nota integrale veiligheid
veilig samenleven 1e concept
Veilig Sa m e n l e v e n
colofon uitgave: januari 2000 tekst: redactie projectgroep IVB layout en druk: afdeling Grafische Vormgeving, gemeente Gouda
Veilig Sa m e n l e v e n
inhoudsopgave
voorwoord ......................................................................................................
5
de metafoor ....................................................................................................
7
samenvatting ..................................................................................................
9
deel I 1. de aanleiding ............................................................................................. Het waarom van integraal veiligheidsbeleid in Gouda.
11
2. ontwikkelingen en definities .................................................................... Algemene ontwikkelingen en trends op het terrein van veiligheidsbeleid, wat bedoelen we met integraal veiligheidsbeleid,
15
3 begrenzen en faseren, proces en organisatie ........................................ Prioritering van bestrijding van criminaliteit en overlast, organisatie en beleidsontwikkeling.
21
4. veiligheid in Gouda ................................................................................... Hoe (on)veilig is Gouda, feiten, onveiligheidscijfers, reikwijdte gegevens, wat en hoe deze te monitoren.
27
5. veiligheidsbeleid in uitvoering ................................................................ Wat gebeurt er in Gouda aan veiligheidsbeleid, een stand van zaken.
41
6. wat er moet gebeuren, de ambities van veiligheidsbeleid .................... Ambities van gemeentelijke diensten, partners in veiligheid politie en justitie, organisaties en burgers. Daar van uit vertrekpunten en richtinggevende doelen, 3 hoofdlijnen, 4 probleemvelden.
49
7. de eerste hoofdlijn: integraal veiligheidsbeleid, gekenmerkt door systematiek, samenhang en samenwerking ..........................................
57
8. de tweede hoofdlijn: integraal veiligheidsbeleid, beleid gebaseerd op een viertal pijlers .................................................................................
63
9. de derde hoofdlijn: integraal veiligheidsbeleid, 4 probleemvelden .....
73
10.wat kost Gouds veiligheidsbeleid ...........................................................
85
Veilig Sa m e n l e v e n
deel II - de uitvoering 1. meerjarig ontwikkelingsprogramma IVB ................................................
89
2. programma overzicht 2000 ......................................................................
91
3. planning veiligheidseffectrapportage: veiligheidsmonitor Gouda ......
97
verklarende begrippen/woordenlijst literatuurlijst bijlagen • rapportage veiligheidsprojecten • verslag veiligheidsconferentie d.d. 27 augustus 1999 • handhavingsreglement • bijlage veiligheidscijfers
Veilig Sa m e n l e v e n
woord vooraf
Veiligheid is een belangrijke basisvoorwaarde voor elke samenleving, een basisbehoefte van mensen. Het is dan ook niet voor niets dat het veiligheidsbeleid door het college van burgemeester en wethouders is uitgeroepen tot één van de speerpunten van beleid. Gouda moet veiliger worden. Een samenhangende aanpak is daarbij vereist. Met dit doel voor ogen wordt aan de gemeenteraad deze nota Integraal Veiligheidsbeleid voorgelegd. In de nota worden, mede op basis van een analyse van de Goudse veiligheidssituatie, de kaders voor het integraal veiligheidsbeleid geschetst: de uitgangspunten, de doelstellingen en de aanpak. De kernwoorden van het integraal veiligheidsbeleid in Gouda zijn: systematiek, samenhang, samenwerking en gezamenlijke verantwoordelijkheid. systematiek Voor het realiseren van succesvol beleid zijn planmatigheid en systematiek een vereiste: een goed inzicht in de veiligheidssituatie, een heldere analyse van de problematiek, een set van bij die problematiek passende veiligheidsmaatregelen, een meerjarenperspectief, een jaarplan voor het jaar 2000 en een structurele evaluatie vormen noodzakelijke ingrediënten voor een goed veiligheidsbeleid. samenhang De meeste vormen van onveiligheid zijn niet met één bepaalde maatregel tegen te gaan. Een veilig Gouda kan niet alleen wordt bereikt door een eenzijdig maatregelenpakket in de repressieve sfeer zoals meer blauw op straat en zwaardere straffen; meestal zijn verschillende, en op elkaar afgestemde maatregelen nodig. Dit betekent zowel consequent en consistent optreden van politie en justitie als preventieve maatregelen gericht op het terugdringen van factoren en tendensen die de onveiligheid en de criminaliteit bevorderen. daarmee komen wij direct bij de derde "S": die van samenwerking De gemeente voert de regie van integraal veiligheidsbeleid, zij deelt deze verantwoordelijkheid met veel personen en organisaties, hierbij nemen Politie en het Openbaar Ministerie een bijzondere plaats in. Eveneens een bijzondere positie nemen de bewonersorganisaties en in het bijzonder de wijkteams in. Deze zijn weliswaar belangrijke partners maar niet de enige partners. verantwoordelijkheid Veiligheid is een zaak van iedereen, niemand kan afzijdig blijven. Verantwoordelijk voor een veilig Gouda zijn wij allemaal: als individuele burgers (goed burgerschap), als ouders van opgroeiende kinderen, maar ook als vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. We kunnen daarin dan ook allen, individueel en gezamenlijk, een belangrijke rol spelen.
5
Veilig Sa m e n l e v e n
De preventieve pet past ons allen. Ook draagt iedere Gouwenaar als bewoner bij aan de sociale samenhang in een wijk en daarmee, vaak indirect, ook aan de sociale controle en dus de veiligheid in de buurt. Daarnaast leveren zowel gemeente als vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties een bijdrage aan zowel de objectieve veiligheid als aan de veiligheidsbeleving van burgers. voelbaar en meetbaar veiliger Het uiteindelijke doel van het veiligheidsbeleid is dat de bewoners van het woon- en leefgebouw Gouda duurzaam veilig samenleven, zich veilig weten en zich veilig voelen. Voelbaar en meetbaar veiliger, daar gaat het om. De nota zet hiertoe de eerste stap. Veel belangrijker nog is de vervolgstap die door ons allen moet worden gezet: het gezamenlijk uitvoeren van het integraal veiligheidsbeleid. Politie, justitie, gemeente, maatschappelijke organisaties en burgers vormen allen een belangrijke schakel in de veiligheidsketen.
6
Veilig Sa m e n l e v e n
de metafoor als leidraad voor de nota
Op de in augustus 1999 georganiseerde Veiligheidsdag Gouda is als samenbindend concept voor integraal veiligheidsbeleid de metafoor gepresenteerd van het woon- en leefgebouw Gouda. Bij de keuze van een metafoor stond ons het restauratieproces van het Goudse stadhuis voor ogen. Het schitterende gebouw, van onschatbare waarde, door de tand des tijds en menselijk toedoen in slechte staat geraakt. Burgers, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheden trokken gezamenlijk op om het gebouw in haar oude luister te herstellen. Het woon- en leefgebouw Gouda als samenbindend concept voor integraal lokaal veiligheidsbeleid. het woon- en leefgebouw gouda, een veilig gebouw? Wij nemen u mee naar het land der verbeelding: probeert u zich Gouda voor te stellen als een traditioneel oud gebouw, destijds met zorg ontworpen en gebouwd door erkende bouwers. Het gebouw staat op massieve palen die onderling verbonden zijn tot een fundament. Daarop zijn de muren opgetrokken. Bewoners van nu ervaren ernstige problemen, vluchtige inspecties door experts van diverse pluimage tonen gebreken aan, de tand des tijds heeft het fundament aangetast, sommige palen zijn in slechte staat, sommige palen steunen het gebouw niet meer, zijn weg- of scheefgezakt. Het inwonertal is in de loop van de tijd gegroeid, veel jonge mensen en mensen uit andere gebouwen of steden met andere leefstijlen zijn erbij gekomen. Er is voor deze nieuwe bewoners nogal wat bijgebouwd, vaak provisorisch, vaak met te krap budget, niet altijd volgens de regels van het bouwbesluit, bouwsels zijn soms zo maar aangehangen, hier en daar trekken ze het gebouw scheef. Ook het onderhoud heeft gestagneerd, sommige afvoeren en leidingen zijn gebroken en provisorisch gerepareerd. De veiligheid en de leefbaarheid van het gebouw staat op het spel. Werken aan het fundament zonder rekening te houden met de toestand van de palen heeft geen zin, aan de palen werken en niet doorgaan met het fundament ook niet, en wat met al die bijgebouwde delen die hangen aan het oude fundament en die daardoor het gebouw uit het lood trekken. Diverse bewoners proberen voor hun eigen woongedeelte te redden wat er te redden valt, soms gaat dat ten koste van de leefbaarheid in andere delen van het gebouw, sommige bewoners hebben zich teruggetrokken in hoger gelegen delen, sommige groepen dreigen uit het woongebouw te vallen, ze verzetten zich met hand en tand en bezetten hoger gelegen delen. De beheerder loopt van hot naar her, loodgieters en aannemers lopen elkaar voor de voeten, maar het blijft dweilen met de kraan open. De onvrede wordt groot, de roep om harde maatregelen luid. Dan stopt de beheerder met heen en weer rennen, hij zoekt een plaatsje midden in het gebouw, hij nodigt iedereen uit onder het motto "veiligheid en leefbaarheid is een zaak van ons allemaal".
7
Veilig Sa m e n l e v e n
Daar eindigt het verhaal en begint het werken aan het integraal veiligheidsplan, waarvan deze nota een korte weergave vormt. De nota is een Goudse nota, maar zoals het woon- en leefgebouw Gouda ook niet het enige woon- en leefgebouw is in de wereld, staat de nota niet op zichzelf. Er is gebruik gemaakt van kennis, inzichten en ervaring, schriftelijk en mondeling, van talloze personen, organisaties en instanties. Een deel van de gebruikte publicaties staan vermeld in de literatuurlijst. De vele richtinggevende uitspraken van burgers zijn, voor de insprekers wellicht herkenbaar, terug te vinden in de accenten die zijn gelegd in de visie of de activiteiten die zijn gepland.
8
Veilig Sa m e n l e v e n
de nota kort samengevat
In de metafoor wordt een woongebouw in verval geschetst, de pijlers die het gebouw dragen en het fundament vertonen gebreken. Pijlers en fundament zijn de verbeelding van een aantal begrippen die als beleidsuitgangspunten aan de nota ten grondslag liggen. De uitingsvormen van onveiligheid (objectieve en subjectieve), zoals deze tot uiting komen in gesprekken met en brieven van burgers, ervaringen en cijfers van organisaties, politie en gemeente vormen de aanleiding tot een inventariserend onderzoek naar de aard en omvang van de veiligheidsproblemen in Gouda en de context waarin deze voorkomen. Naast feiten en cijfers met betrekking tot de veiligheidssituatie zijn tevens landelijke als lokale ontwikkelingen en trends en huidig veiligheidsbeleid van politie, gemeente en organisaties bij dit inventariserend onderzoek betrokken. De resultaten van deze "omgevingsanalyse" vormen bouwstenen voor de ambities van het gemeentebestuur om te komen tot een integrale aanpak van veiligheid. Bij deze integrale aanpak worden vanuit een viertal invalshoeken een aantal beleidsuitgangspunten toegepast op een viertal probleemvelden. Dit leidt tot een viertal actieschema’s, een meerjarenplanning en een jaarplan 2000. Met betrekking tot de uitvoering van beleid zijn voor het welslagen nog een aantal stappen noodzakelijk. Deze komen in grote lijnen op het volgende neer: A. Structureren van gezamenlijke verantwoordelijkheid op drie niveaus: 1. vormgeven aan duale aansturing van veiligheidsbeleid op strategisch niveau (driehoek + gemeentebestuur, met inachtneming van nieuwe staatsrechtelijke ontwikkelingen); 2. vormgeven aan integrale aansturing van veiligheidsbeleid op beleidsontwikkelend en beleidsvoorbereidend niveau (gemeente + partners + wijken + organisaties); 3. vormgeven aan integrale aansturing van veiligheidsbeleid op beleidsuitvoerend niveau (thematische werkgroepen, wijkveiligheidsgroepen). Zorgdragen voor inhoudelijke en organisatorische koppeling van de drie niveaus. B. Structureren van systematische integrale beleidsinformatie (inclusief monitoren) op bovengenoemde drie niveaus. C. Structureren van systematische integrale communicatie op de drie genoemde niveaus. Deze onder a. b. en c. genoemde stappen zullen in nauw overleg met het AMT van gemeente en deels ook van politie moeten worden gepland.
9
de nota in één oogopslag uitingsvormen van onveiligheid onveiligheidsgevoelens
criminaliteit en overlast
angst en vrees ergernissen onverschilligheid afzijdigheid intolerantie roep om (sterke man, harde maatregelen)
verruwing van woord en gebaar intimidatie en bedreiging “geweldseilanden” jeugdcriminaliteit en overlast verloedering van de woon- en leefomgeving
omgevingsanalyse bestuursopdracht landelijke ontwikkelingen/trends lokale feiten en cijfers beleid gemeente beleid partners en organisaties
ambities: de integrale aanpak in hoofdlijnen 4 invalshoeken de veiligheidsketen de richting de doelstelling de schaal
4 pijlers norm stellen norm handhaven wijkaanpak individuele toerusting
de 3 “s”-sen en verantwoordelijkheid systematiek samenhang samenwerking gezamenlijke verantwoordelijkheid
de probleemvelden geweld overlast/vernielingen/vervuiling woninginbraken voertuigcriminaliteit
actieschema’s geweld
actieschema’s overlast vernieling en vervuiling
actieschema’s woninginbraken
actieschema’s
jaarplan 2000
meerjarenplanning
actieschema’s voertuigcriminaliteit
Veilig Sa m e n l e v e n
deel 1
1. de aanleiding
1.1. waarom een nota integraal veiligheidsbeleid? inleiding De veiligheidssituatie is in Gouda een met regelmaat terugkerend gespreksonderwerp. Veel Gouwenaars, zo blijkt uit gesprekken met bewoners, uit brieven aan het college, uit de cijfers van politie en justitie en uit de buurtsignalering, maken zich zorgen over de veiligheid in hun stad. Verbetering van de veiligheid krijgt van de Goudse burger de hoogste prioriteit. Georganiseerde groepen van bewoners, bijvoorbeeld wijkteams en ondernemers toonden en tonen zich bezorgd over de onveiligheid. Reeds in 1995 deed het wijkteam Oost onderzoek naar het (on) veiligheidsgevoel van wijkbewoners, eveneens sterk in herinnering staat het onderzoek dat het wijkteam Binnenstad in 1998 heeft uitgevoerd met de daarop volgende acties (rapport maak een vuist), recent volgde een rapportage uit Goverwelle. Ook de lokale en regionale media berichten veelvuldig over onderwerpen die betrekking hebben op veiligheid. provinciaal en landelijk niveau Op landelijk en provinciaal niveau staat veiligheid ruim in de schijnwerpers. Dit blijkt alleen al uit de publicaties van het ministerie van Binnenlandse zaken over veiligheid zoals de Gids voor Veiligheid, het Integraal Veiligheids Programma en de periodieke veiligheidsrapportages. Eerder was al het Beleidsplan Nederlandse Politie verschenen. In diverse brieven aan de Tweede Kamer worden een aantal maatregelen in relatie tot het terugdringen van geweld op een rij gezet, veel van de maatregelen zijn het uitvloeisel van een advies van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling met als titel: Verantwoordelijkheid en Perspectief, geweld in relatie tot waarden en normen. Tenslotte is enige tijd geleden door vertegenwoordigers van Rijk, Provincies (IPO) en gemeenten (VNG) een convenant gesloten, het zogenaamde Bestuurs Accoord Nieuwe Stijl (BANS), waarin de vertegenwoordigde organisaties, namens hun achterban, voor de komende periode een aantal bestuurlijke afspraken hebben gemaakt. Een van de voornaamste onderwerpen van het BANS is het integraal veiligheidsbeleid. lokale politiek Veiligheid, zo kan worden geconstateerd, is in de afgelopen jaren een terugkerend agendapunt in de geeigende raadscommissies maar daarnaast ook in de vergaderingen van de Gemeenteraad. Zonder overdrijving kan worden gesteld dat het thema veiligheid in de afgelopen jaren behoorde tot de voornaamste thema's van de algemene beschouwingen. Het voeren van een adequaat veiligheidsbeleid stond en staat daarmee hoog op de agenda van het stadsbestuur en de politieke partijen. Het college van burgemeester en wethouders heeft het integraal veiligheidsbeleid tot het belangrijkste speerpunt van collegebeleid gemaakt. In het beleidsprogramma 1998-2002 van het college is dit als volgt geformuleerd:
11
Veilig Sa m e n l e v e n
"Er komt een integraal veiligheidsbeleid. Behalve een consequent en consistent optreden van de politie, zal de aandacht daarin vooral uitgaan naar het terugdringen van factoren en tendensen die de onveiligheid en de criminaliteit bevorderen. Het beleid zal niet alleen gekenmerkt worden door een zogenaamde repressieve component, maar ook door een samenhangende en op preventie gerichte aanpak. Hiervoor zal een beleidsnota worden opgesteld." Het stadsbestuur heeft daarmee besloten om, samen met veiligheidspartners, maatschappelijke organisaties en burgers integraal veiligheidsbeleid te ontwikkelen. Bovendien stelde het bestuur dat veiligheid een zaak is van ons allen en dat het sluitstuk van het gemeentelijk veiligheidsbeleid is het aanmoedigen van individuele burgers om hun medeburgers aan te spreken op hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de gemeenschap. bestaand veiligheidsbeleid Het lopende of bestaande beleid werd in januari 1999 aan commissie 1 en 4 gepresenteerd door middel van een overzicht van alle lopende veiligheidsprojecten in Gouda. Er is met betrekking tot veiligheidsbeleid geen sprake van een nul-situatie. Er is al veel op de rails gezet om criminaliteit en overlast te bestrijden. Zonder te kort te doen aan het enthousiasme waarmee aan die projecten werd en veelal nog wordt gewerkt en het succes van de projecten, is geconstateerd dat er (nog) niet genoeg wordt gedaan, niet genoeg als we kijken naar de criminaliteitscijfers en de mate waarin burgers zich onveilig voelen en niet genoeg omdat we ervan overtuigd zijn dat veel dingen beter gedaan kunnen worden. bestuursopdracht Op basis van de wens om, met vele partners in de stad, te komen tot een integraal veiligheidsbeleid is een bestuursopdracht opgesteld. Deze bestuursopdracht van het college van Burgemeester en Wethouders was het startschot om te komen tot het voorliggende integraal veiligheidsplan. In de bestuursopdracht wordt het ontwikkelingsproces naar een plan, van minstens even groot belang geacht als het plan zelf. gestelde uitgangspunten In de bestuursopdracht integraal veiligheidsbeleid gemeente Gouda 2000-2003 wordt globaal een ontwikkeltraject aangegeven voor Gouds Integraal Veiligheidsbeleid. De volgende uitgangspunten worden benoemd: •
Het veiligheidsbeleid wordt ontwikkeld met functionele partners en georganiseerde bewonersgroepen, met name de lokale driehoek (burgemeester, districtschef en officier van justitie) en de wijkteams zijn belangrijke gremia. In april 1999 is een werkconferentie gepland (werd 27 augustus). De gemeenteraad wordt gaande het proces op de hoogte gehouden van de voortgang en betrokken bij concept-versies. Het interactief karakter wordt verbreed bij de implementatie van de nota.
•
Aansluiting wordt gezocht bij staand beleid. Overigens mag het ontwikkeltraject naar de beleidsnota geen belemmering vormen voor nieuw beleid.
•
Aansluiting zal worden gezocht bij het ontwikkeltraject naar een stadsvisie.
•
De nota krijgt een meerjarenperspectief. De ontwikkeling van het integraal veiligheidsbeleid wordt gezien als een groeimodel, in de nota wordt een jaarplan 2000 verwerkt.
12
Veilig Sa m e n l e v e n
•
Begonnen wordt met een duidelijke begrenzing van het begrip veiligheid voor wat betreft de breedte. We kiezen ervoor om in de nota het accent te leggen op criminaliteit en overlast. De uitwerking van die onderwerpen heeft uiteraard een integraal karakter, waarbij de gehele beleidsketen (van proactie tot en met repressie) aan bod komt. Uiteraard worden elementen, indien een directe relatie bestaat naar andere beleidsterreinen zoals verkeer, milieu, rampen en brandweer er bij betrokken.
•
De visie op veiligheid krijgt een stedelijk karakter. Bij de probleemgerichte aanpak van veiligheid wordt aangesloten bij de actieve wijkaanpak in de vorm van wijkveiligheidsplannen, tenzij de aard en/of de omvang van het probleem vraagt om een stedelijke aanpak
•
De regie van integrale veiligheid ligt bij de gemeente. Dat betekent onder andere dat afstemming wordt gezocht met beleidscycli van de politie en het Openbaar Ministerie, maar name waar het gaat om rollen en taken van de verschillende veiligheidspartners.
•
Het veiligheidsbeleid krijgt een meer structureel, (programmatisch) karakter in plaats van een projectmatige aanpak.
•
Er komt een lokale veiligheidsmonitor, waarbij het beleid jaarlijks wordt geëvalueerd op grond van resultaten met het oog op gestelde doelen. (de in deel II gepresenteerde monitor is beperkter van opzet)
•
Nieuw beleid vraagt om intensivering van middelen en instrumenten. Nadrukkelijk zal worden meegewogen dat een verbetering niet alleen zit in extra financiële middelen maar ook in het anders, doelgerichter en doeltreffender organiseren.
•
In de eerste week van november 1999 wordt de nota integraal veiligheid, tegelijkertijd met de meerjarenbegroting 2000-2003 in de gemeenteraad vastgesteld (planning vooralsnog 21 februari ).
de nota integraal veiligheidsbeleid De nota bestaat uit twee delen. In deel I wordt, in een aantal hoofdstukken, met name het theoretisch kader van het beleidsontwikkelingstraject geschetst, de koersbepaling leidend tot een visie. In deel II wordt, op grond van de veiligheidsanalyse en een beeld van de bestaande veiligheidsactiviteiten, op hoofdlijnen vorm gegeven aan het meerjarenbeleidskader (programma) voor de komende vier jaar en worden de activiteiten geschetst voor het programmajaar 2000. Tenslotte wordt nader vormgegeven aan een wezenlijk en onmisbaar element van veiligheidsbeleid: de beleidsevaluatie en het bijbehorend instrumentarium, de veiligheidsmonitor.
13
Veilig Sa m e n l e v e n
leeswijzer Dit plan geeft antwoord op de volgende vragen:
deel 1 •
Wat zijn de actuele ontwikkelingen op het terrein van het veiligheidsbeleid (oorzaken en beleid) en wat verstaan we onder integraal veiligheidsbeleid? (hoofdstuk 2)
•
Aan welke veiligheidsterreinen willen wij bij voorrang aandacht geven en hoe wordt het beleid procesmatig ingericht? (hoofdstuk 3)
•
Wat weten wij van de veiligheidssituatie van burgers in Gouda, hoe veilig zijn zij en hoe veilig voelen ze zich? (hoofdstuk 4)
•
Wat is in Gouda tot nu toe ondernomen aan activiteiten en beleid om de veiligheid te vergroten, wat heeft dat beleid opgeleverd? (hoofdstuk 5)
•
Welke ambities heeft de gemeente met veiligheidsbeleid? (hoofdstuk6)
•
Met wie wil de gemeente veiligheidsbeleid ontwikkelen? (hoofdstuk 7)
•
Op welke wijze, met welke instrumenten wil zij dit beleid vormgeven? (hoofdstuk 8)
•
Welke problemen wil zij met prioriteit aanpakken? (hoofdstuk 9)
•
Wat kost Gouds veiligheidsbeleid? (hoofdstuk 10)
deel 2 •
Welk tijdpad en welke activiteiten heeft zij daarbij voor ogen? (II, hoofdstuk 1 jaarplan 2000)
•
Aanzet tot een globaal meerjarenkader? (II, hoofdstuk 2)
•
Welke (meetbare) resultaten wil zij met het beleid behalen en op welke wijze is dit "meten " gepland? (II, hoofdstuk 3)
14
Veilig Sa m e n l e v e n
2. ontwikkelingen en trends, begrippen en definities
inleiding In dit hoofdstuk wordt allereerst de ontwikkeling van veiligheidsbeleid geplaatst in een context van maatschappelijke ontwikkelingen en trends. Vervolgens gaan we wat nader in op enkele van de vele begrippen die in relatie tot veiligheidsbeleid worden gebruikt. Een meer uitgebreide begrippenlijst is als bijlage aan deze nota toegevoegd.
2.1. ontwikkelingen Adequaat veiligheidsbeleid houdt rekening met actuele maatschappelijke ontwikkelingen en anticipeert op te voorziene trends. Zonder de ontwikkelingen hier nauwkeurig te analyseren kan worden gesteld dat een aantal van deze trends in relatie tot veiligheidsproblemen en mogelijke oplossingsrichtingen van belang zijn. stijgende criminaliteitscijfers Sinds het midden van de jaren vijftig, de tijd waarin het welvaartspeil van de bevolking een stijgende lijn vertoont, is het aantal geregistreerde misdrijven vrijwel ononderbroken gegroeid. Deze toename van de criminaliteit in de naoorlogse periode, zo constateert het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP-rapport 1998), is niet alleen kenmerkend voor Nederland, maar komt in vrijwel alle Westerse landen voor. Hoewel de situatie in de verschillende landen lastig is te vergelijken kan worden vastgesteld dat het niveau van criminaliteit in Nederland tot in de jaren tachtig veel lager lag dan in de ons omringende landen. Vooral in de jaren 1980 tot 1985 heeft in ons land in korte tijd een inhaalslag naar West-Europees niveau plaatsgevonden (SCP 1990). In de periode 1970-1994 stijgt de geregistreerde criminaliteit van 266.000 naar 1,3 miljoen misdrijven. Rekening houdend met de bevolkingsgroei is het aantal misdrijven in de genoemde periode verviervoudigd. de context van stijgende criminaliteitscijfers De vraag waarom in de naoorlogse periode het criminaliteitsniveau zo sterk is gestegen en op zo’n hoog niveau bleef is veel gesteld. Het samenvallen van stijgende criminaliteit met een periode van welvaartsgroei was op het eerste gezicht niet goed te begrijpen. In eerste instantie leek het te gaan om min of meer normale delicten van opgroeiende jeugd. Toen bleek dat het voor een deel ging om vroeg-delinquenten die een criminele carrière doorliepen en om criminaliteit die verband hield met verslavingsproblemen met bijbehorende overlast, veranderde die mening. Wat lijken nu de oorzakelijke ontwikkelingen in de relatie met de huidige criminaliteitscijfers? Vast staat dat onderzoekers het over weinig eens zijn. Wel wordt er verband gelegd tussen de volgende ontwikkelingen en criminaliteit.
15
Veilig Sa m e n l e v e n
demografische ontwikkelingen Verschillende demografische ontwikkelingen lijken van invloed op de lokale veiligheid. • Zo zal de bevolkingsgroei in het komend decennium licht toenemen, daarbij zal een verschuiving tussen generaties optreden. Ontgroening en vergrijzing zullen, uitgaande van de ontwikkelingstendens van criminaliteit, van invloed zijn op de objectieve en subjectieve veiligheid: criminaliteit en overlast worden momenteel vooral veroorzaakt door jongeren; subjectieve onveiligheidsgevoelens komen verhoudingsgewijs meer voor bij ouderen. • Het verschil in crimineel gedrag tussen mannen en vrouwen is en blijft opmerkelijk. Verondersteld werd dat de verandering in de rol van vrouwen en meisjes op school en in de arbeidsmarktsituatie ook in de criminaliteit tot uiting zou komen. Vooralsnog blijven de verschillen tussen mannen en vrouwen, ook in de jeugdcriminaliteit, groot. • Ook is de samenstelling van de bevolking naar etnische herkomst van belang. Een verdere stijging van het aantal etnische minderheden, en daarbinnen het aantal jongeren, zal de heterogeniteit van de samenleving verder doen toenemen. Een verklaring voor de hoge criminaliteit onder jongeren uit bepaalde etnische groepen, vooral Marokkaanse en Antilliaanse jongens, moet voor een belangrijk deel worden gezocht in hun lage maatschappelijke positie, lage opleiding, lage arbeidsdeelname en laag inkomen. Die factoren bieden echter geen volledige verklaring, zeker niet gezien de grote verschillen tussen verschillende groepen etnische minderheden met een vergelijkbare status. Aanvullende verklaringen voor deze verschillen lijken: de hechtere organisatie van sommige allochtone gemeenschappen zoals bijvoorbeeld de Turkse gemeenschap in Nederland, tevens acculturatieproblemen en sociale controle in de opvoeding van Marokkaanse jongeren. Hun afstand tot de Nederlandse cultuur lijkt groter dan bij andere groepen etnische minderheden. • De samenstelling van de bevolking zal ook veranderen in de zin dat het aantal eenpersoonshuishoudens zal (blijven) toenemen. Het primaire sociale verband van burgers wordt steeds kleiner. Zowel de toename van de heterogeniteit als het kleiner worden van sociale verbanden hebben hun invloed op de samenhang (cohesie) in de samenleving. Gebrekkige cohesie in de maatschappij blijkt van invloed op de ontwikkeling van criminaliteit. economische ontwikkelingen Economische ontwikkelingen lijken van invloed op de criminaliteit. Jongeren die werkloos zijn of weinig toekomstperspectief hebben, lopen risico onvoldoende binding te ontwikkelen met de samenleving. Daarnaast zullen economische ontwikkelingen bijvoorbeeld ook het gebruik van nieuwe communicatietechnologieën bevorderen en daarmee kunnen leiden tot nieuwe vormen van criminaliteit. maatschappelijke ontwikkelingen • individualisering De individualisering is toegenomen. De burger is minder afhankelijk van en gebonden aan andere individuen. Waarden als traditie, duurzaamheid, solidariteit en volgzaamheid worden in toenemende mate vervangen door waarden als zelfstandigheid, flexibiliteit, zelfontplooiing en emancipatie. De samenleving wordt daardoor meer gefragmenteerd, de cohesie vermindert.
16
Veilig Sa m e n l e v e n
•
secularisering en ontzuiling Verondersteld wordt dat ook ontzuiling heeft bijgedragen aan het verliezen van een binding met de samenleving.
2.2. trends in veiligheidsbeleid integrale benadering Vanaf 1994 lijkt een nieuwe, meer integratieve aanpak van problemen en aspecten rondom veiligheidsbeleid terrein te winnen. Vanaf 1990 wordt steeds meer duidelijk dat veiligheidsbeleid zich niet langer kan beperken tot het opstellen van een toenemend aantal regels (wet- en regelgeving) en de toepassing daarvan. Naast regelgeving en handhaving komt er meer aandacht voor preventie en hulpverlening en ook het aantal betrokkenen bij veiligheidsbeleid wordt (daarmee) uitgebreid: "Gebiedsgerichte samenwerking tussen politie, (boven)lokale overheden en private partijen wordt bevorderd." (regeerakkoord, 1994). In de nota Veiligheidsbeleid 1995-1998 benadrukt de regering het brede perspectief van veiligheidsbeleid. Dit zou betrekking moeten hebben op de vele aspecten die de woon- en leefomgeving van de burger omvatten. De essentie van integraal veiligheidsbeleid wordt verwoord door de voormalig minister van Binnenlandse Zaken, mevr. Dales: "Integraal veiligheidsbeleid: een bestuur dat over zijn eigen grenzen heenkijkt en samenwerking stimuleert. Een bestuur dat in staat is de inzet van vele en veelsoortige diensten te coördineren. een bestuur dat heeft geïnvesteerd in goede informatievoorziening en daardoor op tijd de juiste beslissingen kan nemen. Een bestuur dat vooruitkijkt en waar mogelijk preventieve maatregelen neemt. het gaat om het activeren van mensen. De idee dat de overheid dat alleen zou kunnen is allang verlaten." zelfverantwoordelijkheid Integraal veiligheidsbeleid dus. Maar ook een veiligheidsbeleid dat is gebaseerd op samenwerking vanuit gedeelde verantwoordelijkheid. Politie en gemeente(bestuur) zijn niet langer alleen aanspreekbaar op en aansprakelijk voor een verantwoord beleid. Steeds vaker wordt ingezien dat naast deze beide partners in veiligheid ook maatschappelijke organisaties en individuele burgers mede verantwoordelijkheid dragen voor de veilige woonomgeving. Verantwoordelijkheid in opvoedende zin, maar ook verantwoordelijkheid voor het eigen handelen: Onveiligheid is immers mede het resultaat van het gedrag van individuen in de samenleving. "Pas wanneer die individuen anders gaan handelen, wordt onveiligheid verminderd. De overheid kan daarvoor voorwaarden scheppen, kan gedragsverandering wellicht ook stimuleren, maar het zijn vooral de individuele burgers die het moeten doen, zeker waar het gaat om het voorkomen van onveiligheid." (Lokaal Veiligheidsbeleid en .... de gemeente). De belangrijkste ontwikkelingstendens in veiligheidsbeleid is dan ook die van het stimuleren van zelfverantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Het primaat voor het handhaven van de openbare orde ligt bij de gemeente, daar ligt naast een uitvoerende rol ook de regisseursfunctie wanneer het gaat om veiligheidsbeleid op lokaal niveau. De gemeente kan het echter niet alleen: iedereen kan en is aan de samenleving ver-
17
Veilig Sa m e n l e v e n
plicht een bijdrage te leveren aan veiligheid: een bijdrage in de rol van opdrachtgever, ondernemer of consument van maatregelen. Belangrijk is wel onderscheid aan te brengen waar het betreft die specifieke bijdrage en de fase waarin die bijdrage vorm krijgt. meer nadruk op preventie Naast de erkenning van de noodzaak van samenhangend (of integraal) beleid en een gezamenlijke aanpak is een tendens waarneembaar waarbij de behoefte bestaat om in toenemende mate repressieve veiligheidsmaatregelen te vervangen door structureel preventief beleid. Repressie zal niet verdwijnen, wel wijzigt de verhouding tussen beide vormen van veiligheidsbeleid. Zelfs in landen c.q. steden met een imago dat sterk wordt bepaald door repressie (New York) wordt ten alle tijden gewezen op het grote belang van preventie (opvoeding en opleiding, werkgelegenheid, gemeenschapszin enz.). Preventieve projecten die langzaam maar zeker vanuit de Noordamerikaanse culturele achtergrond de oceaan oversteken (Communities that care) kenmerken het ook daar onderkende belang van preventie. Een evenwichtig, samenhangend pakket van daadkrachtige, transparante repressie en structurele preventieve maatregelen moeten, zo is de gedachte, objectief meetbare veiligheid en subjectieve veiligheid(-sgevoelens) versterken. het private domein binnen bereik van preventief veiligheidsbeleid Steeds meer wordt duidelijk dat verloedering van het publieke domein zowel met betrekking tot de fysieke vormen ervan zoals vernieling en vervuiling als de verloedering van omgangsvormen zoals intimiderend gedrag, ruw taalgebruik en wildplassen, meer dan men eerder wilde aannemen, zijn wortels heeft in de verloedering van het privé domein zoals dat tot uitdrukking komt in gebruik van geweld, verwaarlozing, armoede en vormen van verslaving. Omgekeerd heeft de verloedering van het publieke domein invloed op de wijze waarop burgers zich voor anderen en voor andermans goederen verantwoordelijk voelen, op hun mate van betrokkenheid en afzijdigheid. Met betrekking tot onveiligheid in het privé domein geldt dat de overheid omwille van privacybescherming overwegend zeer terughoudend is op het gebied van regelgeving en handhaving, wel wordt met allerlei vormen en op meerdere niveaus via preventieve of flankerende maatregelen direct of indirect invloed uitgeoefend op gedrag binnen het privé domein van burgers, bijvoorbeeld op het brede terrein van de pijler individuele toerusting: zoals opvoedingsondersteuning, allerlei vormen van hulpverlening, voorlichting, scholing, armoedebeleid.
2.3. begrippen en de definities veiligheid Iedereen praat met iedereen over veiligheid, toch lijken we het niet altijd over hetzelfde te hebben. Veiligheid, is een abstract begrip, iedereen heeft er een eigen invulling voor . Het begrip veiligheid wordt in het integraal veiligheidsprogramma (IVP) omschreven als: het aanwezig zijn van een zekere mate van ordening en rust in het openbare domein, van bescherming van leven, gezondheid en goederen tegen acute of dreigende aantastingen en het aanwezig zijn van basisvrijheden als menings- en bewegingsvrijheid.
18
Veilig Sa m e n l e v e n
Veiligheid hangt in deze definitie samen met rust en orde, met bescherming tegen gevaren en met vrijheid. Hoewel Nederland in vergelijking met veel andere landen een veilig land is, en Gouda in het verlengde daarvan een veilige stad, zijn mensen ook hier voortdurend bloot gesteld aan risico’s. Criminaliteit is daar slechts een van, in de dagelijkse praktijk zijn verkeers- en andere ongevallen een grotere bedreiging voor -in ieder geval- het fysieke welzijn. Wanneer we veiligheid als -afwezigheid van angst en gevoelens van bedreiging- zien, vormen echter criminaliteit, overlast en verloedering de meest genoemde bedreigingen. integraal veiligheidsbeleid Integraal veiligheidsbeleid wordt in het IVP gedefinieerd als: Het op een systematische en samenhangende manier samenwerken aan het behoud of de verbetering van de lokale veiligheid in al haar facetten, onder regie van het openbaar bestuur. In deze omschrijving valt met name de breedte op. Woorden als "in alle breedte, de gehele keten, het hele scala, in al haar facetten", worden in verband gebracht met veiligheid. Die breedte heeft betrekking op twee te onderscheiden items, namelijk de beleidsgebieden en de oorzaak/gevolgrelaties. Onderscheiden worden vier belangrijke gebieden van onveiligheid: 1. Criminaliteit: de veel voorkomende criminaliteit, zoals vernielingen, inbraak en diefstal, en de zware criminaliteit. Criminaliteit wordt omschreven als een aantasting van ordening en rust, het kan een bedreiging vormen voor het leven, de gezondheid en/of goederen. 2. Overlast: gebeurtenissen en gedragingen die formeel niet altijd strafbaar zijn, maar die door bepaalde bevolkingsgroepen of individuele burgers wel als crimineel en bedreigend (bijvoorbeeld vervuiling en verloedering) worden ervaren. 3. Verkeer: de toename van het verkeer, van het aantal verkeersovertredingen en ongelukken betekenen een toename van zowel de feitelijke onveiligheid als van de gevoelens van onveiligheid. 4. Calamiteiten: hieronder vallen branden en allerlei soorten rampen, zoals milieurampen. Calamiteiten vormen een bedreiging voor leven, gezondheid en goederen veiligheid/onveiligheid in relatie tot openbare orde en leefbaarheid Openbare orde wordt juridisch omschreven als -maatschappelijke rust en orde-; als de (handhaving van) gedragingen op openbare plaatsen conform de geldende rechts- en fatsoensnormen. Hiertoe kunnen ook gerekend worden gedragingen die weliswaar in beslotenheid plaatsvinden, maar die wel een uitstralingseffect hebben (bijvoorbeeld in de vorm van overlast) naar het openbare leven. De begrippen leefbaarheid en veiligheid worden vaak met elkaar in verband gebracht, hoe die relatie er precies uitziet hangt veelal af van het referentiekader van personen. Bijvoorbeeld, Gouda is een populaire vestigingsplaats, de meeste inwoners wonen hier graag, een stad kan gewild zijn ondanks het feit dat een stad als onveilig wordt ervaren. Jongeren ervaren de binnenstad als oneindig saai, er is niets te beleven, veel ouderen geven aan dat er veel te veel gebeurt. objectieve en subjectieve onveiligheid, sociale (on)veiligheid Bovenstaande opsomming maakt al duidelijk dat onveiligheid zowel slaat op de feitelijke onveiligheid, als op de gevoelens van onveiligheid en dat beide soorten onveiligheid nauw met elkaar samenhangen.
19
Veilig Sa m e n l e v e n
Het begrip objectieve onveiligheid staat voor de feitelijke kans dat zich een gebeurtenis voordoet die de veiligheid aantast, bijvoorbeeld dat men slachtoffer wordt van criminaliteit of een verkeersongeval. Objectieve veiligheid wordt vastgesteld aan de hand van voornamelijk materiële schadegegevens, aantallen delicten en slachtoffers, aantallen aangiften en door wetshandhavers vastgestelde strafbare feiten. Subjectieve onveiligheid oftewel de beleving van onveiligheid. De inbreker steelt niet alleen goederen maar ook veiligheid en zekerheid. Onder subjectieve onveiligheid wordt het gevoel van spanning, vrees of angst verstaan, dat wordt opgeroepen door een werkelijke of veronderstelde criminele bedreiging van de persoon zelf of zijn of haar naasten. Subjectieve onveiligheid wordt vastgesteld aan de hand van enquêtes. Onveiligheidsgevoelens zijn geen onterechte of irrationele reacties van bepaalde bevolkingsgroepen. Deze gevoelens blijken wel degelijk geworteld in een redelijk realistische kijk op concrete bedreigingen en het eigen vermogen zich daartegen te verweren. Het veiligheidsgevoel zal per individu verschillen. Zo zal er onder meer verschil zijn wat betreft de inschatting van het werkelijk optreden van een concrete bedreiging, verschil in daadwerkelijke weerbaarheid, verschil in mate van gevoeligheid, vreesachtigheid enz. sociale veiligheid Het begrip sociale veiligheid is in de afgelopen jaren gebruikt om verschillende dingen mee aan te duiden. Het begrip wordt vaak gehanteerd in de betekenis van subjectieve onveiligheid in brede zin. In dit plan wordt onder sociale veiligheid verstaan de veiligheidsbeleving van het individu in relatie tot de inrichting van de openbare ruimte. Sociaal veilig ontwerpen bestaat niet, het zijn immers de mensen die de delicten plegen en niet de gebouwen of de buitenruimten. Architecten, stedenbouwers en planologen kunnen echter wel degelijk een belangrijke bijdrage leveren aan de sociale veiligheid. Ook voor bewoners, politici, woningbouwcorporaties en andere betrokkenen in het bouwproces is een belangrijke rol weggelegd. Door het adequaat vormgeven en inrichten van de bebouwde omgeving kan de kans op vandalisme, diefstal, inbraken enz. beperkt blijven. Ook het zich veilig voelen is mede afhankelijk van de wijze waarop woningen en andere functies gemengd worden, gebouwen worden ontworpen en buitenruimten worden ingericht. Centraal staat de vraag, hoe men bij het plannen, ontwerpen en beheren van de bebouwde omgeving rekening kan houden met het sociale veiligheidsaspect. In deze nota refereren wij aan de resultaten van een omvangrijk onderzoeksproject geïnitieerd door de gemeente Den Haag naar criteria voor sociale veiligheid. De criteria worden zowel gebruikt voor het ontwikkelen van de plannen als voor het toetsen van plannen of bestaande situaties. De informatie is geordend volgens het principe van een checklist. Het systematisch gebruik van de checklist heeft tot gevolg dat sociale veiligheid systematisch en structureel aan de orde komt bij de verschillende stadia van het planvormingsproces.
20
Veilig Sa m e n l e v e n
3. begrenzen en faseren, proces en organisatie
3.1. begrenzing en fasering van veiligheidsbeleid in de nota lokale nota, gouda en de regio zijn tot elkaar veroordeeld als communicerende vaten Deze nota is een lokale nota, dit betekent echter niet dat veiligheid een zuiver lokale aangelegenheid is. Criminaliteit en overlast beperken zich noch in hun oorzaken, noch in verschijningsvorm, noch in de mogelijkheden tot bestrijding tot de stadsgrenzen. Daders van buiten plegen delicten in Gouda, Goudse daders plegen delicten elders. Partners in veiligheid en relevante organisaties zijn veelal regionaal georganiseerd. Bestrijding van overlast en criminaliteit op de ene locatie kan verschuiving naar een andere locatie tot gevolg hebben. In deze nota wordt het accent gelegd op lokale criminaliteitscijfers en lokale maatregelen. prioriteit geven aan de bestrijding van criminaliteit en overlast De aanpak van de veiligheidsproblematiek in Gouda vraagt om een prioriteitsstelling: niet alles kan tegelijk en er moeten dus keuzes worden gemaakt over het zwaartepunt van het veiligheidsbeleid. In de bestuursopdracht is gesteld dat het gemeentebestuur bij de ontwikkeling van integraal veiligheidsbeleid voorrang geeft aan de bestrijding van criminaliteit en overlast. Deze keuze is als volgt gemotiveerd: De cluster brand en calamiteiten is hiervoor genoemd als een van de vier gebieden van onveiligheid. In deze nota wordt dit gebied buiten beschouwing gelaten omdat er ten aanzien van brand en calamiteiten reeds sprake is van ver ontwikkelde normering, uitvoerige wet- en regelgeving, heldere financieringsstromen en wettelijke en structurele overleg- en besluitvormingskaders in de vorm van horizontale of verticale bestuursarrangementen en samenwerkingsverbanden. Verkeersveiligheid maakt in belangrijke mate deel uit van veiligheid en overlast in het publieke domein. Ook op lokaal niveau wordt daarom de verkeersveiligheid betrokken bij het integraal veiligheidsbeleid. Op dit moment wordt in het kader van het Bestuursaccoord Nieuwe Stijl het nut en de noodzaak onderzocht van het, via een bestuursaccoord, maken van afspraken over de decentrale invulling van het verkeersveiligheidsbeleid. In de voorliggende nota wordt verkeersveiligheid niet beschouwd als prioriteit.
21
Veilig Sa m e n l e v e n
criminaliteit en overlast In vergelijking met vorenstaande terreinen staat de integrale ontwikkeling van beleid op de bestrijding van criminaliteit en overlast nog in de kinderschoenen. Er moet nog veel op de rails worden gezet, naast de noodzakelijke uitwerking van overlastnormen, zal in de komende periode nadrukkelijk aandacht moeten worden besteed aan het realiseren van een integrale en structurele aanpak van de problematiek die is gefundeerd op een analyse van daders, slachtoffers en locaties, en in voldoende mate onderbouwd met cijfers (adequate informatie-voorziening). Daarnaast moeten bestaande geldstromen, gekoppeld aan lopend beleid, worden geëvalueerd en moeten nieuwe financieringsbronnen worden aangeboord. Tenslotte moet worden gezocht naar toegesneden structurele overleg- en vooral besluitvormingskaders. Geconstateerd kan worden dat de grenzen van beleid nauwelijks te trekken zijn, alles heeft met alles en iedereen met iedereen te maken, niemand kan afzijdig blijven. Duidelijk is overigens geworden dat burgers ook niet afzijdig willen blijven. Duidelijk is ook dat er een heldere rolverdeling moet komen. Om te voorkomen dat burgers teleurgesteld worden in hun verwachtingen, is het belangrijk goed aan te geven welke rol van burgers wordt verwacht. Soms zal dit meedenken zijn, reageren op voorstellen, raadplegen, adviseren in partnerschap, meebeslissen of zelf initiatief en verantwoordelijkheid nemen. Voor het gemeentebestuur als regisseur van het beleid ligt er allereerst de opgave om draagvlak en samenwerkingsarrangementen te creëren en te organiseren, richting te bepalen en de randvoorwaarden aan te geven, vervolgens op basis daarvan veiligheidscontracten te genereren, gezamenlijke doelstellingen te formuleren en wederzijdse binding met betrekking tot doelgerichte inzet en resultaten te bewerkstelligen.
3.2. proces en organisatie In de metafoor van het woon- en leefgebouw lijkt de vraag naar een veelomvattend en samenhangend renovatieplan zo vanzelfsprekend, ook de keuze voor een grote bouwcombinatie met allerlei gespecialiseerde onderaannemers..., maar wie maakt het ontwerpplan, wie het bestek, met wie is gesproken, naar wie is geluisterd, naar de bewoners, naar de door hen ingehuurde deskundigen, naar de woordvoerder van de grote bouwcombinatie? Wie neemt het voortouw? de organisatie van de planvorming Geconstateerd kan worden dat de bestuursopdracht zich in eerste instantie vooral richt op het komen tot een integraal beleidsplan, vervolgens worden zowel aan het proces om tot een plan te komen als aan de inhoud van het plan voorwaarden gesteld. Het begrip integraal beleidsplan verwijst naar zowel organisatorische aspecten van het veiligheidsbeleid als naar inhoudelijke aspecten. inhoudelijke samenhang Een integrale aanpak van onveiligheid veronderstelt een aanpak met aandacht voor zowel een evenwichtig samengestelde veiligheidsketen als een optimale synergie van maatregelen in de sfeer van preventie en repressie.
22
Veilig Sa m e n l e v e n
organisatorische samenhang Een integrale aanpak van onveiligheid veronderstelt tevens een veelomvattende aanpak op veel terreinen van onveiligheid zoals criminaliteit, verkeers-, brand- en milieuonveiligheid, ook veronderstelt het meer aandacht voor de medeverantwoordelijkheid van private partijen. organisatorische samenwerking Om inhoudelijke en organisatorische samenhang te bewerkstelligen moeten gemeenten, overige overheidsdiensten, politie, justitie en private partijen nauw en duurzaam met elkaar samenwerken op basis van een gedegen inzicht in de aard en de omvang van de lokale (on)veiligheidsproblematiek, partnerschap in veiligheid zou je kunnen zeggen. inhoudelijke en organisatorische samenhang en samenwerking Nadruk wordt ook gelegd op aansluiting bij bestaande beleidsinitiatieven en horizontale en verticale overlegstructuren, er is immers geen sprake van een nulsituatie, noch met betrekking tot de feitelijke situatie (objectieve en subjectieve onveiligheid), noch met betrekking tot beleidsinitiatieven, resultaten van activiteiten en samenwerkingsrelaties. Tegelijkertijd moet men er in concrete situaties mee uit de voeten kunnen en houvast aan hebben. Voldoende breed en concreet voor draagvlak -en- voldoende doelgericht en trefzeker, voor draag- en slagkracht. Geopteerd wordt voor een integrale aanpak, die duurzaam recht doet aan de complexiteit van de problematiek en de vele probleemeigenaren, het moet een ambitieus maar wel realistisch plan worden en het moet tot een meetbaar en voelbaar veiliger Gouda leiden. samenhang en samenwerking door een programmatische aanpak Om samenhang op het veelomvattende en complexe beleidsterrein van veiligheidsbeleid aan te brengen en samenwerking tussen verschillende partijen te realiseren, is een projectmatige aanpak nodig. Echter een projectstructuur kent een afbakening in tijd, de ontwikkeling en uitvoering van integraal veiligheidsbeleid vraagt permanent een andere manier van organiseren en werken. Het Ministerie van BZK gebruikt hiervoor het woord veiligheidsprogramma. Het woord programma geeft beter dan het woord plan aan dat er sprake is van meerdere en ook wisselende veiligheidspartners in verschillende rollen -en- tijdens en vooral ook door middel van het proces van samenwerken ontstane producten. We onderscheiden drie niveaus van samenhang en samenwerking, namelijk het strategisch niveau (het bestuur), het beleidsontwikkelend en beleidsvoorbereidend niveau (beleidsmedewerkers) en het beleidsuitvoerend niveau (de uitvoerders). Op elk van de onderscheiden niveaus plannen partners gezamenlijk doelen, ontwikkelen beleid en meten en evalueren resultaten. Het ontwikkelproces zal worden gestuurd door een regiegroep die van samenstelling zal verschillen al naar gelang de fase van het proces en de taak die er ligt.
23
Veilig Sa m e n l e v e n
organisatie van de programmaontwikkeling Ten behoeve van de ontwikkeling van het veiligheidsprogramma is gekozen voor een projectstructuur waarin twee actoren actief zijn namelijk het B en W-comité integraal veiligheidsbeleid als stuurgroep en een gemeentebreed samengestelde projectgroep. Samen vormen deze actoren de generator voor duurzame en eenduidige beleidsontwikkeling. Het B en W-comité staat onder voorzitterschap van de burgemeester en bestaat verder uit de wethouder preventief veiligheidsbeleid, de gemeentesecretaris en de coördinator integraal veiligheidsbeleid. Het B en W-comité is met name verantwoordelijk voor de strategische beleidsvorming, inclusief de uitwerking daarvan in geformuleerde visies en ambities. Zij betrekt bij dit proces tevens de externe partners in strategische beleidsvorming zoals rijk en provincie en verder politie en justitie. De projectgroep staat onder voorzitterschap van de coördinator integraal veiligheidsbeleid, de projectgroep geeft met name inhoudelijk vorm aan het integrale veiligheidsprogramma. De projectgroep vormt enerzijds de verbinding met de eigen gemeentelijke sectoren, tevens betrekt zij bij dit proces de externe partners en organisaties. De projectgroep is met name verantwoordelijk op het niveau van de beleidsvoorbereiding en uitvoering, inclusief de formulering en planning van maatregelen van activiteiten en de uitvoering van de maatregelen, uiteraard beperkt tot de programmering van veiligheidsbeleid. Ook op het niveau van de uitvoering zijn er, met betrekking tot veiligheidsthema’s, breed samengestelde projectgroepen, soms thematisch georganiseerd zoals projectgroep jongerenoverlast, soms wijkgericht, bijvoorbeeld diverse projectgroepen die zich met wijkveiligheid bezig houden. B en W-comité en integrale projectgroep samen zijn verantwoordelijk voor de interactie met de al dan niet georganiseerde Goudse burger. De veiligheidsdag, de actieve wijkaanpak, en ook de individuele gesprekken en de briefwisseling van burgers met gemeentebestuursleden en ambtenaren zijn instrumenten die hiervoor zijn en worden benut. Media spelen een belangrijke rol bij met name het veiligheidsgevoel van burgers. Op alle niveaus van beleidsontwikkeling zal expliciet een rol voor de media worden gepland. De gemeenteraad draagt zowel de eindverantwoordelijkheid voor de inhoudelijke en organisatorische totstandkoming van het veiligheidsprogramma als voor de evaluatie en toetsing van het programma aan de gestelde doelen. De coördinator veiligheid voert het secretariaat van het B en W-comité, ook zit zij de gemeentelijke projectgroep voor en vormt als zodanig de linking-pin tussen beide beleidsniveaus, zij draagt zorg voor de procesbewaking, coördinatie van de projectgroep en eindredactie van het veiligheidsprogramma. Bovendien heeft zij zitting in het beleidsadviesteam en projectteam stedenvisie, verder coördineert zij enkele lopende en in ontwikkeling genomen projecten.
24
Veilig Sa m e n l e v e n
het tijdpad Het gemeentebestuur heeft een ambitieus tijdpad gesteld voor de ontwikkeling van het lokale integrale veiligheidsprogramma. Hierbij moet in het oog worden gehouden dat het tijdpad met name betrekking heeft op de fase van de strategische beleidsvorming, en de planmatige inkadering en vormgeving van de fasen beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering, toetsing en evaluatie. Deze nota biedt inzicht in het doolhof van het nogal ruime begrip veiligheid, het laat zien dat integraal denken geboden is en brengt in beeld wie er zoal bij het veiligheidsdenken betrokken is of zou moeten worden. Waar dit plan zich nog slechts in globale zin over uitspreekt is de mate van beleidsintensivering en de gelden die daarvoor nodig zijn voor beleidsintensivering. Enerzijds is dit nog niet aan de orde omdat in deze fase nog niet alle nieuwe, concrete maatregelen zijn gepland, en anderzijds omdat de gemeente vooral met alle betrokkenen (veiligheidspartners, organisaties, burgers en de gemeentelijke organisatie zelf) voorstellen wil formuleren, prioriteren en de gemeenteraad naast alle andere besturen voorleggen.
25
Veilig Sa m e n l e v e n
26
Veilig Sa m e n l e v e n
4. veiligheid in gouda
4.1. inleiding In dit hoofdstuk staat de veiligheid in Gouda centraal. Er wordt zowel aandacht besteed aan de hoeveelheid, het type en de locatie van delicten (objectieve veiligheid), als aan de veiligheidsbeleving (subjectieve veiligheid) van Gouwenaars. De objectieve veiligheid wordt beschreven aan de hand van de aangiften1) (en in het geval van het delict straatroof meldingen1)) die bij de Goudse Politie zijn gedaan in de periode 1996-1998. De subjectieve veiligheid wordt in kaart gebracht aan de hand van de uitkomsten van de stadsbrede enquête die tweejaarlijks wordt gehouden in het kader van het project 'Buurtsignalering'. Bij de subjectieve veiligheid komt de veiligheidsbeleving van Gouwenaars overdag en 's avonds aan bod, alsmede als onveilig bestempelde plekken in de stad. Behalve voor de objectieve en de subjectieve veiligheid, is in dit hoofdstuk aandacht voor zaken die het 'veiligheidsklimaat' kunnen beïnvloeden. Het gaat hierbij onder meer om ergernis aan rondhangende jongeren, vernielingen en zwerfvuil. Evenals bij de subjectieve veiligheid, heeft de bewonersenquête hierbij als bron gediend. Op basis van de in dit hoofdstuk gepresenteerde cijfers wordt in de afsluitende paragraaf een aanzet gegeven tot het formuleren van prioriteiten. De hier gepresenteerde cijfers zullen als basis dienen voor het stellen van prioriteiten naar locatie, type delict, type overlast en inwonersgroepen. In hoofdstuk 8, waarin aandacht is voor slachtoffers, verdachten en potentiële geweldplegers, worden prioriteiten naar (overige) doelgroepen bepaald. Dit hoofdstuk dient echter niet alleen voor de prioriteitsstelling. De cijfers vormen het startpunt (de nulmeting) van het regelmatig peilen (monitoren) van de veiligheid in Gouda in de komende jaren. Tot slot dient te worden opgemerkt dat in dit hoofdstuk slechts de meest opvallende situaties en ontwikkelingen zijn beschreven. Voor een meer gedetailleerd overzicht wordt verwezen naar de bijlagen.
4.2. objectieve veiligheid: aangiften en meldingen bij de goudse politie in de jaren 1996, 1997 en 1998 opmerkingen vooraf Met behulp van de gegevens uit het registratiesysteem van de politie kan worden vastgesteld hoe vaak en op welke locatie aangifte1) of melding is gedaan van een delict. De aangifte-cijfers geven een goede indicatie van het werkelijk aantal gepleegde delicten. Mogelijk verstorende factoren als een veranderde aangifte- en registratie-
1) Van een aangifte is sprake als van een delict ter kennis gekomen van de Politie (melding) proces-verbaal is opgemaakt.
27
Veilig Sa m e n l e v e n
bereidheid zullen op een termijn van drie jaar namelijk niet of nauwelijks spelen. De kloof tussen de geregistreerde en niet-geregistreerde criminaliteit is overigens de laatste 15 jaar wel verminderd. Begin jaren '80 werden op basis van slachtofferenquêtes 25 keer zoveel delicten geregistreerd als op basis van de politiestatistieken. In 1996 omvatten deze enquêtes nog 'slechts' tien maal zoveel delicten als de politiecijfers. De belangrijkste reden dat het 'dark number' is afgenomen, is dat de politieregistratie sterk is verbeterd (RMO, Cijfers omtrent geweld). Om vergelijkingen in de tijd en naar wijk te kunnen doen, wordt het aantal aangiften of meldingen afgezet naar inwoner- of woningaantal. Er is met name aandacht voor het aantal en de locatie van de delicten in 1998. Opvallende ontwikkelingen vanaf 1996 worden echter ook genoemd.
frequentie delicten Onderstaande figuur laat zien dat de aangiften van auto-inbraken2) en vernielingen het grootste aandeel vormen in de hier onderscheiden soorten aangiften. Over de jaren 1996-1998 is het aantal keren dat er aangifte van een delict werd gedaan, niet veel veranderd. Alleen het aantal aangiften van vernieling is duidelijk toegenomen. In 1996 werd er per 1.000 inwoners van Gouda van 18 vernielingen aangifte gedaan. In 1998 was dit gestegen tot 21. Woninginbraak is het enige delict waarvan het aantal aangiften is gedaald: in 1996 en 1997 bedroeg het nog acht aangiften per 1000 inwoners. In 1998 is dit aantal gedaald tot zes. Over de periode 1996-1998 waren gemiddeld vier à vijf aangiften van gewelds- of zedenmisdrijven per 1.000 inwoners. Het aandeel van de geweldsmisdrijven is overigens zo'n acht maal groter als dat van de zedenmisdrijven.
Aangiften 1996-1998. Gemiddeld aantal per 1.000 inwoners.
Er zal nu eerst nader aandacht worden besteed aan aangiften van auto-inbraken. Vervolgens komen de aangiften van vernielingen, woninginbraken, gewelds- en zedenmisdrijven aan bod. Tot slot wordt ingegaan op het aantal meldingen van beroving. Steeds zal de situatie in de wijken worden belicht en wordt kort aangegeven hoe de ontwikkeling in de periode 1996-1998 is geweest. 2) Auto-inbraak: incl. diefstal aan auto's, excl. diefstal van de auto zelf.
28
Veilig Sa m e n l e v e n
auto-inbraken Het aantal aangiften van auto-inbraken is vrij constant gebleven. In 1998 werd bijna 1.850 maal aangifte gedaan van een auto-inbraak. Dit betekent voor heel Gouda genomen dat 26 keer per 1.000 inwoners aangifte is gedaan van genoemd delict.
Aangiften auto-inbraken 1998. Gemiddeld aantal per 1.000 inwoners.
In de Binnenstad wordt relatief drie tot vier maal zo vaak aangifte gedaan als gemiddeld. In Nieuwe Park twee maal zo vaak. Deze hoge aantallen kunnen worden verklaard door de vele functies die de Binnenstad heeft, waardoor er relatief veel auto's worden geparkeerd van niet-Binnenstad-bewoners. Ook de wijken Oost en Kort Haarlem/Kadenbuurt springen er in negatieve zin uit Het minst aantal aangiften wordt in Plaswijck en Achterwillens gedaan: in 1998 respectievelijk 10 en 6 per 1.000 inwoners. De ontwikkelingen in de diverse wijken verschilt. Tussen 1997 en 1998 verschilt het aantal aangiften niet veel, maar tussen 1996 en 1997 wel. De meest opvallende ontwikkeling is de stijging van de aangiften van auto-inbraken in Oost: van 17 naar 48 aangiften per 1.000 inwoners. Anders gezegd: in 1996 werd 70 keer proces-verbaal opgemaakt, terwijl dit in 1997 bijna 200 keer gebeurde. Ook in Kort Haarlem/Kadenbuurt en Goverwelle steeg het aantal aangiften. In de Binnenstad en Korte Akkeren daalde het aantal enigszins.
vernielingen Het aantal aangiften van vernieling bedroeg in 1998 bijna 1500 stuks. Het aantal ligt daarmee circa 18% hoger dan in 1996. Deze stijging heeft in haar geheel plaats gevonden in 1998. De aantallen in 1997 waren namelijk lager dan die in 1996. Omgerekend naar inwonersaantal is er het afgelopen jaar 21 keer aangifte van vernieling gedaan per 1.000 inwoners.
29
Veilig Sa m e n l e v e n
Aangiften vernielingen 1998. Gemiddeld aantal per 1.000 inwoners.
De verschillen tussen de meeste wijken zijn niet zo groot. In veel wijken ligt het aantal aangiften in de buurt van 20 per 1.000 inwoners. Een extreme uitschieter is opnieuw de Binnenstad, met 54 aangiften. Ook Oost zit met 33 een stuk hoger. Duidelijk lagere cijfers worden in Achterwillens en Goverwelle aangetroffen. Respectievelijk 11 en negen aangiften van vernielingen per 1.000 inwoners. Voor de meeste wijken fluctueren de cijfers over de afgelopen drie jaar. In de Binnenstad stijgt het aantal aangiften echter geleidelijk en in Oost stijgt het aantal zelfs sterk. In 1996 werden in Oost nog 16 aangiften per 1.000 inwoners gedaan tegen 33 in 1998.
woninginbraken Het aantal aangiften van woninginbraken lag in 1998 op ruim 400. Dat is zo'n 30% lager dan in de twee jaar daarvoor. Omgerekend daalde het aangifteniveau van 19 naar 14 aangiften per 1.000 woningen.
Aangiften wonininbraken 1998. Gemiddeld aantal per 1.000 woningen.
30
Veilig Sa m e n l e v e n
Ook hier ligt het relatief aantal aangiften het hoogst in de Binnenstad, maar het verschil met de andere wijken en Gouda als geheel is hier kleiner dan bij de andere delicten. In 1998 lag ook in de wijk Noord het aangifteniveau hoog. In genoemde wijken werden ruim 20 aangiften per 1.000 woningen gedaan. Wanneer er wordt gekeken wordt voorgaande jaren, valt op dat bij een aantal wijken het aangifteniveau sterk fluctueert. In Nieuwe Park werd per 1.000 woningen in 1996 en 1997 nog gemiddeld 30 maal aangifte gedaan van woninginbraak. In 1998 gebeurde dit echter nog slechts acht maal. Ook Plaswijck heeft in 1998 een sterke daling ondervonden. Het aantal aangiften per 1.000 woningen daalde van 18 in 1997 naar zeven in 1998. Verder is opvallend dat het aangifteniveau in Goverwelle in 1998, na de piek in 1997 weer op het niveau van 1996 is. In Noord tot slot, gebeurde het omgekeerde: in 1998 waren 30% meer aangiften dan in het jaar ervoor.
gewelds- en zedenmisdrijven In 1998 is ongeveer 240 maal aangifte gedaan van een geweldsmisdrijf en 36 maal van een zedenmisdrijf. Wordt dit omgerekend naar inwonersaantal, dan blijkt dat per 1.000 inwoners gemiddeld vier aangiften zijn gedaan van een gewelds- of zedenmisdrijf. Het cijfer ligt daarmee gelijk aan dat in 1996. In 1998 hadden de meeste wijken een aangifteniveau van drie aangiften per 1.000
Aangiften gewelds- en zedenmisdrijven. Gemiddeld aantal per 1.000 inwoners.
inwoners. Alleen Achterwillens en Goverwelle zaten met één aangifte per 1.000 inwoners een stuk lager. De Binnenstad steekt weer ver boven de andere wijken uit met 20 aangiften van een gewelds- of zedenmisdrijf per 1.000 inwoners. Ook absoluut gezien waren hier de meeste aangiften: ongeveer 100. Dit beslaat 35% van alle aangiften in Gouda. Gerelateerd aan het aantal inwoners had ook Nieuwe Park veel aangiften. In geen enkele wijk is een duidelijke ontwikkeling te ontdekken in de aantallen aangiften over de bestudeerde periode. Voor sommige wijken fluctueert het cijfer enigszins. Andere wijken blijven constant.
31
Veilig Sa m e n l e v e n
straatroof Afgaand op het aangifteniveau komen berovingen in Gouda veel minder vaak voor dan de eerder besproken auto-inbraken, vernielingen, woninginbraken en gewelds- en zedenmisdrijven. Gezien de indruk die een beroving bij met name het slachtoffer achterlaat, verdient het thema echter wel de aandacht. Het aantal aangiften is te laag om betrouwbare uitspraken te kunnen doen door de tijd heen. Tevens is het schetsen van wijkverschillen niet verantwoord. Om die reden is, in tegenstelling tot de andere delicten, bij de analyse van de Politie-gegevens gebruik gemaakt van het aantal meldingen. In 1998 werd 75 maal melding gemaakt van een beroving op straat, een bijna exact zelfde aantal als een jaar eerder. In vergelijking met 1996 kan echter een lichte teruggang worden geconstateerd. Circa een derde van de meldingen was in de periode 1996-1998 afkomstig uit de Binnenstad. Omgerekend naar inwonertal betekent dat zes meldingen per 1.000 inwoners. In Gouda als geheel ligt dit aantal op één. Behalve de Binnenstad, is het aantal berovingen relatief hoog in Nieuwe Park: ruim vier meldingen per 1000 inwoners. Echter, in 1996 werden er nog bijna negen meldingen per 1000 inwoners gedaan. Opvallend is dat voor alle jaren ook Bloemendaal slechter scoort dan gemiddeld. Noord is een wijk waar de berovingscijfers zijn gedaald. Werd in 1996 nog relatief vaker een melding gemaakt dan gemiddeld, in 1998 waren er 0,6 meldingen per 1.000 inwoners.
4.3. subjectieve veiligheid opmerkingen vooraf In de tweede helft van 1998 is voor de tweede keer een enquête gehouden onder de bewoners van Gouda in het kader van het project 'signaleringssysteem buurtbeheer'. In 1996 is dit ook gebeurd. Het systeem is opgezet door de gemeente Gouda, de woningbouwverenigingen en het Servicebureau Stadsvernieuwing. Men wilde over een instrument kunnen beschikken waarmee tijdig aan de hand van 'signalen' ontwikkelingen in buurten kunnen worden onderkend. In de enquête is aandacht voor de woonomgeving, het sociaal woonklimaat en de sociale veiligheid in de woonbuurt. Gezien het lage absolute aantal respondenten in Stolwijkersluis en Oostpolder in Schieland, worden deze wijken niet apart onderscheiden. De in deze paragraaf vermelde uitkomsten hebben betrekking op de situatie van eind 1998. De uitkomsten zijn vaak min of meer identiek aan de uitkomsten van de enquête uit 1996. Indien wel opvallende verschillen werden geconstateerd, zijn deze beschreven. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan de veiligheidsbeleving van de inwoners overdag en 's avonds, en aan onveilige plekken. De veiligheidsbeleving per wijk is grafisch weergegeven aan de hand van een relatieve waarde. Hoe hoger de waarde, hoe veiliger men zich voelt. In de bijlage wordt uitgelegd hoe deze waarde tot stand is gekomen.
veiligheidsbeleving overdag Een kleine 60% van de inwoners geeft aan zich overdag altijd veilig te voelen. Ruim een derde voelt zich meestal veilig. Circa 8% van de burgers voelt zich soms wel, soms niet veilig.
32
Veilig Sa m e n l e v e n
Veiligheidsbeleving overdag, uitgedrukt in een relatieve waarde. (Vanwege het lage aantal respondenten in Stolwijkersluis/ Oostpolder zijn deze wijken niet meegenomen).
Het geschetste beeld verschilt echter nogal per wijk. Zo voelen in Oost slechts vier op de tien bewoners zich altijd veilig in hun buurt. Het aandeel inwoners dat zich 'meestal' veilig voelt, verschilt bijna niet van het Gouds gemiddelde. Daarentegen is het percentage dat zich soms wel, soms niet veilig voelt in Oost ruim twee maal zo hoog. De achterstand die de wijk heeft ten opzichte van andere wijken is in vergelijking met 1996 overigens wel afgenomen. Tevens is men zich in Achterwillens en Nieuwe Park duidelijk veiliger gaan voelen. In Bloemendaal en Goverwelle daarentegen is het tegenovergestelde gebeurd. Behalve in Oost, voelt men zich anno 1998 ook in Korte Akkeren relatief onveilig. Met het onveiligheidsgevoel in de Binnenstad valt het overdag mee: ruim 90% voelt zich meestal (41%) of altijd (51%) veilig. Het blijkt dat inwoners vanaf ongeveer 60 jaar zich relatief het meest onveilig voelen, hoewel nog altijd ongeveer 85% zich meestal of altijd veilig voelt. Personen in de leeftijd van 28 t/m 39 jaar hebben het minst last van onveiligheidsgevoelens. Tweederde voelt zich altijd veilig, 30% meestal. Een veel opvallender verband is er tussen de veiligheidsbeleving en de hoogte van het inkomen. Uit de cijfers blijkt dat personen met een laag huishoudinkomen zich duidelijk minder vaak veilig voelen dan gemiddeld. Gouwenaars die meer dan ƒ 6.000,-per maand te besteden hebben, voelen zich daarentegen juist veiliger. Behalve wijk, leeftijd en inkomenspositie kan ook geslacht de mate van onveiligheidsgevoelens beïnvloeden. Uit de cijfers blijkt echter dat er nauwelijks verschil is tussen het veiligheidsgevoel van mannen en vrouwen overdag.
veiligheidsbeleving 's avonds Tweederde van de Gouwenaars voelt zich 's avonds meestal (45%) of zelfs altijd (21%) veilig in de eigen buurt. Ruim een kwart voelt zich soms wel, soms niet veilig. Slechts 6% van de respondenten voelt zich in de avonduren nooit of vrijwel nooit veilig. Zoals verwacht voelen de inwoners van Gouda zich overdag wel veiliger dan in de avonduren. Als wordt gekeken naar de cijfers voor de verschillende wijken, dan blijkt men zich in de wijken Binnenstad/Nieuwe Park duidelijk minder veilig te voelen dan in andere wijken. Het aandeel bewoners dat zich altijd of meestal veilig voelt, ligt ongeveer 20
33
Veilig Sa m e n l e v e n
procentpunten onder het gemiddelde. Ook de inwoners van Korte Akkeren, Kort Haarlem en met name Oost onderscheiden zich in negatieve zin. In laatstgenoemde wijk voelt ruim 15% zich nooit of vrijwel nooit veilig 's-avonds en 38% soms wel, soms niet. In Achterwillens voelt men zich het meest veilig. In vergelijking met 1996 is men zich in geen enkele wijk onveiliger gaan voelen. In Kort Haarlem en de Binnenstad is het gevoel van veiligheid zelfs licht toegenomen. Verder heeft, net als bij het veiligheidsgevoel overdag, Oost een deel van haar achterstand op de overige wijken ingelopen.
Veiligheidsbeleving ’s-avonds, uitgedrukt in een relatieve waarde. (Vanwege het lage aantal respondenten in Stolwijkersluis/Oostpolder zijn deze wijken niet meegenomen).
Wanneer de veiligheidsbeleving in de avonduren worden afgezet naar leeftijd, komt min of meer hetzelfde beeld naar voren als bij de analyse van de veiligheidsbeleving overdag. Ouderen hebben vaker met onveiligheidsgevoelens te kampen dan jongeren. Dit geldt met name voor 65-plussers. Ongeveer de helft van hen voelt zich meestal of altijd veilig, terwijl over alle leeftijden gemeten dit voor tweederde van de inwoners geldt. Met name het aandeel ouderen dat aangeeft zich soms wel, soms niet veilig te voelen is groot (42%). Behalve naar leeftijd, kunnen ook opvallende verschillen in de veiligheidsbeleving tussen de verschillende inkomensklassen worden geconstateerd. Opnieuw zijn het de laagste en de hoogste inkomensklassen die zich in ongunstige respectievelijk gunstige zin onderscheiden van de rest. Tenslotte zijn er, in tegenstelling tot de situatie overdag, wél verschillen te ontdekken in de veiligheidsbeleving van mannen en vrouwen. Zo ligt het percentage inwoners dat zich altijd veilig voelt in de avond bij mannen op 30% en bij vrouwen op 15%. Tegelijkertijd voelt 22% van de mannen zich soms wel, soms niet veilig 's avonds tegenover 32% van de vrouwen.
onveilige plekken Ongeveer de helft van de bewoners geeft aan dat zij één of meerdere plekken in hun buurt weten waar zij zich niet veilig voelen. Veel genoemde plekken zijn het Groene Eiland, Station Goverwelle, het Atlantis Park, de Rijkestraat en omgeving (Dunant-
34
Veilig Sa m e n l e v e n
singel), Prins Hendrikstraat, Herenstraat (al dan niet in combinatie met de sociëteit de Garenspinnerij) en het Omlooppad. Ook vinden veel Gouwenaars de paadjes of poortjes achter de huizen niet prettig.
4.4. sociale overlast en waardering fysieke woonomgeving opmerkingen vooraf In het buurtsignaleringsonderzoek wordt de waardering van de burgers ten aanzien van de woonomgeving gemeten. Ook is aandacht voor de mate waarin bewoners zich ergeren aan zaken die als sociale overlast kunnen worden aangemerkt. Hierdoor is onder meer bekend of men vindt dat de buurt mooi of juist lelijk is, groen of betonachtig en in welke mate Gouwenaars zich ergeren aan hondenpoep of rondhangende jongeren. Van de in deze paragraaf besproken zaken, die veelal het fysieke en sociale aanzien van de wijk weergeven, kan worden verondersteld dat zij de veiligheidsbeleving van de bewoners beïnvloeden. Ook leeft de gedachte dat een verloederde wijk uitnodigt tot crimineel gedrag. Twee redenen waarom het interessant is de waardering van de woonomgeving in kaart te brengen. Tabel 4.1. geeft een overzicht van de indicatoren die inzicht geven in de waardering van de fysieke woonomgeving en de mate van sociale overlast (ergernis) die bewoners ervaren. Tevens is het gemiddeld aantal meldingen van lawaai-overlast opgenomen. De mate van ergernis is, evenals bij de veiligheidsbeleving per wijk, uitgedrukt in een relatieve waarde. Hoe meer inwoners zich ergeren, en hoe vaker men zich ergert, hoe hoger de waarde (kolom A t/m F). Voor de waardering van de fysieke woonomgeving geldt: hoe hoger de waardering, hoe hoger de waarde (kolom G t/m K). Kolom L geeft als enige een absoluut aantal aan, namelijk het gemiddeld aantal meldingen bij de Politie die lawaai-overlast betreffen. Een bovengemiddelde 'eindscore' geeft aan dat de inwoners hun woonomgeving bovengemiddeld waarderen en relatief weinig sociale overlast ervaren. In de bijlage wordt nader uitgelegd hoe de waardes en de scores tot stand zijn gekomen. Evenals bij de subjectieve veiligheid, zijn de uitkomsten vaak min of meer identiek aan de uitkomsten van de enquête uit 1996. Indien wel opvallende verschillen werden geconstateerd, zijn deze beschreven. Uit de cijfers is overigens gebleken dat relatief weinig mensen zich ergeren aan graffiti, (de gevolgen van) drugsgebruik en burenruzies. Daarom zijn van deze drie thema's geen ergerniswaardes berekend en tellen zij niet mee bij de totstandkoming van de 'eindscore'. Onder meer vanwege enkele verschillen in de mate van ergernis tussen de wijken, worden de genoemde thema's onder het kopje 'ergernissen' wel kort besproken.
35
Veilig Sa m e n l e v e n
wijk/gebied
(A)
(B)
(C)
(D)
(E)
(F)
(G)
(H)
(I)
(J)
(K)
(L)
score
Gouda
41
38
38
32
29
29
69
68
67
65
59
10
100
Bloemendaal
38
32
35
28
25
25
78
80
78
68
71
5
166
Plaswijck
38
37
38
29
28
25
76
88
78
66
68
5
147
Noord
41
38
35
30
25
27
78
73
70
69
65
10
133
Achterwillens
39
34
35
30
31
27
65
60
64
54
62
6
108
Kort Haarlem
42
37
42
30
30
28
69
65
66
68
57
9
102
Goverwelle
41
36
41
30
28
31
61
50
53
58
51
7
82
Nieuwe Park
36
55
36
34
34
30
53
68
64
65
32
9
81
Oost
37
45
30
40
39
36
61
64
63
60
45
18
71
Korte Akkeren
50
45
39
37
34
35
62
58
61
61
46
12
59
Binnenstad
53
48
46
41
32
37
73
54
58
75
39
29
52
Tabel 4.1: ervaren sociale overlast en waardering fysieke woonomgeving.
= gunstig = gemiddeld = ongunstig
Mate van ergernis (uitgedrukt in een relatieve waarde) in de eigen buurt aan: A hondenpoep B zwerfvuil C (fout)parkeren D vernielingen E rondhangende jongeren F criminaliteit
Mate van waardering (uitgedrukt in een relatieve waarde) van de fysieke woonomgeving: G mooi (versus lelijk) H groen (versus betonachtig) I ruim (versus benauwend) J afwisselend (versus saai) K schoon (versus vuil) L
gemiddeld aantal meldingen van lawaai-overlast en burengerucht per 1.000 inwoners
De matrix laat duidelijk zien welke wijken zich positief of juist negatief onderscheiden van elkaar of van het Gouds gemiddelde. In onderstaande tekst zijn daarom vooral opmerkingen over de scores op stadsniveau verwerkt om de waarden in perspectief te kunnen zien. Daarnaast is kort aandacht voor de verschillen in waardering tussen inwonersgroepen.
ergernissen Gebleken is dat hondenpoep de grootste ergernis van de Gouwenaars is: circa 35% van de bewoners ergert zich hier vaak aan, bijna de helft ergert zich soms. Ook rondslingerend vuil is velen een doorn in het oog: ruim een kwart ergert zich vaak3). Bijna 30% van de inwoners geeft aan vaak overlast te ondervinden van fout geparkeerde auto's. Zo'n 15% van de Gouwenaars ergert zich vaak aan vernielingen. Ruim de helft geeft aan zich soms te ergeren. In de Binnenstad en in Oost ergeren relatief twee keer zoveel inwoners zich vaak aan vernielingen. De mate van ergernis aan rondhangende jongeren is in de ene Goudse wijk veel hoger dan in de ander. In Oost ergert zo'n 35% van de inwoners zich vaak aan dit verschijnsel, terwijl het gemiddelde voor heel Gouda bijna drie maal zo laag ligt. Verder blijkt deze problematiek in Noord en Bloemendaal vrijwel niet te spelen.
3) In het rapport 'Zwerfafval: Gouda heeft er schoon genoeg van', onderzoek naar oorzaken, oplossingen en gedrag inzake zwerfafval en hondenpoep in de Binnenstad van Gouda, (A.E. Malestein en C.M. de Waard, Gouda/Wageningen 1995) worden aanbevelingen gedaan voor het oplossen van het zwerfafval- en het hondenpoepprobleem.
36
Veilig Sa m e n l e v e n
Bijna de helft van de Gouwenaars blijkt zich soms aan criminaliteit te ergeren, één op de tien ergert zich vaak. Laatstgenoemd percentage is in Oost twee maal en in de Binnenstad ruim tweeënhalf maal zo hoog. Over het algemeen blijken ergernissen bij oudere Gouwenaars, lager opgeleiden en inwoners met een laag inkomen vaker aanwezig te zijn dan bij de overige inwoners. Plaswijck, Noord, Achterwillens maar met name Bloemendaal zijn wijken waar men relatief weinig overlast ondervindt. De Binnenstad, Korte Akkeren en Oost bevinden zich duidelijk in de onderste regionen. Aangenomen mag worden dat de lage score van eerstgenoemde wijk deels wordt veroorzaakt door de verschillende functies van deze wijk. In de Binnenstad wordt niet alleen gewoond, er wordt ook volop gewerkt en gerecreëerd. De Binnenstad moet plaats bieden aan enerzijds haar bewoners en anderzijds haar bezoekers. De gevolgen van deze functiemenging zijn vaak positief, maar soms ook negatief. In de rest van Gouda is functiemenging minder expliciet aanwezig, waardoor, zo wordt aangenomen, de sociale overlast op een ander niveau ligt. In dit licht bezien is de overlast-situatie in de 'woonwijk' Korte Akkeren ernstiger. In Oost ergert men zich relatief weinig aan hondenpoep en (fout) parkeren. Andere vormen van sociale overlast zijn in deze wijk echter in ernstiger vorm aanwezig. Zo is met name de ergernis aan vernielingen en rondhangende jongeren relatief zeer hoog. Gemiddeld genomen ergeren slechts zeer weinig inwoners zich aan burenruzie. Zelfs in de wijk waar het meest wordt geklaagd (Oost) ergert niet meer dan 6% zich vaak. Ook met drugsoverlast blijkt het mee te vallen in Gouda. Gemiddeld ergert 2% van de inwoners zich aan (de gevolgen van) drugsgebruik in de woonbuurt. In de Binnenstad ligt dit percentage op 9%, in Korte Akkeren en Kort Haarlem op ongeveer 5%. Net als burenruzie en drugsgebruik is ook graffiti een item waarover de Gouwenaar zich nauwelijks druk maakt. Er zijn echter twee wijken waar wel sprake is van enige overlast: in Noord ergert een kleine 10% zich vaak, in de Binnenstad 13%.
waardering fysieke woonomgeving Meer dan acht op de tien inwoners vindt de eigen buurt mooi. In Nieuwe Park is echter slechts 60% hierover positief. Driekwart van de Gouwenaars is positief (35%) tot zeer positief (40%) over de aanwezigheid van groen in de buurt. In Goverwelle en de Binnenstad is men echter een stuk negatiever: slechts iets meer dan de helft is (zeer) positief over de hoeveelheid groen. De meningen over de ruimte in de wijk komen grotendeels overeen met die over het groen. Ook geeft circa driekwart van de inwoners aan hun buurt voldoende afwisselend te vinden. Lichtpunt voor de Binnenstad is dat de wijk zich op dit criterium in positieve zin onderscheidt van de overige wijken. Een derde van de Gouwenaars laat zich negatief uit over het vuil in de wijk. De totale waardering van de fysieke woonomgeving is het grootst in Bloemendaal, Plaswijck en Noord. Deze wijken scoorden ook bij het overlast-thema al het best. De Binnenstad scoort weliswaar onder het gemiddelde, er zijn vier wijken die minder goed scoren. Met name in Oost en Goverwelle blijft de waardering van de woonomgeving achter bij het gemiddelde. De waardering van de woonomgeving tot slot, varieert per leeftijdscategorie. Naarmate men ouder is, is de waardering van de woonomgeving hoger. Omdat rela-
37
Veilig Sa m e n l e v e n
tief veel jong volwassenen in de wijken Goverwelle en de Binnenstad wonen en relatief veel 65-plussers in de wijken Bloemendaal en Plaswijck is dit verschil in waardering grotendeels verklaarbaar uit de wijkkenmerken.
meldingen lawaai-overlast Het aantal meldingen van lawaaioverlast of burengerucht is de afgelopen drie jaar weinig veranderd. In 1998 lag het aantal meldingen op ongeveer 700. Alleen Oost en Kort Haarlem geven een duidelijke ontwikkeling te zien: over de afgelopen drie jaar is het aantal aangiften van lawaaioverlast steeds gestegen. In Oost is het gestegen van 13 in 1996 naar 18 in 1998 per 1000 inwoners. In Kort Haarlem steeg het van vijf naar negen. Met 29 meldingen per 1000 inwoners is de Binnenstad de wijk waar verreweg het vaakst melding wordt gemaakt van lawaaioverlast in 1998. Verder heeft ook Oost een relatief hoog aantal meldingen. samenhang tussen achtergrondkenmerken Bij de interpretatie van de in paragraaf 4.3. en 4.4 gepresenteerde cijfers dient rekening te worden gehouden met de samenhang tussen achtergrondkenmerken van de respondenten als inkomenscategorie, opleidingsniveau, leeftijd en woonwijk. Hiermee wordt bedoeld dat de op basis van deze kenmerken samengestelde groepen in meer of mindere mate kunnen samenvallen. Zo is het aandeel hoger opgeleiden groter naarmate men in een hogere inkomenscategorie valt. Ook zijn de onderscheiden inkomenscategorieën niet gelijkmatig over Gouda verdeeld. Zo is het inkomensniveau in Korte Akkeren en Oost duidelijk lager dan gemiddeld. In Goverwelle, Bloemendaal en Plaswijck daarentegen wonen relatief veel mensen met een hoog inkomen. Een derde voorbeeld die de samenhang illustreert, zijn de verschillen in de leeftijdsopbouw tussen de diverse Goudse wijken. Genoemde verduidelijkingen geven aan dat inzicht in de wijze waarop de bewonerskenmerken samenhangen voorwaarde is voor een adequate interpretatie van de resultaten.
4.5. aanzet tot formuleren van prioriteiten Bovenstaande analyse van de veiligheid en het 'leefklimaat' in Gouda vormt een goede bouwsteen voor het vaststellen van de prioriteiten binnen het integraal veiligheidsbeleid. De aandacht zou onder meer moeten uitgaan naar auto-inbraken, als zijnde het meest voorkomend delict. In 1998 speelde genoemd delict met name in Binnenstad, Nieuwe Park, Oost en Kort Haarlem. Daarnaast geeft Goverwelle een zorgelijk beeld te zien. Hoewel hier relatief minder auto-inbraken werden gepleegd dan gemiddeld, is het aantal aangiften ten opzichte van 1996 wel gestegen. Tevens zou extra energie moeten worden gestoken in het terugdringen van het aantal vernielingen. Het aantal keren dat aangifte is gedaan van genoemd delict is in 1998 ten opzichte van 1996 met 18% gestegen. De Binnenstad en met name Oost zijn de wijken die hiervoor voornamelijk verantwoordelijk zijn. Overdag voelen inwoners van Oost en Korte Akkeren zich duidelijk minder veilig dan de inwoners van andere wijken. Ook 's avonds scoren genoemde wijken duidelijk benedengemiddeld, evenals de Binnenstad, Nieuwe Park en Kort Haarlem. Personen met een laag huishoudinkomen en ouderen wanen zich minder veilig dan overige inwoners. Tegelijkertijd ervaren personen uit deze groepen meer sociale overlast.
38
Veilig Sa m e n l e v e n
Bij het streven het onveiligheidsgevoel en de mate van sociale overlast die Gouwenaars ervaren te verminderen, zou aan deze kwetsbare groepen prioriteit kunnen worden gegeven. Gezien het feit dat hondenpoep, zwerfvuil en fout parkeren met afstand de grootste bronnen van ergernis zijn, zou het beleid zich bij voorkeur moeten richten op het verminderen van deze ergernissen. Aandacht besteden aan het verbeteren van de verlichting van paadjes en poorten achter de huizen ten slotte, kan een middel zijn om het onveiligheidsgevoel van Gouwenaars te verminderen. Het totaaloverzicht van de veiligheids- en leefbaarheidssituatie in Gouda geeft aan dat de Binnenstad, Oost en Korte Akkeren een (zeer) kwetsbaar beeld te zien geven. Het zijn met name deze wijken waar bij de invulling van het integraal veiligheidsbeleid extra rekening moet worden gehouden.
39
Veilig Sa m e n l e v e n
40
Veilig Sa m e n l e v e n
5. veiligheidsbeleid in uitvoering
5.1. een overzicht van het veiligheidsbeleid in gouda In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de betrokkenheid van de verschillende veiligheidspartners in Gouda in het lopend veiligheidsbeleid. Kenmerkend voor het huidige veiligheidsbeleid van de verschillende partners, zo blijkt uit het overzicht van veiligheidsactiviteiten dat begin 1999 aan de gemeenteraad is gepresenteerd (bijlage), is de breedte van het aanbod aan activiteiten: repressief en preventief, verspreid over de verschillende veiligheidspijlers. Een breed scala aan activiteiten dus met een opdracht voor de toekomst: het meer dan voorheen toepassen van de drie s'en (systematiek, samenhang en samenwerking) met als einddoel een goed gecoördineerd, systematisch en samenhangend veiligheidsbeleid.
5.2. gemeente en lokaal veiligheidsbeleid Zowel de objectieve veiligheidsgegevens als de gevoelens van onveiligheid bij burgers zijn voor de raad meermalen aanleiding geweest om aan te dringen op specifieke veiligheidsmaatregelen. In een periode die meerdere college-termijnen omvat heeft dit veiligheidsbeleid geleid tot een veelheid aan maatregelen waarvan in ieder geval kan worden geconstateerd dat het beter kan. Dit besef dat een systematische en samenhangende aanpak van de veiligheidsproblematiek onontbeerlijk is geworden heeft het college van B en W er toe gebracht in haar beleidsprogramma 1998-2002 het "komen tot een nota integraal veiligheidsbeleid" tot één van de drie beleidsspeerpunten uit te roepen. De wens om te komen tot een nota integraal veiligheidsbeleid is omgezet in een bestuursopdracht die door het college aan de gemeenteraad is voorgelegd. Ook de gemeenteraad is overtuigd van het belang van een richtinggevend kader en een systematische aanpak. Deel van dat proces vormt tevens een nadere afweging van het bestaand veiligheidsbeleid. Passen eerder gekozen maatregelen bij de huidige veiligheidsproblematiek en de ambities voor de toekomst? Moeten middelen, bestemd voor veiligheidsbeleid, anders of met meer intensiteit worden ingezet of kan worden volstaan met het beter op elkaar laten aansluiten van de gekozen maatregelen en activiteiten van de verschillende partners. De komende periode zal worden benut om met alle belanghebbenden deze afweging te maken. We geven hier allereerst een beknopt overzicht van bestaande activiteiten van de gemeente en van de politie.
41
Veilig Sa m e n l e v e n
gemeentelijk veiligheidsbeleid bestrijkt alle gemeentelijke diensten Integraal veiligheidsbeleid is gemeentebreed veiligheidsbeleid, vrijwel alle gemeentelijke diensten hebben met facetten van veiligheidsbeleid te maken. Veiligheidsbeleid wordt allereerst niet alleen door de burgemeester gedragen maar door het hele college. De burgemeester heeft allereerst de wettelijke verantwoordelijkheid voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid in de gemeente. Hij speelt een belangrijke, een trekkende en coördinerende rol. Het gehele college en de gemeenteraad heeft de taak, alle gemeentelijke diensten te doordringen van de mogelijkheden die deze beleidssectoren bieden om de onveiligheid terug te dringen. Uit het overzicht van bestaand gemeentelijk veiligheidsbeleid blijkt dat vanuit nagenoeg alle diensten een bijdrage wordt geleverd aan het terugdringen van onveiligheid. een redelijk willekeurige opsomming Binnen de sector Stadswerken vervullen diverse diensten een rol bij de aanpak van bijvoorbeeld sociale onveiligheid. Ruimte en Verkeer baseert ontwerpen op analyse van subjectieve en objectieve veiligheidsrisico’s, houdt bij het inrichten van een verkeerssituatie systematisch rekening met zaken die de verkeersveiligheid of sociale veiligheid beïnvloeden, participeert in planontwikkeling duurzaam veilig, neemt deel met projecten aan de uitvoering van het meerjarenplan verkeersveiligheid. De projectleider wijkaanpak stuurt de wijkcoördinatoren aan. SVM voert het buurtsignaleringssysteem uit, onderhoudt het contact met de woningcorporaties, (overlast in de woonen leefomgeving speelt daarbij een belangrijke rol), geeft eveneens adviezen over ontwerpen en (her)bouwen conform de eisen van het keurmerk veilig wonen. Aparte vermelding verdient het ontwerpen, inrichten en onderhouden van buitenspeel gelegenheden door de dienst Stadsbeheer. Recent heeft naast speelgelegenheden van jonge kinderen ook de inrichting voor oudere jeugd aandacht gekregen. In relatie tot de bestrijding van jeugdoverlast komen we in het volgende hoofdstuk op de bijdrage van Stadsbeheer terug. Wijkbeheer en Stadsbeheer bemensen het meldpunt openbaar gebied, recent is het meldpunt naast openstelling voor klachten over de fysieke problemen in de woonomgeving zoals vernieling, vervuiling of beschadiging ook opengesteld voor sociale klachten in het openbaar gebied. Verder wordt voorafgaand aan de uitvoering van een werk in het openbaar gebied altijd een veiligheidsplan gemaakt, aan de uitvoering gaat altijd zo’n risicoinventarisatie vooraf. Binnen wijkbeheer geldt de veelzeggende slogan "schoon, heel en veilig". Bij wijk- en stadsbeheer zijn diverse "toezichthouders" aan het werk, groeninspecteurs, milieuinspecteurs, en toezichthouders in het openbaar gebied, tevens wijkmedewerkers en service teams, ieder voor zich signaleren ze problemen, lossen deze, al dan niet met hulp van anderen, op en herstellen schade. Zij zijn allen extra oren en ogen in de stad, hun aanwezigheid werkt preventief met betrekking tot veelvoorkomende criminaliteit. Binnen de sector Educatie, Recreatie en Zorg vervullen verschillende diensten een rol bij de aanpak van onveiligheid. De dienst Onderwijs en Welzijn speelt een belangrijke rol bij de beïnvloeding van jeugdigen, hun opvoeders en onderwijzers (in de ruimste zin van het woord). De activiteiten van de dienst richten zich vooral op preventie en hulpverlening. Preventie in dit geval vooral gericht op het vroegtijdig signaleren, het voorkomen van crimineel gedrag en het bieden van ontwikkelings- en ontplooiingsmogelijkheden.
42
Veilig Sa m e n l e v e n
Resultaatgebieden: De dienst onderscheidt om in de termen van de politie te blijven een zestal resultaatgebieden namelijk: zorgbeleid, verslavingszorg, maatschappelijke opvang en maatschappelijke dienstverlening, onderwijsbeleid (inclusief onderwijsachterstandenbeleid), jeugdbeleid en allochtonenbeleid. De rol van de dienst is er voornamelijk een van initiëren, enthousiasmeren, stimuleren, volgen van de uitvoering en evalueren van resultaten. Wij noemen met enkele steekwoorden een aantal prioriteiten van de dienst, bij de uitwerking van de probleemvelden in hoofdstuk 9 gaan we op een aantal prioriteiten nader in. De dienst stelt met betrekking tot de onderscheiden resultaatgebieden de volgende prioriteiten: • •
• •
•
•
Zorgbeleid, aandacht voor ouderen en veiligheid. Verslavingszorg, maatschappelijke opvang en maatschappelijke dienstverlening: extra rijksmiddelen inzetten voor uitbreiding voorzieningen gericht op hulpverlening aan mensen die op grond van materiële-, psychosociale-, psychiatrische- en/of verslavingsproblematiek zichzelf en/of anderen tot last kunnen zijn. Straathoekwerk van Riagg, Alouan en SWG/BJ: investeren in betere organisatorische en inhoudelijke samenwerking en afstemming. Onderwijsbeleid, aanbevelingen van het landelijke beleid "De Veilige School" lokaal vertalen en (doen) uitvoeren, regie voeren van de werkgroep veilige school, prioriteit geven aan terugdringen van vernieling en overlast aan en om schoolgebouwen. Gecoördineerd en intensief verzuimbeleid (CTVS en RMC). Bevorderen van contacten tussen school en ouders. "Brede school" voorbereiden, uitbouwen van zorgadviesteams en schoolmaatschappelijk werk in het voortgezet onderwijs. Vormgeven aan onderwijsachterstandenbeleid. Jeugdbeleid, algemeen beleid: bieden van infrastructuur en vangnetfunctie, beleid ten aanzien van opvoedingsondersteuning, peuterspeelzaal + functies in Gouda organiseren in de wijken Kort Haarlem en Korte Akkeren, ontwikkelingen van de brede school en de buitenschoolse opvang integreren Met betrekking tot de overlast problematiek van jongeren een beleid op maat ontwikkelen, kernbegrippen zijn in dat verband: spreiding van voldoende jeugdvoorzieningen over de stad, outreachend werken van instellingen en beroepskrachten, daarbij inhoudelijke en organisatorische samenhang met partners realiseren, flexibel en vraaggericht werken. Voldoende "gelegitimeerde" ruimte inrichten in het openbaar gebied voor jongeren. Allochtonenbeleid, draagkracht vergroten, draaglast verminderen, bevorderen van allochtone kaders, participatie op alle fronten vergroten.
De dienst Cultuur en Recreatie heeft een belangrijke rol bij de beïnvloeding van de schoolgaande en sportende en uitgaande jeugd. De dienst SZW is weliswaar niet rechtstreeks betrokken bij veiligheidsprojecten, maar heeft een belangrijke voorwaardenscheppende (proactieve) rol in relatie tot de bestrijding van een van de mogelijke oorzaken van crimineel of overlastgevend gedrag namelijk: werkloosheid en maatschappelijke uitval, zijn gebruikt als middel onder andere "sociale activering". Binnen de sector Middelen en Ondersteuning vervullen de onderscheiden diensten belangrijke coördinerende rollen De afdeling ABJZ is direct betrokken bij het vervaardigen van verordeningen, de uitvoering van de drank en horecawet en bij het vergunningenbeleid, een belangrijke rol spelen ook de bestuursdienst en de afdeling communicatie en persvoorlichting.
43
Veilig Sa m e n l e v e n
5.3. de politie en lokaal veiligheidsbeleid De werkzaamheden van het politie-apparaat zijn vooral gelegen op het terrein van handhaving. Eén van de beleidsuitgangspunten, op landelijk en lokaal/regionaal niveau, is dan ook het concentreren op die kern taken. Bij de uitvoering van deze taken is gekozen voor de systematiek van het gebiedsgebonden werken waarbij evenals bij de actieve wijkaanpak wordt aangesloten bij de directe leefomgeving van de burger. De politie is daarbij partner in structurele samenwerking met meerdere partijen en met de gemeente als regisseur. Als partner werkt de politie nauw samen met anderen: bij voorbeeld met toezichthouders namens de gemeente (parkeerwachters, maar ook leerplichtambtenaren) en particuliere beveiligingsorganisaties (bij beveiliging van bedrijventerreinen). In de afgelopen periode heeft de politie echter ook veel aandacht besteed aan op preventie gerichte activiteiten: door het ondersteunen van projecten (R&M project) maar vooral ook door het meewerken aan de uitvoering van de actieve wijkaanpak (in wijkteams) en de participatie in projecten als "Doe effe normaal", GOGAM en het "first offenders"-project.
5.4. justitie Justitie is één van de samenwerkingspartners in de lokale driehoek. De aanvankelijke discussie over de vraag of preventie wel zou behoren tot de taakstelling van het OM is vervangen door discussie over de vraag hoe het OM een zo effectief mogelijke rol kan spelen in het preventieve traject. Het samenstellen van een zogenaamde criminele kaart als vertrekpunt voor een interventiestrategie in de richting van lokale handhavings-arrangementen, vormt één van de mogelijkheden voor betrokkenheid van het OM bij het toekomstige lokale veiligheidsbeleid. Ook bij het beantwoorden van de vraag of, gezien de veiligheidssituatie, Gouda in aanmerking kan komen voor een experiment Justitie In de Buurt (JIB), speelt het OM als veiligheidspartner een belangrijke rol. Maar ook op dit moment draagt het OM bij aan de verwezenlijking van het Lokaal veiligheidsbeleid: het betreft dan betrokkenheid bij de uitvoering van de leerplichtwet, maar tevens activiteiten op het terrein van Gogam, Halt en Halt 12-. samenwerking en samenhang tussen politie, justitie en gemeente De samenwerking tussen de "bekende" veiligheidspartners krijgt in afstemmende zin haar vorm in de zogenaamde lokale veiligheidsdriehoek. In dit overleg tussen politieleiding, officier van justitie en burgemeester wordt met regelmaat overleg gevoerd over de veiligheidssituatie in de stad (binnen de regio) en worden de verschillende beleidsinstrumenten op elkaar afgestemd (Jaarprogramma's, specifieke veiligheidsmaatregelen enz.) Gemeente en politie, integraal veiligheidsbeleid en gebiedsgebonden werken, zijn twee stukjes van dezelfde puzzle. De wijk als gezamenlijk aangrijpingspunt is daarbij het uitgangspunt. In nauw overleg tussen politie en gemeente (en welzijnsorganisatie) is in de afgelopen periode dan ook gekomen tot een geografische (en inhoudelijke) aansluiting tussen de gebieden in termen van het politiebeleid en de wijken in het kader van de actieve wijkaanpak.
44
Veilig Sa m e n l e v e n
In onderstaand overzicht zijn beleidsprogramma’s en beleidscycli met betrekking tot veiligheidsprogramma's en veiligheidsbeleid van de drie veiligheidspartners gemeente, politie en justitie in vergelijkende zin in beeld gebracht.
vergelijking beleid partners in veiligheid
politie
openbaar ministerie
gemeente
inhoud
Districtelijk beleid is afgeleid van regionaal en landelijk beleid. Het Korpsbeleidsplan 19992002 heeft als resultaatgebieden: veiligheid, leefbaarheid, maatschappelijke integriteit en kwaliteit van de dienstverleningbeleids.
Nota Perspectief op 2002, met een koers van het OM. In jaarplan 1999 worden prioriteiten en postoriteiten aangegeven in de lijn van het Regeerakkoord, te weten: Veiligheid met speciale aandacht voor jeugd, geweld en stelselmatige daders.
beleidsprogramma 1999-2002, 3 speerpunten: veiligheidsbeleid, actieve wijkaanpak en stedenvisie. Met betrekking tot veiligheid: aandacht voor factoren en tendenzen die de (on)veiligheid en criminaliteit en overlast bevorderen.
besturingsfilosofie
Gebiedsgebonden werken.
Kleinschalige aanpak en lokaal gericht.
Actieve wijkaanpak.
informatiebronnen
Bedrijfsprocessensysteem, planning en control systeem politiemonitor enz.
Omgevingsanalyse die in samenwerking met de politie wordt opgezet.
Buurtsignaleringssysteem en aangiften strafbare feiten politie, recent: meldpunt overlast naast fysieke, ook voor sociale inbreuken.
schakels: repressie of preventie
Actie op beide gebieden.
Direct op repressie, indirect op preventie.
Met name actief op proactie en preventie, in het kader van bestuurlijke handhaving ook repressie.
afstemming beleidsplannen
Intern, afgeleid van BNP en korpsbeleidsplan, tevens items uit gemeentelijke beleidsplannen.
Afstemming op regeerakkoord.
Afstemming op landelijk IVP en beleidsprogramma 1999-2002.
45
Veilig Sa m e n l e v e n
vergelijking beleid partners in veiligheid vaststelling
politie
Korpsbeleidsplan
openbaar ministerie In het college van
gemeente
In de gemeente-
Ten aanzien van de aansturing door regionaal van collede politieprocureurs geldt het generaal. volgende: deraad. gemeenteraad spreekt zich uit over gewenst ge, districtelijk niveaubevan veiligheid en de gewenste inzet van politie daarbij. De burgemeester, leidsplan als hoofd in de drievan de politie, vertaalt dit in een concrete aansturing met betrekkinghoek. tot de uitoefening van gezag, de invulling van zijn rol in de driehoek en de brede rol binnen het veiligheidsbeleid, het aanwenden van beheersinvloed verantwoording
Managementrapportages en jaarverslag.
Jaarlijks verslag.
Te ontwikkelen lokale veiligheidsmonitor.
speerpunten
Beleidsplan: woninginbraken, geweld, bedreiging, diefstal af/uit voertuigen, drugsoverlast, jeugd criminaliteit, alcohol in het verkeer jaarschijf: geweld, beroving, bedreiging, jeugdcriminaliteit en drugs.
Jeugd, geweld en stelselmatige daders, georganiseerde criminaliteit met speciale aandacht voor mensenhandel en mensensmokkel, financieel-economische criminaliteit, internationale samenwerking en verkeer.
Uitbreiding bestuurlijke handhaving, fysieke en sociale aspecten van de woon- en leefomgeving, proactieve en preventieve maatregelen om overlast en criminaliteit te voorkomen via gedragsbeïnvloeding van jeugdige en opvoeders en verbeteren voorzieningenniveau.
op regionaal niveau.
5.5. andere veiligheidspartners Een modern integraal veiligheidsbeleid kan zich niet beperken tot de bijdrage van de drie bovengenoemde partijen en de brandweer met haar eigen specifieke veiligheidstaak. organisaties Meer en meer wordt duidelijk dat het veiligheidsbeleid een zaak van velen is: bedrijfsleven, woningbouwcorporaties, maatschappelijke organisaties als schoolbesturen, welzijnsorganisaties, zorginstellingen vormen professionele partners in het veiligheidscircuit. Vooral bij de vormgeving van preventief veiligheidsbeleid zijn vele maatschappelijke organisaties betrokken: Peuterspeelzalen, scholen, buurthuizen, sportverenigingen, alle spelen zij een rol als "mede-opvoeders" als uitdragers van zekere waarden en normen enz. Daarmee dragen zij bij aan het veiligheidsbeleid in Gouda. Maar ook woningbouwcorporaties, bouwbedrijven en andere ondernemingen spelen
46
Veilig Sa m e n l e v e n
een rol in het veiligheidsbeleid. De fysieke vormgeving van een stad draagt immers mede bij aan (gevoelens van) sociale veiligheid. burgers Essentieel in het veiligheidsbeleid zijn ook de burgers; zij vormen het eerste aangrijpingspunt voor een daadwerkelijk veilige stad. De burger is soms dader en soms slachtoffer, maar altijd mede verantwoordelijk voor de veiligheid. Als opvoeder, als mede organisator van sociale veiligheid, als verantwoordelijke buurtbewoner die medebewoners aanspreekt op hun gedrag of verantwoordelijkheid. Gezamenlijk (bijvoorbeeld wijkteams) of individueel bepalen bewoners mede de veiligheid van hun buurt. Een actieve rol van burgers bij het ontwikkelen en uitvoeren van lokaal veiligheidsbeleid stimuleert bewoners om zelf de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de vormgeving van de samenleving (op buurtniveau), daarnaast verbetert de veiligheidsbeleving van burgers als hun de mogelijkheid tot participatie wordt geboden om invloed uit te oefenen op de eigen leefomgeving. Het zelf aandragen van oplossingen voor door burgers ervaren veiligheidsproblemen is dus van wezenlijk belang. Wel dient helder te zijn welke rol voor burgers binnen het veiligheidsbeleid is weggelegd. De burger kan immers bij de realisering van veiligheidsbeleid verschillende rollen krijgen toegedicht: zoals reageren, raadplegen, adviseren, meebeslissen en zelfbestuur. Over de plek die burgers, in het kader van het veiligheidsbeleid, op deze participatieladder kan innemen dient volstrekte helderheid te bestaan om wederzijds teleurstelling te voorkomen. Een wezenlijke stap is reeds gezet in het kader van de actieve wijkaanpak. Op wijkniveau wordt daar door burgers meegedacht en meebeslist over allerlei aspecten van veiligheidsbeleid. De voorstellen in dat kader worden opgenomen in de wijkactieplannen. Op die wijze kunnen wijkbewoners zelf of de bij de uitvoering van de wijkactieplannen betrokken organisaties, waaronder de gemeente, uitvoering geven aan activiteiten die naar de mening van de burgers bijdragen aan de veiligheid in de wijk.
47
Veilig Sa m e n l e v e n
48
Veilig Sa m e n l e v e n
6. de ambities binnen veiligheidsbeleid
inleiding De ambitie van het gemeentebestuur is kort en krachtig, Gouda moet (duurzaam) meetbaar en voelbaar veiliger worden, of zoals een briefschrijfster het kernachtig uitdrukte: het moet minder en minder erg. Bij de bespreking van het verslag van de studiereis naar New York en Toronto in de raadscommissie van november 1999, werd door burgemeester J.H. Boone voor 2002, de lat gelegd op het gemiddelde voor steden van deze grootte, in 1999 behoort Gouda nog tot de kopgroep onveilige steden van deze omvang.
6.1. bouwstenen voor een visie, uitgangspunten voor een aanpak Het draagvlak voor veiligheidsbeleid is gemeentebreed aanwezig, in het beleidsprogramma waarmee het college in 1998 aantrad stond het beleidsterrein "met stip" genomineerd. In de bestuursopdracht zijn de contouren van een visie op de aanpak geschetst.
De ambitie is duidelijk, Gouda moet veiliger worden en niemand kan afzijdig blijven, het gemeentebestuur wil samen met partners, organisaties en burgers investeren in een veiliger Gouda. Veiligheidsbeleid is allesomvattend beleid, het heeft te maken met de gehele veiligheidsketen (van pro-actie tot nazorg), met gezamenlijk gekozen doelen, variërend van gedogen tot uitbannen van een delict of delicttype, met een gezamenlijk gekozen oplossingsrichting, situatiegericht, dadergericht of slachtoffergericht, met een gezamenlijk inhoud gegeven schaal, waarop zaken worden aangepakt, buurt/wijkgericht, stedelijk, bovenlokaal, en het betreft vrijwel alle gemeentelijke afdelingen en diensten. Bovengenoemde contouren van een aanpak geven in grote lijnen aan hoe, op welke wijze, en in sommige gevallen met wie, het gemeentebestuur onveiligheid wil aanpakken.
6.2. prioritering van de beleidterreinen criminaliteit en overlast In hoofdstuk 3 is gemotiveerd waarom in deze nota van de vier veelomvattende veiligheidsbeleidsterreinen, met name aandacht wordt besteed aan criminaliteit en overlast. Verkeersonveiligheid en verkeersoverlast komen in de nota als onderdeel van de wijkveiligheid aan de orde.
49
Veilig Sa m e n l e v e n
6.3. beleid tot nu toe In hoofdstuk 5 is geschetst welk (met name preventief) beleid er tot nu toe werd en wordt gevoerd, naast het beleid gericht op beheersing en verbetering van de (openbare orde en) veiligheid. Er is geen sprake van een nulsituatie. Naast de reguliere instrumenten die altijd al zijn ingezet met het oog op het handhaven van openbare orde en veiligheid (zoals verordeningen, uitvoering van milieu-, hinder-, drank- en horecawet enz.) zijn er specifiek acties ondernomen ter verbetering van de veiligheid in de stad. Een overzicht van alle bestaande en lopende veiligheidsprojecten werd in januari 1999 aan commissie 1 en 4 gepresenteerd. Toch is het nog niet genoeg. Nog niet genoeg, als we kijken naar de criminaliteitscijfers en de toenemende onveiligheidsgevoelens, en nog niet genoeg, omdat wij ervan overtuigd zijn dat veel dingen beter gedaan kunnen worden:
6.4. het kan beter, en het moet ook beter is de ambitie van het gemeentebestuur ...... -
rekeninghoudend met de criminaliteitscijfers en met de onveiligheidsgevoelens en de ergenissen in de woon- en leefomgeving die, zoals hiervoor beschreven, Goudse burgers ervaren, en luisterend naar de ervaringen en visie van politie, justitie, bewonersgroepen en wijkteams, bedrijfsleven, instellingen en andere betrokkenen.
criminaliteit en overlast: feiten en beleving Hoofdstuk 4 schetst de feitelijke onveiligheidssituatie van Gouwenaars aan de hand van aangiften van delicten, tevens hun beleving van (on)veiligheid en overlast, de cijfers zijn ontleend aan politiecijfers en aan gegevens uit het buurtsignaleringssysteem (1996-1998). De cijfers geven aan dat de wijken Binnenstad, Oost en Korte Akkeren de minst gunstige veiligheidssituatie hebben. Kwetsbare groepen met betrekking tot onveiligheidsgevoel en waardering van woon- en leefomgeving zijn ouderen, laag opgeleiden en mensen met een laag huishoudinkomen. ontwikkelingen in 1999, verwachtingen voor 2000 Naast bovengenoemde politiecijfers en gegevens uit het buurtsignaleringssysteem over de periode 1996-1998, is met het oog op de ontwikkeling van integraal veiligheidsbeleid in 1999, binnen en buiten de gemeentelijke organisatie breed beleidsinformatie verzameld. Een bijzondere plaats neemt de beleidsinformatie van politie en justitie in, eveneens die van bewonersorganisaties en wijkteams. Ook de ervaringen van individuele burgers, zoals deze in gesprekken met en brieven aan ambtenaren en gemeentebestuur tot uitdrukking komen dragen bij aan de keuze van uitgangspunten en onderwerpen die met prioriteit aandacht moeten krijgen.
50
Veilig Sa m e n l e v e n
6.5. bijdragen aan visie en ambitie van gemeentelijke diensten, partners in veiligheid (politie en justitie) wijken, organisaties en burgers inleiding Veiligheidsbeleid is niet alleen lokaal een hot item, ook landelijk staat het beleidsterrein in de schijnwerpers. De aandacht betreft niet alleen het werk van de politie, ook de rol van het Openbaar Ministerie en de gemeenten is onder de loupe genomen. De beleidsinspanningen zijn geïntensiveerd, meer en betere politie, meer en betere opsporing, meer cellen en ook meer mogelijkheden voor gemeenten zijn geschapen of in voorbereiding. We noemen er enkele: • vergroten van het bestuurlijk instrumentarium door het bieden van nieuwe bevoegdheden aan gemeenten zoals toekennen inbrengrecht aan gemeenten • verruiming van de mogelijkheden tot bestuurlijke handhaving, versterking van de rol van het lokale bestuur, bijvoorbeeld ruimere bevoegdheden bij de bestrijding van zogenaamd "kleine ergenissen" • uitbreiding maatschappelijke opvang • uitbreiding van toezichtfuncties in het kader van preventie • vooral meer samenhang en afstemming in beleid en uitvoering tussen de partners. 6.5.1. politie, openbaar ministerie en gemeente: partners in veiligheidsbeleid In hoofdstuk 5 zijn beleidsprogramma’s en beleidscycli met betrekking tot veiligheidsprogramma's en veiligheidsbeleid van de drie veiligheidspartners gemeente, politie en justitie in vergelijkende zin in beeld gebracht. In het districtsbeleidsplan wordt op basis van een gezamenlijk tot stand gekomen omgevingsanalyse bekeken welke onderwerpen met prioriteit aandacht moeten krijgen. Beleidsinformatie en managementrapportages kunnen leiden tot actualisering in de jaarschijven. Ontwikkelingen in district Waag- en Wiericke in 1999, intensiveren inzet op jeugdcriminaliteit en overlast door jongeren, geweld op straat en drugsoverlast. Uit het districtsbeleidsplan, de jaarschijf 2000 blijkt dat de aard en omvang van criminaliteit en overlast in district 7, (Gouda, Reeuwijk en Bodegraven) in 1999 verontrustend is gestegen, de grootste stijging vond plaats in Gouda. Met name de toename van criminaliteit en overlast door jongeren baart zorgen. Gezien deze ontwikkeling heeft het districtscollege zich genoodzaakt gezien de inspanningen op drie onderwerpen te intensiveren, deze onderwerpen zijn: • jeugdcriminaliteit en overlast door jeugdigen • geweld op straat, berovingen en bedreigingen • drugsoverlast Gedeeltelijk gaat deze intensivering ten koste van andere onderwerpen, overwegend zal door extra inzet en inspanning een uitbreiding van activiteiten worden gerealiseerd. In het districtsbeleidsplan is "partnerbeleid" nadrukkelijk vormgegeven. ambitie van het gemeentebestuur De beleidsprogramma’s van politie en justitie en het gemeentelijk veiligheidsprogramma komen nu nog separaat tot stand, de ambitie voor 2002 van het gemeentebestuur is dat volgende plannen gezamenlijke en inhoudelijk en organisatorisch afgestemde plannen zullen zijn. Een start is gemaakt met een gezamenlijk handhavingsreglement, later in deze nota komen wij op dit handhavingsreglement terug.
51
Veilig Sa m e n l e v e n
6.5.2. wijkaanpak, wijkactieplannen 2000, wijkveiligheidsplannen doel- en taakstelling wijkaanpak Doelstelling: • Verbeteren van de leefbaarheid in de gehele stad door invloed en inbreng van bewoners en bedrijfsleven op de gang van zaken in de directe woon- en leefomgeving. Dienst Wijkbeheer: • Schone, hele en veilige fysieke omgeving, naast structureel onderhoud een serviceploeg die snel en adequaat kan optreden. Wijkaanpak is geen doel op zich. Wijkaanpak is een instrument om de invloed van de burgers op het gemeentebestuurlijke doen en laten (en dat van andere organisaties) te vergroten. Kern van de wijkaanpak is bewoners serieus nemen, verantwoordelijkheid te delen, sociale samenhang te versterken. jaarplan wijkactieplannen 2000 Wijkteams stellen jaarlijks wijkactieplannen op, soms kunnen acties direct worden uitgevoerd, vaak vraagt de uitvoering middelen of acties van andere gemeentelijke diensten of organisaties. Jaarlijks wordt een "wensenlijst" aan de managementteams van de gemeentelijke diensten aangeboden ter afweging, besluitvorming en verwerking in de bedrijfs- en werkplannen. Op de lijst voor 2000 staan 56 wensen, voor elk wijkteam ongeveer 5, de rubricering naar typen levert het volgende beeld op: maatregelen jongerenoverlast en opvangvoorzieningen jongeren ...................... 15 x vervuiling .............................................................................................................. 8x herinrichten woongebied ...................................................................................... 8x verkeersmaatregelen ........................................................................................... 7x verbeteren groenbeheer, verlichting .................................................................... 6x herinrichten speelvoorzieningen .......................................................................... 3x verhogen toezicht/buurtpreventie ......................................................................... 2x wateroverlast verhelpen ....................................................................................... 2x buurtbeheersbedrijven oprichten ......................................................................... 1x Geconcludeerd kan worden dat in de actieve wijkaanpak de aanpak van jongerenoverlast en de opvang van jongeren met stip op 1 staat, gevolgd door herinrichten woongebied, aanpak vervuiling, verkeer en slecht onderhouden groen en ontoereikende verlichting, tevens dat de door bewoners en wijkteams geformuleerde wensen zeer veel raakvlakken hebben met veiligheidsbeleid. wijkveiligheidsplannen Ten behoeve van de ontwikkeling van de veiligheidsnota heeft in vrijwel alle wijken een gesprek plaatsgevonden over de opzet en inhoud van de nota en de plaats daarin van bewonersgroepen en wijkteams. Gevraagd is aan te geven welke visie wijken hebben op veiligheid in hun wijk, deze visie te vertalen naar een veiligheidsparagraaf in toekomstige wijkactieplannen en aan te geven welke veiligheidswensen men voor 2000 zou willen indienen. Bij wijze van startsubsidie werd door B en W voor eenmalige, aansprekende projecten van de wijken ƒ 15.000,-- op voorhand toegezegd. Door de wijken zijn de volgende wensen/prioriteiten aangegeven, In het jaarplan 2000 komen we op de ingediende plannen terug.
52
Veilig Sa m e n l e v e n
Korte Akkeren Nieuwe Park Binnenstad Raamgebied Kadenbuurt Kort Haarlem Oost Goverwelle Achterwillens Noord Plaswijck Bloemendaal
buurtpreventie, verder zie wijkplannen wensen via wijkplannen weerbaarheidstraining vrouwen, toezicht door jongeren, weerbaarheidstraining vrouwen wensen via wijkplannen activiteiten voor jongeren, sport en spelbegeleiding, jeugdhonk verkeersmaatregelen aanpak overlast jongeren, inrichten hangplek wensen via wijkplannen wensen via wijkplannen meldpunt sociale veiligheid meldpunt sociale veiligheid
Geconcludeerd kan worden dat 8 wijkteams plannen hebben ingediend. Gezien de beperkt beschikbaar gestelde startsubsidie zijn "kleine wensen" ingediend. Buurtpreventie, meldpunten sociale veiligheid en toezichthoudersprojecten hebben allemaal tot doel de veiligheidsbeleving van bewoners te vergroten, door vormen van burgerhandhaving". Bewoners willen zelf mee verantwoordelijkheid dragen. Ook "weerbaarheidstraining heeft tot doel de eigen mogelijkheden om met onveilige situaties om te gaan te vergroten. De veel gestelde vraag om een aanpak van jongerenoverlast is reeds eerder besproken. Onveiligheid op wijkniveau wordt sterk gekoppeld aan gedrag van jongeren, (lawaai)overlast, vernieling en vervuiling worden het meest genoemd. Meer toezicht, meer handhaven, meer adequate voorzieningen voor jongeren worden gevraagd. In de Binnenstad speelt daar bovenop ook het probleem van uitgaansgeweld- en overlast. ambitie van het gemeentebestuur De ambitie van het gemeentebestuur voor 2002 is dat alle wijkactieplannen zijn voorzien van een veiligheidsparagraaf. Tevens dat aan deze paragraaf een "gezamenlijke" probleemanalyse ten grondslag ligt. 6.5.3. de bijdrage aan integraal veiligheidsbeleid van instellingen en organisaties en burgers De Seniorenraad vraagt de gemeente te komen met een samenhangend plan met betrekking tot veiligheid voor ouderen, dit plan zou deel uit moeten maken van de veiligheidsnota, alle aspecten van veiligheid zouden in het plan betrokken moeten worden. De Seniorenraad vraagt in het bijzonder aandacht voor het feit dat veel ouderen zich onveilig voelen, zij vragen de gemeente aan te sluiten bij een intergemeentelijk project "Ouderen en Veiligheid". De KBO, (katholieke ouderen bond, vestigt vooral de nadruk op infrastructurele maatregelen, zoals inrichting en staat van onderhoud van het openbaar gebied, zij wijst op het bestaan van een eigen veiligheidsnota. Woningbouwcorporaties richten zich al lang niet meer alleen op beheer en nieuwbouw van eigen bezit. De woon- en leef omgeving is voor de corporaties van evengroot belang. De corporaties geven aan grote waarde te hechten aan integraal veiligheidsbeleid. Zij ondersteunen de ambitie te komen tot integraal veiligheidsbeleid van harte, schrijft woningbouwvereniging Ter Gouw. De Kamer van Koophandel geeft aan op diverse manieren een bijdrage te kunnen leveren aan criminaliteitspreventie, als voorbeeld wordt een projectorganisatie genoemd, welke als oogmerk heeft onder andere door middel van een stimuleringsbudget, projecten met betrekking tot beveiliging van bedrijfsterreinen en winkelcentra te stimuleren. Samenwerkingverband Alouan (samenwerkingsverband van en voor Marokkaanse jongeren en ouderen) pleit voor
53
Veilig Sa m e n l e v e n
een heldere regie, concrete en eerlijke informatieverschaffing en samenhang in maatregelen en samenwerking van iedereen die vanuit eigen organisatie een stukje van de puzzle in handen heeft. Onderwijs- en andere instellingen, bedrijven en individuele burgers, iedereen lijdt veel schade door crimineel gedrag, bij de uitwerking van voorgenomen maatregelen moet altijd bekeken worden wie betrokken moet worden bij de aan te pakken problematiek. Ook zijn verschillende, al dan niet door de overheid gesubsidieerde, instellingen op verschillende fronten van het veiligheidsbeleid actief. Wij noemen in het bijzonder de Stichting Welzijn Gouda, Samenwerkingverband Alouan, de drie Goudse moskeeën, Buro Halt, de organisaties voor verslavingszorg, maatschappelijke opvang en maatschappelijke dienstverlening en Bureau Jeugdzorg.
6.6. de ambities van het gemeentelijk beleid weergegeven door middel van drie hoofdlijnen de hoofdlijnen van het goudse veiligheidsbeleid Gegeven de bestuursopdracht, de cijfers, het gevoerde beleid, de mening van politie en justitie kan het Goudse veiligheidsbeleid met drie hoofdlijnen worden getypeerd: 1. Het veiligheidsbeleid wordt integraal vormgegeven., 2. Het beleid is gebaseerd op de vier pijlers van het woon- en leefgebouw Gouda, vier beleidsterreinen of beleidsdomeinen die ieder afzonderlijk, maar vooral gezamenlijk het gebouw dragen. Deze pijlers zijn: 1. norm stellen 2. norm handhaven 3. wijkgericht werken en 4. individueel toerusten van burgers. 3. Gouda legt het accent met name op vier probleemvelden namelijk: geweld, (jeugd) overlast, vernieling en vervuiling, woninginbraken en voertuigcriminaliteit. Alvorens nader op deze hoofdlijnen in te gaan eerst even het volgende. Een succesvol veiligheidsbeleid wordt uiteraard mede bepaald door een duidelijke bestuurlijke betrokkenheid. Betrokkenheid bij de vaststelling van doelen en prioriteiten en betrokkenheid bij de uitvoering van het veiligheidsbeleid. Wij streven ernaar zoveel mogelijk onze doelen in meetbare termen weer te geven. Hoe beter dat lukt, hoe beter wij het effect van het gevoerde beleid kunnen meten. De ontwikkeling van het probleem hiervoor zal moeten worden gevolgd, de reactie van de doelgroepen op maatregelen, de samenstelling van de dadergroep en er moet alertheid zijn voor onvoorziene invloeden van buitenaf. De uitkomsten van deze stelselmatige evaluaties zullen worden weergegeven in een jaarlijks op te stellen veiligheidsrapportage, ook zal het buurtsignaleringssysteem hiervoor worden uitgebreid, samen met de politiegegevens kan per wijk worden gevolgd hoe een wijk zich met betrekking tot delicten en met betrekking tot onveiligheidsgevoel en waardering van de woon- en leefomgeving ontwikkelt.
54
Veilig Sa m e n l e v e n
6.6.1. integraal veiligheidsbeleid, de eerste hoofdlijn Er dient sprake te zijn van integraliteit bij de ontwikkeling van veiligheidsbeleid. Optimale afstemming dient plaats te vinden met alle gemeentelijke diensten en met alle andere direct betrokken participanten, in het bijzonder met politie en justitie. Kernwoorden hierbij zijn verantwoordelijkheid, samenhang, samenwerking en systematiek. In hoofdstuk 7 zullen wij dieper ingaan op de concrete uitwerking van deze begrippen bij het plannen van activiteiten. 6.6.2. de pijlers van het woon-leefgebouw gouda, de tweede hoofdlijn We gaan er van uit dat meer samenhang gebracht moet worden in de toepassing van beleidsuitgangspunten als norm stellen, norm handhaven, toerusting en sociale cohesie op wijkniveau, zoals dat via de actieve wijkaanpak wordt nagestreefd en individuele toerusting van mensen, met name jongeren en hun opvoeders. Norm stellen zonder norm handhaven is zinloos, norm stellen zonder dat de persoon in kwestie is toegerust om zich aan de norm te houden eveneens. Ook binnen de afzonderlijke instrumenten valt er door samenwerking en samenhang in maatregelen veel te winnen. Neem de maatregel toezicht, primair een handhavingsmaatregel. Allerlei mensen houden toezicht in het openbaar gebied, ieder op zijn of haar eigen locatie, eigen delicten en tijd van de dag. Samenwerken in wijktoezichtteams, waarbij afstemming in plaats, tijd en onderwerp van toezicht plaatsvindt, waar bovendien "voor elkaar" kan worden gesignaleerd, kan meer rendement van dezelfde mensen op leveren. In hoofdstuk 8 gaan wij nader op de pijlers van het woongebouw in. 6.6.3. concentratie op vier probleemvelden, de derde hoofdlijn Voor een succesvol veiligheidsbeleid is het belangrijk dat wij aangeven welke problemen wij met prioriteit wensen aan te pakken. In deze paragraaf zullen wij vier probleemvelden selecteren. In hoofdstuk 9 zullen wij op elk geselecteerd probleemveld afzonderlijk ingaan. In hoofdstuk 4 presenteerden wij feiten en cijfers over veiligheid in Gouda, tevens haalden wij de resultaten van het buurtsignaleringssysteem aan, waar Goudse inwoners zich uitspraken over hun beleving van veiligheid in Gouda en over de mate van waardering die zij hebben voor de woon- en leefomgeving. In de jaarschijf 2000 geeft de politie aan dat op een aantal terreinen de veiligheidssituatie verslechtert, extra investeren wordt noodzakelijk geacht. De politie kiest voor de aanpak van de probleemvelden: jeugdcriminaliteit en overlast, geweld op straat, berovingen en bedreiging en drugsoverlast. Het districtscollege geeft aan dat de inzet op bovengenoemde onderwerpen ook een effect zal hebben op woninginbraken en autokraken, twee andere prioriteiten van het district. Wijkteams zetten eveneens ook hinderlijk gedrag en overlast door jongeren bovenaan, de ervaren overlast verschilt: lawaai, vernieling, vervuiling en dikwijls ook intimiderend taalgebruik en bedreiging. Buro Halt geeft aan dat in 1999 het aantal vernielingen in het openbaar gebied zeer sterk is gestegen, de kosten van vernielingen aan met name schoolgebouwen beloopt vele tonnen per jaar. Hoe bepalen we de selectie van probleemvelden?
55
Veilig Sa m e n l e v e n
vier uitgangspunten voor de selectie van probleemvelden Wij laten ons vooral leiden door de volgende uitgangspunten: De ernst van de onveiligheid. Hierbij gaat het om de mate van daadwerkelijke of gevoelsmatig ervaren onveiligheid in de persoonlijke levenssfeer, geweld en woninginbraken zijn voorbeelden van delicten die diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer. Geweld heeft op iedereen altijd een geweldige impact, soms zijn mensen hun leven lang beschadigd. Hetzelfde geldt voor woninginbraken. Een dief steelt niet alleen je spullen maar ook je gevoel van zekerheid, van veiligheid, en nota bene in je eigen huis. De meest kwetsbare bevolkingscategorieën (buurten en/of doelgroepen) komen bij de aanpak van onveiligheid het eerste aan bod. De omvang van onveiligheid. Hierbij gaat het om aantallen feitelijke inbreuken en de omvang van de reële kans om als burger slachtoffer te worden. Autokraken en vernielingen worden soms behandeld als kleine criminaliteit, zij komen echter zo veel voor, met zo’n grote maatschappelijk ergernis en schade, dat zij met prioriteit moeten worden aangepakt. De mate van beïnvloedbaarheid van de onveiligheid door de gemeente. Wij moeten realistisch blijven, niet op alle factoren van criminaliteit kunnen wij invloed uit oefenen, onder andere, slechts in beperkte mate op de inzet van bijvoorbeeld politie en justitie. Daarom zullen we bij de selectie ook rekening houden met de reële mogelijkheden van het gemeentebestuur om het crimineel gedrag terug te dringen. De visie van andere betrokken partijen. Politie en justitie en in zekere zin ook bewonersgroepen en wijkteams zijn hoofdrolspelers, wij zullen met hun mening terdege rekening houden. op welke veiligheidsproblemen richt het gemeentebestuur zich vooral? Op grond van gegevens uit de diverse onderzoeken en de hierboven genoemde uitgangspunten komen we tot de volgende probleemvelden: • •
geweldscriminaliteit jeugdcriminaliteit en overlast
• •
woninginbraken voertuigcriminaliteit
Uitgaansgeweld, straatroof, bedreiging, intimidatie. Diefstal, drugsoverlast, vernieling, vervuiling, lawaai. Woningen, scholen en openbare gebouwen. Met name autokraken, (brom)fietsen, scooters.
Uiteraard zijn er overlappingen tussen bovenstaande delicten. Als we inzoomen op de daders blijken veel inbraken drugsgerelateerd en zijn vaak jeugdigen oververtegenwoordigd. Voor geweldsdelicten geldt hetzelfde, uitgaansgeweld wordt veelal veroorzaakt door jongeren die tegelijkertijd ook veelal het slachtoffer zijn van uitgaansgeweld. In hoofdstuk 9 wordt de aanpak criminaliteit en overlast in relatie tot de probleemvelden nader geconcretiseerd.
56
Veilig Sa m e n l e v e n
7.
de eerste hoofdlijn: integraal
veiligheidsbeleid, gekenmerkt door systematiek, inhoudelijke en organisatorische samenhang en samenwerking
Allereerst, we gaan terug naar het woon-leefgebouw Gouda, iedereen heeft gesproken, de inspectie van het gebouw, van de fundamenten en van de palen is achter de rug. Professionals met uiteenlopende deskundigheden hebben geoordeeld en adviezen gegeven. De adviezen komen aardig overeen, het wordt ingrijpend, er moet flink worden aangepakt. Gouda gaat in de steigers. Het gaat geld kosten, maar, alles kan niet tegelijk, alles hoeft ook niet tegelijk. Wel moet er vanaf het begin zorgvuldig en goed worden gepland en voorbereid. Het is nu zaak vaklieden te werven, gereedschap te verzamelen en bouwmateriaal te selecteren. Veiligheidsbeleid houdt eigenlijk niet meer en niet minder in dan het systematisch en regelmatig in kaart brengen van veiligheidsproblemen die zich voordoen om daar dan doelmatig en doeltreffend actie op te ondernemen. Dat betekent: integrale beleidsvoering (samenhang terreinen/verbreding), integrale organisatie en uitvoering (samenwerkende partners), integrale beleidssystematiek (systematisch analyseren en formuleren) van meetbare doelstellingen en integrale beleidsketen (van proactie tot nazorg). vier invalshoeken Wij hanteren vier invalshoeken voor het schetsen van het integrale karakter van het veiligheidsbeleid: • • • •
de veiligheidsketen de richting de doelstelling de schaal
"van proactie tot nazorg" "situatiegericht, slachtoffergericht, dadergericht" "van gedogen tot uitbannen" "buurt/wijkgericht, lokaal, bovenlokaal"
57
Veilig Sa m e n l e v e n
7.1. de veiligheidsketen: van proactie tot nazorg De zorg voor veiligheid kan worden uiteengelegd in een aantal schakels die samen de zogenaamde veiligheidsketen vormen: proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. de veiligheidsketen
omschrijving van de schakel
voorbeelden
proactie
Het structureel voorkomen van onveiligheid.
Sociaal veilig bouwen en (her)inrichten, integraal jeugdbeleid, onderwijsachterstandenbeleid.
preventie
Het voorkomen van optreden van onveiligheid.
Woningbeveiliging, buurtpreventie, straathoekwerk, jongerenontmoetingsplaatsen.
preparatie
Daadwerkelijke voorbereiding op de bestrijding vanmogelijke inbreuken op de veiligheid.
Rampenplannen, voetsurveillance. Wijkveiligheidsplannen.
repressie
Bestrijding van onveiligheid en verlenen van hulp in acute noodsituaties.
Optreden van politie en brandweer, sancties, verbaliseren, toepassen van bestuursdwang. Schadeherstel, optreden wijkteams.
Nazorg
Al wat nodig is om terug te keren naar normale verhoudingen, tevens tijdelijke maatregelen om tot een beheersbare situatie te komen.
Opvang slachtoffers, hulp bij de afwikkeling van schadeclaims.
De meeste schakels van de veiligheidsketen zullen voor zich spreken. Wij blijven even stilstaan bij de eerste schakel "proactie". Wij doen dat enerzijds omdat naar onze mening deze term niet algemeen bekend is en anderzijds omdat de betekenis ervan voor de gemeente bij uitstek relevant is. proactie Dit begrip is hierboven omschreven als het structureel voorkomen van onveiligheid. Waar wordt op gedoeld? We gaven al voorbeelden van activiteiten uitgevoerd om het ontstaan van verloedering, overlast en criminaliteit voor te zijn: sociaal veilig bouwen, sociaal veilig herstructureren, voldoende scholing, voldoende jeugd- en jongerenwerk. Het beschikbaar zijn van werk en inkomen hoort daar ook bij. Als we kijken naar bijvoorbeeld de positie van veel Marokkaanse jongeren kunnen wij bij proactief beleid denken aan bestrijding van discriminatie, aan voorkomen van uitsluiting, aan creëren van een aantrekkelijk toe-
58
Veilig Sa m e n l e v e n
komstperspectief. Onder proactief beleid vallen tevens voldoende basisvoorzieningen per wijk voor ontmoeting en vrije tijd, aangepast aan de samenstelling van bewoners in de wijk, qua leeftijd, qua behoeftenpatroon. De grens tussen proactief beleid en preventief beleid is niet scherp te trekken, zij vloeien in elkaar over. de gemeente: vooral een proactieve en preventieve rol Maatregelen in de diverse schakels van de veiligheidsketen moeten op elkaar afgestemd zijn, inhoudelijk en organisatorisch. De partners hebben elk bepaalde verantwoordelijkheid in deze keten en leggen hun accenten meer of minder op bepaalde schakels. In hoofdstuk 9, wanneer we op de probleemvelden inzoomen, zullen we bij elke activiteit de schakels van de keten in beeld brengen. Waar liggen voor het de gemeentebestuur de belangrijkste verantwoordelijkheden? De gemeentelijke overheid zal zich vooral concentreren op de voorwaardescheppende (proactieve) en preventieve activiteiten. De gemeente moet er daarbij altijd op letten dat haar activiteiten in proactieve en preventieve zin sporen met te treffen of getroffen maatregelen (door vooral politie en justitie) in repressieve zin. Gesteld kan worden dat veel aandacht voor proactie en preventie kan bewerkstelligen dat er minder druk zal komen te liggen op repressie en nazorg. Toch zal de hele keten in beeld moeten blijven. Met andere woorden, hoe zwaar het accent ook zal liggen op preventie, er zal altijd enige vorm van repressie en nazorg nodig blijven. Bij wijzigingen in bestaand beleid, bijvoorbeeld als gevolg van bezuinigingen, dient in de gaten te worden gehouden wat het effect van bepaalde bezuinigingen is op veiligheid. De gemeente heeft ook een preventieve en proactieve rol bij verkeer en calamiteiten. Zo zal bijvoorbeeld de situering van woonblokken en winkelbedrijven altijd ook in relatie tot de mogelijkheid van het optreden van calamiteiten (branden, ontploffingen) beschouwd moeten worden.
7.2. de richting: situatie/locatiegericht, slachtoffergericht of dadergericht Bij inbreuken op de openbare orde en veiligheid zijn drie dimensies te onderscheiden: daders, slachtoffers en de plaatsen, de situaties, waar de delicten plaatsvinden. Integraal veiligheidsbeleid richt zich op alle drie dimensies. 7.2.1. locatie/situatiegericht beleid Een situatiegericht veiligheidsbeleid zal zich met name richten op de fysiek/ruimtelijke omgeving, op de infrastructuur. Onveiligheidsgevoelens worden vaak gekenmerkt door ontoegankelijke, onoverzichtelijke en onrustgevende omgevingskenmerken. Wij kennen ze allemaal, donkere, eenzame en verlaten plekken, leegstaande gebouwen, sporen van vandalisme en graffiti, vervuilde straten, en onheilspellende tunnels. Een andere vorm van situationeel veiligheidsbeleid is beleid op risicovolle sociale situaties, zoals tijdens uitgaan, bij massale happenings als voetbalwedstrijden en massale vieringen. Een beleid dat zich richt op het wegnemen van de negatieve fysieke kenmerken en het op voorhand bevorderen van positieve fysieke kenmerken, een beleid dat inspeelt op risicovolle situaties in het openbaar gebied, draagt bij aan het integrale karakter van zo’n beleid.
59
Veilig Sa m e n l e v e n
7.2.2. slachtoffergericht beleid Zich (weer) veilig weten en zich (weer) veilig voelen formuleerden we als hoofddoel van veiligheidsbeleid. Een slachtoffergericht veiligheidsbeleid richt zich zowel op personen die slachtoffer zijn geworden van criminele handelingen of omstandigheden als op potentiële slachtoffers. Voorlichting, informatieverstrekking en weerbaarheidstraining kan potentiële slachtoffers attenderen op mogelijk gevaarlijke situaties en omstandigheden en dragen op die wijze ook bij aan preventief veiligheidsbeleid. Ervaringen van criminaliteit kunnen zeer ernstige gevolgen hebben voor het slachtoffer. Slachtoffers dreigen soms het vertrouwen in de rechtstaat te verliezen. Daders krijgen over het algemeen genomen meer aandacht dan slachtoffers van politie en justitieel apparaat. Een klimaat van onvoldoende zorg en onverschilligheid ten opzichte van slachtoffers heeft onverschilligheid, afzijdigheid van slachtoffers en hun naasten bij hun omgeving tot gevolg en dat draagt opnieuw bij een klimaat waar criminaliteit en overlast gedijen kan. Van de gemeente kan aan de zorg voor slachtoffers ook een wezenlijke bijdrage worden verwacht. Uiteraard in voorwaardescheppende zin, voorkomen dat iemand slachtoffer wordt, daarnaast door het organiseren van meld- en opvangvoorzieningen, want adequate slachtofferhulp draagt bij aan het weer terugkrijgen van vertrouwen in een veilige samenleving, ook kan zij (doen) bemiddelen bij geschillen (buurtbemiddeling) en bij schadeherstel (Buro Halt). 7.2.3. dadergericht beleid Een dadergericht beleid richt zich zowel op personen die zich daadwerkelijk hebben schuldig gemaakt aan criminaliteit en overlast als op potentiële daders. Wij schenken in dat verband bijzondere aandacht aan specifieke risicogroepen, zoals verslaafden, randgroepjongeren en in de Goudse setting aan Marokkaanse risicojongeren. Onder preventie kan dan bijvoorbeeld gerekend worden: voorlichting over drugsgebruik(uitgaansdrugs), opvang van voortijdig schoolverlaters, alternatieve scholings- en werktrajecten, in zijn algemeenheid allerlei handelingen gericht op voorkomen, verhinderen en ontmoedigen van ongewenste activiteiten. Tot repressieve maatregelen kunnen we uiteraard de reguliere sancties als gevangenisstraf en boetes, maar ook lik-opstuk beleid, HALT, vroeghulp aan jongeren met justitiecontacten zoals binnen GOGAM en de reclassering rekenen.
7.3. de doelstelling, van gedogen tot uitbannen In paragraaf 8.3.3, bij de bespreking van handhavingsinstrumenten zullen wij uitgebreider op de hier genoemde doelen ingaan. We zullen daar drie doelen onderscheiden: 1. terugdringen of uitbannen 2. indammen van uitwassen en beheersbaar houden en 3. accepteren en gedogen. Het onderscheid is belangrijk omdat het doel de mate van inzet bepaalt, bij 1, onverwijlde actie, bij 2 alleen actie als het de spuigaten uitloopt en 3 nog geen of juist geen actie. Het is belangrijk haalbare doelstellingen te formuleren, haalbaar in de zin van handhaafbaar, zijn er voldoende middelen, geld en menskracht? Kunnen en willen andere partners hun deel van de doelstelling ook waarmaken?
60
Veilig Sa m e n l e v e n
7.4. de schaal: buurt/wijkgericht, stedelijk en bovenlokaal In hoofdstuk 8, bespreken we de wijk als derde pijler onder het woon-leefgebouw Gouda. Vanuit vier invalshoeken beschrijven we de wijk als instrument om integraal veiligheidsbeleid vorm te geven. Uiteraard kan niet voor alles de schaal van de wijk maatgevend zijn. Sommige problemen moeten gemeentebreed worden opgepakt, bijvoorbeeld omdat er anders een verplaatsingseffect optreedt. Bij zo’n benadering staat de specifieke vorm van onveiligheid centraal en niet het onderscheid naar buurt/wijk; jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast zijn hier voorbeelden van, hetzelfde geldt voor drugscriminaliteit. Soms zet de politie een speciaal samengesteld, gespecialiseerd team in om bepaalde vormen van criminaliteit te bestrijden. Zo’n voorbeeld is het BBG (berovingen, bedreiging, geweld) team. Ook in zo’n geval staat het type delict of het type daders centraal en niet de wijk. Van sommige problemen zal de oorsprong buiten de gemeente liggen. Dan zal de problematiek op een ander niveau worden opgepakt. Ook bij een aanpak met verplaatsingsrisico’s naar een andere gemeente zoals bij uitgaansgeweld zullen regionaal afspraken moeten worden gemaakt.
7.5. integraal beleid is gemeentebreed beleid gemeentelijk veiligheidsbeleid bestrijkt alle gemeentelijke diensten Integraal veiligheidsbeleid is gemeentebreed veiligheidsbeleid, vrijwel alle gemeentelijke diensten hebben met facetten van veiligheidsbeleid te maken. De burgemeester heeft allereerst de wettelijke verantwoordelijkheid voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid in de gemeente. Hij speelt een belangrijke, een trekkende en coördinerende rol. Het gehele college en de gemeenteraad heeft de taak, alle gemeentelijke diensten te doordringen van de mogelijkheden die deze beleidssectoren bieden om de onveiligheid terug te dringen. Uit het overzicht van bestaand gemeentelijk veiligheidsbeleid in hoofdstuk 5 blijkt dat vanuit nagenoeg alle diensten een bijdrage wordt geleverd aan het terugdringen van onveiligheid. Eerder is reeds geconstateerd dat dit veel samenhangender moet gebeuren. In de volgende hoofdstukken is met name gekeken naar de raakvlakken van diensten en afdelingen met de eerder door ons geselecteerde probleemvelden: geweld, overlast, vernieling en vervuiling, woninginbraken en voertuigcriminaliteit, tevens naar de mogelijkheden van diensten en afdelingen om bij te dragen aan de oplossing van genoemde vormen van onveiligheid. Integraal gemeentelijk beleid komt niet vanzelf tot stand, het gaat niet simpelweg door een nota te verspreiden, er moet meer gebeuren. Bijvoorbeeld het toetsen van voorstellen op raakvlakken met veiligheidsbeleid. Integraal beleid is ook facetbeleid, de gemeentelijke organisatie zal voortdurend alert moeten zijn op het effect van regulier beleid op het veiligheidsbeleid. Het gegeven dat het veiligheidsbeleid bovenaan de agenda van de Goudse burgers en het gemeentebestuur staat rechtvaardigt de gevraagde alertheid. Met het uitbrengen van deze nota hopen we de betekenis van het voeren van een integraal veiligheidsbeleid te verhelderen. Inzicht in het veelomvattende karakter van veiligheidsbeleid vergroot de mogelijkheid om in de dagelijkse praktijk daar naar te handelen. Dit hoofdstuk maakt duidelijk dat het altijd nodig is ons af te vragen wat de samenhang is tussen bijvoorbeeld maatregelen in de preventieve en repressieve sfeer. Dat is alleen al belangrijk omdat er vaak meerdere partijen bij betrokken zijn.
61
Veilig Sa m e n l e v e n
Politie en justitie vooral vanuit de repressieve hoek, de gemeente vooral vanuit de proactieve en preventieve hoek. Maximaal resultaat wordt geboekt indien op alle fronten tegelijk, en inhoudelijk en organisatorisch goed afgestemd, beleid wordt geïnitieerd. Als wij dan ook nog helder zijn in de bepaling van de doelstelling, de doelgroep (daders en slachtoffers) en de schaal, de locatie waar problemen spelen, kan er sprake zijn van efficiënt en effectief veiligheidsbeleid. Daarmee zijn we beland bij onze ambitie beschreven in hoofdstuk 6.1, namelijk: Veiligheidsbeleid is allesomvattend beleid, het heeft te maken met de gehele veiligheidsketen (van pro-actie tot nazorg), met gezamenlijk gekozen doelen, variërend van gedogen tot uitbannen van een delict of delicttype, met een gezamenlijk gekozen oplossingsrichting, situatiegericht, dadergericht of slachtoffergericht, met een gezamenlijk inhoud gegeven schaal, waarop zaken worden aangepakt, buurt/wijkgericht, stedelijk, bovenlokaal, en het betreft vrijwel alle gemeentelijke afdelingen en diensten. Integraal veiligheidsbeleid is bovendien een co-productie en een verantwoordelijkheid die gemeente, politie organisaties en bedrijfsleven (in)samen(werking) delen, vanuit dat besef worden verschillende problemen aangepakt.
62
Veilig Sa m e n l e v e n
8.
de tweede hoofdlijn: integraal
veiligheidsbeleid, beleid gebaseerd op een viertal pijlers
We constateerden het al eerder, elk gemeentelijk beleidsterrein heeft zijn raakvlakken met (on)veiligheid. Bij wijzigingen in bestaand beleid, bijvoorbeeld als gevolg van bezuinigingen, dient in de gaten gehouden te worden wat het effect is op de veiligheid, of op het veiligheidsgevoel. Onveiligheid is immers de resultante, het effect van bijvoorbeeld problemen op het terrein van opvoeding en onderwijs, op dat van socialisatie, ook het effect van onvoldoende normering en handhaving door overheid en burgers, van verwaarlozing van het openbaar gebied, ook een effect van een cultuur van afzijdigheid. Herstel van het gevoel voor veiligheid gaat gepaard met veelal preventieve maatregelen binnen opvoeding, onderwijs en zorg, met preventieve maatregelen gericht op sociale veiligheid bij de (her)inrichting van het openbaar gebied, het aanpakken van een verloederde wijk of buurt, ook met zorg voor slachtoffers. Herstel van het gevoel van veiligheid vraagt tevens om het (her)stellen van normen en regels voor veilig samenleven in Gouda, en vervolgens ook om het handhaven van deze regels. Ter wille van de overzichtelijkheid is enige indeling onontbeerlijk. In dit hoofdstuk zoomen we met name in op de inhoudelijke beleidsuitgangspunten, als ware het basisgereedschap dat ons ten dienste staat om het beleid vorm te geven. We hebben deze beleidsuitgangspunten ingedeeld in een viertal categorieën, als pijlers onder het woon-leefgebouw Gouda: 1. Het stellen van normen (en waarden), basisregels voor de samenleving. 2. Het handhaven van normen (en waarden), consequente en consistente handhaving en handhaafbaarheid. 3. De actieve wijkaanpak, toerusting en sociale cohesie op wijkniveau. 4. Het toerusten van individuele burgers, verantwoordelijkheid en perspectief.
8.1. de eerste pijler: het stellen van normen: een basisgevoel voor veiligheid in een samenleving vraagt om basisregels voor die samenleving De zorg voor veiligheid is een kerntaak van de overheid, burgers hebben recht op een veilige leefomgeving. Veiligheid is geen vanzelfsprekendheid, een op de drie inwoners van Gouda voelt zich soms of vaak ’s avonds onveilig in het openbaar gebied, zij voelen zich onvoldoende beschermd tegen criminaliteit en overlast. Veel ouderen durven ’s avonds hun huis niet te verlaten. Er is extra inspanning nodig om burgers weer het basisgevoel van veiligheid te geven.
63
Veilig Sa m e n l e v e n
8.1.1. basisregels voor de samenleving Om samen te leven moeten mensen vertrouwd zijn met basisregels, met sociale en morele regels die ten grondslag liggen aan alle vormen van menselijke omgang. Het gaat hierbij om voor een ieder vanzelfsprekende regels als de waarheid spreken, afspraken nakomen, anderen niet pijn doen of kwetsen, respect hebben voor eigendommen van anderen en hulp aanbieden aan kwetsbare mensen. Het aanleren van deze regels gaat samen met de ontwikkeling van morele gezindheden als altruisme, integriteit, liefde en zorg. De ontwikkeling van basisregels en morele gezindheden gaat niet vanzelf. Kinderen en jeugdigen hebben ouders, mede-opvoeders, zoals onderwijzers, en vrienden, nodig om zich regels en morele gezindheden eigen te maken. In een open samenleving als de onze, zijn afspraken en conventies noodzakelijk om op verdraagzame en fatsoenlijke wijze met elkaar samen te leven, immers, mensen leven dicht op elkaar, onverdraagzaamheid en angst, agressie en overlast, steken dan al gauw de kop op. Gemeenschapsbanden zijn minder hecht, traditionele verbanden als religie, wijk/buurt en werk hebben sterk aan invloed ingeboet. Het vraagt van ieder individu een uitgebreide toerusting, namelijk het vermogen om eigen, andermans en gemeenschappelijke belangen met elkaar in evenwicht te brengen en het vraagt een actieve overheid. De overheid moet de uit de samenleving voortkomende waarden en normen vertalen in praktische regels en wetten en moet toezien op de naleving daarvan. De overheid geeft daarmee de kaders en grenzen aan. 8.1.2. de beleidsmaatregelen voor het stellen van normen Doelstelling: cultuur van afzijdigheid doorbreken, komen tot basisregels voor samenleven in Gouda. beleidsmaatregelen 1. Stelling nemen tegen criminaliteit en overlast, organisaties en burgers aanmoedigen hetzelfde te doen. Communicatie speelt daarbij een belangrijke rol, evenals openbare debatten en het streng bestraffen van agressie tegen functionarissen en burgers die mensen aanspreken op hun gedrag. Overheid maakt investeringen in preventieve maatregelen zichtbaar, moedigt burgers aan hetzelfde te doen. 2. Komen tot gezamenlijke (gekende, herkende en erkende) beelden over "handhaafbare" basisregels. Hiervoor is onder andere nodig: revitaliseren van "oude" normen en waarden, ijken en herijken van gemeentelijke regelgeving en normering op de nieuwe generatie, op nieuwe etniciteiten, op nieuwe religies. Overbodige regels dienen te worden afgeschaft, verouderde regels geactualiseerd en complexe bepalingen vereenvoudigd. Als regisseur van integraal veiligheidsbeleid kan het gemeentebestuur meer zoals het bevestigen van basisregels en normen, onder andere door opvoedings-, voorlichtings- en onderwijsprogramma’s; over regels communiceren en in het openbaar debatteren; aandacht hebben voor de kwaliteit van aangifteafhandeling door de politie, en het instellen van openbare en goed toegankelijke meldpunten waar burgers met hun meldingen van overtredingen heen kunnen.
64
Veilig Sa m e n l e v e n
3. Structureren van participatie en (mede)verantwoordelijkheid voor de handhaving van basisregels, verantwoordelijkheid delen. Voorbeelden hiervan zijn: het afsluiten van handhavingsarrangementen; het komen tot vormen van zelfregulering, zoals spel- en gedragsregels voor het gedrag in het openbaar gebied, convenanten en beheersovereenkomsten tussen gebruikers van voorzieningen en medegebruikers en omwonenden, convenanten en beheersovereenkomsten voor gebruikers van het openbaar gebied. 4. Verantwoordelijken (overheden, opvoeders en burgers), aanspreken op het nemen van die eigen verantwoordelijkheid voor het stellen en handhaven van normen. Voorbeelden hiervan zijn: de gemeente investeert in ontwikkeling en herstel van verantwoordelijkheid, zoals dat tot uitdrukking komt in respect, sociale vaardigheden en zelfbeheersing, organiseert aanvullende of alternatieve verantwoordelijken als verantwoordelijkheden niet kunnen worden waargemaakt.
8.2. de tweede pijler: het handhaven van normen; een basisgevoel voor veiligheid in een samenleving vraagt om consequente en consistente handhaving van normen, en vooral ook om handhaafbare normen Praktijk is dat regels en voorschriften worden overschreden. Daarom ligt het voor de hand zo nodig naleving af te dwingen. 8.2.1. kleine criminaliteit, grote gevolgen Door gedoogbeleid en een een handhavingstekort op kleine criminaliteit is het vertrouwen van de burger in de overheid ernstig geschaad. Dit uit zich in onveiligheidsgevoelens en gebrek aan vertrouwen in het gezag van de overheid. Dit geldt voor de (lokale) overheid, als wetgevende macht, de politie, als uitvoerende macht, het Openbaar Ministerie als vervolgende macht en voor de rechterlijke macht. Zo heeft kleine criminaliteit grote gevolgen gekregen. gedoogbeleid en handhavingstekort Er zijn situaties denkbaar dat het gemeentebestuur afziet van handhaving, dat kan te maken hebben met "gaten in de wet", met een vrijwel onmogelijk te leveren bewijsvoering, met gedoogbeleid of met een "handhavingstekort". gedoogbeleid Gedoogsituaties mogen slechts bestaan onder strikte voorwaarden. Het gemeentelijk coffeeshopbeleid is daar een voorbeeld van. De verkoop van softdrugs wordt in Gouda in vijf gevallen onder strenge voorwaarden gedoogd. Hoewel er wettelijk een verbod op coffeeshops is, zou een absoluut verbod te ver afstaan van de maatschappelijke realiteit, en wordt daarmee niet "handhaafbaar" geacht. Met gedoogbeleid wordt beoogd een ongereguleerd illegaal circuit te voorkomen. Dit beleid is met de regio en met politie en justitie afgestemd.
65
Veilig Sa m e n l e v e n
handhavingstekort De politie, van oudsher de instantie die voor de handhaving van de openbare orde zorgdraagt, is de laatste jaren steeds minder in staat de "kleine ergenissen" in de openbare ruimte te verhelpen of te voorkomen. In het korps- en districtsbeleidsplan zijn soms andere keuzes gemaakt. Burgers ervaren echter verloedering van het openbaar gebied als onveiligheid, zij vragen om meer "blauw" op straat, om nabije politie, om een politiepost op de hoek. Handhavingsarrangementen tussen politie en bestuur en de inzet van toezichthouders kan dat door burgers ervaren handhavings tekort ten dele te verminderen. Andere mogelijkheden: financiële sancties, verbodsbepalingen, fysieke ingrepen (paaltjes in het wegdek, cartervangers), meer controleurs, meer sociale controle. 8.2.2. bestuurlijke handhaving Het juridisch handhavingsinstrumentarium is verankerd in drie rechtsgebieden: bestuursrecht, strafrecht en privaatrecht. De gemeente ontleent het grootste deel van haar handhavingsinstrumenten aan het bestuursrecht. Ook op het overtreden van verordeningen kunnen straffen worden gesteld, de APV kent strafbepalingen, het openbaar ministerie is belast met de vervolging van overtreders. Via het driehoeksoverleg heeft de gemeente invloed op het vervolgbeleid van de officier. In speciale gevallen kan ook op grond van APV een verwijderingsbevel worden uitgevaardigd. De gemeenteraad kan zijn prioriteiten op het gebied van openbare orde en veiligheid onder de aandacht van politie en justitie brengen bij de aanbieding van beleidsplannen. Een wettelijk inbrengrecht is in voorbereiding. Handhaafbare normen Niet optreden bij het overtreden van door de samenleving gewenst geachte regels kan leiden tot gebrek van vertrouwen in de overheid. Te vaak zijn er regels gemaakt zonder te beschikken over draagvlak in de maatschappij en zonder te beschikken over adequate controle- en handhavingsmogelijkheden. Dit mag niet meer voorkomen, in elk raadsvoorstel om regels in te voeren of regels aan te scherpen moet een handhavingsparagraaf worden opgenomen. 8.2.3. de doelstelling, wat willen we met handhaven bereiken? Integrale veiligheid moet per probleemveld vaststellen wat wordt beoogd, in welke mate moet het probleem worden aangepakt, moet het probleem verminderen, moet het verdwijnen, moet het op een bepaalde plaats of bij een bepaalde categorie verdwijnen? We onderscheiden de volgende opeenvolging van doelen: 1. Terugdringen en uitbannen 2. Bestrijden van uitwassen, controleren/beheersen 3. Accepteren en gedogen
onverwijlde actie beperkte actie bij overschrijding van zekere grenzen nog geen actie of juist geen actie
In hoofdstuk 9 zullen we per probleemveld aangeven welk van de hierboven genoemde doelen we willen bereiken. Dit is essentieel voor ons beleid, pas als we weten welk doel we nastreven kunnen we met recht uitspraken doen over de te formuleren maatregelen, de in te zetten instrumenten en de evaluatiecriteria om het effect van onze maatregelen te meten.
66
Veilig Sa m e n l e v e n
8.2.4. de kaders voor het handhaven van normen In paragraaf 8.1. zijn kaders gegeven voor het stellen en ten dele tevens voor het handhaven van basisregels voor samenleven in Gouda. In deze paragraaf voegen wij daar de volgende beleidsmaatregelen gericht op handhaven aan toe: 1. Nieuwe regels worden getoetst op hun handhaafbaarheid; nieuwe en gewijzigde verordeningen zijn voorzien van een handhavingsparagraaf. 2. Bij optredende "handhavingstekorten" bij de bestrijding van geselecteerde probleemvelden zal gebruik worden gemaakt van inbrengmogelijkheden, c.q. inbrengrecht van de gemeente bij beleidsplannen van politie en justitie. 3. Alle vormen van toezicht in het openbaar gebied worden ingezet bij de bestrijding van de geselecteerde probleemvelden; de gemeente zal onderzoek doen naar de mogelijkheden om cameratoezicht in te zetten op "hot spots". Afstemming en samenwerking met betrekking tot tijd, plaats en type delict zal worden georganiseerd. 4. De gemeente zal nu en in de toekomst maximaal gebruik maken van wettelijke mogelijkheden tot vergroten van het bestuurlijk instrumentarium van gemeenten.
8.3. de derde pijler: de actieve wijkaanpak, toerusting en sociale cohesie op wijkniveau Veel problemen op het terrein van veiligheid kunnen het beste worden aangepakt op wijk- of buurtniveau. Het is niet in alle wijken even veilig of onveilig, veiligheid als maatschappelijk goed is ongelijk verdeeld over wijken, over personen. Per wijk kunnen de probleemvelden anders liggen en per wijk kan een andere set van maatregelen wenselijk zijn. In Gouda wordt de meeste onveiligheid ervaren in de wijken Binnenstad, Korte Akkeren en Oosterwei. Ouderen, laag opgeleiden en mensen met een laag huishoudinkomen voelen zich het meest onveilig. De onveiligheid van deze wijken en groepen zal met prioriteit worden aangepakt. Voor de planning en uitvoering van veiligheidsbeleid gaan wij primair uit van de wijk/buurtgerichte aanpak, de wijk als instrument om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen en om dichter bij de burgers te komen. Hiermee sluiten we aan bij het beleid van politie en justitie en bij het beleidsprogramma van het college met betrekking tot actieve wijkaanpak en de stedenvisie 2010. Primair op wijk/buurtniveau, dat wil zeggen bij voorkeur, niet altijd en niet voor alles zal dat mogelijk zijn. Sommige problemen zullen gemeentebreed of bovenlokaal moeten worden opgepakt. Een voorbeeld van een bredere insteek is jeugdcriminaliteit. Jeugdcriminaliteit heeft, getuige de prioritering van de wijken, vaak zijn uitingsvormen in de wijk, toch zal de insteek voor een oplossing vaak breder moeten zijn. In de volgende paragraaf, bij de vierde pijler komen we hierop terug. We gebruiken vier invalshoeken om vanuit de veiligheidsinsteek naar de wijk te kijken: 8.3.1. de wijk: een goede basis leggen Veel onveiligheid en gevoel van onveiligheid kan worden voorkomen door bij de bouw (nieuwbouw), de herinrichting (herstructurering), en het beheer (wijkaanpak en wijkbeheer) van de bebouwde en onbebouwde omgeving, plannen (zo mogelijk reeds in de ontwerpfase) te toetsen aan de criteria voor sociale veiligheid.
67
Veilig Sa m e n l e v e n
8.3.2.
de wijk: schaal waarop integraal (leefbaarheids/veiligheids)beleid wordt uitgewerkt en vormgegeven Dit houdt met betrekking tot veiligheidsbeleid in grote lijnen het volgende in: de leefbaarheids/veiligheidssituatie wordt jaarlijks, uitgesplitst per wijk, aan bewoners gerapporteerd. Op basis van deze rapportage wordt, zoveel mogelijk op de schaal van de wijk, bij burgers, gemeentelijke diensten en externe organisaties draagvlak georganiseerd, worden gezamenlijke doelstellingen geformuleerd en wederzijdse afspraken met betrekking tot doelgerichte inzet en resultaten gemaakt. Preventieve en repressieve middelen worden complementair ingezet, burgers nemen actief deel aan dit proces Dit vraagt van veel organisaties inclusief van diverse gemeentelijke diensten dat zij hun activiteiten tot op wijkniveau decentraliseren, een doorzetting derhalve van het gebiedsgebonden werken van politie en gemeentelijke wijkaanpak. Een aanzet tot een dergelijke manier van werken binnen de gemeente vormen wijkactieplannen. Bewoners hebben probleemvelden geprioriteerd, de diensten verwerken deze na afweging en besluitvorming in hun bedrijfsplannen, en in hun afspraken met uitvoerende organisaties. 8.3.3.
de wijk als instrument om afzijdigheid te doorbreken, als bron voor sociale cohesie Kleinere samenlevingsverbanden als een wijk of buurt maken het formuleren van basisregels eenvoudiger, er is ook meer sociale controle, anonimiteit en onverschilligheid wordt tegengegaan, mensen spreken elkaar wat makkelijker aan op ieders verantwoordelijkheid, in principe is het daarom makkelijker om basisregels te handhaven. In principe, want gezamenlijke regels veronderstelt sociale binding, sociale cohesie. Sociale cohesie ontstaat in deze geïndividualiseerde samenleving niet vanzelf, dikwijls is er sprake van botsende leefstijlen, al dan niet veroorzaakt door leeftijdverschil, sociale achtergrond, etniciteit, culturele of religieuze gebruiken, meestal moet er een gezamenlijk ervaren probleem en een gezamenlijk belang zijn. De wijkaanpak is gestart in de zogenoemde Sociale Vernieuwingswijken, recent is de wijkaanpak uitgebreid naar de hele stad. Bij een ontwikkeling als hierboven onder 8.3.2. beschreven zijn de belangen voor de bewoners evident, zij oefenen heel direct invloed uit op de inrichting en het beheer (zowel fysiek als sociaal) van hun woon- en leefomgeving. Zij zijn mede betrokken bij de keuze van problemen die aangepakt moeten worden, mede verantwoordelijk voor de wijze van aanpak en voor de uitvoering. Op de veiligheidsdag gaf een van de inleiders de heer Hulsbergen de bezoekers een krachtig beeld als motto mee dat het beoogde effect treffend illustreert: Wie in de wijk zaait en ploegt en zwoegt, wil ook in de wijk oogsten. 8.3.4. het wijkgebouw, de (brede) school; huiskamers van de wijk, maar ook met voorzieningen die perspectieven bieden voor kwetsbare groepen, bij wijze van vervangende sociale setting Wijkaanpak, onderwijsvoorzieningen, buurt-huiswerk, jongerenwerk, gezondheidszorg en (jeugd)hulpverlening, iedere werksoort op zijn eigen wijze draagt medeverantwoordelijkheid voor kwetsbare personen en groepen in de wijk. Integrale benadering van wijkproblemen zoals in 8.3.1. geschetst maakt een gecoördineerde inzet mogelijk. Een wijk heeft mogelijkheden als er sprake is van sociale cohesie, van kennen en gekend worden, en als er voldoende voorzieningen "op maat" zijn. Op dat moment pas biedt de wijk reële mogelijkheden voor het perspectiefvol doorbrengen van de vrije tijd en het leggen van sociale contacten.
68
Veilig Sa m e n l e v e n
Dan kunnen smalle vriendenkringen van risicojongeren worden verbreed en ontstaat voor hen de mogelijkheid om deel te nemen aan meer perspectief biedende activiteiten, op deze manier kan een vervangende sociale setting worden gecreëerd. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het doorbreken van afzijdigheid en het bevorderen van sociale cohesie.
8.4. de vierde pijler: individuele toerusting In toenemende mate wordt de Goudse samenleving geconfronteerd met vormen van (jeugd)criminaliteit en overlast. Het lijkt er op dat voor bepaalde categorieën jeugdigen, vooral jonge jongens, in het bijzonder jonge Marokkaanse jongens, basisregels voor samenleven en morele waarden niet gelden, de invloed van ouders op het gedrag van hun kinderen lijkt gering, ouders zijn in het openbaar gebied als opvoeder nauwelijks zichtbaar. Regels, wetten en sancties hebben (nog) niet het gewenste effect, veel wordt er verwacht van beleid dat ingrijpt in opvoeding en onderwijs, de gezinssituatie (gezinsbeleid) en in de school (veilige school). In het kader van integraal veiligheidsbeleid, en gezien de probleemvelden, beperken we ons in deze paragraaf tot het onderdeel: toerusting van (potentiële) daders en risicogroepen jeugdigen en hun opvoeders en mede-opvoeders In advies 6 van de Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling, getiteld Verantwoordelijkheid en Perspectief, geweld in relatie tot waarden en normen worden op basis van diverse onderzoeken, een aantal vragen van de Ministeries van OCW en VWS beantwoord. Het advies bevat een overzicht van de belangrijkste uitingsvormen van geweld en van de ontwikkeling daarin. In een van de achtergrondstudies besteed de Raad aandacht aan de manier waarop jongeren wordt geleerd om te gaan met maatschappelijk aanvaarde waarden en normen. In de aanbevelingen legt de Raad de nadruk op het structureren van en het toerusten voor verantwoordelijkheid en op het (her)openen van maatschappelijk perspectief. Daarbij beperkt de Raad zich niet tot de rol van het gezin en het onderwijs, maar betrekt ook andere actoren erbij die zich in de omgeving van jongeren bevinden. Hoewel het advies is toegesneden op het probleemveld geweld, kunnen de antwoorden op de vragen heel verhelderend zijn voor het bredere terrein van jeugdcriminaliteit. Bij het zoeken naar verklaringen legt de Raad allereerst de nadruk op de context waarin het geweld plaatsvindt, mensen corrigeren elkaar nauwelijks en accepteren het niet dat anderen, omstanders en functionarissen hen corrigeren. Die cultuur van afzijdigheid is ontstaan onder meer door de grotere anonimiteit in publieke ruimtes en door een te groot vertrouwen op zelfcontrole en zelfbeheersing. Dat vertrouwen wordt vooral beschaamd door geweldplegers die te kampen hebben met een verstoorde balans in het omgaan met basisregels van de samenleving, en door daders die geen perspectief hebben. In het eerste geval kunnen mensen zich niet voldoende verplaatsen in anderen, in het tweede geval krijgen of benutten mensen geen kansen om zich te ontplooien in de samenleving, zodat zij zich daarvan afwenden in onverschilligheid.
69
Veilig Sa m e n l e v e n
Verder onderscheidt de Raad nog drie factoren die een grote rol spelen bij de verspreiding en het gebruik van geweld: de media, waarin geweld een favoriet thema is geworden, alcohol en drugs die een belangrijke rol als katalysator bij gedrag spelen en de beschikbaarheid van wapens die de gevolgen van het gebruik van geweld versterken. De Raad doet een aantal aanbevelingen, de eerste betreft meer algemeen preventieve beleidsstrategieën, die erop gericht zijn in de maatschappij de cultuur van afzijdigheid te doorbreken, daarna spitst de Raad het advies toe op daders en risicogroepen, zij beveelt aan met betrekking tot de daders en risicogroepen via twee sporen te werken namelijk het (her)openen van geblokkeerde perspectieven en het toerusten voor verantwoordelijkheid. 8.4.1. een goede basis: regie in de jeugdzorg en lokaal integraal jeugdbeleid In bovengenoemd rapport wordt geconstateerd dat "jeugdzorg" zeer verbrokkeld en ondoorzichtig is vormgegeven. De rijksnota Regie in de Jeugdzorg heeft terzake een groot aantal aanbevelingen geformuleerd. Een van de aanbevelingen is "een loket voor zorg voor jeugdigen" en een ander is "komen tot lokaal integraal jeugdbeleid". In Gouda zijn belangrijke stappen gezet, er is een Bureau Jeugdzorg, en er is lokaal integraal jeugdbeleid geformuleerd. Het gebouw staat in de steigers maar is nog lang niet af. De nota "Jong in Gouda" onderscheidt naast een omvangrijke lokale infrastructuur voor jeugdigen een groot aantal specifieke voorzieningen Een van de tien doelstellingen die in de nota in het kader van preventief jeugdbeleid zijn geformuleerd betreft het voorkomen van overlast door jeugdigen, enerzijds vanuit de schade die dit te weeg brengt, anderzijds ook vanuit het besef dat min of meer onschuldige vormen van overlast kunnen ontaarden in ernstige vormen en in criminele activiteiten. De meeste delinquenten zijn immers klein begonnen. Het realiseren van een professioneel geleide voorziening voor de opvang van (Marokkaanse) jongeren maakt deel uit van het zogenoemde accommodatieonderzoek. 8.4.2. het (her)openen van geblokkeerde perspectieven De insteek die in bovengenoemde nota en aanvullende notitie wordt geschetst vormt de basis voor de integrale aanpak van jeugdcriminaliteit. Een aanbod op "de maat" van de jongeren, vraaggericht, flexibel, vanwege de positieve invloed van succesvollere leeftijdgenoten, algemeen waar het algemeen kan, maar met voldoende professionele leiding en ondersteuning (mentoren of andere rolmodellen), zo veel mogelijk op de schaal van de wijk georganiseerd. Aparte aandacht is nodig voor structurele delinquenten (zij zijn met een kleine groep verantwoordelijk voor een groot deel van de delicten), met repressieve maatregelen, met snelle en consequente straffen. Dit wordt in Gouda momenteel vormgegeven binnen een sluitende aanpak zoals in Gogam en zoals is overeengekomen in het handhavingsarrangement dat door politie, justitie en gemeente is opgesteld. Naast snel en streng straffen wordt geïnvesteerd in verbetering van maatschappelijke kansen en positieve netwerken. Op die manier hopen wij het buitenproportionele aandeel dat deze kleine groep jongeren heeft aan het geheel van criminele activiteiten terug te brengen. Interessant in dit verhaal zijn harde kernprojecten als "Glenn Mills". De gemeente oriënteert zich momenteel op de mogelijkheden ervan voor Goudse jongeren.
70
Veilig Sa m e n l e v e n
8.4.3. toerusten voor verantwoordelijkheid vroege interventie Door vanaf de vroegste jeugd een veilige en stabiele leefomgeving en opvoedingsklimaat te scheppen, worden jongeren toegerust om zich verantwoordelijk te gedragen. Verantwoordelijk wil zeggen dat jongeren zich verplaatsen in anderen, hen respecteren en zich leren beheersen. Mevrouw Junger-Tas wees in haar inleiding op de veiligheidsdag op het belang van de vroege kinderjaren. In dit verband wees zij op de mogelijkheden van gerichte opvoedingsondersteuning. Met name het op schaal van de wijk georganiseerde programma Communities That Care biedt een goede sluitende met name preventieve aanpak voor jeugdproblemen in wijken waar veel problemen zijn. Ook recent Nederlands onderzoek naar factoren die delinquentie veroorzaken wijst op het belang van een vroege diagnose van verstoorde ontwikkelingen. Het project 12minners is onder andere op deze bevindingen gebaseerd. cultuur van wederzijdse afwezigheid doorbreken Er is met betrekking tot veel allochtone ouders en de Nederlandse maatschappij een cultuur van wederzijdse afwezigheid: afwezigheid van allochtone ouders bij het opgroeien van hun kinderen in de Goudse samenleving, afwezigheid, in de allochtone gezinnen van "Goudse" buren, onderwijzers, hulp- en zorgverleners. Marokkaanse ouders geven duidelijk aan dat zij zich door de "Nederlandse instituties" niet gesteund voelen bij de opvoeding van hun kinderen tot respect en verantwoordelijkheid. Nederlandse onderwijzers en ook politieagenten geven ten aanzien van veel Marokkaanse ouders hetzelfde aan. De basis voor respect en verantwoordelijkheid bij kinderen is dat we het over hetzelfde respect hebben, dezelfde verantwoordelijkheden, anders leren kinderen geen normen en waarden maar gewenst gedrag in een bepaalde situatie en tegen bepaalde mensen. Wederzijds respect en normen en waarden die voor iedereen gelden komen niet vanzelf. Communicatie is hierin een sleutelbegrip. Het devies is eenvoudig, maar tot op heden moeilijk uitvoerbaar gebleken, het is zaak wederzijds de ontmoetingsfrequentie te verhogen en de kwaliteit van de ontmoeting te verbeteren. Contacten tussen ouders en school, stimuleren en faciliteren van brede school kunnen in dit kader een rol vervullen, in het bijzonder ook allochtone contactfunctionarissen. investeren in vervangende geborgenheid, vervangende sociale netwerken Geconstateerd is dat structurele delinquenten in hun vroegste levensjaren al een slechte start hebben gemaakt, daarna op school zijn bevestigd in negatieve ervaringen, bij criminele vrienden positieve ervaringen hebben opgedaan waarna ze weer negatief werden geconfronteerd met de samenleving, met name gezagsdragers. Alles wat gedaan kan worden om structurele delinquentie te voorkomen moet worden gedaan, de weg terug is altijd langer en duurder. Veel ligt buiten het bereik van de gemeentelijke overheid, via de lijn van de preventie en in de regiefunctie van jeugdbeleid stimuleren wij buurtnetwerken en andere vormen van "vroeghulp".
71
Veilig Sa m e n l e v e n
72
Veilig Sa m e n l e v e n
9.
de derde hoofdlijn: integraal
veiligheidsbeleid,
4 probleemvelden
9.1. probleemvelden integraal aangepakt Aan het slot van hoofdstuk 6, de ambities van veiligheidsbeleid hebben wij weergegeven op welke probleemvelden wij ons wensen te concentreren. Wij noemden op de eerste plaats geweldscriminaliteit, op de tweede, vernieling, overlast en vervuiling, op de derde, woninginbraken, en op de vierde plaats voertuigcriminaliteit. In dit hoofdstuk wordt zichtbaar gemaakt wat een integrale benadering, aan samenhang oplevert. Per probleemveld brengen we beknopt de betreffende schakel (bijvoorbeeld preventief of repressief), van de veiligheidsketen in beeld, wij formuleren de doelstelling (bijvoorbeeld terugdringen met 20%) en wij geven de richting (dader, slachtoffer en locatie) en de schaal (wijk, lokaal of bovenlokaal) van het te voeren beleid aan. Bovendien geven wij per probleemveld aan welke beleidsuitgangspunten (de pijlers: norm stellen, norm handhaven, wijkaanpak of individuele toerusting, en de 3 "s"-sen, systematiek, samenhang en samenwerking) bij de aanpak van het probleemveld worden ingezet en welke personen of organisaties actief bij de aanpak betrokken zijn. Dit laatste, het in kaart brengen van de instrumenten en het netwerk van betrokkenen, is uitermate belangrijk voor het verkrijgen van een effectief integraal veiligheidsbeleid. Verder geven we in hoofdlijnen aan wat we al doen, wat we nog meer willen doen. Vooral bij nieuwe maatregelen is het in dit stadium niet altijd mogelijk om de kosten aan te geven. De middelen voor de kosten die we nu al maken worden uiteraard betaald uit bestaande budgetten; soms leiden nieuwe maatregelen tot lagere bestaande kosten. Als het ons bijvoorbeeld lukt om vernieling en vandalisme in het openbaar gebied, aan openbare gebouwen terug te dringen, leidt dat tot lagere beheerskosten, misschien tot een lagere verzekeringspremie, per saldo kost de maatregel dan de gemeentebegroting niets. Het onderscheid dadergericht, slachtoffergericht, situatiegericht, kan verwarrend zijn. Wie is nu eigenlijk in een bepaalde situatie het slachtoffer? Een politiechef merkte op (in een door de Marokkaanse werkgroep van de wijk Korte Akkeren georganiseerde bijeenkomst, met de titel "Marokkaanse jongens, daders of slachtoffers"), dat, hoe hinderlijk of schadelijk het gedrag van een 11 of 12 jarige drugsgebruiker of overlastveroorzaker ook is, een kind van die leeftijd toch ook altijd als slachtoffer moet worden gezien. Verder mag het duidelijk zijn, dat als we bij een probleemveld stellen dat de nadruk ligt op een dadergerichte aanpak, dat niet wil zeggen dat er geen aandacht is voor de delict-locatie of het slachtoffer van het delict. De in de bijlagen opgenomen schema’s kunnen ook worden uitgebreid of anders worden ingedeeld. Zo kan men bijvoorbeeld in beeld gaan brengen wat per verantwoordelijke instantie in relatie tot de probleemvelden wordt verwacht. Ook kunnen er schema’s gemaakt worden die in beeld brengen welke acties effect hebben op welke delict- en/of overlastvormen. Zo zal bijvoorbeeld het aanbrengen van buitenverlichting in poorten zowel effect hebben op de bestrijding van vervuiling en vernieling als op gevoelens van onveiligheid van bewoners die van de poorten gebruikmaken.
73
Veilig Sa m e n l e v e n
Wij benadrukken dat een groot deel van de in de tabellen genoemde bedragen geschat is. Het zijn indicatieve bedragen. Wij gaan er van uit dat veelal via afzonderlijke deelplannen uiteindelijke beslissingen over de inzet van middelen zullen vallen. In het volgende hoofdstuk: "Wat kost de Goudse visie op veiligheidsbeleid", worden de bedragen uit de onderscheiden tabellen samengevat. Het is dat hoofdstuk waarin het algehele beeld over de mogelijke inzet van middelen voor een integraal veiligheidsbeleid wordt weergegeven. (volgt nog)
9.2. de hoofdlijnen van de goudse aanpak per probleemveld In deze paragraaf geven wij per probleemveld in hoofdlijnen aan welke concrete maatregelen wij gaan treffen. 9.2.1. geweldscriminaliteit Onder deze categorie worden hier verstaan misdrijven die gericht zijn tegen het leven en persoon (zoals bedreiging, intimidatie, moord en doodslag, dood/letsel door schuld), en sexuele misdrijven. Ten aanzien van deze misdrijven blijkt uit politiecijfers dat er met name in 1999 (BPS, politie, jaarschijf 2000), sprake is van een stijgende tendens. De toename van geweld is ook landelijk een zorg, getuige de onderzoeksrapporten die in opdracht van de regering zijn vervaardigd en de brieven over de aanpak van geweld aan de Tweede Kamer. Ook in Gouda leidt geweld tot grote verontrusting, helemaal als geweld volgt op aanspreken door burgers of politie op overlastgevend gedrag zoals lawaai, vernieling en vervuiling. Wij richten ons in deze nota primair op geweld gepleegd door jeugdigen, jeugdigen vormen de grootste dadergroep. Ook blijkt uit politiecijfers en gemeentelijke ervaringen dat in de Goudse situatie jonge Marokkaanse jongens bij de dadergroep oververtegenwoordigd zijn. De rol van de gemeente Gouda in het bestrijden van geweldsmisdrijven is tot nu toe niet expliciet geformuleerd. De gemeente draagt indirect, of voorwaardescheppend bij, bijvoorbeeld in het kader van de aanpak van enge plekken, alcoholmatigingsbeleid in uitgaansgelegenheden (preventief, situatiegericht), door subsidies aan de hulpverlening aan slachtoffers van de delicten (nazorg, slachtoffergericht), of door begeleide opvang te bieden aan risicojongeren (preventief, slachtoffergericht). Op grond van de geformuleerde invalshoeken wordt het nu mogelijk om te zien wat de lokale overheid nog meer doet, en nog meer kan doen om het aantal geweldsdelicten te verminderen of uit te bannen. Naast politie, justitie en gemeente is er ook voor andere personen en organisaties een rol te vervullen bij de aanpak van geweldscriminaliteit zoals ouders en scholen, instellingen voor jeugdopvang en jeugdhulpverlening, organisaties voor slachtofferhulp enz. Gemeente, politie en justitie hebben voor de integrale aanpak van het probleemveld geweldscriminaliteit een convenant afgesloten. In het convenant wordt, uitgebreider dan in deze nota, na informatie over aard en omvang van de problematiek van geweldsdelicten, het te bereiken doel en het tijdpad dat men daarbij voor ogen heeft bepaald, vervolgens de noodzakelijke activiteiten van de onderscheiden partners politie, justitie en gemeente en de wijze waarop de voortgang en de resultaten van de activiteiten wordt bijgehouden en verantwoord (geweldsconvenant, bijlage). Bij de aanpak van het probleemveld geweld is primair gekozen voor een stedelijke aanpak, vooral door het brede karakter van de geplande maatregelen en acties, ook
74
Veilig Sa m e n l e v e n
door de relatie met lokaal specifiek jeugdbeleid en de overkoepelende noemer jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast. Uit voorgaande is duidelijk geworden dat maatregelen gericht op daders en slachtoffers sterk beïnvloed kunnen worden door wijkgerichte elementen of dat maatregelen sterk locatie- of situatiebepaald zijn bijvoorbeeld uitgaansgeweld. Ook hieruit blijkt dat een gekozen invalshoek niet inhoudt dat andere invalshoeken niet van toepassing zijn. Integraal beleid houdt zo’n brede inhoudelijke en organisatorische insteek in. In twee schema’s worden de maatregelen in beeld gebracht. Schema 1 geeft een integraal overzicht van de instrumenten die worden ingezet, de 4 pijlers en de 3 begrippen systematiek, samenhang en samenwerking zijn verwoord als beleidsmatige uitgangspunten. In schema 2 is met name de inhoud van het geweldsconvenant in beeld gebracht. Schema 2 maakt deel uit van het jaarplan 2000 en/of het meerjarenplan. aanpak geweldscriminaliteit actieschema 1 Ambitie:
a. Terugdringen van geweldsdelicten door jeugdigen, (eind 2000, reductie 15% ten opzichte van 1998, 30% ten opzichte van 1999). b. Verhogen van het veiligheidsgevoel van burgers en verlagen van maatschappelijke onrust. (blijkt uit cijfers politie en buurtsignalering).
Beleidsuitgangspunten: 1. Norm stellen: "geweld mag niet"; samen met verantwoordelijken komen tot handhaafbare normen en regels. 2. (mede)Organiseren van samenhang en kwaliteit in de handhaving van normen en regels. 3. Nemen van infrastructurele maatregelen, pro-actief en preventief, organiseren van samenhang en kwaliteit in voorzieningenniveau stedelijk en op wijkniveau. 4. (doen)Organiseren van proactieve en preventieve\ activiteiten in de sfeer van gedragsbeïnvloeding bij jongeren, opvoeders in de ruimste zin en burgers, waaronder (potentiële) slachtoffers. (Onderzoek naar mogelijkheden voor Gouda van harde kernprojecten als "Glenn Mills".
75
Veilig Sa m e n l e v e n
actieschema 1 nr. maatregel
schakel
gericht op
concrete actie
actoren
schaal
1a. gemeente neemt verantwoordelijkheid voor basisregels
prev.
daders en slachtoffers
1. uitdragen van regels, voordoen, campagne, debatten 2. gebruik van (bestuurlijke) sanctiemogelijkheden 3. zorg voor slachtoffers
gemeente in samenwerking met politie, justitie bureau slachtofferhulp onderwijs
stedelijk
1b. gemeente deelt verantwoordelijkheid met personen en organisaties
prev.
daders
1. komen tot breed erkende regels 2. bevorderen van en zorgdragen voor vormen van zelfregulering als spelen gedragsregels, beheersafspraken
gemeente, burgers en organisaties als SWG, Alouan, scholen
stedelijk + wijk
1c. gemeente stelt verantwoordelijken verantwoordelijk
prev.
daders en opvoeders
1. investeert in herstel van verantwoordelijkheid van opvoeders met name Marokkaanse ouders 2. investeert in aanvullende verantwoordelijkheden 3. stelt verantwoordelijken aansprakelijk
gemeente en organisaties, nadru k op Marokkaanse ouders en organisaties ook onderwijs
stedelijk
2a. gemeente toetst nieuwe regels op handhaafbaarheid
prev.
daders
handhavingsparagraaf bij regelgevingen toevoegen
gemeente
stedelijk
2b. gemeente maakt gebruik van inbrengrecht
prev.
situatie
bij handhavingstekorten bij gemeentelijke prioriteiten gebruik maken van inbrengrecht
gemeente, politie
stedelijk
2c. samenhangend toezicht organiseren
prev.+
repressief (potentiële) daders, slachtoffer situatie
starten project toezicht door jongeren, samenhang aanbrengen met andere toezichthouders, analyse hot spots
gemeente, politie jeugdzorg wijkteams
stedelijk + wijk
2d. wettelijke mogelijkheden bestuurlijke handhaving benutten
repress
daders
uitbreidingsmogelijkheden door landelijke overheid gepland, deze benutten
gemeente, politie, justitie
stedelijk
76
Veilig Sa m e n l e v e n
maatregel
schakel
gericht op
concrete actie
actoren
schaal
3a. toetsen bouw- en herstructuringsplannen
prev.
situatie
gemeente toetst plannen voor nieuwbouw en herstrcturering op criteria sociale veiligheid
gemeente, corporaties
stedelijk start BI, KA en Oost
3b. wijkactieplannen krijgen een veiligheidsparagraaf
prev.
situatie, daders, slachtoffers
veiligheidsparagrafen vormen bestanddeel van jaarplan veiligheidsnota
gemeente, wijkteams
wijk
3c. veiligheidssituatie wordt op schaal van de wijk gerapporteerd
prev.
situatie
informatie wordt per wijk verzameld en gerapporteerd, prioriteit aan wijken met hoge onveiligheidscijfers
gemeente, wijkteams
wijk + stedelijk
3d. gemeente stimuleert activiteiten die binding bevorderen
prev.
situatie, daders, slachtoffers
kennen, gekend worden, verantwoordelijkheid delen
gemeente, wijkteams organisaties onderwijs
wijk
3e. gemeente stimuleert wijkgebouw als service centrum voor de wijk
prev.
situatie, daders, slachtoffers
zorgt voor voldoende voorzieningen op maat van de wijk
gemeente, wijkteam
wijk
4a. gemeente voorziet in voldoende basisvoorzieningen voor jeugdigen
prev.
dader
draagt (mede)zorg voor voldoende basisvoorzieningen geeft uitvoering aan wijkactieplannen
gemeente, organisaties
wijk + stedelijk
4b. gemeente participeert in project 12-
repr
dader
project in samenwerking met Buro Halt, politie, justitie, Raad voor Kinderbescherming gericht op aanpak van jeugdigen die vanwege hun leeftijd buiten het strafrecht vallen
gemeente, politie, justitie en organisaties
stedelijk
4c. gemeente onderzoekt de mogelijkheden van Communities That Care voor herstructureringswijken
prev.
dader, slachtoffer
onderzoek doen naar programma met sluitende aanpak jeugdcriminaliteit op de schaal van de wijk
gemeente
Oost + KA
77
Veilig Sa m e n l e v e n
9.2.2.
overlast, vernieling, vervuiling
De heer Valcoogh klaagt dat ouders niet meer weten wat straffen is, zodat de kinderen zich onbelemmerd overgeven aan liegen en zweren, en als rabouwen langs de straten zwerven omdat ouders hen altijd maar hun zin geven. De heer Valchoogh leefde wel zo’n 400 jaar geleden. Een Haagse keur van 1591 verbiedt het naroepen, vechten en gooien met vuil en straatstenen als gevolg van het gedrag van jongeren. Met groot welbehagen herinnert Bredero zich de kinderoorlogen van zijn jeugd, waarbij de jongens met knuppels en stokken op elkaar insloegen om de vijand "bebloedt naar huys te zenden met groot ghekrijt". In april 1633 vond een treffen plaats tussen jongens uit Delfshaven en Rotterdam op een dijk, voor gewone passanten was de dijk niet meer begaanbaar. In de nota speelvoorzieningen van de gemeente Gouda worden met betrekking tot voorzieningen voor oudere jeugd bovenstaande citaten uit een boekje van A. Th. van Deursen aangehaald. Overlast, vernieling en vervuiling, met name door jongeren is van alle tijden, het heeft ook altijd iedereen geërgerd. Overlast, vernieling, vervuiling, drie begrippen, die als zij veelvuldig of hardnekkig in samenhang voorkomen, men spreekt van verloedering; verloedering van een wijk, een buurt, een straat of een schoolplein. Handhavingstekorten, misplaatste tolerantie en geldgebrek voor beheer zijn naast onverschilligheid als reden voor verloedering genoemd. Misschien zijn burgers ook wel kritischer geworden, verwachten zij meer en vooral van anderen als de overheid en de politie dan voorheen. Overlast, vernieling en vervuiling worden door de overheid gecategoriseerd als kleine criminaliteit. Uit gegevens van de buurtsignalering blijkt dat deze ergenissen hoog scoren op de schaal van negatieve waardering van de woon- en leefomgeving: niet voor niets wordt de slogan "schoon, heel en veilig", als norm hoog gewaardeerd. Eerder hebben wij gesteld dat kleine ergernissen grote gevolgen hebben gehad, de verloedering van het openbaar gebied heeft aanzienlijk bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid van burgers, en, het niet optreden ertegen heeft de geloofwaardigheid en het gezag van het gemeentebestuur en de politie geschaad. de aanpak van overlast, vernieling en vervuiling De gemeente heeft zowel beheersinstrumenten als handhavingsinstrumenten, maar, zonder de medewerking van de burgers staat zij redelijk machteloos. In het beleidsprogramma heeft het aanpakken van de woon- en leefomgeving hoge prioriteit gekregen, daarmee tevens de rol van bewonersorganisaties en wijkteams, de actieve wijkaanpak is uitgebreid naar de hele stad. De wijkaanpak vormt een van de pijlers die het woon- en leefgebouw Gouda dragen stelden wij eerder, wij beschreven vanuit 4 invalshoeken de mogelijkheden van een wijkgerichte aanpak in relatie tot integraal veiligheidsbeleid. Overlast en vernielingen wordt meestal geassocieerd met gedrag van jongeren. Vervuiling krijgt een bredere invulling, de aanwezigheid van scholen met pauzepubliek, van bedrijven of warenmarkten of bepaalde straten of buurten, waar kennelijk niemand zich (voor) aangesproken voelt. Op sommige locaties lijkt alles samen te komen. Op een "mini conferentie", georganiseerd door de coördinatoren van de actieve wijkaanpak, met het onderwerp overlast door jongeren, kon iedere aanwezige (politie, jongerenwerker, ambtenaar, bestuurder) die locaties zo noemen, het waren er tientallen, verspreid door de stad, de hoeken van straten, de plantsoentjes, de bruggetjes en de cafetaria’s, de sportvoorzieningen, bibliotheken en schoolpleinen.
78
Veilig Sa m e n l e v e n
De gemeente heeft bij de handhaving van de kwaliteit van inrichting en beheer van het openbaar gebied een prominente rol, naast de burgers (het zijn immers niet de gebouwen die vernielen, vervuilen en overlast geven, maar mensen, jong en oud, de burgers zelf). De gemeente draagt indirect of voorwaardescheppend bij, bij het inrichten van de woon- en leefomgeving, inrichting van (buiten)speel- en verblijfsvoorzieningen voor jeugdigen, beheer en onderhoud van het openbaar gebied (proactief en preventief, situatiegericht), en direct, door toezicht (preventief en repressief, situatiegericht), door jongeren en hun ouders aan te spreken op hun gedrag, door alternatieve verblijfslocaties in te richten, en daarvoor te komen tot beheersafspraken (preventief, dadergericht.) Op grond van de geformuleerde invalshoeken wordt het mogelijk te bezien wat de gemeente nog meer doet en nog meer kan doen om het aantal delicten terug te brengen en daarmee het veiligheidsgevoel van burgers te verbeteren. Bij de aanpak van dit probleemveld is primair gekozen voor een wijkgerichte aanpak, wijken verschillen, de problemen zijn wijkspecifiek zowel met betrekking tot de daders als de locaties. Prioriteit wordt gegeven aan de wijken met de meeste overlast: Binnenstad, Korte Akkeren en Oost. Beleidsmatig wordt aansluiting gezocht bij de actieve wijkaanpak, lokaal integraal jeugdbeleid en de beleidsontwikkeling met betrekking tot de herstructurering van de wijken Korte Akkeren en Oost en de ontwikkelingen in de Binnenstad. aanpak overlast, vernieling en vervuiling actieschema 1 Ambitie:
a. Terugdringen van overlast, vernieling en vervuiling (eind 2000, reductie incidenten en reductie schade volgens registratie Buro Halt met 20% ten opzichte van 1999. b. Verhogen van waardering voor de woon- en leefomgeving en het onveiligheidsgevoel (buurtsignaleringssysteem, politiemonitor).
Beleidsuitgangspunten: 1. Norm stellen: samen met verantwoordelijken komen tot beheersafspraken, spel- en gedragsregels voor gebruik van het (semi)openbaar gebied. 2. Norm handhaven: organiseren van samenhang in de organisatie en de kwaliteit van de handhaving van normen en regels in het (semi)openbaar gebied, bijvoorbeeld van de diverse typen toezichthoudende functies. 3. Wijkaanpak en wijkbeheer ijken aan de in hoofdstuk 8.3 genoemde invalshoeken. 4. Gecoördineerde en intensieve aanpak van overlast van jeugdigen op zg. hangplekken.
79
Veilig Sa m e n l e v e n
actieschema 1 nr. maatregel
schakel
1. t/m 4. system. en samenhangende en intensieve aanpakbewonersoverlast
concrete actie
actoren
schaal
prev.+ daders repressie
• eenduidige registratie klachten • afstemming beleid afhandeling partic. in buurtbemiddeling, tweede kans, project extreme bewonersoverlast, zorgwekkende zorgmijders, nachtopvang
corporaties, gemeente, poltie, GGD, SWG,
stedelijk
1. gecoördineerde aanpak overlast openbaar gebied
prev.+ situatie + repressie daders
• centraal meldpunt overlast openbaar gebied. • eenduidige registratie en afhandeling • direct herstel (broken windows) • investeren in meldingsbereidheid
gemeente
stedelijk + wijk
1., 2. en 3. gecoördineerde aanpak "hot spots"
prev.+ situatie + repressie daders
lijst samenstellen "hot spots", adoptieplan maken, scholen door scholen en politie (doe effe normaal), overige door bedrijven en burgers (type buurtpreventie) infrastructurele maatregelen
politie + Buro Halt + gemeente, in samenwerking met bedrijven, wijkteams en burgers
stedelijk + wijk
1. t/m 4. gecoördineerde aanpak van jeugdoverlast op zg. hangplekken
prev.+ daders repressie
beleidsmatige coördin. jeugdoverlast, jeugdparticipatie, aanpak 12 minnersbuitenschoolse opvang 12+, inzet ambulant jongeren- en straathoek werk, alternatieven creëren in recr. en sport. ruimte voor jongeren, binnen en buiten creëren, campagne vandalisme, spel- en gedragsregels, beheersafspraken
gemeente, politie,welzijnsorganisaties, jongeren zelf ouders, scholen en burgers
stedelijk + wijk
2. en 3. formeren van integraal samengestelde wijktoezichtteams
prev.+ situatie + repressie potentiële daders
op basis van hot spot analyse, tijd en locatie en delicttype op elkaar afstemmen, aanvulling van buurtpreventie en wijkbeheer
gemeente, politie, wijkteams
wijk
80
gericht op
Veilig Sa m e n l e v e n
9.2.3. woninginbraken Deze categorie delicten staan in de jaarschijf gedefinieerd als het op enigerlei wijze wegnemen van (een) goed(eren) of geld uit een woning of een daartoe bestemde ruimte, dat/die aan een ander toebehoort/horen, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt dan wel een poging daar toe. In deze nota worden ook scholen en openbare gebouwen daartoe gerekend. Woninginbraken grijpen diep in in het veiligheidsgevoel van burgers, het gevoel dat mensen zo maar je huis zijn binnengekomen geeft veel en lang onveiligheidsgevoelens. De dief steelt niet alleen je spullen maar ook je gevoel voor zekerheid en veiligheid en dat voor een hele lange periode, die soms niet in relatie staat tot de waarde van het gestolen goed. Ondanks het feit dat het aantal woninginbraken daalt krijgt dit delict toch een hoge prioriteit vanwege de grote inbreuk op het veiligheidsgevoel. Uit politiegegevens blijkt dat de meeste daders jonge mannen zijn, veel inbraken zijn zo als dat heet drugsgerelateerd. Aanpak van drugsoverlast heeft hoge prioriteit gekregen in het districtelijk jaarplan. Ook woninginbraken worden met prioriteit gerechercheerd. De rol van de gemeente bij het terugdringen van woninginbraken is vooral pro-actief en preventief. Een deel ligt op het terrein van infrastructurele maatregelen. Een belangrijke maatregel is het verbinden van het politiekeurmerk veilig wonen aan nieuwbouw en aan renovatie. Woningen die conform de eisen van het keurmerk zijn gebouwd of gerenoveerd zijn beter bestand tegen inbraak. Het keurmerk besteedt ook aandacht aan de woonomgeving. Samen met de criteria voor veilig bouwen vormt het keurmerk een kwaliteitsimpuls met betrekking tot veiligheid in en om de woning. Ook verlichting van achterpaden, verlichting in en om de woning is belangrijk. Meer sociale maatregelen zijn vormen van toezicht zoals buurtpreventie en toezicht houders. De politie heeft een vakantiekaartenproject. Burgers kunnen zelf veel doen aan inbraakpreventie, zoals extra hang- en sluitwerk, licht laten branden en afspraken maken met buren. aanpak woninginbraken actieschema 1 Ambitie:
a. Terugdringen van woninginbraken (eind 2000, reductie woninginbraken 5%). b. Verhogen veiligheidsgevoel in de eigen woning (volgende meting, item opnemen in buurtsignaleringssysteem, 0-meting in 2000).
Beleidsuitgangspunten: 1. Norm stellen: criteria sociale veiligheid worden gebruikt bij toetsen bouwplannen, herstructurering en actieve wijkaanpak. 2. Norm handhaven: politiekeurmerk wordt eis bij minimaal 1 nieuwbouw en 1 renovatieproject per jaar. Samenhang in vormen van toezicht wordt bevorderd. 3. Buurtpreventieprojecten worden ondersteund vanuit de wijkaanpak. 4. Politie prioriteert aanpak drugscriminaliteit (veel woninginbraken zijn drugsgerelateerde delicten).
81
Veilig Sa m e n l e v e n
actieschema 1 woninginbraken nr. maatregel
schakel
gericht op
concrete actie
actoren
schaal
1a.criteria sociale veiligheid worden gebruikt bij toetsing plannen herstructurering
preventief
situatie
toetsen plannen herstructurering Korte Akkeren, Oost en Binnenstad
gemeente, corporaties
wijk
1b.project voorlichting bewoners met betrekking tot nemen van veiligheidsmaatregelen
preventief
situatie
uitbreiden project Preventie advisering
gemeente, klussenteam
wijk
2a.uitbreiden politie keurmerk veilig wonen met 1 nieuwbouw en 1 renovatie project
preventief
situatie
keuze locaties, prioriteit aan KA, Oost en Binnenstad
gemeente, corporaties
wijk
2b.samenhang in toezicht bevorderen
preventief, repressief
situatie, potentiële dader
samenhang organiseren in toezicht, gezamenlijk signaleren
gemeente en politie
wijk
3. uitbreiding buurtpreventieprojecten, prioriteit KA, Oost, Binnenstad
preventief
situatie, potentiële dader
stimuleren en faciliteren buurtpreventieprojecten
gemeente en wijkteams, burgers
wijk
4. gemeente investeert in schadeverhaal
repressief
slachtoffer
uitbreiding uitvoering wet Ter Wee
gemeente, Halt
stedelijk
82
Veilig Sa m e n l e v e n
9.2.4. voertuigcriminaliteit In de politie statistieken komt voertuigcriminaliteit het meeste voor van alle delicten. Fietsendiefstal komt zo vaak voor dat niemand er meer van op kijkt. Van auto-inbraken en autodiefstallen wordt meestal aangifte gedaan, verzekeringen vragen een aangifte als bewijs. Bij fietsendiefstal is dit niet altijd het geval, naar schatting van de politie wordt slechts één op de tien fietsendiefstallen aangegeven. Als we spreken over normvervaging staat fietsendiefstal en heling van gesloten fietsen boven aan. Het lijkt normaal geworden om je fiets kwijt te raken en om een andere voor een "geeltje" op de kop te tikken. Voor de politie heeft fietsendiefstal door tijdgebrek geen hoge prioriteit. Burgers kunnen zelf veel doen aan preventie van voertuigcriminaliteit. Bij fietsen en brommers: postcode graveren, bewaakt stallen, vastzetten met ketting. Bij auto-inbraak en autodiefstal: verwijderen radio, "buit eruit", bewaakt parkeren, niet meenemen naar risicolocaties. Verder "geen gestolen voertuig" kopen, heling loont dan niet meer. actieschema 1 voertuigencriminaliteit Ambitie:
a. Terugdringen voertuigcriminaliteit. b. Herijken/herbevestigen normen en verhogen aangiftebereidheid burgers. 1. Norm stellen: campagne tegen "helen". 2. Norm handhaven • voldoende mogelijkheden tot aangifte • voldoende stalling 3. Wijk: voldoende veilige parkeergelegenheden.
actieschema 1 voertuigencriminaliteit
4. Toerusting: normen herijken op scholen naar ouders.
nr. maatregel
schakel
gericht op
concrete actie
actoren
schaal
1. campagne voeren tegen "helen" van gestolen voertuigen
preventief
potentiële daders
debatten op scholen, publiekscampagnes
gemeente, media, scholen
stedelijk
2a.aangiftebereidheid verbeteren
preventief
slachtoffers
vereenvoudigde aangifte, ook schriftelijk
politie
stedelijk
2b.stallingsmogelijkheden vergroten voor fietsen
preventief
daders, slachtoffers
bewaakte stalling realiseren in binnenstad
gemeente en ondernemers
binnenstad
3. voldoende "gecontroleerde" parkeergelegenheid realiseren
preventief
situatie
infrastructurele maatregelen, toepassen criteria sociale veiligheid
gemeente met bedrijfsleven
stedelijk
4. gedragsverandering bewerkstelligen
preventief
potentiële slachtoffers
campagne buit eruit, graveren eigendommen
gemeente, politie, burgers
stedelijk
83
Veilig Sa m e n l e v e n
84
Veilig Sa m e n l e v e n
10. wat kost gouds veiligheidsbeleid
de gemeente geeft al veel geld uit aan veiligheidsbeleid Veiligheidsbeleid kost veel geld. Het politionele en justitiële apparaat worden door de rijksoverheid bekostigd. De gemeenten dragen de kosten voor de brandweer en de ambulancedienst. De in deze nota gepresenteerde integrale aanpak maakt ook duidelijk dat de gemeente in feite al heel veel geld uitgeeft aan het bestrijden van onveiligheid(gevoelens). Bijna alle diensten zijn op een of andere manier betrokken bij veiligheidsbeleid. Veelal echter niet direct maar indirect en daarom o zo moeilijk te meten.
aanhaken bij bestaand beleid verdeelt de kosten In het beleidsprogramma 1999-2002 werden drie speerpunten van beleid gekozen: uitbreiding actieve wijkaanpak, stedenvisie en veiligheidsbeleid. De onderwerpen hebben alle drie te maken met bestuurlijke en sociale vernieuwing, met herijken van besturen, met herijken van de rolverdeling burger bestuur, met de veranderde taken van de gemeentelijke overheid. Niet alleen in het beleidsprogramma komt dit tot uitdrukking, ook de rijksoverheid heeft veel taken gedecentraliseerd naar lagere overheden en private partijen, omdat men van mening is dat veel problemen veel dichter bij de burgers moeten worden opgepakt, en dat ze integraal moeten worden aangepakt. Lokaal integraal jeugdbeleid, regie in de jeugdzorg, herijken van de functie van welzijnswerk en wijkopbouwwerk. Veiligheid is zoals we eerder stelden meer een resultante, een gevolg van beleid op andere terreinen (of in een ander geval van gebrek aan beleid) dan een doel op zich. In de actielijsten komt dat gegeven goed naar voren. De doelstelling van veiligheidsbeleid is eenvoudig, het moet minder en minder erg, we willen dat bereiken door op uiteenlopende terreinen maatregelen te nemen, we sluiten daarbij zoveel mogelijk aan bij bestaande instrumenten. Soms leggen we de nadruk op het belang van een voldoende basisniveau, soms doen we voorstellen om maatregelen te intensiveren, soms zijn maatregelen in het licht van veiligheidsbeleid extra, en specifiek. Een voorbeeld daarvan is verlichting van poorten en stegen. In het kader van milieumaatregelen willen we minder energie gebruiken, in het kader van veiligheidsbeleid willen we meer verlichting. Wat kost dan veiligheidsbeleid. Ook is gesteld dat het belangrijk is bij bezuinigingen het effect op veiligheidsbeleid in de afweging mee te nemen, zijn dat dan kosten van veiligheidsbeleid kun je je afvragen. In essentie blijkt veiligheidsbeleid heel vaak "kwaliteitsbeleid" te zijn, kwaliteit van de woon- en leefomgeving, kwaliteit van het voorzieningenniveau, kwaliteit van de relaties die burgers met elkaar onderhouden, kwaliteit in de opvoeding en zorg. Kwaliteit kost geld, soms veel geld. Burgers hebben aangegeven dat veiligheid ze veel waard is, gevoel van veiligheid is een hoog goed.
85
Veilig Sa m e n l e v e n
we gaan uit van beleidsintensivering We gaan er van uit dat een beleidsintensivering op alle genoemde veiligheidsterreinen noodzakelijk is, niet alle maatregelen kosten geld, als wij stellen dat in de toekomst bouwplannen en renovatieprojecten worden getoetst aan criteria van sociale veiligheid kan dat een groot effect hebben tegen geringe kosten. Als wij in het kader van bestrijding van overlast en vernielingen ons beleid willen intensiveren en we slagen in onze opzet doel dan levert dat geld op aan minder schade en minder beheerskosten. Soms gaan de wensen in het kader van het ene beleidsterrein gelijk op met dat van veiligheidsbeleid, intensiveren van de actieve wijkaanpak betekent intensiveren van veiligheidsbeleid. Maar als we de burger willen bereiken met campagnes, als we onze informatievoorziening moeten verbeteren, als we coördinatiepunten willen bemensen, kost dat geld. Bij de algemene beschouwingen heeft het college ƒ 200.000,-- structureel uitgetrokken voor de intensivering van de opvang van jongeren. In het kader van het accommodatieonderzoek zijn middelen begroot voor opvang en begeleiding. In het kader van lokaal integraal jeugdbeleid zijn middelen begroot, ook in het kader van intensivering van verslavingszorg en sociale opvang (ƒ 1,2 miljoen). In het volgende schema proberen we te ramen wat de voorgenomen maatregelen voor financiële consequenties hebben en wat daar aan revenuen tegenover staat. kosten beleidshandhaving en beleidsintensivering veiligheid periode 2000-2002, op jaarbasis
de hoofdlijn
omschrijving
Integraal beleid, integraal beleid vraagt integrale ambtelijke coördinatie coördinatie meldpunt overlast coördinatie meldpunt bewonersoverlast coördinatie jeugdoverlast
coördinator veiligheidsbeleid
coördinator meldpunt coördinator meldpunt bewonersoverlast coördinator jeugdoverlast
De pijler normstellen
campagnes, publieksvoorlichting
De pijler norm handhaven
uitbreiding toezicht TDJ
De pijler wijkaanpak
uitbreiding voorzieningen xxx
De pijler toerusting
uitbreiding individuele trajectbegeleiding
Het probleemveld geweld
86
kosten, als alle voornemens zouden worden uitgevoerd
Veilig Sa m e n l e v e n
de hoofdlijn
omschrijving
kosten, als alle voornemens zouden worden uitgevoerd
Het probleemveld overlast, vernieling vervuiling Het probleemveld woninginbraken Het probleemveld voertuigcriminaliteit Overige kosten Overige projecten Eenmalige projecten
We moeten bedenken dat er nogal wat extra posten bij kunnen komen, ook zijn de bedragen indicatief. We wijzen er nogmaals op dat nog al wat posten, bijvoorbeeld die in relatie tot de wijkgerichte aanpak, of die met betrekking tot jeugd en jongerenwerk ook vanuit andere beleidsinvalshoeken wenselijk worden geacht. Het "veiligheidsbestanddeel" is dan onduidelijk. Deze paragraaf is nog niet uitgewerkt. Deze conceptnota zal worden voorgelegd aan de gemeentelijke organisatie, politie en justitie, de wijkteams en enkele organisaties. Samen met genoemde actoren zal een uitvoeringsplan worden ontwikkeld. Wij verwachten hiervoor enkele maanden nodig te hebben. In die periode staat de uitvoering niet stil, er is al veel gepland met reeds begrote middelen. Ook zijn al een aantal voor 2000 geplande wijkveiligheidsplannen gestart.
87
Veilig Sa m e n l e v e n
88
Veilig Sa m e n l e v e n
deel 2
de uitvoering van het veiligheidsplan
Het bestek is gemaakt, het bouwteam staat klaar, het gereedschap is verzameld, het bouwmateriaal is voorhanden en het werk kan beginnen.
inleiding In deel 1 is het integrale karakter van het te voeren veiligheidsbeleid in beeld gebracht, de hoofdlijnen van het te voeren beleid zijn weergegeven. De extra kosten van beleidsintensivering zijn nog niet op een rij gezet. We hebben slechts over afzonderlijke projecten beslissingen genomen. Voor zo`n belangrijk kaderstellend plan is het noodzakelijk de mening van de door ons genoemde participanten te horen. Het definitief vaststellen van een integraal plan vraagt integraal overleg. Dat betekent niet dat wij geheel vrijblijvend een plan op tafel leggen, de nota verwoordt bijdragen van onze partners in veiligheid, van de bewoners, van organisaties en ook van de burgers zelf. De nota verwoordt onze visie, onze ambitie.
het woord is aan de direct betrokkenen en aan de gemeenteraad Waar wij ons nog niet over hebben uitgesproken is de mate en het tempo van beleidintensivering. Met andere woorden we doen nog geen uitspraak over het beschikbaar hebben of krijgen van gelden die er voor nodig zijn. Uit de overzichten kan al wel een inschatting worden gemaakt. Voor we in besluitvormende zin ons over deze nota buigen willen we deze nota eerst voorleggen aan betrokkenen, aan politie en justitie, aan wijkteams, aan organisaties waarvan wij een bijdrage wensen. De afstemming met de wijken en met de politie is immers onze opdracht en daarmee een speerpunt.
de organisatie van de uitvoering Uit het veiligheidsplan is duidelijk geworden dat er al veel gebeurt, daar gaan we dan ook gewoon mee door. Toch was dat nog niet genoeg stelden wij. Een van onze ambities is dat veiligheidsplannen van de gemeente, beleidsplannen van politie en justitie gezamenlijk tot stand komen, in onderling overleg in onderlinge afstemming. Wij hebben in dit plan nauw aangesloten bij het beleidsplan van de politie, wij delen dezelfde zorgen, wij beogen een zelfde koers. Toch is het nog niet genoeg. Met name gezamenlijke probleemanalyse, informatieverzameling en volgen van vorderingen moet ook in nauw overleg. We zullen veelal verschillende accenten leggen, accenten
89
Veilig Sa m e n l e v e n
voortvloeiend uit de diversiteit van taken. Een ding hebben we gemeen, de veiligheid en het veiligheidsgevoel van de Goudse burger. Systematiek, samenwerking en samenhang in gedeelde verantwoordelijkheid is ook hier het devies.
een overkoepelend integraal overlegorgaan Het lijkt ons wenselijk de toekomstige functie van B en W-comité en de projectgroep veiligheidsbeleid te herijken. De verschuiving van aandacht van het ontwikkelen van een plan naar het (doen)uitvoeren en monitoren van een plan vraagt om een bredere insteek. Bij zo’n bredere insteek hoort een brede vertegenwoordiging van de partners en van de wijken, ook binnen gemeentelijke organisatie. Het is duidelijk, integraal beleid vraagt integrale aansturing, integrale planning en integrale uitvoering. Wij onderscheiden voor de gemeente de volgende drie rollen waarbinnen het lokale integraal veligheidsbeleid moet worden vormgegeven. 1. Via de "driehoek", partners in veiligheid inclusief geweldsmonopoli taak gezamenlijke strategriebepaling. 2. B en W-comité en projectgroep dragen verantwoordelijkheid voor "eigen gemeentelijk" beleid. 3. Gemeente is partner-deelnemer in het maatschappelijk veld.
Het is de bedoeling dat de huidige projectgroep zich ook zelf over de organisatiestructuur uitspreekt.
een noodzakelijke stap is gezet In dit plan staan veel voornemens, maar ook veel beleid dat al in de steigers staat, de bouw kan beginnen, in het volgende hoofdstuk geven we aan welke acties voor het jaar 2000 zijn gepland.
90
Veilig Sa m e n l e v e n
deel 2
1. jaarplan 2000
1. convenant aanpak geweldscriminaliteit actieschema 2 Doel:
1. Op 31-12-2000, 15% minder gewelds-berovingsbedreigings incidenten dan in 1998 (is 30% minder dan in 1999). Op 31-12-2001, 35% minder gewelds-berovingsbedreigings incidenten dan in 1998 (is 50% minder dan in 1999). 2. Verhogen van het veiligheidsgevoel en het verlagen van de maatschappelijke onrust door het verwijderen van daders,die structureel geweld aanwenden ten opzichte van hun medeburgers of hen intimideren in het openbaar gebied. 3. Vergroten van de aangiftebereidheid. 4. De boodschap uitstralen dat geweld niet meer wordt geaccepteerd. 5. Verminderen van de onveiligheidsgevoelens bij de politie zodat de politie gericht kan aanpakken. 6. Het voeren van een consequent en duidelijk beleid door partners.
maatregelen/activiteiten De aanpak start sterk repressief aanpak, de aanpak wordt op korte en langere termijn ondersteund door een pro-actieve en preventieve aanpak.
nr.
actie
actor(en)
start c.q. tijdpad
1.
samenstellen top 20 daders geweldsdelicten,lijst regelmatig actualiseren
politie
31-12-1999, doorlopend actualiseren
2.
"hot spot lijst" samenstellen uit registratiesysteem, geïntensiveerd surveilleren, politie zal opvallend dat wil zeggen normstellend aanwezig zijn
politie/Halt
01-01-2000 tot 01-04-2000
3.
BBG team wordt gecontinueerd, recherche verbijzonderen op top 20
politie
per 01-01-2000
91
Veilig Sa m e n l e v e n
nr.
actie
actor(en)
start c.q. tijdpad
4.
aanpak geweld tegen politie conform protocol aanpakken
politie en OM slachtofferhulp
per 01-01-2000
5.
afstemming inzet parkeer- en stadswachten, inzet op signaleren overlast en geweld, signalen worden direct opgepakt
politie en gemeente
per 01-02-2000
6.
invoeren "best practice" Leiden Voorschoten met betrekking tot invoeren registratiemethodiek als basis voor analyse geweld
politie
per 01-2000
7.
gerichte aandacht voor slachtoffers van geweld in politie de vorm van slachtofferzorg en schadebemiddeling en OM
per 01-01-2000
8.
processen-verbaal geweldsdelicten binnen een maand naar parket en conform protocol tegen geweld in verzekering stellen, voorgeleiden in principe bewaring vorderen en zoveel mogelijk vanuit bewaring ter zitting brengen
per 01-01-2000
9.
naast activiteiten van parket Den Haag in relatie tot OM vervolging zinloos geweld specifiek voor Gouda zie onder 4, 7 en 8
per 01-01-2000
10.
efficiënte behandeling strafzaken Gouda, informatie rechtbank over specifieke situatie Gouda
OM
per 01-01-2000
11.
onderzoek naar mogelijkheden een verblijfsverbod in te stellen
OM
1e kwartaal 2000
12.
geweld prioriteit 1 in de nota veiligheidsbeleid
gemeente
1e kwartaal 2000
13.
gemeente neemt infrastructurele maatregelen op locaties die slecht verlicht zijn, of als "enge" plekken worden ervaren
gemeente
gedurende convenantperiode
14.
verhogen voorzieningenniveau voor Marokkaanse jongeren, incl begeleiding door jongerenwerk en straathoekwerk
gemeente
plan 01-03-2000
15
integraal plan voor inzet van diversiteit van toezichthouders, ook signaleren overlast
gemeente en politie
plan 01-03-2000
16.
start project toezicht door jongeren
gemeente en politie
01-04-2000
92
politie en OM
Veilig Sa m e n l e v e n
nr.
actie
actor(en)
start c.q. tijdpad
17.
mogelijkheden van bestuurlijk verblijfsverbod benutten
burgemees- 01-01-2000 ter in overleg met politie en OM
18.
proactieve en preventieve activiteiten in de sfeer van gedragsbeïnvloeding bij jongeren (doen) organiseren, campagnes zinloos geweld, wapens weg
gemeente onderwijs BJ, SWG Alouan Moskeeën
19.
opzetten van begeleidingstrajecten voor daders
20.
betrekken van andere partners bij geweldsproblematiek
21.
anti geweldcampagne voeren
22.
integrale uitvoering handhavingsarrangement
gemeente, planperiode politie en OM
23.
integrale ontwikkeling planvorming op lange termijn, vooral proactieve en preventieve maatregelen samen met en in relatie tot betrokkenen slechten van drempels (privacy, communicatie)
gemeente, vanaf 01-01-2000 politie, justitie en betrokken organisaties
planperiode
reclassering, planperiode Gogam gemeente, planperiode politie en OM gemeente in overleg met politie OM, Halt
planperiode
93
Veilig Sa m e n l e v e n
2. actieschema aanpak overlast, vernielingen en vervuiling maatregelen/activiteiten actieschema 2 nr.
actie
actoren
1.
regie voeren systematische, samenhangende, intensieve aanpak bewonersoverlast
gemeente, febr. 2000 corporaties, politie, GGD, convenantpartners
1a.
besluiten tot start coordinatiepunt extreme bewonersoverlast
convenantpartners
1b.
beslissen op deelname/voortzetting buurtbemiddeling
corporaties juni 2000 en gemeente
1c.
komen tot eenduidige registratie klachten
corporaties
1d.
middeleninzet uitbreiding verslavingszorg, maatschappelijke opvang, begeleiding zorgwekkende zorgmijders enz. mede relateren aan problematiek overlast
gemeente in overleg met instellingen
1e.
gezamenlijke tweede kans aanpak bewoners
alle corporaties
2.
gecoördineerde aanpak overlast openbaar gebied
gemeente, politie, burgers
2a.
uitbreiding meldpunt openbaar gebied met sociale inbreuken, registratie meldingen, gecoördineerde en geregistreerde afhandeling, afhandeling sociale klachten via de wijkcoördinatoren, agendapunt wijkteams, info voor en rapportage aan de wijk
gemeente
oktober 1999
2b.
investeren in meldingsbereidheid, informatie verschaffen, snelle, adequate afhandeling van meldingen
gemeente
vanaf 01-01-2000
2c.
snel herstel schade, vervuiling enz. (broken windows)
gemeente
bestaand beleid
3.
gecoördineerde aanpak "hot spots"
94
start c.q. tijdpad
febr. 2000
voor 31-12-2000
politie Halt, vanaf 01-08-2000 gemeente in samenwerking met bedrijven, wijkteams en burgers
Veilig Sa m e n l e v e n
nr.
actie
actoren
start c.q. tijdpad
3a.
lijst samenstellen en regelmatig actualiseren
politie, Halt, wijkbeheer (meldpunt)
vanaf 01-08-2000
3b.
lijst communiceren met wijkcoördinatoren, vast punt agenda wijkteam
wijkcoördina- vanaf 01-08-2000 toren
3c.
adoptieplan maken hot spots, mogelijke "adoptieouders": scholen/politie (aansluiten bij doe effe normaal), bedrijven (pleinen, stationsomgeving), burgers woonomgevingen
gemeente, politie, Halt
3d.
infrastructurele maatregelen, checklist sociale veiligheid, verder: verlichting/groenbeheer
gemeente, intensiveren corporaties, bestaand beleid herstructurering
4.
gecoördineerde aanpak van jeugdoverlast op zg. hangplekken, inclusief vrijmaken coördinatie-uren
gemeente, jeugd, "aanbodverzorgers" zoals welzijnswerk, jeugdhulpverlening, verder moskeeën, wijkteams
vanaf 01-03-2000
4a.
inventarisatie hot spots, lijst maken, actualiseren
politie, gemeente Halt
vanaf 01-03-2000
4b.
intensiveren jeugdparticipatie op dit onderwerp
gemeente
vanaf 01-03-2000
4c.
alternatieve opvang (doen)organiseren voor 12+, buitenschoolse opvang BJ, sport en recreatie, buurthuizen, buitenspeelvoorzieningen bijvoorbeeld skatebanen, voldoende voorzieningen op de maat van de jongeren
gemeente, vanaf 01-03-2000 organisaties, jeugd
4d.
campagnes vandalisme, aanpak ouders daders, gemeente voorlichting ouders, ouders aanspreken op toezicht met betrokkenen
vanaf 01-08-2000
vanaf 01-01-2000
95
Veilig Sa m e n l e v e n
nr.
actie
actoren
start c.q. tijdpad
4c.
legitieme "buitenverblijfruimte" creëren voor jongeren, spel- en gedragsregels, beheersafspraken maken
gemeente, jongeren, wijkteams
vanaf 11-01-2000
5.
formeren van integraal samengestelde toezichtteams
gemeente, politie, wijkteams
vanaf 01-08-2000
5a.
analyseren per wijk wie toezichthouden, integraal plan per wijk maken op basis van hot spots
gemeente, wijkteams, politie
vanaf 01-
3. actieschema 3 aanpak woninginbraken (volgt nog)
4. actieschema 4 aanpak voertuigcriminaliteit (volgt nog)
5. actieschema veiligheidsplannen 2000 (volgt nog)
Hoofdstuk 2 meerjarenplanning Integrale thema’s in 2000 en volgende jaren. Bestrijding jeugdcriminaliteit invalshoeken: • veiligheid in het gezin • veilige school • veiligheid op straat (veilig uitgaan). Komen tot handhaafbare basisregels voor samenleven in Gouda. Komen tot systematische samenhangende handhaving van regels in Gouda. (uitwerking volgt nog)
96
Veilig Sa m e n l e v e n
3. veiligheidsmonitor
1.
waarom een monitor?
"Eén van de hoofdlijnen van een gemeentelijk integraal veiligheidsbeleid betreft een monitoring van feitelijke gegevens over de aard en de omvang van de onveiligheid, tevens van gevoelens van (on)veiligheid" (uit: Stappenplan integrale veiligheid, Ministerie van Binnenlandse Zaken, 1999). Zonder op de juiste wijze te monitoren, kan namelijk vrijwel niet worden nagegaan of de ontwikkelingen in de veiligheidssituatie1) in de richting van de gestelde einddoelen gaan. In dit hoofdstuk wordt een advies gegeven hoe een Goudse monitor kan worden opgezet. Allereerst wordt echter het begrip 'monitor' zoals dat in de veiligheidsnota wordt opgevat, nader toegelicht. Er is daarbij aandacht voor zowel de mogelijkheden als de beperkingen van het monitoren.
2.
monitoren: wat verstaan we eronder en wat zijn de (on)mogelijkheden?
Een beleidsmonitor verzamelt gegevens over de situatie op een bepaald moment. Door de resultaten van verschillende metingen over een langere periode te vergelijken, kunnen vervolgens ontwikkelingen in de tijd zichtbaar worden gemaakt en kan worden vastgesteld of er sprake is van veranderingen in de richting van de gestelde einddoelen. Deze signaleringsfunctie is het wezenskenmerk van een (beleids)monitor; hij biedt evenwel noch inzicht in de effectiviteit van beleid, noch verklaringen voor het uitblijven of juist realiseren van doelbereiking. Immers, er zijn zeer veel factoren 'van buitenaf' die een rol spelen. Beleidsevaluatie is met behulp van monitor niet mogelijk! (Jaarboek Grote Stedenbeleid 1998, ISEO). Om een monitor in het gebruik een zo hoog mogelijk rendement te geven, moeten onder meer de volgende vuistregels in acht worden genomen: a. een duidelijke afbakening van het te monitoren domein is gewenst (welke deelaspecten van veiligheid verdienen aandacht); b. de cijfers moeten in de juiste context kunnen worden geplaatst: enkelvoudige cijfers zeggen per definitie weinig! Het in kaart brengen van relevante contextvariabelen is doorslaggevend voor het verklaren of begrijpen van ontwikkelingen in de veiligheidsindicatoren; c. het is zaak zoveel mogelijk aan te sluiten bij een bestaande systematiek, zolang deze zijn waarde bewijst. Het exclusief opzetten van een nieuw systeem kost onevenredig veel geld. Ook wordt met het verlaten van een bestaande systematiek de referentie naar het verleden losgelaten. Daarnaast bestaat bij het introduceren van een nieuw extra instrument het gevaar van enquête-moeheid bij de bevolking, wat de betrouwbaarheid van de monitor geen goed zal doen (lage en selectieve respons). 1) Onder veiligheidssituatie wordt in dit hoofdstuk zowel de objectieve als de subjectieve veiligheid verstaan.
97
Veilig Sa m e n l e v e n
Tot slot dient te worden opgemerkt dat het niet alleen belangrijk is dat wordt gekeken welke ontwikkelingen er op het gebied van de veiligheidssituatie zijn. Ook moet worden gecontroleerd of de aangekondigde beleidsmaatregelen worden uitgevoerd en of daarbij de beleidsuitgangspunten (integrale benadering, systematiek, samenhang en samenwerking en de vier pijlers) in stand zijn gebleven. Dergelijke 'controles' vallen echter buiten het monitoren zoals in de veiligheidsnota wordt opgevat.
3.
uitgangspunten opzetten veiligheidsmonitor
De monitor moet voldoen aan de volgende eisen: 1. de monitor moet zoveel mogelijk de gegevens op het terrein van veiligheid verzamelen conform GSB-systematiek. Vergelijking van de veiligheidssituatie in Gouda met die van andere steden wordt hierdoor beter mogelijk. Hierbij moet wel de aantekening worden gemaakt dat dergelijke vergelijkingen alleen zinvol zijn, indien de vergelijking in een specifieke stedelijke context wordt geplaatst. Het primaire doel van het monitoren in het kader van het grote-stedenbeleid is daarom ook de binnengemeentelijke ontwikkelingen in de gaten te houden. Secundair is de intergemeentelijke referentie; 2. de monitor moet niet teveel worden opgehangen aan de in de veiligheidsnota geformuleerde beleidsambities. Ambities en prioriteiten zullen steeds in de loop van de tijd worden geaktualiseerd; het gevaar bestaat dan dat deze niet kunnen worden gemonitord. Daarom: de monitor moet een -over een langere periode- zo volledig mogelijk beeld geven van de veiligheid (indicatoren en context); 3. de monitor heeft een gunstige verhouding tussen kwaliteit en kosten; 4. de monitor sluit aan bij de in paragraaf 2 genoemde vuistregels.
4.
keuze opzet veiligheidsmonitor
Gekozen is de veiligheidsmonitor te baseren op de nulmeting die in de nota Integraal veiligheidsbeleid is opgenomen (hoofdstuk 4). Het bij de nulmeting gebruikte instrumentarium voldoet namelijk ruimschoots aan alle hierboven vastgestelde eisen. korte toelichting nulmeting De nulmeting is gebaseerd op het signaleringssysteem buurtbeheer2. In de tweejaarlijkse enquête (sinds 1996 uitgezet in de gehele stad) is aandacht voor de kwaliteit van de woonomgeving, het sociaal woonklimaat en de sociale veiligheid in de woonbuurt. Naast deze enquête worden in het kader van genoemd systeem jaarlijks aangifte-cijfers van de Politie verzameld.
2) Dit systeem is destijds opgezet door de gemeente Gouda, de drie woningbouwverenigingen en het Servicebureau Stadsvernieuwing. Men wilde over een instrument kunnen beschikken waarmee tijdig aan de hand van 'signalen' ontwikkelingen in buurten kunnen worden onderkend.
98
Veilig Sa m e n l e v e n
De gegevens die voor het thema 'veiligheid' in de GSB-monitor zijn opgenomen, zijn grotendeels ook te vinden in het in Gouda opgezette systeem buurtsignalering. In dit systeem kan het thema veiligheid uitgebreid of verdiept worden door vragen over slachtofferschap en redenen van onveiligheid op te nemen. Deze vragen kunnen aan de bestaande enquête worden toegevoegd. Daarnaast kunnen, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van het instrument, aanpassingen in de vraagstelling worden gedaan om te kunnen vergelijken met andere steden. Tevens bevat het signaleringssysteem reeds een groot aantal relevante contextgegevens waarvan het interessant kan zijn ze te combineren met de 'veiligheidsgegevens'. Hierbij moet worden gedacht aan gegevens over leefbaarheid en achtergrondkenmerken als leeftijd, sexe, opleidingsniveau en woonwijk. Het signaleringssysteem buurbeheer voldoet dus tevens aan de belangrijke eis de veiligheidsontwikkelingen in de juiste context te kunnen plaatsen.
5.
tot slot
Gezien het feit dat de veiligheidsmonitor op een meer algemene wijze de beleidsambities zal monitoren, (punt 2 paragraaf 3) dienen de ambities die zijn geïnspireerd op het beleid van de Politie mede door henzelf te worden gemonitord. De resultaten van deze monitor kunnen wel worden toegevoegd aan de gemeentelijke rapportages waarin de veiligheidsontwikkelingen worden beschreven en geanalyseerd. De 'gemeentelijke' monitor zoals hier wordt geadviseerd, stelt zich ten doel periodiek een algemeen beeld te kunnen geven van de veiligheidssituatie in Gouda en de ontwikkelingen daarin.
99
Veilig Sa m e n l e v e n
100
Veilig Sa m e n l e v e n
bijlage totstandkoming relatieve waarden subjectieve veiligheid, waardering fysieke woonomgeving en ervaren sociale overlast De relatieve waarden zoals gebruikt voor het uitdrukken van de veiligheidsbeleving zijn tot stand gekomen door aan elk van de vijf antwoordcategorieën (altijd, meestal, soms wel en soms niet, vrijwel nooit en nooit) een ander puntentotaal toe te kennen. Dit puntentotaal ligt tussen de 0 en de 100. Respondenten die hebben aangegeven zich nooit veilig te voelen kregen de minste punten, respondenten die zich altijd veilig voelen kregen de meeste punten. Op basis hiervan zijn gemiddelde scores voor de wijken en inwonersgroepen berekend. Bovenstaande methode is ook gehanteerd voor het vaststellen van de waardering van de fysieke woonomgeving en de ervaren sociale overlast. Bij laatstgenoemd thema zijn de meeste punten echter toegekend aan personen die zich vaak ergerden. In tegenstelling tot de andere twee thema's betekent een hoge score bij sociale overlast dus een ongunstig beeld.
totstandkoming totaalscore tabel 4.1 De totaalscore is als volgt tot stand gekomen. Allereerst is, bij elk subthema, aan iedere wijk een rangnummer (1 t/m 10) toegekend op basis van de relatieve waarde. Hoe slechter de score van een wijk op een subthema, hoe lager het rangnummer is. Vervolgens zijn de rangnummers gesommeerd. De uitkomst is met 100 vermenigvuldigd en gedeeld door 5,5 (middelste rangnummer) maal het aantal subthema's (12). Een totaalscore boven de 100 geeft aan dat de inwoners in de wijk gemiddeld minder sociale overlast ervaren, hun fysieke woonomgeving beter waarderen en minder lawaai-overlast hebben dan de gemiddelde Goudse inwoner. tabellen1) die als basis hebben gediend voor hoofdstuk 4.
1)
Vanwege het feit dat de waardering van de fysieke woonomgeving en de mate van sociale overlast over het algemeen slechts indirect met de veiligheid(sbeleving) te maken hebben, worden in deze bijlage geen tabellen over deze thema's opgenomen.
101
Veilig Sa m e n l e v e n
A.
objectieve veiligheid: aangiften1) bij de politie
A1. aangiften auto-inbraken2) naar wijk 1996-1998 gemiddeld aantal per 1.000 inwoners wijk Binnenstad Nieuwe Park Korte Akkeren Bloemendaal Plaswijck Noord Achterwillens Oost Kort Haarlem/Kadenbuurt Goverwelle Stolwijkersluis/Oostpolder totaal Gouda totaal aantal aangiften
1996 ‰
1997 ‰
‰
1998 abs.
102 49 25 28 10 18 9 17 27 12 58
88 44 11 27 10 19 6 48 37 20 50
84 52 16 24 10 20 6 42 40 20 28
413 85 159 230 143 103 28 169 258 236 15
25 1.762
25 1.813
26 1.839
A2. aangiften vernielingen naar wijk 1996-1998 gemiddeld aantal per 1.000 inwoners wijk Binnenstad Nieuwe Park Korte Akkeren Bloemendaal Plaswijck Noord Achterwillens Oost Kort Haarlem/Kadenbuurt Goverwelle Stolwijkersluis/Oostpolder totaal Gouda totaal aantal aangiften
102
1996 ‰
1997 ‰
‰
1998 abs.
43 34 17 15 19 18 14 16 17 6 28
50 23 13 15 16 17 10 26 16 9 23
54 27 23 17 19 18 11 33 22 9 36
264 45 222 166 259 90 46 134 140 105 19
18 1.264
17 1.224
21 1.490
Veilig Sa m e n l e v e n
A3. aangiften woninginbraken 1996-1998 gemiddeld aantal per 1.000 woningen wijk Binnenstad Nieuwe Park Korte Akkeren Bloemendaal Plaswijck Noord Achterwillens Oost Kort Haarlem/Kadenbuurt Goverwelle Stolwijkersluis/Oostpolder totaal Gouda totaal aantal aangiften
1996 ‰
1997 ‰
‰
1998 abs.
25 33 22 21 17 21 14 11 20 11 15
29 32 27 19 18 15 15 15 13 22 33
22 8 18 16 7 21 13 12 15 10 9
58 6 74 64 38 51 20 19 40 42 2
19 540
20 596
14 414
A4. aangiften gewelds- en zedenmisdrijven3) 1996-1998 gemiddeld aantal per 1.000 inwoners wijk Binnenstad Nieuwe Park Korte Akkeren Bloemendaal Plaswijck Noord Achterwillens Oost Kort Haarlem/Kadenbuurt Goverwelle Stolwijkersluis/Oostpolder totaal Gouda totaal aantal aangiften
1996 ‰
1997 ‰
‰
1998 abs.
17 16 3 3 2 3 1 5 3 1 10
23 10 4 5 2 3 2 7 3 1 0
20 10 3 3 1 3 3 3 3 1 0
96 15 31 25 20 15 13 13 24 17 7
4 286
4 340
4
0 276
1)
Van een aangifte is sprake als van een delict ter kennis gekomen van de politie (melding) proces verbaal is opgemaakt. 2) Auto-inbraak: inclusief diefstal aan auto's, exclusief diefstal van de auto zelf. 3) In 90% van de gevallen betreft het een geweldsmisdrijf.
103
Veilig Sa m e n l e v e n
B.
subjectieve veiligheid: voelt u zich overdag/’s-avonds veilig in uw buurt of woonomgeving?1)
B1. veiligheidsbeleving overdag naar leeftijdsklasse1) (in %)
(vrijwel) nooit soms wel, soms niet meestal altijd totaal totaal aantal respondenten
18-27
28-39
40-54
55-64
65+
totaal
2 4 33 61
1 5 29 65
2 5 37 56
2 14 39 46
4 13 36 47
2 7 35 56
100 84
100 207
100 382
100 109
100 130
100 912
B2. veiligheidsbeleving overdag naar geslacht1) (in %)
(vrijwel) nooit soms wel, soms niet meestal altijd totaal totaal aantal respondenten
vrouw
man
totaal
1 7 36 56
3 8 33 55
2 7 35 56
100 581
100 342
100 923
B3. veiligheidsbeleving overdag naar wijk1) (in %) Bs
Np*
Ka
Bl
Pl
No
Aw
Kh
Oo
Go St/Op* totaal
0 8 41 51
6 0 28 67
2 15 35 49
1 10 31 58
1 5 36 58
0 4 37 59
0 4 35 62
3 8 38 52
4 19 38 40
3 4 34 59
6 0 31 63
2 7 35 56
totaal 100 totaal aantal respondenten 51
100 18
100 115
100 158
100 146
100 73
100 55
100 93
100 48
100 162
100 16
100 935
(vrijwel) nooit soms wel, soms niet meestal altijd
*
Vanwege het lage absoluut aantal respondenten zijn deze cijfers slechts een indicatie.
104
Veilig Sa m e n l e v e n
B4. veiligheidsbeleving overdag naar inkomensklasse1) 2) (in %)
(vrijwel) nooit soms wel, soms niet meestal altijd totaal totaal aantal respondenten
t/m ƒ 2.000
ƒ 20013.000
ƒ 30014.500
ƒ 4.5016.000
ƒ 6.000 en meer
totaal
5 17 33 45
1 9 40 49
1 5 37 56
3 4 31 63
1 2 29 67
2 7 35 57
100 103
100 166
100 243
100 190
100 126
100 828
B5. veiligheidsbeleving ’s avonds naar leeftijdsklasse1) (in %)
(vrijwel) nooit soms wel, soms niet meestal altijd totaal totaal aantal respondenten
18-27
28-39
40-54
55-64
65+
totaal
6 29 39 26
2 24 52 22
5 25 48 22
8 28 46 18
8 42 32 18
6 28 45 21
100 94
100 247
100 505
100 151
100 194
100 1.191
B6. veiligheidsbeleving ’s avonds naar geslacht1) (in %)
(vrijwel) nooit soms wel, soms niet meestal altijd totaal totaal aantal respondenten
vrouw
man
totaal
6 32 46 16
6 22 44 29
6 28 45 21
100 756
100 450
100 1.206
105
Veilig Sa m e n l e v e n
B7. veiligheidsbeleving ’s avonds naar wijk1) (in %) Bs
Np*
Ka
Bl
Pl
No
Aw
Kh
Oo
Go St/Op* totaal
7 37 40 16
15 43 19 24
9 38 34 19
4 23 48 25
4 25 48 24
2 25 58 15
1 20 62 17
5 35 41 18
16 38 28 18
5 23 48 23
14 18 41 27
6 28 45 21
totaal 100 totaal aantal respondenten 68
100 21
100 154
100 210
100 195
100 88
100 71
100 125
100 68
100 198
100 22
100 1.220
(vrijwel) nooit soms wel, soms niet meestal altijd
*
Vanwege het lage absoluut aantal respondenten zijn deze cijfers slechts een indicatie.
B8. veiligheidsbeleving ’s avonds naar inkomensklasse1) 2) (in %)
(vrijwel) nooit soms wel, soms niet meestal altijd totaal totaal aantal respondenten
1)
t/m ƒ 2.000
ƒ 20013.000
ƒ 30014.500
ƒ 4.5016.000
ƒ 6.000 en meer
totaal
13 38 32 16
5 32 42 20
4 28 44 25
4 24 53 20
4 16 52 27
6 27 45 22
100 130
100 229
100 310
100 245
100 170
100 1.084
Exclusief antwoord en indelingscriterium onbekend. Bijvoorbeeld: het antwoord van een respondent die niet zijn of haar leeftijd heeft ingevuld maar wel het geslacht, zal in tabel B1 niet zijn terug te vinden maar wel in tabel B2. 2) Inkomensklassen op basis van het (gezamenlijk) netto maandinkomen zonder kinderbijslag. 3) Bron: signaleringssysteem buurtbeheer.
106