Hoe doe je onderzoek? Hoewel er veel leuke boeken zijn geschreven over het doen van onderzoek (zie voor een lijstje de pdf op deze site) leer je onderzoeken niet uit een boekje! Als je onderzoek wilt doen is het verstandig om je (zeker de eerste keer!) te laten helpen door een collega met onderzoekservaring of door een ervaren onderzoeker van bijvoorbeeld een lerarenopleiding, lectoraat, pedagogisch centrum of onderzoeksbureau. Tip: doe praktijkonderzoek samen met een collega! Twee weten meer dan één en het is fijn om te kunnen overleggen en elkaar te stimuleren. Een korte inleiding Het belangrijkste kenmerk van onderzoek is dat er op een systematische wijze gegevens worden verzameld om een vraag te beantwoorden. Bij praktijkonderzoek gaat het altijd over een vraag uit de praktijk en levert het onderzoek inzichten op die een antwoord zijn op de vraag.
Aanleiding
Onderzoeksvraag
Praktijkprobleem Zorg Notie Onzekerheid
Hoe zit het met… ? Hoe komt het dat…? Hoe kan…?
Situatiegebonden: deze school, deze leerlingen etc.
Uitkomst Functie: -Handelen veranderen, verbeteren; -Keuze maken; -Beleid aanpassen of formuleren etc.
Stappenplan Grofweg gezegd bestaat het doen van onderzoek uit de volgende stappen: -
een aanleiding: praktijkprobleem, zorg, vraag probleemverkenning: wat is er al bekend over het onderwerp
-
opstellen onderzoeksvraag: wat wil je precies weten? Kiezen welke gegevens je gaat verzamelen om de onderzoeksvraag te
-
beantwoorden (keuze methode) Verzameling van gegevens om de onderzoeksvraag te beantwoorden
-
Analyse van de gegevens Formuleren van conclusie en inzichten = antwoord op de onderzoeksvraag
-
Toepassen van de inzichten in de praktijk
Aanleiding Praktijkonderzoek doe je om meer te weten te komen over een probleem of vraag uit de praktijk. Bijvoorbeeld: ‘ de ouderavond van onze school wordt slecht bezocht. Hoe zou dat komen?’ of ‘hoe kan ik mijn leerlingen motiveren voor het maken van hun huiswerk?’ of …… Probleemverkenning Als je de vraag of het probleem duidelijk hebt, start je met het verder verkennen van het probleem. Zo voorkom je dat je meteen oplossingen gaat bedenken. Het kenmerk van praktijkonderzoek is juist dat je het zoeken van oplossingen uitstelt tot je meer over het probleem weet. Je gaat in deze stap dus eerst scherper kijken wat nu precies het probleem is, om zo een scherpere onderzoekvraag te kunnen stellen. Bij de verkenning ga je kijken wat je al weet over het probleem, bijvoorbeeld uit eigen ervaring, van collega’s, uit dossiers in school of uit boeken (literatuur-studie). Of raadpleeg alvast wat direct betrokkenen. Onderzoeksvraag formuleren Als het probleem wat duidelijker is formuleer je een onderzoeksvraag. De vraag moet helder en eenduidig geformuleerd EN via waarneembare gegevens onderzoekbaar zijn. -
-
helder en eenduidig: begrippen uit de vraag zijn goed omschreven. Als je het ‘welbevinden’ van leerlingen in de brugklas wilt onderzoeken moet duidelijk zijn wat je onder welbevinden verstaat. Onderzoekbaar: het moet mogelijk zijn om gegevens te verzamelen die een antwoord geven op de vraag. Het welbevinden van leerlingen uit de brugklas is bijvoorbeeld te onderzoeken door vragen te stellen aan brugklassers en/of hun ouders.
Keuze voor de manier van gegevensverzameling (methode van onderzoek) ‘Gegevens’ zijn alle soorten informatie die een antwoord kunnen geven op je onderzoeksvraag. Enkele begrippen die je kunt tegenkomen als het gaat over gegevensverzameling, zijn kwantitatief en kwalitatief. Kwantitatief betekent dat er wordt geteld, geturfd of gemeten in cijfertjes. Kwantitatief onderzoek levert als uitkomst ook cijfers op, bijvoorbeeld 60% van de leerlingen besteedt meer dan een uur aan het huiswerk. Kwalitatief betekent dat er wordt gevraagd naar meningen, woorden, opvattingen. Kwalitatief onderzoek levert als uitkomst een beeld van de opvattingen die de ondervraagden hebben over een onderwerp. voorbeeld: twee verschillende manieren van onderzoek naar politieke voorkeur kwantitatief: mensen krijgen een door de onderzoekers opgestelde lijst met alle politieke partijen en kruisen aan welke partij hun stem krijgt. De uitkomst is een overzicht met percentages: 50% CDA, 3% Groen links, etc etc. Politieke partijen kunnen hieruit opmaken hoe populair ze zijn (hoe doen we het in de peilingen?). kwalitatief: in gesprekken met mensen wordt stilgestaan bij de overwegingen die ze hebben bij het stemmen op een politieke partij. Welke afwegingen maken ze, wat is belangrijk voor ze? De uitkomst is een overzicht met keuzemotieven. Politieke partijen kunnen hieruit opmaken wat de kiezers bezighoudt. Met deze informatie kunnen ze bepalen aan welke
punten ze in hun partijprogramma aandacht moeten besteden.
Er zijn verschillende manieren om gegevens te verzamelen en alle manieren kunnen zowel kwantitatief (telen, turven) als kwalitatief (meningen) worden toegepast: -
Observeren: tellen of interpreteren van gebeurtenissen. Observeren doe je als je wilt kijken naar het gedrag van leerlingen of leraren. Door van te voren een checklist op te stellen die past bij wat je wilt weten voor je onderzoeksvraag zorg je dat je die dingen observeert die relevant zijn voor het onderzoek. Je kunt bij een observatie ook denken aan situatie waarin je een leerling een ‘hard-op’ laat denken om zo inzicht te krijgen in wat de leerling doet bij het maken van een opgave.
-
vragen stellen: mondeling of schriftelijk. Je kunt vragen stellen in een interview waarbij je de geïnterviewde vraagt naar zijn/haar mening. Je kunt ook vragen stellen via een schriftelijke (of online) vragenlijst. Je kunt kiezen voor open vragen waarop de respondent zelf het antwoord mag bedenken of voor gesloten vragen (bv meerkeuze)
-
waarbij de respondent kan kiezen uit een aantal antwoorden. documentstudie: analyse van bv schoolbeleidsstukken, verslagen, proefwerken. Deze methode kun je toepassen als je op zoek bent naar gegevens waar je alleen indirect aan kunt komen, bv uit gegevens uit het verleden. Je kunt bijvoorbeeld een analyse doen op proefwerken om te kijken wat voor soort fouten de leerlingen maken.
Welke manier je kiest voor je onderzoek hangt af van je onderzoeksvraag (wat wil je weten) van het soort antwoorden dat je wilt hebben (wil je cijfers en percentages of meningen en opvattingen) en van praktische omstandigheden (observaties en interviews zijn tijdsintensief, enquetes vergen statistische bewerkingen, kleuters kun je niet zo goed met een enquête bevragen, sommige informatie is alleen in documenten te vinden). De ene manier van onderzoek doen is niet beter dan de andere. Het is wel vaak zinvol om meerdere manieren toe te passen, zodat je de nadelen van de ene manier kunt compenseren door de voordelen van een andere. Je doet bijvoorbeeld eerst een paar interview met leerlingen om te verkennen hoe zij over het onderwerp denken en welke woorden ze daarbij gebruiken. Met die informatie kun je vervolgens een vragenlijst maken die je bij meer leerlingen afneemt. Verzamelen van gegevens omde onderzoeksvraag te beantwoorden Als je de methode van onderzoek hebt bepaald moet je nog zorgen voor een meetinstrument. Dat is bijvoorbeeld de checklist die je gebruikt bij het observeren, de vragenlijst voor je interview of schriftelijke enquête of een checklist voor het bestuderen van documenten. Je kunt ook kijken of er al meetinstrumenten bestaan die geschikt zijn voor jouw onderzoek. Het is heel belangrijk dat het meetinstrument meet wat je wilt weten: dus dat je er gegevens mee kunt krijgen die een antwoord geven op je onderzoeksvraag. Kijk dus kritisch naar je instrument en vraag je steeds af: draagt deze informatie bij aan de beantwoording van mijn onderzoeksvraag?
Je moet ook nog bedenken bij wie je de gegevens gaat verzamelen. Als je een onderzoek doet naar het zorgbeleid van de school is het zinvol om te gaan praten met de zorgcoördinator en de IB-er. En om het zorgbeleid te bestuderen. Als je onderzoek wilt doen naar de motivatie van leerlingen zul je je gegevens moeten verzamelen bij leerlingen. Bij de fase van gegevensverzameling ben je bezig met doen wat je in de methode van onderzoek bedacht hebt: je neemt interviews af, bestudeert documenten of houdt een enquête. Analyse van de gegevens Na de verzameling van de gegevens ga je beginnen met analyseren. Wat komt er uit de gegevens? De manier waarop je analyseert hangt af van de gebruikte methode. Als je kwantitatieve methode hebt gebruikt ben je bij de analyse vooral aan het rekenen en tellen. Hoeveel procent van de ondervraagden is het eens met deze uitspraak? Als je een kwalitatieve methode hebt gebruikt ben je vooral aan het lezen en aan het combineren. Je leest alle interviews door en je probeert daar overeenkomsten en verschillen in te ontdekken. Formuleren van conclusies en inzichten (+ beantwoording onderzoeksvraag) Als je de gegevens hebt geanalyseerd ga je kijken of je een antwoord op je onderzoeksvraag kunt geven. Kun je conclusies trekken? Welke inzichten leveren de gegevens op? Welke nieuwe vragen zijn er ontstaan? Bespreek de uitkomsten en je conclusies met collega’s en kijk wat zij ervan vinden. Komen zij op basis van de gegevens tot dezelfde conclusies? Het is belangrijk om de uitkomsten van je onderzoek vast te leggen in een verslag, logboek of onderzoeksrapport. Het is daarbij handig als je gedurende het onderzoek bijhoudt wat je doet en welke beslissingen je neemt. Hoewel het schrijven van een verslag over het onderzoek wel wat tijd kost, zeggen leraren die daar ervaring mee hebben dat het ze ook heeft geholpen om hun gedachten te structureren. Het opschrijven heeft als voordeel dat je nog even kritisch nadenkt: ‘toen ik de conclusies opschreef leken ze opeens wel erg hard toen ze daar zwart op wit stonden. Ik ben toen nog wel even goed gaan kijken of het inderdaad wel klopt…’ Ook is het rapport een duidelijk product van het onderzoek, waarmee je anderen (collega’s en/of schoolleiding) kunt laten zien wat je gedaan hebt. ‘Ons rapport is nu naar de schoolleiding en het dient nu als onderbouwing voor wat we willen veranderen’. Toepassen van de kennis en inzichten De laatste stap van praktijkonderzoek is waar het allemaal om begonnen was: het toepassen van inzichten in de praktijk. De kennis en inzichten die je uit het onderzoek hebt opgedaan kun je nu inzetten in je werk. Voorbeeld: bij een onderzoek met als onderzoeksvraag ‘waarom maken zo weinig van mijn leerlingen hun huiswerk?’ bleek dat het huiswerk niet gemaakt werd omdat het in de les nooit nabesproken werd. De lerares besloot daarop in elke les een huiswerkbespreking in te passen. Ze kreeg daardoor ook beter zicht op wat de leerlingen fout deden en kon daardoor ook gerichter instructie en uitleg geven.
Voorbeeld: twee leraren onderzochten de waardering van hun leerlingen voor blokuren onderwijs. Uit het onderzoek bleek dat de leerlingen een blokuur van 4 lesuren achter elkaar veel te lang vonden, ze gaven aan dat hun aandacht het laatste uur verslapte. De blokuren zijn nu aangepast aan deze inzichten en duren voortaan 3 lesuren.