Rudolf Rasch
Om den armen dienst te doen. De Amsterdamse Schouwburg en de godshuizen gedurende het laatste kwart van de 17e eeuw Inleiding
1
In onze tijd is het moeilijk voor te stellen, m a a r i n de 17e eeuw was het toneel, althans i n A m s t e r d a m , en althans i n de A m s t e r d a m s e S c h o u w b u r g , een winstgevende zaak. D a t betekende niet alleen b r o o d op de plank voor r u i m twee dozijn toneelspelers en é é n dozijn m u s i c i en andere werknemers, alsmede de gelegenheid voor een behoorlijk aantal toneeldichters o m h u n artistieke ambities te realiseren, het verschafte tevens de afkoopsom die n o d i g was o m het veronderstelde onzedelijke karakter v a n het toneel te compenseren. A l sinds lange tijd k w a m e n namelijk te A m s t e r d a m de winsten uit toneelvoorstellingen ten goede aan de zogenaamde godshuizen, te weten het Weeshuis en het O u d e - M a n n e n h u i s , overigens stedelijke instellingen onder bestuur v a n regenten benoemd door de burgemeesters. E e n dergelijke regeling k a n heel wel goed functioneren, m a a r draagt tevens een b r o n v a n conflict i n z i c h , en wel tussen de behoefte (van de zijde van de godshuizen) aan een zo groot mogelijk winst en de behoefte (van de zijde v a n de Schouwburg) aan de v e r v u l l i n g v a n artistieke idealen, zeker niet geheel, m a a r tenminste wel gedeeltelijk onafhankelijk van de i n komsten uit de voorstellingen. G e d u r e n d e de eerste 35 j a a r van het functioneren van de S c h o u w b u r g (1638-1672) k w a m dit conflict niet aan de oppervlakte. D e S c h o u w b u r g werd, zakelijk en artistiek, gedreven door een zestal hoofden, b e n o e m d door de burgemeesters v a n A m s t e r d a m . D e regenten van de godshuizen bemoeiden z i c h niet o f niet m e r k b a a r met de gang van zaken r o n d de S c h o u w b u r g . D e reden van deze afzijdigheid is waarschijnlijk gelegen i n het feit dat de S c h o u w b u r g i n twee opzichten een probleemloze i n k o m s t e n b r o n was voor de godshuizen. A a n de ene kant zorgde de S c h o u w b u r g jaarlijks voor een aantal d u i z e n d e n guldens aan i n komsten; aan de andere kant hadden de godshuizen dit geld eigenlijk niet eens n o d i g . G e d u rende de j a r e n 1638-1672 overtroffen de inkomsten van de godshuizen de uitgaven aanzienlijk. In 1672 werd de S c h o u w b u r g vanwege de o o r l o g met de k o n i n g van F r a n k r i j k cum sociis voor onbepaalde tijd gesloten. D e godshuizen misten dus de inkomsten uit de S c h o u w b u r g , m a a r i n feite was deze i n k o m s t e n d e r v i n g gering vergeleken bij de i n k o m s t e n d e r v i n g als gevolg van, ondermeer, het niet ontvangen van pachtgelden van ondergelopen landerijen. G e durende d e j a r e n volgend op 1672 k w a m e n de godshuizen zwaar i n de rode cijfers en moesten ze geld lenen o m door te k u n n e n draaien. D e geweldige i n eerdere tijden uitgezette s o m m e n gaven uiteraard rente (en ook wel aflossing), m a a r waren niet ineens terugvorderbaar. H e t is d a n ook heel begrijpelijk dat de regenten v a n de godshuizen i n 1677 er bij het stadsbestuur op aandrongen de S c h o u w b u r g te heropenen, ten einde daarvan weer de inkomsten te k u n 1
In de voetnoten worden de volgende afkortingen gebruikt: Huydecoper - Utrecht, Rijksarchief, Fam. arch. nr. 67 (Fam. Huydecoper). Notarieel - Amsterdam, Gemeentearchief, Notarieel archief. Slerck, Amsterdamsche tooneelleven - J . F . M . Sterck, ' U i t het Amsterdamsche tooneelleven op het einde der X V I I eeuw', Handelingen en Mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde 1912-1913 (1913), 97-148. Weeshuis - Amsterdam, Gemeentearchief, Part. arch. nr. 367 (Weeshuis). Wybrands, Amsterdamsche looneel - C . N . Wybrands, Het Amsterdamsche tooneel van 1617-1772 (Amsterdam 1873). e
243
O m den a r m e n dienst te doen
n e n genieten. D e burgemeesters verleenden de benodigde toestemming, zodat op 25 november 1677 de eerste voorstelling n a de sluiting van 1672 plaatsvond. M a a r tevens is het begrijpelijk dat de godshuizen een veel grotere betrokkenheid aan den dag legden ten aanzien van het f i n a n c i ë l e reilen en zeilen v a n de S c h o u w b u r g . D e gehele geschiedenis van de S c h o u w b u r g gedurende de laatste decennia van de 17e eeuw staat i n het teken van de relatie tussen de regentencorpsen van de S c h o u w b u r g en de godshuizen. D e z e relatie verandert v o o r t d u r e n d van karakter. A a n v a n k e l i j k (1678-1681) staan twee m i n of meer autonome regentencorpsen tegenover elkaar, die elk slechts de burgemeesters boven zich voelen. D a n (1681-1688) volgt er een periode v a n huur, waarbij regenten van S c h o u w b u r g en godshuizen tegenover elkaar staan als huurders en verhuurders. Tenslotte (1689-1699) treden de regenten v a n de S c h o u w b u r g (of directeuren, zoals zij al spoedig w o r d e n genoemd) uitsluitend op als uitvoerenden en ondergeschikten v a n de regenten van de godshuizen. A n d r i e s Pels, regent v a n 1678 tot 1681, analyseert i n zijn Gebruiken misbruik des tooneels ( A m sterdam 1681) de tegenstelling tussen S c h o u w b u r g en godshuizen gedurende de juist verlo2
pen j a r e n i n termen van geld. B i j nadere b e s c h o u w i n g echter blijken de diverse conflicten m i n d e r te m a k e n te hebben met de tegenstelling tussen zakelijke en artistieke belangen, d a n wel met de zeggenschap over en v e r a n t w o o r d i n g betreffende de gang v a n zaken op de S c h o u w b u r g . B o v e n d i e n lijkt het wel o f de regenten van de godshuizen het i n n e n v a n de winst van de S c h o u w b u r g geleidelijk gaan opvatten als een reden en plicht tot actieve z o r g voor en bemoeienis met de S c h o u w b u r g . H e t grootste gedeelte v a n dit artikel bestaat uit een aantal paragrafen die elk ingaan op een bepaalde periode b i n n e n het te behandelen tijdvak 1677-1699. D e steeds wisselende bestuursvorm verschaft een aantal gemakkelijke tijdsgrenzen. D a a r a a n v o o r a f g a a n drie paragrafen van meer algemene aard, namelijk met b e t r e k k i n g tot de gang v a n zaken op de S c h o u w b u r g en de inkomsten- en de uitgavenzijde v a n het beheer v a n de S c h o u w b u r g .
De algemene gang van zaken op de Schouwburg Vanwege de overzichtelijkheid zal i k het hele tijdvak 1677-1699 indelen i n een aantal seizoenen, die i n beginsel overeenkomen met een boekjaar en worden gekenmerkt door een contin u ï t e i t i n bestuur en administratie. D e regenten werden per seizoen b e n o e m d en aan het einde van het seizoen v o n d een f i n a n c i ë l e l i q u i d a t i e plaats. I n termen van tijd laten we de seizoenen beginnen op de eerste speeldag en eindigen op de laatste speeldag v a n de desbetreffende periode. S o m m i g e seizoenen zijn korter of langer d a n een jaar, meestal wanneer p r o b l e m e n van bestuur, beheer en/of f i n a n c i ë n een b e ë i n d i g i n g , d a n wel verlenging v a n het vigerende regime noodzaakten. D e seizoenen v a n de S c h o u w b u r g vallen vaker niet d a n wel samen met de boekjaren van de godshuizen, welke laatste steeds liepen van 1 februari v a n het ene j a a r tot en met 31 j a n u a r i van het volgende jaar. D e seizoenen verdelen we onder i n speelperioden (vaak gelijk te stellen met een kwartaal), die vooral worden gekenmerkt door een tussentijdse balans van i n k o m s t e n en uitgaven en de daarmee gepaard gaande afdrachten aan de godshuizen d a n wel de b e t a l i n g v a n h u u r penningen. Betalingen aan spelers, m u s i c i , suppoosten, enz. overschrijden i n de regel even2
244
Zie de uitgave door M . A . Schenkeveld-Van der Dussen ( C u l e m b o r g 1978) 21-25.
O m den a r m e n dienst te doen
m i n speelperioden. W a n n e e r de speelperioden vrijwel of geheel met de vierjaargetijden samenvallen, zullen we spreken over respectievelijk lente-, zomer-, herfst- en winterkwartaal. Tabel I geeft de i n d e l i n g i n seizoenen en speelperioden voor de behandelde periode met gegevens zoals het aantal speeldagen en de opbrengsten. Tijdens het speelseizoen werd er gewoonlijk tweemaal per week gespeeld (maandag en donderdag), gedurende speciale perioden, met name de A m s t e r d a m s e kermis (globaal 20-27 september), vaker, soms bijna dagelijks. D e z e uitgangspunten leiden gemiddeld tot r o n d de 25 uitvoeringen per speelperiode/kwartaal ofwel r o n d de h o n d e r d opvoeringen per seizoen/jaar. G e d u r e n d e een speelavond (aanvang 4:00 u u r ) gingen er gewoonlijk twee toneelstukken, achtereenvolgens een hoofdspel (vaak een tragedie, m i n d e r vaak een comedie) en een naspel (meestal een klucht of een ander lichtvoetig spel). Soms was er een voorspel en soms werd het naspel vervangen door m u z i e k en/of ballet, terwijl er incidenteel n o g andere v o r m e n v a n p r o g r a m m e r i n g v o o r k w a m e n , bijv. drie kluchten op een avond. Z e e r uitvoerige spelen, zoals B o n t i u s ' Beleg en ontzet van Leiden en spelen met veel kunst- en vliegwerk, werden niet door een naspel gevolgd. 3
H e t deze j a r e n op de S c h o u w b u r g gespeelde repertoire is tot i n detail b e k e n d . M e n speelde een voortdurende m e n g e l i n g v a n o u d en nieuw. E e n aantal succesnummers k w a m j a r e n achtereen elk seizoen een aantal m a l e n op de planken, afgewisseld met incidentele h e r h a l i n gen en p r e m i è r e s . E e n n i e u w stuk werd gewoonlijk d r i e m a a l achtereen gespeeld en, n a gebleken of ontbrekend succes, n a d e r h a n d al of niet o p n i e u w gespeeld. O p het repertoire gaan wij hier verder niet i n behoudens de o p m e r k i n g dat, zoals bekend, gedurende deze periode stukken vertaald uit het Frans (met name C o r n e i l l e , M o l i è r e , Q u i n a u l t en R a c i n e ) de boventoon voerden. W i s s e l i n g van de l e i d i n g van de S c h o u w b u r g bracht doorgaans wisseling i n de keuze v a n de p r e m i è r e s met z i c h mee, m a a r deze keuze blijkt meer d a n door iets anders bepaald door persoonlijke factoren, d.w.z. de s c h o u w b u r g l e i d i n g koos vooral p r e m i è r e s uit eigen en bevriende k r i n g e n .
Inkomsten D e i n k o m s t e n v a n de S c h o u w b u r g k a n m e n goeddeels gelijkstellen aan de ontvangen recettes voor de opvoeringen. D o o r het bewaard blijven van boeken v a n ontvangst, w a a r i n per speeldag de recette is opgetekend, is een n a u w k e u r i g beeld v a n de i n k o m s t e n mogelijk. D e recette per opvoering varieerde uiteraard e n o r m v a n d a g tot dag, m a a r bewoog zich globaal tussen de grenzen v a n ƒ 100 tot ƒ 5 0 0 per speeldag. Recettes van ƒ 2 0 0 tot ƒ 3 5 0 zijn n o r m a a l te noemen, die beneden ƒ 2 0 0 l a a g en die boven ƒ 3 5 0 hoog. E r zit een seizoensfluctuatie i n de recettes: de herfstmaanden geven de hoogste cijfers, met weer een top voor de A m s t e r damse kermisweek. P r e m i è r e s brachten niet noodzakelijk meer geld i n het laatje d a n reprises. W e l k o n d e n opvallende spelen, met kunst- en vliegwerken, balletten en m u z i e k , zoals J a n V o s ' Aran en Titus, B o n t i u s ' Beleg en ontzet van Leiden, Bidloo's b e w e r k i n g v a n Vondels Faëton en Salmoneus en P l u i m e r s Reinout in het betoverde hof, nogal eens voor een hoge opbrengst zorgden. D e S c h o u w b u r g kende verschillende rangen, waarvan de prijzen ons bekend zijn. A a n
3
Schrijver dezes werkt met mevr. dr. M i e k e Smits-Veldt aan een volledige, geïnterpreteerde repertoirelijst voor deze periode met de daarbij behorende registers op auteur en spel.
245
O m den a r m e n dienst te doen
de voorpoort betaalde m e n een basisprijs v a n 6 stuivers. H i e r m e e h a d m e n vrij toegang tot de staanplaatsen die het achterste gedeelte v a n de begane g r o n d vormde. O m tot de zitplaatsen op de begane g r o n d (de 'bak') door te d r i n g e n , betaalde m e n n o g eens 14 stuivers (totaalp r i j s / 1 ) . D e eerste galerij bestond gedeeltelijk uit loges, gedeeltelijk uit zitplaatsen. V o o r een loge o f 'huisje' betaalde m e n ƒ 3 : 3 ( é é n ducaton) (men betaalde d a n niet aan de voorpoort), voor een zitplaats 8 stuivers boven op de basisprijs. E e n plaats op de tweede galerij kostte 4 stuivers boven op de basisprijs. U i t e r a a r d was de capaciteit v a n de verschillende rangen verschillend. D a n k z i j de argwaan van de regenten v a n de godshuizen jegens die v a n de S c h o u w b u r g (zie onder) is een register opgesteld en bewaard gebleven w a a r i n voor de periode v a n 31 maart 1678 tot en met 2 feb r u a r i 1679 het aantal bezoekers dat de voorpoort passeerde benevens de aantallen per r a n g 4
opgetekend z i j n . H e t gemiddelde bezoekersaantal ligt, gedurende deze periode, r o n d de 550. D e n o r m a l e spreiding i n het bezoekersaantal loopt v a n ca. 350 tot 750. Uitschieters zijn de opvoering van J a n Vos' Aran en Tüus op 4 a p r i l (978 bezoekers), de p r e m i è r e van L o d e w i j k Meijers Het spokend weeuwtje op 8 augustus (946 bezoekers), en de eerste voorstelling door een troep Italiaanse spelers gegeven op 7 december (920 bezoekers). A a n g e z i e n de voorstell i n g van V a n Heemskercks De Cid op 21 maart n o g net iets meer geld i n het laatje bracht dan Aran en Titus op 4 a p r i l , zal het aantal toeschouwers ook wel iets groter geweest zijn. D a t betekent dat we, afrondend, de capaciteit van de S c h o u w b u r g op d u i z e n d bezoekers k u n n e n plaatsen, m a a r met deze d u i z e n d bezoekers moet het gebouw tjok- en tjokvol zijn geweest. N o r m a a l gesproken moet de S c h o u w b u r g met 700 a 750 bezoekers gevuld zijn geweest. R o n d de 3 0 % v a n de bezoekers kocht een kaartje voor de bak (100 tot 200 personen, uitschieters tot 344), ca. 7,5% voor de eerste galerij (25 tot 50, uitschieters tot 109), ca. 2 0 % voor de bovenste galerij (75 tot 150, uitschieters tot 234). D e rest van de bezoekers, zo'n 4 0 % (150 tot 300 personen) moest het doen met een staanplaats achter de bak. D e gegeven getallen k o m e n a a r d i g overeen met die welke k u n n e n worden afgeleid uit de bedragen v a n de m a x i m a l e recette, zoals geschat i n een ongedateerd, a n o n i e m rapport over 5
de opera, zeker uit de jaren-1690. D e anonymus geeft ƒ 3 0 0 voor de bak (300 personen), ƒ 40 voor de eerste galerij (57 personen), ƒ 6 0 voor de loges (9 loges), ƒ 5 0 voor de tweede galerij (100 personen) en ƒ 9 0 voor de rest (staanplaats: 300 personen). Per voorstelling betaalden de bezoekers per persoon g e m i d d e l d 10 tot 13 stuivers, met een algemeen gemiddelde van 12 stuivers per bezoeker. H e e l globaal k a n m e n als vuistregel de recette i n guldens met twee v e r m e n i g v u l d i g e n o m het bezoekersaantal te schatten.
Uitgaven D e uitgaven van de S c h o u w b u r g waren v e e l v u l d i g en veelvormig. E e n eerste onderscheid is uiteraard dat tussen personele en m a t e r i ë l e uitgaven. D e betalingen aan personeel k u n n e n weer gesplitst worden i n die aan toneelspelers en -speelsters en ander personeel, waarbij de laatste categorie weer gesplitst k a n worden i n m u s i c i en n o g ander personeel, zoals de kastelein, de kaarsensnuiter, de aanplakker, enzovoorts. V o o r dit diverse personeel wordt wel de t e r m suppoosten gebruikt, welke t e r m naar het schijnt soms wel, soms niet ook voor de m u s i ci wordt gebruikt. Speellonen liepen uiteen v a n r o n d é é n tot zes gulden; ze stegen overigens 4 5
246
NI. Weeshuis 430. In Weeshuis 72.
O m den a r m e n dienst te doen
gedurende de behandelde periode. Samenvattend k a n m e n de gemiddelde kosten per uitvoer i n g aan speellonen op ƒ 7 5 stellen. M u s i c i kregen wat m i n d e r betaald. R o n d 1680 o n t v i n g Pieter P i c a r d als aanvoerder v a n de m u s i c i / 2 per speelavond, de meeste m u s i c i ƒ 1:5. A n d e r e l o n e n zijn doorgaans i n de orde v a n grootte van ƒ 1. D a t maakt tesamen de overige personele kosten op r o n d ƒ 25 per speelav o n d en daarmee de totale personele kosten per speelavond op r o n d ƒ 100. M a t e r i ë l e kosten betreffen i n de eerste plaats costuums en decors en daarmee verbonden zaken (zoals spelden, gouddraad, t i m m e r w e r k , enzovoorts) en verder kaarsen, bier, en een grote menigte diverse en niet gespecificeerde kosten. A l s m e n de bedragen per speelperiode of seizoen deelt door het aantal speeldagen, v i n d t m e n een grof gemiddelde van r o n d ƒ 5 0 i n deze categorie. D a a r m e e k o m e n de totale kosten per speelavond op gemiddeld ƒ 150, waarbij ik uiteraard w i l aantekenen dat dit slechts een zeer globaal gemiddelde is en dat er zowel duurdere als goedkopere speelavonden en ook duurdere en goedkopere perioden zijn geweest.
6
A l s regel werd de auteur van een spel (de p o ë e t genoemd) niet betaald. O p 19 februari 1681 protesteert J a n D u l l a e r t i n een brief aan de regenten van de godshuizen tegen vermeende betalingen door de Schouwburgregenten aan NU volentibus arduum voor het opvoeren v a n 7
de stukken v a n het genootschap. E é n zo'n b e t a l i n g is, uit een iets latere periode, gedocumenteerd. T h o m a s A r e n d s o n t v i n g op 25 november 1681 een nogal hoog bedrag, ƒ 3 1 5 , 'vol8
gens gemaekt contract'; ik vermoed dat het zijn Iphigenie betreft, die op 12 oktober 1681 i n p r e m i è r e was gegaan. O p 17 september 1685 protesteert J a n de W i t t , mede namens het genootschap In magnis voluisse sat est, over het uitblijven van beloofde betaling met betrekking 9
tot de spelen Bajazet, Berenice, Phedra en Hippolytus enAgamemnon.
Wat opvalt is dat hier het-
zelfde hoge bedrag wordt genoemd: 100 ducatons (=/315) per spel. M a a r i n de overgrote meerderheid van gevallen deed een auteur het voor de eer; wel verwierf hij er z i c h vrije toegang tot de S c h o u w b u r g mee.
De periode 1678-1681: de regentenstrijd tussen Schouwburg en godshuizen G e d u r e n d e de eerste periode n a de h e r o p e n i n g op 25 november 1677 w e r d de S c h o u w b u r g bestuurd door de vier n o g levende regenten v a n het seizoen 1671-1672: Tobias van D o m s e laer, C o r n e l i s van der C r u y s s e n , J a n K o e n e r d i n g en Ferdinandus de M o l d e . Z e brachten op de p l a n k e n wat toevallig beschikbaar was: L u l l y ' s opera Isis, kluchten, balletten, en wat dies meer ware. O p 28 december benoemden de burgemeesters een zestal nieuwe regenten voor de S c h o u w b u r g : Petrus F r a n c i u s , L o d e w i j k M e i j e r , A n d r i e s Pels, J a c o b M a t h a m , J a n B o u meester en Tobias van Domselaer; ze moesten h u n werk met i n g a n g van februari 1678, het nieuwe boekjaar van de godshuizen, b e g i n n e n . D r i e leden v a n het college (Pels, M e i j e r , Boumeester) h a d d e n nauwe banden met het kunstgenootschap NU volentibus arduum. D e regenten van de S c h o u w b u r g waren uitsluitend verantwoording schuldig aan de burgemees10
6
Bovendien zijn deze getallen gebaseerd op grove delingen en schattingen en niet op een minutieuze analyse
7 8 9
van alle bekende uitgavenposten. Wybrands, Amsterdamsche tooneel, 143-145. Weeshuis 432, p. 51. Notarieel 5607 (Joh. C o m m e l i n ) , 17 september 1685; afschrift i n Sterck, Amsterdamsche tooneelleven, 130-131.
10 Wybrands, Amsterdamsche tooneel, Bijlage K , 233-234. 247
O m den a r m e n dienst te doen
ters. D e z e maatregel hield, al of niet met opzet, de regenten v a n de godshuizen b u i t e n het bestuur van de S c h o u w b u r g . D e v e r o r d e n i n g van de burgemeesters v a n 31 j a n u a r i 1678 over de toelating tot de S c h o u w b u r g sloot zelfs vrije toegang door de regenten v a n de godshuizen uit.
11
K e n n e l i j k was een en ander geschied zonder overleg met de regenten v a n de godshui-
zen en kennelijk waren deze het ook oneens met de keuze v a n het corps. O p verschillende plaatsen is er sprake van een advies, dat de burgemeesters hier volgden, m a a r helaas is dat advies zelf niet bewaard gebleven.
12
1 3
E v e n m i n is bekend van wie het afkomstig i s . H e t k a n
zijn dat onenigheid tussen de regenten van de S c h o u w b u r g en die van de godshuizen het ingaan v a n het nieuwe regime heeft opgehouden tot 17 februari 1678. Pas op die d a g v o n d de eerste reguliere toneelopvoering plaats, met Hoofts Gerard van Velsen, voorafgegaan door een voorspel van J o a n P l u i m e r , en gevolgd door Hoofts Warenar. D e burgemeesters woonden de voorstelling bij. Gegeven deze voorgeschiedenis k o n d e n p r o b l e m e n tussen de regenten v a n de Schouwb u r g en die van de godshuizen niet uitblijven. Z e ontstonden direct n a afloop van het eerste kwartaal, toen de regenten v a n de S c h o u w b u r g treuzelden met de afrekening. D e regenten van de godshuizen wisten een punt te scoren door de burgemeesters op 24 m e i te laten verordonneren dat de afrekening plaats moest hebben op de eerste d i n s d a g volgende op het verlopen k w a r t a a l .
14
D e regenten v a n de S c h o u w b u r g gaven n o g dezelfde d a g het bedrag op,
m a a r betaalden niet. O p 7 j u n i verschenen de regenten v a n de S c h o u w b u r g op het Weeshuis, lazen daar i n haast een beknopt financieel verslag voor en lieten het daarbij, tot grote woede van de regenten van de g o d s h u i z e n .
15
D e z e laatsten o n t v i n g e n niet alleen geen geld, ze wa-
ren er tevens v a n overtuigd dat de regenten v a n de S c h o u w b u r g hen systematisch benadeelden, door lagere i n k o m s t e n op te geven d a n er z o u d e n moeten zijn. Beginnende op 31 maart h a d d e n de regenten v a n de godshuizen namelijk suppoosten i n de S c h o u w b u r g geplaatst, die de bezoekers telden. O p g r o n d v a n deze tellingen werd de recette berekend en deze bleek systematisch hoger te liggen d a n die welke de S c h o u w b u r g r e genten o p g a v e n .
16
H e t verschil varieerde globaal van ƒ 10 tot ƒ 6 0 , ongeveer 5 tot 15% v a n
de betreffende recette. Ik vermoed dat de Schouwburgregenten bepaalde kosten, misschien i n de sfeer v a n fooien of iets dergelijks, direct uit de recette bekostigden, alvorens deze geteld werd.
17
Toen betaling n o g steeds uitbleef, herhaalden de burgemeesters, op 27 j u l i 1678, vermoe11 Wybrands, Amsterdamsche tooneel, Bijlage M , 235. 12 Wybrands, Amsterdamsche tooneel, Bijlage K (het besluit van de burgemeesters van 28 december 1677): 'gelijk bij seker vertoog aen ons overgegeven i n 't breede is gededuceert'. In een notitie van M i c h i e l H i n l o o p e n uit 1698, in Weeshuis 72, leest men: ' E n hebben haer E d . G r o o t a . dat soo gelieven te verrigten op seeker specieus vertoog aan de Heeren B u r g . overgelevert sonder dat de Regenten der respective Godtshuijssen eenige visie of copije daarvan te laaten toekomen.' (Cursivering door mij, R R . ) 13 Ik acht het heel wel mogelijk dat we het auteurschap 'Vertoog' aan Andries Pels kunnen toeschrijven, en wel vanuit het gegeven dat hij medio 1677 op verzoek van de burgemeesters een begin maakte met zijn Gebruik en misbruik des tooneels. D i t geschrift bevat ook een aantal concrete voorstellen met betrekking tot het beheer van de Schouwburg. 14 Wybrands, Amsterdamsche tooneel, Bijlage N , 235-236. 15 Weeshuis 430, fols. 2r-3r. 16 Aantallen en berekeningen i n Weeshuis 430, gekopieeerd i n Huydecoper 316, p. 1-32. 17 Deze procedure moet i n ieder geval zijn toegepast met betrekking tot een aantal voorstellingen door een Italiaanse troep gegeven van 7 december 1678 tot 1 februari 1679. De opgave van de regenten van de Schouwburg voor deze voorstellingen is nl. net iets minder dan de helft dan de berekening naar aanleiding van de bezoekersaantallen zou opleveren. Dat moet erop wijzen dat er een afspraak bestond dat de recette fifty-fifty verdeeld zou worden tussen de Italianen en de Schouwburg.
248
O m den armen dienst te doen
?
7
-
£W
^" A f b . 1.
—
fcw^
—
-
i
441
ƒ I-
4 w
G e d e e l t e v a n e e n b l a d z i j d e u i t de z g n . H u y d e c o p e r - l i j s t v a n t o n e e l s p e l e n , o p g e v o e r d i n de
S c h o u w b u r g v a n 1638 tot 1730. D e lijst is a l f a b e t i s c h o p h o o f d s p e l . B i j elke o p v o e r i n g v a n e e n b e p a a l d h o o f d s p e l is het n a s p e l v e r m e l d . Huydecoper 318.
delijk op verzoek van de regenten van de godshuizen, het belangrijkste uit de eerdere ordonnanties. De regenten van de Schouwburg gaven op (dinsdag) 2 augustus 1678 een opgave van de inkomsten, uitgaven en winst, en betaalden op (woensdag) 3 augustus. De afrekening van het volgende kwartaal was op tijd (5 november). De situatie lijkt daarmee genormaliseerd, maar dat is slechts schijn. De laatste twee kwartaalbedragen, ƒ2900 en ƒ2520 ( = 800 ductatons), zijn afgeronde bedragen, en geven dus niet porties van de reële winst weer, maar schattingen in afwachting van een eindafrekening. Het bedrag ƒ 2520 was vóór 1672 ook nog al eens betaald en kwam in 1679 en 1680 ook weer verschillende keren over de tafel. Dit gebeurde zo vaak dat het vermoeden rijst dat de regenten van de Schouwburg dit als een soort vaste uitkering, ofwel een vast huur- of afkoopbedrag, naar voren wilden brengen. Dit kan de inhoud geweest zijn van een memorie, die door de regenten van de Schouwburg rond deze tijd (1 november 1678) aan de burgemeesters is gericht, maar die helaas niet bewaard gebleven is. Wel bewaard is het antwoord van de regenten van de godshuizen. Ze wijzen de voorstellen van de Schouwburgregenten af en gaan vervolgens in op de schade, die ze leden door het financiële wanbeheer van de regenten van de Schouwburg. Allereerst vermelden ze een bedrag van ƒ 2131:12, dat het verschil aangeeft tussen de recette voor de periode van 28 maart tot en met 30 oktober 1679 volgens de opgave van de regenten van de Schouwburg en de berekende recette volgens hun eigen tellingen. Dan merken ze op dat de uitkeringen aan de godshuizen lager waren dan ze zelfs volgens de eigen boekhouding van de regenten van de Schouwburg zouden moeten zijn. Volgens de regenten van de Schouwburg was de opbrengst van 17 februari tot en met 30 oktober ƒ 14276:8:10, terwijl 18
19
18 Wybrands, Amsterdamsche tooneel, Bijlage O , 236. 19 Huydecoper 316, p. 67-71. 249
O m den a r m e n dienst te doen
de godshuizen slechts ƒ 11085:14 h a d d e n ontvangen. Tussen deze bedragen bestaat een verschil v a n ƒ 3190:12. D e burgemeesters gaven de regenten v a n de godshuizen niet h u n z i n wat betreft het eerste geschil (n.a.v. de recette), wel wat betreft het tweede geschil (de achterstalligheid). Overigens m o c h t e n de godshuizen eigenlijk niet klagen. D e regenten van de S c h o u w b u r g realiseerden i n het seizoen 1678 een recette van ongeveer ƒ 3 3 0 0 0 , waarvan niet m i n d e r d a n ƒ 17334:12:10 als winst a a n de godshuizen w e r d uitgekeerd. H e t f i n a n c i ë l e succes g i n g samen met een artistiek succes. R o n d een dozijn p r e m i è r e s k w a m op de p l a n k e n (voornamelijk u i t de koker v a n NU volentibus arduum), waaronder een tiental, dat een blijvende populariteit z o u genieten en n o g vele decennia regelmatig z o u worden uitgevoerd. Toch waren de regenten van de godshuizen niet tevreden met de gang van zaken, hoe voordelig deze ook verliep i n financieel opzicht. Bovenop het geld w i l d e n ze ook zeggenschap i n en controle over wat er op de S c h o u w b u r g gebeurde. I n j a n u a r i 1679 werd een overeenkomst tussen de regenten v a n de S c h o u w b u r g en die v a n de godshuizen opgesteld die met de i n g a n g van het nieuwe seizoen, op 3 februari 1679, door de burgemeesters werd geratificeerd. B e p a a l d werd, onder meer, dat de verkoop van de loodjes a a n e m p l o y é ' s van de gods20
h u i z e n werd opgedragen en dat de regenten v a n de godshuizen vrije toegang k r e g e n . B o u meester en V a n D o m s e l a e r vertrokken als regent; J o a n P l u i m e r en J a c o b v a n C o o s e n kwam e n i n h u n plaats. D e bezoekerstellingen namens de regenten v a n de godshuizen bleven vanaf 4 februari 1679 achterwege. H e t seizoen 1679 verliep financieel eigenlijk zonder incidenten. D e Schouwburgregenten rekenden gedurende het seizoen k e u r i g n a afloop van de kwartalen af, op 3 m e i , 2 augustus en 1 november 1679. H e t zijn afgeronde bedragen, aan het Weeshuis respectievelijk ƒ 2 0 0 0 : 5 (635 ducatons), ƒ 2 5 2 0 (800 ducatons) en ƒ 2 3 3 0 . D e eindafrekening liet wat langer op z i c h wachten en vond pas plaats op 23 februari 1680, i n het volgende boekjaar van de godshuizen. H e t Weeshuis o n t v i n g n o g ƒ 2 4 8 9 : 6 . D a a r m e e was de totale winst voor de godshuizen ( ƒ 14009) iets m i n d e r d a n het j a a r daarvoor. H e t seizoen 1680 z o u weer een roerig j a a r worden. I n plaats v a n op 1 februari twee regenten te laten aftreden, deden de regenten van de S c h o u w b u r g een zeker voorstel over de bestuursvorm aan de burgemeesters, dat helaas niet bewaard is gebleven.
21
H e t zestal bleef
compleet zitten, mogelijk i n afwachting v a n de beslissing. G e z i e n dit zitten-blijven, gezien het feit dat de regenten v a n de S c h o u w b u r g w e d e r o m standaardbedragen aan de godshuizen uitkeerden ( ƒ 3 7 8 0 [ = 1200 ducatons] op 4 m e i en 7 augustus 1680) e n gezien de latere ontwikkelingen, ga ik er vanuit dat het voorstel v a n de regenten v a n de S c h o u w b u r g i n de r i c h t i n g van een h u u r v a n de S c h o u w b u r g g i n g voor een vast bedrag, bij voorbeeld ƒ 3 7 8 0 (1200 ducatons) per kwartaal, overigens een heel reëel bedrag. D e burgemeesters n a m e n echter geen beslissing; vermoedelijk vroegen ze tevens advies en/of c o m m e n t a a r aan de regenten v a n de godshuizen. D e laatstgenoemden stuurden een rekest i n , dat e v e n m i n bewaard is gebleven. D e burgemeesters beslisten pas op 21 augustus 1680, door m i d d e l van een vrij uitvoerige resolutie, w a a r i n een aantal zaken r o n d het beheer van de S c h o u w b u r g gereorganiseerd w e r d .
22
I n deze resolutie k w a m e n de burgemeesters de
regenten v a n de godshuizen duidelijk tegemoet, mogelijk een e r k e n n i n g v a n h u n gelijk ten 20
Wybrands, Amsterdamsche tooneel, B i j l a g e P , 2 3 7 - 2 3 8 .
21
O n d a n k s d e l a t e r e v e r m e l d i n g (21 a u g u s t u s 1681) d a t h e t i n h e t G r o o t M e m o r i a a l v a n d e b u r g e m e e s t e r s z o u z i j n o p g e n o m e n . Z i e Wybrands, Amsterdamsche tooneel, B i j l a g e Q , 2 3 8 .
22
Wybrands, Amsterdamsche tooneel, B i j l a g e Q ,
2r>o
238-239.
O m den armen dienst te doen
aanzien van het wat losse financiële beheer door de regenten van de Schouwburg. De regentenwisseling zou voortaan op de eerste dinsdag van september plaatsvinden. De nominatie zou geschieden door de zes zittende regenten van de Schouwburg, plus drie van het Weeshuis en drie van het Oude-Mannenhuis. De burgemeesters hielden zich de keuze voor. Het belangrijkste element van het besluit was evenwel dat de regenten van de godshuizen directe zeggenschap kregen over de uitgaven van de Schouwburg, zowel met betrekking tot de betaling van acteurs en andere medewerkenden als tot materiële zaken zoals kostuums en decors. Op 5 september 1680 ging het nieuwe regime in. Pels en Matham traden af als regent van de Schouwburg. Uit de gemeenschappelijk nominatie, bestaande uit Dirk Schelte, Abraham van den Bogaert, Coenraad van Ditsum, Hendrik Steenoven, Tobias van Domselaer en Jan Soolmans, kozen de burgemeesters Tobias van Domselaer en Hendrik Steenoven. Het seizoen van 5 februari tot 5 september 1680 werd in haast afgesloten. De regenten van de godshuizen maakten onmiddellijk van de situatie gebruik door voorstellen te ontwikkelen om te komen tot een exploitatie van de Schouwburg naar hun zin. In een serie 'Consideratiën aangaande de directie van de Schouwburg,' dat gedateerd moet worden tussen 21 augustus en 5 september 1680, wordt met name de verkoop van loodjes en de controle daarop geregeld, uitgevoerd door suppoosten wegens de godshuizen, die hun plaats innamen bij respectievelijk de voorpoort, de ingang van de bak en de toegangen tot de twee galerijen. De aanstelling van deze suppoosten vond op 5 september plaats. Een tweede serie overwegingen, vermoedelijk ook bedoeld om op 5 september besproken te worden, betreft de spelers en de musici, alsmede de vrije toegang. Voorgesteld wordt het aantal musici te verminderen van 15 k 16 tot 6 a 7, het aantal acteurs van ongeveer 24 tot 15 a. 16. Ik neem aan dat de regenten van de Schouwburg zich tegen deze verminderingen verzet hebben, want uit de contracten die op 8 oktober gesloten werden tussen de godshuizen en de acteurs en musici blijkt een veel geringere teruggang. Het aantal acteurs en actrices kwam op 22, het aantal musici op twaalf. Met al deze regelingen hoopte men opnieuw een goede voortgang van de Schouwburg te kunnen garanderen, maar deze hoop bleek ijdel. Problemen rond de afrekening van de recette waren uiteraard verleden tijd, maar er ontstonden nieuwe problemen, en wel rond het punt van de uitgaven voor materiële zaken. Als we de klachten van de regenten van de Schouwburg mogen geloven, probeerden de regenten van de godshuizen op dit aspect te bezuinigen. De zuinigheid van de regenten van de godshuizen wordt bevestigd door de verhouding tussen inkomsten en uitgaven en de daardoor gerealiseerde winst. Gedurende de periode van 5 februari tot 5 september 1680 verdween 61% van de inkomsten in de vorm van uitgaven en bleef er 39% winst over. Op een gemiddelde recette van ƒ 308 betekent dat ƒ 120 winst per speelavond. Gedurende de periode van 5 september 1680 tot en met 17 januari 1681 daalde de gemiddelde recette tot ƒ262, maar daarvan werd slechts 37 % weer uitgegeven, zodat de winst steeg tot ƒ155 (63% van ƒ262) per speelavond. 23
24
25
32
27
28
29
30
23 Weeshuis 430, fol. 4r. 24 D e hier gegeven cijfers zijn slechts bekend v i a een notitie i n Huydecoper 319. 25 26 27 28 29 30
Huydecoper 316, p. 108-113. Weeshuis 430, fol. 5r. Huydecoper 316, p. 114-117. Weeshuis 430, fol. 6r. Weeshuis 430, fol. 7r. H e t archief van het Weeshuis herbergt nog een zevental brieven over deze materie, gericht door de a g e n t e n van de Schouwburg aan die van de godshuizen. Wybrands, Amsterdamsche tooneel, Bijlage R , nrs. 1-7, p. 239-245. 251
O m den a r m e n dienst te doen
A r t i s t i e k trad er gedurende het seizoen 1680-1681 verval i n . G e d u r e n d e de m a a n d e n september tot e n met december 1680 k w a m er geen enkele p r e m i è r e op de p l a n k e n , mogelijk een stil protest v a n de regenten v a n de S c h o u w b u r g , mogelijk ook een uitvloeisel v a n het teruglopen v a n de activiteiten v a n NU volentibus arduum. N a kerstmis 1681 k w a m e n er n o g wel enkele p r e m i è r e s , m a a r deze zijn v a n gering tot geen belang.
1681-1684: de huur v a n de Schouwburg door Pluimer, De la Croix en Meijer Vermoedelijk begonnen de heren regenten van de godshuizen er i n de loop van 1681 genoeg van te krijgen zich te moeten bemoeien met het directe zakelijke beheer v a n de S c h o u w b u r g en stemden ze d a a r o m i n met het voorstel v a n J o a n P l u i m e r , Pieter de l a C r o i x en L o d e w i j k M e i j e r tot v e r h u r i n g van de S c h o u w b u r g . P l u i m e r cum suis h a d d e n een voorstel aan de B u r gemeesters gedaan, i n drie artikelen geformuleerd. D i t voorstel is niet bewaard gebleven, wel een c o m m e n t a a r hierop, geleverd door de regenten van de godshuizen op verzoek van de burgemeesters.
31
U i t dit c o m m e n t a a r blijkt voor het eerst iets wat m e n k a n opvatten als
kritiek op het artistieke beleid v a n de Schouwburgregenten, namelijk dat 'de concepten [ = i d e e ë n ] v a n sommige der tegenwoordige Regenten v a n den S c h o u b u r g soo m e n i g v u l d i g en seldsaam [ = vreemd] sijn, dat wel telckens op haer siftingen [ = selecties, namelijk v a n stukken] en u i j t v i n d i n g e n nieuwe o r d o n n a n t i ë n en reglementen diende[n] te werden gemaeckt.' D e kritiek uit de voorafgaande j a r e n betrof steeds i n de eerste plaats de f i n a n c i ë l e en boekhoudkundige b e t r o u w b a a r h e i d . H e t contract werd op 18 september 1681 ten kantore v a n het Weeshuis getekend door de drie huurders en een zestal regenten van de godshuizen. H e t w e r d afgesloten voor driejaar, i n te gaan op 22 september 1681 (kermis-maandag) en af te l o p e n op de zaterdag voor kermis 1684. Volgens het contract moesten de i n k o m s t e n naar het Weeshuis w o r d e n gebracht. H e t b i n n e n g e k o m e n geld w e r d volgens drie wegen gedistribueerd. Allereerst k o n d e n eruit h u u r penningen a a n de godshuizen genomen worden. I n de tweede plaats betaalden de regenten v a n de godshuizen op verzoek v a n de regenten van de S c h o u w b u r g rekeningen, vooral v a n diverse a a r d (kleding, kaarsen, decorstukken, enzovoort). E n i n de derde plaats verschaften de regenten v a n de godshuizen a a n de schouwburgregenten op assignatie gelden waaruit de acteurs, de m u s i c i en de overige werknemers k o n d e n w o r d e n betaald. Tot n u toe hebben we het belangrijkste aspect v a n het huurcontract, namelijk het h u u r b e drag, n o g niet genoemd. D e h u u r w e r d vastgesteld op ƒ 2 0 0 0 0 : - per jaar, een hoog, j a zelfs z é é r h o o g bedrag. H e t seizoen 1678 h a d een opbrengst v a n r u i m ƒ 17000 te zien gegeven. 1679 bracht ongeveer ƒ 14000 i n het laatje, 1680 ongeveer ƒ 15000. Twee v a n de drie huurders van 1681 waren regent geweest gedurende deze j a r e n e n m e n m a g aannemen dat zij deze bedragen kenden. W a a r o m gingen ze a k k o o r d met een h u u r b e d r a g dat substantieel hoger was d a n de jaaropbrengst van de S c h o u w b u r g i n de voorgaande jaren? V o o r een definitief antwoord o p deze v r a a g ontbreken de gegevens, m a a r wellicht komt de volgende v e r k l a r i n g wel een e i n d i n de r i c h t i n g v a n de waarheid. Zoals boven gezegd, is vermoedelijk al eerder geprobeerd tot een huurovereenkomst te k o m e n , een verlangen zeker voortgekomen uit de wens verlost te worden v a n de bemoeizucht v a n de regenten v a n de godshuizen. H e t lijkt wel of ze dat geprobeerd hebben met een som
31
252
I n Weeshuis 7 2 .
O m den armen dienst te doen
A f b . 2.
B e z o e k e r s t e l l i n g e n v a n de S c h o u w b u r g , v a n w e g e d e r e g e n t e n v a n de g o d s h u i z e n u i t g e v o e r d ,
m e t de d a a r b i j b e r e k e n d e recettes. Weeshuis 4 3 0 .
van 1200 ducatons per kwartaal, ofwel 4800 ducatons per jaar (=ƒ 15120), in het licht van de exploitatieresultaten van de Schouwburg geen onredelijk voorstel. In het bovengenoemde advies van de zijde van de regenten van de godshuizen omtrent het voorstel van de huurders merken de regenten op dat lieden die het konden weten hun gezegd hadden dat de Schouwburg wel ƒ 16000 of/17000 of misschien nog wel meer op zou kunnen brengen, en tevens vragen ze zich af of regenten die de Schouwburg belangeloos beheerden niet te prefereren waren boven regenten die op de exploitatie van de Schouwburg wilden verdienen. Eventuele verdiensten van de huurders zouden immers, vergeleken met de vigerende situatie, altijd ten koste van de godshuizen gaan. Op grond van deze opmerkingen neem ik aan dat de regenten van de godshuizen bedongen dat de huursom zodanig zou zijn dat echte winst voor de huurders niet mogelijk was, en dat, mocht er wel winst worden gerealiseerd, de godshuizen in ieder geval inkomsten hadden die hoger waren dan ooit te voren. Wat was er nodig om de huursom te kunnen opbrengen? Gedurende de huurjaren werd er vrijwel 120 maal per jaar gespeeld. De winst per speeldag zou dus ƒ20000/120 moeten bedragen, ongeveer ƒ 170. Aangezien de gemiddelde kostprijs van een speeldag ongeveer ƒ 150 was, zouden de inkomsten per speeldag gemiddeld ƒ320 moeten bedragen. Gedurende de jaren 1678-1681 waren inkomsten per speeldag van hoger dan ƒ320 niet ongebruikelijk en dit moet de huurders moed hebben gegeven. H u n voornaamste zorg zal dan ook geweest zijn om te vermijden dat er veel speeldagen zouden zijn met een recette van minder dan ƒ320 Dergelijke speeldagen waren in de voorafgaande jaren beslist geen zeldzaamheid. 253
O m den armen dienst te doen
Wij kunnen niet doorgronden of de huurders beseften dat ze een zware taak op zich genomen hadden om de Schouwburg zo te beheren dat uit de inkomsten een huursom van ƒ20000 kon worden betaald, temeer daar ze zowel de zakelijke als de artistieke verantwoordelijkheid droegen. Meenden ze dat, als ze de handen vrij zouden krijgen, het bezoek aan de Schouwburg zich zodanig zou ontwikkelen dat voldoende geld binnenkwam? O f waren ze er zo op gebrand de Schouwburg naar eigen inzicht te kunnen beheren, dat ze bereid waren eventuele tekorten uit eigen zak aan te vullen? Overigens, bij voortduring van de vigerende beheersvorm zou Meijer per kermis 1681 als regent moeten aftreden en Pluimer het jaar daarop. Het lijkt niet onmogelijk dat de regenten van de godshuizen deze gedwongen resignaties als drukmiddel hebben gebruikt en dat het accepteren van de huursom de enige mogelijkheid voor Meijer en Pluimer was om invloed op de Schouwburg te behouden. (Meijer zou overigens na nog geen anderhalve maand na de aanvang van de huur, begin november 1681, overlijden.) Hoe dan ook, de heren huurders gingen akkoord en gedurende het eerste seizoen leek het alsof ze erin slaagden de zaak op de overeengekomen wijze te doen verlopen. Het eerste kwartaal, herfst 1682, gaf een recette van bijna ƒ 14000, waarvan na betaling van ƒ5000 huur nog een overschot van bijna ƒ4000 resteerde. De huurders hadden dus ongeveer ƒ5000 besteed aan 32 uitvoeringen, globaal de gebruikelijke ƒ150 per uitvoering. Als gevolg van het overschot konden de huurders op 23 december niet alleen de huur voor de speelperiode herfst 1681 betalen (deze kwam uit de reguliere inkomsten), maar als voorschot ook de huur voor de speelperiode winter 1682. Deze laatste betaling werd door de heren privé gedaan, mogelijk door op de winst van bijna ƒ4000 nog ruim ƒ 1000 uit eigen zak te leggen. Hierdoor kwamen de huurders in een situatie van vooruitbetaling en werd de huur voor een bepaald kwartaal steeds betaald aan het einde van het vorige kwartaal uit de opbrengsten van dat kwartaal. De verdere kwartalen van het seizoen 1681-1682 waren niet zo goed als het eerste. De inkomsten per kwartaal varieerden tussen ƒ 7000 en ƒ 10000, de overschotten tussen ƒ350 en ƒ900. De bedragen van de assignaties lijken onvoldoende om de spelers en musici voor de 86 voorstellingen in deze periode te betalen. Het kan zijn dat de heren huurders betalingen aan acteurs en musici uit eigen zak hebben verricht. A l met al was het voor het seizoen 16811682 mogelijk de hoge huursom op te brengen. Gedurende de daaropvolgende seizoenen kwam er een duidelijke kentering in de situatie. De jaarrecette daalde via circa ƒ34000 (1682-1683) naar ƒ27000 (1683-1684). Met ƒ34000 per jaar schiet er voor de voorstellingen ƒ 14000 over (ongeveer ƒ 120 per voorstelling), wat wellicht nog werkbaar is, maar een jaarrecette van ƒ27000 is duidelijk onvoldoende om de zaak draaiende te houden. Met het laatstgenoemde bedrag is er gemiddeld immers maar ƒ70 per speeldag beschikbaar. Toch slaagden de huurders erin om de driejaren van het contract heelhuids door te komen, al waren daar aan het einde van het derde huurjaar twee ingrepen voor nodig. In de eerste plaats werd het lentekwartaal van 1684 wat verlengd, nl. van 21 juni tot 6 juli 1684. Deze vijf extra speeldagen verhoogden de kwartaalrecette met een kleine ƒ800. E n in de tweede plaats werd uit de inkomsten van het zomerkwartaal van 1684 geen huurtermijn als voorschot betaald, in feite een besparing van ƒ5000.
254
O m den armen dienst te doen
1684-1687: De huur van de Schouwburg door Pluimer en De la Croix Men vraagt zich af, gezien de eerste driejaren van de huur, wat de heren huurders bewogen heeft om in 1684 bij te tekenen voor een tweede termijn van driejaar, op dezelfde condities als tevoren. De inkomsten over het seizoen 1683-1684 gaven echt geen aanleiding te veronderstellen dat een huursom van ƒ20000 in redelijkheid op te brengen zou zijn. Het is mogelijk dat de huurders concurrenten van het lijf moesten houden. Notities van de Weeshuisregent Michiel Hinloopen uit 1698 vermelden dat 'de voorsz. Schouburgbij forme van opveijling wederom verhuurt is aan de Heeren Johan Pluijmer en Pieter de la Crois.' De jaarrecette bleef gedurende de periode 1684-1687 van dezelfde orde van grootte als van 1683-1684 (ongeveer ƒ27000), onvoldoende om ermee de huursom én de voorstellingen te bekostigen. De huurders begonnen met de eerste termijn, herfst 1684, op 2 december 1684 uit eigen zak aan de godshuizen te betalen. De volgende termijn, winter 1685, werd op 6 januari 1685 betaald uit de inkomsten van het vorige kwartaal (herfst 1684). Aldus werd een situatie van vooruitbetaling geschapen. De vooruitbetaling schoof echter geleidelijk aan steeds verder op in het kwartaal en veranderde zo half ongemerkt in een betaling achteraf. De huur voor het herfstkwartaal 1686 werd pas op 27 november 1686 betaald, die voor het winterkwartaal 1687 in twee gedeelten. De twee laatste huurtermijnen, lente en zomer 1687, konden niet meer uit de directe inkomsten betaald worden. Op 26 november 1686 trokken de huurders aan de bel bij de regenten van de godshuizen en stuurden dezen een 'Bericht' aangaande de toestand. Als bedrag dat ze op de exploitatie zouden hebben toegelegd gedurende de seizoenen 1684-1685 en 1685-1686 geven ze ƒ 13627:9 op; voor het seizoen 1686-1687 verwachten ze een tekort gelijk aan dat van het voorgaande jaar, namelijk ƒ9234:9. Merkwaardig is dat de bewaard gebleven rekeningen deze bedragen eigenlijk niet bevestigen. De genoteerde uitgaven lijken volledig te zijn; als deze niet geheel door de inkomsten gedekt konden worden, dan is dat expliciet vermeld. Het tekort werd steeds aangevuld uit de eerste inkomsten van het volgende kwartaal. De enige post waarvan het zeker is dat de heren huurders die zelf betaald hebben is de vooruitbetaalde huur voor het winterkwartaal 1685, groot ƒ5000. Het is natuurlijk mogelijk dat de huurders geheel buiten de boeken om uitgaven hebben verricht, maar het lijkt me eigenlijk onwaarschijnlijk. Aan de ene kant is het vreemd dat sommige tekorten wel, maar andere niet in de boeken verwerkt zouden zijn, aan de andere kant zou een dergelijke handelwijze de kans van slagen bij eventuele verzoeken om schadevergoeding aanzienlijk verminderen. In het genoemde 'Bericht' gaan de regenten van de Schouwburg uitvoerig in op het ontstaan van de tekorten. Allereerst schreven ze de situatie toe aan ondervonden tegenwerking. Gedurende het eerste kwartaal van de nieuwe huurperiode zou een aantal spelers zijn weggekocht van de Schouwburg. Dit leidde tot geringere opbrengsten, terwijl de betrokken spelers later weer tegen hogere speellonen moesten worden teruggekocht. Hoe fantastisch dit verhaal ook klinkt, het is waar! Op 23 augustus 1684 (één maand voor het aflopen van de eerste driejarige huurperiode) sloot Coenraad van Ditsum een contract met vijf van de belangrijkste spelers, namelijk Hermanus Brinkhuizen, Maria Petit (Brinkhuizens vrouw), Hermanus Benjamin, Katarina Petit (Benjamins vrouw) en Gerrit Schroder, waarin gestipuleerd 32
33
33 In WeefhZ 72, aldaar ongedateerd. In Huydecoper 316, p. 54-58 met de datnm. In de literatuur wordt dit stuk vaak op 31 mei 1687 gedateerd, vanwege het i n Weeshu.s 72 aangehechte advtes van j a c o b de Metj van d.e datum, maar een dergelijke datering is voor het 'Bericht' zelf onjuist.
255
O m den a r m e n dienst te doen
werd dat het vijftal een j a a r l a n g niet op de S c h o u w b u r g z o u s p e l e n .
34
Ieder o n t v i n g daar-
voor ƒ 3 0 0 . D e spelers beloofden dit pas aan P l u i m e r bekend te m a k e n n a afloop v a n het seizoen. Vermoedelijk trad V a n D i t s u m (in 1680 gepasseerd voor het regentschap v a n de S c h o u w b u r g ) op namens een groep, n a a r zeggen v a n P l u i m e r aangevoerd door H e r m a n u s A m i a . I n d e r d a a d betekent de herfstperiode v a n 1684 wat betreft i n k o m s t e n een dieptepunt v a n alle herfstperioden i n de onderzochte periode. D e betrokken spelers stonden overigens vanaf 15 j a n u a r i 1685 weer op de p l a n k e n .
35
Behalve over het wegkopen v a n spelers klagen P l u i m e r en D e l a C r o i x over onrust i n de S c h o u w b u r g , door h u n tegenstanders teweeggebracht en andere v o r m e n v a n tegenwerking, zoals het weghalen van affiches en v e r d a c h t m a k i n g e n jegens h u n personen. O o k m e l d e n ze de concurrerende activiteit v a n D a v i d L i n g e l b a c h , die eerst i n de stad, later m Buiksloot opera-voorstellingen organiseerde.
36
M e r k w a a r d i g is het dat de regenten v a n de Schouw-
b u r g niet de werkelijke reden v a n h u n p r o b l e m e n n a a r voren brachten, namelijk het gegeven dat een h u u r s o m v a n ƒ 2 0 0 0 0 structureel te h o o g was en eigenlijk alleen k o n w o r d e n opgebracht wanneer een gelukkige samenloop van omstandigheden optrad, m a a r beslist niet k o n worden gegarandeerd. D e verschillende gegevens r o n d de p r o b l e m e n van P l u i m e r c.s. laten zien, dat deze reeds v ó ó r de aanvang v a n de tweede driejarige huurperiode waren begonnen, zeg ergens i n 16831684. W i e waren P l u i m e r s tegenstrevers? O p 31 december 1685 en 3 j a n u a r i 1686 w e r d B i d loo's voor- en naspel De strijd tussen Apollo en Midas, of Koning Onverstand gespeeld en uit de protesten die daarop volgden blijkt dat P l u i m e r s tegenstanders z i c h i n de personages v a n 37
dit spel herkenden en belachelijk gemaakt v o e l d e n . O n d e r de n a m e n die d a n o p d u i k e n v i n den we die v a n D a v i d L i n g e l b a c h , T h o m a s A r e n d s , P h i l i p de Flines, H e r m a n u s A m y a , R o m e y n de H o o g e , J a s p e r L e m m e r s en L u d o l p h S m i d s , k o r t o m , n a m e n die meer of m i n d e r sterk verbonden zijn met het niet meer zo actieve NU volentibus arduum. Ik neem d a a r o m aan dat de diepere g r o n d v a n het conflict pro en contra P l u i m e r gelegen is i n het feit dat met en n a de d o o d v a n M e i j e r de mogelijkheden tot het uitoefenen v a n invloed op het artistiek en zakelijk beleid v a n de S c h o u w b u r g vanuit NU volentibus arduum i n toenemende mate werden gefrustreerd. Terwijl i m m e r s gedurende de periode 1678-1681 de belangrijkste p r e m i è res uit de hoek van NU k w a m e n , was het accent n a 1681 verschoven i n de r i c h t i n g v a n de Schouwburgregenten zelf ( P l u i m e r en D e l a C r o i x ) benevens onafhankelijke auteurs als P i e ter Bernagie, T h o m a s Asselijn, G o v e r t B i d l o o en F r a n s R i j k . E e n aantal v a n deze auteurs, de schouwburgregenten zelf voorop, stond q u a opvatting overigens niet ver v a n NU af.
38
L a t e n we terugkomen op de gebeurtenissen v a n 26 november 1686 en daaropvolgend. D e regenten v a n de godshuizen probeerden aanvankelijk het f i n a n c i ë l e aspect naar de burgemeesters d o o r te schuiven. O p 2 7 november 1686 stelden ze ter begeleiding en ondersteuning van de Schouwburgregenten een ' R e m o n s t r a n t i e ' aan de burgemeesters o p ,
3 9
die 28 novem-
ber werd overhandigd. M a a r n o c h regenten v a n de godshuizen, n o c h de burgemeesters w i l 34 Notarieel 4744 (notaris D a v i d Stafmaker Variet), 23 augustus 1684, p. 530-533; afschrift van deze akte i n Huydecoper 316, pp. 52-53. 35 Notarieel 6160 (notaris D a v i d Stafmaker Variet), 15 j a n u a r i 1685. 36 Lingelbachs activiteiten met betrekking tot de opera te Buiksloot zijn i n de literatuur herhaaldelijk beschreven, maar dat hij ook enige tijd opera's i n A m s t e r d a m heeft laten uitvoeren, is tot n u toe onopgemerkt gebleven. 37 Sterck, Amsterdamsche tooneelleven, p. 114-126. 38 P l u i m e r hield vermoedelijk het door R i j k aangevoerde genootschap In magnis voluisse sat est ook enigszins buiten de deur. 39 D e 'Remonstrantie' i n kopie i n Huydecoper 316, pp. 62-64. 256
O m den a r m e n dienst te doen
den met geld over de b r u g k o m e n . W e l n a m e n de regenten van de godshuizen op 30 november een geheel andersoortige beslissing o m de regenten v a n de S c h o u w b u r g te h u l p te komen: ze gaven toestemming o m zes m a a l een opera op te voeren b u i t e n de boeken o m , zodat de opbrengst volledig de beurs van de Schouwburgregenten ten goede z o u komen.* O p 11 j a n u a r i 1687 werd toestemming gegeven o m dezelfde opera n o g eens v i e r m a a l b u i t e n de boeken o m te spelen, m a a r bij n o g meer opvoeringen moest de opera toch wel i n de gewone administratie worden o p g e n o m e n . H e t gaat hier vermoedelijk o m de Opera op de zinspreuk 'Zonder spijs en wijn kan geen liefde zijn', op tekst v a n G o v e r t B i d l o o en met m u z i e k van J o a n Schenck. D e z e opera, die wij n u liever een zangspel z o u d e n noemen, verschijnt namelijk op 1 en 8 februari 1687 op een niet-reguliere speeldag (zaterdag) i n de boeken v a n de 0
41
Schouwburg. _. Hoeveel succes deze eerste opera-uitvoeringen op de S c h o u w b u r g (na L u l l y ' s Isis i n 1678) hadden is niet precies bekend. W e l hebben ze P l u i m e r en D e l a C r o i x kennelijk ertoe gebracht de opera te zien als een mogelijke uitweg uit de f i n a n c i ë l e p r o b l e m e n v a n de Schouwb u r g . O p 26 februari 1687 g i n g er een heuse, volledige Franse opera i n p r e m i è r e op de S c h o u w b u r g : Amadis, op tekst v a n P h i l i p p e Q u i n a u l t en met m u z i e k v a n Jean-Baptiste L u l ly. Tot en met 10 m e i z o u d e n n o g zeventien u i t v o e r i n g volgen, voornamelijk op d i n s d a g en zaterdag, en afgewisseld met gewone toneelstukken op m a a n d a g en donderdag. D e recette van de opera was niet slecht, m a a r de gevolgen voor de recettes v a n de toneelstukken w a r e n desastreus. H e t p u b l i e k bleef weg van de gewone voorstellingen o m de opera bij te wonen! In deze periode overleed Pieter de l a C r o i x ; hij werd op 16 a p r i l 1687 i n de Waalse kerk begraven. P l u i m e r stond er dus voortaan alleen voor. W e l w e r d hij vermoedelijk geholpen door Govert Bidloo, m a a r niet op een officiële b a s i s .
42
In a p r i l 1687 was de recette van de toneelstukken gedaald tot bedragen tussen de ƒ 50 en de ƒ 100; De dood van Marcus Antonius en Cleopatra, op 12 m e i 1687, bracht slechts ƒ 51:16 op. Pluimer'besloot hierop het opvoeren v a n Nederlandse toneelstukken te staken en de toneelspelers op 14-15 m e i en bloc te o n t s l a a n .
43
Volgens contract h a d P l u i m e r n o g te gaan tot 22
september 1687; hij moet besloten hebben de resterende tijd met opera's op te v u l l e n . O p 17 m e i g i n g Cadmus et Hermione (alweer Q u i n a u l t / L u l l y ) i n p r e m i è r e . I n m i d d e l s hadden de toneelspelers niet stilgezeten. O p 17 m e i beklaagden ze z i c h door m i d d e l v a n een rekest bij de burgemeesters, die de zaak naar de regenten v a n de godshuizen 44
v e r w e z e n . O p 22 m e i stelden de regenten van de godshuizen een beslissing erover n o g even uit; ze w i l d e n met P l u i m e r overleggen, m a a r hij was niet ter stede. M e n besloot o m op zaterdag 24 m e i te v e r g a d e r e n .
45
H e l a a s is over het verloop en de besluiten v a n deze vergadering
niets met zekerheid bekend. W e l k u n n e n we vermoedens uitspreken. Ik neem aan dat P l u i m e r liet weten dat de situatie r a m p z a l i g was, dat of hijzelf, of de S c h o u w b u r g , of hijzelf è n de S c h o u w b u r g bankroet z o u d e n gaan, als er niet ingegrepen werd en dat hij i n ieder geval niet per 22 september een nieuwe driejarige t e r m i j n z o u aangaan. 40 Weeshuis 71, fol. Ir. 41 Weeshuis 71, fol. Ir. . . . pi,,;„,„,. 42 Toen notaris Johannes C o m m e l i n op 30 j u l i 1687 naar de Schouwburg gaan o m een msinuatie aan P l u i m e r te doen, trof hij daar Bidloo aan, die de boodschap voor P l u i m e r aannam; zie Notarieel obuy. 43 Notarieel 5366 (Livinus Meijer), 14-15 mei 1687. 44 H e t rekest van de toneelspelers is niet bewaard gebleven, maar wordt genoemd in de notulen van de regenten van de godshuizen betreffende 22 mei 1687; zie Weeshuis 71, fol. 2v. Dat het rekest betrekking heeft op het ontslag van de spelers, wordt daar niet expliciet vermeld, maar het kan moeilijk ergens anders over gaan. 45 Weeshuis 71, fol. 2v.
257
Om den armen dienst te doen
A M A D I S •
T
R. F.
V
R.-S
"Befcheydene Leezjtr,
P E L
In deeze Vertaaling van h e t Treuripei genaamt Amadts, zyn de zelve zangmaaten B e h o a d e n . w M r o p het althansop de Schouw, buren in h e t Frans gezongen w e r d , e n nad i e n de klankken der lettergreepen zomwylen anders in het Duitfch, als m h e t Frans vallen, heeft de Vertaaler te m e t van de bepaalde wootdea moeten wyken, en alleen den zin volgen. Z o o dat h e t geen te met naar de f n y d i n g , en gladde trant der gewoone dichtmaat niet v o l g t ; zoodanig om de nazing, of daaling der • t > ' heeft moeten gcfteld werden: Want het heeft g e e n kleenen arbeid i n , een vertaalingvoltcensdenwo, de woorden, en zangkunde te doen, waar van de Leczer dan eerft h e t rechte n u t zal h e b b e n , wanner h y dit Treuripei op het Tooneel zal z i e n , en hooren vertoonen.
i N
MAATZANG.
y
Y v K B tV I I U U " B I » Ï 1 > \
J*^^p'
I
fJI.MSTSB.DAH. 11,- A t » « » T M A C H o f . o» den W r o w r o J y k .
I
in jeu Artis , by den D u n .
A f b . 3.
T i t e l e n v o o r w o o r d v a n Amadis, het N e d e r l a n d s e t e k s t b o e k dat de F r a n s e u i t v o e r i n g v a n d e z e
o p e r a v a n P h i l i p p e Q u i n a u l t (tekst) e n J e a n - B a p t i s t L u l l y ( m u z i e k ) i n de A m s t e r d a m s e S c h o u w b u r g i n 1688 b e g e l e i d d e .
De beëindiging van de huur kon moeilijk door de regenten van de godshuizen worden geweigerd, maar tot het betalen van schadevergoeding wilden ze toch nog niet overgegaan. Pluimer riep de hulp van een rechtskundige, Jacob de Meij, in om de redelijkheid van schadevergoeding naar voren te brengen. De redenering komt erop neer dat als de regenten van de godshuizen zelfde Schouwburg bestuurd hadden, de opbrengsten ook zo laag zouden zijn geweest en dat ze daarom Pluimer niet mochten dwingen onder de gegeven omstandigheden de gehele huur te betalen. Ook dit mocht de regenten van de godshuizen niet vermurwen. Vermoedelijk hadden de regenten van de godshuizen wel ingestemd met het ontslag van de toneelspelers en het uitsluitend opvoeren van opera's. Cadmus ging tot en met 29 juli, Atys (eveneens van Quinault/Lully) volgde op 9 augustus, met een tiental reprises tot en met 16 september. Lente- en zomerkwartaal 1687 waren financieel rampzalig: ze brachten slechts respectievelijk ƒ6174:9 en ƒ4711:4 aan recette op, ten ene male onvoldoende om een huursom van ƒ5000 per kwartaal mee op te brengen. Op 25 juni betaalde Pluimer de volle huur voor het lentekwartaal 1687, vermoedelijk uit eigen zak; op die dag was slechts ƒ477:14 in de Schouwburgkas aanwezig. Deze schrijnende situatie werd overigens nog wel enigzins gecorrigeerd door de regenten van de godshuizen. Op 19 september betaalden de godshuizen ƒ3600 aan Pluimer en ƒ300 aan De la Croix' weduwe, Susanna van der Eist, deels voor het overdragen van het privilege op het uitgeven van in de Schouwburg vertoonde toneelstukken, deels in verband met 'de schade de regenten van 't Schouburgh door de contramineurs of vervolgers 46
46 H e t stuk i n Weeshuis 72.
258
O m den a r m e n dienst te doen
der S c h o u b u r g h aengedaen.' Per saldo hebben de Schouwburgregenten dus n o g ƒ 1100 betaald voor het lentekwartaal. Bij de afrekening van het zomerkwartaal, op 18 september 1687, werd P l u i m e r n o g verder ontzien d a n bij het l e n t e k w a r t a a l .
47
I n het huurcontract was opgenomen dat bij het uitgaan
v a n de h u u r de toe- of afname v a n de waarde v a n kostuums en decors z o u worden verrekend. Volgens taxatie was de toename i n waarde ƒ 3 5 8 0 : 1 6 . D i t b e d r a g werd van de h u u r s o m afgetrokken, zodat de regenten (in casu P l u i m e r ) slechts het restant, ƒ 1419:04, hoefden te voldoen. V a n de inkomsten van het zomerkwartaal was voldoende i n kas gebleven o m dit bed r a g op te brengen. Sterker nog, er was zelfs n o g iets over: bij het sluiten v a n de rekening k o n P l u i m e r ƒ 9 0 : 1 6 mee naar huis n e m e n .
48
D a a r m e e k w a m het tijdvak van de h u u r door, aanvankelijk, P l u i m e r , D e l a C r o i x en M e i j e r , m a a r met P l u i m e r als enige overlevende, tot een einde.
1687-1688: de huur van de Schouwburg door Lingelbach en Koenerding D e p r o b l e m e n die de eerste huurders r o n d het opbrengen v a n de h u u r p e n n i n g e n h a d d e n gehad, h a d d e n de regenten van de godshuizen niet afgebracht van het idee tot verdere verhuur. D e gegarandeerde opbrengst, hoger d a n bij eigen verantwoordelijkheid, zal h u n wel hebben aangesproken. K o r t n a 24 m e i 1687, de vermoedelijke dag van opzegging door P l u i m e r , n a m e n de regenten van de godshuizen actie wat betreft de v e r h u u r van de S c h o u w b u r g n a 22 september 1687. D o o r m i d d e l v a n een advertentie i n de Amsterdamsche Courant van 31 m e i (herhaald 3, 5 en 12 j u n i ) werden p o t e n t i ë l e huurders opgeroepen z i c h kenbaar te m a k e n . H e t nieuwe huurcontract z o u op 12 j u n i o m 3 u u r 's-middags getekend k u n n e n worden. D e z e d a t u m werd niet gehaald. W e l h a d zich een gegadigde gemeld, namelijk D a v i d L i n g e l b a c h , die zijn eigen condities meegebracht.
49
D e z e condities stemden voor een groot gedeelte overeen met
die v a n de regenten v a n de G o d s h u i z e n , m a a r de voorgestelde h u u r s o m , ƒ 16000 per jaar, was lager. Ik neem aan dat de regenten van de G o d s h u i z e n dat vooralsnog te w e i n i g v o n d e n en d a a r o m de definitieve beslissing over de nieuwe h u u r uitstelden. E e n herhaalde oproep aan p o t e n t i ë l e huurders werd geplaatst i n de Amsterdamsche Courant van 19 en 22 j u l i , o m de ondertekening op 22 j u l i te laten plaatsvinden. K e n n e l i j k h a d z i c h toch n i e m a n d gemeld als concurrent v a n L i n g e l b a c h , zodat de regenten v a n de G o d s h u i z e n op 22 j u l i alsnog i n zee gingen met D a v i d L i n g e l b a c h en J o a n K o e n e r d i n g als nieuwe h u u r ders.
50
D e h u u r s o m werd gesteld op ƒ 17000, m a a r z o u , als de opbrengsten dat zouden toela-
ten, mogen oplopen tot ƒ 2 1 0 0 0 . O p 20 september 1687 ontvingen L i n g e l b a c h en K o e n e r d i n g de sleutels van de Schouwburg- op 22 september v o n d de eerste toneeluitvoering onder h u n l e i d i n g plaats. A a n v a n k e lijk d é d e n de heren het niet slecht. H e t herfstkwartaal 1687 bracht n a h e t betalen van de h u u r en de kosten n o g wat winst op, welke naar het volgende kwartaal werd doorgeschoven. D e goede gang van zaken was het gevolg van enerzijds een redelijke gemiddelde recette per speeldag ( ƒ 2 7 4 ) , anderzijds v a n de opvallend lage kosten, ongeveer ƒ 110 per speeldag. 47 48 49 50
Weeshuis 432, p. 34-35. Weeshuis 432, p. 79. H e t stuk i n Weeshuis 72. H e t stuk i n Weeshuis 72. 259
O m den armen dienst te doen
Het winterkwartaal 1688 verliep op ongeveer dezelfde wijze, zij het dat iets ingeteerd werd op het opgebouwde overschot. De gemiddelde recette liep terug naar ƒ 197. De huur werd betaald op 22 maart, op tijd. Maar gedurende het lentekwartaal van 1688 gingerietsmis. De recette liep nog wat verder terug, naar gemiddeld ƒ 188 per speeldag, maar tegelijk stegen de kosten per speeldag van iets meer dan ƒ 100 tot rond de ƒ200. Het is niet helemaal duidelijk waar dat aan ligt, omdat alleen totaalbedragen en geen specificaties bekend zijn. In ieder geval waren de uitgekeerde speellonen veel hoger. Aan Italiaanse spelers werd voor negen uitvoeringen ƒ 961 betaald, aan de eigen spelers voor minder dan twintig uitvoeringen ƒ 3250. De inkomsten gingen dan ook meer dan volledig op aan de uitgaven en het betalen van de huur moest uitgesteld worden. Het zomerkwartaal 1688 werd gevuld met een 26-tal opvoeringen van vier verschillende opera's. De inkomsten bedroegen/4879:12, de uitgaven/2509:-. A l was men erin geslaagd de opera^s op uiterst goedkope wijze op de planken te brengen, namelijk voor minder dan ƒ 100 aan directe kosten per opvoering, de opbrengst was voor het betalen van de huur ontoereikend. Kermismaandag (20) september 1688 zou het nieuwe seizoen moeten ingaan, maar op dat moment was er slechts ruim ƒ3800 in kas tegenover een huurschuld van ƒ8500. Het nieuwe seizoen werd met toneelstukken ingezet, zonder dat het vorige werd afgesloten. Na ruim twee weken spelen, op 6 oktober, was het kassaldo voldoende om een huurtermijn van ƒ4250 te betalen; het was die van het lentekwartaal. Na een maand spelen, op 19 oktober, besloten de huurders aan de bel te trekken. Ze moeten aan de regenten een voorstel gedaan hebben ter onmiddellijke beëindiging van de huur. De voorgestelde afrekening is bewaard gebleven, maar de regenten van de godshuizen hebben het voorstel kennelijk verworpen. Vervolgens richtten de huurders een schrijven aan de burgemeesters met een verzoek om schadevergoeding. Ze voerden externe omstandigheden aan als de oorzaak van hun misère. In 1688 was de Negenjarige Oorlog uitgebroken en in verband met de financiële gevolgen daarvan zouden de burgers minder genegen zijn de Schouwburg te bezoeken. Met behulp van dit argument konden ze de hulp inroepen van artikel 9 van het contract, waarin werd bepaald dat in geval van sluiting als gevolg van, onder meer, oorlogsomstandigheden, de huur naar rato verminderd mocht worden. In het schrijven vragen ze om beëindiging van de huurovereenkomst. De burgemeesters stuurden het stuk op 21 oktober door naar de regenten van de godshuizen om advies. Er werd, noch door de burgermeesters, noch door de regenten van de godshuizen direct actie ondernomen. Er werd doorgespeeld tot en met 22 november 1688. Pas vanaf 20 november 1688 was er intensief overleg tussen de regenten van de Schouwburg en die van de godshuizen over de financiële afwikkeling. Op 27 november werden de kostuums en de decors getaxeerd, waarbij de waardevermeerdering ƒ 4310:6 bedroeg. Er was nog ƒ3921:6 in kas. Op 1 december vergaderden de partijen over de eindafrekening. Op 2 december legden de regenten van de godshuizen de voorgestelde afwikkeling voor aan de burgemeesters, welke laatsten akkoord gingen. De volgende dag, 3 december, leverden de regenten van de Schouwburg de sleutels in. 51
52
53
54
55
51 52 53 54 55
D e totaalbedragen i n enkele notities i n Huydecoper 319. In kopie i n Huydecoper 316, p. 126-127 en een los stuk i n Huydecoper 319. E e n kopie van het stuk is i n Weeshuis 72. Zie Huydecoper 316, p. 72-75. Huydecoper 316, p. 77. H e t inventaris is bewaard i n Huydecoper 315; zie B. Albach, ' E e n inventaris van toneeldecors uit 1688', Scenarium 8 (1984) 37-72, die het gedeelte met decors i n transcriptie reproduceert.
260
O m den armen dienst te doen
De voorgestelde afwikkeling zou toch in een andere vorm ten uitvoer gelegd worden. Bij het sluiten van de boeken op 31 december 1688 werd een nieuwe berekening gemaakt; de afrekening vond plaats op 8 januari 1689. De nog verschuldigde huurtermijnen, ƒ4250 voor het zomerseizoen en ƒ 3231:12 voor het herfstseizoen (samen ƒ 7481:12) werden voldaan met behulp van kasgeld, de waardevermeerdering van de costuums en decors, en een hoeveelheid turf. Per saldo ontvingen de godshuizen in geld slechts ƒ 1760:06 voor de periode van 22 juni tot en met 22 november 1688. 56
1689-1691: Het bestuur door de vier regenten/directeuren
Over het bestuur van de Schouwburg gedurende de periode direct volgend op de huur door Koenerding en Lingelbach is relatief weinig bekend. De regenten van de godshuizen zagen af van verdere verhuring. Ze gingen nu zelf als toeziend regent functioneren, waarbij de dagelijkse leiding van de Schouwburg werd overgelaten aan een aantal directeuren, overigens nog vaak regenten genoemd. Wie er precies directeur waren in de periode van 23 december 1688 (de eerste speeldag na de huurperiode van Koenerding en Lingelbach) tot en met 5 april 1691 (de laatste speeldag voor het lange zomerreces van 1691) is niet in alle opzichten duidelijk. Op 2 december 1688 zochten de regenten van de godshuizen Hendrik Steenoven en Ysbrant Vincent aan om op 4 december over een eventueel directeurschap te komen praten. Een lijst van hoofden regenten en directeuren, in 1698 door of vanwege Michiel Hinloopen opgesteld, noemt vier'directeuren voor de desbetreffende periode: behalve Steenoven en Vincent ook Pluimer en Cornelis Reineveld. De werkzaamheden van Pluimer zijn voor deze periode goed gedocumenteerd, maar de enige aanvullende informatie betreffende Reineveld is het gegeven dat hij in 1699 nog genoemd wordt in verband met de vrije toegang tot de Schouwburg, die hij net als de andere genoemden had wegens het voormalig directeurschap. Toch moet één van de vier heren voor het einde van de rit hebben afgehaakt, want een notitie in verband met de afsluiting van deze periode spreekt over 'hij [ = Pluimer] en de twee andere directeuren'. De samenwerking tussen de vier heren directeuren schijnt ook te wensen hebben overgelaten- 'Maar die [vier directeuren] gaaven de Regenten [van de godshuizen] met haar onderlinge questiën so veel wercks dat [zij] sig imageerden gemackelijker voor haar te sullen weesen, selver de Schouburg te regeeren.' Pluimer moet min of meer als eerste directeur zijn opgetreden en werd voor zijn goede diensten betaald: over 1689 kreeg hij ƒ630 (betaald 7 januari 1690), over 1690 weer ƒ630 (betaald 27 januari 1691), en over de eerste maanden van 1691 ƒ210 (betaald 16 juni). Het beheer van de Schouwburg werd voortgezet volgens de lijnen die gedurende de huurperiodes waren uitgezet. De administratie was in handen van de godshuizen. Deze keerden regelmatig ronde bedragen uit aan de regenten c.q. directeuren, die daarmee de acteurs en de suppoosten konden betalen. De diverse uitgaven werden direct uit de schouwburgkas bestreden. . . 57
58
59
60
61
56 57 58 59 60 61
Weeshuis 433, einde. Huydecoper 316, p. 75. H e t stuk i n Weeshuis 72. Huydecoper 316, p. 123-124. Huydecoper 316, p. 81. I n Weeshuis 72.
!61
O m den a r m e n dienst te doen
A l h o e w e l de voorstellingen al op 23 december 1688, met Vondels Gijsbrecht, begonnen, is de eigenlijk start 3 j a n u a r i 1689. D e voorstelling van deze en de volgende avond werd voorafgegaan door een kort zinnespel, Voorspel, met muziek en dansen, w a a r i n de ' S c h o u w b u r g ' de ' D i c h t k u n s t ' uitnodigt wederom tot haar te k o m e n . G e d u r e n d e deze j a r e n maakte de S c h o u w b u r g weer een bescheiden winst, i n 1689 en 1690 tussen de ƒ 7 0 0 0 en ƒ 8 0 0 0 , waartegenover het Weeshuis echter r o n d ƒ 1500 kosten moest stellen, zodat de netto ontvangst voor deze instelling slechts ƒ 3 0 0 0 tot ƒ 4 0 0 0 bedroeg. D e z e bedragen hangen n a u w samen met de i n het algemeen bescheiden recette, gemiddeld r o n d de ƒ 2 0 0 per speeldag. D e afrekeningen geschiedden n a afloop van het kwartaal, m a a r waren gedurende het seizoen steeds ronde bedragen, voorlopige afrekeningen dus. I n j a n u a r i volgde, n a afloop v a n het seizoen, m a a r v ó ó r de sluiting van het boekjaar van de godshuizen, de definitieve afrekening.
1691-1699: Het bestuur door Pluimer en Bernagie In 1690 was er voor het eerst sinds l a n g weer een zomerreces, van 29 m e i tot 14 september. I n 1691 g i n g het zomerreces i n n a een zeer slecht, tot 5 a p r i l uitgerekt winterkwartaal. Vermoedelijk hebben de heren regenten van de godshuizen van dit lange zomerreces gebruik gemaakt o m het bestuur en de organisatie van de S c h o u w b u r g goed te overdenken. C o n c r e t e stukken over de reorganisatie die kennelijk plaatsvond zijn niet bekend, m a a r zeker is het dat de S c h o u w b u r g per september 1691 een nieuwe start maakte en dat de toen gekozen bestuurs- en beheersvorm ongewijzigd bleef functioneren tot 1699 en, n a evaluatie, d a a r n a ongewijzigd werd voortgezet. D e t e r m regent verdwijnt n u uit het Schouwburgbeheer. I n plaats daarvan zijn er directeuren, en wel het tweetal J o a n P l u i m e r en Pieter ('Professor') Bernagie, die het directeurschap gedurende de gehele periode tot genoegen hebben waargenomen. D e directeuren werden betaald voor h u n diensten. P l u i m e r o n t v i n g ƒ 7 0 0 per jaar, te rekenen v a n 1 oktober tot en met 31 september, Bernagie het eerste j a a r (1691-1692) ƒ 2 5 0 , d a a r n a (1692-1696) ƒ 500, en tenslotte (1696-1699) ƒ 700, net als P l u i m e r . H e t herinstellen van het zomerreces lijkt een goede beslissing te zijn geweest. Weliswaar wordt er dan m i n d e r vaak per j a a r gespeeld, m a a r de z o m e r i n k o m s t e n waren altijd al laag, terwijl de kosten d a n gewoon doorliepen. B o v e n d i e n k a n m e n zich, de periode 1678-1690 overziende, toch niet aan de i n d r u k onttrekken dat er wel eens wat S c h o u w b u r g - m o e h e i d kan zijn opgetreden, met de ononderbroken serie voorstellingen het hele j a a r door. N a een zomer zonder toneel was de behoefte daaraan i n september weer groot, en deze m a a n d liet, met oktober, dan ook de toprecettes b i n n e n k o m e n . D e inkomsten o n t w i k k e l e n zich gedurende het tijdvak 1691-1699 i n positieve z i n . M e t name de j a r e n 1692-1695 zijn goed, met een gemiddelde recette van r o n d de ƒ 4 0 0 of hoger gedurende de septembermaand en de herfstkwartalen. D e zwakkere j a r e n en kwartalen draaiden meestal met gemiddelden van tussen ƒ 2 0 0 en ƒ 3 0 0 per speeldag. H e t b i n n e n g e k o m e n geld verdween op verschillende m a n i e r e n uit de kas. I n de eerste plaats v i a de assignaties aan de directeuren, met bedragen van r o n d de ƒ 100 per speeldag. D o o r het assignatiesysteem zijn we helaas o n k u n d i g over de betalingen aan de vaste acteurs, m u s i c i en andere e m p l o y é s v a n de S c h o u w b u r g . D e tweede categorie wordt gevormd door de diverse uitgaven, die wel stuk voor stuk zijn geadministeerd. Grosso m o d o bedragen deze 262
O m den a r m e n dienst te doen
r o n d de ƒ 50 per speeldag. H i e r m e e k o m e n we weer op de traditionele ƒ 150 aan kosten per speeldag. Posten v a n wisselende o m v a n g worden aan 'reparatie' besteed. H e t overige is winst en wordt aan de godshuizen uitgekeerd. D e winst beloopt gedurende deze j a r e n steevast meer d a n ƒ 10000, vaak eerder r i c h t i n g ƒ 15000 en is daarmee weer een belangrijke b r o n v a n i n k o m s t e n voor de godshuizen. H e t Weeshuis o n t v i n g aldus bedragen van ƒ 7 0 0 0 tot 10000, waar meestal tussen de ƒ 1 2 0 0 en ƒ 1 5 0 0 aan uitgaven tegenover stonden. Toch waren de heren regenten v a n de godshuizen tevreden. C o n f l i c t e n tussen de regenten v a n de godsh u i z e n en de directeuren van de S c h o u w b u r g zijn uit deze tijd niet bekend.
Conclusie W i e de geschiedenis van de A m s t e r d a m s e S c h o u w b u r g van de heropening i n 1677 tot aan de eeuwwisseling i n ogenschouw neemt, kan z i c h niet aan de i n d r u k onttrekken dat de eerste helft van deze periode, grofweg 1677-1688, gekenmerkt wordt door conflicten, terwijl de S c h o u w b u r g gedurende de tweede helft, vanaf 1689, m a a r vooral vanaf 1691, weer i n een rustiger vaarwater komt. D e conflicten lijken vooral voort te k o m e n uit de wens van personen en/of groeperingen o m z i c h v i a de S c h o u w b u r g een centrale plaats te verwerven i n het A m sterdamse culturele leven; het regent- of directeurschap van de S c h o u w b u r g k a n i m m e r s niet anders d a n zo'n centrale plaats zijn geweest. V i a de i n 1678 door de burgemeesters benoemde regenten kreeg NU volentibus arduum i n belangrijke mate de vrije h a n d i n de S c h o u w b u r g , en zeker niet ten detrimente van de i n komsten. V a n a f 1680 boette de uitstraling van NU zeer veel aan kracht i n . D e regenten v a n de godshuizen konden n u het losse f i n a n c i ë l e beheer v a n M ' - r e g e n t e n aangrijpen o m zelf grip op de gang van zaken te krijgen, m a a r schiepen hiermee niet zozeer een zakelijk, d a n wel een artistiek v a c u ü m . D a n zien we de persoon van J o a n P l u i m e r naar voren k o m e n , eigenlijk de dominante f i g u u r i n de gehele periode. H i j komt op de leidende plaats i n de S c h o u w b u r g , als h u u r d e r machtiger d a n de vroegere hoofden en regenten, m a a r niet d a n n a zijn hoofd i n een f i n a n c i ë le strop gestoken te hebben i n de v o r m van een j a a r h u u r van ƒ 2 0 0 0 0 . N a een goede start ziet hij de zaken scheef gaan. D e opera, i n 1687 binnengehaald o m de S c h o u w b u r g financieel te redden, blijkt een paard van Troje. H e t A m s t e r d a m s toneel komt b i j n a tot een einde, als K o e n e r d i n g en L i n g e l b a c h i n 1687-1688 het d r a m a van P l u i m e r n o g eens herhalen. D e inkomsten v a n de godshuizen uit de S c h o u w b u r g zakken naar een dieptepunt van nauwelijks meer d a n ƒ 5 0 0 0 . Achteraf bezien moet m e n de instelling van de v e r h u r i n g v a n de S c h o u w b u r g i n 1681 beschouwen als een strategische fout van de regenten van de godshuizen (en de burgemeesters). Immers, met een lage of schappelijke h u u r z o u d e n inkomsten aan de godshuizen voorbijgaan. M e t een hoge h u u r z o u dat niet gebeuren, m a a r c r e ë e r d e m e n , tenzij het boven verwachting steeds goed z o u gaan, het gevaar van een bankroet van de huurders en daarmee de ondergang van de S c h o u w b u r g , d a n wel ernstige verzoeken o m schadevergoeding van de zijde van de huurders, evenzeer ten laste v a n de godshuizen. I n goede tijden k o n de winst per j a a r oplopen tot ƒ 15000 en hoger, m a a r het schouwburgbedrijf was (en is) ten ene male te grillig o m j a a r i n j a a r uit een topopbrengst te garanderen. V a n a f 1689 is er een geleidelijk herstel, overigens weer onder l e i d i n g van Pluimer. H e t hele beleid lijkt op voorzichtigheid te zijn gebaseerd: niet te veel spelen, niet te duur, geen opera, 263
O m den armen dienst te doen
VOORSPÉL.
Afb. 4. Titel van het Voorspel, Mét Muzyk, en Danssen van 1689, om het nieuw begin van de Schouwburg op 3 januari 1689 mee te vieren.
Mét Muzyk , en Danflen. Vertoond op de Amfterdamfche Schouwburg, Ben 5, vtn Ltuwmttnd iet '\ttts i6Sp. in etnig* vel genie d^rn.
Te A M S T E R D A M , By A t m r M A C N U I , Boekvokooper op de Nieuwe Dyk, iu de Atlas. i«ï . Mé Privilegie. 9
een regelmaat, maar geen overdaad aan premières, een gedoseerde herhaling van niet zo oude, oude en zeer oude succesnummers. Er worden nog wel eens voorstellen voor een opera gedaan, maar hierop wordt onmiddellijk zeer afwijzend gereageerd. Wel vraagt een enkeling zich, mogelijk terecht af, of het bezoek aan de Schouwburg niet vaak eerder een sociale dan een artistieke achtergrond heeft. Het beleid heeft succes. De jaren 1691-1699 verlopen in relatieve rust en voorspoed, vooral het midden van het decennium. De winstgevendheid van de Schouwburg is weer hersteld, zij het niet op het niveau van de jaren 1678-1681 en dat van het eerste huurjaar. Maar de regenten van de godshuizen moeten toch ingezien hebben dat de exploitatie van de Schouwburg er een met een open einde moest zijn, met een niet vooraf gefixeerde winst. Aan het begin van de behandelde periode staan de regenten van de godshuizen weliswaar goeddeels aan de zijlijn, waar het invloed op de Schouwburg heeft, maar proberen wel steeds een voet tussen de deur te krijgen. Vanaf 1680 krijgen ze het financieel beheer rechtstreeks onder zich. Aan het einde van de periode zijn de regenten van de godshuizen tevens regenten van de Schouwburg en bepalen ze mede het beleid. Kortom, er is gedurende het laatste kwart van de 17e eeuw een trend van steeds verdergaande bemoeienis van de zijde van de regenten van de godshuizen met het bestuur van de Schouwburg, een bemoeienis die gedurende de jaren vóór 1672 niet of nauwelijks valt te bespeuren. 62
62 Wybrands, Amsterdamsche tooneel, 150-152.
264
O m den a r m e n dienst te doen
A l s m e n rekesten, notulen en andere stukken v a n de regenten van de godshuizen leest, lijkt het wel of ook de betrokkenheid bij wat er op de S c h o u w b u r g niet alleen i n zakelijk, m a a r ook i n inhoudelijk opzicht gebeurd steeds toeneemt. G e d u r e n d e deze periode treden twee Weeshuisregenten op als toneelauteur: M i c h i e l Elias, die drie stukken aan het repertoire van de S c h o u w b u r g leverde {Attila naar C o r n e i l l e , p r e m i è r e i n 1686; De ontvoogde vrouw 1688 en De bekeerde dronkaard 1691), en Pieter N u y t s , wiens Admetus en Alcestts i n 1694 i n prem i è r e ging. D e memories, i n 1698 door Weeshuisregent M i c h i e l H i n l o o p e n opgesteld, getuigen duidelijk van een persoonlijke interesse i n de gang v a n zaken op de S c h o u w b u r g . D e z e persoonlijke interesse z o u enkele decennialater z ' n c u l m i n a t i e krijgen i n de persoon v a n B a l thasar Huydecoper, eveneens toneelauteur en Weeshuis-regent, die zich tevens verdiepte i n de geschiedenis van de S c h o u w b u r g en aan wiens speurzin we zo veel onmisbare gegevens over de A m s t e r d a m s e S c h o u w b u r g i n de 17e eeuw te danken hebben. W a a r o m k o n i n de 17e eeuw toneel winstgevend g e ë x p l o i t e e r d worden? H e t antwoord ligt i n de constatering dat het gemiddeld speelloon en de gemiddelde toegangsprijs elkaar slechts een factor drie tot zes ontlopen. D e toegangsprijs varieerde v a n 6 tot 20 stuivers. D e speellonen varieerden van ƒ 1 tot ƒ 6 . D a t betekent dat m e n met h o n d e r d tot 150 toeschouwers uit de kosten was. W i e er boven dit getal b i n n e n k w a m , zorgde voor winst.
Tabel 1.
Seizoenen, speelperioden, aantal spelen en opbrengsten van de A m s t e r d a m s e
S c h o u w b u r g v a n 1678 tot 1699. Seizoen
1 6 7
Periode
7_ 78 n 12 / 3
/ 4
1 6 7 9
Aantal spelen
Recette totaal
Recette per spel
1 feb
18
4920:07
273
17feb-28apr 2mei-28jul laug-31okt 3 n o v - lfeb
21 24 34 33
25 n o v -
1 6
1 6 7 8
Van ... tot ...
lx 12 / 3
/ 4
2feb-27apr 1 mei - 31 jul 3aug-30okt 2 nov - 1 feb
26 27 32 27
5 feb-
8702:07>/ 6300:00 8547:13 8506:07
2
369 323 300 231 335 233 267 315
63
19412:13
308
1680- 1681
/lherst 12 winter /3 lente-zomer
5sep-16jan 21 jan - 24 mrt 27 mrt - 20 sep
44 19 51
11555:14 6030:18 14376:1054
262 317 281
1681- 1682
/ l herfst /2wmter f lente /4 zomer
22 sep - 20 dec 22 dec - 19 mrt 23mrt-18 n 22jun-21sep
32 28 26 32
13722:16 9444:04 7125:02 9646:04
429 337 274 301
1 6 8 0
n
3
1682- 1683
/ l herfst 12 winter 13 lente /4 zomer
5sep
7742:00 7759:17 10198:12 % 7630:03 Vi
J U
22 sep - 21 dec 22 dec - 18 mrt 22mrt-21jun 24jun-21sep
34 28 30 27
12449:01 8289:18 7764:10 7984:11
366 296 259 296
265
O m
d e n a r m e n d i e n s t te d o e n
Seizoen
Periode
V a n . . . tot . . .
Aantal spelen
Recette totaal
1683- 1684
l\ herfst
22 sep - 21 dec
35
9473:06
271
12 w i n t e r
23 dec - 20 m r t
24
5934:09
247
/3 lente
6 jul
33
5949:10
180
10jul-23sep
28
6000:04
214
/l herfst
25 sep - 23 d e c
31
7506:00
242
12 w i n t e r
29 dec - 24 m r t
31
8130:02
262
/3 lente
26 m r t - 25 j u n
28
5046:16
180
1 j u l - 27 sep
37
8373:02
226
/ l herfst
28 sep - 24 d e c
34
7847:07
230
12 w i n t e r
31 dec - 28 m r t
32
6620:18
207
lapr-24jun
27
4887:16
181
27 j u n - 2 4 sep
36
6705:10
186
/l herfst
25 sep - 24 dec
39
7854:04
201
12 w i n t e r
3 0 dec - 24 m r t
36
5576:04
155
lapr-24jun
34
6174:09
182
/4 z o m e r 1684- 1685
/4 z o m e r 1685- 1686
/3 lente /4 z o m e r 1686- 1687
/3 lente /4 zomer 1687- 1688
37
12 w i n t e r
23 d e c - 22 m r t
/3 lente
24 m r t - 27 j u n
1692- 1693
1693- 1694
266
4711:04
236
10126:02
274
35
7614:13
217
28
5487:01
197
5 j u l - 1 8 sep
26
4879:12
188
/5 herfst 1688
20 sep - 22 n o v
28
5655:00
201
/ l winter
23 d e c - 28 m r t
26
5663:01
218
2 a p r - 27 j u n
19
3897:08
205
4jul-29sep
24
5698:14
237
/ 4 herfst
l o k t - 2 2 dec
27
5822:03
216
/ l w i n t e r 1690
2 j a n - 29 m r t
28
6085:18
217
12 lente
3 a p r - 29 m e i
13
1593:12
123
/3 s e p t e m b e r
4 sep - 30 sep
11
3896:11
300
/ 4 herfst
2okt-27dec
29
7463:04
257
/5 w i n t e r 1691
4jan-
5 apr
23
5202:03
226
/ l herfst
8 o k t - 31 d e c
25
8276:01
331
12 w i n t e r
1 j a n - 3 1 mrt
26
6788:17
261
/3 lente
8 apr -
19
4284:19
223
/3 z o m e r
1 6 9 1 - 1692
20
22 sep - 22 dec
12 lente
1690- 1691
1 j u l - 16 sep
l\ herfst 1687
/4 z o m e r
1689
23 m r t -
Recette per spel
/ l september
9 jun
8 sep - 29 sep
12
4928:10
410
12 herfst
2 o k t - 2 4 dec
27
8940:10
330
/3 w i n t e r
1 j a n - 30 m r t
30
9917:19
330
/ 4 lente
2 a p r - 1 1 jun
19
4747:02
249
3199:10
457
/ l september
21 sep - 29 sep
12 herfst
1 o k t - 28 d e c
27
9231:18
341
/3 w i n t e r
1 j a n - 29 m r t
29
8024:15
276
/41ente
1 a p r - 14 i u n
21
5162:11
245
O m den a r m e n dienst te doen
Seizoen
1694- 1695
1695- 1696
1696- 1697
1697- 1698
1698- 1699
Periode
/ l september
V a n . . . tot...
Recette totaal
Recette p e r spel
9
4738:16
526
12 herfst
2 o k t - 3 0 dec
19
11232:16
387
/3 w i n t e r
1 j a n - 28 m r t
28
8085:07
288
/4 lente
5 a p r - 1 6 jun
23
5672:11
246
17 sep - 29 sep
9
4146:08
460
12 herfst
l o k t - 2 7 dec
26
10861:10
417
/3 w i n t e r
2 j a n - 29 m r t
29
8677:06
299
/ 4 lente
2 a p r - 1 2 jun
21
3994:06
190
/ l september
/ l september
18 sep - 30 sep
Aantal spelen
13 sep - 29 sep
10
3311:01
12 herfst
l o k t - 3 1 dec
30
9952:02
331
/3 w i n t e r
7 j a n - 28 m r t
26
6164:12
237
331
/ 4 lente
1 a p r - 1 7 jun
24
5788:16
241
li herfst
12 sep - 30 dec
42
14116:00
336
12 w i n t e r
2 j a n - 29 m r t
27
7801:00
288
/3 l e n t e
1 a p r - 26 j u n
26
6458:14
248
fl herfst
1 sep - 29 dec
43
17366:07
403
12 w i n t e r
1 j a n - 30 m r t
26
7727:14
291
/3 lente
2 a p r - 25 j u n
25
5233:09
209
267