– Noodhulp Syrië – Verslag van het bezoek van ds. Niek Tramper aan Libanon
Ds. Niek Tramper was van 27 maart tot 2 april 2013 in Libanon om in opdracht van de GZB en Luisterend Dienen Syrische vluchtelingen te bezoeken. Luisterend Dienen heeft een noodhulpprogramma opgezet voor de slachtoffers van de Syrische burgeroorlog. Dit programma loopt o.a. via twee partnerkerken van de GZB. Niek Tramper sprak met deze kerken over hoe de hulp verloopt en wat er nodig is. Donderdag 28 maart Plotseling, eigenlijk een beetje tot mijn eigen verrassing, ben ik ondergedompeld in de woelige wijk Boursh Hamoud in Beiroet. Ook wel een beetje thuiskomen in het Midden-Oosten. O ja, zo was Beiroet: toeterende auto’s, stof en stank, Hezbolla-posters, glanzende hotels, protserige SUV’s in de smalle straatjes, een stad die opkruipt tegen de Libanonberg. Stad die honderdduizenden migranten en vluchtelingen herbergt. Palestijnen, Ethiopiërs, Soedanezen, Sri Lankanen, Irakezen en sinds een jaar: Syriërs. Tien jaar lang werkte ik bij de GZB als regiosecretaris Midden-Oosten en inmiddels is dat ook al weer tien jaar geleden. Nu ben ik even terug voor een korte missie: 1. Syrische vluchtelingenfamilies opzoeken, waar mogelijk hen bemoedigen en hun situatie peilen en 2. met de partnerkerken in Syrië en Libanon spreken over de steun van de Nederlandse kerken aan hun hulpprogramma’s. Dit in opdracht van de GZB en Luisterend Dienen. Naast luisteren en bidden kan ik in elk geval de nood van Syrië in Nederland onder de aandacht brengen. Alle mensen daar, maar zeker de christenen, hebben ons gebed en onze steun hard nodig. Boursh Hamoud is een dichtbevolkte wijk van Beiroet. De afgelopen maanden hebben hier nog eens duizend gezinnen een plekje moeten vinden om te leven en misschien ook wat werk te vinden. Vluchtelingen uit Syrië. Samen met de Armeense sociaal werker Rita Lao bezoek ik verschillende vluchtelingengezinnen. We kloppen aan bij een familie uit Aleppo. Het bankje is nog warm van de vader die daar lag te slapen. We hebben hem gestoord, maar het geeft niet. Hij heeft geen werk. Zijn vrouw
werkt voor een schijntje als portierster in een restaurant. Ze zitten in een onooglijk kleine ruimte met vijf personen: pa en ma, twee kids en ook een tante. Het is zo vernederend. In dezelfde ruimte waar ze wonen, moeten ze ook slapen en zich wassen. In Aleppo hadden ze het goed. Hij was eigenaar van een textielfabriek en zij werkte als schoonheidsspecialiste. De zaak is verbrand en hun eigen appartement werd door zware bommen getroffen terwijl ze bij haar ouders op bezoek waren. Ze hebben geluk gehad, hoewel… hun gezichten staan somber. Ze willen niet meer terug naar Aleppo. Er is te veel gebeurd. Maar hier is het ook niet uit te houden. De Libanezen zuigen hen, berooid als ze zijn, uit. 300 dollar per maand moeten ze voor dit armelijke optrekje betalen. Ze dromen over buitenland, Canada of Australië, maar het is volstrekt irreëel. In Aleppo hadden ze er wel geld voor, maar nu: niets meer. We praten, ja het gaat toch ook over de hoop van Pasen. Ze weten dat wel. Ze zeggen ook: als we niet in God geloofden, waren we helemaal hopeloos, maar we geloven dat God ons ziet, dat Hij nog helpt, al weten we niet hoe. Hun oudste zoon is een leuke jongen van 12. Hij kan redelijk goed Engels, mengt zich in het gesprek, gaat naar de Armeense school, heeft vriendjes. Hij redt het wel, vindt hij. We bidden samen en dan kan zijn moeder haar tranen niet meer bedwingen. Ze huilt hartstochtelijk en lang. Verdriet over het verlies van alles, het contact met haar ouders, het mooie werk, haar zelfrespect, haar toekomst. We zitten er een beetje onhandig bij, proberen wat te troosten. Terug op mijn verblijfplek, een grote kale kamer in het Armeense bejaardentehuis, brengt Gita, de ziekenverzorgster me avondeten. Ook zij is gevlucht uit Aleppo. Met haar man. Zelfde verhaal. De winkel met IT-spullen van haar man werd gebombardeerd. De zaak was weg, en ook zijn inkomen. Zij heeft zes zussen en één broer. Althans die had ze. Pas was hij nog in Beiroet, een jongen van 14. Ze wilde dat hij bleef, dat hij zich registreerde bij de UNHCR, maar hij kon niet blijven, ging terug naar Aleppo. Daar werd hij doodgeschoten, welbewust door Turkse strijders vermoord. Het oude Armeense zeer kwam weer boven. ‘In 1915 hebben ze ons verdreven, zo velen van ons volk zijn vermoord. Ze hebben het nog steeds op ons gemunt, omdat we Armeniërs zijn, omdat we christen zijn’. Gita is fel, ze heeft geen goed woord over voor de oppositie en al de extremisten die zich bij het rebellenleger voegen. Het zijn enkele van de vele families die door het hulpcomité van de Armeense Evangelische kerk worden bijgestaan. Er zijn 500.000 geregistreerde vluchtelingen in dit land dat in grootte slechts een kwart van Nederland is. Men zegt dat er zeker hetzelfde aantal ongeregistreerde vluchtelingen zijn in Libanon. Vrijdag 29 maart – Goede Vrijdag Ik ben al vroeg opgestaan, wil het artikel voor het RD gereed hebben omdat ik de rest van de dag niet meer online ben. Groot Nieuws Radio probeert me te bereiken. Dat lukt om 8.15 uur. Sociaal werker Anie Boudjikanian komt me ophalen. Anie werkt al 40 jaar voor de Armeense kerk en voor de Karagoezian Stichting. Zij is een vrouw uit één stuk, ongetrouwd, met hart voor mensen, en liefde voor God. Klein van stuk maar niet omver te blazen. Met haar in de auto door het driftige Libanese verkeer is een ramp. Handenwringend zie ik haar bij elke bocht vaart minderen en bij elke tegenligger- en die zijn er heel wat!- helemaal naar rechts uitwijken. Ze zit vol verhalen en hoe meer ze zegt, hoe langzamer ze rijdt, tot een schare toeteraars achter haar links en rechts inhalen. Anie brengt me naar de Bekaa valei, de vruchtbare vlakte tussen de Libanese en Syrische bergen. In Saad Nayel bij Zahleh worden we opgewacht door bedoeïenenleider Rahal El Rahal.
Hij is sjeik van een grote clan, is een soort burgemeester van het dorp en hoofd van de dorpsschool. Nu zijn verschillende klaslokalen ontruimd om families op te vangen. De bovenverdieping herbergt zeven families, soms twee per klaslokaal. Beneden nog meer. Bij elkaar zeventig personen. Zijn zussen hebben veel kinderen. Ik ontmoet een vrouw van 21 die al vijf kinderen heeft. Ze is op haar 15e getrouwd. Traditioneel trouwen meisjes al heel jong. Ze zijn allemaal uit Homs gevlucht. Sjeik Rahal vertelt tot mijn verrassing dat Hij de Vader kent, en de Goede Herder. Ze hebben een paar samenkomsten in de week. Zijn moeder gelooft ook en zijn vrouw is er na aan toe. Hij heeft het christelijke geloof leren kennen op een van de Schneller-scholen in de Bekaa. Nu plant hij de zaadjes voort, maar voorzichtig en wijs. Het geloof is voor hem een grote bron van motivatie om de vluchtelingen op te vangen. De school is vol. Nu bouwen ze overal tenten op de akkers. Deze tenten zijn vaak van grote plastic zakken gemaakt, van die zakken waarin ik nogal eens openhaardhout meeneem. Aan elkaar genaaid natuurlijk, maar niet waterdicht. In de afgelopen maanden gaf dat veel problemen met de sneeuw. Voortdurende moesten ze de sneeuw van de tent vegen voordat het begon door te lekken. Maar soms staat er een kacheltje in de tent en als de zon schijnt lijkt het er nog gezellig ook. Ook is er een tv, want het nieuws willen ze geen dag missen. Een man, met zijn vrouw en vijf kinderen uit Homs gevlucht, laat me in zijn tent meteen brieven met duimafdrukken zien. Duimafdrukken van de getuigen die bevestigden dat twee van zijn broers vermoord zijn. Zo moet dat, anders geloven ze je niet. Ze hadden hen gevonden, vergeef me de uitdrukking, in stukken gehakt, zijn broers, een van 20 en een van 21. Werk van regeringssoldaten (maar de oppositie is net zo erg...). Wat zeg je tegen zo'n man en dan ook nog met behulp van een tolk? Ik heb niet veel woorden. Maar dat ik er ben en naar hun verhaal luister is al heel wat. Deze mensen zijn allemaal moslim. Ze zeggen dat het Gods wil is wat hen overkomt, maar de sjeik weet van de Vader en van de Herder. Hij is al jong christen geworden, niet openlijk want dan zou hij meteen kunnen inpakken. Hij geeft op een natuurlijke manier leiding en zorgt voor de mensen. Morgen komen er weer dertig uit Homs. Dat hij ze opvangt is en teken van hoop. Mijn missie is op dit moment de Syrische vluchtelingen in Nederland stem en gezicht te geven en te overleggen hoe we iemand als Rahal kunnen helpen om te helpen. In een andere tent ontmoeten we een stel met drie kinderen. Hij is ziek – heeft nierproblemen en geen geld voor goede medicatie. Ze hebben aangeklopt bij Caritas, de rooms-katholieke hulporganisatie, maar Caritas was zo overweldigd door aanvragen dat ze niets kregen. Zij beklaagt zich dat ze overal achter het net vissen. Naast hen een tent met twee gehandicapte oudere zussen. De ene straalt nog wel een soort vrolijkheid uit, maar ze heeft borstkanker en gezwollen voeten van de vochtophoping. In Syrië hadden ze vrije toegang tot gezondheidszorg. Hier moet alles betaald worden en geld hebben ze niet. In Anjar vlak bij de Syrische grens maak ik de Goede Vrijdagdienst mee, traditiegetrouw om 15.00 uur, het uur dat Jezus stierf. In het
predikantsgezin van ds. Raphe Messerlian gaat de discussie natuurlijk over Syrië. Wie de oplossing weet, mag het zeggen… Zaterdag 30 maart Stille zaterdag vandaag! Vanmorgen ben ik in alle vroegte gewekt door het oorverdovend lawaai van een drilboor in het gebouw vlakbij. Van slapen komt hier niet veel. Onschuldig lawaai, maar ik ben blij dat ds. Seboek Terzian, de directeur van het Armeense bejaardenhuis mij een rustiger plekje geeft om te werken. Stilte is hier een schaars goed. Na verschillende pogingen lukt het om ds. X in Aleppo aan de lijn te krijgen (zijn naam noem ik niet om veiligheidsredenen). Graag had ik hem zelf opgezocht. Maar het risico is te groot. Buitenlanders lopen groot gevaar beroofd of zelfs gekidnapt te worden in Syrië. Ik heb mijn familie beloofd ‘de verleiding’ te weerstaan. De vriendelijke Syrische bevolking waar je altijd veilig was, is in een stel wolven veranderd. Een half uur kan ik met ds. X praten. Natuurlijk luister en praat je dan ‘tussen de regels door’. De lijn wordt zeker weten afgeluisterd. De predikant woont bij zijn kerk die tamelijk geïsoleerd in een niet-christelijke wijk staat. Vlak bij de kerk staat een moskee. De cirkel van oorlogsdreiging trekt zich nu samen rond het gebied waar hij woont. Hij en zijn gezin (vrouw en twee kids) komen uit het noordwesten van Syrië. In dat geval ben je meer dan anderen het mikpunt van de rebellen. Toch blijft hij op zijn post. Voortdurend moet hij afwegen. Soms heeft hij nog maar twintig van de 220 kerkgangers in de dienst. Ongeveer de helft van de gemeente is gevlucht, vooral de jonge gezinnen. Moeders met kleine kinderen en ouderen zijn gebleven. In de Stille Week konden ze geen diensten houden, te gevaarlijk. Na 15.00 uur kun je beter niet meer naar buiten gaan. Maar afgelopen week, palmzondag, was een hoogtepunt, tot zijn eigen grote verrassing. Meer dan tweehonderd mensen in de dienst en zo’n veertig kinderen. Drie kinderen konden gedoopt worden. Ze hadden uitnodigingen verspreid in de omgeving en de mensen kwamen - te voet uit de wijde omgeving, het gevaar trotserend. De kerk is actief met het uitdelen van voedselpakketten. Eten, drinken, kleding en onderdak is allemaal nodig voor de mensen die huis en haard verloren hebben en die niet weg kunnen. Brood is wel te krijgen en petroleum voor verwarming ook, maar het is bijna tien keer zo duur geworden. Goede medicijnen vinden is een groot probleem. De kerk probeert iedereen in de buurt te helpen. De crisis maakt geen onderscheid tussen bevolkingsgroepen. Gods opdracht is de huisgenoten van het geloof te helpen, maar ook allen daaromheen. 90 % van de gemeenteleden heeft geen werk. Ze weten niet wat ze moeten doen. Ze komen de dominee steeds om raad vragen. Hij heeft engelengeduld en hemelse wijsheid nodig. Psalm 91 is een psalm die voortdurend in zijn gedachten komt. Gebed is belangrijk, maar ze zeggen: ‘Wij bidden al een jaar, en het wordt nog steeds erger. En hoe moet het met onze kinderen?’ Ds. X hield toch nog een Goede Vrijdagdienst met een klein deel van de gemeente. Daarna de traditionele sobere maaltijd samen met linzensoep en salade in azijn. Het stilstaan bij het lijden van Christus geeft troost. En ds. X is overtuigd van de hoop van Pasen, de hoop van de opstanding. ‘Pasen is juist nu zo vol betekenis. Want al gaan we door een dal van schaduw des doods, wat hebben we te vrezen? Ja, ze kunnen ons ombrengen, met die realiteit moeten we dagelijks leven. Maar als dat gebeurt, is dan alles verloren? Nee, want het beste met nog komen. We leven met hoop. Wie in Christus sterft, zal leven, ook al is hij gestorven.’ Dat is de boodschap van deze predikant uit Aleppo op Stille Zaterdag 2013. Hij deed nog de hartelijke groeten aan de kerk in Gouda. Luisterend dienen en de GZB zijn een actie gestart om (onder meer) de Armeense kerken te helpen hun werk te blijven doen. Het diaconale werk van de protestantse kerken in Aleppo wordt mede daardoor mogelijk gemaakt.
Zondag 31 maart Het is Pasen. De Heere is werkelijk opgestaan! Om half zes eruit voor de paaswake van de Armeens Evangelische kerk in het retraitecentrum even buiten de stad. Een korte dienst met afwisselend Schriftlezingen en gebeden en een gezongen Onze Vader in oud-Armeens. In optocht gaat het naar het houten kruis even verderop op de heuvel en daar spreekt de voorzitter, ds. Karagoezian, een gebed uit. In de officiële paasdienst die later op de morgen volgt, word ik uitgenodigd een korte paasboodschap mee te geven (uit Joh. 19) en de groeten van de kerk in Nederland over te brengen. Na de dienst spreek ik met Anie Cholakian. Zij heeft 24 jaar als sociaal werker in Aleppo gewerkt, tot 4 maanden geleden. In de loop van de jaren heeft ze de hulpverlening (relief) van buitenaf weten om te zetten in ontwikkeling (development) door te investeren in microkredieten, gezondheidsonderwijs en instructieve zomerkampen. Dat is door de oorlog compleet teniet gedaan. Ze zijn weer terug bij af. Nu gaat het weer om de basale behoeften: voedselpakketten, medicijnen, verpleging, verzorging van ouderen, en geldbedragen om olie en huur te betalen voor mensen van wie het huis verwoest is. Op dit moment komen zo’n driehonderd chronische patiënten om hulp aankloppen bij het diaconaal centrum van de kerk in Aleppo. Op de vraag waarvoor ze fondsen uit Nederland vooral zou willen benutten, antwoordt ze: ‘hulp aan kinderen, kleding, melk, vruchten, geld om onderwijzers te kunnen betalen. Maar traumaverwerking is ook belangrijk. Er is dringend behoefte aan meer sociaal werkers.’ Wat opvalt is dat zij positief is over Bchar Assad. ‘Het Westen laat zich zand in de ogen strooien en is op de hand van de rebellen.’ Later in de middag van deze eerste paasdag sta ik met Anie Cholakian bij de grenspost met Syrië. We dwalen rond tussen de vluchtelingen, de zwaar beladen auto’s en zonder dat we er erg in hebben zijn we de grens gepasseerd zonder paspoort. Dat hebben we - stom natuurlijk - in de auto laten liggen. Horden Syriërs staan te wachten op een visum voor Libanon, zwaarbeladen auto’s propvol mensen die allemaal schichtig kijken. ‘Wat wil je van me?’ Een vrouw geeft op de stoeprand haar kind de borst. Een groep mannen is op weg naar het zuiden van Libanon. Gaan zij zich aansluiten bij Hezbollah? Zo ziet ze er wel uit. Ik praat een tijdje met een student tandheelkunde. Ze kijkt naar mijn tanden en zegt dat ik een mooie brug heb, maar dat ze het in Syrië beter kunnen en veel goedkoper. Maar nu komen we zonder problemen niet terug in Libanon. Na het nodige geharrewar gaat Anie de paspoorten halen terwijl ik naast de militair blijf staan die alles controleert wat Libanon ingaat. De auto’s en busjes propvol met mensen, beladen met koffers en etenswaren maken diepe indruk op me. Bij elke auto maak ik snel m’n eigen verhaal: hoe ze zijn weggegaan, wat nog wel, wat niet mee…
Dan een ontmoeting met Silva Seropian in Anjar, die als architecte in Damascus werkte. Ze weet eerst niet goed wat we komen doen en stelt zich gereserveerd op. Zij is gevlucht uit Jaramana, een wijk langs de weg naar het vliegveld, omdat ze met pensioen ging en de regering goed voor haar zorgt. Ze vindt dat Bchar Assad goed is voor de mensen en voor goede pensioenregelingen heeft gezorgd. Nu kan ze via haar zus die daar nog zit over haar geld beschikken. Na een slopende tocht van bijna drie uur in ontzettend druk verkeer – ik heb het helemaal gehadontmoeten we de familie Z. die een recent uit Damascus is gevlucht: vader, moeder met drie dochters. De vader is weer teruggegaan naar Damascus om gemeenteleden te helpen. Zij maakt zich veel zorgen om haar man. Een dochter is student. Ze heeft net nog een examen gedaan, wilde graag haar studie dit voorjaar afronden, maar de oorlog zet er een streep door. Dan is de stroom verhalen niet meer te stuiten De christenen in de christelijke wijk bij Bab Touma, Bab Sarki en Jaraman zijn erg bang. Ze is bezorgd om Jaramana, een wijk in Damascus langs de weg naar het vliegveld, waar veel christenen zijn komen wonen, vaak ook gevlucht uit andere delen van Syrië. Assads soldaten bewaken de wijk, maar de rebellen rukken op. Geregeld vallen er bommen. Hun familie zit daar. Als de rebellen winnen wordt het een massaslachting, zeggen ze. Ik merk dat de familie zich gereserveerd opstelt. Wat komt deze man doen? Waarom al die vragen? Als ze horen dat ik dominee ben en waarom ik er ben, breekt het ijs. En als we later samen bidden, weten we ons toch verbonden, maar de zorg en vermoeidheid op de gezichten gaat niet weg. En mijn vermoeidheid is al lang niet meer aan de orde. De studente heeft al verschillende keren sluipschutters meegemaakt. Pas zijn alle inzittenden van een busje door sluipschutters vermoord. De oorlog nestelt zich in de hoofden en harten van kinderen. Van al haar vriendinnen en medestudenten is er geen gezin waar geen slachtoffers zijn gevallen. De wreedheid kent geen grenzen. Pas werd een priester gekidnapt. Zijn familie kwam met het losgeld. Toen het in ontvangst genomen was werd de gijzelaar toch gedood en de drie mannen die het geld kwamen brengen erbij. De meeste christenen daar zijn arm, ze kunnen geen kant op, hebben geen familie ergens anders. Zij gaan de prijs betalen. Er zit nog een Libanese familie het verhaal aan te horen. Ze worden ineens heel kritisch naar mij toe. ’Waarom stel je deze vragen? Je praat over oppositie. Laat het Westen ophouden met wapens te sturen! Jullie houden de oorlog in stand. Jullie praten over vrijheid, maar weten niet wat dat is. Jullie gebruiken je vrijheid om te gaan moorden in andere landen zoals de US heeft gedaan…’ Het lijkt alsof ik persoonlijk verantwoordelijk ben voor alle wapenleveranties aan de rebellen. Ze gaan zonder groeten de deur uit. Maandag 1 april, tweede paasdag ‘Damascus verkeert nu in een kritische fase’, zegt ds. Mugo Karagoezian. We drinken even koffie in een Starbucks café. Er ontspint zich een interessante discussie, natuurlijk over de situatie in Syrië. Het scenario dat ds. Mugo voor zich ziet is: ‘De rebellen gaan het langzaam winnen, maar ze zijn intern verdeeld en zullen daarna elkaar bevechten. De christenen die nog in betrekkelijk groten getale in Damascus zijn zullen dan door verschillende partijen beschuldigd worden van heulen met de vijand. En dit soort rebellen kent geen genade. Ze zijn erger dan wolven. Het ziet er somber uit voor de christenen. En de internationale gemeenschap heeft niet geleerd van het verleden, niet van Afghanistan en niet van Irak.’ Hij zegt dat de Syrische kwestie ook met de Palestijnse kwestie te maken heeft. De Palestijnse vluchtelingen, meestal Soennieten, hebben altijd een destabiliserende invloed gehad in de regio. Ze veroorzaken door hun aanwezigheid problemen als het gaat om werkgelegenheid, huisvesting en het precaire machtsevenwicht tussen partijen zoals in Libanon. Ga maar naar Tripoli en zie de flats vol kogelgaten. Regelmatig laait daar de strijd op tussen Shiitische en Soennitische groepen. Libanon is zeer op zijn hoede nu er grote groepen Syriërs het land binnentrekken.
Ds. Mugo brengt me op het kantoor van de National Evangelical Synod of Syria and Lebanon, zeg maar de presbyteriaanse kerk van Syrië en Libanon. Daar ontmoet ik ds. Fadi Dagher, de algemeen secretaris en dr. Mary Michael, coördinator voor de hulpverlening aan Syrië. Ds. Dagher toont een kaart van Syrië met al de plekken waar een kerkje of preekplaats van de kerk is. In Aleppo is het kerkgebouw helemaal verwoest. In Lattakia kan de kerk nauwelijks meer functioneren, daar zijn de rebellen aan de macht. In Homs zijn de gemeenteleden naar de omliggende dorpen verdreven, maar de jonge predikant daar is op zijn post gebleven. Hij bezoekt zijn gemeenteleden in de dorpen. Damascus is precair nu, maar de gemeente komt steeds bij elkaar en de predikant kan nog steeds zijn werk doen. Dan volgt ook hier een niet te stuiten stroom van verhalen. Over de zus van Mary die professor is aan de universiteit van Damascus. Een kwartier na het beëindigen van een college verwoestte een bom een deel van het universiteitsgebouw. Verschillende van haar studenten kwamen om. Maar het leven van de familie veranderde helemaal in een nachtmerrie toen haar zoon, die ook student is, gekidnapt werd. Met drie medestudenten meegelokt en overvallen. De anderen waren moslims. Hij was de enige christen. Ze hielden hem vast en eisten losgeld. De familie zette alles op alles om het geld (een miljoen Syrische ponden) bij elkaar te brengen. Hij heeft geluk gehad, ze kregen hem vrij. Vaak worden gekidnapte mensen toch vermoord. Mary gaat verder en de andere aanwezigen op het kantoor vallen haar bij: ‘Even tussendoor – het was vanmorgen in het nieuws - een imam is gisteren in zijn eigen moskee in Aleppo vermoord en opgehangen omdat hij vrede en verzoening predikte. Wat te denken van de extremisten die uit allerlei landen komen ‘helpen’? Ze moorden met het uitroepen van ‘allahu achbar’. Doden is een goede daad en zelf gedood worden brengt hen in het paradijs. Een rebel vermoorde in Homs een moeder met ik weet niet meer hoeveel kinderen, 5 of 7 of 8? Alleen omdat ze hem niet in haar huis wilde toelaten. Allachu achbar…’ De gruwelverhalen volgen elkaar in snel tempo op. Mensen zijn niet meer te stoppen als ze eenmaal vertellen. Dit is geen oorlog meer. Dit zijn vuile, demonische moordpartijen. Mensen worden niet alleen gedood, maar ook in stukken gehakt, verminkt. De Synod heeft een programma gemaakt dat is gericht op hulp aan de mensen in Syrië zelf. Binnen het land zelf zijn enorm veel ontheemden. Veel christenen uit Homs zijn bijvoorbeeld naar Damascus gevlucht. Geld is nodig voor berooide gemeenteleden, voor huisvesting, voor basale levensvoorwaarden zoals eten en kleding. Dit regelen ze via de predikanten in Syrië. Zij maken lijsten van families die hulp nodig hebben en zij distribueren het geld. De lijst wordt mede door een ouderling ondertekend. Daarnaast heeft de Synod geld uitgetrokken voor speelgoedpakketjes voor kinderen om hen op te vrolijken. Een derde project is het opknappen van een school in Kabb Elias en een ontmoetingsruimte in Zahleh voor het opvangen van ontheemden. Het beleid is gericht op zoveel mogelijk opvang binnen Syrië. Weggaan is als regel geen oplossing. De Synod werkt veel samen met de Orthodoxe kerken, maar volgens hen is er geen alles overkoepelende commissie.
Dan volgt een lange rit door het immens drukke verkeer naar het noorden van Libanon, naar Miniara door Tripoli, stoffig, chaotisch, lawaaierig. Met ds. Hani Ghantous bezoeken we de omgeving, de flats die m.b.v. verschillende NGO’s en UNCHR gereed gemaakt zijn voor vluchtelingen. Ook hier ontstaan nieuwe tentenkampen, vlak bij de oude kampen van de Syrische werkers. De schoonouders van de dominee zijn op bezoek en een tante. Ze kijken bedrukt. Ze hebben veel meegemaakt – bedreigingen bij de talloze checkpoints, bombardementen in de dorpen, onderweg van Aleppo naar Miniaria. Ze willen toch weer terug naar Aleppo, naar hun huis en de familie. Ze weten dat veel mensen die teruggingen na een paar maanden hun huis verwoest vonden of bezet door troepen. Zij hebben de eigendomspapieren van hun huis ook niet meegenomen. Hoe kun je bewijzen dat het huis van jou is? In Aleppo is dat een groot probleem omdat het kadaster helemaal in vlammen is opgegaan. We nemen afscheid van de familie na eerst samen gebeden te hebben. Je merkt dat het gebed hen vaak nog veel meer doet dan het gesprek. Naast uw gebed vragen we ook om uw financiële steun! Maak vandaag nog uw gift over op rekening 76035 t.n.v. Luisterend Dienen o.v.v. noodhulp Syrië.