Omgangsprotocol o.b.s. “de Sprenge”. September 2013 (herziene versie)
O.b.s. “de Sprenge” is een openbare school voor basisonderwijs. Juist in een samenleving met grote verschillen tussen mensen, religies en culturen, is het belangrijk dat kinderen leren omgaan met deze verschillen. Want een kind dat van jongs af aan leert dat ieders culturele of religieuze achtergrond respect verdient, zal zich later overal kunnen handhaven. Niet omdat hij geleerd heeft dat “alles kan en mag”, maar omdat hij geleerd heeft hoe vele gezindten met de juiste basishouding samen één maatschappij kunnen vormen. Als onze samenleving ergens behoefte aan heeft, dan is het aan mensen die hieraan kunnen bijdragen. En dat maakt het openbaar onderwijs tot een goede leerschool voor later: jong geleerd, oud gedaan. In dit omgangsprotocol wordt beschreven hoe wij het omgaan met elkaar en met de omgeving op een positieve wijze stimuleren, zodoende pestgedrag zo veel mogelijk voorkomen en wanneer nodig pestgedrag aanpakken.
1
Op welke wijze wordt in onze school gewerkt aan een positief klimaat en aan het voorkomen van pestgedrag? 1) Er wordt veel aandacht besteed aan de begeleiding van de sociaal-emotionele ontwikkeling en aan positief omgaan met elkaar. Dit wordt o.a. vormgegeven door een positief klassen- en schoolklimaat, coöperatief werken en samenwerkingsopdrachten. Vanaf het schooljaar 2012-2013 wordt op de locaties Vaassen en Emst deelgenomen aan het preventieve anti-pestprogramma Kiva. Kiva is een Fins woord en betekent leuk of fijn. Het is ook een afkorting voor de Finse zin: In deze school wordt niet gepest. Bij KiVa hoort scholing van de leerkrachten en ervaringsbijeenkomsten van de KiVa-teams (hierin zitten collega’s die er zorg voor dragen dat KiVa in de scholen goed wordt vormgegeven). Er worden speciale lessen gegeven, aanvankelijk in de groepen 5 t/m 8. Ook is er sprake van controle van de effecten en het meten van het welbevinden van de leerlingen middels vragenlijsten.
2)
3) 4) 5)
6)
7) 8)
9)
In de overige groepen wordt gewerkt met de methode “Goed gedaan”. Doel is om kinderen meer zicht en grip op hun eigen emoties en gedrag te geven. D.m.v. concrete tips wordt kinderen geleerd hoe ze respectvol om kunnen gaan met zichzelf en anderen. “Goed Gedaan” legt grote nadruk op de vertaling van de behandelde inzichten en vaardigheden naar situaties in het dagelijks leven: in de klas, op het schoolplein, op straat, op internet en thuis. In het programma komen twaalf competenties aan bod: zelfkennis, relativeren, zelfvertrouwen, zelfbeheersing, bewust keuzes maken, verplaatsen in anderen, omgaan met verschillen, rekening houden met anderen, weerbaarheid, samen spelen en werken, samen op internet, omgaan met media-informatie. Afspraken op o.b.s. “de Sprenge” t.a.v. de methode: *De groepen 1 en 2 integreren de thema’s van “Goed Gedaan” in de thema’s van Basisontwikkeling. *Alle 16 lessen worden per cursusjaar gegeven. De leerkracht deelt dit in. Bij een combinatiegroep is een goede afstemming op de groep belangrijk. *De “Zo doe ik dat”-kaarten (blz. 103 t/m 114) worden naar eigen inzicht gebruikt. *Bij elke les hoort een ouderbrief. De ouderbrief wordt aan de kinderen meegegeven door de leerkracht in de periode waarin een les wordt gegeven. Er is een gedragscode voor de relatie kinderen-kinderen, leerkracht-kinderen en leerkrachten onderling. Zie bijlage 1. Aan de algemene schoolregels (zie gedragsregels vertaald voor kinderen) kunnen aanvullingen per locatie of groep worden toegevoegd. Er zijn regels voor buiten en binnen spelen. Zie bijlage 2. Deze versie is de basis; locatiespecifiek kunnen deze regels worden aangevuld. We bieden kinderen grenzen, ons optreden is helder en correct. Positief gedrag wordt gestimuleerd. We spreken kinderen aan op hun mogelijkheden. We gaan met elkaar in gesprek op basis van wederzijds respect. We leren kinderen een oplossing te vinden en niet slachtoffer te zijn. Gevoelens van competentie stimuleren wij door kinderen het besef te geven iets te kunnen en te weten, maar ook door vertrouwen te hebben in hun mogelijkheden en kinderen te stimuleren zoveel mogelijk zelfstandig oplossingen te vinden. Leerkrachten hebben kennis en inzicht m.b.t. pestgedrag en zijn in staat het pestprotocol (bijlage 6) te hanteren. Alle leerkrachten kunnen het omgangsprotocol via het netwerk inzien (handboek leerlingenzorg – sociaal-emotionele ontwikkeling). Een verkorte versie (pagina 1 t/m 3 en bijlage 1, 2 en 6) van het omgangsprotocol zit in de klassenmap van de leerkracht. Twee keer per jaar wordt door de leerkracht de sociaal-emotionele vragenlijst Zien ingevuld voor alle leerlingen. Aan de hand hiervan kan de leerkracht analyseren
2
welke aandachtspunten er zijn voor zijn/haar groep en/of individuele leerlingen. In het overleg met de intern begeleider komen deze gegevens eveneens aan de orde. Onze visie op omgaan met pestgedrag. Pesten is (psychisch, fysiek of seksueel) systematisch geweld van een leerling of een groep leerlingen ten opzichte van één of meer klasgenoten, die niet (meer) in staat is/ zijn zichzelf te verdedigen. (Van der Meer, 1997) (Voor klasgenoten kan ook gelezen worden: kinderen.) Kinderen weten vaak niet echt wat het is om buitengesloten, gediscrimineerd, geïntimideerd of gepest te worden. Een effectieve activiteit om buitensluiten en pesten te voorkomen is het voorlezen of zelf lezen van boeken over anders-zijn, verhuizen, vrienden/vriendinnen maken en hierna een (kring)gesprek voeren. Het voornaamste doel van het (voor)lezen van boeken over deze onderwerpen is: het vergroten van het empathisch (invoelend) vermogen. Aandacht voor de strijd om de macht. Sommige kinderen zijn agressief, maken ruzie of (blijven) pesten. Andere kinderen worden steeds sociaal-angstiger. Het is belangrijk deze gedragingen te observeren en actie te ondernemen. O.b.s. “de Sprenge heeft een pestprotocol. Het pestprotocol is gebaseerd op een “vijfsporenaanpak”. Dit betekent dat in geval van pesten de leerkracht betrokken is bij de aanpak, er is aandacht is voor de pester(s) en de gepeste(n), de kinderen in de groep worden erbij betrokken en de betreffende ouder(s)/verzorger(s).
Bijlagen bij het omgangsprotocol. Bijlage 1: gedragscode van o.b.s. “de Sprenge” Bijlage 2: basispleinregels van o.b.s. “de Sprenge” Bijlage 3: begripsverheldering plagen en pesten Bijlage 4: een overzicht van de kenmerken en signalen Bijlage 5: mogelijke oorzaken Bijlage 6: Pestprotocol o.b.s. “de Sprenge” Bijlage 7: handelingsmogelijkheden Bijlage 8: literatuur, websites, programma’s, telefonische hulpdiensten Bijlage 9: boeken voor kinderen Bijlage 10: informatie over digitaal pesten
3
Bijlage 1: gedragscode voor de relatie kinderen-kinderen, leerkracht-kinderen en leerkrachten onderling
Onze gedragsregels voor omgang volwassenen naar kinderen 1. We vertrouwen elkaar -
Kinderen gedragen zich goed als zij het kunnen. In ons gedrag en ons handelen naar kinderen zijn wij voorspelbaar en consequent. Wij zorgen voor een sfeer waarin kinderen zich veilig kunnen voelen.
2. We hebben respect voor elkaar -
We nemen kinderen serieus en tonen begrip voor hun reacties. Niet alle reacties zijn acceptabel. Wij hebben begrip voor de gedachten en leefwereld van kinderen. Als wij kinderen aanspreken doen wij dit op hun gedrag, niet op de persoon. Naar kinderen toe zijn wij duidelijk in het uitspreken van onze verwachtingen. In situaties zijn wij ons bewust van ons eigen aandeel. Wij denken positief kritisch na over ons eigen functioneren.
3. We leren met elkaar en we leren van elkaar -
Interventies naar kinderen hebben tot doel bij te dragen aan een positieve ontwikkeling van het kind. Wij geven de voorkeur aan benoemen/ accentueren van positief en gewenst gedrag. We bouwen aan de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van een kind. Met het geven van verantwoordelijkheden sluiten we aan bij de mogelijkheden van het individuele kind.
4. We helpen elkaar en zoeken samen naar een oplossing/ oplossingen -
Wij zijn uitnodigend naar kinderen. Een kind moet zich niet belemmerd voelen om met zijn vragen en/of problemen bij ons te komen. Wij hebben een opvoedende taak om kinderen te leren zelf problemen op te lossen. Wanneer een kind voor zichzelf of zijn omgeving een onveilige situatie creëert kan er door een personeelslid fysiek ingegrepen worden. Hierbij dient de veiligheid van alle betrokkenen gewaarborgd te zijn.
4
Gedragsregels vertaald voor kinderen 1. We vertrouwen elkaar -
We houden ons aan regels en afspraken. We zijn eerlijk tegen elkaar.
2. We hebben respect voor elkaar -
Gewoon praten is oké. We lachen met elkaar en niet om elkaar. Pesten…… dat doen we niet. Je geeft geen duw of trap, ook al is het voor de grap.
3. We leren met elkaar en we leren van elkaar -
Iedereen hoort erbij. Samen spelen, samen delen. ’t Kan met twee maar ook met velen. We blijven van elkaars spullen af. Wil je iets lenen van mij, dan vind ik dat je het vragen moet.
4. We helpen elkaar en zoeken samen naar oplossingen -
Als iets niet lukt mag ik een ander vragen om mij te helpen. Denk na…. voor je iets zegt of doet. Als je een probleem hebt met iemand: stop……. denk na…….. doe. Als ik een probleem heb met een ander kan ik de juf/meester vragen mij te helpen.
De aanbieding van de regels gaat als volgt: Schoolbreed: regel van de maand. Het initiatief ligt bij de intern begeleider. Zij mailt de regel naar de locatieleiders voor de interne info en de nieuwsbrief voor ouders/verzorgers. Uitwerking van de regel van de maand in de lessen van “Goed Gedaan” (bijv. in rollenspel) en binnen het groepsgebeuren. De regels hangen zichtbaar in de groepen. Voor groep 1 t/m 3 worden de regels gecombineerd met een afbeelding. Een contract kan naar willekeur in de groepen worden toegepast.
5
Omgangsregels met ouders/verzorgers* -
-
We delen de zorg betreffende hun kind met ouders, respecteren hun opvattingen en we gaan er vanuit dat ouders het beste voor ogen hebben voor hun kind. We behandelen ouders vriendelijk en correct, ook na een minder plezierige ervaring. We luisteren naar wat ouders zeggen en proberen hen te begrijpen. We tonen belangstelling voor hen en hun gezin zonder nieuwsgierig te zijn. We praten niet negatief over andere ouders en geven daar ook geen kans toe. We zijn terughoudend met uitspraken over andere kinderen uit de klas of uit andere klassen en bieden hiervoor ook niet de gelegenheid. We praten niet negatief over collega’s. We praten niet negatief over andere scholen. Voor klachten over anderen verwijzen wij naar die ander en gaan daar verder niet op in. Indien een bepaald probleem niet binnen de afgesproken tijd kan worden opgelost, maken we een vervolgafspraak. Wij streven naar een open communicatie.
*waar in de tekst staat ouders bedoelen we ook verzorgers
6
Gedragscode personeel 1. We vertrouwen elkaar -
We gaan uit van de integriteit van de ander. Waar het gevraagde vertrouwen belastend wordt voor de ontvanger, spreekt hij of zij dit naar die ander (de zender) uit. De vertrouwenspersoon van school kan ten alle tijden benaderd worden, ook zonder melding aan de zender.
2. We respecteren elkaar in de verschillende functies en rollen die wij binnen onze school vervullen -
We hebben elkaar nodig om de organisatie soepel te laten draaien. Wij spreken verwachtingen naar elkaar uit.
3. Wij accepteren dat wij als persoon van elkaar verschillen -
Wij vullen elkaar aan en maken gebruik van elkaars kwaliteiten. Ieder mens is uniek. Samen geven we kleur aan onze school. Als wij elkaar aanspreken doen wij dat op het gedrag, niet op de persoon.
4. Wij hanteren de opvatting “Met elkaar komt ’t voor elkaar” -
Wij hebben oog voor elkaar. Wij zijn bereid iets voor een ander te doen.
5. Wij denken in oplossingen -
Wij zijn ons bewust dat zich in ons werk knelpunten en problemen kunnen voordoen. Waar wij problemen of knelpunten ervaren hebben wij een eigen verantwoordelijkheid om tot een oplossing te komen. Wij zijn pro-actief (wij nemen zelf initiatief) in het zoeken naar oplossingen. Wanneer wij problemen ervaren in de omgang met een collega bespreken wij dit met betreffende collega. Wij verwachten van elkaar dat ieder van ons reflecteert op zijn/haar eigen gedrag.
6. Voor kinderen vervullen wij een voorbeeldfunctie -
In het bijzijn van kinderen roken wij niet en drinken wij geen alcohol. Onze kleding is gepast en representatief. Wij zijn ons bewust van onze volwassen rol/ voorbeeldrol in contacten met leerlingen. Informele digitale contacten met leerlingen zijn in principe niet toegestaan.
7
Bijlage 2: pleinregels
Regels tijdens het buitenspelen (ook van toepassing bij binnen spelen): Samen spelen, samen delen, ’t kan met één maar ook met velen. Vloeken, schelden en andere vieze taal is verboden voor allemaal. Spugen is vies, spugen is goor, spuug is van jezelf dus slik het gauw door. Schoppen en slaan lossen niets op, krijg je alleen zelf voor op je kop. Vechten is naar, dus wees voorzichtig met elkaar. “Stop is stop, hou ‘s op!”
Dit kun je zeggen als je het niet fijn vindt wat een ander bij jou doet of tegen je zegt. Helpt dit niet ga dan naar de pleinwacht (leerkracht).
Luister wat de pleinwacht (leerkracht) zegt.
8
Bijlage 3: Begripsverheldering. PLAGEN Is onschuldig, en gebeurt onbezonnen en spontaan. Gaat soms gepaard met humor.
PESTEN Gebeurt berekenend (men weet meestal vooraf goed wie, hoe en wanneer men gaat pesten). Men wil bewust iemand kwetsen of kleineren.
Is van korte duur, of gebeurt slechts tijdelijk.
Is duurzaam: het gebeurt herhaaldelijk, systematisch en langdurig (stopt niet vanzelf en na korte tijd).
Speelt zich af tussen ‘gelijken’ (‘twee honden vechten om hetzelfde been’).
Ongelijke strijd. De onmachtsgevoelens van de gepeste staan tegenover de machtsgevoelens van de pestkop.
Is meestal te verdragen, of zelfs leuk maar kan ook kwetsend of agressief zijn.
De pestkop heeft geen positieve bedoelingen en wil pijn doen, vernielen of kwetsen.
Meestal één tegen één.
Meestal een groep (pestkop en meelopers) tegenover één geïsoleerd slachtoffer.
Wie wie plaagt, ligt niet vast. De tegenpartijen Er bestaat een neiging tot een vaste wisselen keer op keer. structuur. De pestkoppen zijn meestal dezelfden, net zoals de slachtoffers (mogelijk wisselend door omstandigheden). GEVOLGEN VAN PLAGEN ‘Schaafwond’ of korte draaglijke pijn (hoort bij het spel). Dit wordt soms ook als prettig ervaren (‘plagen is kusjes vragen’).
GEVOLGEN VAN PESTEN Indien niet tijdig wordt ingegrepen, kunnen de gevolgen (zowel lichamelijk als psychisch) heel pijnlijk en ingewikkeld zijn en ook lang naslepen.
De vroegere relaties worden vlug weer hersteld. De ruzie of het conflict wordt spoedig bijgelegd.
Het is niet gemakkelijk om tot betere relaties te komen. Het herstel verloopt heel moeizaam.
Men blijft opgenomen in de groep.
Isolement en grote eenzaamheid bij het gekwetste kind. Aan de basisbehoefte om ‘bij de groep te horen’ wordt niet voldaan.
De groep lijdt er niet echt onder.
De groep lijdt onder een dreigend en onveilig klimaat. Iedereen is angstig, en men wantrouwt elkaar. Er is daardoor weinig openheid en spontaniteit. Er zijn weinig of geen echte vrienden binnen de groep.
9
Bijlage 4: Kenmerken en signalen. Kenmerken van de pestkop. Alhoewel wij niet zomaar iemand een etiket van “pestkop” kunnen opplakken op basis van één of meer van de volgende kenmerken en kinderen natuurlijk onderling verschillen, is toch in de praktijk gebleken, dat bij kinderen die pesten, vaak één of meer van de volgende kenmerken opvallen: - staat vrij positief tegenover geweld, agressie, en het gebruik van stoere taal - imiteert graag agressief gedrag - is vlugger agressief, gebruikt meer geweld - lijkt assertief: zegt spontaan wat hij denkt of voelt, komt uit voor zijn mening - is vrij impulsief - heeft de neiging anderen te overschreeuwen of te domineren om controle te houden, maar is misschien minder zeker dan het lijkt - wil het middelpunt zijn en is vlug jaloers - is meestal fysiek sterker of omringd door sterke vrienden die zijn gezag respecteren - heeft moeite met regels en grenzen - schat situaties verkeerd in - schat de gevolgen van zijn gedrag verkeerd in - heeft het moeilijk met stress of spanning, die van buitenaf wordt opgelegd (proefwerken, agressie van ouders/verzorgers enz.) - lijdt vaak aan een negatieve faalangst - hoe onveiliger hij zich voelt, hoe groter de behoefte aan een zondebok - is niet noodzakelijk dommer of slimmer dan de rest - geniet respect uit angst en niet uit waardering - heeft een zwak inlevingsvermogen, is vooral met zichzelf bezig en houdt geen rekening met anderen Signalen, die wijzen op pestgedrag. Vaak kunnen door middel van een goede observatie al bepaalde signalen van pestgedrag worden opgevangen. Door het goed observeren van kinderen in de verschillende onderwijsleersituaties en spelsituaties kunnen pestsituaties al in een vroeg stadium worden gesignaleerd en kan op gepaste wijze worden ingegrepen. Signalen bij de pestkop. - Het kind heeft blauwe plekken of schrammen en besmeurde of gescheurde kleren veroorzaakt door het slachtoffer of de slachtoffers, die zich heeft/hebben verdedigd. - Zijn vriendjes zijn volgzame meelopers, die wachten op instructies van de pestkop. - Het kind vindt het moeilijk om samen te spelen of samen te werken, omdat het altijd de baas wil zijn. - Het kind verdraagt het slecht om afhankelijk te zijn van het toeval, of van de bekwaamheid of onbekwaamheid van anderen. - Het kind verdraagt geen kritiek en wordt boos als zijn positieve beeld van zichzelf ter discussie wordt gesteld, al is het ook maar door een grapje. - Zijn vriendjes zijn gelijkgezinden. Ze spreken vaak negatief of kleinerend over bepaalde kinderen. Wie niet bij de groep hoort, is een zwakkeling of zelfs een vijand. Ze kiezen agressieve idolen uit sport, muziek of film. - Het kind is regelmatig brutaal tegenover een zwakker gezinslid. Dit kan ook een ouder/verzorger zijn. - Het kind kan zich moeilijk inleven in de gevoelens van anderen en heeft weinig of geen schuldgevoelens.
10
-
Het kind kan moeilijk grenzen aanvaarden die door anderen worden opgelegd en verdraagt geen kritiek. Je krijgt de indruk, dat het kind een dubbelleven leidt: thuis of tegenover de leerkracht is het bijvoorbeeld volgzaam en braaf, maar je hoort klachten over het kind in onbewaakte momenten.
Kenmerken van de gepeste. Alhoewel wij niet zomaar iemand een etiket van “gepeste” kunnen opplakken op basis van één of meer van de volgende kenmerken, en kinderen natuurlijk onderling verschillen, is toch in de praktijk gebleken, dat bij kinderen die gepest worden, vaak één of meer van de volgende kenmerken opvallen: - houdt niet van geweld en agressief of onbeschoft taalgebruik - weet niet hoe hij met agressie van anderen om moet gaan - is meestal fysiek zwakker - is eerder in zichzelf gekeerd - is geneigd zich onderdanig of gedienstig te gedragen - is onzeker in zijn sociale contacten - durft niet op te komen voor zichzelf - heeft vaak een lage dunk van zichzelf en gelooft uiteindelijk, dat hij het verdient om gepest te worden - voelt zich vaker eenzaam dan andere kinderen - voelt niet goed aan, welke regels of normen er binnen de groep gelden - reageert niet op de gepaste manier op druk: begint te huilen, of gedraagt zich slaafs, gaat klikken of vleien, probeert zich vrij te kopen met snoep of geld, probeert de pestkoppen na te bootsen, maar faalt daarin - autistische kinderen denken soms onterecht dat ze gepest worden - wat kan voorkomen is dat een leerling met autisme gepest/ geslagen wordt en niet eens beseft dat dit niet hoort, het gewoon ondergaat Signalen bij de gepeste. - Het kind heeft blauwe plekken of schrammen, gescheurde kleren, beschadigde boeken, en “verliest” eigendommen. Let zeker op, als het kind normaliter niet slordig is. Ook als het niet weet hoe de signalen er gekomen zijn of excuses zoekt, is er vaak meer aan de hand. - Het kind maakt zich het liefst onzichtbaar. Het is vaak verdrietig of neerslachtig of heeft onverwachte stemmingswisselingen met driftbuien. - In sommige gevallen is het onhandelbaar, agressief en overspannen. - Het staat dikwijls alleen op de speelplaats, er komen geen vriendjes thuis om te spelen en hij wordt ook niet uitgenodigd om te komen spelen of te komen op feestjes en logeerpartijen. - Het kind zoekt het veilige gezelschap van een volwassene. - Als er groepjes worden gekozen, wordt het kind als laatste gekozen of het blijft over. - De schoolresultaten worden opeens veel slechter. - Het kind is vaak afwezig, letterlijk of figuurlijk. Het vlucht weg in de fantasie. Op zondagavond of voor het kind naar een club moet, is het bijzonder gestresst, en zoekt redenen om niet naar school of naar de club te hoeven.
11
Bijlage 5: Mogelijke oorzaken. De school: - biedt geen veilig schoolklimaat, hanteert geen duidelijke grenzen tussen wat kan en niet kan - neemt pesten niet serieus: “Stel je niet aan, je lokt het zelf uit” - treedt louter gedragsregulerend op, geeft geen inzicht - heeft geen oog voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen (groepsvormende elementen) - heeft slecht contact met ouder(s)/verzorger(s) - behandelt de leerling als nummer De leerling die gepest wordt: - kleedt zich anders, reageert anders dan andere kinderen, heeft een handicap - is niet sociaal weerbaar, heeft een gering gevoel van eigenwaarde - beschikt over te weinig sociale vaardigheden - is al eerder zondebok geweest De leerling die pest (4 typen): 1. is bang om zelf gepest te worden en gaat daarom pesten 2. wil macht hebben in de groep 3. heeft niet echt in de gaten hoe erg pesten is 4. wordt zelf ook gepest In het gezin: - wijken gedragscodes negatief af van de gedragscodes op school - worden spanningen tussen ouders/verzorgers afgewenteld op het kind - is geen veilige gezinssituatie - worden voortdurend zaken benadrukt die mislukken - wordt het kind afgewezen en niet het gedrag
12
Bijlage 6: Pestprotocol
Pestprotocol o.b.s. “de Sprenge” Alle kinderen mogen zich in hun basisschoolperiode veilig voelen, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen. Door regels en afspraken zichtbaar te maken kunnen kinderen en volwassenen, als er zich ongewenste situaties voordoen, elkaar aanspreken op deze regels en afspraken. Door elkaar te steunen en wederzijds respect te tonen stellen we alle kinderen in de gelegenheid om met veel plezier naar school te gaan! Leerkrachten en de medezeggenschapsraad onderschrijven gezamenlijk dit pestprotocol. Pesten komt helaas op iedere school voor, ook bij ons. Het is een probleem dat wij onder ogen zien en op onze school serieus aan willen pakken. Voorwaarden: Pesten moet als probleem worden gezien door alle direct betrokken partijen: leerlingen (gepeste kinderen, pesters en de zwijgende groep), leerkrachten en de ouders/verzorgers. De school moet proberen pestproblemen te voorkomen. Los van het feit of pesten wel of niet aan de orde is, moet het onderwerp pesten met de kinderen bespreekbaar worden gemaakt, en met hen regels worden vastgesteld. Als pesten voorkomt, moeten leerkrachten (in samenwerking met de ouders/verzorgers) dat kunnen signaleren en duidelijk stelling nemen. Wanneer pesten ondanks alle inspanningen toch weer de kop opsteekt, moet de school beschikken over een directe aanpak. Wanneer het probleem niet op de juiste wijze wordt aangepakt of de aanpak niet het gewenste resultaat oplevert dan is de inschakeling van een vertrouwenspersoon nodig. De vertrouwenspersoon kan het probleem onderzoeken, deskundigen raadplegen en het bevoegd gezag informeren. Op iedere school is een vertrouwenspersoon aangesteld. Op “de Sprenge” is dat: juf Bettie Bolderink.
13
Het probleem dat pesten heet: De piek van het pesten ligt tussen 10 en 14 jaar, maar ook in lagere en hogere groepen wordt er gepest. Een pestproject alleen is niet voldoende om een eind te maken aan het pestprobleem. Het is beter om het onderwerp regelmatig aan de orde te laten komen, zodat het ook preventief kan werken. Hoe willen wij daarmee omgaan? Het voorbeeld van de leerkrachten (en thuis de ouders/verzorgers) is van groot belang. Er zal minder gepest worden in een klimaat waar duidelijkheid heerst over de omgang met elkaar, waar verschillen worden aanvaard en waar ruzies niet met geweld worden opgelost maar uitgesproken. Agressief gedrag van leerkrachten, ouders/verzorgers en de leerlingen wordt niet geaccepteerd. Leerkrachten horen duidelijk stelling te nemen tegen dergelijke gedragingen. Signalen van pesterijen kunnen o.a. zijn: *altijd een bijnaam, nooit bij de eigen naam noemen *zogenaamde leuke opmerkingen maken over een klasgenoot *een klasgenoot voortdurend ergens de schuld van geven *briefjes doorgeven *beledigen *opmerkingen maken over kleding *isoleren *buiten school opwachten, slaan of schoppen *op weg naar huis achterna rijden *naar het huis van het slachtoffer gaan *bezittingen afpakken *schelden of schreeuwen tegen het slachtoffer *Via msn negatief uitlaten over anderen Deze lijst kan nog verder worden uitgebreid: je kunt het zo gek niet bedenken of volwassenen en dus ook leerlingen hebben het bedacht. Leerkrachten en ouders/verzorgers moeten daarom alert zijn op de manier waarop kinderen met elkaar omgaan en duidelijk stelling nemen wanneer bepaalde gedragingen hun norm overschrijden. REGEL 1: Een belangrijke stelregel is dat het inschakelen van de leerkracht niet wordt opgevat als klikken. Vanaf de kleutergroep brengen we kinderen dit al bij: je mag niet klikken, maar… als je wordt gepest of als je ruzie met een ander hebt en je komt er zelf niet uit dan mag je hulp aan de leerkracht vragen. Dit wordt niet gezien als klikken. REGEL 2: Een tweede stelregel is dat een medeleerling ook de verantwoordelijkheid heeft om het pestprobleem bij de leerkracht aan te kaarten. Alle leerlingen zijn immers verantwoordelijk voor een goede sfeer in de groep. REGEL 3: School en gezin halen voordeel uit een goede samenwerking en communicatie. Dit neemt niet weg dat iedere partij moet waken over haar eigen grenzen. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat ouders/verzorgers naar school komen
14
om eigenhandig een probleem voor hun kind op te komen lossen. Bij problemen m.b.t. pesten zullen de directie en de leerkrachten hun verantwoordelijkheid (moeten) nemen en indien nodig overleg voeren met de ouders. De inbreng van de ouders blijft bij voorkeur beperkt tot het aanreiken van informatie, tot het geven van suggesties en tot het ondersteunen van de aanpak van de school. Aanpak van de ruzies en pestgedrag in vier stappen: Wanneer leerlingen ruzie met elkaar hebben en/of elkaar pesten proberen zij en wij: STAP 1: Er eerst zelf (en samen) uit te komen. STAP 2: Op het moment dat één van de leerlingen er niet uitkomt (in feite het onderspit delft en verliezer of zondebok wordt) heeft deze het recht en de plicht het probleem aan de meester of juf voor te leggen. STAP 3: De leerkracht brengt de partijen bij elkaar voor een verhelderingsgesprek en probeert samen met hen de ruzie of pesterijen op te lossen en (nieuwe) afspraken te maken. Bij herhaling van pesterijen/ ruzies tussen dezelfde leerlingen volgen sancties. STAP 4: Bij herhaaldelijke ruzie/ pestgedrag neemt de leerkracht duidelijk stelling en houdt een bestraffend gesprek met de leerling die pest/ruzie maakt. De fases van bestraffen treden in werking (zie bij consequenties). De ouders/verzorgers worden op de hoogte gebracht van het ruzie-/pestgedrag. Leerkracht(en) en ouders/verzorgers proberen in goed overleg samen te werken aan een bevredigende oplossing. De leerkracht biedt altijd hulp aan de gepeste en begeleidt de pester, indien nodig in overleg met de ouders/verzorgers en/of externe deskundigen. Consequenties: De leerkracht heeft het idee dat er sprake is van onderhuids pesten: in zo’n geval stelt de leerkracht een algemeen probleem aan de orde om langs die weg bij het probleem in de klas te komen. De leerkracht ziet dat een leerling wordt gepest (of de gepeste of medeleerlingen komen het bij hem melden) en vervolgens leveren stap 1 t/m 4 geen positief resultaat op voor de gepeste. De leerkracht neemt duidelijk een stelling in. De straf is opgebouwd in 5 fases. Het inzetten hiervan is afhankelijk van hoe lang de pester door blijft gaan met zijn/haar pestgedrag en in hoeverre hij/zij verbeter toont in zijn/haar gedrag. FASE 1: Voorbeelden: Eén of meerdere pauzes binnen blijven. Nablijven tot alle kinderen naar huis vertrokken zijn. Een schriftelijke opdracht zoals een stelopdracht over de toedracht en zijn of haar rol in het pestprobleem.
15
Door gesprek: bewustwording van wat hij/zij met het gepeste kind uithaalt. Afspraken maken met de pester over gedragsveranderingen en controle/bespreken van de naleving van deze afspraken. Actie: leerkracht. FASE2: Een gesprek met de ouders/verzorgers, als voorgaande acties onvoldoende resultaat hebben. De medewerking van de ouders/verzorgers wordt nadrukkelijk gevraagd om een einde aan het probleem te maken. Actie: leerkracht in overleg met intern begeleider en/of directie. FASE 3: Bij aanhoudend pestgedrag kan advies worden gevraagd bij het Kenniscentrum van Proo, de schoolarts van de GGD of schoolmaatschappelijk werk. Actie: leerkracht in overleg met intern begeleider en/of directie. FASE 4: Bij aanhoudend pestgedrag kan er voor gekozen worden om een leerling tijdelijk in een andere groep te plaatsen, binnen de school. Ook het (tijdelijk) plaatsen op een andere school behoort tot de mogelijkheden. Actie: leerkracht, intern begeleider en directie. FASE 5: In extreme gevallen kan een leerling geschorst en eventueel later verwijderd worden. Actie: directie in overleg met schoolbestuur. Richtlijnen voor begeleiding van de gepeste leerling: Medeleven tonen en luisteren en vragen: hoe en door wie wordt er gepest. Spreek het kind aan op zijn/haar kracht. Geef je mening, op een nette manier. Hou vol, de aanhouder wint. Als de pester doorgaat, haal je schouders op en denk: dan maar niet, jammer dan. Je laat het kind verder met rust. Wie zichzelf weet te beheersen, kan uiteindelijk de wereld aan. Nagaan hoe de leerling zelf reageert, wat doet hij/zij voor, tijdens en na het pesten. Huilen of heel boos worden is juist vaak een reactie die een pester wil uitlokken. De leerling in laten zien dat je op een andere manier kunt reageren. Zoeken en oefenen van een andere reactie. Het gepeste kind in laten zien waarom een kind pest. Nagaan welke oplossing het kind zelf wil. Belonen/benoemen als de leerling zich anders/beter opstelt. Het gepeste kind niet overbeschermen bijvoorbeeld naar school brengen of ‘ik zal het de pesters wel eens gaan vertellen’. Hiermee plaats je het gepeste kind juist in een uitzonderingspositie waardoor het pesten zelfs nog toe kan nemen. Richtlijnen voor begeleiding van de pester: Praten, zoeken naar de reden van het ruzie maken/ pesten (baas willen zijn, jaloezie, verveling, buitengesloten voelen). Laten inzien wat het effect van zijn/ haar gedrag is voor de gepeste. Excuses aan laten bieden.
16
In laten zien welke sterke (leuke) kanten de gepeste heeft. Pesten is verboden in en om de school: wij houden ons aan deze regel. Straffen als het kind wel pest, belonen/benoemen als het kind zich aan de regels houdt. Het kind leren niet meteen kwaad te reageren, leren zich te beheersen, de ‘stop-eerst-nadenken-houding’ of een andere manier van gedrag aanleren. Contact· tussen ouders/verzorgers en school: elkaar informeren en overleggen. Inleven in het kind; wat is de oorzaak van het pesten? Zoeken· van een sport of club, waar het kind kan ervaren dat contact met andere kinderen wel leuk kan zijn. Inschakelen van hulp, bijvoorbeeld sociale vaardigheidstraining. Oorzaken van pestgedrag kunnen zijn: Een problematische thuissituatie. Voortdurend gevoel van anonimiteit (buitengesloten voelen). Voortdurend in een niet-passende rol worden gedrukt . Voortdurend met elkaar de competitie aan gaan. Een voortdurende strijd om macht in de klas of in de buurt. De groep: We maken het probleem bespreekbaar in de groep. We stimuleren dat de kinderen een eigen standpunt innemen en eventueel partij trekken voor de gepeste leerling. We bespreken met de leerlingen dat “meedoen” met de pester meestal kan leiden tot verergering van het probleem. We laten inzien wat het effect van zijn/haar gedrag is voor de gepeste. We laten inzien welke positieve kanten de gepeste heeft. We vragen advies bij bijvoorbeeld het Kenniscentrum van Proo of de GGD. Adviezen aan de ouders/verzorgers van gepeste kinderen: Houd de communicatie met uw kind open, blijf in gesprek met uw kind. Als pesten niet op school gebeurt, maar op straat, probeert u contact op te nemen met de ouders/verzorgers van de pester(s) om het probleem bespreekbaar te maken. Pesten op school kunt u het beste direct met de leerkracht bespreken. Door positieve stimulering kan het zelfrespect vergroot worden of weer terugkomen. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. Steun uw kind in het idee dat er een einde aan het pesten komt. Ouders van pesters: Neem het probleem van uw kind serieus. Raak niet in paniek: elk kind loopt kans pester te worden. Probeer achter de mogelijke oorzaak te komen. Maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet. Besteed extra aandacht aan uw kind. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. Corrigeer ongewenst gedrag en benoem het goede gedrag van uw kind. Maak uw kind duidelijk dat u achter de beslissing van school staat.
17
Alle andere ouders: Houd rekening met de gevoelens van de ouders/verzorgers van zowel het gepeste kind als ook de gevoelens van de ouders/verzorgers van de pester. Stimuleer uw kind om op een goede manier met andere kinderen om te gaan. Corrigeer uw kind bij ongewenst gedrag en benoem goed gedrag. Geef zelf het goede voorbeeld. Leer uw kind voor anderen op te komen. Leer uw kind voor zichzelf op te komen.
18
Bijlage 7: Handelingsmogelijkheden. Pesten mag op geen enkele wijze getolereerd worden. Bij het bestrijden van pesten wordt meestal uitgegaan van de vijfsporenaanpak. 1. Aandachtspunten voor het schoolteam/ de betrokkenen: - voor literatuur en websites zie bijlage 8 - groepsvormende activiteiten - vertrouwenspersoon, officiële klachtenregeling - strooi met complimenten, wees zuinig met kritiek - geef ruimte voor herstel - maak kinderen eigenaar van hun leerproces - hanteer een methode voor sociaal-emotionele ontwikkeling - grijp zo vroeg mogelijk in - groepsregels samen met de leerlingen formuleren - kindvriendelijke inrichting van de school - voorspelbaar en warm leerkracht-/teamgedrag - veel aandacht voor samenwerkend leren 2. Aandacht voor de pester: - de pester moet stoppen en zijn gedrag wijzigen - de gevolgen van pesten bespreken met de pester - het kind helpen om zich aan regels en afspraken te houden - wanneer nodig deskundige hulp inschakelen 3. Aandacht voor het slachtoffer: - naar het kind luisteren en probleem serieus nemen - informatie geven over pesten - met het kind mogelijke oplossingen bedenken en hieraan samen werken - aanleren: zelf duidelijk “nee” of “stop” zeggen, vraag hulp als dat niet helpt, er is altijd iemand die je kan helpen (www.pestweb.nl) - wanneer nodig deskundige hulp inschakelen 4. Mobiliseren van de kinderen in de groep: - inzicht geven in pesten door erover te praten en eigen rol hierin te verduidelijken - mogelijke oplossingen overleggen en hier samen aan werken 5. De ouder(s)/verzorger(s). De ouder(s)/verzorger(s) steunen: - ouder(s)/verzorger(s) serieus nemen - informatie geven over pesten en hoe pesten aangepakt kan worden - samen met ouder(s)/verzorger(s) het probleem aanpakken - indien nodig ouder(s)/verzorger(s) doorverwijzen naar deskundige hulp Enkele concrete tips voor ouders: *De ouder(s)/verzorger(s) van het slachtoffer - pestprobleem op school met leerkracht bespreken - geef je kind achtergrondinformatie met betrekking tot pesten - beloon je kind - accepteer je kind onvoorwaardelijk en neem het kind serieus - zoek deskundige hulp wanneer nodig - accepteer de situatie niet - ga geen gesprek aan met de pester op school - ga geen andere kinderen voor jouw zoon of dochter “kopen” *De ouder(s)/verzorger(s) van de pester: - blijf rustig en neem je kind serieus - probeer achter de oorzaak te komen - corrigeer agressieve buien, wees zo consequent mogelijk - ga op zoek naar talenten van je kind - geef warmte aan het kind - zoek deskundige hulp wanneer nodig
19
Bijlage 8: Literatuur, websites, programma’s, telefonische hulpdiensten. Literatuur specifiek over pesten: Groot, C. de (2004) Pestprotocol, een voorbeeld. Eduforce Meer, B. van der (1989) De zondebok in de klas. Nijmegen: KPC Meer, B. van der (1993) Kinderen en pesten. Utrecht/Antwerpen: Kosmos – Z&K Uitgevers Meer. B. van der (1997) Pesten op school. Lessuggesties voor leerkrachten. Assen: van Gorcum Prior, F. (1999) De veilige school, “kijken, kiezen en meten”, instrumenten voor de basisschool. APS Prior, F. & Walraven, G. (1999) Sociale competentie zelf leren. Utrecht: Sardes Pesten op school, hoe ga je er mee om? VOO (2004) Websites pesten: www.pesten.net www.e24s.org http://pesten.pagina.nl www.sjn.nl/pesten/verwijs/inhoud/htm (Stichting Jeugdinformatie Nederland) www.freez.com/pesten (hulpsite voor slachtoffers van pesten) www.jeugdnetwerknet.nl/info/jippies/pesten.html www.2.sire.nl/sire/pesten.htm (SIRE: “game over”) www.pestweb.nl www.posicom.nl www.kanjertraining.nl www.kinderconsument.nl Sites m.b.t. digitaal pesten: zie bijlage 9. Programma’s training sociale weerbaarheid: Federatief Samenwerkingsverband WSNS ‘s –Hertogenbosch (2002) Job en Jessieclub. Training sociale weerbaarheid voor kinderen van groep 2 en 3 De Tim en flapoorclub. Geschikt voor groep 4 en 5 Kruuk, A.M. (1999) Schatjes, Katjes, Watjes? Geschikt voor de groepen 6 t/m 8 Doetinchem: Graviant Educatieve Uitgaven Klungers, T. (2001) Van pesten naar een wij-gevoel, iedereen heeft recht op een respectvolle benadering! Posicom Spelvormen: Prior, F. & Walraven, G. Wat willen we leren? Kaartjes horen bij het werkboek “sociale competentie: zelf leren. Utrecht: Sardes Badegruber, B. (2001) Spelen om problemen op te lossen, groepsspelen voor kinderen van 6-12 jaar om individuele en onderlinge problemen op te lossen. Katwijk: Panta Rhei Badegruber, B. Nieuwe spelen om problemen op te lossen, groepsspelen voor kinderen van 9-15 jaar. Katwijk: Panta Rhei Engergize, groepsactiviteiten voor groot en klein. (1999)
20
Literatuur richting positief pedagogisch klimaat, samenwerkend leren: Forrer, M., Kenter, B. & Veenman, S. (2000) Coöperatief leren in het basisonderwijs. Amersfoort: CPS Kagan, M. en L. e.a. (2002) Bouwen aan klasklimaat, onmisbare ingredienten voor de opbouw van een optimaal leef- en werkklimaat in de groep. RPCZ Educatieve Uitgaven Kopmels, D. & Soeting, T. (2002) TEAM Klassenmanagement brengt orde in de orde. RPCZ Kagan, S. (2003) Structureel coöperatief leren, het internationale standaardwerk. RPCZ Educatieve Uitgaven Literatuur richting meervoudige intelligentie: Kagan, S. en M. (2000) Meervoudige intelligentie, het complete MI boek. RPCZ Educatieve Uitgaven Spelvormen richting meervoudige intelligentie: RPCZ. Meervoudig intelligent? Telefonische hulpdiensten: De onderwijstelefoon: 0800 – 1608 De kindertelefoon: 0800 – 0432 De opvoedtelefoon: 06 – 8212205 Het meldpunt geweld in het onderwijs voor personeel: 030 - 2989111
21
Bijlage 9: (voor)leesboeken voor kinderen. (bron: Pesten op school. Bob van der Meer) Voorleesboeken onderbouw Elmer – David McKee – uitg. Unieboek, 1989 De olifant Elmer heeft alle kleuren van de regenboog. Dat vindt hij niet leuk. Hij wil als andere olifanten zijn en wentelt zich in het sap van de olifantenstruik, waardoor hij grijs wordt. Malle Job – Karen Wagner en Normand Chartier – uit. Clavis, 1990 Het leren accepteren van je eigenaardigheden staat in dit voorleesboek centraal. Job is een varkentje dat malle liedjes zingt en koprollen maakt op z’n bed. Bever lacht hem uit maar Job komt tot de ontdekking dat hij nooit met Bever zou willen ruilen. Twee bolle bozen – I. Kurschunow – uitg. Querido, 1983 Koen wil niet meer naar school. Hij wordt geplaagd ‘Patatzak’ vanwege zijn dikte. Op een dag ontmoet hij een draakje met maar één kop. Het draakje schijnt dat niet erg te vinden. Hij gaat in Koens tas naar school. Thuis eet hij vurige kolen met repen chocola uit de kachel. Koen wordt flinker, gaat beter lezen en heeft niet meer zo’n ballonbuik. Het draakje verdwijnt weer. Gekke Bril en Gekke Rooie – Jan de Zanger – uitg. Leopold, 1983 Mark is verhuisd en moet naar een nieuwe school. Hij zoekt nieuwe vrienden. Mark heeft een bril, waarmee de kinderen hem plagen. Hij gaat naar het bos en verliest zijn bril. Het boek, waarin het probleem eenvoudig wordt beschreven, eindigt met een fantasierijke oplossing. Vuurtoren Vera – Emma Damon – uitg. Sjaloom, Wildeboer & Altamira, 1996 Een kijk- en voelboek. Vera vindt haar rode haar maar niks, totdat ze er achter komt dat haar haar juist heel speciaal is. Ed en Eefje – Rob Lewis – uitg. Zirkoon, 1992 Op geestig gekleurde prenten proberen twee verliefde eekhoorntjes op allerlei manieren bij elkaar te zijn. Hun broer en zus verstoren dit geluk voortdurend, uit jaloezie omdat ze hun speelkameraadje kwijt zijn. Pissebed – Henk van Kerkwijk – uitg. Leopold, 1992 Molly plast in bed. Bij toeval ontdekt haar klasgenoot Peter Molly’s geheim en hij verklapt het aan de klas. Molly wordt uitgejoeld, totdat de juf – een beetje laat – ingrijpt. Later ontdekt Molly dat Peter ook een bedplasser is. Ze worden weer vrienden en als lotgenoten ondersteunen ze elkaar. Een wat opmerkelijk, maar wel grappig verhaal. Septembervakantie – Lucrece L’Ecluse – uitg. Clavis, 1991 Heleens moeder moet voor haar werk naar Griekenland. Daarom logeert Heleen bij haar grootvader en gaat daar ook naar school. In de nieuwe klas wordt ze door een meisje veel gepest. Gelukkig wordt ze geholpen door haar opa en het wonderlijke broodtrommeltje. Rosie en de beren van de stoep – Susie Jenkin-Pearce – uitg. Ploegsma, 1991 Grappig, troostrijk prentenboek over Rosie, die vaak gepest wordt door enkele van haar klasgenootjes. Als ze op een dag woedend op de grond stampt, verschijnen twee enorme beren die haar te hulp komen. Trompet voor Olifant – Max Velthuijs – uitg. Leopold, 1990 Olifant en Krokodil zijn buren. Olifant wordt gek van het vioolspel van Krokodil, maar Krokodil kan zonder zijn muziek niet leven. Dit leidt tot een verschrikkelijke burenruzie, die pas wordt bijgelegd als beide ontdekken dat samen muziek maken veel leuker is.
22
Klein maar sterk – Marion Bloem – uitg. Zwijsen, 1996 Has is stom, Has is gek, roepen Bart en Wim. Has, klein van stuk, is bang voor die grotere jongens. Verteld wordt, hoe Has, al is hij dan klein en wordt hij daarom geplaagd, uiteindelijk toch sterk blijkt te zijn. Jij ziet er raar uit – Geertje Gort – uitg. Zwijsen, 1996 Daan ontmoet in de straat een nieuw meisje, Semra. Zij is een Turks meisje. Op school wordt Semra gepest en Daan kan niets voor Semra doen. Gelukkig komt er en buurtfeest. Een huis met zeven kamers – Joke van Leeuwen – uitg. Querido, 1987 Het huis van oom, die mooie verhalen kan vertellen, heeft zeven kamers. Over elke kamer vertelt hij iets. In de zitkamer vertelt hij ‘Het verhaal van Piesie’. In dat verhaal proberen de kinderen in een vakantiehuis Piesie weg te pesten. Druppels vangen – Theo Olthuis – uitg. Ploegsma, 1996 Dit boek gaat over de dagelijkse belevenissen en verlangens van jonge kinderen. Veel verschillende onderwerpen komen aan de orde, zoals het stampen in waterplassen, het worden voorgelezen bij mama op schoot, dromen van enge monsters, de ruzie met je moeder en het verdriet om het vriendje dat nooit thuis is als je met hem wilt spelen. De gedichten zijn geschreven vanuit de belevingswereld van het kind. Hokusj pokusj pasj – Iny Driessen – uitg. Clavis, 1994 Als Thomas woorden met een ‘s’ of ‘z’ zegt, lijkt het of de douchekraan openstaat. De kinderen uit de straat maken er vaak grapjes over. Op de koop toe moet hij elke week naar de logopediste. Maar dan ontmoet hij zijn vreemde buurman, de goochelaar met de witte duiven. (Voor)leesboeken middenbouw De Pestkop – Tom van Rossum – www.falstaffmedia.nl - ISBN 9789077751817 Rob, bijna 10 jaar, zit in groep 6 en wordt stelselmatig gepest door zijn klasgenoot Jeroen. Ook de vader van Rob heeft de neiging zijn zoon te kleineren en ook zijn twee jaar oudere zusje gaat niet vrijuit. Van niemand in zijn omgeving is steun te verwachten. Totdat op een ijskoude winternacht Rob weg loopt van huis en op zoek gaat naar iemand die mogelijk wel om hem geeft. Zijn moeder is ten einde raad en zoekt in haar wanhoop tussen de spullen van Rob naar een aanwijzing. Die vindt ze, en vanaf dat moment stapelen de gebeurtenissen zich in rap tempo op. Maar dan draaien de rollen zich om… Ik weet het niet meer – Stasia Kramer – uitg. Zwijsen, 1996 Fleur wordt vaak gepest. Haar jas wordt over de wc gehangen, haar benden staan leeg en haar stoel wordt weggetrokken. Samen met Thijs, die ze ook pesten, neemt ze wraak. Ze pakt ze op dezelfde manier terug en maakt zo een einde aan de pesterijen. Ik sla ze tot moes – Mariska Hammerstein – uitg. Zwijsen, 1996 Bowie wordt door de kinderen op zijn school gepest, omdat hij een rare naam heeft en in een oud treinstel woont. Z’n vader is kunstschilder en begrijpt niet dat Bowie liever gewoon zou willen zijn. Biobella Gijsje – Liesbeth van der Jagt – uitg. La Rivièra & Voorhoeve, 1992 Wat moet de pestkop Steffie in Gijsjes nieuwe tent? Gijsje wil hem wegjagen, maar dan raakt ze Bas misschien ook kwijt en dat is jammer. Soms is het leuk om met grote jongens te spelen, soms is Gijsje het zat en pikt ze het niet meer. Want ze is wel goed, maar niet gek.
23
De wekker en het mes – Anne Provoost – uitg. Zwijsen, 1996 Felix plast nog in zijn bed. Als zijn klasgenoten hier achter komen, ontstaat er grote hilariteit. Felix durft hierdoor niet mee op schoolreis te gaan, uit angst ’s nachts nat te worden. De dokter komt met een oplossing. Een klap voor de grap – Erik van Os – uitg. Zwijsen, 1996 Tim wordt voortdurend gepest door zijn oudere broer Paul. In gedachten heeft hij al veel wraakplannetjes uitgevoerd. Maar als het er werkelijk op aan komt, durft hij ze niet uit te voeren omdat hij vreest daarna nog meer gepest te worden. Op een dag gaat Paul echt te ver, door zijn lievelingsknuffel tussen rijdende auto’s te gooien. Spierballen in je hoofd – Hank Hokke – uitg. La Rivièra & Voorhoeve, 1990 Omdat Bas zoveel leest, weet hij bijna alles. De stoere Bulle pest hem daar mee. Maar als ze verdwalen in de verboden grot, is Bulle opeens niet zo stoer meer. En Bas gebruikt de spierballen in zijn hoofd. Poppe en Beer – Jos Lammers – uitg. Ploegsma, 1993 Het verhaal vertelt over Poppe en zijn grote broer Beer, die een stuk ouder is. Poppe kijkt een beetje tegen zijn broer op, omdat die alles lijkt te weten. Als Poppe verliefd wordt op Doortje heeft hij geen idee wat hij daarmee aan moet. Hij stapt op Beer af, die immers al jaren verliefd is, om te vragen wat hij moet doen. Dan komt hij er achter dat Beer helemaal niet zo veel weet, en zeker niet over verliefdheid. De woeste hond van de Wodanstraat – Jon Blake – uitg. Ploegsma, 1995 Drie verhalen, die zich alle afspelen op de Wodanschool. Wouter Weijers gaat naar een nieuwe school, maar het kost hem nogal wat moeite om de school te bereiken. Een klasgenoot van Wouter is de hoofdpersoon in het tweede verhaal. Hij is een enorme pestkop en zijn macht in de klas is groot. Totdat het allerkleinste, meest verlegen meisje in de klas ontdekt dat hij ook ergens bang voor is. De folterkamer – Eva Polak – uitg. Clavis, 1993 Vincent is acht jaar oud en heeft problemen met zijn klasgenootjes. Hij druft het niet aan zijn ouders te vertellen, want zijn moeder bemoeit zich overal mee. Dus moet hij zichzelf verdedigen tegen Lars en Bast, die hem pesten op het schoolplein. Kaspar, de tekkel van meneer Henning, helpt hem onverwachts. Geluk in een papiertje – Sine van Mol – uitg. Clavis, 1991 Ward wordt op school gepest, omdat hij niet zo goed kan lezen en schrijven. Op een dat ontmoet Cindy, zijn vriendin, de schilder Peter Celie. Die ontdekt dat Ward woordblind is. Mijn broer is sterker dan sterk – Dyan Sheldon – uitg. Ploegsma, 1996 Adam vindt het maar lastig een oudere broer te hebben die alles beter kan dan hijzelf. Kees is groter, slimmer en sneller dan Adam. En alsof dat nog niet erg genoeg is, wordt het leven van Adam en zijn virend Putter ook noet verziekt door drie vervelende jongens, die hem steeds opwachten op weg naar school. Putter vindt dat Adam de hulp van Kees moet inroepen, maar Adam weet wat beters: hij leent een boek over karate en bereidt zich voor op de confrontatie. Frederike vuurtoren – Christine Nöstlinger – uitg. La Rivièra & Voorhoeve, 1986 Frederike wordt door de kinderen uit de buurt erg geplaagd omdat ze rood haar heeft en dik is. Op een dag ontdekt Frederike in een oud dik boek een brief van haar vader. Hij nodigt haar uit om naar een land te komen waar alle kinderen met rood haar gelukkig zijn.
24
De Griezels – Roald Dahl – uig. De Fontein, 1981 Meneer Griezel, een viezerik met een baard vol eten, en mevrouw Griezel, met een glazen kunstoog, doen altijd lelijk tegen allerlei dieren. Totdat de dieren besluiten dat zij het niet langer meer nemen. Kaatje Knal en de Biefstukbende – Carry Slee – uitg. Unieboek, 1996 Olaf is verhuisd en voelt zich nog niet op zijn gemak in de straat, waar een stel kinderen van de ‘biefstukbende’ hem het leven zuur maken. Op de kermis ontmoet hij een spookje uit het spookhuis dat hem wel eventjes zal leren hoe je met vervelende buurtkinderen moet afrekenen. Liegbeest – Thea Dubbelaar – uitg. Ploegsma, 1991 Annelies verzint altijd de gekste verhalen. Op school wordt ze daarom liegbeest genoemd. Maar Arie gelooft haar verhalen wel. Ik roep m’n grote broer – K.M. Peyon – uitg. Gottmer, Becht & Aramith, 1995 Danny is veel te klein voor z’n leeftijd. Thuis vangen ze dat prima op, maar dat hij zo vreselijk gepest wordt door Wijnand kan hij daar toch niet kwijt. Gelukkig verschijnt ineens een reuzehond – Grote Broer – die aan het getreite een einde maakt. Pudding Tarzan – Ole Lund Kirkegaard – uitg. Van Goor, 1988 In de ogen van de andere klassen is Iwan een slapjanus. Hij si dan ook het mikpunt van pesterijen. Maar hij zal ze allemaal wel eens laten zien wat hij kan als hij één dag lang van alles kan en krijgt wat hij wenst. En de groeten van groep acht – Jacques Vriens – uitg. Unieboek, 1995 Ieder jaar gaat meester Siem Terhorst met zijn achtste groep als afscheid van de basisschool een week naar een eiland. En ieder jaar is het weer raak. Keten op de slaapzaal, nachtelijke strandwandelingen, de vuurtoren beklimmen. Hoe zal het dit jaar gaan? Met vrolijke Willeke, die bang is dat ze last van heimwee heeft. Met stoere Michiel, die een geheim heeft waar alleen zijn meester vanaf mag weten. En met Frans, die altijd zo stil is en vaak gepest wordt. Een bijzondere week wordt het zeker. Donkere Maan – Hanny Fortuin – uitg. Ploegsma, 1995 Donkere Maan wordt door de andere jongens van zijn stam geplaagd. Ze maken hem uit voor van alles en nog wat, maar het ergste is wel, dat e hem ‘pijnmeisje’ noemen. Om te bewijzen dat hij wel degelijk dapper en sterk is, duikt hij van een hoge rots de rivier in. Bewusteloos wordt hij naar de medicijnman gebracht, die hem de hele winter verzorgt. Na zijn herstel begint het gejen echter opnieuw. Als Donkere Maan hoort dat hij binnenkort een nieuwe naam zal krijgen, vreest hij dan ook het ergste. Maar omdat hij net zijn zusje van een coyote heeft gered door een wolf te imiteren, wordt zijn nieuwe naam tot zijn grote vreugde Huilende Wolf. Bij een nieuwe naam hoort een nieuwe opdracht. Een daarmee begint een moeilijke tocht door de bergen, vergezeld van zijn zusje en zijn ergste vijand. (Voor)leesboeken bovenbouw De neef van Stinkbal – Gina Willner-Pardo – uitg. Gottmer, Becht & Aramith, 1996 Jaons ouders gaan scheiden en alsof dat nog niet erg genoeg is moet hij een tijd bij zijn neeft Everett gaan logeren, die niet van sport houdt, postzegels verzamelt en met meisjes spelt. Maar Matt Morrison wil geen sukkels in zijn team van jongens die met Everett omgaan zijn bij voorbaat verdacht. ‘Dat ik familie van hem ben’, zegt Jaon, ‘wil niet zeggen dat ik op hem lijk’. Maar hoe meer hij dat probeert te bewijzen, hoe meer hij een hekel aan zichzelf krijgt.
25
Kom maar op! – Chris Vegter – uitg. La Rivièra & Voorhoeve, 1995 Bas ziet als een berg tegen de vakantie op. En ja hoor, ze zijn nog maar nauwelijks op de Franse camping aangekomen of hij ontmoet één van de treiteraars van vorig jaar: de drie jaar oudere Arnoud. Arnoud is groot, sterk en nergens bang voor. Tenminste, zo lijkt het. Want Bas ontdekt dat Arnoud eigenlijk bang is voor zijn vader. Er is een lege plek gegroeid – Bruno Boen – uitg. Clavis, 1993 Hassan is 10. Hij is een kind uit een gemengd huwelijk. Op school wordt hij door zijn klasgenoten gepest. Zelfs de juf koestert vooroordelen. Alleen Kevin kiest partij voor hem. Wanneer Kevin erg ziek wordt, staat Hasan weer alleen op school. Matilda – Roald Dahl – uitg. De Fontein, 1988 Matilda is een hoogbegaafd kind. Voordat ze vijf was, las ze al boeken voor grote mensen. Haar ouders vinden haar alleen maar lastig. Ook Bulstronk, de lerares die een echte gemene treiterkop is, heeft niet veel met Matilda op. Gelukkig ontdekt Matilda dat ze iets kan wat niemand anders kan. Padu is gek – Miep Diekman – uitg. Leopold, 1984 Het boek gaat oer een 11-jarige negerjongen die op Curaçao woont. Hij wordt vaak geplaagd door andere kinderen van het eiland, maar hij laat zich niet op z’n kop zitten. Zijn buurmeisje Magdalena helpt hem. Afscheid van Opoe – Frank Herzen – uitg. Zwijsen, 1996 Marcel, Frans en Miriam pesten opoe Hardeman omdat ze altijd duiven op het plein voert. Maar wat moet er met de duiven gebeuren als opoe ziek wordt en doodgaat? De rooie vuurtoren – Hans Dorrestijn – uitg. Bert Bakker, 1987 Voor Anne, die door zijn rode haar toch zou moeten weten dat het uiterlijk er niet toe doet, is het moeilijk om in zijn klas kinderen met een andere huidskleur te accepteren. Het vlot – Wim Hofman – uitg. Unieboek, 1989 De hoofdfiguur in dit verhaal vertelt over zijn kinderjaren in Vlissingen van na de oorlog. Op quasi laconieke wijze worden zijn gedachten, gevoelens en reacties met betrekking tot de tirannieke Luitwieler onder woorden gebracht. Het jaar van garnaal – Ann Pilling – uitg. Ploegsma, 1989 Peter is klein, miezerig en verlegen. Op school wordt hij gepest. Hij droomt ervan nog eens een heldendaad te verrichten, maar al zijn pogingen om op te vallen pakken verkeerd uit. Op kamp in de bergen van Wales denkt hij niet meer haan heldenkom en och redt hij juist dan een leven. Karate op de stortplaats – Paul van Loon – uitg. Zwijsen, 1996 Alex en zijn vrienden worden steeds gepest door Riboet en zijn bende. Het meisje Kim, dat karate kent, wil hem wel helpen. Drie is teveel – Rita Törnqvist-Verschuur – uitg. Ploegsma, 1982 Of ze wil of niet, Anne moet wel meedoen met alle gekken streken die haar vriendinnetjes verzinnen. Maar eigenlijk vindt ze het flauw om Martin, die stil maar ook best aardig is, zo te treiteren. Het achtste groepie tegen het soepie – Jacques Vriens – uitg. Unieboek, 1995 Twee meisjes uit groep acht doen er van alles aan om de leerlingen uit groep zeven te treiteren, maar hun laatste streek heeft voor henzelf onaangename gevolgen.
26
Een bende in de bovenbouw – Jacques Vriens – uitg. Unieboek, 1995 De nieuwe meester valt wel mee, maar Diederik, de nieuwe jongen, is een echte ‘baasspeler’. Er ontstaan twee groepen in de klas en die van Diederik wordt steeds groter. Kladwerk – Anke de Vries – uitg. Lemniscaat, 1990 Tot tweemaal toe wordt er op school ingebroken. Er is niets weg, alleen maar een hoop vernield en de muren staan vol leuzen tegen buitenlanders. Linda, Debbie, Jerry, Bram en Hassan uit de groep van meester Hans zoeken uit wie daar achter zit. Wie rood is moet slim zijn – Elfie Donnelly – uitg. Ploegsma, 1990 Als de burgemeester zegt dat alle mensen met rood haar slecht zijn en dat niemand zich met hen mag bemoeien, vindt de roodharige Carolien het tijd worden om in actie te komen. Het land achter de vele deuren – Marian van der Heiden – uitg. Ploegsma, 1995 Alexander van Verremus is een zoon van intellectuele ouders: zijn vader is chirurg en zijn moeder rechter. Op school wordt hij gepest: de anderen vinden hem een watje met zijn lange blonde haren. Vooral twee jongens hebben het op hem gemunt: ze treiteren hem voortdurend en proberen hem te chanteren. Op een dag is hij weer eens op de vlucht voor zijn twee vijanden en rent in paniek de tuin van een verlaten huis in. Hij raakt verstrikt in een doolhof in die tuin, en wanneer hij denkt een uitgang gevonden te hebben, is hij terecht gekomen in een heel andere wereld. Hier is hij eindelijk de baas, en kan hij anderen onder druk zetten. Hij geniet van zijn nieuwe status, totdat hij zich realiseert dat hij anderen nu net zo erg kwetst als zij hem gekwetst hebben.
27
Bijlage 10: informatie over digitaal pesten Sites over digitaal pesten www.pestweb.nl www.stopdigitaalpesten.nl www.pestenislaf.nl www.kindertelefoon.nl
Vet Veilig Internet afspraken (voor thuis) Pesten? Pesten is laf. Cyberpesten is nog veel laffer! Persoonlijke informatie Geef nooit persoonlijke informatie op internet zoals naam, adres, telefoonnummer, emailadres, wachtwoorden en pincodes. Foto’s en filmpjes Plaats liever geen foto’s of filmpjes van jezelf op internet. Zoeken op internet Typ geen woorden in waar je niet op wilt zoeken. Kom je toch op een verkeerde of nare site; niks aan te doen en wegklikken. Wachtwoord Verzin een ingewikkeld wachtwoord. Bijvoorbeeld een combinatie van hoofdletters, kleine letters en cijfers. Nare dingen of ruzie op internet Als je last hebt van vervelende mensen op de msn of chat: blokkeer die persoon en vertel het aan ons! Bewijs Bewaar vervelend chats zodat je bewijs hebt wat er is gebeurd. Vertel Als er minder leuke dingen gebeuren op internet, bijvoorbeeld als je wordt gepest, vertel het aan iemand!
28