NOTEN LEZEN VOOR DUMMIES Bijlage Door: Marianne Koopman
NOTEN LEZEN VOOR DUMMIES - bijlage OPEN KEEL en LAGE ADEM : ontspannen klank met draagkracht Een open keel en een lage adem zijn de elementen die je nodig hebt voor een goed funtionerende zang- en spreekstem. Ze beïnvloeden elkaar, reageren op elkaar, en werken samen om een optimaal resultaat te verkrijgen. Dat resultaat is dan een stabiele basisklank, die in de resonanceruimten (re-sonance is weerklank) van je lichaam zijn schoonheid, eigenheid en kracht krijgt. De resonance-ruimtes zijn o.a. de holtes in je schedel, je keelholte en je bostkas. Je moet ze dus ook in samenhang trainen. Je kunt niet aan een open keel werken, als je adem op slot zit. En je adem gaat niet los, als je je keel dichtknijpt. De adem is echter een goede basis om vanuit te werken, want die zit het laagst in je lijf, en oefeningen voor de adem kunnen direct een positief effect op de keel en de stembanden hebben. Ademen doe je met je longen. Die zitten in je borstholte achter je ribben, in een eigen vliesje, gescheiden van het hart. Onder de longen zit het middenrif, een soort bodemplaat, die tevens de scheiding vormt tussen de borstholte en de buikholte. Dit middenrif wordt door je buikwand, buikspieren en rugspieren in staat gesteld om naar beneden te gaan, waardoor je longen zich met lucht kunnen vullen. Die spiergroepen werken samen om het middenrif te bedienen. Deze spieren moeten soepel genoeg zijn om je middenrif de kans te geven, optimaal naar beneden te gaan bij de inademing. Onder invloed van spanning wil die souplesse nog wel eens te wensen overlaten. Trek je buikwand dus niet in. We willen slank zijn, een slank profiel hebben. Heel mooi, maar durf wel je buikwand te laten bewegen. Zet hem niet vast, trek hem niet in. Dan wordt het een krampachtige bedoening. Aantrekken van de buikwand mag wel; dat is een flexibele beweging. Met een ingetrokken buik kan je middenrif niet naar beneden, en schiet je adem omhoog. Voor de duidelijkheid Wat je voelt bewegen bij een lage adem zijn de spieren die vanuit de buik en de rug aan het middenrif trekken. Je longen gaan dus niet aan de wandel... die blijven gewoon op hun plek. Een hoge adem doet je borstkas rijzen; je tilt ’m als het ware in het geheel op. Dat kost veel energie, en je gebruikt dan niet je volledige long capaciteit. Alleen de toppen vullen zich. Terwijl de echt grote lobben zich aan de onderkant van je longen bevinden. Bij hoog ademen krijgt je strot het ook te zwaar: die moet de overdaad aan druk zien tegen te houden, en tegelijkertijd moeten de stembanden leuk ontspannen hun werk doen. Dat is met elkaar in strijd. Vraagje: En als je nu eens moet lopen of dansen tijdens het zingen? Antwoord: de hierboven beschreven houding is een uitgangspositie. Je leert zo, om je hele romp te gebruiken bij het ademen en het zingen. Als je je eenmaal bewust bent van de werking van de adem in het zingen, kun je je veel meer bewegingsvrijheid permitteren, zonder dat het de ademhaling verstoort. Je weet immers, hoe je je ademkolom intact kunt houden.
Vraagje:
leuk hoor, die alerte houding. Maar als ik een heel droevig stuk zing, en de regisseur vraagt me om een houding als een treurwilg aan te nemen, hoe doe ik dat dan? Antwoord: al is je te zingen stuk nóg zo droevig, je stem staat vanuit zijn functioneren gezien altijd in de jubelstand. Dat wil zeggen: open keel, lage adem, lange rug, alerte articulatie. In dat opzicht moet je je bewust zijn van de mogelijke tegenstelling tussen de manier van klank produceren en de expressieve uitdrukking van de te zingen muziek. een uiterlijke houding mag triest zijn, maar van binnen moet de boel stevig en open blijven. Hoe werkt het? Er zijn maar weinig instrumenten, waarvan de bespelers zo slecht weten hoe het in elkaar zit, als de zangstem. Dat is geen wonder, bijna alles zit aan de binnenkant van het lichaam. Er valt aan de buitenkant weinig te zien. Dus lopen we er even in detail langs: In je keel zit een soort boxje, ter hoogte van je adamsappel. Daarachter, in je luchtpijp, zitten twee uitgestulpte randjes van het slijmvlies waarmee je luchtpijp bekleed is. Die worden je stembanden of stemplooien genoemd. Als je uitademt, en de uitademingslucht strijkt langs die plooitjes, dan heb je klank. Laat je die bandjes op een kier staan, dan hoor je gefluister. En als je nu maar voldoende lucht langs die bandjes stuurt, en ze de kans geeft om zo dicht mogelijk tegen elkaar aan te gaan liggen, geven ze een sterker signaal af, dat zingen wordt genoemd. (Het exacte proces laat ik hier achterwege; dat is een ingewikkeld verhaal van onderdruk en overdruk. Leuk voor specialisten, maar niet van nut voor de liefhebber.) Als de lucht eenmaal langs die bandjes is gegaan, wordt het signaal versterkt in alle lichaamsdelen die er boven die strot zitten: je keelholte, neusholte, mondholte, schedeldak. En de finishing touch zijn je lippen en je tong: die zorgen samen met de mondholte voor de articulatie: de manier waarop je de woorden uitspreekt, die je op de adem naar buiten wilt brengen. De zang-actie wordt verder ondersteund door een willig lichaam (je eigen lichaam, wel te verstaan) en een geschikte houding (zie hierboven). Samengevat De uitademingslucht strijkt langs de stembanden en brengt ze in trilling. Die trilling wordt versterkt in de ruimtes boven je stembanden, en verlaat via de mond het lichaam. In de keel- en mondholte wordt er met behulp van het zachte en harde gehemelte, de tong, de tanden en de mond een kleur of een klank aan de basisklank toegevoegd. Die resoneert in het lichaam, alsvorens naar buiten te komen via de mond en neus. Toonhoogte wordt gedicteerd door de hersenen, niet door de stembanden. Die voeren de opdracht alleen maar uit. Fixatie op de activiteit in de keel werkt daarom eerder averechts. Denk in eerste instantie aan het ”inplannen van de opdracht”, daarna komt de uitvoering pas. Met andere woorden: je moet anticiperen op wat je wilt gaan doen met je stem. Daar gaat een zeker mate van experimenteren, uitproberen, onderzoeken aan vooraf.
Je gehoor speelt eveneens een grote rol Bij het nazingen bijvoorbeeld, maar ook bij je waarneming. Je kunt in dat opzicht niet op je oren vertrouwen. Je hebt een innerlijke waarneming, maar ook via je oren komt je eigen klank binnen. Je ontvangt dus altijd een gemengd signaal, dat door de akoestiek waarin je je bevindt bovendien steeds anders klinkt. Oude gewoontes zijn niet per definitie ”natuurlijk”. Ze voelen vertrouwd aan, dat is alles. Natuurlijk zingen is zingen in overeenstemming met de fysieke eisen van je instrument. Daaraan worden stijlgevoel en interpretatie toegevoegd. Maar eerst moet je terug naar de analyse van je manier van zingen, en de inhibities die je daar zelf aan toegevoegd hebt in de loop van de jaren. Laat je oude verwachtingspatroon van je stemklank en je ademgevoel los, en probeer te signaleren wat er gebeurt. Niet interveniëren (ingrijpen), laat het eerst gebeuren. Waarneming is de basis voor verbetering; een te hoog verwachtingspatroon op basis van verkeerde waarden en gewoonten werkt averechts. Geef jezelf de ruimte om te mogen experimenteren, en fouten te maken. Maak plezier, en val jezelf niet lastig met een te hoge verwachting. Doe de oefeningen en heb er vooral plezier in. Na dit stadium mag je uiteraard wél meer eisen aan jezelf gaan stellen. Als je bewust wilt gaan zingen, of je zingen wilt verbeteren, hoef je alle genoemde elementen niet afzonderlijk te gaan bedienen. Dan zou je gek worden. Op zich gaat het klank produceren de meeste mensen goed af: ze hebben al geleerd hoe je moet praten, zonder daar al te veel bij stil te staan. Maar met zingen is het toch even anders. Natuurlijk gaat een heleboel mensen het zingen redelijk goed af; het is al bijna net zo’n automatisme als gewoon spreken. Maar zingen én spreken zijn geen primaire m enselijke eigenschappen, die net zo automatisch gaan als ademen, denken en je hart laten kloppen. Zingen en spreken zijn voor de communicatie wel belangrijk, maar niet voor het functioneren van het menselijk lichaam. De strot is bovendien nogal lichtgeraakt en beïnvloedbaar. Het heeft een empatisch vermogen. Denk maar eens aan het zien van verdriet bij iemand anders. Dan wordt je eigen keel ook dik. Ook qua bouw is de strot flexibel, beweeglijk. Dat is zowel een voordeel als een nadeel. Voordeel: je kunt van alles goed doen. Nadeel: je kunt van alles verkeerd doen. En dus moet je leren bijsturen. Gek genoeg zijn heel veel nuttige basiselementen, die je nodig hebt voor het bedienen van je zangstem, al van kinds af aan aanwezig, en in gebruik, zonder al te veel gedoe. Voorbeeld: een lage adem heb je nodig, om je stembanden zo relaxed mogelijk hun werk te laten doen. Dat opnieuw aanleren is best lastig, maar als je denkt aan een v erraste uitroep na bv. een leuke verrassing, een vette roddel, of morele verontwaardiging: ”OH!”, dan heb je de benodigde lage ademinname, de open keel en de lage strot al lang klaargelegd.Zo zijn er nog meer reflexen in het dagelijks leven, die direct inspelen op wat je bij het zingen nodig hebt. Houding oefening Begin met oefeningen voor de houding in het algemeen. Strek je en rek je uit, alsof je net uit bed bent gekomen. Gaap naar hartelust, als je dat voelt opkomen. Let op bij zittend zingen: niet hangen in je stoel. Neem als het even kan een stoel met een rechte zitting. Zorg dat je liezen vrij zijn: dus niet te ver naar achteren schuiven. Voeten op de grond; een beetje uit elkaar. De stand van de voeten correspondeert
met de breedte van je bekken. Hulpmiddel: als je lekker laag inademt is het net, of je je billen in de stoelzitting voelt uitdijen. Echt breeduit zitten dus. Om je bekken vrij zijn werk te laten doen, kun je het beste iets naar voren schuiven, naar de rand van je stoel. Wees je bewust van een actieve, brede rug en een laag balanspunt. Oefening om de juiste zitpositie te voelen: kantel al zittend je bekken extreem naar voren en daarna extreem naar achteren. De waarheid ”zit” in het midden.Bij staand zingen: goed op je benen staan. Voeten niet wijder uit elkaar dan je heupen breed zijn. Rug lang; draag je hoofd. rechtop, alert, actief, wakker de wereld inkijkend. Durf zo breed, zo lang en zo sterk te staan als je bent. Geen ingetrokken buiken, laat je knieën los, voeten bewust op de grond geplant. Heupen los, bekken breed denken. Denk bij elke manier van zingen ook eens aan een sterke rug, mooie lange nek, borstkas open en royaal. Geen kromme of hangende schouders, geen uitgerekte nekken, maar ook geen Donald Duck-houding: pas op voor holle ruggen! Zingen doe je niet met je keel alleen, maar in principe met je hele romp. En daar hoort een stevig onderstel ook bij. Voel je voeten, je benen.Voor elke houding geldt: ook je rug doet mee. Maak ’m breed en open. Je bent een driedimensionaal instrument, niet tweedimensionaal. Draag je borstbeen, wees trots en sterk, ook in je studiehouding!! OEFENINGEN VOOR DE LAGE ADEM EN OPEN KEEL • Doe alsof je een glas in je hand hebt, en ”drink” de lucht in. Je voelt, dat je adem eigenlijk zonder dat je er bij nadenkt, in je buik valt. Je geeft je buikwand zo de kans zich te ontspannen, waardoor het middenrif met behulp van de buik- en rugspieren a.h.w. naar beneden getrokken wordt, en zo worden de longen volgezogen. Uiteraard adem je dus niet echt met je buik, maar je voelt de toegenomen activiteit van de buik- en rugspieren. • Voor alle duidelijkheid: doe geen moeite om tijdens het zingen door je neus in te ademen. Daar heb je al zingende echt geen tijd voor. Uitzondering: de oefeningen. Daar heb je wel de tijd, dus dan zou je door je neus kunnen ademen. Ontspan je onderkaak en laat de lucht via je mond (of eventueel via mond én neus) in je buik vallen. Adem rustig uit. Het gaat niet om de hoeveelheid lucht die je inademt, maar om de efficiency waarmee je vervolgens uitademt. • Blaas na een ontspannen inademing rustig uit op SSSSSSS of FFFFFF. Niet vanuit je keel helpen met doorduwen. Blijf blazen, totdat je echt niet meer verder leeg kan. Sta even stil en doe niets. Zet vervolgens heel bewust je keel open (bv. met een bijna-gaap). Of denk: ”kom maar binnen”. In een sterke reflex wordt het middenrif optimaal omlaaggetrokken en is de keel heel open. Laat dit proces toe: stuur het niet! Het is een oefening om de spierbeweging te leren herkennen. In de praktijk zul je niet zo ver uitademen bij het zingen. • Om te kunnen uitzingen, en niet als een ballon leeg te lopen, gebruik je een soort contragewicht in je uitademing: dat wordt de ademsteun genoemd. Dat contragewicht bestaat uit een samenwerking van buik-en rugspieren, die er voor zorgen dat tijdens de teruggaande beweging van het middenrif de uitademing geen te sterkte opwaartse druk
uitoefent op het strottenhoofd. Het is een beweging, die een tegenwicht is voor de druk van de buitenlucht, de zwaartekracht, op je uitademing uitoefent. Zo kunnen de stembanden vrij bewegen. Ademsteun is liefdevol en flexibel, en heeft niets te maken met het vasthouden of vastzetten van de adem. De volgende oefening helpt je om dat contragewicht te leren herkennen. Het is overigens een beweging van je spieren, die niet uitsluitend te maken heeft met het zingen. Als je spreekt tijdens een krachts inspanning, gebruik je die ontlastende contrabeweging ook. • ”Drink” de lucht in; neem een slokje uit een denkbeeldig glas (proost) en voel je middenrif uitdijen. Niet alleen naar voren, maar ook in je rug en taille. Probeer die positie te houden totdat je middenrif aangeeft, echt terug te moeten. Duw het niet terug, maar laat het terugveren terwijl je met een open keel uitademt op SSS of FFF. Doe er zo lang mogelijk over. Je mond is daarbij ontspannen. De nieuwe inademing na deze oefening mag ook weer diep en laag zijn. • Bij de inademing is het een natuurlijke reflex van het lichaam, om de keel laag en open te houden. Probeer dit te voelen, en laat de keel open staan als je ook weer uitademt. Denk wederom aan bijna-gapen. • Je adem kan alleen maar door je mond en je neus terug naar buiten. Dat proces hoef je al zingende niet te sturen. Denk bij het zingen daarom niet te veel aan het wegsturen van je adem: daarmee druk je strot in zijn geheel naar boven, terwijl die juist rustig op zijn plaats moet blijven om de stembanden hun werk te laten doen. De oude Italiaanse zangmeesters uit de Baroktijd noemden deze benadering ”inhalare la voce”. Na het inademen denk je door in de richting van je inademing, terwijl je wel gewoon uitzingt. Bij het zingen van hogere noten hoef je ook niet de adem weg te sturen. Als je voelt, dat er wel iets extra’s moet gebeuren, controleer dan of je onderkaak ontspannen is; doe eens alsof de klank je lichaam verlaat via je schedeldak. Daarmee spreek je je natuurlijke resonance-ruimtes aan, en stuur je de adem niet met geweld je mond uit. Let ook op je mond: maak er geen brievenbus van. Te breed trekken, spreiden, geeft een vlakke toon, een verkleurde vocaal en geeft spanning in in mond-keel-halsgebied. • In een normale, ontspannen ademhaling doe je ongeveer net zo lang over de in- als over de uitademing. Er tussendoor zit vaak een moment van ”even niets”. Bij het zingen is dat anders: je ademt actief en relatief snel in, en doet lang over de uitademing, om je zinnen te kunnen uitzingen. Aan de klank van je ademstroom kun je horen, of je keel open of dicht zit. Voorbeeld van dichtgaan is erg schrikken. Dat is een hoog ademgeluid. Inademen alsof je moet gapen en dus een laag ademgeluid omdat de keel open blijft. • Gebruik je voorstellingsvermogen om op zoek te gaan naar situaties in het dagelijks leven, waarbij je keel ”vanzelf” al opengaat. Voorbeelden: blijde verbazing bij zo maar een cadeautje krijgen, een oude vriend tegen het lijf lopen, de aandacht trekken van iemand in een menigte. Doe ze na met je spreekstem. Overdrijf de stembeweging dan schromelijk om in de buurt van je zangstem te komen.
Noot: een overdreven voorstelling kan je keel geen schade doen, zolang je er maar niets mee probeert te bewijzen. Je probeert er iets mee uit te lokken: dat is een heel ander uitgangspunt!! Omdat het vanuit een spelsituatie getriggerd wordt, is de eis ”het moet mooi zijn” geheel niet van belang. ”Mooi” komt vanzelf, als ”gezond” en ”speels” eerst aan de orde zijn geweest. • Een verkeerde articulatie kan je pogingen tot het produceren van een open klank volledig teniet doen. Een slappe articulatie doet de adem inzakken. Een overdreven articulatie leidt tot teveel spanning in het mond- en keelgebied. Een goede articulatie is compact, implosief, zeker niet breed, en vooral niet overmatig. Een uitgangspunt kan zijn: de ovale vorm van de open mond, met een losse onderkaak en licht getuite lippen. Nooit de mond overdreven vooruitstulpen of breed trekken. De onderkaak mag nooit vastzitten, de tong is in principe ontspannen aan het werk of ligt rustig in de onderkaak. oefeningen voor zowel de spreekstem als de zangstem • Gebruik glijdende bewegingen van hoog naar laag en omgekeerd. Sirenes, of een glissando: je hoort meteen, of je gaat knijpen met je keel. Eerst kleine afstanden, dan steeds groter. Zowel met de spreekstem als met de zangstem. Ook: van laag naar hoog: Haaaaaaaa-tsjoe! Op de spreekstem. Van laag naar hoog: Tuuuuuu! Fluitketeltje. Op de spreekstem. Van hoog naar laag: Ieieieieieieieie! Vliegtuigje dat omlaag komt. • Sirenes toepassen in het zingen: plak alle tonen van een bekende melodie eens aan elkaar. Alsof je dronken bent, glijd je van de ene toon naar de ander. Als dat lukt, probeer je de tonen gewoon te zingen met hetzelfde losse gevoel in je keel. • Combinatie van open keel en lage adem: zing eens een melodietje op een RRR. Als je RRR niet goed rollend voorin de mond zit, dan mag een lip-pruttel ook: het geluid van een vliegtuigje nadoen. Voor deze klanken heb je een constante adem nodig. Je let echter niet op je adem, maar op de klank die je produceert. Die ”triggert” als het ware je ademverbruik en de open keel. Als je te veel of te weinig adem geeft, komt die klank gewoon niet, en weet je dat je het niet goed doet. • Lage adem en open keel: zing eens op ng-ng-ng. Onderkaak los, klank klein maar helder; voel ’t resoneren, meer dan dat je een grote klank hoort. Laat de ng als het ware aan de binnenkant van je neus hangen. Ga niet verder dan je stem wil. Forceren heeft geen zin. • Algemene hulpmiddelen: fixatie op klank leidt ook tot een strak gevoel in de keel. Maak wat meer gebaren tijdens het zingen van een moeilijke passage om jezelf tijdelijk een fysieke uitlaatklep voor het teveel aan spierspanning te geven. Als je bijvoorbeeld een passage erg hoog moet zingen, strek dan je armen boven je hoofd. Zorg wel dat je nek niet aangespannen wordt. Zo maak je hoog ademen onmogelijk, en zal je keel de hoge noten aanzetten vanuit een lagere adem. Andere gebaren die de boel op gang houden: sla een tennisbal weg op je hoogset noot, of rol een bowlingbal weg.
• Als je het moeilijk vindt om je ademspieren te voelen of te herkennen, breng je lichaamshouding dan eens bewust uit balans. Je ademspieren zijn deels dezelfde spieren waarmee je je lichaam ”draagt”. Ga maar eens op één been staan, en trek het ander been op als een ooievaar. Ga vervolgens je liedje zingen. De concentratie op je balans zorgt ook voor wat afleiding; er is geen plek voor fixatie meer. Of laat een ander eens een beetje tegen je aan duwen als je staat te zingen. Laat je niet van je plek duwen, en blijf klank maken. • Bij oefeningetjes en noten die wat hoger liggen: doe eens alsof je iemand anders prikt met een speld op de hoogste noot. Dan geef je vaak net een beetje meer ondersteuning aan je adembeweging, waardoor je niet dichtslaat. • Gebruik bekende melodietjes als een kapstok om oefeningen aan op te hangen, en haal ze steeds een toon hoger. Je kunt ook delen van een toonladder gebruiken. Begin steeds in het midden van je stembereik, en ga met kleine stapjes naar boven en ook weer naar beneden. Gebruik verschillende klinkers en combinaties. Een voorbeeld om grotere intervallen te treffen is het nummer ”Misty” van Erroll Garner. Gebroken drieklanken over het oktaaf en weer terug om mooie gebonden te oefenen: zing in een driekwartsamaat: mi-o a- | mo-o-o- | re. Op diezelfde reeks: pap pap pap | pap pap pap | pap. Juist in staccato, heel spits. Voor meer actie in de ademspieren.
Beste Harlem Nocturners, In deze bijlage van ”Noten lezen voor dummie’s” is, zoals beloofd, een uitgebreid verslag van de stemvormingsworkshop te vinden. Deze workshop heb ik met veel plezier gegeven op jullie Koorweekend 2006 in Vierhouten. Ik hoop dat jullie veel baat bij deze uiteenzetting zullen hebben. En misschien tot ziens op een volgende workshop. Voor mij was het in iedergeval voor herhaling vatbaar. Met muzikale groeten, mariane koopman