ODEON Magazine van De Nederlandse Opera 20ste jaargang / nr. 74 sept / okt / nov 2009
74
8
La Juive Fromental Halévy
16
After Life Michel van der Aa
24
Dido and Aeneas Henry Purcell
30
L’elisir d’amore Gaetano Donizetti
3
OPERA- EN CONCERTREIZEN
De generatie Audi
COMBINEER UW PASSIE VOOR MUZIEK MET REIZEN
Groepsreizen o.l.v. een musicoloog Hannick Reizen biedt jaarlijks zo’n 80 groepsreizen, naar bijzondere muziekbestemmingen. Geniet samen met een gelijkgestemd gezelschap van een volledig verzorgde reis. Met uitgebreid excursieprogramma en begeleiding van een deskundige reisleider, tevens muziekkenner.
Individuele reizen & Maatwerk
Trekt u er liever zelf op uit? Wij bieden een groot aanbod aan individuele muziekreizen. Ook kunt u een eigen reisprogramma laten samenstellen. U bent verzekerd van een bijzondere muzikale belevenis! Interesse? Vraag nu onze brochure aan. Kijk op:
nieuw oud
www.hannick.nl voor het actuele aanbod. Of vraag de brochure aan: 070 - 319 19 29
d 90x130_def.indd 1
23-10-2007 09:28:18
Restaurant Le Marais Theatermenu € 25,2 gangen naar keuze inclusief koffie of thee Tegen inlevering van deze advertentie krijgt u een glas huisaperitief aangeboden! Op loopafstand van Carré en Het Muziektheater Parking Waterlooplein direct tegenover Le Marais
Onze keuken is om 17.00 uur geopend Le Marais restaurant Jodenbreestraat 144, 1011 NS Amsterdam www.restaurantlemarais.nl, info@ restaurantlemarais.nl T 020 - 4280488
Cher Pierre, Wat een buitenkans, deze column! Ik wilde namelijk al lang een nogal hartstochtelijk verzoek bij u neerleggen. Maar hoe bereik je iemand wiens agenda voller is dan die van de premier? En u na afloop van een première lastigvallen zou even ongepast zijn als een sfinx een bordje Kittekat aanbieden. Hier kan ik uw mysterieuze afstandelijkheid respecteren én mijn vraag stellen. Redact euren van Odeon, mijn dank! Het klinkt onbescheiden, Pierre Audi vragen een opera te programmeren. Toch is dat precies wat ik ga doen. Want de lyrische fantasie L’enfant et les sortilèges zou nog veel meer kunnen opleveren dan een prachtige voorstelling alleen. Mag ik me verklaren? De eerste opvoering vond plaats in maart 1925 in Monte-Carlo. De directeur van de Parijse Opéra had de roemruchte schrijfster Colette gevraagd om het libretto van een fantasieballet dat concurrent Diaghilev in het Châtelet een slag moest toebrengen. Ravel zou componeren. Hij was definitief doorgebroken in 1905, toen de conservatievelingen van de Prix de Rome hem de prijs voor de zoveelste keer hadden geweigerd en de legendarische femme fatale en avant-gardemuze Misia Sert dit aan de kaak stelde in de krant van haar echtgenoot. Aan zulke vriendinnen heb je wat. Colette was al betoverd door de ‘sensuele malicieuze charmes’ van Ravels muziek. Balanchine tekende voor de choreografie. Het kon slechter. Colette en Ravel werkten met dezelfde romantische thema’s: de natuur, de kindertijd en jeugd en ze waren beiden scheutig met hun persoonlijke gevoelens en driften. Toen Ravel tijdens de première van de Sortilèges aan Colette vroeg of ze het niet vermakelijk vond, kan ze geen woord uitbrengen. De afrekening met de demonen uit haar jeugd ging diep. Het verhaal is simpel. Een jongetje droomt achter zijn huiswerk van kat tenkwaad. Dan komt Maman. Vanuit zijn perspectief is zij bijna alleen rok en schort, waaraan onheilspellend een schaar bungelt. Zij straft hem met isolement en droog brood. Afwijzing en castratie van de mythische voedster, herkennen de psychoanalytici. Maar het kereltje komt in opstand: ‘Ik ben slecht, vrij en slecht!’ barst hij uit, terwijl hij de vertrouwde voorwerpen en dieren in zijn kamer attaqueert. Die komen tot leven en nemen wraak. In het slotgevecht raakt de eekhoorn gewond. Het kind bedaart en verzorgt het dier, waarop zijn aanvallers besluiten hem te helpen. Terwijl de jongen zijn armen uitstrekt naar Maman, zingen ze zacht en magisch: ‘Hij is zoet, hij is goed.’
Colettes relatie met het moederschap was niet erg gelukkig. Haar eigen moeder verborg haar wrede en gewelddadige kanten niet, ging vreemd en vertelde Colette onomwonden dat ze nooit kinderen had gewild. Colettes dochter zou later overigens hetzelfde zeggen over de auteur. Natuurlijk was het moederschap in die tijd een andere aangelegenheid dan nu, met voedsters en kloosters aan wie kinderen konden worden toevertrouwd. Maar Colettes pijn genas nooit. ‘Het verlaten kind binnen in mij beeft, zwak, nerveus, klaar om haar armen uit te strekken en te smeken: laat me niet alleen!’ Die kwetsbaarheid verborg ze onder dikke lagen ondoorgrondelijkheid en ondeugd. Net als het jongetje in het stuk. Ze schreef, acteerde, in travestie of met ontbloot bovenlijf en kuste al in 1900 een vrouw op het podium. Het werd een rel waar de politie aan te pas moest komen. Ze was open over haar lesbische relaties, maar veroverde uitein delijk ondanks haar compromisloze onaangepastheid de wereld en alle denkbare maatschappelijke eer. Komend seizoen programmeren uw collega’s van de Vlaamse Opera voor stell ingen die worden gedragen door belangrijke literaire persoonlijkheden. ‘Het zijn zoekende, verlangende, gedreven individualisten, die hun eigen universum een plaats willen geven en daar niet zelden aan kapotgaan.’ Zij kiezen bewust voor voorstellingen die tegen de stroom in zwemmen. Ik omhels hun keuze voor oorspronkelijkheid en snap waarom ze die juist nu maken. Maar het vrolijke aan Colette is dat zij helemaal niet kapotging. Een nog vitalere inspiratiebron. En die vitaliteit voel je overal in L’enfant et les sortilèges. Daarom zou juist deze voorstelling zo geschikt zijn om nieuw en jong publiek voor de opera te winnen. Wie de ontroerende verscheurdheid van peuters kent, kan zich voorstellen hoe mijn tweejarige dochtertje Jasmijn verslaafd raakte aan de interpret atie van Jirí Kylián die op YouTube te downloaden is. Net zoals ik ooit verliefd werd op dans, toen mijn moeder me meenam naar het Scapino Ballet. Als ze op straat een hond aan de staart wil trekken, waarschuw ik: ‘Je weet wat er kan gebeuren, hè?’ Dan antwoordt ze laco niek: ‘Ja, mama, dan gaan de stoelen dansen!’ Overweegt u alstublieft een eigentijdse, woeste, indringende, verwarrende en droomachtige Sortilège te creëren die geschikt is voor kinderen en vol wassenen? Want iedereen die nog niet murw is geslagen door het leven, herkent toch die tegenstrijdige verlangens naar revolte, ontsnapping en harmonie tegelijk? DNO zou scholen in de regio
kunnen aanspreken met een bijpassend educatief programma. Jongeren die denken dat opera hysterisch gegil is, zullen ontdekken: Les sortilèges is ‘wreed’! Voordat u me beticht van dezelfde opvoedkundige dwang die de moeder in het stuk zo onsympathiek maakt, even een vergezichtje. De kinderen die we nu naar de opera lokken, vullen over een jaar of 15 het bestaande publiek aan als eigenzinnige en hippe twint igers. Vers bloed voor Het Muziektheater, mooier kan toch niet? ‘De generatie-Audi,’ zult u grinniken als u zich tussen hen begeeft. En mocht een prachtige blondine u erg onbeschaamd toelachen, dan is de kans groot dat ze Jasmijn heet en even bedwelmend geurt als een bloeiende struik tijdens een avondwandeling onder de volle maan langs de Corniche van uw kindertijd. Aan de hand van uw moeder? Je vous prie, cher Pierre, de bien vouloir croire à mes sentiments les plus distingués, en ik beloof nooit meer zo opdringerig te zijn. Votre (Foto: William Rutten)
HANNICK REIZEN ZET DE TOON!
Chazia Mourali Column
(FOJFUFOWBOLMBTTJFLFNV[JFLPQCJK[POEFSFMPDBUJFTJOIFUCVJUFOMBOE #JK)BOOJDL3FJ[FOLVOUVVXQBTTJFWPPSSFJ[FODPNCJOFSFONFUVXMJFGEF WPPSPQFSBµTFODPODFSUFO8JKOFNFOVNFFOBBSEFNPPJTUFGFTUJWBMTFOWPPS OBBNTUFPQFSBIVJ[FO CJOOFOFOCVJUFO&VSPQB-BBUVCFUPWFSFOEPPS EFNV[JFLFOTGFFSUJKEFOTUPQVJUWPFSJOHFO
Chazia Mourali
Amsterdamse historie
4
5
De verdwenen jodenbuurt
(Foto: onbekend, collectie Joods Historisch Museum)
Voormalige Houtgracht ±1880, thans Waterlooplein
In La Juive, waarmee De Nederlandse Opera het seizoen 2009-2010 opent, is antisemitisme het tragische centrale gegeven. Een aanleiding om eens speciale aandacht te besteden aan de historische grond waarop Het Muziektheater is gebouwd. Voor wie vandaag in Amsterdam Het Muziektheater of het Stadhuis bezoekt, dan wel metrostation Waterlooplein of Nieuwmarkt binnengaat of uitkomt, is het moeilijk voor te stellen, dat op deze plek ooit een dichtbevolkte, vooral joodse buurt was gelegen. Hier heeft zich eeuwenlang een intens joods leven afgespeeld, waarvan vrijwel niets meer is overgebleven. Rond 1600 arriveerde een groepje Portugese marranen bij de Montelbaanstoren in Amsterdam. Zij kwamen als nieuw-christenen, gevlucht voor de inquisitie, aangemoedigd door de geloofsvrijheid in Amsterdam, om hier terug te keren tot het jodendom van hun voorouders, die in 1492 uit Spanje waren verdreven en in 1497 in Portugal onder dwang waren gedoopt. Aanvankelijk vestigden de nieuwkomers zich in de omgeving van de toren, o.a. in de Jonkerstraat. Binnen tien jaar was de groep tot 350 personen aangegroeid. Met voortvarendheid werd een joodse Portugees-Spaanse (sefardische) gemeente opgericht, een synagoge gesticht, speciaal onderwijs en zorg geregeld en een eigen begraafplaats aangelegd. Omdat ze weinig wisten van het geloof van hun voorouders, werden uit andere delen van Europa (Venetië, Fez, Saloniki) rabbijnen aangetrokken om deze ‘nieuwe’ joden de nodige religieuze kennis bij te brengen. Binnen enkele jaren waren er al drie afzonderlijke sefardische gemeenten in Amsterdam. Men vond goede woonruimte op het eiland Vlooyenburg aan de Binnen-Amstel, dat wegens de bevolkingstoename in 1593 was drooggelegd en tot woongebied gereedgemaakt – een onderdeel van de tweede uitleg van de stad. Het was een vierkant gebied, aan alle zijden door water omgeven en gelegen tussen de Houtgracht, de Leprozen gracht, de Zwanenburgwal (Verwersgracht op oude kaarten) en de Amstel. De naam Houtgracht herinnert aan de daar sinds 1612 gelegen houtopslagplaatsen, de Leprozen gracht aan het Leprozen- of Lazarushuis, aanvankelijk ver buiten de stad gelegen, waar pestlijders verpleegd werden, en de Zwanenburgwal aan het bolwerk Swaenen burch. Pas in 1882 werden de Houtgracht en de Leprozengracht gedempt en ontstond op die plek het Waterlooplein. De wijk was in vier blokken verdeeld door twee elkaar in het midden kruisende straten, de Lange Hout straat en de Korte Houtstraat.
Geen ghetto
Er bestaat een aantal misverstanden over Vlooyenburg. Met vlooien heeft de naam niets te maken, die associatie stamt uit de 19de eeuw, toen de wijk overbevolkt en verpauperd was geraakt. De naam komt van vloeien, omdat het gebied moest worden opgehoogd tegen overstromingen van de Amstel. Het was ook geen ghetto, zoals in andere Europese steden; joden konden zich er vrij vestigen, de wijk was niet afgesloten, zij hoefden geen jodenteken te dragen en konden vrij met elkaar trouwen. Niettemin werd de term ‘ghetto’ meer malen – ten onrechte – gebruikt voor de wijk,
zoals bij de tentoonstelling Het verdwij end Amsterdamsch ghetto in beeld in 1916 n in het Stedelijk Museum naar aanleiding van de sanering van de buurt, in het ‘burgerlijk toneelspel’ Ghetto van Herman Heijer mans (Amsterdam 1898) en het aangrijpende boek van Jaap Meijer, Het verdwenen ghetto. Wandelingen door de Amsterdamse Jodenbuurt (Amsterdam 1948). Alleen tijdens de barbarij van de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog werd de buurt vanaf 1941 daadwerkelijk hermetisch afgesloten en zo tot een ghetto gemaakt, om de transporten naar de gaskamers te vergemakkel ijken. De meeste bewoners waren niet onbemiddeld. Er woonden rabbijnen en ambtenaren van de joodse gemeente, leraren, kooplieden, artsen, drukkers en boekhandelaren, maar zeker niet uitsluitend joden. De hout kopers van de Houtgracht woonden er, en katholieken, die er een schuilkerk hadden in twee huizen met de namen Mozes en Aaron. In een van die huizen aan de Houtgracht, boven de schuilkerk, woonde in ieder geval van 1650 tot 1652 Baruch Spinoza (16321677) met zijn familieleden – typerend voor de symbiose van die tijd. Of hij daar ook geboren is, zoals vaak wordt beweerd, valt moeilijk vast te stell en; men verhuisde regelmatig in die tijd. De meer welgestelden hadden huizen aan het water. De beroemde rabbijn, geleerde, drukker en diplomaat Menasseh ben Israel (1604-1657) had waarschijnlijk zijn woning en werkplaats aan de andere kant, aan de Binnen-Amstel. De laatste resten van dit huis verdwenen om plaats te maken voor de Stopera. Menasseh was de eerste joodse drukker in Amsterdam, het tekort aan boeken bij de opleiding van de
nieuwe joden in Amsterdam had hij blijkbaar ontdekt als een gat in de markt. In 1627 verscheen zijn eerste boek, het begin van een grote bloei van de Hebreeuwse typografie in Amsterdam in de komende eeuwen. Ook was hij het, die op het einde van zijn leven bij Cromwell ging pleiten voor de toelating van de joden in Engel and, vanwaar ze sinds 1290 verbannen waren. Een derde beroemde be woner van Vlooyenburg was Jacob Judah Leon, later bijgenaamd Templo (1602-1675), rabbijn en leraar aan de Portugees-joodse leerschool Ets Haim. Hij maakte als eerste een houten model van de Tempel van Salomo, en vervolgens een reconstructie van de Taber nakel, het woestijn-heiligdom. Over deze modellen publiceerde hij enige boeken, die in vele talen vertaald werden. En hij stelde ze tentoon in zijn woning in de Korte Hout straat, waar een uithangbord met ‘Templum Salomonis’ uithing. Het is niet onmogelijk dat het tempelmodel de architectuur van de Portugese synagoge van 1675 heeft beïnvloed.
Een openbare synagoge
In die beginjaren liet het stadsbestuur niet toe dat er openlijk synagogediensten werden gehouden. Evenals de katholieke, doopsgezinde, brownisten- en vele andere religieuze diensten moesten de joodse in ‘schuilkerken’ worden gehouden. De eerste sefardische diensten werden gehouden in particuliere huizen en opslagplaatsen aan de Houtgracht. Maar toen de drie sefardische gemeenten fuseerden tot één gemeente, Talmud Torah, bleek het mogelijk dat er in 1639 een openbare synagoge werd geopend. Dit in tegenstelling tot de katholieke gebeds
ruimten, die nog heel lang schuilkerken bleven. De synagoge functioneerde tot 1675, toen het indrukwekkende gebouw van de Portugese gemeente aan het huidige Daniël Meijerplein werd ingewijd. Het voormalige gebouw deed daarna dienst als pakhuis, feestzaal en hulpsynagoge en werd pas in 1931 gesloopt. In de Talmud Torah synagoge van 1639 werden de banvloeken over Uriël da Costa en over Baruch Spinoza uitgesproken en vervloog de hoop op terugkeer naar het Beloofde Land na de ontmaskering van de valse messias Sjabtai Zwi, maar ook werd het gebouw vereerd door het bezoek van stadhouder Frederik Hendrik en diens zoon Willem II, de Engelse koningin Henrietta Maria en haar dochter Maria Henrietta Stuart, het elfjarige kindbruidje van Willem. Bij die gelegenheid sprak Menasseh ben Israel zijn beroemde rede uit, met de vaak geciteerde woorden ‘Wij houden niet meer Castilië en Portugal, maar Holland voor ons vaderland; wij houden niet meer de Spaanse of Portugese koning maar de Staten Gene raal en u voor onze heren.’ Als gevolg van de Dertigjarige Oorlog en de pogroms in Polen stroomden er tegen het midden van de 17de eeuw voornamelijk arme asjkenazische joden Amsterdam binnen. De eilanden Marken, Uilenburg en Rapenburg werden voor bewoning geschikt gemaakt. Dit werden dichtbevolkte wijken van voornamelijk proletariaat. Er werd een eigen Hoogduitse gemeente gesticht en in 1635 vond een eerste synagogedienst plaats in een particulier huis op Vlooyen burg. Andere huissynagoges op Vlooyenburg en op Marken (Valkenburgerstraat) volgden. Op Muiderberg werd grond voor een eigen begraafplaats gekocht. Het snel toenemend aantal Oost-Europese joden leidde tot nijpend ruimtegebrek, zodat besloten werd tot de bouw van een grote synagoge (sjoel) op het door de stadsuitleg vrijgekomen terrein bij de Deventer Houtmarkt (nu Jonas Daniël Meijerplein). Die werd op 25 maart 1671 ingewijd. In de loop der jaren bleek ook dit gebouw niet afdoende: er werden nieuwe Hoogduitse synagogen ingewijd in 1685, 1700, 1730 en 1752.
Woonpaleizen…
Anders dan de sefardische joden bleven de asjkenazische joden lange tijd een ge sloten groep, die zich onderscheidde door kleding en taal en weinig contact had met christenen. De sefardische joden volgden de mode van de niet-joden en hadden vaak intensief contact met christelijke collega’s. Hun monumentale Portugese synagoge (de Snoge) verrees tegenover de Hoogduitse synagoge en werd op 2 augustus 1675 ingewijd, later dan gepland als gevolg van de Franse inval in 1672. Het gebouw beheerste het stadsbeeld in de omgeving volledig. In het midden van de 17de eeuw telde de stad 1.400 sefardische joden en 1.000 asjkenaziem. Aan het einde van de eeuw waren er 3.000 sefardiem en 3.200 asjkenaziem, samen 3% van de stadsbevolking. Het aantal sefardische joden liep vervolgens iets terug, maar de Hoogduitse groep groeide al snel tot bijna 20.000 zielen aan het einde van de 18de eeuw, in totaal 10% van de bevolking. In de loop van de 18de eeuw verhuisden welgestelde Portugese joden naar de Nieuwe Herengracht, Nieuwe Keizersgracht, Wees
‘De geweesene kerk der Ioden’ (Ets: Romeijn de Hooghe)
Adri K. Offenberg
perstraat en Nieuwe Kerkstraat. Bekend zijn de woonpaleizen van Manuel baron de Bel monte, resident van de koning van Spanje, en Jeronimo Nunes da Costa, agent van de koning van Portugal, rond 1695 (niet 1675 zoals vaak vermeld wordt) fraai in beeld gebracht door Romeijn de Hooghe. Door de vestiging van rijkere Hoogduitse joden aan de Houtgracht, Leprozengracht en Zwanenburgwal, verarmden de beide Hout straten snel. Van de Nieuwmarkt tot de Snoge werd de Breestraat de levensader van de joodse wijk. In 1651 kocht Isaac de Pinto er een kapitale woning; er circuleerden allerlei wilde verhalen over de fabelachtige rijkdom van de familie De Pinto in de joodse wijk. Er woonden trouwens ook christenen, onder wie kunstenaars, zoals Rembrandt.
… en verkrotting
De betrekkelijke vrijheid van de joden in Amsterdam, zeker in vergelijking met die in andere Europese steden, had toch ook zijn beperkingen. Zowel de Portugese als de Hoogduitse joden was het tot de eman cipatie in 1796 verboden een beroep uit te oefenen dat in een gilde was georganiseerd, uitgezonderd het boekdrukkersgilde en de chirurgijns- apothekers- en makelaarsgilden. Daardoor bleven er maar weinig beroepen over. Door de nieuwe producten als suiker, zijde, tabak en ruwe diamant konden indus trieën worden gevestigd, waarvoor geen gilde bestond. Markt- en straathandel werd steeds meer een middel van bestaan voor zeer velen. Op Vlooyenburg waren o.a. de Joden Stroomarkt en de Joden Groenmarkt te vinden. In de tweede helft van de 19de eeuw was de dagmarkt op de Nieuwmarkt de belangrijkste; nadat het Waterlooplein in 1886 was ontstaan, moest deze markt verhuizen, wat aanvankelijk tot veel protest leidde. De verkrotting van Vlooyenburg en de eilanden nam zienderogen toe totdat uiteindelijk door de Woningwet van 1902 de sanering van de buurt kon beginnen. Velen verhuisden naar Amsterdam-Oost, waar nog in
1928 in de Linnaeusstraat een fraaie nieuwe synagoge kon worden ingewijd (afgebroken in 1962). Bewoners uit de oude jodenbuurt die het zich konden veroorloven, vestigden zich in Amsterdam-Zuid. Alleen de allerarmsten bleven achter, tot de legers van Hitler bruut ons land binnenvielen. En die allerarmsten maakten nog minder kans om te overleven. Van de 70.000 Amsterdamse joden keerden er slechts 10.000 terug... Enige literatuur: M.H. Gans, De Amsterdamse Jodenhoek in foto’s 1900-1940, Baarn 1974 Joël Cahen, Beeld naar buiten. Prentbriefkaarten rond de Amsterdamse jodenbuurt. Een selectie uit de verzameling van Jaap van Velzen, Amsterdam 1982 Fréderique van Cleeff-Hiegentlich & Joël Cahen, Vier eeuwen Waterlooplein [Amsterdam 1987] Ariane Hendriks & Jaap van Velzen, Van de Montel baanstoren naar het Minervaplein. Nieuwe en oude joodse buurten in Amsterdam 1900-1944, Amstelveen 2004
6
7
Jonathan Sacks - Zainab Al-Suwaij - John Gray Yossi Klein Halevi - Anne Applebaum Ernst Hirsch Ballin - Elisabeth Young-Bruehl
Zondag 6 september 2009 9.30 — 17.30 uur Het Muziektheater Amsterdam
John Ralston Saul – Slavoj Žižek Pratap Bhanu Mehta - Tariq Ramadan Peter Bergen – Charles Rosen - Moshe Halbertal Nina Khrushcheva - Ramin Jahanbegloo
Aanmelden op
Leon Wieseltier - Eva Hoffman - Pierre Audi
www.nexus-instituut.nl
Op zondag 6 september 2009 zullen, op uitnodi-
Pierre Audi. De Italiaanse dirigent Carlo Rizzi
ging van het Nexus Instituut, twintig topintellec-
leidt het Nederlands Philharmonisch Orkest en
tuelen uit de hele wereld met elkaar in debat gaan
het Koor van De Nederlandse Opera.
over de meest brandende kwestie van dit moment:
Voor programma, informatie, aanmeld ing en
tolerantie versus fundamentalisme. Sprekers die
persaccreditatie, ga naar www.nexus-instituut.nl
men zelden op één podium verenigd ziet, zullen
of mail naar
[email protected]. Toegangs
op de Nexus-conferentie 2009 in het Amster
kaarten zijn beschikbaar vanaf € 25,- aanmelding
damse Muziekt heater acte de présence geven.
vooraf is echter verplicht. De voertaal is Engels.
Het thema is A Passion for Faith, Death, and
Een gedrukte brochure is aan te vragen bij het
Freedom, geïnspireerd op de opera La Juive (1835)
Nexus Instituut of te downloaden op de website.
van de Franse componist Fromental Halévy.
Kaarten voor de opera La Juive zijn uits luitend
Twee dagen vóór de conferentie, op 4 september
te bestellen op www.dno.nl of via 020-625 5455.
2009, gaat in Het Muziektheater deze opera bij
Zie pag. 35 van deze Odeon.
De Nederlandse Opera in première, in regie van
De zaak Makropulos
‘In de reprise van De zaak Makropulos kwam Nézet-Séguin met zijn Rotter damse orkest tot een indrukwekkende vertolking, die alle soorten expressiviteit in Janácˇeks lastige collageachtige partituur uit 1926 tot klinken bracht. Hij vult de muziek met een niet aflatende stroom van leven, lyriek, dramatiek en melancholieke tragiek. De pauzeloze voorstelling vol tijdssymboliek van regisseur Ivo van Hove en scenograaf Jan Versweyveld uit 2002 leek als geheel nu nog intenser dan destijds. Dat ligt vooral aan de nieuwe, fenomenale hoofdrolvertolkster Cheryl Barker. Zij toont zich hier op fascinerende wijze als een obsessief onafhankelijke vrouw en ze zingt met een heftige gepassioneerdheid, steeds op de top van haar kunnen. Daaromheen zingt een uitstekende cast, eveneens deels nieuw, zoals Raymond Very (Albert Gregor) en Guy de Mey (Vítek).’ Kasper Jansen, NRC Handelsblad (19 mei 2009)
‘Een productie die je als operaliefhebber gezien en gehoord moet hebben. Zo vaak krijg je immers niet de kans om een werkelijk perfecte Emilia te horen. Cheryl Barker triomfeerde in deze rol met een puntgaaf stemgeluid en dito expressie. Zij verleende haar kille personage warmte en menselijkheid en dat is precies wat de componist voor ogen had.’ Oswin Schneeweisz, Algemeen Dagblad (26 mei 2009)
Adam in Ballingschap
‘Tatsächlich hat Rob Zuidam für sein neues Stück „Adam in Ballingschap“ einen halbwegs bibeltreuen Theatert ext des Dramatikers Joost van den Vondel ebenso ernsthaft wie traditionsausschlachtend vertont. Nur, wenn Eva, sensationell interpretiert von Claron McFadden, ihre Koloraturen zwischen Himmel und Hölle schmettert, versickert Zuidams Zitatencollage, und man hört plötzlich: richtig gute, unter die Haut gehende Musik. Alles dreht sich um Eva. Obwohl Titelheld, spielt Adam, mit jugendlich frischem Bariton gesungen von Thomas Oliemans, nur eine
Nebenrolle. Und kommt dann auch noch ein kommentierender Engelschor in nobler Robe dazu, wird aus dieser Oper vollends ein altertumelndes Oratorium, von der Radio Kamer Filharmonie unter Reinbert de Leeuw recht ordentlich zum Leben erweckt.’ Jörn Florian Fuchs, Frankfurter Allgemeine Sonntagszeitung (7 juni 2009)
‘Zuidam, gezegend met een flinke fan tasie, heeft flink uitgepakt. De muziek gedraagt zich bijna kameleontischer dan een kameleon. Zuidams onover troffen orkestratiekunst, romantisch georiënteerd door een gerichtheid op sfeer, voorziet de zangstemmen van kleding en schoeisel. In de orkestbak speelt de Radio Kamer Filharmonie op hoog niveau onder leiding van Reinbert de Leeuw. Prachtig zoals de muziek met de mond vol tanden komt te staan wanneer Eva de appel binnen handbereik krijgt. Dan mag Claron McFadden haar hoogste troeven uitspelen als lyrische sopraan. Ter contrast dient zich een vol baritongeluid aan van Thomas Oliemans (Adam). Ook voor de overige rollen heeft Zuidam karakteristieke noten geschreven die de desbetreffende zangers als gegoten zitten.’ Thiemo Wind, De Telegraaf (8 juni 2009)
Carmen
‘Stuk voor stuk sterke vocale solisten, het koor in topvorm en de begeleiding door Hét Orkest. Dirigent Marc Albrecht en het Koninklijk Concertgebouworkest zijn een gelukkige combinatie. Carmen zelf (Nadia Krasteva) is gelukkig gecast. Een mooi gestroomlijnde stem, zo diep dat je nauwelijks gelooft met een mezzo te maken te hebben. Deze Carmen is een eersteklas furie, uitdagend en werkelijk voor de duvel niet bang. Zoals zij de mannen en vrouwen op haar pad tegen de borst stoot en stuit is levensecht. De meer ingetogen Micaëla (Genia Kühmeier), in alles haar tegenspeelster, zet zo’n gaaf personage met bijpassend geluid neer dat ze grote sympathie wekt. Don José (Yonghoon Lee) heeft moeite het jongensachtige imago van zich af te schudden. Met de akte groeide hij en triomfeerde uiteindelijk. Hulde aan de regisseur, de decorontwerper en de
belichter. Hoe hou je een opera meer dan drie uur spannend, terwijl het toneelbeeld eigenlijk niet verandert? Het is immers voortdurend een en dezelfde grote arena met ongeveer 500 rode zitplaatsen. In de tweede akte was de helft van de stoeltjes gesloopt en oogde het decor als een voetbalstadion na een veldslag tussen supporters. De belichting had alle kleuren weggezogen en de zwart- en grijstinten overheer sten. Hier en daar warmden groepjes bedelaars zich aan vuurtjes. De arena was in niets meer te herkennen en herschapen in een vuilnisbelt. Huivering wekkend mooi.’ Jurjen Vis, Financieel Dagblad (19 juni 2009)
‘Marc Albrecht entlockt dem Koninklijk Concertgebouworkest eine elegante, sehr genaue Interpret ation der berühmtesten „Carmen“-Musik. Die Partie des Sergeanten Don José singt Yonghoon Lee mit leicht geführter Tenorstimme: Entzückend sein Zaudern und fast erheiternd, wie er die Zweifel an „seiner“ Männlichkeit ausbreitet. Carmen hingegen strotzt nur so vor selbstbewusster Weiblichkeit, präsentiert alle (virtuos gespielten) Klischees dessen, was traditionell mit dem „Feurigen“ einer solchen „Zigeunerin“ assoziiert wurde: Nadia Krasteva verkörpert das in leicht übertriebener, attraktiver Alltags intensität. Sie besticht mit dem leicht verruchten Mezzo-Timbre einer Frau, die das Leben schon früh gründlich kennen gelernt hat. Kyle Ketelsen gibt den Escamillo als genau jenen narzisstischen Selbstdarsteller, der er nun einmal bei Bizet ist. Genia Kühmeier steigt als biedere, wonnepropere Salzburger Micaëla-Ländlerin ins gesellschaftliche Tiefland. Robert Carsen hat das Stück ohne übertriebene Schärfe, aber auch ohne Sentimental ität in Szene gesetzt, alles ist brillant austariert.‘ Frieder Reininghaus, Opernwelt (augustus 2009)
Deze citaten zijn ingekort.
Bijschrift (Foto: ???)
Sprekers
(Foto: Monika Rittershaus)
Ref lections on Man after the End of History Part 1. Faith, Death, and Freedom
(Foto: Ruth Walz)
(Foto: Hans van den Bogaard)
Nexus-conferentie 2009
Persstemmen
8
9
La Juive
vr
‘Rachel, ik ben het die je uitlevert aan de beul!’ (Éléazar) I Konstanz, 1414. Op de feestelijke openings dag van het concilie werkt de joodse goud smid Éléazar gewoon door, tot algemene verontwaardiging. De provoost Ruggiero wil hem en zijn dochter Rachel ter dood laten brengen, maar kardinaal de Brogni komt tussenbeide en schenkt hun gratie. Éléazar vergeeft de christenen niet wat ze de joden allemaal hebben aangedaan. Prins Léopold doet zich voor als Samuel, een joodse kunstenaar, en maakt Rachel het hof. Zij nodigt hem uit die avond Pesach (joods Pasen) te komen vieren. Als een dronken menigte, opgehitst door Ruggiero, vader en dochter belaagt, redt Léopold hen, slechts herkend door enkele soldaten. II Tijdens de Pesachviering in Éléazars huis werpt Léopold het ongedesemde brood weg, wat door Rachel wordt gezien. Plotse ling dient prinses Eudoxie, Léopolds echt genote, zich aan, die een gouden ketting uitkiest als geschenk voor haar man. Hij wordt niet door haar opgemerkt. Later die nacht vertelt Léopold aan Rachel dat hij een christen is. Zij is ontzet: niet alleen heeft zij
God beledigd, ook staat op liefdesbetrek kingen tussen een christen en een jood voor beiden de doodstraf. Samen willen ze vluch ten maar daarbij stuiten ze op Éléazar. Deze wil Léopold doden nadat deze ook aan hem heeft bekend dat hij een christen is. Rachel pleit voor haar geliefde en haar vader besluit dat zij dan maar moeten trouwen. Léopold antwoordt dat dit onmogelijk is en snelt weg. Rachel achtervolgt hem heimelijk naar het paleis. III Rachel weet Eudoxie te overtuigen haar in dienst te nemen. Tijdens het feest voor Léopolds overwinning op de hussieten komt Éléazar de gouden ketting bezorgen. Wanneer Eudoxie Léopold het sieraad wil omhangen, beschuldigt Rachel de prins van omgang met een jodin: haarzelf. Léopold zwijgt. De kardinaal spreekt de banvloek uit over Léopold, Rachel en Éléazar. IV Om Léopold te redden smeekt Eudoxie Rachel haar verklaring in te trekken. De jodin zegt alleen dat ze nog steeds van Léopold houdt. Kardinaal de Brogni voelt
medelijden met de jonge vrouw; als haar vader zich bekeert, zullen hun levens gespaard worden. Éléazar wijst dit veront waardigd af: hij wil zich alleen nog op een bepaalde christen wreken. Hij herinnert Brogni aan de tijd dat deze nog geen gees telijke was en een vrouw en een dochtertje had. Tijdens de plundering van Rome door de Napolitanen kwam de moeder om en werd het kind gered door een jood. Waar de dochter zich nu bevindt, weet alleen Éléazar. V Rachel en haar vader worden ter dood ver oordeeld; Léopold wordt slechts verbannen omdat Rachel de beschuldiging heeft her roepen. Éléazar dringt er bij Rachel op aan zich te laten dopen, maar zij wil met hem sterven. Op het moment dat men Rachel doodt, openbaart Éléazar zijn geheim: zij was de dochter van Brogni.
4 sept 2009 première
di 8 sept za 12 sept wo 16 sept zo 20 sept wo 23 sept zo 27 sept wo 30 sept
18.30 uur 18.30 18.30 18.30 15.00 18.30 15.00 18.30
Het Muziektheater Amsterdam Kaartverkoop is reeds begonnen. Bij het ter perse gaan van deze Odeon zijn er nog kaarten verkrijgbaar. Bel het Kassa-bespreekbureau van Het Muziektheater: 020-625 5455 Online reserveren: www.dno.nl Inleidingen door Willem Bruls Plaats: Het Muziektheater (foyer 2de balkon) Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere voorstelling, dus 17.45 uur (avond)/14.15 uur (matinee) Lengte: ± 30 minuten Toegang: gratis op vertoon van een geldig plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag Met steun van de Vereniging Vrienden van De Nederlandse Opera Uitzenddatum Radio 4, NPS Opera Live: zaterdag 12 september 2009, 18.00 uur Dinerbuffetten Bij elke avondvoorstelling van DNO kunt u ge nieten van een dinerbuffet in de foyer van Het Muziektheater. Zo kunt u rustig eten en bent u op tijd voor de opera. Reserveren kan via het Kassabespreekbureau van Het Muziektheater, telefoon 020-625 5455 of via www.het-muziektheater.nl/ kaarten. Wij adviseren u tijdig te reserveren, want er is een beperkt aantal plaatsen beschikbaar.
uur uur uur uur uur uur uur
La Juive Opéra en cinq actes libretto van Eugène Scribe muzikale leiding Carlo Rizzi regie Pierre Audi decor George Tsypin kostuums Dagmar Niefind licht Jean Kalman choreografie Amir Hosseinpour dramaturgie Willem Bruls Rachel Angeles Blancas Gulin Le Juif Éléazar Dennis O’Neill Léopold John Osborn La Princesse Eudoxie Annick Massis Le Cardinal Jean-François de Brogni Alastair Miles Ruggiero André Heyboer Albert Edwin Crossley-Mercer Le Crieur Martijn Cornet Un Officier de l’Empereur Bert Visser Un bourreau Martin Vijgenboom Deux hommes du peuple Peter Arink Harry Teeuwen Nederlands Philharmonisch Orkest Koor van De Nederlandse Opera instudering Martin Wright
Scènes uit La Juive, Opéra National de Paris, 2007 (Foto’s: Ruth Walz)
Coproductie met de Opéra National de Paris (première 2007) De opera wordt in het Frans gezongen en Nederlands boventiteld. De voorstelling duurt circa 4 uur en 15 minuten. Er zijn 2 pauzes. Het operaboek La Juive is verkrijgbaar in Het Muziekt heater. Daarin zijn onder meer een uitgebreide synopsis, en het libretto in het Frans en in het Nederlands opgenomen. De prijs is 8,-.
Nieuwe productie voor DNO
Fromental Halévy 1799 -1862
Achtergrond La Juive
10
11
Tijdloze grand opéra
Fromental Halévy (Foto: Marco Borggreve)
In de eerste honderd jaar na zijn première genoot de opera La Juive een grote populariteit, en stond hij wereldwijd geregeld op het programma van gerenommeerde operahuizen. Nadat het werk in 1936 door de nazi’s verboden werd, verdween het werk opvallend genoeg ook in de rest van wereld uit het repertoire, en werd het na 1945 ook niet gerehabiliteerd. Pas in de laatste jaren is de even tijdloze als actuele opera, waarin fanatisme en onverdraagzaamheid gethematiseerd en bekritiseerd worden, aan een opmerkelijke comeback begonnen. Dit komt niet alleen de universele boodschap van het werk, maar ook de muziek van Halévy toe. De opera La Juive, die in 1835 in première ging, geldt als een van de hoofdwerken van de grand opéra. Dit genre ontstond gedurende de jaren 20 van de 19de eeuw, en beleefde na 1830 zijn hoogtijdagen. De belangrijkste vertegenwoordigers van deze stroming waren Giacomo Meyerbeer, Jacques Fran çois Fromental Halévy en Daniel François Esprit Auber, maar ook componisten als Rossini, Verdi en de jonge Wagner hebben bijdragen aan deze stijl geleverd. De grand opéra werd gekenmerkt door een monumentale (doorgaans vijfaktige) vorm, vele massascènes in de vorm van tableaus, de prominente rol van het koor, balletten, grootse, dramatische muziek, spectaculaire (zowel muzikale als theatrale) effecten en historische handelingen. De aandacht voor dramatiek uitte zich muzikaal in een fascinatie voor ruwe, karakteristieke klanken, die minder aan het schoonheidsideaal van de contemporaine Italiaanse opera hoefden te voldoen. Om deze reden zagen componisten als Wagner en Moesorgski het genre als een belangrijke voedingsbron voor hun eigen ‘realistische’ operamuziek. De werken uit de grand opéra-periode werden gedurende de 19de en 20ste eeuw steeds meer als een interessant voorstadium van de laat 19de-eeuwse opera, en niet als volwaardige, op zichzelf staande opera’s beschouwd. Hiervoor is een aantal redenen aan te voeren. Zeer invloedrijk was Wagners Meyerbeer-kritiek, geventileerd in geschriften als Oper und Drama (1851) en Das Juden thum in der Musik (1850). In deze essays verwijt hij zijn voormalige patroon onder andere diens smakeloos muzikaal effect bejag, muzikaal kameleongedrag dat slechts op geldelijk gewin gericht is, en niet te vergeten diens joodse afkomst.
dergelijke negatieve oordelen dikwijls een eigen leven, zonder dat er gelegenheid is om deze bevindingen te staven of te herzien. Daarom is het goed dat een werk als La Juive tegenwoordig opnieuw de kans krijgt zich te bewijzen, en toeschouwers de kans krijgen Negatieve oordelen om zelf een oordeel te vellen. In de kern heeft de meeste overige 19deDe grand opéra werd in het vroeg 19deeeuwse kritiek op het genre een vergelijkbaar karakter. Zij heeft dikwijls een esthe eeuwse Parijs als het meest serieuze genre tische, tegen effectbejag agerende, een beschouwd, naast de minder prestigieuze opéra comique, een minder monumentale, nationalistische, tegen het kosmopolitische lichtvoetiger operavorm, die opgebouwd eclecticisme gerichte, en een antisemitiwas uit een afwisseling van muzikale numsche component (Meyerbeer en Halévy, de prominentste vertegenwoordigers van de mers en dialogen. Halévy begon zijn carrière grand opéra, waren immers joods), die door- met enkele werken in het laatstgenoemde, gaans minder eenvoudig van elkaar onderlichtere genre. Tussen 1827 en 1832 werd scheiden kunnen worden dan men op het een zestal opéras comiques van Halévy in eerste oog zou verwachten. In de tweede het voor dit genre bestemde Parijse theater helft van de 20ste eeuw heeft de kritiek op opgevoerd, en vanaf 1829 vervulde hij bij de het genre haar antisemitische en nationalis- Acádemie Royale de Musique, het instituut tische angel verloren, maar de esthetische voor grand opéra, de functie van troisième bedenkingen zijn tot op de dag van vandaag chef de chant, een repetitor die de zangers hardnekkig. Doordat grands opéras tegenbegeleidde. Binnen het Parijse operaleven woordig zelden gespeeld worden, leiden was zijn rol op dat moment nog marginaal.
Des te opmerkelijker is het dat Halévy in 1835 zijn vijfakter La Juive, op een libretto van de beroemdste toneelschrijver van zijn tijd, Eugène Scribe, in de Acádemie, het walhalla van het Parijse muziekleven, in première zag gaan in een sensationele productie waarin kosten noch moeite gespaard waren.
Het startschot
Halévy’s plotselinge opkomst hangt met twee factoren samen. Cruciaal was enerzijds het overlijden van zijn collega-com ponist en chef Hérold. Diens dood in 1833 bezorgde Halévy de functie van premier chef de chant, en tevens de opdracht om Hérolds onvoltooide opera Ludovic af te maken. Halévy kweet zich uitstekend van zijn taak en oogstte veel lof, waardoor zijn reputatie een vlucht nam. Anderzijds schreef hij de nooit uitgevoerde opéra-comique Yella, die qua vorm ambitieuzer was dan zijn vorige werk, en in karakter en dramatiek een grote stap in de richting van de grand opéra-stijl betekende. Zowel Ludovic als Yella bleek een
uitstekende leerschool voor Halévy’s eerste grand opéra. Halévy was niet van het begin af aan verbonden aan het project La Juive. Scribe zinde al in 1826 op een opera over het concilie van Konstanz, waarin de onverdraagzaamheid tussen christenen en joden centraal zou staan, maar tekende pas in augustus 1833 een contract met de Acádemie Royale de Musique voor een productie van zijn opera libretto, waarvan hij op dat moment ongeveer de helft geschreven had. In het contract wordt noch de naam van Halévy, noch die van een andere componist vermeld. Of Scribe het libretto schreef met de gedachte dat Halévy het zou toonzetten, is de vraag. Dikwijls wordt gesuggereerd dat hij het project in eerste instantie aan Meyerbeer, op dat moment de operacomponist met het meeste aanzien in Parijs, aanbood, maar dat de componist van het project afzag. Ook is het mogelijk dat de naam van Halévy, die bij de Académie in loondienst was, niet op het contract vermeld werd, omdat het instituut hem in de overeenkomst vertegenwoordigde. Wel is duidelijk dat Halévy’s deelname aan het project ongeveer samenvalt met de datum waarop het contract werd ondertekend. Dit blijkt uit een anekdote uit de memoires die de componist aan het einde van zijn leven schreef: ‘Het was tijdens een mooie zomeravond, in het park bij Montalais, dat Monsieur Scribe mij voor het eerst de handeling van La Juive uit de doeken deed. Het ontroerde mij hevig, en ik zal deze ontmoeting, die het startschot vormde voor een van de interessantste periodes in mijn leven, zowel als mens als artiest, nooit vergeten.’ In eerste instantie had de theaterschrijver de touwtjes stevig in handen, maar gedurende de totstandkoming van La Juive gunde Scribe de jonge en minder ervaren componist steeds meer inspraak. Ook leverden Halévy’s jongere broer Léon, die als schrijver en dichter actief was, en de tenor Adolphe Nourrit, die bij de première de rol van Éléazar zong, een bijdrage aan het ontstaan van het werk. De invloed van deze Nourrit, die tot 1837 de stertenor van de Parijse Acádemie was, en de premières van Aubers La muette de Portici en Meyerbeers Robert le diable en Les Huguenots zong, reikte verder dan gebruikelijk was. Uiteraard zorgde hij ervoor dat de rol van Éléazar optimaal aansloot op zijn vocale capaciteiten, maar hij wist Halévy, die de rol oorspronkelijk aan de vermaarde bas Nicolas Levasseur toebedacht had, ervan te overtuigen dat Éléazar een tenorpartij zou moeten worden. Ook bewerkte hij zowel de muziek als de tekst van Éléazars beroemde aria in de vierde akte, ‘Rachel, quand du Seigneur’, die Halévy op zijn verzoek als dramatisch slot van de vierde akte invoegde, en verzorgde hij de enscenering van het werk.
Een groot publiekssucces
De opera vormt een pleidooi voor religieuze vrijheid en verdraagzaamheid in de traditie van Voltaire en Saint-Simon, en een aanklacht tegen fanatisme en religieuze instituties, en etaleert dit aan de hand van enkele schrijnende vormen van antisemitisme. Het werk is echter minder pro-joods dan men op basis van de afkomst van de componist zou verwachten. Éléazars handelen wordt even-
Cornélie Falcon, eerste vertolkster van Rachel 1935 (Tekening: Henri Grevedon)
Kasper van Kooten
zeer door fanatisme en religieuze haat gedicteerd als dat van de christenen die hem en zijn dochter Rachel het leven zuur maken. Zijn rol is duidelijk gemodelleerd naar de gierige, haatdragende Shylock uit Shakespeares Koopman van Venetië, en beantwoordt aan vele antisemitische clichés. In vergelijking is de andere, christe lijke vaderfiguur, kardinaal Brogni, aanzienlijk verdraagzamer, al ontkomt hij vanwege zijn religieuze functie ook niet aan de uit eindelijke terdoodveroordeling van Éléazar en Rachel. Léopold en Rachel vertegenwoordigen de liefde, die religieuze haat overwint, en de kloof tussen jodendom en christendom overbrugt. Enerzijds trachtte Halévy de rol van Éléazar minder eendimensionaal en clichématig te maken. Anderzijds ligt in de kritische weergave van de fanatieke jood ook een kern van Halévy’s eigen overtuiging besloten. Hij geloofde in een succesvolle assimilatie van joden in een liberale, burgerlijke samenleving, die evenzeer door orthodoxe isolering als door de almacht van de clerus bemoeilijkt werd. Hij geloofde in een verlicht jodendom, dat de eeuwenoude tradities koesterde, zonder dat dit tot starheid en maatschappelijke uitsluiting diende te leiden. De première van La Juive werd een groot publiekssucces, en voer voor polemieken in de Parijse pers. Halévy vestigde met deze triomf definitief zijn naam, en bleef een kopstuk in het Parijse muziekleven tot zijn dood in 1862, al wist hij zijn succes nooit meer te overtreffen. Naast de spectaculaire massascènes zit de muziek van La Juive vol met intieme, lyrische scènes zoals Brogny’s ‘Si
la rigeur’ in de eerste akte, Rachels ‘Il va venir’ uit de tweede akte en Éléazars reeds genoemde ‘Rachel, quand du Seigneur’ uit de vierde akte. Halévy’s orkestratie en harmonisch palet zijn verzorgd en smaakvol, en worden effectvol ingezet. Bepaalde nummers, zoals Éléazars aria, zijn van een oriëntaalse couleur hebraïque voorzien, die niet pretendeert om authentiek joods te klinken, maar die er wel in slaagt om de tegengestelde sferen in het drama muzikaal te onderstrepen. Hierdoor is La Juive een opera, die niet alleen vanwege zijn universele, tijdloze boodschap, maar ook dankzij zijn muziek, ook vandaag de dag nog onze aandacht verdient.
Literatuur: Diana R. Hallman: Opera, Liberalism and Anti semitism in Nineteenth-Century France. The politics of Halévy’s La Juive, Cambridge 2002 Ruth Jordan: Fromental Halévy. His life and music 1799-1862, London 1994 David Charlton: The Cambridge Companion to Grand Opera, Cambridge, 2003 Mark Everist: Giacomo Meyerbeer and Music Drama in Nineteenth-Century Paris, Aldershot 2005
Interview La Juive
12
13
In 2007 regisseerde Pierre Audi Fromental Halévy’s La Juive in Parijs; nu is die productie te zien op het toneel van Het Muziektheater. In het grootse werk bevinden alle personages zich in een existentieel gevaar. Deze grand opéra, waarin ideologieën en psychologieën op elkaar botsen, is nog altijd actueel. In 2007 ging deze productie van La Juive aan de Bastille in Parijs in première. Hoe kijkt u terug op deze periode? ‘Natuurlijk komen de complicaties van toen het eerste in me op. De staking van de lichttechnici op de première bijvoorbeeld. Boven dien is La Juive niet bepaald een gemakkelijk werk om te ensceneren. De productie in Parijs betekende de grootste grand opéra op het grootste Franse operatoneel tot leven wekken. Maar in het algemeen was het een fascinerende ervaring, en ik kijk er met een goed gevoel op terug.’
U bent zelf in een christelijke familie in Beiroet geboren. Heeft die achtergrond een invloed op uw visie op La Juive uitgeoefend? ‘Libanon is een piepklein land met zeventien verschillende religieuze denominaties. Armeense, Syrische, katholieke, orthodoxe en protestantse christenen, sjiitische en soennitische moslims, joden, druzen enzovoorts. Hoe is het mogelijk om in zo’n land niet per ongeluk verliefd te worden op iemand met een andere religie? Bovendien heeft het land zeventien jaar een van de meest bloedige burgeroorlogen gekend met zo’n 250.000 slachtoffers. De problemen zijn er nog steeds niet opgelost en de landen eromheen radicaliseren. Het paradoxale is dat in het kosmopolitische Libanon iedereen tegelijkertijd vriend en vijand is. Je komt altijd in aanraking met anderen en je moet een manier vinden om samen te leven, om in politiek-ethische zin een perspectief te formuleren. Ik heb grote bewondering voor mensen die daarin blijven geloven en die steeds weer op de ruïnes beginnen met opbouwen.’
Pierre Audi (Foto: Erwin Olaf)
Wat is zo moeilijk aan het werk zelf? ‘In de eerste akte gebeurt ongelooflijk veel en alles moet worden geïntroduceerd, de karakters en hun problematiek. Die akte heeft een filmisch en complex karakter. Naarmate de opera vordert, wordt alles duidelijker. Belangrijk is dat ik het aspect van de grand opéra niet heb ontkend. Het is niet kleinschaliger gemaakt dan het is, en het emotionele, wrede onderwerp van de opera heb ik getoond zonder het te deconstrueren. Ik heb me geconcentreerd op de bijna shakespeareaanse tragedie van de twee vaders Éléazar en Brogni en de dochter Rachel, die tussen deze twee mannen vermalen wordt.’ Hoe komt dat visueel tot uiting? ‘Het decor is abstract en het kan naar alle plaatsen verwijzen die in de opera genoemd worden, zoals de straat, de kathedraal, het paleis, de huiskamer enzovoorts. Maar het is ook een verwijzing naar verschillende tijden, naar de middeleeuwen waarin het verhaal eigenlijk speelt, zoals de glazen kathedraal laat zien, en naar de 19de eeuw, waarin Halévy de opera componeerde, zoals de metalen constructies aangeven. Verder bewegen de Brogni wordt achternagezeten door spookelementen als treinen op een rails, tussen beelden uit het verleden.’ brandende kolen, waarmee het autodafe in het stuk wordt verbeeld en waarmee zijdeLa Juive is een opera uit 1835 over anti lings naar de gebeurtenissen in de 20ste semitisme. In hoeverre spelen de gebeur eeuw wordt verwezen.’ tenissen in de 20ste eeuw voor u een rol daarin? Waarover gaat La Juive volgens u? ‘Natuurlijk speelt de herinnering aan de ‘Zoals het een grand opéra betaamt, is het een kluwen van thema’s die met elkaar Tweede Wereldoorlog een rol in de perceptie worden vermengd: wraak, straf, verraad, van de opera, maar ik wil dat niet al te sterk benadrukken. Juist omdat het een werk uit verborgen identiteiten, religieus fanatisme, 1835 is, gaat het voor mij eveneens over het intolerantie, geweld en natuurlijk liefde. De essentie ligt voor mij in de drie centrale fenomeen dat de – gerechtvaardigde – angst karakters: de jood Éléazar, de kardinaal van Éléazar gevoed wordt door angst. Zo Brogni, en de dochter Rachel. Niet minder zouden de sterk antisemitische kreten van belangrijk, maar om deze driehoek heen het volk, die hij hoort als hij in de gevangestaan de karakters van Léopold, die de nis zit, zich ook in zijn hoofd kunnen afspegeheime geliefde van Rachel is, en prinses len. In het karakter van Éléazar zit een Eudoxie, de echtgenote van Léopold. Wat bepaalde mate van paranoia. Er zijn in dit Halévy ons laat zien, is een wereld waar alle verhaal alleen maar verliezers, niet alleen mensen in een existentieel gevaar verkeren. Éléazar en Rachel gaan ten onder, maar Het zijn bijna diersoorten die in doodsnood daarmee wordt ook de existentie van Brogni, raken en elkaar aanvallen. Zo is in de vierde Léopold en Eudoxie vernietigd. Het is echt akte, die in de gevangenis speelt, Éléazar een menselijk verhaal over botsende psyveranderd in een gewonde leeuw die achter chologieën, waarin men zich in feite ondertralies zit, ook Rachel is een gewond dier, en ling opeet.’
‘Beide producties zijn vormgegeven door George Tsypin en in beide gevallen zorgt de abstrahering van het toneelbeeld ervoor dat de epische kwaliteiten van de werken beter tot hun recht komen. Beide opera’s zijn on voorspelbaar in hun vorm, de ene keer is er een groots tableau met koor en dan weer een intieme scène tussen twee personen. De dimensies verschillen enorm, en daarom is er geen methode of voorspelbare manier om ze op toneel weer te geven. Elk moment moet je weer nieuwe oplossingen bedenken om de vertelling zo duidelijk mogelijk over het voetlicht te brengen.’ U heeft ook nogal wat Frans repertoire geënsceneerd, van Rameau en Gluck via Halévy en Berlioz tot Debussy en Messiaen. Zijn daar correspondenties te traceren? ‘Je merkt bij Franse opera dat er eigenlijk nooit regels of voorschriften zijn, zoals in de Italiaanse opera bijvoorbeeld. Iedereen lijkt te moeten breken met de traditie om het verhaal te kunnen vertellen dat ze willen vertellen. Debussy vindt met Pelléas de opera opnieuw uit dankzij het onderwerp, het libretto dat hij wilde vertolken. Daarom heeft Boulez ook nooit een opera willen schrijven. Een libretto dicteerde hem te zeer wat hij moest doen, terwijl hij alleen wilde schrijven wat hij echt wilde schrijven.’
Samenwerking Joods Historisch Museum en DNO Voor de opera La Juive hebben het Joods Historisch Museum Amsterdam enDNO de volgende aanbieding voor u: – Met een entreekaart van het Joods Histo risch Museum of de Portugese Synagoge ontvangt u een korting van € 7,50 op kaarten voor La Juive. (rang 1 - 5, maximaal 2 kaarten per persoon). – Op vertoon van uw entreekaart voor de opera La Juive, ontvangt u een korting van 50% op de combitickets voor het Joods Historisch Museum en de Portugese Synagoge.
Dit seizoen is ook Les Troyens van Berlioz in uw regie te zien. La Juive is een van de eerste en Les Troyens een van de laatste grands opéras. Zijn er raakvlakken?
Lunchconcerten in de Boekmanzaal
Maar het is ook een verhaal van botsende ideologieën, van een ‘clash of religions’? ‘Ja, Halévy laat zien hoe het christendom en het jodendom in zijn tijd botsten. Wat hiermee duidelijk wordt, is dat technische en maatschappelijke vooruitgang nog lang geen morele of ethische vooruitgang betekent. In Halévy’s tijd ontstond een volledig nieuwe maatschappij in Frankrijk, die gekenmerkt werd door industrialisatie en revolutionaire wetenschappelijke vernieuwingen. Enige decennia later kon men een Eiffeltoren van 300 meter hoog bouwen, maar intolerantie, fanatisme en discriminatie bleven bestaan. Dat is allemaal niet zo heel lang geleden, en eigenlijk worstelen we nu nog steeds met dezelfde problematiek.’ ‘In het verhaal legt een christelijke maatschappij iedereen haar moraal op. Tegelijker tijd wordt getoond dat de “onderdrukte” partij in principe moreel en ethisch is: Éléazar heeft de christelijke Rachel namelijk uit een brand gered en als zijn dochter opgevoed. Dat is een humanitair aspect dat door de verbeten regels en codes van beide religies naar de achtergrond wordt gedrukt. Aan het
De Boekmanzaal is onderdeel van het Stadhuis/Het Muziektheater en biedt plaats aan ± 200 personen. Op de dinsdagen van september t/m mei wordt hier van 12.30 tot 13.00 uur een gratis lunchconcert gegeven. Voor de seizoensbrochure en aanvullende informatie: Frits Vliegenthart, 020-551 8922.
september 2009 1 8 15
Myra Kroese Ernst Munneke Granados en De Falla Triosfera Amsterdam: Eva Stegeman Eric de Wit Shuann Chai Sabine Wüthrich Daniël Kramer Haydn, Mozart, Beethoven en Schubert
alt-mezzo piano
viool cello piano sopraan piano
22 Complesso Musicale Cartizze: Léon Bosch klarinet e.a. 29 Dutch National Opera Academy
oktober 2009
december 2009
6 Marius van Paassen
piano
13
zang luit viola da gamba
Horolog: Veronika Burger Elly van Munster Tilla Dotzler ‘O Ewigkeit...’
20 Nederlandse StrijkKwartet Academie: Ragazze Kwartet 27 John van Halteren Harry Teeuwen Brian Fieldhouse Shakespeare-liederen
tenor bariton piano
november 2009 3 Barokensemble Eik en Linde 10 Opera Studio Nederland 17 Joke Muller Mozart en Chopin
piano
24 Marcel Reijans David Bollen Hahn en R. Strauss
tenor piano
1 Maartje de Lint mezzosopraan Brian Fieldhouse piano Yeston: ‘December Songs’ 8
Erik Spaepen piano Ellen Vergunst fluit Carin Nelson cello Mendelssohn: Pianotrio in d
15 Peter Hoogeveen Marga Würth De Bériot: Duo concertant op. 57 22 Christmas Carols
viool viool
???
Menselijk verhaal vol wreedheid
slot gebruikt Éléazar zijn dochter als wapen, als een menselijke bom, die hij met wrang genoegen in het gezicht van Brogni laat ontploffen. Éléazar noch Brogni is een heilige. Het stuk heeft daarmee een shakespeareaanse morele openheid, het toont de verschillende kleuren en nuances van alle partijen. Dat is de schoonheid van Halévy’s objectiviteit, die streefde naar een liberaal jodendom in de Franse maatschappij.’
Joods Historisch Museum (Foto: Liselore Kamping)
Willem Bruls
Achtergrond La Juive
14
Sabine Lichtenstein
Marianne Broeder
Jodendom op het operapodium – thema met variaties
Weergave van de harde werkelijkheid
Theater weerspiegelt de werkelijkheid, al moet de beschouwer vaak een vertaalslag maken. De jood op het podium reflecteert niet de jood op straat maar de (meestal niet-joodse) houding ten aanzien van het jodendom. Shakespeares Merchant of Venice leert ons niet dat joden in de 16de eeuw mensenvlees aten maar dat de eeuwenoude massapsychose, jodenhaat, ook toen ‘bon ton’ was. Tot rond 1800 werd het Europese anti-juda isme vooral religieus gemotiveerd: de joden aanbaden een obsolete versie van God en hadden de nieuwe versie omgebracht. Goede smaak en misschien de overweging dat ook joden tot het publiek behoorden, hielden hun optreden als operapersonages echter beperkt. Ze bevolken wel de drama’s, vooral oratoria, waarin Israëlieten als Bijbelse personages worden opgevoerd, zoals Händels Samson. Maar hier moeten we ons beperken tot opera’s die een visie op de Europese joden tonen. Hoewel er periodes en gebieden waren waarin vreedzame joods-christelijke coëxistentie, zelfs coöperatie bestond, overheerste de discriminatie. Het bekende lot van de 15de-/16de-eeuwse Spaanse joden – na hun gedwongen doop werden zij ‘mar ranos’ (varkens) genoemd – toont dat de afkeer in de praktijk niet de joodse religie betrof maar het beeld dat de joden, juist door de maatschappelijke afwijzingen en mishandelingen, aankleefde: arm, onaangepast, zonder nationale bindingen door de landen zwervend, of juist rijk, berekenend, geldbelust enzovoorts: de Schmuyles en Goldenbergs in Moesorgski’s Schilderijen van een tentoonstelling. Hen zien we ook in de komische opera’s van Reinhard Keiser, die rond 1700 door hem en zijn librettisten met wellustige, Jiddisch brabbelende be driegers werden opgeleukt. Religie en clichés kregen concurrentie toen in de late 18de eeuw de kerkelijke canon onder druk, en de natuur in de belangstelling kwam te staan. Zwarten, van wie er weinig rondliepen, en joden, van wie er bij millennialang gebrek aan een eigen land meer rondliepen, prikkelden als ‘authentieke wilden’ menige fantasie. De Verlichting leidde evenwel tot verzet van sommige niet-joden tegen de discriminatie. Lessings toneelstukken Die Juden en Nathan der Weise, (geïnspireerd op Felix Mendelssohns grootvader Moses), George Eliots psychologische roman Daniel Deronda, Betje Wolfs/Aagje Dekens gedicht Aan de Jooden riepen op tot tolerantie. Schubert componeerde een Hebreeuwse psalm voor de synagoge en joden gingen opera’s schrijven. Zo zagen enkele goede joden het voetlicht, zoals bij Fromental Halévy.
Exotisme
Maar de Verlichting bracht een contrareformatie teweeg, in de vorm van een romantisch smachten naar het onbekende ver-weg en lang-geleden. Meyerbeers L’Africaine (over Vasco da Gama in Indië) en Carmen van Bizet (Halévy’s niet-joodse schoonzoon), met ‘Spaanse’ couleur locale, zijn
Antisemitisme
Het rationalisme moest het in toenemende mate opnemen tegen het romantische levensgevoel, waarin het nationalisme nog sterker aanwezig was dan het oriëntalisme. Veel politici maakten daar grif gebruik van en weten tegenslagen aan het typisch kapi talistische, of juist typisch socialistische, maar in elk geval ‘internationalistische’ jodendom. Hadden fobische artikelen en romans tot in de 19de eeuw gewaarschuwd voor de sluwe jood, die eropuit was christenen te vermoorden, na Darwin veranderde het ‘religieus’ anti-judaïsme in een racistisch antisemitisme (een term uit de jaren 1870). De waarschuwing gold toen de wel of niet gedoopte maar altijd minderwaardig geboren jood als sluipmoordenaar van de nationale of Europese cultuur. Mahlers vroegtijdig afgebroken carrière als gedooptjoodse directeur van de Weense Hofopera is er een relatief onschuldig gevolg van. En tegenwoordig vrezen sommigen dat het twee uit een lange reeks voorbeelden. Ook belachelijke gezang van Beckmesser in Bijbelse stukken, waaronder Saint-Saëns’ Wagners Meistersinger een ‘synagogale’ Samson et Dalila, waarin de Hebreeuwse oorsprong heeft. Aan de komaf van de weerheld op de Filistijnse schone stukloopt, zinwekkende Mime uit Rheingold werd al in bevredigden toen minder een religieuze Wagners eigen tijd, en later zelfs door de Wagner-fan Mahler, niet getwijfeld. behoefte dan een exotische. Voorts koesterden romantici een hang naar het lugubere. Maar de Mimes zijn uitzonderingen. Het Voor velen waren joden, al leefden zij reeds ‘wetenschappelijke’ racisme eigende zich vanaf de 4de eeuw en vroeger in Europa, slecht als thema voor het muziektheater en aangewaaid uit het verre Palestina en dus leverde daardoor amper noemenswaardige op zijn best fascinerend. De legendarische operakunst op. En het joodse geloof vormde Wandelende Jood werd meestal beschouwd haast alleen nog een thema in werken van, meestal joodse, kunstenaars die vooral reaals een demonische zwerver en vond alleen geerden op het 20ste-eeuwse antisemitisin een opera van een joodse componist, me, zoals Feuchtwangers historische roman Halévy’s Le Juif errant, een rustpunt in zijn Jud Süss en Schönbergs oratorische opera geloof. De morbiditeit en de exotiek treffen we nog in Strauss’ Salome aan. Morbide was Moses und Aron, waarin Mozes wordt gepreook wat men de jood in vroeger tijden had senteerd als een grootse abstractie. Anderen aangedaan. La Juive, de niet-joodse die hielden vast aan de oude stereotypen, zoals samen met haar joodse pleegvader in het de joodse bankier in Bergs Lulu of de cynikokende water eindigt, is een voorbeeld uit sche joodse handelaar in Die Dreigroschen 1835 van de toenmalige herinnering daaraan. oper van Brecht en (de joodse) Weill. Voor Zou Verdi in 1842 aan Halévy’s beroemdste hen was het verschil tussen religieus joods werk hebben gedacht bij zijn Nabucco, waar- en cultureel of genetisch Joods inopporin een jood en zijn niet-joodse geliefde wor- tuun. En dat bleef het, zoals de Shoah duideden terechtgesteld? De eerste opera die in lijk heeft gemaakt. Australië werd gemaakt en opgevoerd, Don Tegenwoordig moet niet meer religie maar John of Austria uit 1847, reageert met zekerpolitieke betrokkenheid er soms toe dienen heid op La Juive – door spiegeling. In Don om vooroordelen een correct aanzien te John geen middeleeuwse jodin die christin geven. De recente Vlaamse productie van blijkt te zijn en desondanks wordt ‘berecht, Samson et Dalila lijkt er een voorbeeld van. maar een 16de-eeuwse christen die jood De regie liet de opera zichzelf spiegelen: ze blijkt te zijn en desondanks in leven blijft. toverde de Israëlitische Samson om in een De componist, de energieke Isaac Nathan, Palestijnse held en de Filistijnse onderdrukwas net als Halévy een jood. Hij kreeg Byron kers in Israëli’s die rond fallische geweren zo ver om bij door hem in Engelse synagodansen en van wie er een Dalila verkracht. gen opgetekende melodieën nieuwe teksten Elke tijd schept zijn eigen vormen. te dichten, die bekend werden als Byrons Hebrew Melodies.
De Britse tenor Dennis O’Neill beschouwt de rol van Éléazar, de door het leven getekende joodse goudsmid in La Juive, als een welverdiend voorrecht. ‘Fysiek en mentaal heb ik een leeftijd bereikt waarop ik rijpere personages kan uitbeelden.’ Alom bewonderd als specialist in het Italiaanse repertoire, verheugt hij zich op deze dankbare rol in een echte Franse grand opéra. ‘Zangers worden ingedeeld in vakjes, in mijn geval een mooie stek.’ Aan het woord is de Britse tenor Dennis O’Neill (1951), wereldwijd vermaard om zijn uitzonderlijke gaven in het Italiaanse belcanto en sinds 2005 de trotse drager van de Verdi Medaille. Drie jaar geleden maakte O’Neill zijn debuut bij DNO met de vertolking van Canio in Pagliacci. Dezer dagen zingt hij Éléazar, de hoofdrol in Halévy’s grand opéra La Juive. ‘Natuurlijk heb ik enorm geboft met al mijn rollen in het Italiaanse belcanto en de vele Verdi’s,’ vindt hij. ‘Honderden voorstellingen heb ik gegeven over de hele wereld waarvan ruim tweehonderd in Covent Garden. Donizetti, Puccini, Leoncavallo, Mascagni en vooral Verdi blijven me altijd fascineren. Toch heb ik me altijd ook aangetrokken ge voeld tot het Franse repertoire. Eerlijk gezegd droomde ik van een Faust of een Werther, maar ik werd er lange tijd niet voor gevraagd. Waarschijnlijk vanwege mijn grote successen in het Italiaanse repertoire.’
La Juive
Het tij keerde. Na Faust – eerst in La damna tion, later in Mefistofele – zong O’Neill twee jaar geleden de rol van Éléazar in een concertante uitvoering van La Juive in Covent Garden. Aanvankelijk moest hij wennen, bekent hij, aan het megaspektakel en aan het nog niet vertrouwde idioom. Pas toen hij La Juive doorgrondde, herkende hij het meesterschap. ‘La Juive is hét voorbeeld van een geslaagde grand opéra,’ poneert hij, ‘een smartelijk lang drama met tastbare perso nages, balletten, massascènes en gevechten. Grand opéra was bij zijn ontstaan wat telev isie tegenwoordig is. Omdat er nog geen kanalen waren, wilde men alles tegelijk op één avond. La Juive is, ondanks zijn enorme lengte, heel geserreerd, door en door betekenisvol, zonder enige stoplap. Halévy was een meester in scherpzinnige karakterisering van zijn personages. Zijn stijl, welbeschouwd verisme pur sang, is, hoewel zeer romantisch in feite veel natuurlijker dan die van het Italiaanse verisme. Verwant in zekere zin aan de klassieke stijl, dichter bij Mozart dan bij Puccini of Verdi. Overigens ben ik ervan overtuigd dat La Juive invloed heeft gehad op Verdi. Met name in Don Carl os, met z’n onmiskenbare Franse geest.’ ‘De expressie staat of valt bij de manier waarop gezongen wordt. Voor mijn gevoel moet die onopgesmukt zijn en elegant met veel pianissimo. Een stijl waar zangers vaak voor terugdeinzen. Toch is het de enige manier om de gevoelens over te dragen. La Juive be handelt opvallend actuele thema’s: de religieuze controverses, de onwrikbaarheid van
Éléazar, de ontrouw van Leopold, de naïviteit van prinses Eudoxie, welbeschouwd een mishandelde vrouw: het zijn problemen van alle tijden. Huiveringwekkend vind ik de religieuze vijandigheid, die eruit spreekt. En dan bedoel ik beslist niet alleen het anti semitisme, maar ook de geringe tolerantie van joden jegens christenen.’
Éléazar
De vertolking van Éléazar heeft O’Neill erv aren als een belevenis van formaat en een kroon op zijn jarenlange werk. ‘Ik ben geen jonge zanger meer,’ zegt hij, eerder trots dan met spijt. ‘Zo langzamerhand heb ik fysiek en mentaal een niveau bereikt waarop ik rijpere personages kan zingen. Dat zijn er voor een tenor maar een paar: Canio, Otello en natuurlijk Éléazar.’ O’Neill voegt de daad bij zijn woorden als hij met diepe inleving zijn gedachten laat gaan over de door het leven getekende joodse goudsmid Éléazar, protagonist in een genadeloze strijd tussen joden en christenen. ‘Éléazar is een volkomen levensecht mens. Daarin onderscheidt hij zich van traditionele tenorpersonages, vaak fladderige types, dan weer verliefd en euforisch, dan weer afgewezen en wanhopig. Eerder van bordkarton dan van vlees en bloed. De uitdaging van deze rol is om een mens uit te beelden, die je in het dagelijks leven zou kunnen tegenkomen. Éléazar is bovendien een man van mijn leeftijd. Een verademing na alle twintigers die het tenorrepertoire bevolken.’
zich inspireren door Shakespeares onsterfelijke Shylock, eveneens het haatdragende slachtoffer van jodenhaat? ‘Een pijnlijk gegeven,’ vindt ook O’Neill. ‘Begrijpelijk is dat Éléazar er niet over peinst van zijn geloof af te stappen, maar dat hij categorisch weigert enig alternatief voor het jodendom in aanmerking te nemen, dat er voor hem geen discussie mogelijk is over enige toenadering tussen de strijdende partijen, geeft te denken. Tegenover christenen voelt hij uitsluitend afkeer. Hij laat zijn dochter sterven als martelares.’ ‘Maar...,’ vervolgt de zanger gedragen, ‘daar staat tegenover dat het verhaal als geheel representatief is voor de problemen die het behandelt. Het slot is om verschil lende redenen ronduit gruwelijk. Het zou echter volkomen onzinnig zijn als de opera zou eindigen met een verzoening tussen de strijdende partijen. Deze kwestie kent geen oplossing. Een overtuiging die eens te meer wordt uitgebeeld door het koor, dat een angstaanjagende massahysterie ten toon spreidt van christenen tegenover de joodse minderheid. Een fenomeen dat we steeds weer terugzien, tot op de dag van vandaag.’ ‘Toen ik deze rol destijds in Londen zong, voelde ik me bepaald ongemakkelijk over hoe mijn joodse vrienden zouden reageren. La Juive is een weergave van de harde werkelijkheid. Er zijn niet veel opera’s met een zo wreed vocabulaire.’
Éléazar, een extreem veeleisende rol
Is Éléazar al een lastige rol vanwege de uitbeelding van een gecompliceerd karakter, ook vocaal stelt hij extreme eisen. Een welkome uitdaging voor O’Neill, die langzamerhand vreest ‘te gaan vegeteren’ wanneer hij bekende rollen zingt. ‘Verschillende aria’s vragen om een ongebruikelijke zangstijl,’ legt hij uit. ‘Zoals het gebed in de tweede akte, ‘O Dieu, Dieu de nos pères’. Bij de instudering heb ik me laten inspireren door joodse vrienden die als cantor in de synagoge zingen. Hun stijl is totaal anders is dan die van christelijke muziek: extravert en gepassioneerd, bijna operatesk. Elk woord wordt gekleurd, elke gevoelsnuanÉléazar, een moeilijk mens ce krijgt gloedvolle expressie. Éléazar, die Als La Juive bedoeld is als een aanklacht tegen antisemitisme, een sentiment dat ove- gedurende de hele opera in actie is, vergt rigens aan het begin van de 19de eeuw toen vooral een groot uithoudingsvermogen. de opera geschreven werd geen openlijk Het dramatische hoogtepunt in de laatste probleem was in Frankrijk, dan is het opmer- akte vraagt vitaliteit en zware concentratie, kelijk dat Scribe en Halévy van hun protago- terwijl je dan al uren op het podium staat. nist Éléazar een zo onsympathiek personage Daar moet ik me ervoor hoeden om niet maakten. Een weliswaar standvastig mens, melodramatisch te worden. Daarmee zou maar ook een extremistische geest, vijandig, ik de magnifieke toonzetting van Éléazar agressief, intolerant en vervuld van gif en zwaar onrecht doen.’ haat. Wie weet lieten librettist en componist
Dennis O’Neill (Foto: Clive Barda)
Scène uit Moses und Aron, DNO 1995 (Foto: Ruth Walz)
15
Interview La Juive
16
‘Ik heb mijn moment gekozen! Gewoon een middagje in het park.’ (Mr. Walter)
Michel van der Aa 1970 ma 28 sept 2009 première
20.00 uur
di 29 sept vr 2 okt za 3 okt zo 4 okt
20.00 20.00 20.00 13.30
uur uur uur uur
After Life libretto van Michel van der Aa naar Hirokazu Kore-Eda
Het Muziektheater Amsterdam
Op een tussenstation moeten de mensen na hun dood één favoriete herinnering uitkiezen om mee te nemen naar het hier namaals. Pas na het vaststellen van hun meest beslissende moment mogen zij door naar de hemel. Hiertoe krijgen zij een week de tijd, waarbij ze geholpen worden door enkele overledenen die niet hebben kunnen kiezen en die tot nader order moeten ach terblijven. Aiden, een jongeman, moet de 71-jarige Mr. Walter bijstaan. Mr. Walter kijkt naar videobanden over zijn leven en ziet alleen maar mislukkingen. Als Mr. Walters jonge bruid Kira te zien is, lijkt Aiden door haar geobsedeerd. Aidens assistente Sarah – met wie hij een relatie heeft – is jaloers
vanwege zijn belangstelling voor Kira. Er worden filmopnamen gemaakt van de beslissende momenten uit de levens van de nieuwe doden. Aiden begrijpt dat het zien van Kira zijn ‘moment’ was. Hij kiest er nu voor om Sarah achter te laten en door te gaan. Als Aiden de filmploeg echter aan het werk ziet, verandert hij van gedachte: dít is zijn ‘beslissende moment’, niet het zien van Kira. Zo zal Sarah deel uitmaken van zijn ‘beslissende moment’ en zal hij haar nooit vergeten. Zij blijft verslagen achter. De volgende dag komt er een nieuwe groep overledenen en Sarah zal Aidens plaats innemen.
Kaartverkoop is reeds begonnen. Bij het ter perse gaan van deze Odeon zijn er nog kaarten verkrijgbaar. Bel het Kassa-bespreekbureau van Het Muziektheater: 020-625 5455 Online reserveren: www.dno.nl Inleidingen door Floris Don Plaats: Het Muziektheater (foyer 2de balkon) Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere voorstelling, dus 19.15 uur (avond)/12.45 uur (matinee) Lengte: ± 30 minuten Toegang: gratis op vertoon van een geldig plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag Met steun van de Vereniging Vrienden van De Nederlandse Opera Uitzenddatum Radio 4, NPS Opera Live: zaterdag 17 oktober 2009, ±21.00 uur Lyon Op donderdag 18, zaterdag 20 en zondag 21 maart 2010 wordt de productie After Life uitgevoerd bij de Opéra de Lyon. Dinerbuffetten Bij elke avondvoorstelling van DNO kunt u ge nieten van een dinerbuffet in de foyer van Het Muziektheater. Zo kunt u rustig eten en bent u op tijd voor de opera. Reserveren kan via het Kassabespreekbureau van Het Muziektheater, telefoon 020-625 5455 of via www.het-muziektheater.nl/ kaarten. Wij adviseren u tijdig te reserveren, want er is een beperkt aantal plaatsen beschikbaar.
muzikale leiding Otto Tausk regie Michel van der Aa decor Dries Verhoeven kostuums Robby Duiveman licht Floriaan Ganzevoort video Peter Wilms geluid Clare Gallagher dramaturgie Klaus Bertisch Aiden Roderick Williams Mr. Walter Richard Suart Sarah Yvette Bonner Ilana Margriet van Reisen Chief Claron McFadden Bryna Pullman Helena Rasker Asko | Schönberg De opera wordt in het Engels gezongen en Nederlands boventiteld. De voorstelling duurt circa 1 uur en 40 minuten. Er is geen pauze.
Scènes uit After Life (Foto’s: Hans van den Bogaard)
Het operaboek After Life is verkrijgbaar in Het Muziekt heater. Daarin zijn onder meer een uitgebreide synopsis en het libretto in het Engels en in een Nederlandse vertaling opgenomen. De prijs is 8,-.
Reprise in herziene versie
After Life
17
Achtergrond After Life
18
19 Scène uit After Life (Foto: Hans van den Bogaard)
Myrthe van Dijk
Een grensoverschrijdende opera
Michel van der Aa (Foto: Marco Borggreve)
Na de succesvolle première in het Muziekgebouw aan ’t IJ (juni 2006) is Michel van der Aas After Life nu te zien in het grotere Muziektheater. Niet alleen werd het stuk aangepast aan de nieuwe ruimte, ook inhoudelijk voerde Van der Aa – tevens de regisseur – een aantal belangrijke wijzigingen door. Hij is blij met deze unieke kans om ‘wijsheid achteraf’ te kunnen benutten. ‘Zó kan opera de 21ste eeuw in’. Dat was nog maar één van de jubelende krantenkoppen na de première in het Hollands festival 2006 van After Life, een grote, multimediale opera van Michel van der Aa. Andere superlatieven uit de pers benadrukten eveneens de kwaliteit, én noviteit van After Life, een werk waarin Van der Aa al zijn talenten had samengebundeld, niet alleen als een baanbrekende jonge componist, maar ook als perfectionistische geluidsman, toegewijde scriptschrijver, onderzoekende filmmaker en bevlogen regisseur. Al deze capaciteiten had hij in de loop der jaren ontwikkeld, met het doel om zijn muzikale zeggingskracht naar believen uit te kunnen breiden. Dat was aanvankelijk begonnen met theatrale elementen in concertstukken als Wake (1997) en Here Trilogy (2001-03), en een dialoog met een gefilmd alter ego in de kameropera One (2002). Vervolgens kreeg Van der Aa, door de toenmalige opdracht van Pierre Audi voor een audio-visuele opera, de ultieme kans om uit te zoeken tot welke onbekende verten de ingezette koers nog kon reiken. Van der Aa nam een Japanse film als inspiratiebron, en gebruikte de thematiek daaruit over leven en dood als leidraad voor een multimediale, genre overschrijdende opera, waarin de verhaallijn niet alleen werd verteld door zangers op het podium, maar ook door diezelfde zangers als acteurs in een film, én door geïnterviewde ‘échte mensen’ in een documentaire. De inhoudelijke boodschap werd zodoende versterkt of uitgediept door een veelzijdige beeldtaal, in een decor van technische, filmische en scenische elementen. En het werkte: Van der Aas benadering had geleid tot ‘absorberend muziektheater’, zijn opera werd een ’meesterwerk’ genoemd, een ‘Gesamtkunstwerk’, een ‘aangrijpende opera die de toeschouwer overrompelt’. Drie jaar later zegt Michel van der Aa: ‘Het was fijn om te merken dat mensen er iets mee konden, het bracht ontroering teweeg, dat vond ik een mooie uitkomst. Maar ook is gebleken dat het technisch allemaal klopte. Techniek moet altijd een middel blijven, het mag niet gaan overheersen. De voorstelling is pas gelukt als het publiek geen moment bij de techniek heeft stil gestaan.’
bracht op het podium. Met dat succes in mijn achterzak beschouw ik het als een luxe om nog eens terug te kunnen kijken. Er waren aanpassingen nodig in het licht, het decor, en daarmee ook in de regie. Het speelvlak wordt smaller, ook in Amsterdam, met een positie dicht op het publiek, om de initimiteit te vergroten. Maar verder heb ik deze kans vooral aangegrepen om ook de muziek nog een keer door te nemen. Daar ben ik al een paar maanden mee bezig, en ik heb al veel meer veranderd dan ik tevoren dacht.’ Hij laat een druk beschreven blaadje zien met een overzicht van scènes en notities. ‘Bijna elke scène poets ik op en scherp ik aan, als ik klaar ben zal ik naar schatting een halfuur nieuwe muziek hebben gemaakt, nieuwe noten op oude plekken.’ In 2006 was het misschien wel de enige kritische noot die weleens klonk: het gebrek aan kleur of diversiteit wellicht, in de muziek. Van der Aa had toen een goede reden om zich dat niet aan te trekken, en die geldt nog steeds: ‘Ik heb er indertijd juist heel bewust voor gekozen om sober te componeren, en spaarzaam om te gaan met harmonisch en melodisch materiaal. Omdat er al zoveel tegelijk gebeurde op het podium, wilde ik niet een te grote aanslag doen op de aanHeel streng dacht van de toeschouwers. Daarom was ik Het succes van After Life bracht een nieuw toen heel streng, maar achteraf zie ik dat ik verzoek van Audi met zich mee: hij wilde de daarin misschien wel een beetje ben dooropera hernemen in het seizoen 2009 -10, in Amsterdam, maar ook in Lyon, waar het klei- geschoten. Nu kan ik het op een afstand opnieuw beoordelen, en heb geconcludeerd nere podium enige aanpassingen zou vergen. Daar zag Van der Aa niet tegenop, inte- dat de muziek beter kan, in de wetenschap dat de voorstelling daardoor niet uit elkaar gendeel: ‘After Life heeft veel gedaan voor zal worden getrokken. Dat is wijsheid achmijn carrière, het is belangrijk gebleken als teraf, en het is alleen maar fijn dat ik die kan werk waarin ik voor het eerst een eigengemaakte videofilm, acteurs en zangers samen- benutten.’
Bewustwording
Er is sprake van een gelaagde rolverdeling in de opera: zangers op het podium spelen de rollen van dode zielen in een soort wachtkamer van de hemel, waarbij sommigen van hen fungeren als gids voor de anderen. Op een ander niveau, uit het echte leven gegrepen, zijn mensen te zien die hun persoonlijke verhaal vertellen in een documentaire op een videoscherm. Maar op datzelfde scherm verschijnen ook af en toe de zangers, als de dromen en visioenen van hun karakters worden uitgebeeld. Want: ‘Sommige momenten van de operakarakters zijn geschikter om buiten het decor uit te beelden, in een abstracte werkelijkheid, zoals in de fantasie van een dode. Ik wil niet dat de video behang wordt, het moet een verlenging of verdieping vormen van de figuren op het podium.’ De thematiek verbindt alle lagen, waarbij het draait om de verschillende antwoorden op de vraag: wat was het meest beslissende moment van je leven? Wie het antwoord weet, wordt gefilmd in een gereconstrueerde herinnering, waarbij met eenvoudige mid delen veel wordt gesuggereerd: de fantasie doet immers de rest. Het lange en soms moeilijke proces van bewustwording dat aan dat ultieme moment vooraf is gegaan vormt de rode draad in de opera, of eigenlijk: meerdere rode draden, waarbij de verschillende individuele verhalen door elkaar heen lopen. In één geval raken de levenslijnen zelfs verstrengeld, met een onverwachte ontknoping tot gevolg. Uiteindelijk bereiken zowel de fictieve als de echte personen de hemel, al is het in dat laatste geval maar voor even, in een moment van extatisch koesteren.
Diversiteit
In de rolverdeling heeft Van der Aa een grote verandering aangebracht: ‘Er zijn in de nieuwe versie twee zangers minder, want één gids, Killian, en één dode, Mike, zijn uit het verhaal geschrapt. Dat heb ik gedaan om de anderen meer ruimte te geven en daarmee de complexe verhaallijnen nog duidelijker te krijgen. De mensen in de documentaire laten namelijk een enorme indruk achter, waardoor het voor de zangers soms moeilijk is om daar dramaturgisch tegenop te boksen. Daarmee wil ik niet zeggen dat het een gevecht is, het bijt elkaar zeker niet, maar de focus in de opera kan wel beter worden verdeeld tussen de zangers en de mensen in de documentaire.’ Aan de film wordt nauwelijks iets veranderd, er moest alleen een draaidag worden ingepland voor één nieuwe scène met drie in plaats van vier zangers. De vier documentairemensen zijn er nog, Van der Aa herinnert zich nog goed hoe hij ze indertijd had geworven: ‘Ik hield een auditie, en ik heb toen wel dertig verhalen aangehoord, terwijl de filmcamera draaide. Ik moest natuurlijk
een keuze maken, en daarbij wilde ik zoveel mogelijk contrasten aanbrengen, tussen generaties, en tussen de soort verhalen, die variëren van een jongetje dat met veel liefde terugdenkt aan zijn gestorven hond, tot een oudere dame die worstelt met een schuld gevoel omdat ze ooit haar thuisland ZuidAfrika verliet.’ Een zelfde soort diversiteit geldt voor de zes zangersrollen die over zijn gebleven. Van der Aa beaamt dat twijfelaars de voorkeur hadden toen hij samen met de filmregisseur Hirokazu Kore-Eda een keuze maakte uit het oorspronkelijke filmscenario: de onwillige puber Ilana, ‘die wil geen herinnering kiezen, maar er een maken’, de verbitterde oude man Mr. Walter, ‘die vindt dat hij geen enkel bijzonder moment heeft gekend’, en de lieve Bryna, ‘dat is eigenlijk de normaalste, zij koestert een herinnering aan haar vader. Dat verhaal kwam overigens van een van de auditanten.’ Maar de echte aartstwijfelaars zijn de gidsen, Sarah en Aiden, die door de Chief kordaat bij de les gehouden worden: zolang zij niet kunnen of willen kiezen leiden zij ánderen naar hun mooiste herinnering.
Praktisch denken
Van der Aa verheugt zich op een nieuwe periode van repetities en voorstellingen. ‘Ik kijk heel erg uit naar de hereniging van de zangersclub, het was een heel leuk team, we hebben tussentijds nog veel contact gehouden. Wel is het verschrikkelijk jammer dat er twee zangers niet meer terugkeren, omdat hun rol in de nieuwe versie niet meer voorkomt. Maar daar staat tegenover dat er nu meer tijd is voor de aria’s van de ande-
ren.’ Bij de herneming zal opnieuw gerepeteerd moeten worden, met de componist zelf als regisseur én bewaker van alle technische processen: tijdens de eerste voorstellingsreeks was al gebleken dat Van der Aa het niet extra moeilijk vindt om al deze taken tegelijkertijd uit te oefenen. ‘De reden dat ik niet gek word, is juist dat ik alles zelf bedacht heb. Als ik alleen de muziek ge maakt zou hebben, zouden er op alle andere fronten telkens compromissen moeten worden gesloten. Maar omdat ik zelf alles in de hand heb, heb ik dat soort keuzes al in een veel eerder stadium gemaakt, al tijdens het componeren heb ik alle overgangen tussen scènes, of van scènes naar filmbeelden, op elkaar afgestemd. Dat moet wel, omdat er zoveel gebeurt; ik móet tijdens het componeren al praktisch denken.’ Toch zal hij de nieuwe repetieperiode anders ervaren: ‘Dat gaat de tweede keer waarschijnlijk wel gemakkelijker. In de personenregie heb ik nu meer tijd om nóg dieper op de karakters in te gaan. En de momenten waarop tijdens de eerste voorstellingsreeks vliegwerk nodig bleek te zijn heb ik nu kunnen verbeteren. Het is een heel prettig vertrekpunt om alles klaar te hebben, we weten nu precies hoe lang het duurt om iets van de loopband te pakken, of iets over een rand heen te tillen, dat moesten we toen nog allemaal uitzoeken. Dat zal straks soepeler gaan, ik denk dat het daardoor rustiger wordt.’
Een enorme steun
Zelfs een veelzijdige componist/filmmaker/ regisseur als Michel van der Aa maakt een multimediale opera niet alleen. Neem het decor, waarin stapels oude meubels het
beeld bepalen en aan de toeschouwers voorbij trekken, als levens vol bagage, uit gestald op een lopende band. De videoschermen waarop de filmbeelden worden vertoond, werken soms plotseling als een venster waar de meubelstukken doorheen te zien zijn. ‘Ik heb indertijd natuurlijk intensief samengewerkt met Dries Verhoeven, die het decor heeft ontworpen. De vraag was hoe we de videoschermen fysiek konden integreren in het podiumbeeld. De lopende band en de schermen als een vergrootglas daaroverheen was een idee van hem. Maar ook Klaus Bertisch, de dramaturg van De Nederlandse Opera, heeft met me meegedacht, over het kiezen van de documentairemensen bijvoorbeeld. Daarbij hield hij de verhaallijnen in de gaten. Maar hij hielp me ook om als regisseur scherp te blijven. Mensen als Klaus en Dries zijn heel belangrijk, ze fungeren als een spiegel, waaraan ik mijn ideeën kan toetsen. Zij dwingen mij weer even afstand te nemen, en er anders naar te kijken.’ En natuurlijk had hij After Life nooit kunnen maken zonder opdrachtgever Pierre Audi: ‘Het klinkt raar, maar ik heb het als een enorme steun ervaren dat hij er pas op de generale bij is geweest. Begrijp me niet verkeerd, dat was geen desinteresse, daaruit sprak zijn vertrouwen. Hij gaf me alle vrijheid, dat is heel bijzonder op zo’n prominente plek als Het Muziektheater.’
Verfijningen
In het Barbican in Londen wordt de opera in mei 2010 voor het eerst semi-scenisch uitgevoerd. ’Daar heb ik weer een aparte regie voor gemaakt. Het eerste dat ik weglaat, zijn de decors, de lopende band en de bewegen-
20
21
Interview After Life
Corien Baart
De kracht van de menselijke maat Vormgever en theatermaker Dries Verhoeven ontwierp het decor bij de opera After Life van Michel van der Aa. Opera was voor hem in eerste instantie niet het meest voor de hand liggende genre, maar het bijzondere gegeven van After Life – naar de film van Hirokazu Kore-Eda – trok hem over de streep.
Scène uit After Life (Foto: Hans van den Bogaard)
Dries Verhoeven (Foto: Matusiak)
Dries Verhoeven is opgeleid als decorontwerper aan de kunstacademie van Maas tricht. Al tijdens zijn opleiding ontwikkelde hij, zoals hij het zelf noemt, een soort ‘woede’ tegen het decor als versiersel, als een louter indrukwekkende omgeving. Hij zocht naar manieren om vormgeving de drager te laten zijn van een eigen verhaal, als essentieel onderdeel van de dramaturgie van een voorstelling. Hij begon samen te werken met regisseurs die de gebruikelijke afstand tussen de toeschouwers en de voorstelling proberen te verkleinen. Behalve decors ontwikkelde hij een eigen vorm van ervaringstheater waarbij publiek en performer samen iets meemaken: installaties waarin het publiek mede schepper wordt van de voorstelling. De producties U bevindt zich hier, Uw koninkrijk kome en Niemandsland zijn veel geprezen resultaten van zijn zoektocht die ver weg voert van het grote gebaar en het geruststellende rode pluche van de traditionele theaterzaal. Toen belde Michel van der Aa met de vraag of hij het decor wilde ontwerpen voor een opera.
Geen Götterdämmerung
de schermen. Vervolgens verplaats ik een deel van het decor naar de film, waarvoor ik nieuwe shots gebruik van meubels en andere rekwisieten. Ik ben overstag gegaan voor een semi-scenische versie omdat er veel interesse bestaat voor een dergelijke tussenvorm, een complete productie is nu eenmaal veel duurder.’ Wordt de oerversie van After Life overbodig? ‘Ja! De partituur wordt vervangen, dat is logisch met een kleinere zangersbezetting. En ook al zegt men altijd: “Don’t change a winning team”, of: “Don’t fix it if it isn’t broken”, ik heb deze unieke kans om verfijningen aan te brengen niet willen missen. Ook omdat ik als componist alweer enkele jaren verder ben, en in de tussentijd dingen heb bijgeleerd. Maar de herziene versie wordt echt geen totaal andere opera. Het gaat om chirurgische ingrepen, voort komend uit perfectionisme.’
Een ware ‘hype’
Is Van der Aa niet bang voor technische defecten, of zieke zangers? ‘O ja! In theorie hoeft er maar één computer te crashen om een lawine van problemen te veroorzaken, dan gaat meteen alles mis. Dat is één keer gebeurd, tijdens een repetitie. Maar gelukkig is het sindsdien altijd goed gegaan. De zangerscast is zeker kwetsbaar: iedereen moet er zijn, niemand kan ziek worden, want dan matchen de personages op het podium niet meer met de figuren in de filmbeelden. Alle uitvoeringen in Amsterdam vinden ook nog eens in één week plaats, dat maakt de druk extra groot.’
Tijdens het Holland Festival 2006 hingen overal posters in de stad met de vraag: ‘Wat was het meest beslissende moment in je leven?’ En er was een website, waarop iedereen die maar wilde die vraag persoonlijk kon beantwoorden. Er ontstond een ware ‘hype’ rond After Life. ‘Dat was een heel mooie en effectieve publiciteitscampagne van DNO indertijd. Ik kan alleen maar hopen hoop dat we ook dit keer veel mensen kunnen interesseren om naar de voorstelling te komen, of die nogmaals willen komen kijken, en programmeurs en intendanten… want ik heb ook alweer plannen voor een nieuwe opera, in het voorjaar van 2012! Ik heb al een onderwerp, en een librettist, maar het is te vroeg om daar al meer over te vertellen.’
Andere uitingen
Wat het vast zal worden: een mooi humanistisch onderwerp, want dat is waar Van der Aas voorliefde ligt, grote thema’s aanboren, in muziektheater- én concertstukken. In dezelfde periode dat After Life wordt hernomen, worden elders in Amsterdam ook nog Spaces of Blank (over collectieve angst) en een semi-scenische versie van zijn nieuwste muziektheaterstuk Das Buch der Unruhe (een kijkje in de ziel van Pessoa) uitgevoerd. Het zijn andere uitingen van dezelfde componist, bij wie het er vooral om gaat of de inhoud overkomt, en iets teweegbrengt bij het publiek. En dat geldt zeker ook voor After Life. Bij Van der Aa spelen daarom geen zorgen over mogelijke vergelijkingen tussen de versies: ‘Dat mag van mij.’ Bij hem over-
heerst het goede gevoel van de eerste voorstellingsreeks: ‘After Life trok een breed publiek, het sprak verschillende mensen aan, en daar was ik heel blij mee. Het grappige is dat ik van veel mensen hoorde dat ze zich achteraf niet meer konden herinneren wanneer de zangers nu in de film, of op het podium optraden. Dat vind ik een groot compliment, die versmelting heeft blijkbaar dus plaatsgevonden.’
Dries Verhoeven: ‘Die vraag riep direct een storm aan wedervragen op: wíl ik wel iets maken bij een opera? Is opera voor mij niet hét toonbeeld van het soort toneel waar ik niet van hou? Is dat niet de kunstvorm die bij uitstek wil imponeren met grote ge baren, mythische proporties? We spraken af en Michel vertelde me van zijn plan om een opera te maken naar de film After Life van Hirokazu Kore-Eda. Mijn terughoudendheid werd direct aan het wankelen gebracht aangezien ik die film toevallig op dat moment in mijn tas had. De film is gesitueerd in een soort bejaardenhuis waar nieuwe bewoners bij aankomst wordt gemeld dat zij zijn overleden. Hen wordt gevraagd een beslissend moment uit hun leven te kiezen. Vervolgens wordt dit moment opnieuw geënsceneerd, zodat de overledene het opnieuw kan beleven en kan meenemen in de oneindigheid. Dit klinkt misschien als de gevreesde mythische proporties, maar de kracht van de film zit juist in het kleine, de menselijke maat van de herinneringen. En dan is er ook nog de charme van de reconstructies: van karton en plakband wordt een wereld geknutseld waarin het moment kan worden herbeleefd.’ ‘Geen Götterdämmerung dus, maar de vraag was: hoe verbeelden we de intimiteit en de ontroering van die verhalen op het toneel? Michel en ik vonden elkaar direct in de wens de grote zeggingskracht in ‘het kleine’ te zoeken. Michel wilde aandacht geven aan het documentaire karakter van de film en koos voor zes interviews over het leven van willekeurige mensen. Die heeft hij versneden in het libretto. Met de vorm geving wilden we op een associatieve manier de gevoelswereld van deze perso nages visua liseren.’
Intimiteit
‘“Wat is een beslissend moment in je leven?” is een vraag die heel veel beelden oproept, bij ieder mens. Een veelheid van herinneringen aan banale kleine situaties of juist ingrijpende gebeurtenissen. In de vormgeving heb ik dit vertaald naar het beeld van een doorvoerhaven van goederen; een plek van beweging, verplaatsing, tijdelijkheid; een lopende band met honderden voorwerpen, zonder esthetiek, volkomen toevallig gekozen. Ik verzamelde zoveel mogelijk spullen die een visueel teken van iemands herinnering kunnen zijn. Boeken, stoelen, potten en pannen, en vooral matrassen intrigeerden me. Mensen hebben erop geslapen, wakker gelegen, gehuild, gedroomd of zijn erop geboren of gestorven.’ ‘Die spullen schuiven langs een glazen wand en zo nu en dan wordt er een uitgelicht. Zoals een tas door de x-ray gaat op het vliegveld. Door een voorwerp te isoleren krijgt het voor even een specifieke waarde. Ogenschijnlijk is er een vol, complex toneelbeeld, maar tegelijkertijd wordt iets kleins en gevoeligs opgeroepen in een enkel voorwerp. In de grote theaterruimte wordt de intimiteit gecreëerd van het samen kijken naar vakantiedia’s of super-8 filmpjes van toen je klein was. Ondanks de veelheid probeer ik toch bescheiden genoeg te zijn om ruimte te geven aan de verbeelding en de ervaring van de toeschouwer zelf.’
Terug naar de essentie
‘In een proces van een jaar hebben we gezamenlijk onderzocht hoe we in de voorstelling schakelen van film naar muziek, naar meubels en mensen op het toneel. Elk element heeft invloed op het andere. Het visuele idee beïnvloedde de muziek en vice versa. Dit is een zeldzaam en zeer bijzonder proces voor opera omdat normaliter de duur van de opera bij voorbaat vastligt. We begonnen bij het publiek in plaats van daar te eindigen. Ik vertrek altijd vanuit de vraag: “wat wil ik dat de toeschouwer ervaart?” Vervolgens ga ik bouwen, proberen, schaven en weglaten; terug naar de essentie, het persoonlijke. Ik wil in het theater zelf zo graag geraakt worden en me betrokken voelen. Ik heb heel veel moeite met voorstellingen die mij buitensluiten, waarbij het er niet toe doet dat ik er zit. Wij zijn met z’n allen samen in het theater, zoals we allemaal samen in de wereld zijn en er het mooiste van moeten maken. Die verbinding wil ik laten voelen, met de nadruk op wat ons bindt en minder op wat ons onderscheidt.’ Bezoek ook: www.momentvanjeleven.nl
22
23 Bart Hermans
OperaFlirt Een familieopera van
G KG
El ato con Botas
in een bewerking van
Albert Guinovart
OperaFlirt is vooral bedoeld voor jonge mensen die voor het eerst een opera bezoeken. Hun eerste opera wordt dus jouw After Life. Weet je nog welke opera jíj als eerste gezien hebt? ‘Nee, dat kan ik me echt niet meer herinneren. Mijn vader was amateurdirigent en mijn moeder amateuralt. Daardoor heb ik van jongs af aan veel vocale muziek gehoord en vast ook opera.’ ‘Wat ik me wel nog goed kan herinneren, is mijn eerste bezoek aan een Mattheuspassion. Dat is dan geen officiële opera, maar het is wel muziek met een hoog dramatisch gehalte.’
regie
Susanne Knapp muzikale leiding
Robbert van Steijn m.m.v.
Mondriaan Kwartet en een blazersensemble
Nederlandse première 20 oktober 2009 Koninklijke Schouwburg Den Haag, 20.15 uur Speelperiode 14 oktober – 30 december
PROGRAMMA MICHA HAMEL
Drie van de indrukwekkendste werken van Michel van der Aa
COMPONISTEN ONTMOETEN DICHTERS muziek en poëzie van o.a. BOB ZIMMERMAN / RAMSEY NASR, LOEK DIKKER / ALLARD SCHRÖDER, WILLEM BREUKER / ARJEN DUINKER, MICHA HAMEL / LUCAS HÜSGEN, RODNEY SHARMAN / GERARD REVE • WIM LAMAN, MARTIJN PADDING, CORNELIS DE BONDT, MICHEL VAN DER AA • RADIO KAMER FILHARMONIE o.l.v. MICHA HAMEL • METROPOLE ORKEST o.l.v. JURJEN HEMPEL • NIEUW ENSEMBLE o.l.v. HANS LEENDERS, LIEDMARATHON • INTERNATIONAL ROSTRUM OF COMPOSERS PRIZE • SOUND&LIGHTSCAPE ANTHONY FIUMARA / JAAP VAN DEN ELZEN • HENRIËTTE BOSMANS PRIJS / TERA DE MAREZ OYENS PRIJS
Michel van der Aa
Triple Aa
Klaus Maria Brandauer in Das Buch der Unruhe
After Life
28 29 sep 2 3 4 okt 2009 20.00/13.30 De Nederlandse Opera, Het Muziektheater, Asko|Schönberg o.l.v. Otto Tausk, o.a. Claron McFadden www.dno.nl
Das Buch der Unruhe
10 okt 2009 14.15 ZaterdagMatinee, Het Concertgebouw, MusikFabrik o.l.v. Martyn Brabbins, Klaus Maria Brandauer acteur, Ana Moura zang en spel (film) www.zaterdagmatinee.nl
10 EN 11 OKT 2009 MUZIEKGEBOUW AAN ’T IJ WWW.NEDERLANDSEMUZIEKDAGEN.NPS.NL RADIO 4, RADIO 6, MUZIEKCENTRUM VAN DE OMROEP, MEDIAFONDS, DE REVISOR, MENS EN MELODIE, GENECO, CONSERVATORIUM VAN AMSTERDAM, KONINKLIJK CONSERVATORIUM DEN HAAG
Spaces of Blank 10 okt 2009 20.15 Nederlandse Muziekdagen, Muziekgebouw aan ’t IJ, Radio Kamer Filharmonie o.l.v. Micha Hamel, Sarah Castle mezzosopraan www.nederlandsemuziekdagen.nps.nl Internationale tournee Londen, Lyon, Hamburg, Saarbrücken, Porto
Heeft dat je aangezet om componist te worden en opera’s te componeren? ‘Misschien meer nog het feit dat mijn ouders ook kinderoperettes uitvoerden. Ik heb zelf tussen mijn achtste en elfde regelmatig op de planken gestaan en meegezongen in die operettes.’ ‘Toen is in elk geval de liefde ontstaan voor het mechanisme van muziektheater. Zo’n hele zaal vol met mensen, die communicatie met het publiek.’
Scène uit L’elisir d’amore (Foto: Marco Borggreve)
www.operatrionfo.nl
The making of After Life (Foto: Arnoud Noordegraaf)
De elaarsde at
Xavier Montsalvatge
Voor iedereen jonger dan dertig organiseert De Nederlandse Opera samen met sponsor CMS Derks Star Busmann sinds het afgelopen seizoen een aantal malen per jaar een ‘OperaFlirt’. In elke Odeon wordt op deze OperaFlirt-pagina aandacht gegeven aan de producties met een OperaFlirt. De aftrap voor dit seizoen is op 2 oktober bij After Life van Michel van der Aa. Een paar vragen aan de componist.
En als je geen componist was geworden. Wat dan? ‘Tsja, dan was ik waarschijnlijk filmmaker geworden. Eigenlijk is het ook nooit een ofof-keuze geweest. Ik ben ook altijd bezig geweest met films. Kijk maar naar After Life. Ik ben nu ook weer bezig om me verder te ontwikkelen als filmmaker.’ Dus ook uit je tweede keuze voor een beroep spreekt een voorkeur voor communicatie. Is dat toeval? ‘Nee, niet echt. Ook als componist blijf ik daarmee bezig. Je moet ook in muziek, in opera, mee met je taal. Ik doe dat door te werken vanuit de beeldcultuur. Dat is mijn taal. Je moet ook wel je eigen weg daarin zoeken, anders wordt het een geforceerd iets.’ Geforceerd? ‘Er wordt nog vaak over opera gepraat in een 19de-eeuwse metafoor. Opera betekent voor ons in het hier en nu heel wat anders dan destijds voor Wagner of Verdi. Je moet meegroeien met de tijd.’ Zoals een student die laatst vroeg of het niet slim was om het vrij in- en uitlopen weer in te voeren. ‘Nee, dat is juist een reactie op diezelfde metafoor. Ik proef er een soort angst in: kan ik wel een hele avond geboeid blijven? Maar je moet dat soort uitdagingen juist aangaan in de opera’s van nu. Die moeten dusdanig zijn dat het publiek er helemaal niet meer uit wíl. Je moet zorgen dat een opera aan-
spreekt. Bij After Life is dat in de eerste plaats het verhaal en het centrale thema: wat is het belangrijkste moment uit je leven? Dat is een vraag die iedereen op zichzelf kan betrekken. Bij de vorige reeks voorstellingen merkte je ook dat mensen daardoor al tijdens de uitvoering emotioneel betrokken raakten. Dat is ook iets waar ik naar op zoek ben, een soort humanisme in de opera.’ En heb je nog een tip voor de OperaFlirtbezoekers? ‘Wees vooral niet bang. Het idee dat je extreem goed voorbereid moet zijn om opera te begrijpen, leeft nog steeds. Als een opera goed is, hoeft dat niet. Laat je gewoon meevoeren, dan komt het begrip vanzelf.’ Ook bij L’elisir d’amore van Donizetti wordt een OperaFlirt gehouden. En wel op 2 november 2009 om 19.00 uur. Kijk op www.operaflirt.nl voor meer informatie over kaartverkoop en komende OperaFlirts.
Hoe ziet een OperaFlirt eruit?
Bij elke OperaFlirt kun je eerst deelnemen aan een rondleiding achter de schermen. Daarna bezoek je de opera en als er een pauze in de voorstelling zit, krijg je een sandwich met een drankje. Na afloop staan er cocktails voor je klaar. Dan heb je uitgebreid de tijd om met de andere OperaFlirters te praten. Meestal bezoeken ook enkele van de zangers en zangeressen deze bijeenkomst. Heb je de smaak van opera te pakken gekregen, dan is Fidelio, vereniging voor jonge Operafans beslist interessant voor je. Zie p. 36. www.operaflirt.nl
24
‘Denk aan mij, maar ach! vergeet mijn lot.’ (Dido) I Dido, de koningin van Carthago, wordt door haar vertrouwelinge Belinda aangemoe digd toe te geven aan haar gevoelens voor de schipbreukeling Aeneas, een prins die gevlucht is uit het verwoeste Troje. Aeneas maakt Dido met succes het hof.
gedood heeft. Daarop barst het onweer los en Aeneas blijft alleen achter. De valse Mercurius komt met het bevel dat hij nog diezelfde nacht naar Latium moet vertrek ken om daar een nieuw rijk te stichten. Aeneas stemt toe maar weet niet hoe hij dit aan Dido moet vertellen.
II Heksen zweren samen om Dido's dood teweeg te brengen. Een onweersbui zal het koninklijke jachtgezelschap uit elkaar sturen, waarna een van de heksen, in de gedaante van Mercurius, Aeneas zal opdra gen weg te varen. Aldus geschiedt. Na de jacht vertelt een volgelinge van Dido het verhaal van Actaeon, de jager die door zijn eigen honden werd verscheurd. Aeneas toont de kop van een everzwijn dat hij
III Aeneas' zeelieden bereiden het vertrek voor, nog voordat Dido op de hoogte is gebracht. De heksen vieren het welslagen van hun plan; Aeneas willen zij op zee laten omkomen door een storm. Dido reageert vol bitterheid op de mededeling van Aeneas. Als hij daarop zegt toch bij haar te willen blijven, jaagt zij hem woedend weg. Haar rest slechts de dood.
Henry Purcell ±1659 -1695 di 29 sept 2009 première
20.30 uur
wo 30 sept wo 30 sept vr 2 okt vr 2 okt za 3 okt zo 4 okt di 6 okt di 6 okt
19.00 21.30 19.00 21.30 20.30 15.00 19.00 21.30
uur uur uur uur uur uur uur uur
Stadsschouwburg Amsterdam Kaartverkoop is reeds begonnen. Er nog kaarten beschikbaar. Bel het Kassa-bespreekbureau van Het Muziektheater: 020-625 5455 de Stadss chouwburg: 020-624 2311 Zie p. 35. Online kopen: www.dno.nl www.stadsschouwburgamsterdam.nl Inleidingen door Aukelien van Hoytema Plaats: Stadsschouwburg (foyer) Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere voorstelling Lengte: ± 30 minuten Toegang: gratis op vertoon van een geldig plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag Met steun van de Vereniging Vrienden van De Nederlandse Opera Uitzenddatum Radio 4, NPS Opera Live: zaterdag 17 oktober 2009, ±19.30 uur.
Dido and Aeneas Opera in three Acts libretto van Nahum Tate muzikale leiding William Christie Jonathan Cohen 6 okt regie Deborah Warner decor en kostuums Chloe Obolensky licht Jean Kalman
Nieuwe productie voor DNO
Dido and Aeneas
25
Dido Malena Ernman Aeneas Luca Pisaroni Belinda Judith van Wanroij Second Woman Lina Markeby Sorceress Hilary Summers First Witch Céline Ricci Second Witch Ana Quintans Spirit Marc Mauillon Sailor Ben Davies Prologue Fiona Shaw orkest en koor Les Arts Florissants Originele productie Wiener Festwochen 2006 In samenwerking met het Théâtre National de l’Opéra Comique, Parijs De opera wordt in het Engels gezongen en Nederlands boventiteld. De voorstelling duurt circa 1 uur. Er is geen pauze.
Scènes uit Dido and Aeneas (Foto’s: Elisabeth Carecchio)
Het operaboek Dido and Aeneas is verkrijgbaar in Het Muziekt heater en in de Stadsschouwburg. Daarin zijn onder meer een uitgebreide synopsis, en het libretto in het Engels en in het Nederlands opgenomen. De prijs is 8,-.
26
Achtergrond Dido and Aeneas
27 Scène uit Dido and Aeneas (Foto: Elisabeth Carecchio)
Marijke Schouten
‘To save us from those grand deceivers, men’
Henry Purcell
Vrijwel iedereen die in een koor zingt, komt vroeg of laat in Purcells Dido and Aeneas terecht. Weinig opera’s hebben zich zo in het amateurrepertoire genesteld als juist dit werk, dat voor een meisjeskostschool gecomponeerd zou zijn. Maar is deze opera wel kinderspel? Iedere geletterde in Europa kende de tragische geschiedenis van Dido, koningin van Carthago, die zich, nadat ze verraderlijk in de steek is gelaten door haar minnaar Aeneas, uit wanhoop van het leven berooft. Dido speelt een rol in de Romeinse mythologie en heeft eeuwenlang de verbeelding van dichters, musici en beeldend kunstenaars geprikkeld. In de oudste versie van haar geschiedenis leren we de koningsdochter en weduwe Dido kennen als een doortastende vrouw. Ze landt als vluchtelinge op de Libische kust waar de inheemse koning Iarbas haar gastvrij ontvangt en haar een stuk land schenkt zo groot als door een runderhuid kon worden omspannen. Deze huid snijdt ze in flinterdunne repen waardoor ze zich een flinke oppervlakte weet toe te eigenen en sticht er Carthago. Wanneer zij Iarbas afwijst en hij haar gefrustreerd de oorlog verklaart, pleegt ze zelfmoord op de brandstapel. In Vergilius’ Aeneis wordt het Dido zelf die gastvrijheid verleent – nu aan de uit Troje gevluchte prins Aeneas, met wie ze een korte, heftige liefdesrelatie krijgt maar die haar uiteindelijk zal verlaten. De Carthaagse koningin dook al vroeg op in de theater- en operageschiedenis. In Engeland had de toneeldichter Chris topher Marlowe rond 1585 een drama op de Dido-episode uit Vergilius’ Aeneis geschreven. Francesco Cavalli was in 1641 met zijn opera La Didone de eerste van drie 17deeeuwse Italiaanse componisten die Dido als tragische operaheldin kozen. Ook in Frank rijk sloeg het Dido-thema aan, getuige de Didon van Desmarets uit 1693. Maar het is de Brit Henry Purcell die Dido tot op de dag van vandaag geliefd en onsterfelijk heeft gemaakt bij het publiek met zijn opera Dido and Aeneas.
Koninklijk enthousiasme
Tot voor kort werd algemeen aangenomen dat Purcell zijn opera op verzoek componeerde voor de meisjeskostschool van dans meester en choreograaf Josias Priest in Chelsea, Londen. In de lente van 1689 hebben de meisjes van Priest het stuk ook daadwerkelijk opgevoerd. Priest had eerder al de aandacht op zijn elite-instituut gevestigd met een soortgelijk muziektheaterproject, Venus and Adonis van Purcells leraar John Blow. Maar dat was oorspronkelijk ergens rond 1682 aan het hof opgevoerd, ‘for the Entertainment of the King’, zoals het in de subtitel heet. En omdat deze twee stukken qua structuur en lengte veel met elkaar gemeen hebben, is vanuit musicologische hoek geopperd dat ook Purcells Dido and Aeneas een pre-versie moet hebben gekend, bestemd voor opvoering aan het hof. Concrete bewijzen zijn er niet maar het is
wel een hypothese die spoort met de histo rische feiten. Koning Charles II had tijdens het puri teinse bewind van Cromwell als balling aan het Franse hof geleefd en er de smaak te pakken gekregen van de Franse muziekcultuur en de nieuwe Italiaanse opera’s. Na zijn terugkeer in 1660 probeerde hij ook in Enge land een operatraditie van de grond te krijgen – uiteindelijk stuurde hij zijn muziekmeester twee jaar naar Frankrijk en Italië om de praktijken ter plekke te bestuderen. Dankzij het koninklijke enthousiasme en mogelijk ook dankzij de oprichting van een ‘Academy or Opera of Musick’ kon Blow zijn Venus and Adonis schrijven en aan het hof opvoeren. Dat feit zou – het blijft speculeren – Purcell hebben gestimuleerd om ook zo’n mini-opera voor het hof te schrijven, Dido and Aeneas, en het stuk in een later stadium te bewerken voor Priests pupillen.
Het boze oog
Purcells Dido is gebaseerd op de meest bekende episode uit Vergilius’ Aeneis (boek IV). De Ierse dichter en toneelschrijver Nahum Tate volgde de plot van zijn eerder geschreven tragedie Brutus of Alba or the Enchanted Lovers (1678), die ook op Vergilius teruggaat. Tate had dit toneelstuk aanvankelijk Dido and Aeneas willen noemen, maar op advies van zijn vrienden had hij die titel – en
dus ook de namen van zijn protagonisten – laten vallen, om het risico te vermijden dat zijn tragedie vergeleken zou worden met het befaamde epos van de Romeinse dichter. Maar zowel in het nieuwe operalibretto als in Tates oorspronkelijke tragedie gaat het over een zwervende held die op weg is om ergens een nieuw rijk te stichten en onderweg op een mooie koningin verliefd wordt. Het boze oog van een tovenares zorgt ervoor dat hun liefde gedoemd is te mislukken en de koningin het tragische slachtoffer wordt van de onafwendbare lotsbestemming van haar minnaar. Tate heeft belangrijke ingrepen verricht in Vergilius’ verhaal. Hij snoeide stevig in de tekst – voor operacriticus Joseph Kerman tot onacceptabele proporties: ‘Dido is drastically simplified, and Aeneas is made into a complete booby’ – en verving Virgilius’ goden als aansturende instantie door tovenaars en heksen, idylleverstorende figuren uit de geestenwereld: ‘Destruction ’s our delight/ delight our greatest sorrow’. Met het inzetten van deze boosaardige bovennatuurlijke wezens sloot Tate aan bij een trend in de 17de-eeuwse toneelliteratuur en opera libretto’s. In Shakespeares Macbeth zijn het de ‘weird sisters’, in de Dido de ‘wayward (onberekenbare) sisters’, die in het Engelse Restoration theatre meestal door mannen werden uitgevoerd. De goden kregen een
plaats in de proloog, die door Purcell waarschijnlijk nooit op muziek is gezet en daarom tegenwoordig meestal achterwege blijft. Anders dan bij Virgilius, zien we Tates Dido nooit als een gelukkige vrouw: aanvankelijk is ze van slag door haar ongeoorloofde passie, daarna is ze gekweld omdat ze haar beloofde trouw aan haar overleden echt genoot niet is nagekomen, tenslotte is ze wanhopig van liefdesverdriet. Nooit geniet ze van haar relatie met Aeneas. Uiteindelijk sterft Dido, niet zoals bij Virgilius door fysiek geweld – daar stapt ze op de door haarzelf opgerichte brandstapel en doorsteekt ze zich met een dolk – maar van binnenuit, aan haar alles verterende negatieve emoties en liefdespijn.
Donkere kanten
Stel dat Purcell en Tate inderdaad een eerdere hofversie hebben geschreven van Dido and Aeneas, dan kun je je afvragen of de opera uitsluitend als puur ‘Entertainment for the King’ is gecomponeerd. Tates libretto is met zijn heksen en tovenaars op zich al een actu alisering van het antieke Dido-verhaal. Zij staan, in tegenstelling tot de externe godenwereld, voor de irrationele, donkere kanten van de menselijke geest. Maar er zijn critici die het stuk ook als politieke allegorie lezen. Zo wordt er gesteld dat Dido en Aeneas symbool staan voor William en Mary – onze stadhouder Willem III van Oranje-Nassau en zijn vrouw Mary II Stuart – die in februari 1689 gezamenlijk tot koning en koningin van Engeland, Schotland en Ierland waren ge kroond. Dan zou de opera een waarschuwing bevatten aan de koning om trouw te blijven aan zijn echtgenote. Een nogal aanmatigend advies en niet bepaald geschikt om het jonge koningspaar mee te verwelkomen. Steekhoudender is de lezing van de Dido als een allegorie waarin Aeneas de katholiekgezinde koning James II verbeeldt die door de ‘paapse’ heksen wordt opgestookt om Dido, de personificatie van Engeland, te
verlaten. In dat geval moet het stuk geschreven zijn voordat James in 1688 de wijk nam naar Frankrijk. De meest positieve invalshoek biedt de proloog in het kostschoollibretto, waarin Phoebus, Venus en de Lente worden be zongen. Phoebus stijgt op in zijn wagen en steekt de zee over, waar Venus juist is neergedaald. De stralende Phoebus verwijst hier naar stadhouder Willem III die in november 1688, op uitnodiging van het Britse parlement, het Kanaal was overgestoken om, op uitnodiging van het Britse parlement, in Engeland orde op zaken te stellen en zijn schoonvader James II van de troon te verdrijven. Dat kostschooldirecteur Josias Priest met deze feestelijke lofrede op de deugden van het nieuwe koningspaar en de op handen zijnde politieke lente, de Dido and Aeneas in een optimistisch actueel kader plaatste, zal de aanwezige ouders van de adellijke dochters zeker opgevallen zijn. Evenals de moralistische boodschap in Tates drama dat de liefde een gevaar is voor jonge meisjes die zich maar beter verre konden houden van bedriegers als Aeneas en zijn zeelui met hun praatjes: ‘And silence their mourning/with vows of returning/But never intending to visit them more’). In de epiloog mocht een van de meisjes die moraal nog eens samenvatten: ‘All that we know the angels do above, I’ve read, is that they sing and that they love, The vocal part we have tonight perform’d And if by Love our hearts not yet are warm’d Great Providens has still more bounteous been To save us from those grand deceivers, men’.
Doorgecomponeerd
Hoewel Purcell zijn Dido nooit in het openbaar heeft opgevoerd, versterkte het werk zijn faam als theatercomponist zodanig dat hij opdrachten bij de vleet kreeg voor ‘dramatic operas’. Niemand vroeg hem echter
om een nieuwe doorgecomponeerde opera à la Dido and Aeneas. In 1692 liet de populaire librettoschrijver Peter Motteux in het eerste nummer van The Gentleman’s Journal doorschemeren waar dat door kwam: ‘De ervaring heeft ons geleerd dat onze Engelse aard geen behagen schept in that perpetual sing ing’. Onze Engelse heren willen, nadat hun oren zijn verzadigd, hun verstand aanspreken en daarom muziek en dans afwisselen met een uitgekiend mengsel van komedie en tragedie.’ Componist Matthew Locke had het twee decennia eerder al voorvoeld. Wat hem betreft, was Italië het land waar men de kunst verstond om doorgecomponeerde opera’s te schrijven en te appreciëren, en Engeland niet. Hij had in zijn dramatische opera Psyche de muziek wijselijk afgewisseld met gesproken verzen, ‘wat nu eenmaal beter past bij onze landsaard’. Dido and Aeneas zou in het toneelland Engeland een uitzondering blijven en als doorgecomponeerde opera ternauwernood overleven. Toen het stuk in 1700 het professionele podium bereikte, werd het in delen opgeknipt en door elkaar gehusseld om als ‘entertainments’ te fungeren tussen de bedrijven van Shakespeares Measure for Measure. In 1770 werd die splitsing weer ongedaan gemaakt voor een concertante uitvoering voor ‘oudemuziekliefhebbers’. Purcells sublieme muziek gold een eeuw na de première als hopeloos ouderwets en kwam pas weer nog een eeuw later langzaamaan op het repertoire, zij het zwaar aangepast of zelfs verminkt. In 1951 nog ‘verbeterde’ Benjamin Britten de opera door een koorstuk en een dans toe te voegen uit Purcells toneelmuziek, en dat had, volgens een criticus, ‘the scene greatly improved, as we can all agree’. Vervolgens heeft de oudemuziekpraktijk zich over de partituur ontfermd, het stuk van zijn historische aanslibsels ontdaan en Dido and Aeneas tot de publiekslieveling gemaakt die de opera vandaag de dag is.
Interview Dido and Aeneas
28
Joke Dame
Joke Dame
‘Ik werk met wat ik in handen krijg’
Opvallend shakespeareaans
William Christie geldt als een van de belangrijkste grondleggers van de 20ste-eeuwse oudemuziekbeweging. Hij studeerde klavecimbel en muziekwetenschap aan de universiteiten van Harvard en Yale in de Verenigde Staten en woont al bijna veertig jaar in Frankrijk, waar hij vergeten Franse barokmuziek, in het bijzonder de Franse barokopera, in het centrum van de belangstelling heeft gekregen. Bij De Nederlandse Opera is hij voor het eerst te gast, samen met zijn eigen barokensemble Les Arts Florissants. ‘God weet dat Purcell in mijn persoonlijke pantheon zij aan zij staat met Monteverdi en Beethoven!’ Ruim twintig jaar geleden tekende het Festival Oude Muziek Utrecht deze woorden op uit de mond van dirigent William Christie die toen een concertante Dido and Aeneas in ’s werelds grootste oudemuziekfeest dirigeerde. Tot op de dag van vandaag is de van oorsprong Amerikaanse oudemuziekspecialist een vurig pleitbezorger van de Britse componist en zijn unieke opera. Hij kent het stuk inmiddels langer dan een halve eeuw, heeft het meermalen op plaat en cd uitgebracht, en concertuitvoeringen en podiumproducties onder zijn leiding zijn niet meer te tellen. Wat is er volgens de dirigent zo speciaal aan de Dido? William Christie: ‘Ik hou natuurlijk van de muziek van deze opera, die is uitzonderlijk met de schitterende koren. Maar het is ook een prachtig drama. Dido fascineert mij vanwege de structuur en de compactheid. Het stuk is zo geconcentreerd – het laat je ademloos achter. Ik vind het tamelijk verfrissend dat een liefdesgeschiedenis in een opera zich zo opwindend in zo weinig tijd kan ontwikkelen: van het begin tot het einde duurt die hele liefdesaffaire niet langer dan 55 minuten en in die korte tijd speelt zich de ontmoeting, de vrijage en de daaropvolgende breuk af. Daarbij kan de dramatische en muzikale verbeelding van een aan de liefde lijdende vrouw volgens mij niet beter worden neergezet dan zoals Purcell heeft gedaan.’
gen. Toen Christie zich een kleine veertig jaar geleden in Frankrijk vestigde, ontstond, naast de behoefte aan een ensemble op historische instrumenten, waarvoor hij in 1979 Les Arts Florissants oprichtte, ook de behoefte aan goede vocale baroksolisten. Om die reden startte hij in 2002 zijn Jardin des Voix, een academie waar jonge zangers na een strenge selectie een barokprogramma kunnen instuderen onder leiding van specialisten. Is zo’n speciale baroktraining Tuin Dat de productie van de Dido voor de Wiener vandaag de dag nog nodig? ‘Reken maar,’ vindt Christie, ‘we don’t sing Monteverdi like Festwochen 2006 in Wenen (afgelopen mei) we sing Verdi, do we? Tenminste… zo zou het in Amsterdam hernomen wordt met dezelfniet moeten zijn.’ de uitvoerders, vindt Christie uitzonderlijk. ‘Het is heel prettig om met dezelfde mensen te werken, zeker als je ze goed vindt. We heb Strijkkwartet ben wel wat veranderingen aangebracht – Hij kent Purcells Dido and Aeneas meer muzikaal en scenisch. Je krijgt nieuwe idee- dan een halve eeuw. Is de opera in de loop ën, anderen hebben nieuwe ideeën. Het is van de tijd voor hem veranderd? Christie: niet zo dat je een stuk na jaren van de plank ‘Natuurlijk.’ Hoe? ‘In muzikaal opzicht is het pakt en eenvoudigweg een beetje afstoft.’ veranderd omdat ik andere muzikale ideeën Christie werkte nog niet eerder met regis- kreeg. We weten ook beter dat het libretto seur Deborah Warner maar hij kende haar historische gebeurtenissen weerspiegelt. Gebeurtenissen als rond de uit Nederland producties en hield er meteen van. Over hun afkomstige koning van Engeland Willem van samenwerking: ‘We hebben veel van elkaar Oranje en zijn vrouw Maria Stuart II, of misgeleerd. Deborah Warner heeft er nauw schien het conflict tussen de rooms-kathogezet op toegezien dat de zangers goede lieken en de protestanten, dat zit er allemaal acteurs waren, dat ze er overtuigend uit wel in. De meeste muziek weerspiegelt iets zagen en zich overtuigend gedroegen. Dus uit zijn eigen tijd, zeker als het een histoheeft ze net zo sterk haar stempel gedrukt risch onderwerp heeft, zoals het geval is in op wie onze Dido en onze Belinda werden Dido and Aeneas. Bovendien werk ik altijd als ik.’ met wat ik in handen krijg.’ De Belinda in deze productie – de Neder Hoe bedoelt hij dat? ‘Heel eenvoudig, we landse Judith van Wanroij – komt uit zijn kunnen het uitvoeren met een groot koor en eigen stal, of zijn ‘tuin’, zou je moeten zeg-
een groot orkest op een groot podium, maar we doen het ook in kleine bezetting. Ik heb het zelfs wel eens gedaan met strijkkwartet, waarbij alle solisten ook de koorpartijen zongen. Dat is ook historisch als het gaat om uitvoeringspraktijk.’ Die historische uitvoeringspraktijk, recensenten hebben het er nog steeds moeilijk mee. In een Weense krant werd bij de her neming dit voorjaar gesproken over ‘een authentieke, maar goedklinkende en volle klank.’ Moet hij zich na al die jaren nog steeds voor historische instrumenten verantwoorden? ‘Dat komt voor,’ zegt Christie, ‘maar ik verdedig me niet. Je kunt met wat je doet nou eenmaal niet iedereen overtuigen. Zolang je zelf maar overtuigd bent dat het goed is wat je doet en zinvol. Bovendien, wie leest er nou recensies! Ik in ieder geval niet.’
Er was een tijd dat regisseur Deborah Warner moest worden overgehaald. Dat ze niets zag in het medium opera en daar geen ambities had liggen. Maar nadat Opera North haar met Wozzeck had verleid – de enige opera die ze e-v-en-tu-eel wilde doen – was de veelgelauwerde maar ook controversiële Britse theatermaker niet meer te houden. Ze maakte talloze nieuwe operaproducties, waaronder Don Giovanni, Fidelio, The Turn of the Screw en The Rape of Lucretia. Voor de Wiener Festwochen 2006 ensceneerde ze Purcells Dido and Aeneas, een succesvolle productie die ze voor Parijs (eind 2008) en Amsterdam herzag. Laten we aannemen dat regisseur Deborah Warner het meent wanneer ze zegt dat ze houdt van de ‘operadwangbuis’ – de strikte organisatie en de dwingende structuur van de partituur – die ze juist als bevrijdend ervaart, omdat ze ‘niet alles zelf hoeft te bedenken’. Laten we haar op haar woord geloven. Dan blíjft de vraag wat een theaterregisseur moet met een opera waarvan de critici meer dan eens hebben vastgesteld dat het libretto een tamelijk beroerde inkorting is van Virgilius’ Aeneis. Deborah Warner (1959) valt even stil aan de telefoon en begint dan te lachen. ‘Ik ben zó overtuigd van deze opera dat je vraag me bijna vreemd voorkomt,’ zegt ze. ‘Ja ik weet dat sommige musicologen de tekst afkammen, maar ik ben nooit zo onder indruk van hun opvattingen over operalibretti. Opera’s bewijzen zich op het podium. Dat wil niet zeggen dat elke uitvoering van Dido and Aeneas die ik gezien heb ook even sterk was. Sommige waren hopeloos naïef, waardoor inderdaad de indruk kan ontstaan van een fundamenteel zwakke opera.’ Opvallend shakespeariaans, noemt Warner Purcells eerste en enige opera, shakespeariaans vanwege zijn radicaliteit. ‘De manier waarop zowel Shakespeare als Purcell en zijn librettist, tegengestelde gevoelens in het publiek op elkaar laten ketsen – op de grootste komedie volgt direct de diepste tragedie – is de kern van hun werk. Bij Purcell zie je die juxtapositie het duidelijkst tegen het eind als de heksen het toneel verlaten en Dido opkomt. Dat is ongemeen good theatermaking.’
Neuroses
Warner heeft de proloog die meestal ach terwege blijft, in ere hersteld in haar Dido. Maar niet de oorspronkelijke proloog, eerder het idee van een proloog. Ze vroeg dirigent William Christie uitleg over het voorspel, omdat die geen enkele relatie heeft met de opera zelf. Christie zei: zo is dat met prologen uit die tijd, het zijn opwarmertjes. Mocht het dan ook iets eigentijds worden, voor actrice Fiona Shaw met wie Warner al jarenlang samenwerkt? ‘Natuurlijk,’ zei Christie, en ze dachten meteen aan de schrijfster Sylvia Plath. ‘Het thema van haar zelfmoord loopt gelijk op met het thema van de gebroken harten uit de opera.’ Uiteindelijk werden het drie teksten: Echo and Narcissus van Ted Hughes, de partner van Plath, een passage uit T. S. Eliots The Waste Land, en William Butler Yeats’ He Wishes for the Cloths of Heaven. ‘We hebben dus iets over Arcadië, iets over 20ste-eeuwse neuroses en ongelukkig zijn, en pure romantiek – daarmee dekken we de belangrijkste thema’s van
Deborah Warner (Foto: Neil Libbert)
William Christie (Foto: Pascal Géry)
29
Interview Dido and Aeneas
de opera. Tussen die teksten weeft Christie heel korte orkestrale fragmentjes uit de opera die er thematisch bij passen.’ De Britse regisseur voegde nog iets toe: 25 schoolmeisjes, die onschuld en naïviteit meebrengen, maar ook met een geweldige energie over het podium stuiven. ‘Zij zijn het meest bepalende van deze productie en laten ons naar het stuk kijken door hun ogen.’ A flock of 25 little Dido’s, prefiguring the tragedy to come… was ergens te lezen. Zijn dat haar woorden? ‘Zou kunnen,’ zegt Warner, ‘maar het klinkt ook als een recensent die opschreef wat hij zag. Ik denk inderdaad dat ze Dido’s dood uitspelen.’ Of hun eigen toekomstige tragedie? ‘O ja, zo zal het zeker gaan. Dat is het treurige van kleine meisjes, als je er op die manier naar kijkt.’ Met cynische overdrijving: ‘Ze zullen op groeien en vréselijke liefdeslevens hebben… als ze het gebruikelijke pad bewandelen.’
Glinsterende nevel
Aanvankelijk kreeg Warner het behoorlijk benauwd toen ze zich realiseerde dat ze ja had gezegd tegen deze opera – er waren geduchte problemen te overwinnen. De grootste uitdaging was hoe ze moest om gaan met de verschillende werelden in de snel wisselende scènes van de opera die nog geen uur duurt. De koorzangers zijn het ene moment hovelingen aan Dido’s hof, het volgende zeemannen in de haven, en dan weer heksen bij de grot. Bovendien zijn ze soms personages in het drama, en het volgende moment toeschouwers of commen tatoren die buiten het verhaal staan, net als de musici. Maar je kunt het koor niet in vijftien seconden omtoveren in andere kostuums. ‘We hebben daarom gekozen voor drie onveranderlijke kledingstijlen. De kleine meisjes dragen schooluniformen – een
verwijzing naar de kostschool waar dit stuk in Purcells tijd is uitgevoerd. Het koor heeft hedendaagse concertkleding en de solisten zijn gekleed in kostuums uit de tijd van de componist. Deze wonderlijke verzameling stuurt de blik van het publiek. Maar het is geen gesloten systeem, geen dramaturgische houdgreep: vaak komen de drie per sonenlagen tegelijk op het podium en dat laat ruimte aan het publiek om zijn eigen gedachten te ontwikkelen.’ Voor Warner moest de voorstelling licht en luchtig worden, betoverend – misschien gewoon heel erg mooi. Dat is wat Purcell wilde uitdragen. ‘Arcadië bood een vluchtige blik op het paradijs. Vluchtig als glinsterende nevel op een zonnige ochtend die in een oogwenk verdwenen kan zijn. Ik geloof dat Purcell ons vraagt de enscenering, net als zijn muziek, van droomweefsels te maken en volgens mij hebben we dat bereikt. Soms ontstaat er iets magisch tijdens de uitvoering, een ogenblik van perfectie – een seconde; je reikt ernaar en dan verdwijnt het weer. Dit heeft alles met liefde te maken, en naar diepe liefde, daarvan ben ik overtuigd, was Purcell met dit stuk op zoek.’
30
‘Een heimelijke traan welde op in haar ogen…’ (Nemorino) I De arme boerenjongen Nemorino is verliefd op de mooie, rijke grondeigenares Adina, die doet alsof ze niets van hem wil weten. Adina leest voor uit de legende van Tristan en Isolde, en spot met het verhaal van de liefdesdrank. Behalve Nemorino heeft ook sergeant Belcore een oogje op Adina. Zij raadt Nemorino aan niet zoveel tijd aan haar te besteden, maar liever zijn dood zieke suikeroom te bezoeken. De rondtrekkende kwakzalver Dulcamara verschijnt in het dorp. Nemorino denkt nog steeds aan de liefdesdrank: natuurlijk kan Dulcamara hem aan zo’n wondermiddel hel pen, dat hem onweerstaanbaar zal maken! In werkelijkheid verkoopt hij hem een fles wijn. Overtuigd van de werking daarvan neemt Nemorino een onverschillige houding tegenover Adina aan. Zij is zo beledigd dat ze Belcore haar jawoord geeft.
II Alles is gereed voor de bruiloft, maar Adina vraagt uitstel: zij wil toch Nemorino. Deze heeft bij Dulcamara nog een fles ‘liefdeselixer’ gekocht, die hij heeft moeten financieren door zich als soldaat in te schrijven. Alle meisjes van het dorp flirten plotse ling met hem: hij schrijft dit toe aan de wonderdrank, maar de reden is het feit dat zijn rijke oom gestorven is en hem alles heeft nagelaten. Nemorino en Adina weten dit echter nog niet. Als Adina hoort welk offer Nemorino voor haar heeft gebracht, is ze ontroerd en koopt hem vrij. Ze vallen elkaar in de armen. Belcore besluit dat er nog genoeg andere meisjes zijn om het hof te maken. Nu pas horen Nemorino en Adina dat de jonge boer een rijk man is geworden. Dulcamara roemt de werkzaamheid van zijn toverdrank.
Gaetano Donizetti 1797 -1848 do 29 okt 2009 première
20.00 uur
za 31 okt ma 2 nov wo 4 nov vr 6 nov
20.00 20.00 20.00 20.00
uur uur uur uur
ma 28 juni 2010 wo 30 juni vr 2 juli zo 4 juli wo 7 juli vr 9 juli zo 11 juli
20.00 20.00 20.00 13.30 20.00 20.00 13.30
uur uur uur uur uur uur uur
Het Muziektheater Amsterdam Kaartverkoop is reeds begonnen. Bij het ter perse gaan van deze Odeon zijn er nog kaarten verkrijgbaar. Bel het Kassa-bespreekbureau van Het Muziektheater: 020-625 5455 Online reserveren: www.dno.nl Inleidingen door Paul Korenhof Plaats: Het Muziektheater (foyer 2de balkon) Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere voorstelling, dus 19.15 uur Lengte: ± 30 minuten Toegang: gratis op vertoon van een geldig plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag Met steun van de Vereniging Vrienden van De Nederlandse Opera Uitzenddatum Radio 4, NPS Opera Live: n.t.b.woensdag 1 juli 2009, 19.00 uur.
Scènes uit L’elisir d’amore (Foto’s: Marco Borggreve)
Dinerbuffetten Bij elke avondvoorstelling van DNO kunt u ge nieten van een dinerbuffet in de foyer van Het Muziektheater. Zo kunt u rustig eten en bent u op tijd voor de opera. Reserveren kan via het Kassabespreekbureau van Het Muziektheater, telefoon 020-625 5455 of via www.het-muziektheater.nl/ kaarten. Wij adviseren u tijdig te reserveren, want er is een beperkt aantal plaatsen beschikbaar.
L’elisir d’amore Melodramma in due atti libretto van Felice Romani muzikale leiding Riccardo Frizza regie Guy Joosten decor Johannes Leiacker kostuums Jorge Jara licht Davy Cunningham choreografie Andrew George Adina Valentina Farcas Nemorino Dimitry Korchak Belcore Tommi Hakala Il dottor Dulcamara Lucio Gallo Giannetta Renate Arends Nederlands Kamerorkest Koor van De Nederlandse Opera instudering Martin Wright De opera wordt in het Italiaans gezongen en Nederlands boventiteld. De voorstelling duurt circa 2 uur en 30 minuten. Er is 1 pauze. Het operaboek L’elisir d’amore is verkrijgbaar in Het Muziekt heater. Daarin zijn onder meer een uitgebreide synopsis, en het libretto in het Italiaans en in het Nederlands opgenomen. De prijs is 8,-.
Reprise
L’elisir d’amore
31
Achtergrond L’elisir d’amore
32
33 Scène uit L’elisir d’amore (Foto: Marco Borggreve)
Frits Vliegenthart
Ode aan de onschuld
Gaetano Donizetti (Portret: Girolamo Induno)
Donizetti schreef in totaal zo’n zeventig opera’s. Zijn creativiteit was zo groot dat hij nooit zijn toevlucht hoefde te nemen tot het recyclen van bestaand materiaal, hoewel hij van sommige muziekdrama’s een tweede versie maakte. L’elisir d’amore werd zijn eerste grote succes op het gebied van de komische opera. Op de vraag van de directie van het Mila nese Teatro della Canobbiana of hij nog iets bruikbaars op de plank had liggen, moet een verontwaardigde Gaetano Donizetti volgens tijdgenoten hebben geantwoord: ‘Houdt u mij voor de gek? Het is niet mijn gewoonte een opera van mijzelf, laat staan van een andere componist op te lappen. Ik zal u wel eens laten zien dat ik genoeg energie heb om in veertien dagen een splinternieuwe opera te schrijven! Ik geef u mijn woord. Stuur nu [de librettist] Felice Romani naar me toe.’ En tegen deze dichter sprak de componist glimlachend: ‘Ik moet in veertien dagen een gedicht op muziek zetten. Ik geef u een week de tijd het voor me af te maken. We zullen zien wie van ons beiden de meeste lef heeft!’ Ironisch ging Donizetti verder: ‘Beste vriend, het voorspelt wel veel goeds dat wij een Duitse prima donna hebben [Clara Sabina Heinefetter], een stotterende tenor [Giovanni Battista Genero], een buffo met de stem van een geit [Giuseppe Frezzo lini] en een Franse bas die niet veel voorstelt [Henry-Bernard Dabadie]. Niettemin moeten we ze respecteren. Moedig voorwaarts, beste Romani!’
op een hele reeks componisten tot en met Bruckner, met name wat betreft de orkes tratie. Hij was een tamelijk progressief en sociaal voelend man, en fel gekant tegen het gebruik van castraten: Donizetti en zijn elf jaargenoten mochten zich ook in dit op zicht gelukkig prijzen! Niet alleen had Donizetti zijn muzikale basisopleiding aan Mayr te danken, maar ook bemiddelde deze voor zijn verdere scholing in Bologna en hielp hij hem menigmaal aan een opdracht, zoals die voor Zoraide di Grenata (Teatro Argentina in Rome, 1822). Na dit eerste, heel behoorlijke succes volgde al spoedig een contract met het Teatro San Carlo in Napels, voor welke stad Donizetti zo’n zestien jaar (hoewel niet exclusief) zou blijven werken. Tevens was hij actief in Rome en Palermo, om in 1830 door het Teatro Carcano in Milaan te worden uitgenodigd voor het componeren van een nieuwe opera voor het carnavalsseizoen. Dat werd Anna Bolena, zoals gezegd een voltreffer.
Symboliek
Volgens het Ricordi piano-uittreksel is L’elisir d’amore een melodramma giocoso, niet te verwarren met het melodrama, een Normaliter werd een nieuwe opera vóór muziektheatraal genre ontstaan tegen 1770, Haast de repetitieperiode aan de censuur voor waarin instrumentale passages en stukken Aanleiding was de noodsituatie waarin het gelegd, maar in het geval van L’elisir waren Teatro della Canobbiana zich bevond, toen gesproken tekst worden gecombineerd. Met een helaas niet nader genoemde componist de censors pas aanwezig bij de generale melodramma – in dit geval giocoso, grappig repetitie, welk late tijdstip vermoedelijk ver- – wordt in het algemeen een opera aangezijn verplichtingen niet was nagekomen. band hield met de haast waarmee het werk duid, waarbij men meer naar de tekst verEr was nog maar twee weken tijd voordat de wijst dan naar de muziek (Grove). Hoewel repetities zouden moeten beginnen. Nu kon was geschreven. De censuur gaf – zoals wij tegenwoordig zouden zeggen – het groene een melodramma semiserio (half-ernstig) Donizetti een nieuwe kans maar al te goed gebruiken. Hij was pas in 1830 als operalicht, en de eerste voorstelling op 12 mei 1832 als Donizetti’s Linda di Chamounix (1842) het sentiment nog meer op de voorgrond seriacomponist echt doorgebroken dankzij werd een doorslaand succes, gevolgd door plaatst, bevat L’elisir d’amore wel degelijk het grote succes van Anna Bolena in het voorstellingen in Milaan, elders in Italië, in Teatro Carcano te Milaan. Het daarop volBerlijn, Wenen, Londen en Parijs. Onder het emotionele momenten, die juist door hun komische omgeving des te sterker werken. gende jaar werd Italië geteisterd door een publiek van een van de 32 voorstellingen in Het frisse L’elisir is een mooi voorbeeld cholera-epidemie en door politieke onlusten, Milaan was Hector Berlioz, die zich beklaagvan de verandering in stijl die Donizetti om de over het gedrag van de toeschouwers: die te maken hadden met het opkomende streeks 1828 ondergaat, nadat hij Bellini’s ‘De mensen praten, gokken en souperen, streven naar een onafhankelijke Italiaanse Il pirata heeft gehoord. De fioriture (uit en slagen erin het orkest te overstemmen.’ eenheidsstaat. Er kwam een strenge cenbundige loopjes) à la Rossini worden sterk Vermeldenswaard is het pasticcio dat in suur, en in Rome sloot paus Gregorius XVI in februari 1831 zelfs alle theaters als moge- 1836 in St. Petersburg in het Duits werd op verminderd en staan nu ten dienste van de tekstillustratie en het uitdrukken van gepasgevoerd: een mengelmoes van Aubers en lijke haarden van patriottistische rebellie. sioneerde gevoelens. Vanaf 1830 verdwijnen Donizetti’s succesvolle opera’s over een Donizetti en zijn vrouw Virginia, die zich de fioriture geleidelijk uit Donizetti’s manliefdesdrank. toen in Rome bevonden, vertrokken naar nenpartijen, met behoud van hun plaats in Napels, waar hij een viertal opera’s compode cadensen. Belliniaanse lyriek en periodeneerde. Begin 1832 vestigden de Donizetti’s Johann Simon Mayr bouw vonden hun weg naar de opera’s van zich weer in Milaan. In maart 1832 ging daar Donizetti was afkomstig uit een arme Donizetti. Een vergelijking van L’elisir in het Teatro alla Scala Ugo, conte di Parigi in familie in Bergamo. Daar was de Duitse met Rossini’s Il barbiere di Siviglia maakt première, die met zo weinig enthousiasme componist Johann Simon Mayr als maestro duidelijk hoe in het eerste werk de oprechte werd ontvangen dat er nog slechts vier di cappella verbonden aan de kerk Santa gevoelens van de personages de gelukkige uitvoeringen volgden. Niettemin dacht de Maria Maggiore, die een gratis opleiding wending veroorzaken, terwijl de Barbiere impresario van het Teatro della Canobbiana financierde voor arme kinderen: Le lezioni caritevoli. Op 6 november 1806 werd een meteen aan Donizetti, toen hij op stel en gaat over situaties, waarbij de emoties als groep jongetjes letterlijk van de straat sprong een komische opera nodig had voor vanzelfsprekend worden ondersteld: een geplukt omdat er twaalf opleidingsplaathet naderende lenteseizoen. In een record‘sitcom’ avant la lettre. sen vrij waren. Een van hen was Gaetano tijd leverde Romani het libretto, gebaseerd Elk personage in L’elisir wordt treffend Donizetti. Mayrs muzieklessen namen een op Eugène Scribes Le philtre, dat in 1831 get ypeerd: Dulcamara als drukke praatdoor Daniel-François-Esprit Auber in Parijs bel angrijke plaats in op het lesrooster. jesmaker, Belcore als martiale macho, Als compositieleraar zou Mayr – wiens Giannetta als zich lief voordoend krengeop muziek was gezet. Scribe op zijn beurt eigen werk zelden of nooit meer wordt uit tje, Adina als kokette jongedame die haar had het gegeven weer ontleend aan Silvio gevoerd – een belangrijke invloed hebben gevoeligheid probeert te verbergen en de Malaperta’s Il filtro.
hoofdpersoon Nemorino als eenvoudig boertje met nobele gevoelens. Vanaf L’elisir d’amore valt bij Donizetti steeds vaker op hoe de tenor als antiheld de bedrogen onschuld vertegenwoordigt. In dankbare partijen kan hij het publiek ontroeren met zijn vaak tussen majeur en mineur pende lende zanglijnen. John Allitt wijst op de verborgen symboliek in de namen van de personages: Adina zou komen van het Griekse hadinos, een plant waarvan de bloemen in dichte trossen groeien (waardoor het hart verborgen blijft); Nemorino bevat het Latijnse nemo (niemand): alleen de geringen van geest erven het hemelse koninkrijk; Belcore heeft een ‘goed hart’, wat blijkt als hij uiteindelijk van Adina afziet en Nemorino door haar laat vrijkopen; Dulcamara is de naam van een plant uit het giftige geslacht van de nachtschade, waarvan de bladeren eerst zoet, dan bitter smaken. Mogelijk is het algemeen gebruik van de naam in het Italiaans voor ‘kwakzalver’ afgeleid van de figuur in L’elisir d’amore. Giannetta tenslotte zou verwijzen naar de huid van een wilde kat: inderdaad is dit personage een gevaarlijk, berekenend meisje. Ook symbolisch is het tijdsverloop: de opera begint midden op de (hete) dag, doorloopt vervolgens de avond en de nacht, om dan bij het ochtendgloren van de volgende dag te eindigen met het geluk van de twee geliefden die elkaar hebben gevonden en met het vertrek van Dulcamara.
Enkele hoogtepunten
Na de ouverture, het openingskoor van de landarbeiders – door de hele opera is het koor prominent aanwezig – en Nemorino’s cavatina Quanto è bella is Adina’s voorleesscène Bella crudele Isotta een van de eerste muzikale hoogtepunten. In een langzaam walsritme klinken in de begeleiding en in de zangstem twee gelijkwaardige melodieën. Udite, o rustici is Dulcamara’s ‘binnenkomer’, een klassieker onder de buffo-aria’s. Nemo rino’s zuivere eenvoud komt mooi tot uiting in zijn Adina credimi in de finale van het eerste bedrijf. Een pendant hiervan is het terecht beroemde Una furtiva lagrima in de achtste scène: Nemorino beseft dat Adina van hem houdt nu ze weet dat hij bereid is voor zijn liefde te sterven, een lot dat hem als soldaat wellicht staat te wachten. Emotie, melodie en frasering doen denken aan Bellini en zelfs aan Chopin, die een groot bewonderaar van deze componist was. Adina’s aria Prendi, per me sei libero wijst daarentegen terug naar Rossini, met zijn versieringen en fioriture, leidend naar een climax op Il mio rigor dimentica, na Adina’s bekentenis dat ze Nemorino liefheeft. De finale is het vrolijke afscheid van Dulca mara: allen – behalve Belcore – wensen hem een goede reis.
Enkele bronnen: John Allitt, Donizetti and the Tradition of Romantic Love The Donizetti Society 1975 William Ashbrook, Donizetti and his Operas Cambridge University Press 1982 The New Grove Dictionary of Opera Londen/New York 1992 Herbert Weinstock, Donizetti and the World of Opera in Italy, Paris & Vienna in the First Half of the Nineteenth Century Metheun & Co Ltd 1964
34
Interview L’elisir d’amore
35
Hein van Eekert
Een opera tegen al het leed!
Lucio Gallo
Dulcamara’s elixer is overal goed voor en de opera zelf is een probaat middel tegen de stress van het dagelijks leven, laat de dokter ons bij monde van bariton Lucio Gallo weten. Gallo is in Nederland om zichzelf en ons te vermaken met Donizetti voordat hij het Wilde Westen in de tang neemt in Puccini’s La fanciulla del West. Una piccola pausa, een kleine onderbreking. Zo noemt de Italiaanse bariton Lucio Gallo zijn optreden als dokter Dulcamara in Doni zetti’s L’elisir d’amore bij De Nederl andse Opera. Een moment van even iets anders in een dieet van dramatische baritonpartijen als Rigoletto, Scarpia in Tosca, de titelrol in Wagners Der fliegende Holländer, rollen in moderne opera’s en natuurlijk sheriff Jack Rance in Puccini’s La fanciulla del West, waarin hij later dit seizoen in Amsterdam te zien zal zijn. Lucio Gallo begon zijn carrière met Mozart en heel veel belcantoroll en: hij zong diverse malen Belcore in L’elisir d’amore en dokter Malatesta in Don Pasquale (een opera die hij met een driewerf bella karakteriseert). Hij groeide door richting Verdi, Puccini en Wagner, maar had wel zin in ‘een momentje van iets anders, een sprongetje terug’. Terug naar de komische rollen van het begin van zijn loopbaan, niet als belangrijke carrièreswitch, maar gewoon voor even. Belcore kende hij nu wel, maar Dulcamara trok hem aan en daarom is hij blij dat zich in Amsterdam de mogelijkheid voordoet om die rol te vertolken. Het wordt een speciaal optreden voor Nederland, want Gallo zal Dulcamara niet overal gaan zingen. Puccini en Leoncavallo dringen zich immers reeds op in zijn agenda: ‘Het is een plezierige gelegenheid om vermaak te bieden en om mezelf te vermaken. Niet als gemakkelijke rol voor tussendoor, want gemakkelijke rollen, zo heb ik na vijfentwintig jaar zingen wel begrepen, bestaan niet.’
Algemene informatie Verkoop kaarten
Precies drie maanden vóór de première van een productie gaan alle voors tellingen daarvan in de verkoop. U kunt kaarten kopen: – online via www.dno.nl; – bij het Kassa-bespreekbureau van Het Muziektheater: Amstel 3, Amsterdam, 020-625 5455. Het Kassa-bespreekbureau is geopend van maandag t/m zaterdag vanaf 10.00 uur tot aanvang voorstelling; op dagen zonder voorstelling of met alleen een matinee 10.00-18.00 uur; op zon- en feestdagen vanaf 11.30 uur tot 14.30 uur, indien avondvoorstelling tot aanvang voorstelling.
Prijzen losse kaarten
Uitverkocht?
Het Kassa-bespreekbureau van Het Muziek theater hanteert bij uitverkochte voorstel lingen een volgnummersysteem. Vanaf een maandag tot en vrijdag t/m zondag| uur vóór aanvang van een voorstelling kunt met donderdag feestdagen|première u per persoon één volgnummer afhalen bij standaard CJP/65+/ standaard CJP/65+/ het Kassa-bespreekbureau. Vanaf een halfuur Stadspas Stadspas vóór aanvang worden gereserveerde maar 1ste rang 95 85 110 95 niet afgehaalde kaarten te koop aangeboden 2de rang 75 65 85 75 aan houders van een volgnummer. Per volg3de rang 55 50 60 55 nummer kunt u maximaal twee kaarten voor 4de rang• 35 30 40 35 de betreff ende voorstelling kopen. Seizoen 2009-2010 Het Muziektheater Amsterdam
5de rang 30 6de rang• 25 7de rang 15 studenten 15
25 20 15 15
35 30 15 15
30 25 15 15
Boventiteling
Alle voorstellingen van DNO worden Nederl ands boventiteld. Het kan echter vóórkomen dat de boventiteling als gevolg van Dido and Aeneas de enscenering vanaf sommige plaatsen Betalen van uw kaarten slechts gedeelt elijk of helemaal niet zichtBetalen aan de kassa kan contant of met Stadsschouwburg Amsterdam een creditcard (Visa, Eurocard, AmEx), pinbaar is. Een beperkt aantal plaatsen biedt maandag tot en vrijdag t/m zondag| nooit zicht op de boventiteling. Dit zijn de pas of chipknip, met de Theater- en Concert met donderdag feestdagen|première kaarten in de 4de en 6de rang. Wilt u verbon en met de Cultuurkaart. Bij telefonische standaard CJP/65+/ standaard CJP/65+/ reservering kunt u betalen met een creditcard. zekerd zijn van een plaats met zicht op de Stadspas Stadspas bovent itel ing, informeert u dan bij het KassaNa ontvangst van betaling worden de kaarten 1ste rang 95 85 110 95 bespreekbureau. toegestuurd, waarvoor per plaatskaart 2,2de rang 75 65 85 75 administratie- en portokosten in rekening 3de rang 55 50 60 55 worden gebracht. Wanneer u telefonisch Openbaar vervoer 4de rang 35 30 40 35 reserveert, kunt u uw kaarten ook bij het Vanaf Amsterdam Centraal Station of zzb• 25 20 30 25 Kassa-bespreekbureau betalen en afhalen. Amsterdam Amstel brengen de metro’s 15 15 15 53 en 54 en de sneltram 51 u naar de halte Dit dient binnen één week na uw telefonische luister•• 15 15 15 15 Waterlooplein. Ook tram 9 gaat vanaf het reservering te gebeuren. Reserveert u binnen studenten 15 Centraal Station rechtstreeks naar Het een week vóór de voorstellingsdatum, dan dient u de kaarten tot uiterlijk 45 minuten vóór • Plaatsen die geen zicht op de boventiteling bieden Muziektheater. •• Plaatsen die (deels zeer) beperkt zicht op het aanvang van de voorstelling af te halen en te toneel bieden betalen. Haalt u uw kaarten niet tijdig af, dan Parkeren bij Het Muziektheater loopt u het risico dat uw reservering vervalt. Onder Het Muziektheater bevindt zich de parkeergarage ‘Het Muziektheater’. Deze is Onder www.dno.nl kunt u uw eigen stoel(en) Studentenkorting Voor niet-uitverkochte voorstellingen kunnen echter niet exclusief voor onze bezoekers en kiezen en meteen betalen met creditcard of studenten vanaf anderhalf uur voor aanvang is vaak al vroeg vol. Andere parkeergarages iDeal. van de voorstelling op vertoon van een gelin de buurt zijn: ‘Waterlooplein’ aan de Valdige college-/studentenkaart voor 15,- een kenburgerstraat en ‘Markenhoven’ tegenover plaatskaart aan de kassa kopen. politiebureau IJtunnel.
Een pseudo-alles
Lucio Gallo heeft de productie uit Amster dam nog niet gezien en moet lachen als hij een beschrijving hoort van hoe Dulcamara er hier uitziet. ‘Zoals in Grease!’ roept hij. Hij heeft niets tegen een moderne ensce nering, zolang die maar niet recht tegen de muziek of het libretto indruist. Je moet immers wat doen met die opera’s die al een paar eeuwen meegaan. Hij kent gevallen van vreselijke ensceneringen, maar weet ook dat eigentijdse producties en nieuwe opera’s, zoals Birtwistles The Minotaur, die hij in Londen zag toen hij daar Simon Boccanegra zong, grote indruk kunnen maken op het publiek. En Dulcamara zelf is van alle tijden: ‘Als we het in het Italiaans iemand willen definiëren als oplichter, dan zeggen we: “Hij is een echte Dulcamara.” Dulcamara is geen nobel of aardig karakter. Hij is een bedrieger, een venditore di fumo (rookver koper). Hij bestaat van zijn scherpzinnigheid en probeert op de een of andere manier te overleven. Hij is geen geleerde, hij heeft zijn beroep zelf uitgevonden, op zijn manier, als verteller van fabeltjes over zichzelf. Hij speelt met woorden. Dat doet hij met buitengewoon veel fantasie en het is daarmee dat hij op ons een sympathieke indruk weet te maken. Er bestaan ook in het echte leven
oplichters die je een loer draaien met een leuke truc. Zo zijn er bij Pompeï de verkopers die je een beeldje aansmeren dat zo genaamd een overblijfsel uit de oude stad is. Dat pakken ze op een zo sympathieke manier aan dat je zonder moeite vijf euro geeft, niet omdat je in de echtheid van dat beeldje gelooft, maar omdat je gecharmeerd bent van het toneelstukje dat ze voor je hebben opgevoerd om dat beeldje te verkopen. Zo is het bij Dulcamara ook. Je hebt betaald voor zijn persoonlijkheid. Hij is een acteur, een pseudo-wetenschapper, een pseudodokter, een pseudo-alles.’
Met z’n allen naar Elisir
En hoe zou deze oplichter-charmeur, deze acterende verkoper Dulcamara zijn eigen opera aanprijzen voor een publiek dat het werk nog nooit gezien heeft? Gallo, die eerder nog even zijn excuses maakte voor een ietwat vermoeid stemgeluid omdat hij net is teruggekeerd van een concertreis, leeft op en toont maar weer eens aan dat een sprekende Italiaan toch altijd al halverwege het stadium van zingen is. Hij verheft de stem als een man die een dorpsmenigte toespreekt en laat op poëtische wijze een zoete uitnodiging aan het Nederlandse volk van
zijn lippen stromen. We moeten, zo zegt de goede dokter Dulcamara, met z’n allen naar L’elisir d’amore komen want: ‘Voorzeker bestaat er op dit moment, in deze zo verschrikkelijke tijd van wereldwijde economische recessie, in deze tijd van angst voor terrorisme en allerlei aanslagen geen betere opera om de ziel te verlichten en alle narigheid te overwinnen dan L’elisir d’amore. Kom daarom, opdat je al die ellende twee uur lang vergeet, kijken naar en proeven van het elixer van deze verlichte dokter. Het helpt tegen al het leed der mensheid. Dit is de beste manier om twee uur te besteden, in alle rust, zonder te denken aan de vreselijke dingen die er in het derde millennium nog op onze planeet te gebeuren staan.’ De dokter heeft gesproken. En waarom zouden we hem niet geloven?
Colofon
Odeon Tijdschrift van De Nederlandse Opera Odeon is het Oudgriekse woord voor een aan muziek en poëzie gewijd gebouw. Omstreeks 1600 ontstond uit de c ombinatie van muziek en poëzie het genre opera, eind twintigste eeuw het muziektheater zoals wij het vandaag de dag trachten vorm te geven.
Nummer 74 sept 2009 ISBN: 0926 - 0684 Oplage 25.000 exemplaren Ode on is een uitgave van De Nederlandse Opera Afdeling Communicatie Waterlooplein 22, 1011 PG Amsterdam. telefoon 020 - 551 8922 f ax 020 - 551 8311 e-mail
[email protected] advertenties 0592 - 273 451 / 06 - 43 25 69 19 abonnementen 020 - 625 5455 internet www.dno.nl
Hoofdredactie
Marc N. Chahin Eindredactie
Acquisitie
Willem Swart, Adtel Advertising & Telemarketing, Annen
Frits Vliegenthart Redactionele bijdragen
Corien Baart, Marianne Broeder, Willem Bruls, Joke Dame, Myrthe van Dijk, Hein van Eekert, Kasper van Kooten, Sabine Lichtenstein, Chazia Mourali, Adri K. Offenberg, Marijke Schouten en Frits Vliegenthart
Rechthebbenden die menen aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen, wordt verzocht contact op te nemen met de uitgever. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/ of openbaar gemaakt zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Basisontwerp en lay-out
Lex Reitsma mmv Leon Bloemendaal Omslag
Beeld affiche La Juive: Lex Reitsma Productie en advertenties
Marjolijn Vis Lithografie
Media Traffic Press, Amsterdam Druk
Stadsdrukkerij Amsterdam
Abonnementen Abonnementhouders van De Nederlandse Opera krijgen Odeon gratis thuisgestuurd. Wilt u Odeon ook ontvangen? Voor 14,- ontvangt u alle vier nummers van het betreffende seizoen thuis. Losse nummers kosten 3,50 incl. porto per stuk. Geef uw naam, adres, postcode en woonplaats op per (brief)kaart, e-mail of telefonisch. Zie linkerkolom.
NU GEOPEND VOOR LUNCH, DINER EN SOUPER
Nieuwe Keizersgracht 1 Amsterdam tel. 020-5307483
[email protected] www.neva.nl
Het lidmaatschap van de Vrienden biedt u: u bent geïnteresseerd in opera? u bent een regelmatig bezoeker van dno?
* Exclusief Vriendenabonnement
u wilt daarom graag meer betrokken zijn bij dno?
* Voorbespreking plaatskaarten
De Vereniging Vrienden van De Nederlandse Opera biedt u daartoe de gelegenheid. De Vereniging is nauw betrokken bij De Nederlandse Opera, steunt DNO op allerlei manieren en wil de belangstelling voor opera in het algemeen bevorderen.
* Operafilmavonden
Contributie per seizoen: Individueel lidmaatschap Gezinslidmaatschap (2 personen) Donateur (minimaal) Fidelio (t/m 28 jaar)
* Meerdaagse operareizen
€ 30,€ 55,€ 75,€ 15,-
* Literaire avonden * Eendaagse operareizen
* Vriendenbulletin * Prix d’Amis | Kerstmatinee * Fotojaarboek DNO
ABN Amro: 43.40.57.207
word nu lid en ontvang een gratis verrassings-cd Vrienden van De Nederlandse Opera Waterlooplein 22 1011 PG Amsterdam telefoon: (020) 5518282 fax: (020) 6250920 e-mail:
[email protected] www.vriendenvdopera.demon.nl
Fidelio, dé vereniging voor jonge operafans Jonge mensen t/m 28 jaar kunnen lid worden van Fidelio, Jonge Vrienden van de Opera. Voor deze groep worden speciale activiteiten georganiseerd