In 1645 viel het eiland weer in Zweedse handen. Duuk en ik gaan heerlijk uit eten aan de haven in het “restaurang” “Florence” en blijven een dag extra in Visby liggen om alles uitgebreid te kunnen bekijken. In de Botanische tuin met een beeld van Linnaeus (deze beroemde Zweed komen wij trouwens overal in Zweden tegen!) worden wij plotseling overvallen door een enorme stortbui, die zeker 3 kwartier aanhoudt. Alle “Middeleeuwse mensen” die ook dáár rondlopen, staan met de toeristen onder prachtig oude bomen in de tuin te schuilen. ‟s Avonds gaan wij alweer lekker uit eten. Wij nemen het ervan. Op maandag, 10 augustus, vertrekken wij alweer met mooi weer en matige O wind naar Byxelkrok op Öland, het 135 km lange vlindereiland van Niels Holgersson, met zijn schat aan bijzondere planten. Linnaeus viel er van de ene verbazing in de andere. Het gaat harder waaien en wij zetten de oversteek alleen op de fok voort. De dag erop regent het en waait het stevig. Wij slapen uit en als het weer ‟s middags opklaart maken Duuk en ik een fietstocht over het Noordelijke deel van het eiland. Ook hier zien wij aan de NW-kust beroemde verweerde raukar (kalksteenrotsen). Verder is het landschap vlak, komen wij langs een schitterende baai, langs Vikingresten en fietsen wij door mooie bossen. ‟s Nachts slapen
15
16 wij niet erg lekker, want wij liggen behoorlijk te hobbelen in de haven door wind en golven. Dan gaan wij de volgende dag weer op weg, nu naar Borgholm, het hoofdplaatsje van Öland. (De Koninklijke Familie heeft haar zomerresidentie iets ten Z van Borgholm). Wij varen langs de “Blauwe Jungfrau” (Bla Jungfrun) een klein eilandje van 86 m hoog en komen rond 4 uur met stevige wind aan in Borgholm met de enorme ruïne van het oude kasteel Borgholm, dat boven het plaatsje uittorent. De dag er op, donderdag 13 aug., klimmen wij naar boven om het slot te bekijken. Het is weer een gigantisch ding, waar door de eeuwen heen zware gevechten hebben plaatsgevonden. Zweden, Denen en Duitsers hebben om beurten het slot in handen gehad. In de Kalmar Oorlog van 1611 – 1613 is het kasteel zwaar gehavend uit de strijd gekomen en werd het met hulp van Koning Karl X Gustaf weer gedeeltelijk opgebouwd. Ook aan dit slot kleeft een Nederlands vleugje oorlogszucht. De Nederlanders lieten hun eigenbelang i.v.m. het handelsgebeuren in de Oostzee flink gelden. Dan weer waren zij voor de Zweden en hielpen hen tegen de Denen en dan boden zij Denemarken weer hun hulp aan. Dit natuurlijk om zoete broodjes te bakken met de Denen voor een verzekerde doorvaart door de Sont! Zo stond de zeeslag in 1676 bij het eiland Öland tussen de Zweedse vloot en de gecombineerde Deense en Hollandse vloot, NB onder bevel van onze eigen Cornelis Tromp, die op de buitenplaats Trompenburg woonde in ons dorp ‟s-Graveland!! Het Kalmar Slott werd eerst veroverd en daarna kwam het Borgholm Slott aan de beurt. Tromp behaalde de overwinning in 1680 en kreeg daarvoor de versierselen van de Deense ridderorde van de Witte Olifant. Ik wist wel dat het schip, waar Tromp op voer, “De Witte Olifant” heette en dat op het dak van Trompenburg een vergulde windwijzer van datzelfde schip staat te draaien in de wind, maar nu snap ik opeens waar die naam “De Witte Olifant” vandaan komt! Diezelfde middag varen wij door naar Kalmar aan het vaste land van Zweden. Een leuk tochtje tussen betonning en onder de kilometers lange brug, die Zweden met Öland verbindt, door. Wij meren af in de binnenkom van Kalmar, precies tegenover het Toeristenbureau. Kalmar is de eerste grotere plaats die wij aandoen na Helsinki met een uitgebreide watersportwinkel en Duuk hoopt hier een nieuwe antenne voor zijn plotter op de kop te kunnen tikken. Maar deze poging mislukt. Wij wandelen door het plaatsje heen en nemen foto‟s van het werkelijk prachtige Renaissance Kasteel: het Kalmar Slott, maar wij kunnen de moed niet opbrengen om alweer een kasteel te bekijken! Hoe mooi het er ook uit ziet. Op vrijdag, 14 aug. steken wij weer over naar Öland, naar het plaatsje Mörbylanga. Wij zien donkere wolken in de verte, laten het grootzeil zakken en zien dan plotseling witte koppen op de golven in sneltreinvaart op ons af komen. Wij waren net op tijd om de fok weg te rollen en zitten ineens middenin een vreselijk onstuimige wind. Het poeierde windkracht 7 à 8 en wij waren vlakbij de haveningang. Duuk draaide de BB in de wind en wij bleven zo een kwartier lang met de motor bij wachten totdat het ergste voorbij was en wij de haven binnen konden lopen. Het plaatsje is klein en er is eigenlijk niets. Wij kunnen er geen fietsen huren en Duuk offert zich de volgende dag op en blijft aan boord om te prutsen aan de Bolle Bato en ik ga op onze vouwfiets naar de Stora Alvaret, de öde kalkstenen vlakte op Zuid Öland, waar zoveel bijzondere planten (Linnaeus vond er o.a. 30 verschillende soorten orchideeën) en fauna voorkomen en wat natuurreservaat is. Onderweg kom ik een aantal molens tegen. Vroeger stonden er een paar duizend molens te draaien, nu zijn er nog maar 200 over. Ik kwam langs 5000 jaar oude grafheuvels, langs Runenstenen en ik fietste over de eindeloze vlakte naar Möckelmossen, een heel groot Alvar-meer (waar ik veel parnassia zag bloeien) en waar in de herfst tijdens de trek duizenden kraanvogels neerstrijken om te fourageren. Net na 1 uur ben ik terug bij de boot. Het weer is aan het verslechteren. Het waait hard en er is veel zware bewolking. Tegen 2 uur vertrekken wij toch richting Kristianopel, een heel leuk plaatsje, dat weer op het vaste land van Zweden ligt. Wij zigzaggen dus al een paar dagen tussen het vaste land van Zweden en Öland op en neer. En helaas moeten wij nu letterlijk ook zigzaggen (kruisen) om in Kristianopel te belanden. Eigenlijk zijn wij een beetje te laat vertrokken en
16
17 hebben wij ons een beetje verkeken op de aanwakkerende wind en de tegenstroom. Er staat een nare zee. Door de harde wind hebben wij het grootzeil moeten strijken en varen alleen op de fok. En dat betekent dat wij niet zo hoog kunnen varen en de oversteek dus langer zal duren. Het daglicht half augustus is veel korter geworden dan de hele lange dagen in juni en rond half 9 valt de schemering al in. Duuk zet de motor bij en zit wel in spanning. Het wordt donker en wij vinden om half 10 gelukkig de boei die wij nodig hebben om Kristianopel aan te kunnen lopen tussen ondieptes en rotsen door. Wij zijn heel blij met het geleide licht op de wal en met zaklantaarns varen wij heel langzaam en heel voorzichtig van de ene boei naar de andere, die de vaargeul aangeven. Om 10 uur „s avonds meren wij af in de haven en zijn vreselijk opgelucht dat wij geen rotsen geraakt hebben. De volgende dag waait het hard (windkracht 7 à 8). Wij slapen uit en lopen daarna door het heel leuke langwerpige vestingstadje dat door de Denen in 1603 gebouwd is. Vooral de kerk uit 1624 is bijzonder en er wappert zowel de Zweedse als de Deense vlag. Ook hier leverden de Denen en de Zweden uitgebreide gevechten! Wij bezochten nog de “Rosengarden”, maar de meeste rozen waren zo langzamerhand uitgebloeid en wij aten een werkelijk overheerlijk broodje garnalen bij het “kleine café” aan de haven. Maandag, 17 aug. is het mooi zonnig weer, maar waait het nog steeds hard (6 à 7). Wij zien een Deen bij het uitvaren van de haven vlakbij op de rotsen lopen. Hij had de boei aan de verkeerde kant gerond. Maar hij kwam er weer vanaf en voer snel met een rode kop weg. Het weerbericht is niet om te juichen, maar om 11 uur wordt het wat rustiger en besluiten wij toch maar te gaan. Het doel is Utklippan, het meest ZO-telijke eilandje van Zweden. De terugweg naar Nederland loopt niet zo soepeltjes als op de heenweg richting Helsinki. Het is weer kruisen geblazen. In directe lijn naar Utklippan is de afstand maar 24 M en wij meren om 18.30 uur af in het piepkleine vissershaventje van Utklippan na 41 M gekruist te hebben. Utklippan is alweer een hoogtepunt! Het bestaat uit twee kleine rotsige eilandjes, die ieder niet groter dan een voetbalveld, of misschien anderhalf voetbalveld zijn. Op het ene staat de vuurtoren met twee huisjes, waarvan één voor de havenmeester. Dan komt er een nauwe doorgang, een sund. En dan krijg je het andere eilandje met een vluchthaventje. Er liggen een paar roeibootjes klaar waarmee je over kan roeien naar het andere eilandje. Aan één kant van het havenkommetje is wel iets van elektriciteit. Waar wij liggen niet. Er liggen 7 schepen. De havenmeester met mooie snor en een heel speciaal baardje, komt aanroeien vanaf het andere eilandje om het havengeld te innen en hij verkoopt heerlijke gerookte zalm, die hij meebrengt in een koelbox. Wij smullen er 2 dagen van. De volgende dag poeiert het en blijven wij liggen. De verbroedering met de mensen van de andere schepen is groot. Wij kijken gefascineerd naar de huizenhoge sproeiers van de golven die over de rotsen slaan en wisselen vakantieverhalen uit. Ik pluk bakkenvol heerlijke bramen, die op beschutte plekken tussen de rotsen groeien. Er zit een hele groep aalscholvers en verder natuurlijk meeuwen en er schijnen 500 zeehonden rond de eilandjes te zitten (of te liggen), maar die hebben wij niet gezien. Woensdag, 19 aug. gaat de barometer opeens naar boven. Het is prachtig weer met een NW-ten windje en wij vertrekken om 7 uur ‟s ochtends richting Simrishamn, waar wij om 5 uur ‟s middags al aankomen na een schitterende zeildag. Zo zie je maar: het kan vriezen en het kan dooien. Wij zijn eindelijk door de depressie heen lijkt het. Duuk gaat de volgende dag, na 2 maanden, naar de kapper. Hij wordt geknipt door één van de twee geweldig dikke schommels van zusters, die samen de kapperszaak runnen en geen van tweeën draagt een BH! Maar de ene zuster heeft Duuk al zwabberend keurig geknipt (hoewel hij nauwelijks haar op zijn kop heeft), en hij kan er weer even tegen. Ik sloeg ondertussen wat eten in en samen wandelen wij nog even door het plaatsje. Daarna gaan wij weer op pad, want wij moeten het gunstige weer meteen pakken. Wij slaan Skillinge, waar wij eerst van plan waren naar toe te gaan, over en missen daardoor het Huis Glimmingen uit Niels Holgersson en varen door naar Ystad. Wij eten heerlijk op het terras van het havenrestaurant en maken een wandeling door het leuke oude Middeleeuwse plaatsje. Wij krijgen een paar Zweden op
17
18 bezoek. Één Zweed brengt zijn zeilschip, dat 2,10 m! diep steekt met een vriend naar Nederland, naar Muiderzand. Zijn vrouw werkt bij AKZO Nobel en is overgeplaatst naar het hoofdkantoor in Nederland en het hele gezin gaat in Arnhem wonen. Zij krijgen uitleg van Duuk waar zij wel en vooral waar zij niet naar binnen kunnen varen bij de Wadden met hun diepgang en hoe zij rekening moeten houden met het tij. Het waren aardige kerels. De volgende dag vertrekken wij vroeg, om 8 uur. Wij willen vóór de voorspelde regenbuien in Smygehamn (Smokkelhaven!), het meest Zuidelijke plaatsje van Zweden, zijn. Er zijn hoge golven maar nauwelijks of geen wind. Wij zetten wel het grootzeil en motorzeilen een stuk langs de kust. Om 10 uur komt er wind en om 12 uur zijn wij op de plaats van bestemming in het zonnetje en de regen blijft weg. Naast de haven bekijken wij een grafheuvel uit de bronstijd en een kalkoven waar kalksteen uit de omgeving onder heel hoge temperaturen in verbrand werd vanaf ongeveer 1850. Er bleef dan uiteindelijk kalk over dat gebruikt werd voor het vervaardigen van beton. Het ding raakte buiten gebruik halverwege de vorige eeuw. Duuk en ik wandelen naar een supermarktje in het plaatsje en doen net zo lang inkopen totdat onze Zweedse Kronen op zijn. De dag erop, zaterdag 22 augustus, nemen wij afscheid van Zweden en zeilen naar Møn in Denemarken. In de verte doemen na een paar uur varen de witte indrukwekkende krijtrotsen op. Hoe dichterbij wij komen, hoe hoger zij worden. Een spectaculair gezicht en wij maken prachtige foto‟s en filmen ze van vlakbij. Het was weer een mooie zeildag en rond 5 uur meren wij af op het eiland Møn in de haven van Klintholm. Onderweg kregen wij nog even een kleine schrik te verwerken. De waterdrukpomp bleef opeens loeien. Na onderzoek bleek er water tot onder de vloer te staan. Duuk krabde zich op zijn kop en kreunde: wat nou weer! Er was gelukkig niets ernstigs. Een slang van een watertank bleek losgeschoten te zijn van zijn spruitstuk en de hele waterinhoud van die tank was in het schip gelopen. Wel een rustig idee dat Duuk handig is. Na het leegpompen monteerde hij de boel weer en de volgende watertank werd aangesloten. Van Klintholm zeilden wij naar Gedser op het Zuidelijkste puntje van het Deense eiland Falster en stoomden de dag erop door naar Heiligenhafen in N-Duitsland. Wij maken steeds hopjes van gemiddeld zo‟n 40 à 45 M en schieten lekker op richting Nederland. Zo af en toe krijgen wij behoorlijk wat wind voor onze kiezen, maar zolang die uit de goede hoek blijft komen zitten wij niet te piepen. Over het algemeen is het weer enorm wisselend. Er zijn ook momenten met heel weinig wind en wij voelen het najaar komen. De bomen en struiken beginnen hier en daar te kleuren en er is een overdaad aan bessen! In Heiligenhafen kwamen wij in een gigantisch grote marina terecht met meer dan 1000! ligplaatsen. Duuk ging in dit enorme watersportgebeuren op jacht naar een nieuwe antenne voor zijn plotter, wat weer niet lukte, maar kreeg wel een adres op van een goede monteur in Laboe. Wij liepen nog even door het stadje en Heiligenhafen bleek eigenlijk heel gezellig te zijn. En dan, op 25 augustus gaat het op naar Laboe in de Kielerfjord. Wij voeren kennelijk net aan de rand van het schietgebied dat tussen Heiligenhafen en Laboe in ligt. Er kwam een groot grijs schip van de Duitse Marine met flinke vaart op ons af stomen, die ons 2 mijl begeleidde naar voor ons “veilig” water. Ze deden hun plicht, maar het was wel een beetje een show. Aan het eind van de middag vonden wij een plekje in de haven van Laboe en zagen weer “tall ships” varen in de Kielerfjord. Het blijft een imposant gezicht, deze grote dwars getuigde schepen onder zeil. De volgende ochtend vroeg krijgt Duuk de goede monteur te pakken voor de vervanging van de antenne van onze plotter. Onderdelen moeten NB uit Nederland komen en dat kan 1 à 2 dagen duren. Het is nog vroeg en wij huren een auto, een Kangoo, en gaan op weg naar Wismar en Lübeck. Wij zijn van de Hanzesteden en hun geschiedenis in glorietijd gaan houden en dit is een buitenkansje om ook deze twee steden te bekijken. En daarbij is het weer eens wat anders om in een auto te zitten. Van beide steden raakten wij opnieuw behoorlijk onder de indruk. Iedere Hanzestad is weer anders en iedere stad is op zich weer even interessant en mooi. Je staat versteld hoe het in die tijd mogelijk was voor de mensen om b.v. zulke gigantisch hoge
18
19 kerken te kunnen bouwen met zulke eenvoudige middelen. Wij zagen zuilen met daartussen gewelfde plafonds op 37m hoogte! Wismar is een juweel van een stad. Voor het merendeel prachtig gerestaureerd en Lübeck aan de rivier de Trave (die bij Travemünde uitmondt in de Oostzee!) is ook schitterend. Wij aten buiten aan de Trave een heerlijke biefstuk, terwijl de ene na de andere roeiboot langs kwam varen. De volgende dag kwam Frank Zühlke, onze monteur en werkelijk een verdomd aardige man, ons bedremmeld vertellen dat alleen een verbindingskabeltje voor de antenne van onze plotter was aangekomen en nog het verkeerde ook! Hij vond het vreselijk, maar het was niet zijn fout. Hij ging weer bellen met Nederland. Dus nog een dagje rust. Wij raakten aan de praat met onze Zweedse buurman, die zijn mast van zijn boot afhaalde en alles klaar maakte om zijn schip op een dieplader te zetten, die dan op een roll-on roll-off veerboot naar Marseille gebracht zou worden voor 3.200,- Euro. Hij ging met zijn vrouw overwinteren in het Middellandse Zeegebied. Leuk om zulke mensen te ontmoeten, die hun leven anders durven in te richten dan de gemiddelde mens. De was werd weer eens gedaan en de voorraad aan eten en drinken werd “up to date” gebracht. En verder hebben wij heerlijk in de kuip in het zonnetje zitten lezen. Vol spanning keken wij de volgende dag uit naar onze monteur en om één uur was het zover. Alleen de antenne zat bij de DHL zending. Duuk ging bijna bellen naar de importeur toen er weer op het schip geklopt werd door de monteur, die opgelucht vertelde, dat het goede kabeltje per gewone post aangekomen was. De boel was in een wip gefikst en tot ieders opluchting werkte alles perfect. Wij vertrokken meteen naar de sluis in Holtenau en voeren met harde tegenwind het Kielerkanaal op. Die dag kwamen wij tot Rensburg, dat in feeststemming verkeerde. Eerst leek het of er kermis was. Maar het feestgedruis had te maken met het Herfst Stadsfeest. Het bestond uit honderden stands en een groot aantal bands die optraden. Duizenden mensen waren op de been. Duuk vond de keet gezellig en leuk en ik helemaal niet. De dag er op, zaterdag, 29 augustus, voeren wij nog een stukje over het Kielerkanaal met enorme stortbuien van regen met hagel (behalve oliegoed werd de paraplu er ook nog eens extra bij gehaald) tot de afslag naar Gieselau. Het was druk op het Kanaal. Wij voeren langs een groot aantal hoog opgetaste container- en andere vrachtschepen. In Gieselau schutten wij door naar het Gieselaukanaal. Een tip van Marianne Gleich! En wij waren erg blij met deze tip!! Na 2 Mijl kwamen wij op de rivier de Eider terecht en het werd een schitterende tocht van 52 km. Alweer een topper. De rivier slingerde door het landschap. Het leek een beetje of wij over een heel kronkelige Vecht voeren, maar dan zonder woonboten en wij kwamen bijna geen kip tegen; 4 bootjes, dat was alles die dag. De natuur was prachtig en de kletterende regenbuien onderweg deden daar niets aan af. Wij genoten. Onderweg kwamen wij zo af langs een gehuchtje en bij één van deze plekjes overnachten wij. De volgende dag, 30 augustus, zijn wij 34 jaar getrouwd en vieren dat met een gekookt eitje aan het ontbijt. Wij gaan weer op weg en slingeren verder over de Eider, die steeds breder wordt. Het is behoorlijk fris. Tegen tweeën komen wij bij de sluis in Nordfeld aan. Na de schutting gaat de zoetwaterrivier over in een getijdenrivier. De sluiswachter geeft ons het telefoonnummer van de brugwachter mee, die wij moeten opbellen als wij bij de brug verderop aankomen. En dat doen wij na een stukje varen langs boeien en prikken. Er staat weinig water. Het is opeens wad-varen! Duuk belt de brugwachter, die best van ver moet komen (van thuis denk ik, want er is maar heel weinig verkeer op het water). Na de brug kronkelen wij nog een klein stukje tussen de slikbanken door en komen bij de sluis van Friedrichstadt aan. In Bargen, waar wij overnachtten, vertelde een oud baasje ons dat wij dat leuke Holländische Städtchen echt niet mochten overslaan! En hij had gelijk. Wij kwamen zomaar in Holland aan de Eider terecht. Er waren huizen met trapgeveltjes, er waren grachtjes, waarover je rondvaarten kon maken, er waren boogbruggetjes over de grachtjes en er liep een soort boer met boerenzakdoek om zijn nek, pet op en klompen aan, met groepen toeristen door het plaatsje om ze alles te vertellen over Friedrichstadt, dat in 1621 gesticht
19
20 werd door Remonstrantse geloofsvluchtelingen uit Nederland. Nog steeds komt er één keer in de maand een Nederlandse dominee preken in de Remonstrantse kerk. De teksten op de kerk en op vele graven zijn nog in het Nederlands. Het was een hele gekke gewaarwording om als Nederlanders zomaar in deze oer Hollandse toeristische trekpleister rond te lopen en waarschijnlijk had het VVV bedacht dat het leuk zou zijn als iedereen een roos tegen zijn huis aan zou planten, want ieder huis werd daarmee opgevrolijkt. ‟s Avonds aten Duuk en ik voor onze trouwdag werkelijk overheerlijk in de Holländische Stube! De volgende dag werd een circusvoorstelling van het kleine Circus Mustang, dat zijn tenten had opgeslagen naast het haventje waar wij lagen, helaas door mijn neus geboord. Het weer was goed en dat wilden wij meepakken om zonder kleerscheuren in Helgoland te komen. Wij zakten de Eider verder af, kwamen voorbij Tönning, waar je met geen mogelijkheid de haven binnen kon varen, omdat het bijna laag water was en alles al droog lag. Wij volgden de geul in de rivier, die zo af en toe heel diep, maar ook bij tijd en wijle heel ondiep was, zagen zomaar een zeehond luierend in de zon langs de kant liggen en kwamen uiteindelijk uit bij het Eider Sperwerk, waar wij nog even zachtjes aan de grond liepen. Het heeft veel weg van onze Delta Werken op kleine schaal. Ook hier staan schuiven open, die bij storm gesloten kunnen worden om het achterland te beschermen. Helaas mochten wij, als plezierjacht, voor de nacht niet afmeren bij de sluis, die toegang geeft tot de Noordzee. Alleen beroepsvaart krijgt daar toestemming voor. Wij voeren over heel ondiep water een halve mijl terug door de geul van de rivier en gingen aan de rand van de geul voor anker. Het was een prachtige avond met heldere sterrenhemel en het was praktisch windstil, dus wij boften enorm. Strandlopertjes, scholeksters en andere zeevogels scharrelden vlakbij de boot op het drooggevallen gedeelte van de rivier. De maan was bijna vol en Jupiter was weer duidelijk zichtbaar. Het Eidergebied is een echte aanrader als je wilt genieten van rust en prachtige natuur! Om kwart over 8 de volgende dag gingen wij door de sluis ongeveer twee uur na laagwater en hadden flinke tegenstroom. De vaargeul was goed aangegeven door tonnen en wij legden een grillig parcours af tussen de zandbanken door om uiteindelijk bij de uiterton te komen. Het weer was eerst mooi met een lekker briesje, maar de wind wakkerde al gauw aan, de lucht werd grijs en wij rolden de fok een stuk weg. (Grootzeil was al weg). Het laatste uur voor Helgoland begon het goed door te blazen en om drie uur ‟s middags meerden wij af langs de drijfsteiger in de binnenkom van de haven vlak voordat het begon te regenen en nog harder ging waaien. Wij waren blij dat wij niet naar het circus in Friedrichstadt waren gegaan. Dat zou betekend hebben, dat wij één dag later uit dit plaatsje vertrokken zouden zijn, niet met zoveel wind zouden hebben kunnen ankeren iets voor het Eider Sperwerk en weer helemaal terug zouden hebben moeten varen naar Friedrichstadt (want Tönning is geen optie, omdat de haven droogvalt) en daar beter weer zouden hebben moeten afwachten. Ondertussen heeft een Duits zeilschip aan ons vastgemaakt. Aardige mensen, die vlakbij Hamburg wonen. ‟s Nachts waait het flink. De barometer zakt behoorlijk. Wij maken een rondwandeling over het anderhalf km lange eilandje, dat eigenlijk alleen uit een hoge rode rots bestaat. Duuk en ik lopen naar de Jan van Gentenkolonie die in de volle ZW wind op richels tegen de rots aan zitten met jongen en waar je vlakbij kunt komen. Elke keer als wij op Helgoland zijn (wij zijn er nu 4 x geweest) is dit de plek waar wij het eerst naartoe gaan. Het is echt bijzonder en heel spectaculair. Er zitten er honderden! Het zijn prachtige grote elegante vogels met blauwe ogen met mooie tekening, geelachtige hals, rechte snavel en zwarte punten aan de witte vleugels, die rond zweven boven en langs de rotswand en van grote hoogte in zee duiken op zoek naar vis. Vooral met zoveel wind, want het poeierde, begrijp je gewoon niet dat zij precies op de richeltjes kunnen landen naast hun jongen, terwijl wij nauwelijks lopend vooruit kunnen komen en ik met geen mogelijkheid onze videocamera stil kan houden om ze te filmen. Het zijn vast en zeker “bewogen” shotjes geworden. De eerste keer toen wij ongeveer 20 jaar geleden met de kinderen op Helgoland kwamen, vond ik het maar een rommelig eilandje met
20
21 alle taxfree shops en het dagtoerisme van de hordes koopjesjagers, die met enorme passagiersschepen worden aan- en afgevoerd. Maar het is wel een bijzonder Duits eilandje. Er wonen ca. 1100 mensen. Er rijden alleen maar een paar kleine elektrische (vracht-)autootjes rond, die niet harder dan 10 km p.u. mogen rijden. De elektriciteit voor het hele eiland wordt opgewekt door twee grote dieselaggregaten. Het koelwater daarvan wordt gebruikt om alle huizen te verwarmen in de winter. Het drinkwater wordt gemaakt uit zeewater. Er is een voetbalveld met kunstgras. Er is een klein ziekenhuis. Helikopters hebben er een landingsplaats. Op het kleine lage duinachtige eilandje: de Düne, dat vroeger aan Helgoland vast zat en krijtrotsen had en dat rond 1700 door een hele heftige storm los raakte van Helgoland, is een vliegveldje en er zijn mooie stranden, waar je veel vuurstenen kunt vinden. Er is een regelmatige bootverbinding met een soort catamaran tussen beide eilandjes. Rondom Helgoland ligt een onderwater natuurreservaat. In verband hiermee is er een Biologisch Instituut op het eiland gevestigd. Er is een lagere en middelbare school, waar kinderen tot hun 16e jaar onderwijs krijgen. Daarna moeten zij naar het vaste land om verder te leren. Kortom, het eiland is redelijk selfsupporting. De rijtjeshuizen zijn allemaal van na 1960, zijn klein, niet echt mooi en van vrij goedkoop materiaal gebouwd en haast allemaal hetzelfde. Het eiland is in de tweede wereldoorlog helemaal platgebombardeerd door de Engelsen. Vroeger was het eiland Engels, maar Engeland deed een ruil met Duitsland. Helgoland werd Duits en het toen Duitse Zanzibar kwam in Engelse handen. Ondertussen is het woensdag, 2 september en wij blijven op Helgoland. Het weerbericht is niet goed en de barometer zakt verder. Donderdag, 3 september: 9 uur. Barometer 1001. Het weerbericht is: wind ZO tot O, draaiend naar ZW windkracht 6, toenemend tot windkracht 8 à 9. Geen weerbericht om op te vertrekken. 11.00 uur: barometer 1000, 12.30 uur: barometer 999. Om 14.45 uur komt de bui met de verwachte wind. We meten 35 K in de haven (Bft 8). Buiten zal het wel harder waaien. In de haven gaat het al voldoende tekeer. Buiten worden golfhoogten tussen de 5 en 6 meter verwacht!! 15.30 uur: barometer 997,5. De veerdiensten zijn gestaakt! Wij meten op een gegeven moment zelfs 42 K in de haven. Onze stootwillen krijgen het zwaar te verduren. Hopelijk blijven zij heel. De voorspelling van de golfhoogte op de Navtex is opgelopen naar 6 à 7 meter! De zeilschepen hangen scheef weggedrukt tegen de steiger aan en wij moeten ook nog eens onze Duitse buurman als extra gewicht opvangen. De barometer zakt zelfs even naar 996,5. De Watersportwinkel aan de haven doet geweldig goede zaken. Wij kopen twee extra grote ballen en hebben nu 9 stootwillen hangen langszij onze BB. Onze buren doen hetzelfde. Ook de schepen, die achter ons aan de steiger liggen komen aansjouwen met nieuwe extra ballen. Heinz en Heike, zoals wij onze buren ondertussen noemen, zouden een borrel bij ons komen drinken, maar durven hun schip niet alleen te laten. Iedereen houdt wacht en houdt de boel in de gaten. De stootwillen worden steeds gecontroleerd en opnieuw verlegd of opgehesen. Duuk gaat heel laat naar bed en controleert ‟s nachts vele malen of alles nog goed gaat. Gelukkig is alles heel gebleven. Op vrijdag, 4 september, poeiert het nog steeds. Witte kopen staan op de golven in de haven. Duuk meet nog steeds vlagen van boven de 40 K! Prachtige hoge sproeiers zeewater slaan over de havenzeewering. Het is fantastisch om zo‟n storm midden in de Noordzee mee te maken, terwijl je zelf gelukkig niet op je boot op zee zit. Alle winkels, op het supermarktje na, zijn dicht. Er komen toch geen toeristen. Om 15.30 uur begint de barometer te stijgen. Wij krijgen de ene bui na de andere over ons heen, maar de perioden van droogte lijken te groeien en heel af en toe is er ook wat zon. Heinz en Heike komen op de borrel! Zaterdag, 5 september, is het heel wat rustiger. De barometer stijgt naar 1007. De wind is gedraaid naar WNW, met waarschuwing windkracht 7. Wij nemen het pontje, dat voor het eerst weer gaat, naar het eilandje Düne. Na 50 meter lopen komen wij op het strand en struikelen bijna over zeker 40 zeehonden met een paar jongen, die daar liggen te luieren. Geweldig gewoon. Je kan er vlakbij komen en wij fotograferen en filmen maar raak. Duuk en ik wandelen een stukje
21
22 verder langs het strand en komen dan bij het vliegveldje, waar wij een broodje eten en iets drinken. En daarna lopen wij verder over dit piepkleine eilandje en vinden tot onze grote opwinding op een volgend stuk strand zeker 150 à 200 zeehonden met jongen liggen. Wij hebben nog nooit zo‟n grote kudde van zo dichtbij gezien. Zo af en toe duikt zo‟n luiwammes de golven in. Ze hobbelen hier en daar naar een beter plekje, ze draaien zich op hun rug en krabbelen een beetje aan hun buik en ze kijken je heel sloom aan en zijn totaal niet bang. Ik film de bende totdat het filmpje vol is. Zo zie je maar waar zo‟n storm al niet goed voor is. Je kan niet weg en gaat dan zulke geweldige ontdekkingen doen. Om 17.15 uur is de barometer opgelopen naar 1013. Zondag, 6 september, de barometer is opgelopen naar 1016 en de windverwachting is NW naar W 5 à 6 en afnemend en morgen Z – ZW 4 à 5. Iedereen zit op de wip. Wat doen wij? Blijven wij nog een dag of gaan we? De windrichting is gunstig, maar de golven op zee zijn nog wel gigantisch hoog. Aan de andere kant gaat de wind de dag erop naar het voor ons ongunstige ZW naar Z en gaat de tijdsdruk om op tijd in Nederland te komen meespelen. Wij liggen al 4 dagen op Helgoland. Wij worden ongeduldig. En hierdoor maken wij een verkeerde beslissing en er zullen die dag helaas nog meer verkeerde beslissingen volgen. Wij gaan dus en vertrekken om 8.45 uur richting Spiekeroog (één van de Duitse Waddeneilanden). De afstand daar naar toe is rond de 30 M. De golven zijn nog steeds heel erg hoog en wij verdwijnen in dalen en klimmen daar weer uit om van de top van de golf weer de diepte in te glijden. Wij merken weinig van het afnemen van de wind. Hij wakkert eerder aan. Ook draait de wind al veel eerder naar het ZW, wat pas voor de volgende dag voorspeld was. Wij ploeteren voort aan de wind alleen op een gedeeltelijk weggerolde fok, waardoor wij niet goed hoogte kunnen houden, maar toch varen wij wel in de goede richting. Zo‟n beetje halverwege onze oversteek horen wij een raar slaand geluid. De stootrand van de BB ligt er van voor naar achter volkomen uit. Alleen voor en achter zit hij nog vast. Met de harde wind en de grote golven is het geen optie om de stootrand aan lij terug te drukken in zijn profiel. Wij gaan overstag en varen met ruime wind terug in de richting vanwaar wij vandaan kwamen. Duuk is een hele tijd met de stootrand bezig op zijn knieën. Het zeewater loopt zijn broekspijpen en laarzen binnen. Eindelijk is het gefikst en wij gaan aan de wind over bb verder. Het tij heeft ons ondertussen flink naar het Oosten weggezet. En tot overmaat van ramp ligt de stootrand er na een paar minuten alweer uit. Nu binden wij hem met een oude schoot aan de reling vast. Door de opkomende vloed worden we nog steeds naar het Oosten weggezet en i.p.v. bij Spiekeroog, komen wij met redelijk Hoog Water bij Wangeroog uit. Misschien hadden wij bij Wangeroog moeten proberen om naar binnen te komen, maar door foute beslissing no. 2: gaan wij de strijd met wind en golven verder aan en kruisen richting Spiekeroog. Ten eerste kwamen wij daar te laat aan en ten tweede was het met dit weer totaal niet mogelijk door de branding heen naar binnen te lopen. Wij deden nog een kleine poging, maar de dieptemeter sprong van 5 m naar 2,10 m en zelfs even in een dal van een golf naar 1,40 m. Duuk deed in zijn broek van angst en wij wisten niet hoe snel wij weer terug moesten gaan. Eigenlijk kan je met dit weer bij de Duitse Waddeneilanden nergens naar binnen en dat wisten wij achteraf ook heel goed. Maar kennelijk worden wij oud en een beetje naïef en onverantwoordelijk. Maar wat nu. Het is ondertussen 4 uur ‟s middags. Duuk komt met twee opties. 1: het hele eind terug naar Helgoland (wij zouden daar dan rond 8 uur ‟s avonds weer aankomen) en de dag er na weer op weg kunnen gaan en 2. Naar Hooksiel in de Jade (op weg naar Bremen). Het is ongeveer dezelfde afstand als naar Helgoland, het ligt gunstiger i.v.m. de voorspelde windrichting Z, ZW) van de volgende dag, maar wij krijgen wel de ebstroom tegen. Foute beslissing no. 3. Wij kiezen voor Hooksiel. Tot 9 uur ‟s avonds houden wij stroom tegen. Wij varen voor de wind met nog steeds huizenhoge golven. En wij beiden zijn een beetje gammel van het op de grens zitten van zeeziekte. Wij worstelen ons langs Spiekeroog en Wangeroog, en gaan de Jade op richting Hooksiel. Duuk, die hoofdzakelijk aan het roer zit, zie ik wat bleekjes worden en zijn ogen staan ook behoorlijk
22
23 vermoeid. Er wordt weinig gesproken. Het is ondertussen donker geworden, maar het is niet moeilijk de vaargeul aan te houden. Alle boeien zijn prachtig verlicht en wij kunnen steeds aansturen op geleide lichten. Ondertussen hebben wij de motor bij gezet. Om 22.00 uur varen wij de buitenhaven van Hooksiel binnen. De lichten van brug en sluis staan op dubbel rood. Er wordt niet meer geschut. In de buitenhaven liggen een paar vissersschepen en de kades zien er niet aantrekkelijk uit. Roestige damwanden en veel slik langszij. Wij krijgen toch een beetje de slappe lach en varen verder naar Wilhelmshafen naar de eerste de beste jachthaven, die wel helemaal aan de Z-kant van deze Duitse Marine plaats ligt. Er is veel scheepsverkeer en er zijn honderden lichtjes om ons heen. De geleide lichten helpen ons geweldig en wij schieten enorm op want wij hebben het tij nu eindelijk goed mee. Rond 24.00 uur maken wij opgelucht vast aan een ander jacht. I.p.v. 30 M varen naar Spiekeroog, legden wij 91,8 M af om eindelijk veilig ons hoofd op ons kussen te kunnen neerleggen! Om met Balkenende te spreken: het was onze dag niet! Maar de volgende dag ben je het meteen weer vergeten en is het ook wel heel spannend geweest. De schipper van het zeiljacht, waar wij aan vast gemaakt hadden, maakte ons om ca. 8 uur ‟s ochtends wakker, omdat hij weg wilde. Na zijn vertrek maakten wij weer vast aan de steiger en sliepen tot 11 uur uit. Na een lekker ontbijtje, een wandeling in de omgeving van de haven en een kop koffie in het havenrestaurant van de Zeilvereniging, vertrekken wij om 13.40 uur naar Hooksiel. Wij varen langs de grote Marinehaven en zien een aantal Marineschepen liggen, zien enorm veel bezige baggerschepen, en behoorlijk wat vrachtverkeer. 10 Minuten voordat brug en sluis gaan draaien zijn wij voor “de tweede keer” in de buitenhaven van Hooksiel. En wat zijn wij blij dat wij toch naar dit plaatsje toe zijn gegaan. Na de sluis komen wij in een oase terecht. Een klein plassengebied met prachtige oude bomen, veel riet langs de kanten en mooie waterlelies. Wij zitten weer op zoet water en varen ongeveer een half uur door naar het eind van dit lieflijke vaarwater en meren in de oude haven van Hooksiel af. Het is er vreselijk gezellig met oude pakhuizen, restaurants, cafés, hotels en souvenirwinkeltjes. Ook dit plekje is weer een aanrader. Een plek waar wij nooit terecht gekomen zouden zijn, als wij de vorige dag niet allerlei stomme beslissingen zouden hebben genomen. Zo zie je maar: ieder nadeel heb zijn voordeel. Kortom wij kwamen in een echt heel erg leuk oud plaatsje met een hoge muur rondom de haven terecht. Duuk wurmt de stootlijst weer op zijn plek en lijmt de boel vast. Nu maar hopen dat dat ding wel blijft zitten. De volgende dag vertrekken wij vroeg en varen met opkomende zon en nevel over het stille water naar de sluis. Het is schitterend en het zal een hele mooie dag worden. Met het laatste stuk van de ebstroom mee varen wij de Jade uit. De wind is Z en met een lekker briesje varen wij weer zoals wij dat gewend zijn over een inmiddels rustige zee langs het ene Duitse Waddeneiland na het andere. De zon schijnt en het is lekker warm. Aan het eind van de middag leggen wij heel tevreden aan in de haven van Norderney. Dit was gelukkig weer een makkie. De dag daarop is de wind gedraaid naar het N. Weer een gunstige windrichting voor ons. Duuk rekent uit hoe laat wij moeten vertrekken om over het wantij achter de eilanden Juist en Borkum langs te kunnen gaan. Het wordt hoog hoogwater, wat extra fijn voor ons is. Wij kunnen alles op de genua varen, alleen de stukken met prikken varen wij op de motor. Als wij onverhoopt ergens vastlopen kunnen wij zo gemakkelijker weer los komen. Met stroom mee lopen wij soms meer dan 8 K en het is weer ontzettend leuk om zo zigzaggend door de vaargeulen van boei naar boei en prik naar prik over het Wad te scharrelen. Halverwege de middag komen wij op Borkum aan. De schone onderbroeken zijn weer bijna op en wij stoppen maar weer eens de vuile was in wasmachine en droger in het havengebouw. Zelf gaan wij daar ook maar weer eens onder de douche om de boel schoon te schrobben. Ook de dag erop is het weer mooi met wolkenvelden met wind uit het N en NO. Het zit ons echt weer lekker mee. Wij varen ‟s ochtends weg bij Borkum, varen de zee op en komen langs Rottum, Rottumerplaat, het Simonszand en langs Schiermonnikoog en duiken tussen Schier en Ameland naar binnen. Wij zijn aan de vroege kant. Als wij het
23
24 grote water; de Zoutkamperlaag naar Lauwersoog, verlaten, is het nog 2 ½ uur voor HW (hoog water) Schier. Wij halen de genua weg en varen alleen op de motor voorzichtig de geul door richting Schier. De laatste 2 mijl zijn het ondiepste. Even lopen wij met onze 1,35 m diepgang vast. Wij zaten iets te ver van de prikken af, waar je rakelings langs moet varen. Anderhalf uur voor HW Schier meren wij voor het eerst met de Bolle Bato af in de haven van Schiermonnikoog, waar wij een paar dagen uit gaan blazen. Wij zijn weer terug op Nederlandse bodem en beginnen echt de stal te ruiken. De volgende dag fietsen wij over het fantastisch leuke Nederlandse eiland (de Nederlandse Waddeneilanden vinden wij eigenlijk veel leuker dan de Duitse), lopen een stuk over het strand, plukken bendes bramen, plunderen de flappentap en Duuk koopt voor het eerst na 3 maanden een Nederlandse krant! Een kwart jaar lang hebben wij geen krant gelezen en geen televisie gezien!! Het was heerlijk. Geen moorden, geen drama‟s, geen vervelende Gordon en geen sombere politici. Ik kon zelfs even niet op de naam van Obama komen. Maar er was zo te lezen niets veranderd. Alleen maar ellende. Alleen was de beurs wat naar boven gegaan, wat natuurlijk een prettig bericht was. Wij lezen heerlijk aan boord in het zonnetje en relaxen. Onderweg heb ik 25 boeken verslonden. De een na de ander. Van Niels Holgersson tot De Prooi en van het Diner tot Lolita Lezen in Teheran en van Van het Land tot Goud uit Graan. Boeken van Dan Brown, ouderwetse boeken van Mary Stuart en lekkere thrillers. En voor de zoveelste keer The Riddle of the Sands en De Schaduw over het Wad. Het was heerlijk. Duuk was veel meer met reparaties en met zijn boot bezig en moest steeds de nieuwe koersen uitzetten. Hij kwam tot het lezen van 3 boeken. Op zaterdag, 12 september, vertrekken wij vanuit Schier om 16.15 uur, een half uur voor HW, voorzichtig op de motor door het geultje met de prikken. Een Westerly, die 1,10 m steekt, vaart voor ons uit en zal ons waarschuwen als de diepte naar 1,40 m gaat. Wij hebben een paar keer 1,50 m gemeten en verder was het er ruim diep genoeg voor ons. Dit betekent dat wij vaker naar Schiermonnikoog toe zullen kunnen gaan! Wij varen met het laatste tij mee naar Lauwersoog, gaan door de sluis en meren af in de jachthaven Het Noordergat aan het Lauwersmeer. De volgende dag waait het behoorlijk hard en varen wij over het Lauwersmeer met wind in de rug en komen via het Dokkumer Diep tegen theetijd in Dokkum aan. Een prachtig stadje! De dag erop varen wij via Bartlehiem! en Leeuwarden naar een plekje tegenover een roeivereniging net iets buiten deze stad. Vele verkeers- en spoorbruggen in Leeuwarden gingen voor ons open. Dan gaat het de volgende dag via de Staande Mastroute door naar Grou, waar wij de Bolle Bato voor een paar dagen neer leggen. Het is de bedoeling dat wij het komend weekend voor het derde jaar mee gaan doen aan de GWZ wedstrijden in de jol. De Friezen zijn zulke leuke mensen en het is er elke keer weer even gezellig, dus dit pikken wij ook nog even mee en Maria (de mevrouw die op ons huis, op onze hond Brammetje en op de poes past), wil nog graag een weekje langer blijven. Op woensdag, 16 september, pakken wij vroeg in de ochtend de trein in Grou om naar Hilversum te gaan. Met de aansluitende bus worden wij in ‟s-Graveland voor de deur afgezet (het openbaar vervoer is zo slecht nog niet!). Wij krijgen een warm onthaal van Maria. Het huis heeft er nog nooit zo netjes opgeruimd en schoon uitgezien. Het is wel gek om opeens na zo‟n lange tijd thuis te komen. Duuk begraaft zich meteen in een gigantische berg post. Maria gaat een nachtje naar haar zuster en ik ga met Brammetje naar het bos en daarna gaan wij even langs Duuk‟s moeder. Wij lopen wat onwennig rond. De dag erop halen wij eerst onze 12 vtsjol op in Loosdrecht en rijden door naar Amsterdam naar Fokje, of liever gezegd naar Foeke! toe. Mensenkinderen, wat is hij eigenwijs geworden. Hij loopt opeens en zegt Pappa en Mappa en bal. En hij lacht steeds. Wij zijn apetrots. Met Foeke in de kinderwagen lopen wij met Fokje van de Brouwersgracht naar het Centraal Station. Heen duw ik en terug duwt Duuk ons kleinkind voort! Wij halen Kirsten, ons Australische nichtje op, die haar Nederlandse familie even goedendag komt zeggen na haar vakantie in Spanje en Frankrijk. Ze gaat eerst bij Fokje logeren en via Duuk en Mauk en Maurits en Carolien in Wageningen komt zij
24
25 zondag naar Grou toe en varen Duuk en ik na onze 12 vts-jollenwedstrijden de BB met haar terug door Friesland en over het IJsselmeer naar Enkhuizen. Gwen, haar moeder, hielp ons samen met Mariette met de start van onze zeiltocht en Kirsten hielp ons onze tocht tot een goed einde te brengen! Wel bijzonder dat onze Australische familie, die ons zo dierbaar is, hier op deze manier deel aan nam! Wij zijn een kwart jaar weg geweest, legden iets meer dan 2400 Zeemijlen af en Duuk en ik hebben geen mot gehad. Het was zelfs vreselijk gezellig, avontuurlijk en het leven was heel gemakkelijk. Zo af en toe dweilden wij het kleine vloertje in de boot en maakten wij de WC schoon. En verder bogen wij ons hoofd gezamenlijk over welk brood wij nu eens moesten kopen. Alles was simpel en eenvoudig en wij leefden de hele dag buiten. Wij liepen lekker te meuren in vieze oude kleren, hoefden ons nergens druk over te maken en hoefden geen mensen te zien als wij daar geen zin in hadden. Alleen als ik het waagde om Duuk een stomme vraag te stellen over de computer, terwijl hij mij de vorige dag voor de zoveelste keer had uitgelegd wat ik moest doen, ontpofte hij en kreeg ik er van mijnheer de Kapitein flink van langs. Dit was volgens mij de enige dissonant tijdens ons zeilavontuur. De volgende keer nemen wij, hoop ik, gewoon geen computer meer mee! Het verhaal is wel heel lang geworden, maar het is heel moeilijk om het in te korten als je zelf zo enthousiast bent over deze tocht en je daardoor toch zoveel mogelijk voor jezelf op papier wilt krijgen. Ik hoop dat jullie er een beetje doorheen weten te ploegen, en anders lees je het gewoon lekker niet. Dat vinden wij echt helemaal niet erg! Dit was het. Met enthousiaste zeilersgroet van Duuk en auteur Lia
25