MOVIDRIVE® Veldbuscommunicatie DFP21A PROFIBUS DP (12 MBaud)
Uitgave
03/2001
Handboek 1051 6174 / NL
SEW-EURODRIVE
Inhoudsopgave 1 Inleiding ............................................................................................................. 4 2 DFP11A / DFP21A.............................................................................................. 6 2.1 Verschillen tussen DFP11A / DFP21A...................................................... 6 2.2 Omschakeling van DFP11 naar DFP21 .................................................... 7 3 Montage- / installatie-instructies ..................................................................... 8 3.1 Ondersteunde typen apparatuur ............................................................... 8 3.2 Montage van de optiekaart ....................................................................... 8 3.3 Pinbezetting van de connector.................................................................. 9 3.4 Afscherming en aanleg van de buskabel ................................................ 10 3.5 Busafsluiting............................................................................................ 11 3.6 Instelling van het stationsadres............................................................... 11 3.7 Indicatie-LED’s ........................................................................................ 12 3.8 GSD-bestand .......................................................................................... 13 4 Configuratie en inbedrijfstelling .................................................................... 14 4.1 Configuratie van de DP-master............................................................... 14 4.2 Externe diagnose .................................................................................... 17 4.3 Inbedrijfstelling van de applicatieregelaar ............................................... 19 5 Bedrijfsgedrag op de PROFIBUS-DP............................................................. 22 5.1 Besturing van de applicatieregelaar........................................................ 22 5.2 PROFIBUS-DP Timeout.......................................................................... 24 5.3 Response veldbus-timeout...................................................................... 25 5.4 Parametrering via PROFIBUS-DP .......................................................... 25 6 Return-codes van de parametrering.............................................................. 31 6.1 Elementen ............................................................................................... 31 6.2 Bijzondere gevallen................................................................................. 32 7 Foutdiagnose................................................................................................... 35 7.1 Diagnosediagram .................................................................................... 35 8 Technische gegevens ..................................................................................... 38 9 Index ................................................................................................................. 39
Handboek Veldbuscommunicatie DFP21A PROFIBUS
3
1 1
Inleiding
Inhoud van dit handboek
Dit gebruikershandboek voor de optie PROFIBUS (DFP) beschrijft de montage van de PROFIBUS-optiekaart DFP in de applicatieregelaar en de inbedrijfstelling van de MOVIDRIVE® op het veldbussysteem PROFIBUS.
Aanvullende literatuur
Voor de eenvoudige en effectieve koppeling van de MOVIDRIVE® aan het veldbussysteem PROFIBUS dient u, naast dit gebruikershandboek voor de optie PROFIBUS, de volgende aanvullende documentatie over het thema Veldbus te bestellen: •
technische handleiding Veldbusprotocol MOVIDRIVE®
In het handboek voor het "Veldbusprotocol" MOVIDRIVE® worden, naast de beschrijving van de veldbusparameters en hun codering, de verschillende besturingsconcepten en applicatiemogelijkheden in de vorm van kleine voorbeelden verklaard. Het handboek "Veldbusprotocol" MOVIDRIVE® bevat een lijst van alle parameters van de applicatieregelaar die met de verschillende communicatiepoorten, zoals bv. systeembus, RS-485 en ook met de veldbuscommunicatiepoort gelezen resp. geschreven kunnen worden.
4
Eigenschappen
De applicatieregelaar MOVIDRIVE® stelt u in de gelegenheid met de optie DFP, vanwege zijn krachtige, universele veldbuscommunicatie, een koppeling te maken met overkoepelende automatiseringssystemen via PROFIBUS.
MOVIDRIVE® en PROFIBUS
Het op het PROFIBUS-bedrijf gebaseerde karakter van de regelaar, het zogenaamde protocol, is veldbusonafhankelijk en zodoende uniform. U als gebruiker wordt hiermee de mogelijkheid geboden aandrijfapplicaties onafhankelijk van de veldbus te ontwikkelen. Een omschakeling naar andere bussystemen, zoals bijvoorbeeld INTERBUS (optie DFI) is dus erg gemakkelijk.
Toegang tot alle informatie
MOVIDRIVE® biedt u met de PROFIBUS-communicatiepoort een digitale toegang tot alle aandrijvingsparameters en functies. De besturing van de applicatieregelaar vindt plaats met de snelle cyclische procesdata. Via dit procesdatakanaal heeft u de mogelijkheid om naast de invoer van gewenste waarden, zoals bv. toerental, integratietijd voor accelaratie/deceleratie enz. ook verschillende aandrijffuncties, zoals vrijgave, regelaarblokkering, normale stop, snelstop enz. te bewerkstelligen. Tegelijkertijd kunt u via dit kanaal echter ook actuele waarden, zoals toerental, stroom, status van het apparaat, foutnummer of ook referentiemeldingen van de applicatieregelaar uitlezen.
Cyclische en acyclische datauitwisseling
Terwijl de uitwisseling van de procesdata in de regel cyclisch wordt verwerkt, kunnen de aandrijfparameters acyclisch met de functies READ en WRITE resp. over het parameterkanaal gelezen resp. geschreven worden. Deze uitwisseling van parameterdata biedt u de moglijkheid van applicaties, waarbij alle belangrijke aandrijfparameters in het overkoepelende automatiseringsapparaat zijn opgeslagen, zodat er geen handmatige parametrering op de applicatieregelaar zelf moet plaatsvinden.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
1 Configuratie van de PROFIBUSoptiekaart
In het algemeen is de PROFIBUS-optiekaart zo ontworpen dat alle veldbusspecifieke instellingen zoals bv. het stationsadres resp. default-busparameters met een hardwareschakelaar op de optiekaart plaatsvinden. Door deze handmatige instelling kan de applicatieregelaar in korte tijd in de PROFIBUS-omgeving geïntegreerd en ingeschakeld worden. De parametrering kan volledig geautomatiseerd door de overkoepelende PROFIBUS-master uitgevoerd worden (parameter-download). Deze op de toekomst gerichte variant biedt het voordeel dat naast de reductie van de inbedrijfstellingstijd van de installatie ook de documentatie van het applicatieprogramma vereenvoudigd wordt, daar nu alle belangrijke parametergegevens van de aandrijving direct in het besturingsprogramma opgeslagen kunnen worden.
[1] PROFIBUS Master
E
Q
E
Digital I/O
Q
E
Q
Analoog I/O
PROFIBUS
Afbeelding 1: PROFIBUS met MOVIDRIVE® ([1] = visualisatie)
01061BXX
Bewakingsfuncties
De toepassing van een veldbussysteem vereist voor de aandrijftechniek extra bewakingsfuncties, zoals bijvoorbeeld de tijdbewaking van de veldbus (fieldbus time-out) of ook snelstopmogelijkheden. U kunt bijvoorbeeld de bewakingsfuncties van de MOVIDRIVE® gericht op uw toepassing afstemmen. Zo kunt u bepalen welke foutresponse de applicatieregelaar moet uitvoeren in het geval dat er een fout in de bus optreedt. Voor veel toepassingen zal een snelstop zinvol zijn. U kunt ook echter de laatste gewenste waarde laten fixeren, zodat de aandrijving met de laatst geldende gewenste waarde verder draait (bijvoorbeeld transportband). Daar de functionaliteit van de besturingsklemmen ook in veldbusbedrijf gewaarborgd is, kunt u nog steeds veldbusonafhankelijke snelstopfuncties via de klemmen van de applicatieregelaar realiseren.
Diagnose
Voor de inbedrijfstelling en service biedt de applicatieregelaar MOVIDRIVE® u talrijke mogelijkheden voor de diagnose. Met de geïntegreerde veldbusmonitor kunt u bijvoorbeeld zowel de door de overkoepelende besturing verzonden gewenste waarden alsook de actuele waarden controleren.
Veldbus-monitor
Bovendien ontvangt u veel aanvullende informatie over de status van de veldbusoptiekaart. De monitorfunctie van de veldbus biedt u in combinatie met de PC-software MOVITOOLS® een prettige diagnosemogelijkheid, die behalve de instelling van alle aandrijfparameters (inclusief de veldbusparameters) ook gedetailleerde informatie toont van de veldbus en van de status van het apparaat.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
5
2
Verschillen tussen DFP11A / DFP21A
2
DFP11A / DFP21A Principieel is de DFP21A applicatie-compatibel met de DFP11A, d.w.z. u kunt het besturingsprogramma zonder modificatie verder toepassen. Weliswaar is met de DFP21A geen FMS-protocol mogelijk. Daar echter door de Profibus-gebruikersorganisatie een nieuw identificatie-nummer en GSD-bestand werd afgegeven, is de eenvoudige uitwisseling van de DFP11A tegen de DFP21A niet zonder verandering van de projectering van de DP-master mogelijk. Uw besturingsprogramma kan onveranderd overgenomen worden.
2.1
Verschillen tussen DFP11A / DFP21A De onderstaande tabel laat de essentiële functies van de opties DFP11A en DFP21A zien. Functiekenmerk
DFP11A
DFP21A
Maximale Baudrate:
1,5 MBaud
12 MBaud
Busafsluitweerstand:
geïntegreerd
via Profibus-steker
Profibus FMS-protocol:
JA
-
Profibus DP-protocol
JA
JA
Identificatienummer:
6000 hex
6003 hex
GSD-bestandsnaam:
SEW_6000.GSD
SEW_6003.GSD
Moduulnaam voor de projectering:
“MOVIDRIVE+DFP11”
“MOVIDRIVE+DFP21”
(Param) + 1 PD
JA
JA
(Param) + 2 PD
JA
JA
(Param) + 3 PD
JA
JA
(Param) + 6 PD
JA
JA
(Param) + 10 PD
JA
JA
DP-standaarddiagnose
JA
JA
Apparaatspecifieke diagnose (DP)
JA
JA
Procesdata-configuraties:
Diagnose-informatie voor DDLM_Slave_Diag:
6
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
Omschakeling van DFP11 naar DFP21
2.2
2
Omschakeling van DFP11 naar DFP21
Vereiste voorwaarden
•
U heeft het actuele GSD-bestand voor de optie DFP21A geïmporteerd in uw DPmaster configuratieprogramma.
•
Als de regelaar de eerste of laatste deelnemer van een Profibus-segment is - d.w.z. er gaat maar één Profibuskabel de steker in - heeft u een Profibus-steker nodig met geïntegreerde busafsluitweerstand.
Procedure Neem de adres-instelling van de DIP-schakelaars over. • Stel op de DFP21A met de DIP-schakelaars 20 ... 26 hetzelfde Profibus-adres in als op de DFP11A werd ingesteld. •
Negeer de instelling van de DIP-schakelaar FMS/DP, daar de DFP21A een zuivere PROFIBUS DP-kaart is.
•
Stel de onderste (niet bezette) DIP-schakelaar "nc" in op OFF (fabrieksinstelling).
Optiekaart verwisselen • •
Verwijder de optiekaart DFP11A en plaats de DFP21A in het linker slot van de applicatieregelaar. Als de regelaar de eerste of laatste deelnemer van een Profibus-segment is - d.w.z. er gaat maar één Profibuskabel de steker in - dient u de busafsluitweerstand in de Profibus-steker in te schakelen.
DP-master projectering veranderen • Noteer de configuratie-data van de DFP11A (busadres, periferie-adressen, instelling van de diagnose-alarmering enz.) •
Verwijder de configuratie van de applicatieregelaar "MOVIDRIVE+DFP11"
•
Voeg een nieuwe configuratie toe met de aanduiding "MOVIDRIVE+DFP21".
•
Gebruik de genoteerde configuratiedata van de "oude" DFP11-configuratie voor de nieuwe DFP21A.
•
Laad de nieuwe configuratie in het mastersysteem.
Herstart van het bussysteem • Schakel de 24 V-hulpspanning van de applicatieregelaar in. •
Start de DP-master.
•
Als de rode LED Bus-Fault = OFF is, heeft u de DFP21-configuratie met succes doorgevoerd.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
7
3
Ondersteunde typen apparatuur
3
Montage- / installatie-instructies
3.1
Ondersteunde typen apparatuur De optie DFP voor de koppeling met PROFIBUS functioneert met alle applicatieregelaars van de MOVIDRIVE®-familie.
3.2
Montage van de optiekaart
Voordat u begint
Inbouw van de optiekaart
8
•
U moet zich door passende maatregelen ontladen voor u de optiekaart aanraakt, (geaard geleidingsband, geleidende schoenen etc.).
•
De optiekaart in de originele verpakking bewaren en pas uitpakken zodra u gaat monteren.
•
De optiekaart niet onnodig vaak en alleen bij de rand van de print vasthouden. Geen onderdelen aanraken.
•
De regelaar spanningsloos maken. De netvoeding en eventueel de 24V-voeding uitschakelen.
•
De onderste afdekkap van de stuurkop verwijderen.
•
Elektronica-schermklem er afschroeven.
•
Zwarte afdekplaat verwijderen.
•
Optiekaart in de geleidingsrails van OPTIE1 plaatsen en er inschuiven.
•
Met enige druk op de frontplaat de optiekaart vastdrukken. De optiekaart is juist geplaatst als hij goed op de besturingskaart aansluit.
•
Elektronica-schermklem er weer inschroeven.
•
Afdekkap van de stuurkop er weer op plaatsen.
•
Al naargelang de toegepaste Sub-D-steker is de montage van de afdekkap niet mogelijk. De beschermingsgraad van het apparaat wordt daardoor niet verminderd.
•
De montage van de optiekaart DFP is nu voltooid.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
3
Pinbezetting van de connector
Vooraanzicht en onderdelen van de DFP21A DFP PROFIBUS DP
[1]
RUN BUS FAULT ON 20 21 22 3 2 24 25 6 2
[2]
[3]
nc
ADDRESS
[4] X30 PROFIBUS DP
50257AXX
Afbeelding 2: De optie DFP21A
3.3
[1] LED groen: RUN
[3] Busadres
[2] LED rood: BUS FAULT
[4] 9-polige Sub-D-steker (female)
Pinbezetting van de connector De aansluiting van de applicatieregelaar MOVIDRIVE® op het PROFIBUS-netwerk vindt plaats met een 9-polige Sub-D-steker overeenkomstig EN 50170 (V2). De T-busverbinding moet met de dienovereenkomstig uitgevoerde steker resp. met een busklem worden gerealiseerd.
[2] [1] E
Q
RxD/TxD-P (B/B) RxD/TxD-N (A/A) CNTR-P DGND (M5V) VP (P5V) DGND (M5V)
3 8 4 5 6 9
[3]
01222CXX
Afbeelding 3: Aansluiting MOVIDRIVE® aan PROFIBUS ([1] = 9-polige Sub-D-connector; [2] = getwiste signaalleiding; [3] = geleidende verbinding tussen stekerbehuizing en afscherming)
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
9
3
Afscherming en aanleg van de buskabel
Verbinding MOVIDRIVE® / PROFIBUS
Pin-nummer
Signaal
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9: Stekerbehuizing
niet gebruikt niet gebruikt RxD/TxD-P ontvangst-/zendgegevens-P CNTR-P repeater-besturingssignaal (TTL) DGND commonpotentiaal data (5 V) VP voedingsspanning-Plus (P5V) niet gebruikt RxD/TxD-N ontvangst-/zendgegevens-N DGND commonpotentiaal data (5 V) afscherming van de twee-aderige getwiste kabel
RS-485 referentie
B/B’ C/C’ A/A’
De koppeling van de applicatieregelaar MOVIDRIVE® met het PROFIBUS-systeem vindt in de regel plaats met een twee-aderige afgeschermde kabel met getwiste aders. De twee-aderige kabel wordt in de PROFIBUS-steker aangesloten op pin 8 (A/A’) en pin 3 (B/B’). De communicatie vindt plaats over deze beide contacten. De RS-485-signalen moeten bij alle PROFIBUS-deelnemers op dezelfde pin-nummers worden aangesloten. Anders kan over het busmedium niet gecommuniceerd worden. Via pin 4 (CNTR-P) levert de PROFIBUS-optiekaart een TTL-besturingssignaal voor een repeater of glasvezelkabel-adapter (referentie = pin 9).
Baudrate groter dan 1,5 Mbaud
3.4
De DFP21A met baudrates groter dan 1,5 Mbaud kan alleen functioneren met speciale 12 Mbaud-Profibus-connectoren!
Afscherming en aanleg van de buskabel De PROFIBUS optiekaart DFP ondersteunt de RS-485 overdrachtstechniek en vereist als fysiek medium het voor PROFIBUS gespecificeerde kabeltype A volgens EN 50170 (V2) als afgeschermde paarsgewijs getwiste kabel.
Afschermingseigenschappen
10
Een vakkundige afscherming van de buskabel dempt de elektrische beïnvloeding, die in een industriële omgeving kan optreden. Met de volgende maatregelen bereikt u de beste afschermings-eigenschappen: •
Draai de bevestigingsschroeven van connectoren, modules en potentiaalvereffeningsleidingen met de hand aan.
•
Gebruik uitsluitend busconnectoren met gemetalliseerde of metalen behuizingen.
•
Sluit de afscherming in de connector met groot contactoppervlak aan.
•
Leg de afscherming van de busleiding aan beide einden aan aarde.
•
Leg de signaal- en buskabel niet parallel aan vermogenskabels (motorkabels), maar zo mogelijk in gescheiden kabelgoten.
•
Gebruik in een industriële omgeving metalen, geaarde kabelgoten.
•
Leid signaalkabels en de bijbehorende potentiaalvereffening op geringe afstand van elkaar en langs de kortste weg.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
3
Busafsluiting
•
Vermijd de verlenging van busleidingen via connectoren.
•
Leg de buskabels vlak langs beschikbare geaarde vlakken.
ATTENTIE! Bij variaties van het aardpotentiaal kan over de aan beide zijden aangesloten en met een aan aardpotentiaal (PE) verbonden afscherming een vereffeningsstroom lopen. Zorg in dit geval voor voldoende potentiaalvereffening overeenkomstig de betreffende VDE-bepalingen.
3.5
Busafsluiting Voor de eenvoudige inbedrijfstelling van het bussysteem en vermindering van de foutbronnen bij de installatie is de DFP21A niet van busafsluitweerstanden voorzien. Als de applicatieregelaar zich aan het begin of aan het eind van een PROFIBUS-segment bevindt en er gaat maar één PROFIBUS-kabel naar de DFP21A, dan moet er een connector met geïntegreerde busafsluitweerstand gebruikt worden. Schakel bij deze PROFIBUS-connector de busafsluitweerstand in.
3.6
Instelling van het stationsadres Het PROFIBUS-stationsadres wordt ingesteld met de DIP-schakelaars op de optiekaart. PROFIBUS ondersteunt het adressenbereik van 0 ... 125. Het veranderen van het PROFIBUS-stationsadres met de DIP-schakelaars is niet tijdens het bedrijf van de applicatieregelaar mogelijk. Pas na het opnieuw inschakelen van de applicatieregelaar (netvoeding + 24 V UIT/AAN) wordt het gewijzigde stationsadres actief. X = on
1 2 3 4
1: 2: 4: 8:
1 2 3 4
20 21 22 23 24 25 26 nc
x x x x
0 0 1 0
= = = =
+0 +0 +4 +0
16: x 0 = +0 32: x 0 = +0 64: x 0 = +0 =4 50232AXX
Afbeelding 4: Instelling van het PROFIBUS-stationsadres / nc = gereserveerd, stand OFF.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
11
3
Indicatie-LED’s
De onderstaande tabel laat bij het voorbeeld van adres 17 zien, hoe de stand van de DIP-schakelaars voor willekeurige busadressen kan worden vastgesteld. Deel het verlangde busadres altijd door het getal twee en noteer de rest. Er kan nu een delerrest van 0 of 1 ontstaan. Deze vertegenwoordigt gelijktijdig de instelling van de DIP-schakelaars. Tabel 1: Voorbeeld voor het bepalen van de stand van de DIP-schakelaars voor busadres 17 Berekening
rest
stand DIP-schakelaar
valentie
17 ÷ 2 = 8
1
X1 = 20 = ON
1
8÷2=4
0
X2 = 21 = OFF
2
4÷2=2
0
X3 = 22 = OFF
4
2÷2=1
0
X4 = 23 = OFF
8
1÷2=0
1
X5 = 24 = ON
16
0÷2=0
0
X6 = 25 = OFF
32
0÷2=0
0
X7 = 26 = OFF
64
Het actuele stationsadres kunt u met de parameter P092 Fieldbus Address controleren. 092
3.7
Fieldbus Address
4
Indicatie-LED’s De optie DFP21A biedt twee LED’s voor de diagnose: •
de LED RUN signaleert dat de buselektronica juist functioneert
•
de LED BUS-FAULT voor de indicatie van fouten op de PROFIBUS-DP
Tabel 2: Status van de LED RUN (groen)
12
RUN
oorzaak van de fout
opheffen van de fout
in
•
PROFIBUS-Hardware OK.
-
uit
•
Er is een hardware-fout binnen de buselektronica aanwezig
•
MOVIDRIVE® opnieuw inschakelen. Bij herhaaldelijk optreden contact opnemen met de SEW-service.
knippert
•
PROFIBUS-adres is hoger dan 125 ingesteld.
•
Controleer P093 Fieldbus-Address het met de DIP-schakelaars ingestelde adres van het apparaat.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
3
GSD-bestand
Tabel 3: Status van de LED BUS-FAULT (rood) bij LED RUN = in BUS-FAULT
oorzaak van de fout
opheffen van de fout
in
•
De verbinding naar de DP-master is uitgevallen. Het apparaat herkent geen PROFIBUS-baudrate Event. onderbreking van de bus. DP-master is buiten bedrijf
•
• • •
• •
uit
•
Het apparaat wisselt data uit met de DP-master (status Data-Exchange).
-
knippert
•
Het apparaat heeft de baudrate herkend, wordt echter door de DP-master niet aangesproken. Het apparaat werd in de DP-master niet of niet juist geconfigureerd.
•
•
• •
3.8
Controleer de PROFIBUS-DP-aansluiting van het apparaat. Controleer de configuratie in de DPmaster. Controleer alle kabels in uw PROFIBUS-DP-netwerk.
Controleer het ingestelde PROFIBUSadres op de DFP21 en in de configuratie-software van de DP-master. Controleer de configuratie van de DPmaster. Gebruik voor de configuratie het GSDbestand SEW_6003.GSD met het kenteken MOVIDRIVE-DFP21.
GSD-bestand Voor de configuratie van de DP-master staat een GSD-bestand ter beschikking. Dit bestand moet naar een speciale directory van uw configuratie-software gekopieerd worden. De gedetailleerde procedure kunt u in de handboeken van de betreffende configuratiesoftware vinden. De door de PROFIBUS-gebruikersorganisatie gestandaardiseerde bestanden voor de apparaat-stamgegevens kunnen door alle PROFIBUS-DP-masters gelezen worden. Tabel 4: GSD-bestand van de DFP21A Configuratie-tool
DP-Master
Alle DP-configuratie-tools volgens EN 50170 (V2)
voor standaard DP-Mas- SEW_6003.GSD ter
bestandsnaam
Siemens S7 hardware-configuratie
voor alle S7 DP-Masters
Siemens S5 COM PROFIBUS
voor IM 308C e.a.
De nieuwste versies van de SEW GSD-bestanden vindt u altijd op de SEW-homepage op Internet onder het adres: http://www.sew-eurodrive.de
De invoer in de GSD-bestanden mag niet gewijzigd of uitgebreid worden. Voor onjuist functioneren van de regelaar op grond van een gemodificeerd GSD-bestand kan geen aansprakelijkheid aanvaard worden!
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
13
I
4
Configuratie van de DP-master
0
4
Configuratie en inbedrijfstelling In dit hoofdstuk krijgt u informatie voor de configuratie van de DP-master en inbedrijfstelling van de applicatieregelaar voor het veldbus-bedrijf.
4.1
Configuratie van de DP-master Voor de configuratie van de DP-master staat een GSD-bestand ter beschikking. Dit bestand moet naar een speciale directory van uw configuratie-software gekopieerd worden. De gedetailleerde procedure kunt u in de handboeken van de betreffende configuratiesoftware vinden.
Procedure voor de configuratie
Voor de configuratie van de MOVIDRIVE® met de PROFIBUS-DP communicatiepoort gaat u als volgt te werk: 1. Lees het bestand README_GSD6003.PDF, die u bij het GSD-bestand ontvangt, om meer actuele informatie voor het configureren te krijgen. 2. Installeer (kopieer) het GSD-bestand overeenkomstig de opdrachten van uw configuratie-software. Als de installatie correct verlopen is verschijnt het apparaat bij de slave-deelnemers met de aanduiding MOVIDRIVE+DFP21. 3. Voeg nu voor de configuratie de interface-modulen in onder de naam MOVIDRIVE+DFP21 in de PROFIBUS-structuur en geef het stationsadres mee. 4. Selecteer de voor uw applicatie vereiste procesdata-configuratie (zie ook hoofdstuk "DP-configuratie"). 5. Geef de I/O- resp. periferie-adressen aan voor de geconfigureerde databreedte. Na de configuratie kunt u de PROFIBUS-DP in bedrijf stellen. De rode LED "BUSFAULT" signaleert de status van de configuratie (OFF = configuratie OK).
DP-configuratie
Om de soort en het aantal van de voor de overdracht gebruikte in- en uitgangsdata te kunnen definiëren, moet aan de applicatieregelaar van de DP-master een bepaalde DPconfiguratie meegedeeld worden. Daarbij heeft u de mogelijkheid, •
de aandrijving via de procesdata aan te sturen
•
via het parameterkanaal alle aandrijfparameters te lezen resp. te schrijven
•
een vrij definieerbare data-uitwisseling tussen IPOSplus® en de besturing te gebruiken
De applicatieregelaars MOVIDRIVE® bieden verschillende DP-configuraties voor de data-uitwisseling tussen DP-master en regelaar. De volgende tabel geeft aanvullende informatie over alle mogelijke DP-configuraties van de MOVIDRIVE®-familie. De kolom "Procesdata-configuratie" laat de naam van de configuratie zien. Deze teksten verschijnen ook in uw configuratie-software voor de DP-master als selectietabel. In de kolom DP-configuratie staat, welke configuratiedata bij de opbouw van de verbindingen van de PROFIBUS-DP naar de regelaar gezonden worden.
14
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
I
Configuratie van de DP-master
4
0
Tabel 5: Configuraties van de DFP21A Procesdataconfiguratie
Universele DPconfiguratie
Betekenis / aanwijzing
DP-configuratie*
®
0
1
1 PD
MOVIDRIVE -besturing via 1 procesdatawoord
240dec
-
2 PD
MOVIDRIVE®-besturing via 2 procesdatawoorden
241dec
-
3 PD
MOVIDRIVE®-besturing
242dec
-
6 PD
MOVIDRIVE®-besturing via 6 procesdatawoorden (PD4-PD6 alleen met IPOSplus® te gebruiken)
0dec
245dec
10 PD
MOVIDRIVE®-besturing via 10 procesdatawoorden (PD4-PD10 alleen met IPOSplus® te gebruiken)
0dec
249dec
Param + 1 PD
MOVIDRIVE®-besturing via 1 procesdatawoord Parametrering via 8-Byte parameterkanaal
243dec
240dec
Param + 2 PD
MOVIDRIVE®-besturing via 2 procesdatawoord en Parametrering via 8-Byte parameterkanaal
243dec
241dec
Param + 3 PD
MOVIDRIVE®-besturing via 3 procesdatawoorden Parametrering via 8-Byte parameterkanaal
243dec
242dec
Param + 6 PD
MOVIDRIVE®-besturing via 6 procesdatawoorden Parametrering via 8-Byte parameterkanaal (PD4-PD10 alleen met IPOSplus® te gebruiken)
243dec
245dec
Param + 10 PD
MOVIDRIVE®-besturing via 10 procesdatawoorden Parametrering via 8-Byte parameterkanaal (PD4-PD10 alleen met IPOSplus® te gebruiken)
243dec
249dec
via 3 procesdatawoorden
Met de keuze van de DP-configuratie "Universal Module"(S7 HWKonfig) krijgt u de mogelijkheid, de DP-configuratie individueel gestalte te geven, waarbij de volgende randvoorwaarden moeten worden aangehouden. Moduul 0 (DP-kenteken 0) definieert het parameterkanaal van de regelaar. Om te waarborgen dat de parametrering juist verloopt moet het parameterkanaal in principe consistent over de gehele lengte overgedragen worden. lengte
functie
0
parameterkanaal uitgeschakeld
8 I/O-byte resp. 4 I/O-woorden
parameterkanaal wordt gebruikt
Moduul 1 (DP-kenteken 1) definieert het procesdatakanaal van de regelaar. In aanvulling op de in het GSD-bestand voorgedefinieerde procesdata-configuratie kunt u ook de procesdata-configuraties met 4, 5, 7, 8 en 9 procesdatawoorden invoeren. Let u er op, dat het aantal ingangs- en uitgangswoorden altijd gelijk is. Bij ongelijke lengten kan er geen data-uitwisseling plaatsvinden. In dit geval blijft de LED Bus Fault knipperen, de parameter P090 PD-configuratie geeft de configuratiefout met 0PD aan.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
15
4
I
Configuratie van de DP-master
0
lengte
functie
2 I/O-byte resp. 1 I/O-woord
1 procesdatawoord
4 I/O-byte resp. 2 I/O-woorden
2 procesdatawoorden
6 I/O-byte resp. 3 I/O-woorden
3 procesdatawoorden
8 I/O-byte resp. 4 I/O-woorden
4 procesdatawoorden
10 I/O-byte resp. 5 I/O-woorden
5 procesdatawoorden
12 I/O-byte resp. 6 I/O-woorden
6 procesdatawoorden
14 I/O-byte resp. 7 I/O-woorden
7 procesdatawoorden
16 I/O-byte resp. 8 I/O-woorden
8 procesdatawoorden
18 I/O-byte resp. 9 I/O-woorden
9 procesdatawoorden
20 I/O-byte resp. 10 I/O-woorden
10 procesdatawoorden
De volgende afbeelding geeft de opbouw weer van de in de EN 50170 (V2) gedefinieerde configuratiedata. Deze configuratiedata worden bij de eerste start van de DP-master aan de applicatieregelaar overgedragen. Tabel 6: Formaat van het kenteken-byte Cfg_Data volgens DIN E 19245 T3 7 / MSB
6
5
4
3
2
1
0 / LSB
Datalengte 0000 = 1 byte/woord 1111 = 16 byte/woord Invoer/uitvoer 00 = speciale kentekenformaten 01 = invoer 02 = uitvoer 11 = Invoer/uitvoer Formaat 0 = bytestructuur 1 = woordstructuur Consistentie over 0 = byte of woord 1 = totale lengte
Opmerking: MOVIDRIVE® ondersteunt niet de codering "Special Identification Formats"! Gebruik voor de data-overdracht alleen de instelling "Integrity over complete length"!
16
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
Externe diagnose
I
4
0 Dataconsistentie
Consistente data zijn gegevens, die altijd integer tussen automatiseringsapparaat en applicatieregelaar moeten worden overgedragen en nooit gescheiden van elkaar mogen worden overgedragen. Dataconsistentie is vooral belangrijk voor positiewaarden resp. complete positioneringsopdrachten, daar bij niet consistente overdracht de data uit verschillende programmacycli van het automatiseringsapparaat zou kunnen komen, en zodoende ongedefinieerde waarden naar de applicatieregelaar zouden worden overgedragen. Bij PROFIBUS-DP vindt de datacommunicatie tussen automatiseringsapparaat en apparatuur voor de aandrijftechniek over het algemeen plaats met de instelling "Data Integrity over complete length".
4.2
Externe diagnose Voor de applicatieregelaars MOVIDRIVE® MDx60 met de optie DFP21A kunt u gedurende de configuratie in de DP-master de automatische generering van externe diagnose-alarmering via PROFIBUS activeren. Als deze functie geactiveerd is, meldt de regelaar met elke optredende storing een externe diagnose aan de DP-master. In het DPmastersysteem moet u dan corresponderende (deels ingewikkelde) algorithmen programmeren, om de informatie van de diagnose te verwerken.
Advies
Daar MOVIDRIVE® via statuswoord 1 met elke PROFIBUS-DP-cyclus de actuele toestand van de aandrijving overdraagt, is de activering van de externe diagnose principieel niet noodzakelijk. De structuur van de apparaat-specifieke diagnose werd voor Profibus DPV1 opnieuw gedefinieerd. Het hier beschreven mechanisme kan alleen met Profibus DP (zonder DPV1-uitbreidingen) gebruikt worden. Voor nieuwe applicaties wordt geadviseerd, dit mechanisme niet meer toe te passen. Aanwijzing voor Simatic S7 mastersystemen! Uit het PROFIBUS-DP-systeem kan ook bij niet geactiveerde externe diagnosegenerering altijd diagnose-alarmering in de DP-master bewerkstelligd worden, zodat de corresponderende bedrijfsblokken (bv. OB84 voor S7-400 resp. OB82 voor S7-300) in de besturing altijd moeten worden aangemaakt.
Procedure
In elke DP-master kunnen bij de configuratie van een DP-slave extra gebruikerspecifieke parameters gedefinieerd worden, die bij de opstart van de PROFIBUS-DP aan de slave worden overgedragen. Voor MOVIDRIVE® zijn negen gebruikerspecifieke parameterdata voorzien, die de volgende functie hebben:
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
17
4
I
Externe diagnose
0
Tabel 7: Gebruikersspecifieke parametreerdata voor MOVIDRIVE® + DFP21 byte:
toelaatbare waarde
functie
0
00 hex
gereserveerd voor DPV1
1
00 hex
gereserveerd voor DPV1
2
00 hex
gereserveerd voor DPV1
3
06 hex
gestructureerd user-parameterblok met een lengte van 6 byte
4
81 hex
structuur-type: user (fabrikant-specifiek)
5
00 hex
slotnummer: 0 = compleet apparaat
6
00 hex
gereserveerd
7
01 hex
versie SEW-user-parameter: 1
8
00 hex
DFP21 genereert het diagnose-alarm ingeval van storing
01 hex
DFP21 genereert ingeval van storing geen diagnose-alarm (fabrieksinstelling)
Alle niet opgevoerde waarden zijn ontoelaatbaar en kunnen leiden tot onjuist functioneren van de DFP21! Voorbeeld voor configuratie
In de configuratie-programma’s van de DP-mastersystemen vindt u óf de mogelijkheid, de externe diagnose in gewone tekst te activeren, zoals bijvoorbeeld met STEP7 (afbeelding 5), óf als hexcode direct in te voeren (tabel 8).
Afbeelding 5: Activering van de externe diagnose met STEP7
18
50256AXX
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
Inbedrijfstelling van de applicatieregelaar
I
4
0
Tabel 8: Hexcode om de generering van de externe diagnose te activeren
4.3
parametreerdata (hex)
functie
00, 00 ,00 ,06 ,81 ,00 ,00 ,01 ,00
Diagnose-alarmering wordt ook in geval van storing gegenereert (enabled = on)
00, 00, 00, 06, 81, 00, 00, 01, 01
Diagnose-alarmering wordt in geval van storing niet gegenereert (disabled = off)
Inbedrijfstelling van de applicatieregelaar De applicatieregelaar MOVIDRIVE® kan na de installatie van de PROFIBUS-optiekaart zonder verdere instelling direct via PROFIBUS geparametreerd worden. Zodoende kunnen bijvoorbeeld na het inschakelen alle parameters door het overkoepelende automatiseringsapparaat ingesteld worden. Voor de aansturing van de applicatieregelaar via PROFIBUS moet deze echter van te voren omgeschakeld worden naar wijze van aansturen (P101) en origine van gewenste waarde (P100) = FIELDBUS. Met de instelling op FIELDBUS wordt de applicatieregelaar geparametreerd op de overdracht van de gewenste waarde door PROFIBUS. Nu reageert de applicatieregelaar MOVIDRIVE® op de door het overkoepelende automatiseringsapparaat verzonden procesdata. Het activeren van de wijze van aansturen en de origine van de gewenste waarde met FIELDBUS met het bit "fieldbus mode active" in het statuswoord wordt aan de overkoepelende besturing gesignaleerd. Om veiligheidstechnische redenen moet de applicatieregelaar voor de besturing via het veldbussysteem bovendien ook op de klemmen vrijgegeven worden. Dientengevolge moeten de klemmen zodanig geschakeld resp. geprogrammeerd worden, dat de regelaar via de ingangsklemmen vrijgegeven wordt. De eenvoudigste variant om de regelaar over de klemmen vrij te geven is bv. de ingangsklem DIØØ (functie /CONTROLLER INHIBIT) op +24V aan te sluiten en de ingangsklemmen DIØ1 ... DIØ3 te programmeren met NO FUNCTION. De procedure voor de inbedrijfstelling van de applicatieregelaar MOVIDRIVE® met veldbuskoppeling is op de volgende pagina’s beschreven.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
19
4
I
Inbedrijfstelling van de applicatieregelaar
0 Procedure voor de inbedrijfstelling van de applicatieregelaar MOVIDRIVE® 1. Vermogens-eindtrap over de klemmen vrijgeven Ingangsklem DIØØ/X13:1 (functie /CONTROLLER INHIBIT) op +24V aansluiten (bv. met een doorverbinding). DI00 = /regelaarblokkering DI01 = geen functie
X13: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
ID02 = geen functie
DI00 DI01 DI02 DI03 DI04 DI05 DCOM VO24 DGND ST11 ST12
ID03 = geen functie ID04 = geen functie
[1]
DCOM = referentie X13:DI00 ... DI05 VO24 = + 24 V DGND = commonpotentiaal binaire signalen ST11 = RS-485 + ST12 = RS-485 TF1 = TF-ingang DGND = commonpotentiaal binaire signalen
X10:
-
ID05 = geen functie
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
TF1 DGND DB00 DO01-C DO01-NO DO01-NC DO02 VO24 VI24 DGND
DB00 = /rem DO01-C = relaiscontact DO01-NO = relais maakcontact DO01-NC = relais verbreekcontact DO02 = /storing VO24 = + 24 V VI24 = + 24 V (externe voeding)
+ 24 V ext. -
DGND = commonpotentiaal binaire signalen
Vrijgave van de vermogens-eindtrap met een doorverbinding [1]
2. 24V-voeding inschakelen Schakel alleen de externe 24V-voeding (niet de netvoeding!) in, zodat de applicatieregelaar kan worden geparametreerd. 3. Origine van gewenste waarde = FIELDBUS / wijze van aansturen = FIELDBUS Voor de besturing van de applicatieregelaar via de veldbus dient u de origine van gewenste waarde en de wijze van aansturen op FIELDBUS te parametreren. P100 Setpoint source = FIELDBUS P101 Control source = FIELDBUS
20
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
I
Inbedrijfstelling van de applicatieregelaar
4
0 4. Ingangsklemmen DIØ1 ... DIØ3 = geen functie De functionaliteit van de ingangsklemmen op NO FUNCTION programmeren. P600 programmering klem DIØ1 = NO FUNCTION P601 programmering klem DIØ2 = NO FUNCTION P602 programmering klem DIØ3 = NO FUNCTION
Overige informatie voor de inbedrijfstelling en de besturing van de applicatieregelaar MOVIDRIVE® kunt u in het handboek voor het veldbus-protocol vinden.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
21
I
5
Besturing van de applicatieregelaar
0
5
Bedrijfsgedrag op de PROFIBUS-DP Dit hoofdstuk beschrijft het principiële gedrag van de applicatieregelaar op de PROFIBUS-DP.
5.1
Besturing van de applicatieregelaar De besturing van de applicatieregelaar vindt plaats over het procesdatakanaal, dat één, twee of drie I/O-woorden lang is. Deze procesdatawoorden worden bijvoorbeeld bij de toepassing van een PLC als DP-master in het I/O- resp. periferiebereik van de besturing geplaatst en kunnen zodoende op de gewone manier worden aangesproken. PW160 PW158 PW156 PW154 PW152 PW150 PW148
PO 1 PO 2 PO 3
E
[1]
PO 1 PO 2 PO 3
[1]
PI 1
Q
[2]
PW160 PW158 PW156 PW154 PW152 PW150 PW148
PI 2
PI 3
PI 1 PI 2 PI 3
Afbeelding 6: Plaatsen van de PROFIBUS-data in het PLC-adressenbereik ([1] = parameterkanaal / [2] = PLC-adressenbereik)
50234AXX
PO = procesuitgangsdata / PI = procesingangsdata Overige aanwijzingen voor de programmering en het configureren vindt u op het bestand README_GSD6003.PDF, dat u met het GSD-bestand mee krijgt. Besturingsvoorbeeld voor Simatic S5
22
Terwijl de procesingangsdata (actuele waarden) bv. bij de Simatic S5 met laad-commando’s worden ingelezen, kunnen de procesuitgangsdata (gewenste waarden) met de overdrachtscommando’s verzonden worden. Uitgaande van de volgende afbeelding laat het voorbeeld de syntax voor de verwerking van de procesingangs- en procesuitgangsdata van de applicatieregelaar MOVIDRIVE® zien. De fabrieksinstelling voor het procesdatakanaal is in het commentaar weergegeven.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
Besturing van de applicatieregelaar
I
5
0 Meer informatie voor de besturing via het procesdatakanaal, vooral voor de codering van het besturings- en statuswoord kunt u vinden in het handboek van het veldbus-protocol. STEP5 programmavoorbeeld
Voor dit voorbeeld wordt MOVIDRIVE® met de procesdata-configuratie "3PD" op de ingangsadressen PW156 ... en uitgangsadressen PW156 .... geconfigureerd. De consistente toegang vindt hier bijvoorbeeld plaats in de volgorde "laatste byte eerst". ATTENTIE! Het aanhouden van de dataconsistentie wordt bij de Simatic S5 in de eerste plaats door het type CPU bepaald. Aanwijzingen voor de juiste programmering met data-consistentie vindt u in de handboeken voor de CPU resp. voor het DP-master moduul van de Simatic S5.
//Read in actual values consistently L PW 160 //Load PI1 (status word 1) L PW 158 //Load PI2 (actual speed value) L PW 156 //Load PI3 (no function) //Output setpoints consistently L KH 0 T PW 160 //Write 0hex to PO3 (although it is without function) L KF +1500 T PW 158 //Write 1500dec to PO2 (speed setpoint = 300 1/min) L KW#16#0006 T PW 156 //Write 6hex to PO1 (control word = enable)
Besturingsvoorbeeld voor Simatic S7
Afhankelijk van de gekozen procesdata-configuratie werkt de besturing van de applicatieregelaar óf met laad- en overdrachtcommando’s óf met speciale systeemfuncties SFC 14 DPRD_DAT en SFC15 DPWR_DAT. In principe moeten bij de S7 datalengten met 3 byte of meer met de systeemfuncties SFC14 en SFC15 als 4 byte overgedragen worden. Dientengevolge geldt de volgende tabel: Procesdata-configuratie
STEP7-toegang met
1 PD
Laad- / overdrachtscommando’s
2 PD
Laad- / overdrachtscommando’s
3 PD
Systeemfuncties SFC14/15 (lengte 6 Byte)
6 PD
Systeemfuncties SFC14/15 (lengte 12 Byte)
10 PD
Systeemfuncties SFC14/15 (lengte 20 Byte)
Param + 1 PD
Parameterkanaal: systeemfuncties SFC14/15 (lengte 8 Byte) Procesdata: laad- / overdrachtscommando’s
Param + 2 PD
Parameterkanaal: systeemfuncties SFC14/15 (lengte 8 Byte) Procesdata: laad- / overdrachtscommando’s
Param + 3 PD
Parameterkanaal: systeemfuncties SFC14/15 (lengte 8 Byte) Procesdata: systeemfuncties SFC14/15 (lengte 6 Byte)
Param + 6 PD
Parameterkanaal: systeemfuncties SFC14/15 (lengte 8 Byte) Procesdata: systeemfuncties SFC14/15 (lengte 12 Byte)
Param + 10 PD
Parameterkanaal: systeemfuncties SFC14/15 (lengte 8 Byte) Procesdata: systeemfuncties SFC14/15 (lengte 20 Byte)
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
23
I
5
PROFIBUS-DP Timeout
0 STEP7 Programmavoorbeeld
Voor dit voorbeeld wordt de MOVIDRIVE® met de procesdataconfiguratie "3PD" op de ingangsadressen PIW576... en de uitgangsadressen POW576... geconfigureerd. Er wordt een datablok DB 3 met ca. 50 datawoorden aangemaakt. Met het oproepen van SFC14 worden de procesingangsdata naar het datablok DB3, datawoorden 0, 2 en 4 gekopieerd. Na de bewerking van het besturingsprogramma worden met het oproepen van SFC15 de procesuitgangsdatawoorden van datawoord 20, 22 en 24 naar het uitgangsadres POW576... gekopieerd. Let u bij de parameter RECORD op de lengte-informatie in byte. Deze moet met de geconfigureerde lengte overeenstemmen. Meer informatie over de systeemfuncties vindt u in de online-help bij STEP7. //Beginning of the cyclical program processing in OB1 BEGIN NETWORK TITLE =Copy PI data from inverter in DB3, word 0/2/4 CALL SFC 14 (DPRD_DAT) //Read DP slave record LADDR := W#16#240 //Input address 576 RET_VAL:= MW 30 //Result in flag word 30 RECORD := P#DB3.DBX 0.0 BYTE 6 //Pointer NETWORK TITLE =PLC program with drive application // PLC program uses process data in DB3 for // drive control L L L
DB3.DBW 0 DB3.DBW 2 DB3.DBW 4
//Load PI1 (status word 1) //Load PI2 (actual speed value) //Load PI3 (no function)
L T L T L T
W#16#0006 DB3.DBW 20//Write 6hex to PO1 (control word = enable) 1500 DB3.DBW 22//Write 1500dec to PO2 (speed setpoint = 300 1/min) W#16#0000 DB3.DBW 24//Write 0hex to PO3 (no function)
//End of the cyclical program processing in OB1 NETWORK TITLE =Copy PO data from DB3, word 20/22/24 to inverter CALL SFC 15 (DPWR_DAT) //Write DP slave record LADDR := W#16#240 //Output address 576 = 240hex RECORD := P#DB3.DBX 20.0 BYTE 6 //Pointer to DB/DW RET_VAL:= MW 32 //Result in flag word 32
5.2
PROFIBUS-DP Timeout Als de data-overdracht via PROFIBUS-DP verstoord of onderbroken wordt, dan loopt in de MOVIDRIVE® de aanspreektijd voor de bewaking af (indien in de DP-master geconfigureerd). De LED "BUS-FAULT" brandt of knippert en signaleert, dat geen nieuwe gebruikersgegevens worden ontvangen. Gelijktijdig verricht de MOVIDRIVE® de met P831 Response fieldbus geselecteerde foutresponse. P819 Fieldbus timeout geeft de aanspreektijd voor de bewaking weer zoals deze door de DP-master bij de opstart van PROFIBUS-DP werd ingevoerd. Deze timeout-tijd kan alleen gewijzigd worden met de DP-master. Wijzigingen d.m.v. het bedieningsapparaat of MOVITOOLS® worden weliswaar weergegeven, maar zijn niet actief en worden bij de volgende opstart van de DP weer overschreven.
24
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
I
Response veldbus-timeout
5
0
5.3
Response veldbus-timeout Met P831 wordt de foutresponse geparametreerd, die door de bewaking van de veldbus-timeout in werking wordt gesteld. De hier geparametreerde instelling moet logisch voor de instelling in het mastersysteem zijn (S7: aanspreekbewaking).
5.4
Parametrering via PROFIBUS-DP De toegang tot de aandrijfparameters vindt bij PROFIBUS-DP plaats over het MOVILINK®-parameterkanaal, dat behalve de oorspronkelijke instructies READ en WRITE nog meer parameterinstructies biedt.
Structuur van het parameterkanaal
De toegang tot de aandrijfparameters van de regelaar vindt bij PROFIBUS-DP plaats met het "Parameter proces data object" (PPO). Dit PPO wordt cyclisch overgedragen en bezit naast het procesdatakanaal een parameterkanaal, waarmee acyclisch parameterwaarden kunnen worden uitgewisseld.
E
[1]
[2]
[1]
[2]
Q
01065CXX
Afbeelding 7: Communicatie via PROFIBUS-DP met parameterkanaal [1] en procesdatakanaal [2]
De volgende tabel laat de structuur van het parameterkanaal zien. In principe wordt deze samengesteld uit een management-byte, een indexwoord, een gereserveerde byte en vier databytes. Tabel 9: Opbouw van de parameterkanalen Byte 0
Byte 1
Byte 2
Byte 3
Byte 4
Byte 5
Byte 6
Byte 7
management
gereserveerd
Index High
Index Low
MSB data
Data
Data
LSB data
Parameter-index
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
4 Byte data
25
5
I
Parametrering via PROFIBUS-DP
0 Management van het parameterkanaal
De gehele procedure voor de parametrering wordt met het byte 0: Management gecoördineerd. Met dit byte worden belangrijke instructieparameters zoals service-identificatie, datalengte, uitvoering en status van de uitgevoerde instructie ter beschikking gesteld. De volgende tabel laat zien, dat bit 0, 1, 2 en 3 de service-identificatie bezitten en derhalve ook definiëren, welke instructie wordt uitgevoerd. Met bit 4 en bit 5 wordt voor de Write-instructie de datalengte in byte aangegeven, die voor SEW-applicatieregelaars over het algemeen op 4 byte moet worden ingesteld. Tabel 10: Structuur van het management-byte 7 / MSB
6
5
4
3
2
1
0 / LSB
Instructie-identificatie 0000 = No Service 0001 = Read Parameter 0010 = Write Parameter 0011 = Write Parameter volatile 0100 = Read Minimum 0101 = Read Maximum 0110 = Read Default 0111 = Read Scale 1000 = Read Attribute Datalengte 00 = 1 Byte 01 = 2 Bate 10 = 3 Byte 11 = 4 Byte (moet ingesteld zijn!) Handshake-Bit moet bij cyclische overdracht bij elke nieuwe opdracht uitgewisseld worden Status-bit 0 = geen fout bij de uitvoering van de instructie 1 = fout bij de uitvoering van de instructie
Bit 6 fungeert als handshake tussen besturing en applicatieregelaar. Hij activeert in de applicatieregelaar de uitvoering van de overgedragen instructie. Daar bij PROFIBUSDP het parameterkanaal cyclisch met de procesdata overgedragen wordt, moet de uitvoering van de instructie in de applicatieregelaar flankgestuurd met het handshake-bit 6 verricht worden. Daartoe wordt de waarde van dit bit voor elke nieuw uit te voeren instructie gewisseld (toggled). De applicatieregelaar signaleert met het handshake-bit of de instructie al dan niet werd uitgevoerd. Zodra in de besturing het ontvangen handshake-bit met het verzondene overeenstemt, is de instructie uitgevoerd. Het status-bit 7 laat zien, of de instructie juist kon worden uitgevoerd of fout was. Index-adressering
26
Met byte 2: Index-High en byte 3: Index-Low wordt de parameter bepaald, die via het veldbussysteem gelezen of geschreven moet worden. De parameters van de applicatieregelaar worden onafhankelijk van het aangesloten veldbussysteem met een eenduidige index geadresseerd. Byte 1 moet als gereserveerd beschouwd worden en moet over het algemeen op 0x00 gezet worden.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
I
Parametrering via PROFIBUS-DP
5
0 Databereik
Zoals de volgende tabel laat zien bevindt de data zich in byte 4 tot byte 7 van het parameterkanaal. Zodoende kunnen er maximaal 4 byte data per instructie overgedragen worden. In principe worden de gegevens rechtsgebonden ingevoerd, d.w.z. byte 7 bezit het minst significante databyte (LSB data), byte 4 dienovereenkomstig het meest significante databyte (MSB data). Tabel 11: Definitie van het databereik in het parameterkanaal Byte 0
Byte 1
Byte 2
Byte 3
Byte 4
Byte 5
Byte 6
Byte 7
management
gereserveerd
Index High
Index Low
MSB data
data
data
LSB data
High-Byte 1 Low-Byte 1 High-Byte 2 Low-Byte 2 High-woord
Low-woord dubbelwoord
Onjuiste uitvoering van de instructie
Een onjuiste uitvoering van de instructie wordt gesignaleerd door het activeren van het statusbit in het management-byte. Is het ontvangen handshake-bit gelijk aan het verzonden handshake-bit, dan is de instructie door de applicatieregelaar uitgevoerd. Als het statusbit nu een fout signaleert, dan wordt in het databereik van het parametertelegram de foutcode ingevoerd. Byte 4 - 7 leveren de Return-codes in gestructureerde vorm (zie hoofdstuk Return-codes) terug. Tabel 12: Structuur van het parameterkanaal bij onjuiste uitvoering van de instructie Byte 0
Byte 1
Byte 2
Byte 3
Byte 4
Byte 5
Byte 6
Byte 7
management
gereserveerd
Index High
Index Low
Error Class
Error Code
Add. Code high
Add. Code low
statusbit = 1: onjuiste uitvoering van de instructie
Het lezen van een parameter via PROFIBUS-DP (Read)
Om een READ-instructie via het parameterkanaal uit te voeren mag vanwege de cyclische overdracht van het parameterkanaal het handshake-bit pas dan uitgewisseld worden, als het complete parameterkanaal overeenkomstig de instructie werd verwerkt. Houdt u daarom voor het lezen van een parameter alstublieft de onderstaande volgorde aan: 1. Voer de index in van de te lezen parameter in byte 2 (Index High) en byte 3 (Index Low). 2. Voer de service-identificatie voor de Read-instructie in in het management-byte (byte 0). 3. Geef door het uitwisselen van de handshake-bit de Read-instructie over aan de regelaar. Daar het om een leesinstructie gaat, worden de verzonden databytes (byte 4 ...7) en de datalengte (in het management-byte) genegeerd en moeten dientengevolge ook niet ingesteld worden.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
27
5
I
Parametrering via PROFIBUS-DP
0 De regelaar bewerkt nu de Read-instructie en levert met het uitwisselen van het handshake-bit de bevestiging van de instructie terug. Tabel 13: Codering van de READ-instructie in het management-byte 7 / MSB
6
5
4
0
0/1
X
X
3
2
1
0 / LSB
0
0
0
1
Instructie-identificatie 0001 = Read Parameter Datalengte voor Read-instructie niet interessant Handshake-Bit moet bij cyclische overdracht bij elke nieuwe opdracht uitgewisseld worden Status-bit 0 = geen fout bij de uitvoering van de instructie 1 = fout bij de uitvoering van de instructie X = niet relevant 0/1 = bitwaarde wordt uitgewisseld
Bovenstaande afbeelding toont de codering van een READ-instructie in het managementbyte. De datalengte is niet relevant, alleen de service-identificatie voor de READinstructie moet ingevoerd worden. Met de uitwisseling van de handshake-bit wordt deze instructie in de applicatieregelaar geactiveerd. De Read-instructie zou bijvoorbeeld met de managementbyte-codering 01hex of 41hex geactiveerd kunnen worden. Het schrijven van een parameter via PROFIBUS-DP
Om een WRITE-instructie via het parameterkanaal uit te voeren mag vanwege de cyclische overdracht van het parameterkanaal het handshake-bit pas dan uitgewisseld worden, als het complete parameterkanaal overeenkomstig de instructie werd verwerkt. Houdt u daarom voor het lezen van een parameter alstublieft de onderstaande volgorde aan: 1. Voer de index in van de te schrijven parameter in byte 2 (Index High) en byte 3 (Index Low). 2. Voer de te schrijven data in byte 4 ...7 in. 3. Voer de service-identificatie en de datalengte voor de Write-instructie in in het management-byte (byte 0). 4. Geef door het uitwisselen van de handshake-bit de Write-instructie over aan de regelaar. De regelaar bewerkt nu de Write-instructie en levert met het uitwisselen van het handshake-bit de bevestiging van de instructie terug. De volgende tabel toont de codering van een WRITE-instructie in het managementbyte. De datalengte bedraagt voor alle parameters van de SEW-applicatieregelaar 4 byte. Met de uitwisseling van de handshake-bit wordt deze instructie aan de applicatieregelaar overgedragen. Een Write-instructie heeft op een SEW-applicatieregelaar over het algemeen de management-byte-codering 32hex of 72hex.
28
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
Parametrering via PROFIBUS-DP
I
5
0
Tabel 14: Codering van de Write-instructie in het managementbyte 7 / MSB
6
5
4
3
2
1
0 / LSB
0
0/1
1
1
0
0
1
0
Instructie-identificatie 0010 = Write Parameter Datalengte 11 = 4 Byte Handshake-Bit moet bij cyclische overdracht bij elke nieuwe opdracht uitgewisseld worden Status-bit 0 = geen fout bij de uitvoering van de instructie 1 = fout bij de uitvoering van de instructie 0/1 = bitwaarde wordt uitgewisseld
Procedure van de parametrering bij PROFIBUS-DP
Bij het voorbeeld van de WRITE-instructie moet aan de hand van de volgende afbeelding eenmaal een parametreringsprocedure tussen besturing en applicatieregelaar via PROFIBUS-DP doorlopen worden. Ter vereenvoudiging van de procedure wordt in de volgende afbeelding alleen het management-byte van het parameterkanaal weergegeven. Terwijl de besturing nu het parameterkanaal voor de Write-instructie voorbereidt, wordt het parameterkanaal door de applicatieregelaar alleen ontvangen en teruggezonden. De instructie wordt pas dan geactiveerd, als de handshake-bit veranderd is, dus in dit voorbeeld van 0 naar 1 gegaan is. Nu interpreteert de applicatieregelaar het parameterkanaal en bewerkt de Write-instructie, beantwoordt alle telegrammen voortaan echter met handshake-bit = 0. De bevestiging van de uitgevoerde instructie vindt plaats met het uitwisselen van de handshake-bit in het antwoordtelegram van de applicatieregelaar. De besturing herkent nu, dat de ontvangen handshake-bit met de verzondene weer overeenstemt en kan nu een nieuwe parametrering voorbereiden.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
29
5
I
Parametrering via PROFIBUS-DP
0
Tabel 15: Procedure van de parametrering via PROFIBUS-DP besturing
PROFIBUS-DP
applicatieregelaar (slave)
--
00110010XXX...
→
←
00110010XXX...
--
--
01110010XXX...
→
parameterkanaal wordt ontvangen, maar niet verwerkt
parameterkanaal wordt voor de Write-instructie voorbereid handshake-bit wordt uitgewisseld en instructie aan applicatieregelaar overgedragen
bevestiging van de instructie ontvangen, daar zend- en ontvangst-handshake-bit nu weer gelijk zijn
Dataformaat parameter
←
00110010XXX...
--
--
01110010XXX...
→
←
00110010XXX...
--
←
01110010XXX...
--
--
01110010XXX...
→
Write-instructie uitgevoerd, handshake-bit wordt uitgewisseld
parameterkanaal wordt ontvangen, echter niet verwerkt
Bij de parametrering via de veldbus-communicatiepoort wordt dezelfde codering van de parameters toegepast als bij de seriële RS-485-communicatiepoorten of de systeembus. De dataformaten en het bereik van de waarde voor de individuele parameters vindt u in de SEW-documentatie Parameterlijst MOVIDRIVE®.
30
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
Elementen
I
6
0
6
Return-codes van de parametrering
6.1
Elementen Bij onjuiste parametrering worden door de applicatieregelaar verschillende return-codes aan de parametrerende master teruggegeven, die gedetailleerde informatie verstrekken over de oorzaak van de fout. Over het algemeen zijn deze return-codes gestructureerd opgebouwd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de elementen: •
Error-Class
•
Error-Code
•
Additional-Code
Deze return-codes zijn in het handboek voor het veldbus-protocol eenduidig beschreven en vormen geen bestanddeel van deze documentatie. In combinatie met PROFIBUS kunnen zich echter de volgende uitzonderingen voordoen: Error-Class
Met het element Error-Class wordt de soort fout nauwkeuriger geclassificeerd. MOVIDRIVE® ondersteunt de volgende, overeenkomstig EN 50170(V2) gedefinieerde foutklassen: Tabel 16: Foutklassen overeenkomstig EN 50170 (Error-class) Class (hex)
Aanduiding
Betekenis
1
vfd-state
Statusfout van het virtuele veldapparaat
2
application-reference
Fout in het applicatie-programma
3
definition
Fout in de definitie
4
resource
Resource-fout
5
service
Fout bij de uitvoering van de instructie
6
access
Toegangsfout
7
ov
Fout in de objectenlijst
8
other
Andere fouten (zie Additional-Code)
De Error-Class wordt met uitzondering van Error-Class 8 = Other Error bij onjuiste communicatie door de communicatie-software van de veldbuskaart gegenereerd. Returncodes, die door het systeem van de applicatieregelaar geleverd worden, vallen allemaal onder de Error-Class 8 = Other Error. De gedetailleerdere bepaling van de fout geschiedt met het element Additional-Code. Error-Code
Het element Error-Code maakt een nauwkeuriger bepaling van de oorzaak van de fout binnen de Error-Class mogelijk en wordt bij onjuiste communicatie door de communicatie-software van de veldbuskaart gegenereerd. Voor Error-Class 8 = Other Error is alleen de Error-Code = 0 (andere foutcode) gedefinieerd. De nauwkeuriger bepaling heeft in dit geval plaats in de Additional Code.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
31
I
6
Bijzondere gevallen
0 Additional Code
De Additional-Code bevat de SEW-specifieke return-codes voor onjuiste parametrering van de applicatieregelaar. Deze worden onder Error-Class 8 = Other Error aan de Master teruggezonden. De volgende tabel geeft alle mogelijke coderingen weer voor de Additional-Code. Tabel 17: Lijst van de Additional-Codes voor Errorclass 8 = other error
6.2
Add.-Code low (hex)
Betekenis
00
00
Geen fout
00
10
Ongeoorloofde parameter-index
00
11
Functie/parameter niet geïmplementeerd
00
12
Alleen lees-toegang geoorloofd
00
13
Parameterblokkering is actief
00
14
Fabrieksinstelling is actief
00
15
Waarde voor de parameter te groot
00
16
Waarde voor de parameter te klein
00
17
Voor deze functie/parameter ontbreekt de benodigde optiekaart
00
18
Fout in de systeem-software
00
19
Parametertoegang alleen via RS485-proces-communicatie op X13
00
1A
Parametertoegang alleen via RS485-diagnose-communicatie
00
1B
Parameter is niet toegankelijk
00
1C
Regelaarblokkering noodzakelijk
00
1D
Ontoelaatbare waarde voor de parameter
00
1E
Fabrieksinstelling werd geactiveerd
00
1F
Parameter werd niet in de EEPROM beveiligd.
00
20
Parameter kan niet bij vrijgegeven eindtrap veranderd worden.
Bijzondere gevallen
Bijzondere return-code (bijzondere gevallen)
32
Add.-Code high (hex)
Fouten in de parametrering, die noch automatisch door de gebruikslaag van het veldbus-systeem, noch door de systeem-software van de regelaar geïdentificeerd kunnen worden, worden als speciale gevallen behandeld. Daarbij gaat hem om de volgende mogelijke fouten: •
verkeerde codering van een instructie via het parameterkanaal
•
verkeerde lengte-opgave van een instructie via het parameterkanaal
•
interne communicatiefout
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
Bijzondere gevallen
I
6
0 Onjuiste codering van de instructie in het parameterkanaal
Bij de parametrering via het parameterkanaal werd een onjuiste codering in de management- en gereserveerde byte aangegeven. De volgende tabel laat de return-codes voor dit speciale geval zien. Tabel 18: Return-codes bij onjuiste codering van de bits 0 en 1 in het parameterkanaal Code (dez)
Betekenis
Error-Class:
5
Service
Error-Code:
5
Onwettige parameter
Add.-Code high:
0
-
Add.-Code low:
0
-
Herstel van de fout Controleer bit 0 en 1 in het parameterkanaal Onjuiste lengteopgave in het parameterkanaal
Bij de parametrering via het parameterkanaal werd bij een Read- of Write-instructie een datalengte niet gelijk aan 4 databyte aangegeven. De volgende tabel laat de return-code zien voor dit bijzondere geval. Tabel 19: Return-codes voorr onjuiste lengteopgave in het parameterkanaal (lengte ≠ 4) Code (dez)
Betekenis
Error-Class:
6
Access
Error-Code:
8
Type conflict
Add.-Code high:
0
-
Add.-Code low:
0
-
Herstel van de fout Controleer bit 4 en bit 5 voor de datalengte in het management-byte van het parameterkanaal. Beide bits moeten de waarde één bezitten.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
33
6
I
Bijzondere gevallen
0 Interne communicatiefout
De in de volgende tabel weergegeven return-code wordt teruggemeld, wanneer intern in het systeem een communicatiefout is opgetreden. De via de veldbus overgedragen parameter-instructie werd eventueel niet uitgevoerd en zou herhaald moeten worden. Bij herhaaldelijk optreden van deze fout moet de regelaar uit- en weer ingeschakeld worden, opdat een nieuwe initialisatie kan worden doorgevoerd. Tabel 20: Return-codes bij een interne communicatiefout Code (dec)
Betekenis
Error-Class:
6
Access
Error-Code:
2
Hardware Fault
Add.-Code high:
0
-
Add.-Code low:
0
-
Herstel van de fout Herhaal de Read- of Write-instructie. Treedt de fout opnieuw op, dan moet u van de applicatieregelaar kortstondig de voeding uitschakelen en opnieuw inschakelen. Treedt de fout permanent op, dan moet u de SEW-service raadplegen.
34
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
Diagnosediagram
I
7
0
7
Foutdiagnose
7.1
Diagnosediagram Het hieronder beschreven diagnosediagram geeft de procedure weer voor de foutanalyse van de meest voorkomende probleemgevallen: •
de regelaar functioneert niet op de PROFIBUS-DP
•
de regelaar kan met de DP-master niet aangestuurd worden
Uitgebreidere informatie, speciaal voor de parametrering van de regelaar voor verschillende veldbusapplicaties, verkrijgt u met het handboek Veldbus-protocol en parameterlijst MOVIDRIVE®. Lees ook de actuele aanwijzingen op de GSD-diskette.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
35
7
I
Diagnosediagram
0
Diagnoseprobleem 1: de regelaar functioneert niet op de PROFIBUS. Beginsituatie: • regelaar fysiek op de PROFIBUS aangesloten • regelaar in de DP-master geconfigureerd en buscommunicatie atief ↓ Busconnector bevestigd?
nee →
[A]
UIT →
[B]
IN →
[C]
ja ↓ Status van de LED BUS-FAULT? KNIPPERT ↓ De regelaar herkent de baudrate (P092 baudrate fieldbus), werd echter in de DP-master niet of onjuist geconfigureerd. ↓ Controleer de geconfigureerde en de met de DIP-schakelaars ingestelde busadressen (P093Address Fieldbus) ↓ nee →
Busadressen gelijk?
[D]
ja ↓ U heeft eventueel het verkeerde type apparaat geconfigureerd of een verkeerde configuratie gedefinieerd. ↓ Wis de configuratie voor de regelaar van het DP-net. ↓ Voer een nieuwe configuratie door voor de regelaar met de selectie van de apparatenaanduiding "MOVIDRIVE +DFP21".Gebruik voor de eenvoudigere configuratie een voorgedefinieerde configuratie (bv. "Param +3PD"). Breng geen veranderingen aan in de vooringestelde configuratiedata! Voer het adressenbereik in voor uw besturingssysteem. ↓ Laad nu de configuratie in de DP-master en start opnieuw de buscommunicatie. [A]
Controleer de buskabels
[B]
De regelaar is bezig met de cyclische data-uitwisseling met de DP-master. P090 PD configuration laat zien, met welke configuratie de regelaar via DP wordt aangestuurd. ↓ De buscommunicatie is in orde (bij problemen met de besturing of de invoer van de gewenste waarde via PROFIBUS-DP gaat u verder met Diagnoseprobleem 2).
[C]
De regelaar herkent de baudrate niet (P092 baudrate fieldbus)! ↓ Controleer de buskabels!
[D]
36
Busadressen aanpassen!
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
I
Diagnosediagram
7
0
Diagnoseprobleem 2: De regelaar kan niet via de DP-master aangestuurd worden. Beginsituatie: • buscommunicatie naar de regelaar OK (LED BUS-FAULT OFF) • regelaar functioneert in 24 V-bedrijf (geen netvoeding) ↓ De oorzaak van het probleem is óf een onjuiste parametrering van de regelaar of een fout besturingsprogramma in de DP-master. ↓ Controleer met P094 ... P097 (beschrijving van de gewenste waarde PO1 ... PO3), of de door de besturing verzonden gewenste waarden goed ontvangen worden. Stuur daartoe als test in elk uitgangswoord een gewenste waarde ongelijk aan 0. ↓ Gewenste waarden ontvangen:
ja →
[A]
nee ↓ Controleer de juiste instelling van de volgende aandrijfparameters: • P100 SETPOINT SOURCE FIELDBUS • P101 CONTROL SOURCE FIELDBUS • P876 P0-DATA ENABLE JA ↓ Instellingen OK?
nee →
[B]
ja ↓ Het probleem ligt eventueel aan uw besturingsprogramma in de DP-master. ↓ Controleer of de in het programma gebruikte adressen overeenstemmen met de geconfigureerde adressen. Let er op, dat de regelaar consistente data nodig heeft en de toegang in het besturingsprogramma eventueel via speciale systeemfuncties (bv. Simatic S7, SFC 14/15) moet plaatsvinden. [A]
Gewenste waarden worden goed overgedragen. Controleer de vrijgave op de klemmen van de applicatieregelaar
[B]
Instellingen corrigeren.
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
37
kVA
8
i 8
f
n
Diagnosediagram
P Hz
Technische gegevens
Artikelnummer voor PROFIBUScommunicatiepoort
•
823 618 6
Profibus-protocolvarianten
•
PROFIBUS-DP volgens EN 50170 V2 / DIN E 19245 T3
Automatische baudrate-herkenning van
•
9,6 kBaud ... 12 MBaud
Aansluiting
• •
via 9-polige Sub-d-Steker connectoraansluiting volgens EN 50170 (V2)
Busafsluiting
•
niet geïntegreerd, via PROFIBUS-steker
Stationsadres
•
0-125 met DIP-schakelaar instelbaar
Naam van het GSD-bestand
•
SEW_6003.GSD
DP-identificatienummer
•
6003hex = 24579dec
Gebruikerspecifieke parametreringsgegevens (Set-Prm-UserData)
• •
lengte 9 Byte Hex-parametrering 00,00,00,06,81,00,00,01,01 = DP-Diagnosealarm = OFF Hex-parametrering 00,00,00,06,81,00,00,01,00 = DP-Diagnosealarm = ON
• DP-configuratie voor DDLM_Chk_Cfg
• • • • • • • • • •
38
F0hex = 1 procesdatawoord (1 I/O-woord) F1hex = 2 procesdatawoorden (2 I/O-woorden) F2hex = 3 procesdatawoorden (3 I/O-woorden) 0hex, F5hex = 6 procesdatawoorden (6 I/O-woorden) 0hex, F9hex = 10 procesdatawoorden (10 I/O-woorden) F3hex, F0hex = parameterkanaal + 1 procesdatawoord (5 I/O-woorden) F3hex, F1hex = parameterkanaal + 2 procesdatawoorden (6 I/O-woorden) F3hex, F2hex = parameterkanaal + 3 procesdatawoorden (7 I/O-woorden) F3hex, F5hex = parameterkanaal + 6 procesdatawoorden (10 I/O-woorden) F3hex, F9hex = parameterkanaal + 10 procesdatawoorden (14 I/O-woorden)
Diagnosedata
• •
max. 8 Byte standaard-diagnose 6 Byte
Hulpmiddellen voor de inbedrijfstelling
• •
PC-Programma MOVITOOLS® bedieningsapparaat DBG11
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
9
Index M
A
Management parameterkanaal 26
Aanleg buskabel 10 Aansluiting 38 Additional Code 32 Afscherming buskabel 10 Artikelnummer 38
O
B
Parameter dataformaat 30 Parameter lezen 27 Parameter schrijven 28 Parameterkanaal 25 Parameterkanaal, management 26 Parameterkanaal, structuur 25 Parametrering via PROFIBUS-DP 25 Parametrering, procedure 30 Parametreringsgegevens 38 Procedure parametrering 30 PROFIBUS-DP Timeout 24 Programmavoorbeeld STEP5 23 Programmavoorbeeld STEP7 24 Protocolvarianten 38
Baudrate 10, 38 Bekabeling 9 Besturing 22 Besturingsvoorbeeld 23 Besturingsvoorbeeld Simatic S5 22 Bewakingsfuncties 5 BUS FAULT 12 Busafsluiting 38 Buskabel 10 C Codering van de instructie 33 Communicatiefout, Interne 34 Configuratie 5 D Databereik parameterkanaal 27 Dataformaat parameter 30 DFP11A / DFP21A 6 Diagnose 5 Diagnosedata 38 DP-configuratie 14, 38 DP-configuratie, universele 15 E Error-Class 31 Error-Code 31 F
Ondersteunde typen apparatuur 8 Onjuiste uitvoering instructie 27 P
R READ 27 Return-Codes 31 RUN 12 S Schrijven parameter 28 Simatic S5 22 Simatic S7 23 Stationsadres 38 STEP5 23 STEP7 24 Structuur parameterkanaal 25 T
G
Technische gegevens 38 Timeout 24 Typen apparatuur 8
GSD-bestand 38
U
I
Universele DP-configuratie 15
Inbedrijfstelling 19 Index-adressering 26 Indicatie-LED’s 12 Instructie, onjuiste uitvoering 27 Interne communicatiefout 34
V
L
WRITE 28
Foutdiagnose 35
Veldbus-monitor 5 Vooraanzicht 9 W
Lengte-opgave 33 Lezen parameter 27
Handboek Veldbuscommunicatie DFP21A PROFIBUS
39