OMGAAN MET ONGEWENSTE KINDERLOOSHEID
Door Ditta van Dijk en Vivian Kraaij NLEIDING Uit psychologisch onderzoek is gebleken dat het welbevinden van onvrijwillig kinderloze vrouwen in Nederland vaak lager ligt dan het welbevinden van de Nederlandse vrouwen in het algemeen. Zo vermeldden deze vrouwen meer gevoelens van angst, depressie en vijandigheid. Voor onvrijwillig kinderloze mannen is dit ook gevonden, alleen in minder sterke mate1. Opvallend is echter, dat sommige kinderloze mannen en vrouwen een gemiddeld en soms zelfs bovengemiddeld welbevinden rapporteren2. Daarom is het van belang te onderzoeken welke factoren invloed hebben op het welbevinden van deze mensen om hulpprogramma’s te ontwikkelen voor de mensen die moeite hebben met hun onvrijwillige kinderloosheid. Hoewel er op dit gebied al heel veel onderzoek is gedaan bij mensen die zich nog midden in vruchtbaarheidsbehandelingen bevinden, zijn er nog maar een paar onderzoeken geweest bij mensen die definitief onvrijwillig kinderloos zijn. Dit zijn mensen die alle mogelijke vruchtbaarheidsbehandelingen zonder succes hebben moeten afsluiten of mensen die eerder hebben moeten stoppen met hun behandeling omdat zij het lichamelijk, psychologisch of financieel niet meer konden opbrengen. Daarnaast is er ook nog een groep die ervoor gekozen heeft om helemaal geen medische behandelingen te ondergaan om kinderen te krijgen. Deze mensen kunnen anders reageren dan mensen die nog onder behandeling zijn en nog hoop hebben op een kind. Een groot aantal onderzoeken heeft gesuggereerd dat ‘coping’(= hoe iemand omgaat met een moeilijke situatie) een belangrijke rol speelt in het wel of niet ontwikkelen van problemen tijdens vruchtbaarheidbehandelingen3י4י5 of wanneer men definitief ongewenst kinderloos is6 . Coping vindt plaats wanneer iemand moeite doet om te gaan met situaties (schadelijke, bedreigende of uitdagende omstandigheden) die iemand voor het gevoel boven het hoofd gaan. Er zijn verschillende manieren van coping, bijvoorbeeld jezelf de schuld geven, een positieve betekenis aan de situatie geven, steun bij anderen zoeken of proberen zo min mogelijk aan de situatie denken. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen cognitieve coping-strategieën (omgaan met de situatie in het denken) en gedragsmatige coping-strategieën (omgaan met de situatie in het gedrag). Een voorbeeld van een cognitieve strategie is om aan fijne
dingen te denken in plaats van aan de moeilijke situatie. Gedragsmatige strategieën zijn de strategieën waarbij iemand daadwerkelijk iets doet om met de situatie om te gaan. Een voorbeeld van een gedragsmatige strategie is om andere activiteiten te gaan ontplooien zodat men niet steeds aan de moeilijke situatie denkt. Hierbij vindt dus daadwerkelijk actie plaats. Het huidige onderzoek heeft onderzocht wat het verband is tussen gedragsmatige en cognitieve coping-strategieën aan de ene kant en positief en negatief gevoel aan de andere kant. Een speciale manier van omgaan met definitieve ongewenste kinderloosheid is ‘doelaanpassing’. Het krijgen van kinderen is voor deze mensen een belangrijk doel (geweest). Uit eerder onderzoek is gebleken dat het niet halen van persoonlijke doelen verband houdt met psychologisch leed7י8י9י10. Ander onderzoek heeft gevonden dat het kunnen loslaten van oude doelen en het kunnen vinden van nieuwe doelen zorgt voor een beter welbevinden en meer kwaliteit van leven11י12י13. Daarom wordt vermoed dat doelaanpassing ook een belangrijke rol kan spelen in het welbevinden van definitief ongewenst kinderloze mensen. Het huidige onderzoek heeft onderzocht wat de relatie is tussen doelaanpassing aan de ene kant en positieve en negatieve gevoelens aan de andere kant. Tot nu toe hebben veel onderzoeken alleen maar gekeken naar factoren die verband houden met een lager welbevinden en psychologisch leed. Onlangs heeft men echter geopperd dat men het normaal functioneren van mensen niet alleen moet bekijken en vergelijken met negatieve uitkomsten. Juist positieve uitkomsten zijn ook belangrijk14י15. In dit onderzoek is besloten niet alleen kijken welke factoren zorgen voor een lager welbevinden, maar ook te kijken welke factoren voor positieve gevoelens zorgen. Kort samengevat werden in dit onderzoek de volgende vragen onderzocht. Welke cognitieve en gedragsmatige coping-strategieën zorgen juist voor een positief gevoel en welke zorgen juist voor een negatief gevoel? Wat is de relatie tussen het loslaten van doelen en het aangaan van nieuwe doelen aan de ene kant en positief en negatief gevoel aan de andere kant? RESULTATEN Om dit onderzoek uit te voeren is gezocht naar mensen die maximaal tien jaar wisten dat zij definitief ongewenst kinderloos waren. De oorzaak van de kinderloosheid kon bij de man, de vrouw of bij beiden liggen. Het was de bedoeling dat mensen geen kind geadopteerd hadden, niet probeerden een kind te adopteren en geen zorg droegen voor pleeg- of stiefkinderen. De deelnemers werden benaderd
via
Nederlandse
internetsites
en
een
Belgische
(www.members.home.nl/h.l.groen, www.stilverlangen.com,
www.freya.nl,
site
over
dit
onderwerp
www.ongewenstkinderloos.nl, www.grido.be)
en
via
een
populair
psychologisch tijdschrift op het internet (www.psychologiemagazine.nl). Ook werden folders opgehangen in verschillende vestigingen van een organisatie waar groepstherapie voor ongewenst kinderloze mensen wordt aangeboden (FIOM). Daarnaast zijn deelnemers benaderd die al eerder aan een dergelijk onderzoek hadden meegewerkt en toestemming gegeven hadden om nog eens benaderd te worden. Uiteindelijk hebben 72 mensen aan dit onderzoek meegedaan. Hiervan was 69% vrouw. De meeste deelnemers hadden de Nederlandse nationaliteit en woonden ook in Nederland. Enkelen hadden de Belgische nationaliteit. Gemiddeld wisten de deelnemers 4,5 jaar dat zij definitief kinderloos zouden blijven. Het onderzoek bestond uit het anoniem invullen van thuisgestuurde vragenlijsten met meerdere onderdelen. Eerst werden er vragen gesteld over de persoon zelf (bijvoorbeeld geslacht, leeftijd, opleiding, religie) om een goed beeld te krijgen van de onderzochte groep. Hierna werden multiple choice vragen gesteld over hoe de deelnemers zich de afgelopen twee weken gevoeld hadden, hoe zij met hun kinderloosheid omgingen en hoe zij omgingen met het feit dat het doel om kinderen te krijgen niet meer bereikt kon worden. Na het uitvoeren van enkele analyses werd gevonden dat zowel enkele cognitieve coping-strategieën als een gedragsmatige coping-strategie de grootste invloed hadden op negatieve gevoelens. Hoe meer men zichzelf de schuld gaf van de kinderloosheid en hoe meer men andere activiteiten ging ontplooien om er maar niet aan te denken, hoe slechter men zich voelde. Als men echter in staat was om meer aan fijne dingen te denken in plaats van aan de kinderloosheid, voelde men zich kalmer en geruster. Voor positieve gevoelens waren enkele cognitieve coping-strategieën en het aangaan van nieuwe doelen de meest belangrijke factoren. Hoe meer men zich op fijne dingen kon richten in plaats van op de kinderloosheid en hoe makkelijker men nieuwe doelen kon vinden, des te meer voelde men zich energiek, geconcentreerd en betrokken bij dingen. Als men echter anderen meer de schuld gaf van de kinderloosheid, was men meer droevig en futloos.
CONCLUSIE Dit onderzoek veronderstelt dat zowel cognitieve therapie, gedragsmatige therapie en therapie gericht op doelaanpassing van belang kunnen zijn bij de ontwikkeling van hulpprogramma’s voor definitief ongewenst kinderloze mensen. De gevonden cognitieve en gedragsmatige coping strategieën zouden bij de ontwikkeling van deze hulpprogramma’s betrokken kunnen worden. DANKWOORD Ten slotte wil de afdeling Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit Leiden iedereen bedanken die aan dit onderzoek heeft meegewerkt. Dank gaat uit naar de verschillende websites voor het plaatsen van de oproep. Daarnaast naar alle deelnemers die voor ons de vragenlijsten hebben ingevuld. Voor sommige mensen zal dit niet altijd gemakkelijk geweest zijn omdat er af en toe zeer persoonlijke en emotionele vragen gesteld werden. Daarom wordt het zeer gewaardeerd dat zij zich hierdoor niet hebben laten weerhouden. Van Dijk, Dingenita L., Kraaij, V. (2007). Coping and goal adjustment in definitively involuntarily childless people, manuscript for Honours Research Bachelor Project, Department of Clinical and Health Psychology, Leiden University, June 2007. REFERENTIES 1
van Balen, F. & Trimbos-Kemper, T. C. M. (1993). Long-term infertile couples: A study of their well-being. J.Psychosom.Obstet.Gynecol., 14 (Special issue), 53-6.
2
van Balen, F. & Trimbos-Kemper, T. C. M. (1994). Factors influencing the well-being of long-term infertile couples. J.Psychosom.Obstet.Gynecol., 15, 157-164.
3
Litt, M. D., Tennen, H., Affleck, G., & Klock, S. (1992). Coping and cognitive factors in adaptation to in vitro fertilization failure. Journal of Behavioral Medicine, 15, 171-187.
4
Band, D. A., Edelmann, R. J., Avery, S., & Brinsden, P. R. (1998). Correlates of psychological distress in relation to male infertility. British Journal of Health Psychology, 3, 245-256.
5
Berghuis, J. P. & Stanton, A. L. (2002). Adjustment to a dyadic stressor: A longitudinal study of coping and depressive symptoms in infertile couples over an insemination attempt. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 70, 433-438.
6
Lechner, L., Bolman, C., & van Dalen, A. (2006). Definite involuntary childlessness: associations between coping, social support and psychological distress. Human reproduction
7
Kuijer, R. G. & de Ridder, D. T. D. (1993). Discrepancy in illness related goals and quality of life in chronically ill patients: The role of self-efficacy. Psychology and Health, 18, 313-330.
8
Echteld, M. A., van Elderen, T. M. T., & van der Kamp, L. J. Th. (2001). How goal disturbance, coping and chest pain relate to quality of life: A study among patients waiting for PTCA. Quality of Life Research, 10, 487-501.
9
Boersma, S. N., Maes, S., & Joekes, K. (2005). Goal disturbance in relation to anxiety, depression, and health-related quality of life after Myocardial Infarction. Quality of life research, 14, 2265-2275.
10
Joekes, K., Maes, S., Boersma, S. N., & van Elderen, T. M. T. (2005). Goal disturbance, coping, and psychological distress in partners of myocardial infarction patients: Taking account of the dyad. Anxiety, Stress, and Coping, 18, 255-267.
11
Wrosch, C. & Scheier, M. F. (2003a). Personality and quality of life: The importance of optimism and goal adjustment. Quality of Life Research, 12, 59-72.
12
Wrosch, C., Scheier, M. F., Miller, G. E., Schulz, R., & Carver, C. S. (2003b). Adaptive self-regulation of unattainable goals: Goal disengagement, goal reengagement, and subjective well-being. Personality and Social Psychology Bulletin, 29, 1494-1508.
13
Wrosch, C., Bauer, I., & Scheier, M. F. (2005). Regret and quality of life across the adult life span: The influence of disengagement and available future goals. Psychology and Aging, 20, 657-670.
14
Seligman, M. E. P. & Csikszentmihalyi, M. (2000). Positive psychology: An introduction. American Psychologist, 55, 5-14.
15
Sheldon, K. M. & King, L. (2001). Why positive psychology is necessary. American Psychologist, 56, 216217.