Nieuwsbrief
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
Januari 2009 Beste vrienden
Januari 2009
69
Nieuwsbrief no 69 pag. 1
januari 2009
Van harte wens ik jullie een gelukkig en gezond Nieuwjaar! Tijdens het jubileum van 8 oktober herdachten we Han Meliézer; een betrokken, bescheiden gastdocent En Ab Kool stierf 5 Januari 2009 –zie in memoriam Deze nieuwsbrief komt wat later dan gepland in verband met de soesa en voorbereidingen van de NOT in de Jaarbeurshallen te Utrecht. De NOT is te bezoeken van 26.1. t/m. 31.1. geopend vanaf 9.30 tot 17.00 uur. We staan in hal 7 F 120. De leraren/leraressen die ons bezoeken krijgen een gratis jubileumboek en de CD-roms, die ook op het jubileum uitgereikt werden. Mevr. Jet Bussemaker sprak op de Koempoelan op 8 oktober 2008 te Arnhem. Jubileum en de Moesson besteedde een artikel aan deze bijeenkomst. Tijdens het feest kregen de aanwezigen een CD-rom VOC-Nederlands-Indië-Indonesië, waar onze gastdocent M.van Ee een rectificatie voor stuurde. Ook zijn er nieuwe postzegels uitgekomen met ons logo.Deze kunnen besteld worden door overmaking van €4.40 euro (voor 10 stuks) op giro 3057866 Ver. Vrienden Gastdocenten te Wommels. We kregen ook bericht van de oprichting van een nieuwe stichting: De Dappere Moeders. Dan nog een lezing over kinderboeken en wat losse artikelen. Een persbericht van de Stichting 15.8.45 waarin aangekondigd wordt dat Hilly Hogesteyn-Vrijburg op 15 augustus een lezing geeft over buitenkampers. Tot slot nog een recensie over de Indische filmmiddag die 11 januari 2009 in première ging. Er komt later een DVD van en hierover bericht ik jullie dan weer. Met hartelijke groet namens het bestuur
Inhoud. brief 69..................................................................................................................................... 1 Aanmelden Nationale Herdenking 2009 .................................................................................. 2 Rectificatie CD ‘Van VOC-Ned.Indië tot Indonesië’ ................................................................. 2 In Memoriam AbKool .............................................................................................................. 2 Jaarlijkse Herdenking Den Haag 2009 .................................................................................... 3 Slaven in Japan ....................................................................................................................... 3 Schoolvakanties 2009.............................................................................................................. 3 Toespraak Staats Secretaris Bussemaker .............................................................................. 4 Marijnissen bezorgd over koers Nationaal Historisch Museum ............................................... 5 Vilan-Koempoeland, verslag.................................................................................................... 6 Hella Haasse, ’Ik besta in wat ik schrijf ’.................................................................................. 6 Oprichting Stichting Dappere Moeders ................................................................................... 7 Indonesië niet klaar met haar geschiedenis ............................................................................ 7 Leed Japanse kampen genegeerd .......................................................................................... 7 Het jaar 2602, boekbespreking................................................................................................ 8 Voetsporen van Couperus, boekbespreking............................................................................ 8 INDISCHE KINDERBOEKEN .................................................................................................. 9 Oluf Friehling Munck.............................................................................................................. 14
Onze activiteiten worden mede mogelijk gemaakt door de opbrengsten uit de Giroloterij en de Bankloterij. Uw deelname aan de Giro- c.q. Bankloterij wordt daarom van harte aanbevolen.
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
Lustrum jaar In 2010 is het 65 jaar geleden dat de er een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog. In het hele land wordt al nagedacht over een speciale invulling van dit lustrumjaar. Op verzoek van de rijksoverheid inventariseert het Nationaal Comité 4 en 5 mei de plannen. Zijn er in uw gemeente al plannen voor het lustrum? Wij zouden het zeer op prijs stellen als u deze bij ons meldt. Stuur een mail naar
[email protected], ter attentie van het Kennispunt. Of bel 020 71 83 500 en vraag naar de medewerkers van het Kennispunt. Aanmelden Wilt u de Nationale Herdenking in 2009 bijwonen? Stuur dan een brief naar het Nationaal Comité 4 en 5 mei, Nieuwe Prinsengracht 89, 1018 VR Amsterdam of e-mail naar
[email protected] Vermeld daarin uw naam, geboortedatum, adres, telefoonnummer, de reden van aanvraag en eventueel de naam van de vereniging of organisatie waarvan u lid bent. Als u in aanmerking komt, ontvangt u begin februari 2009 een officiële uitnodiging. Daarbij is een antwoordkaart gevoegd waarmee u maximaal twee toegangs-kaarten kunt aanvragen. Mogelijk kunnen we niet alle aanvragen honoreren; de antwoord-kaarten worden daarom behandeld in volgorde van binnenkomst. Let op: Als u in de afgelopen jaren al een uitnodiging hebt ontvangen, hoeft u niet te reageren. U bent dan vast in het adressenbestand opgenomen en ontvangt in februari 2009 automatisch een uitnodiging.
In memoriam Ab Kool Een beetje namens mijzelf, een beetje namens de Stichting Gastdocenten WO II, werkgroep ZO-Azië was ik naar de uitvaartplechtigheid in Roden gegaan om respect te tonen aan de familie wegens het heengaan van Ab. Hij lag daar heel sereen opgebaard met in zijn gevouwen handen de hamer die hij zo vaak en zo veel gebruikt heeft. Ab hield van klussen en was er heel handig in tot groot genoegen van velen van zijn kinderen en kennissen. Zijn vrouw Fenny kende ik tot dat moment alleen van telefoongesprekken, nu kon ik alleen nog maar mijn welgemeende deelneming aan haar en de kinderen betuigen. Met zijn zoon Albert had ik een bijzonder gesprek. Albert vertelde dat zijn vader de kinderen tijdens deze laatste Kerst een soort van les heeft gegeven in de trant zoals Ab dat eerder als Gastdocent elders deed en waarbij ze toen pas dingen hoorden die ze niet eerder wisten. Anderen hadden eerder gehoord hoe het Ab is vergaan tijdens zijn woelige leven in het ver re voormalige Nederlands Oost Indië. Een herkenbaar
Januari 2009
Nieuwsbrief no 69 pag. 2
Rectificatie CD: “Van VOC en Ned.-Indië tot Indonesië“
Baros6 Tjimahi , de periode als Jongenskamp Ik verwijs dan naar de vele verhalen van diverse oud kampgenoten over hun ervaringen van toentertijd ; die op 2 CD-schijven zijn gebrand en die ik onlangs ontving. Een mooie prestatie en een waardevol naslagwerk voor informatie. De informatie moet dan wel juist zijn en ik verwijs dan naar het verhaal [1] van dhr. Mahieu over het Baroskamp 6 in Tjimahi - dat als laatste periode als jongenskamp werd gebruikt – dat feitelijk onvolledig is , eigenlijk onjuist , terwijl er 2 boeken over dit kamp geschreven zijn . Ik noem in dit verband het beste boek dat geschreven werd , nml. door Dick van Engelenberg en dat als titel heeft : Jongenskamp Baros 6 , Tjimahi ; 1944-1945 . ( uitgegeven door de Stichting Jongenskamp Tjimahi in 1989). Al eerder heb ik gemerkt dat vele jonge jongens ( 10-13 in die tijd) die als laatste lichting uit Batavia in ons kamp terecht kwamen het bestaan van dit boek niet kennen. Zelf heb ik – destijd eveneens inwoner - onderzoek gedaan naar het gebruik van dit kamp dat uit 2 delen bestond , het lagere deel bekend als Willemstraat en het hogere deel Baros werd genoemd. Mijn onderzoek heb ik vastgelegd in het boek : Boys Town ( ISDN 90-9015923-1) , dat ik – als coördinator van vele bijdragen van andere medegevangenen – heb uitgegeven. Ik meen dat het verhaal in het hoofdstuk “ De uitstroom van Boys Townérs na 16 Oktober ’44 “, ( blz. 67 t/m72 ) een juistere weergave is van wat zich heeft afgespeeld in beide sub-kampen. Ik zou daarom ook liever zien dat het verhaal van Mahieu op dat punt gecorrigeerd wordt. Terzijde: Onlangs heb ik nog een bezoek gebracht aan Tjimahi en heb kunnen vaststellen dat een deel van dat kamp ( de huizen 1-2-3 ) er nog goed bijstaan en het Baros5 kamp er ook nog staat en onderdeel is van een opleidingskamp voor de Indonesische Militaire Politie. ( Hiervan zijn foto’s gemaakt ). [1] CD-schijf met als titel : “Van VOC en Ned.-Indië tot Indonesié “, Cat. Oorlog , sub.cat 2 , het verhaal van dhr. H.L.B.Mahieu over het Baros6 Jongenskamp.
Met vriendelijke groet. Mick van Ee (Soest) fenomeen. Ons lustrum boek “Zo is het gebeurt” kreeg Ab nog, een week voor zijn plotselinge overlijden. Hij heeft er gelukkig van mogen genieten. Een goede reis kameraad en voor de achterblijvende familie alle kracht in deze voor hen toch moeilijke dagen. Ferry Koper
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
Jaarlijkse herdenking Den Haag
Op zaterdag 15 augustus 2009 vindt te Den Haag weer de jaarlijkse herdenking plaats van de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 en daarmee het einde van de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië voor het Koninkrijk der Nederlanden. De herdenking begint in de ochtend met een bijeenkomst in het World Forum (voormalig congrescentrum) te Den Haag gewijd aan de “buitenkampers”. De oorlogservaringen van deze groep zullen vanuit de historische context worden belicht door de heer F. Steijlen van het Koninklijk Instituut voor Taal, Land en Volkenkunde te Leiden. Na een muzikaal intermezzo zal mevrouw H. Hogesteyn-Vrijburg (dochter van ir. G.S. Vrijburg, de oprichter van de Stichting Herdenking 15 Augustus 1945) vertellen over haar persoonlijke ervaringen als jong meisje dat met haar familie buiten het kamp verbleef. De herdenking wordt daarna voortgezet met een ceremoniële plechtigheid bij het Indisch Monument waar de schrijfster Marion Bloem een overweging zal uitspreken. Na afloop van de herdenking wordt in het World Forum het alle generaties programma aangeboden, waaronder een koempoelan en bestaat de mogelijkheid om tegen contante betaling een Indische maaltijd te gebruiken. Uw opgave voor deelname aan deze herdenking gelieve u per briefkaart of per e-mail: (
[email protected]) te zenden aan: Stichting Herdenking 15 Augustus 1945 Postbus 85747 2508CK DEN HAAG onder vermelding van 1. naam 2. adres 3. postcode en woonplaats 4. telefoonnummer. Na ontvangst van uw aanmelding ontvangt u EIND MEI 2009 een antwoordkaart met gedetailleerde gegevens. Mocht u reeds donateur/trice zijn van de Stichting Herdenking 15 Augustus 1945, dan behoeft u bovengenoemde briefkaart niet te zenden. Als donateur ontvangt u automatisch een rechtstreekse uitnodiging tot aanmelding.
Kerstvakantie 2008 / 2009 Alle regio's: 20 december 2008 - 4 januari 2009 Voorjaarsvakantie Regio Noord / Midden: 14 februari - 22 februari 2009 Regio Zuid: 21 februari - 1 maart 2009 Meivakantie Alle regio's 25 april - 5 mei 2009
Nieuwsbrief no 69 pag. 3
http://www.bnr.nl/radio/columns/hammelburg/10686065
PERSBERICHT
SCHOOLVAKANTIES 2009
Januari 2009
Slaven in Japan. Buitenlandcolumn van Bernard Hammelburg.
In 1971, bij een bezoek van de Japanse Keizer aan Nederland, dichtte de cabaretier Wim Kan, voormalig Japans slaaf, in woede: “Er zijn er nog maar weinig die het navertellen kunnen.” Gelukkig zijn ze er nog wel – Nederlandse overlevenden van de Japanse verschrikkingen in het Verre Oosten. Ze vechten nog altijd voor erkenning als oorlogsslachtoffers door Japan, en voor fatsoenlijke compensatie, of op zijn minst een excuus. Dat alles is door Japan vanaf 1945 koppig geweigerd. De overlevenden zullen het bericht van afgelopen weekend dat premier Taro Aso door de mand is gevallen met bitterzoete gevoelens hebben gelezen. Uit documenten die de Japanse oppositie heeft opgediept in archieven in hun eigen land en in Amerika blijkt dat de steenrijke familie Aso in de oorlog in een van haar kolenmijnen 300 Australische, Britse en Nederlandse krijgsgevangenen gebruikte als slaven. Aso heeft berichten hierover steeds tegengesproken, betoogde dat hij destijds pas een jaar of vijf was en dat er geen bewijs tegen zijn familie bestond. Die leugen is nu op overtuigende wijze weerlegd. Het is ook niet zo vreemd, want iedereen die iets van de oorlog in het Verre Oosten weet, kent de feiten: in vele Japanse mijnen werden slaven gebruikt. Maar het gebrek aan belastende documenten is door achtereenvolgende Japanse regeringen steevast gebruikt om oorlogsmisdaden te ontkennen. Iedereen weet ook dat de Japanners in alle bezette gebieden – Indonesië, de Filippijnen, Korea, China en Indo-China – na de capitulatie aan de Amerikanen op 14 augustus 1945, miljoenen documenten hebben vernietigd. Maar niet alles. In de kwestie-Aso kwamen er 43 pagina’s boven water, en volgens Japanse historici is er nog veel meer. Het bemoedigende is dat, 63 jaar na dato, de zo lang verwachte doorbraak – het vinden van overtuigend bewijs – niet van de moegestreden overlevenden komt, maar uit Japan zèlf. Het is Japans eigen oppositie in Japans eigen parlement die het lef heeft om de traditionele schaamte te trotseren. En wie weet, volgt er ooit een excuus en iets van compensatie voor die weinigen die het navertellen
Zomervakantie Regio Noord: bo 4 juli - 16 augustus 2009 vo 4 juli - 23 augustus 2009 Regio Midden: bo 11 juli - 23 augustus 2009 vo 11 juli - 30 augustus 2009 Regio Zuid: bo 25 juli - 6 september 2009 vo 18 juli - 6 september 2009
Herfstvakantie Regio Noord/Midden: 17 oktober - 25 oktober 2009 Regio Zuid: 24 oktober - 1 november 2009 Kerstvakantie 2009 / 2010 Alle regio's: 19 december 2009 - 3 januari 2010 bo: basisonderwijs; vo: voortgezet onderwijs
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
Januari 2009
Nieuwsbrief no 69 pag. 4
Gastdocenten houden oorlogsverleden levend
Toespraak van Staatssecretaris Bussemaker op de Koempoelan, Arnhem, 8 oktober 2008. ‘Mede dankzij uw inzet kunnen jonge generaties op een aansprekende en indringende wijze kennisnemen van deze verschrikkelijke, maar tegelijkertijd, uiterst belangrijke periode van de wereldgeschiedenis’. Dat zei staatssecretaris Bussemaker tijdens de lustrumbijeenkomst van de Stichting Gastdocenten werkgroep Z.O.-Azië. Zoals u ongetwijfeld weet, interesseer ik me erg voor de Tweede Wereldoorlog in het algemeen en de oorlog in Zuidoost Azië in het bijzonder. Dat komt voor een belangrijk deel doordat ik persoonlijk betrokken ben bij de oorlog. Mijn grootvader is door een Japanse torpedo omgekomen in een onderzeeboot en mijn vader heeft gevangen gezeten in verschillende Jappenkampen. Ik ben dan ook graag op de uitnodiging ingegaan om hier vandaag aanwezig te zijn. Maar er zijn nog meer redenen om hier vandaag aanwezig te zijn. Honderdtwintig redenen welgeteld. En dat zijn al die mensen die gastdocent zijn. Ik weet uit eigen ervaring hoe de geschiedenis meer gaat leven en meer indruk op je maakt, als die wordt verteld door iemand die het heeft meegemaakt. Dat heeft meer zeggingskracht dan een verhaal in een boek. En niet alleen ík kan dat bevestigen, dat doen ook alle leerkrachten en kinderen die een les van een gastdocent hebben bijgewoond. Ik heb gehoord en ervaren dat een doorgaans rumoerige klas écht stil werd als een van de gastdocenten er zijn verhaal deed. De leerlingen wilden alles weten van de persoon die voor hen stond en kwamen met tientallen vragen. Soms lastige vragen, soms frustrerend, maar wel eerlijk. Jaarlijks komen dankzij u duizenden kinderen in de gelegenheid de verhalen over de oorlog in Nederlands Indië uit de mond van een oorlogsgetuige te horen. Maar de realiteit is helaas dat hieraan langzaam maar zeker een eind komt. De groep mensen die de oorlog bewust heeft meegemaakt wordt elk jaar kleiner en daardoor neemt ook het aantal gastdocenten langzaam maar zeker af. De authentieke oorlogsverhalen vind ik echter zo belangrijk dat ik geld beschikbaar heb gesteld om een groot aantal van deze verhalen op film vast te leggen. Zodat ook latere generaties kunnen kijken en luisteren naar mensen die de oorlog hebben meegemaakt. Getuigen Verhalen heet dit subsidieproject en ik hoop dat er uiteindelijk honderden verhalen van mensen worden vastgelegd. Verhalen die een beeld van de oorlog schetsen zoals gewone mensen die hebben meegemaakt. Dus niet de verhalen van hooggeplaatste personen die op belangrijke posities zaten of grote heldenverhalen. Die verhalen zijn natuurlijk ook van belang, maar die zijn inmiddels al goed vastgelegd. Het gaat mij om gebeurtenissen die iedereen had kunnen overkomen. Zodat mensen die nu en straks leven zich hierin gemakkelijk kunnen verplaatsen en zich afvragen: wat zou ik gedaan hebben, of: hoe zou ik gereageerd heb-
ben? Veel vragen die tijdens de oorlog van belang waren, zijn immers nog steeds actueel en blijven dat. Want al ligt de Tweede Wereldoorlog ruim 60 jaar achter ons, veel thema’s uit die periode hebben niks aan actualiteit ingeboet. Ook in Nederland niet. Nog steeds vinden sommige mensen dat ze superieur zijn aan anderen en stellen ze zich vijandelijk op tegenover minderheden en andersdenkenden. Respect voor elkaar en vrijheid van meningsuiting zijn onderwerpen die 60 jaar geleden speelden en ook vandaag. In mijn beleid wil ik deze verbindingen tussen vroeger en nu duidelijk maken. Ik vind het daarom belangrijk dat we de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog levend houden en dat we kennis en ervaringen uit die periode overdragen aan jongeren. Zoals ik al zei, draagt u als gastdocent, daar op een bijzondere manier aan bij. Een andere methode om de oorlogsgeschiedenis van Nederlands Indië levend te houden - waar ik bij betrokken ben en die ik graag onder uw aandacht breng - is het inrichten van een Indisch Herinneringscentrum. Zoals u misschien weet, zijn er ver gevorderde plannen om dat centrum hier, op Bronbeek, te vestigen. Een groot deel van het centrum zal gericht zijn op de oorlogsgeschiedenis van Nederlands Indië, maar ook de periode voor de Tweede Wereldoorlog, tempo doeloe én de periode – bersiap - daarna krijgt ruime aandacht. Het centrum moet dusdanig worden ingericht dat het makkelijk toegankelijk is voor een zeer breed publiek. Zoals ik al zei, is het landgoed Bronbeek de aangewezen plek voor dit centrum. Bronbeek heeft door zijn geschiedenis een uitgesproken Indisch karakter. U kunt dat ongetwijfeld beamen. Maar dat alleen is niet voldoende. Om Bronbeek tot dé plaats te maken waar het Indische verleden tot leven komt, moet er nog wel het één en ander gebeuren. De stichting Indisch herinneringscentrum Bronbeek en het museum Bronbeek werken hier inmiddels al hard aan. Er staan diverse initiatieven in de steigers. Zoals educatieve projecten, bijvoorbeeld een strip over Nederlands-Indië, maar ook een gezamenlijke nieuwe publiekstentoonstelling en een overzicht van alle sites op het gebied van Nederlands-Indië. Tegelijkertijd is er veel enthousiasme bij de Rijksgebouwendienst, de provincie en de gemeente Arnhem om mee te denken over de vraag hoe we - ook op lange termijn - het Indische karakter van het landgoed Bronbeek kunnen behouden. Dames en heren, Ik ga afsluiten. Zoals ik al zei ben ik erg blij en ook trots op het werk dat u verricht. De oorlogsgeschiedenis van Nederlands Indië, met daarin de verhalen van de mensen die de oorlog zelf hebben meegemaakt, wordt op .
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
Januari 2009
Nieuwsbrief no 69 pag. 5
verschillende manieren voor toekomstige generaties bewaard. En u hebt daar een belangrijke bijdrage aan geleverd. Mede dankzij uw inzet kunnen deze generaties op een aansprekende en indringende wijze kennisnemen van deze verschrikkelijke, maar tegelijkertijd, uiterst belangrijke periode van de wereldgeschiedenis. Staatssecretaris Bussemaker , Min. van VWS
Marijnissen bezorgd over koers Nationaal Historisch Museum Jan Marijnissen, SP-kamerlid en initiatiefnemer van het Nationaal Historisch Museum, is niet gelukkig met de wijze waarop dit museum vorm krijgt. De vestigingsplaats is verkeerd gekozen en de nadruk is te veel op kinderen en jongeren komen te liggen. De jongste plannen van de directeuren Schilp en Byvanck vindt Marijnissen interessant, maar hij mist de inbreng van vakhistorici. ‘Laten we ons hoeden voor het hobbyisme van een stel nieuwlichters.’ Marijnissen lanceerde het idee voor het Nationaal Historisch Museum in 2003. Dat het museum er daadwerkelijk komt, is te danken aan de motie die hij en de toenmalige CDA-fractievoorzitter Maxime Verhagen in 2006 door de Tweede Kamer loodsten. ‘Ik heb vanaf het begin gezegd dat ik me niet wilde bemoeien met de inhoud van het museum,’ zegt Marijnissen. ‘Maar ik maak me zorgen.’ De eerste fout was volgens Marijnissen de keuze voor VVD-kamerlid Atzo Nicolaï als voorzitter van de raad van toezicht. ‘Het NHM mag geen instrument van partijpolitiek worden. Een historicus had voorzitter moeten worden. Ook ben ik ontevreden met de keuze voor Arnhem als vestigingsplaats. Die stad had de persoonlijke voorkeur van minister Plasterk, omdat zijn kinderen een bezoekje aan het NHM graag combineren met de dierentuin. Ik hoor vaak dat het NHM gericht is op kinderen. Terwijl het een museum moet worden voor jong én oud.’ Verder vindt Marijnissen het raar dat mensen die eerder tegen het NHM waren, nu een rol spelen bij de uitvoering. ‘Dat geldt bijvoorbeeld voor Pauline Kruseman, de directeur van het Amsterdam Historisch Museum, die in de raad van toezicht zit. Ook Erik Schilp, de directeur van het Zuiderzeemuseum, was tegen het NHM.’ Schilp is benoemd tot directeur van het NHM, samen met Valentijn Byvanck van het Zeeuws Museum. Vorige maand testte Historisch Nieuwsblad (nummer 9, 2008) de huidige musea van Schilp en Byvanck. Beide directeuren kregen een onvoldoende. ‘Daar ik ben van geschrokken,’ zegt Marijnissen. ‘Schilp en Byvanck halen hun neus op voor geschiedenis.’ Volgens de initiatiefnemer kan het NMH niet zonder een vaste tentoonstelling waarin de Nederlandse geschiedenis chronologisch wordt verteld. ‘Zonder die elementaire informatie ben je als bezoeker hulpeloos.’ Schilp en Byvanck daarentegen schotelen hun bezoe-
kers een mix van oude en moderne kunstobjecten voor, zonder veel achtergrondinformatie. Urker visserskostuums naast haute couture. ‘Daar ben ik niet voor’, zegt Marijnissen. ‘Doe dat maar in het textielmuseum. Laten we ons hoeden voor het hobbyisme van een stel nieuwlichters.’ Beeldenmakers Inmiddels heeft het tweetal zijn visie voor het NHM gepubliceerd. Persoonlijke beleving en identiteit van de bezoeker staan daarin centraal. In plaats van één chronologische geschiedenis van Nederland willen Schilp en Byvanck het verleden thematisch presenteren aan de hand van vijf ‘werelden’. Marijnissen zegt de plannen niet bij voorbaat te willen neersabelen. ‘Er zitten interessante voorstellen bij. Veel zal afhangen van de vervolgkeuzes en de uitvoering.’ Zoals verwacht mocht worden, leggen Schilp en Byvanck in hun plannen veel nadruk op het visuele. ‘Het NHM nodigt kunstenaars, vormgevers, filmmakers en andere beeldenmakers uit om werk te maken dat de ervaring van de bezoeker verrijkt,’ schrijven zij. Over historici wordt in de plannen niet gerept. Dat laatste verbaast Marijnissen. ‘Historici moeten in het NHM de eerste viool spelen, nu en in de toekomst. Zij gaan over de inhoud. Anderen, waaronder kunstenaars, kunnen vervolgens bijdragen aan de vormgeving. Ik zou het een welkome verrijking vinden wanneer aan het museum een werkplaats voor historici zou worden verbonden.’ Bezoekers van het NHM die de historische achtergronden willen weten, zullen die moeten opvragen via hun ‘digitale drager’. Het lijkt erop dat de geschiedenis zo een voetnoot wordt bij het beeld, en daarover is Marijnissen kritisch. ‘Inzicht en begrip van het verleden begint met kennis.’ Ook het plan voor een ‘Land van Als’, waarin bezoekers kunnen speculeren over hoe Nederland eruit zou zien als de geschiedenis anders was verlopen, valt niet goed. ‘Begrip van de echte geschiedenis is al moeilijk genoeg.’ Volgens Marijnissen moet er een curatorium van zo’n veertig à vijftig mensen komen, die de koers van het NMH bewaakt. ‘Daar kunnen personen bij zijn die door de politieke partijen worden aangewezen. Geen politici, maar historici die het vertrouwen van de politiek hebben. Als het fout gaat, kunnen die mensen tijdig aan de bel trekken.’ Bas Kromhout, 11 december 2008, Historisch Nieuwsblad
Afscheid van Indië (het vervolg.) De website www.afscheidvanindie.nl is vanaf 18 december 2008 online secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
Januari 2009
Nieuwsbrief no 69 pag. 6
Vilan! In koempoeland Iedere maand gaat Vilan van de Loo op bezoek bij een bijzondere Indische vereniging of koempoelan. Afgelopen maand bezocht ze het twintigjarig jubileum van stichting Gastdocenten WO II. Opeens ben ik terug op school, ben ik weer het kind dat naar de docenten opkijkt. Zij waren de oudere mensen die het altijd beter wisten. Wat zeg je dan? Zo weinig mogelijk. Dat deed ik ook tijdens de jaardag van de Gastdocenten WO II, Werkgroep Zuidoost-Azië. Ze kwamen allemaal naar Bronbeek om daar het twintigjarig jubileum van hun stichting te vieren. Daarmee veranderde Bronbeek in een grote docentenkamer, vol beschaafd geroezmoes. 'Zwoeszwoeszwoes', doe ik intelligent tegen de correct geklede gastdocent aan mijn tafel. Hij knikt bemoedigend. Subsidie Er is muziek, er zijn sprekers en vooral is er het feestelijke gevoel jarig te zijn. Twintig jaar lang gaan er gastdocenten vooral naar scholen, om te vertellen hoe het is om een oorlog mee te maken. Voorzitter Jan Willem Hoegen memoreert in zijn welkomstspeech de geschiedenis van de gastdocenten. Dat de eerste vergadering 21 jaar geleden plaats vond. De verschillende namen en activiteiten. De struggle om geld. Maar het kwam, dankzij een verzetsman, een hoge ambtenaar van WVC met een Indische achtergrond en ook door zijn betrokkenheid. De gastdocenten hebben helaas geen structurele subsidie. Er is veel veranderd in de maatschappij de afgelopen twintig jaar, maar de kern van het werk van de gastdocenten is hetzelfde gebleven. Iedere gastdocent vertelt aan kinderen op school een persoonlijk verhaal over zijn of haar oorlogservaringen. Dat boeit. Een echt mens, aan wie ze vragen kunnen stellen en die ze kunnen aanraken. Zo komt de oorlog in de school, op een andere manier dan via de geschiedenisboeken. Goedkoop Dan komen de andere toespraken en ik besluit goed op te letten. Maar wat hoor ik? Tine Nooter, directeur van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, feliciteert de gastdocenten hartelijk en memoreert de langdurige samenwerking. Ze heeft een cadeau, zegt ze blij. Het geld, denk ik. Maar neen, een speldje en een boekje dat scholen ook krijgen. Ook benadrukt ze het belang
van samenwerking, want het onderwijs wil 'één loket'. Dat moet 4 en 5 mei zijn, begrijp ik. Een apart Indisch loket kan weer niet. De zaal applaudisseert beleefd. Staatssecretaris Jet Bussemaker komt speechen. Ik word weer optimistisch. Zij zal toch wel de grote zak geld komen overhandigen? Het lijkt erop. Ze prijst de gastdocenten hemelshoog, want ze zijn van onschatbare betekenissen ze heeft 'het diepste respect' voor ze. Vooral gezien het 'buitengewoon summier' onderwijs over Indië. Nu komt het, trappel ik ongeduldig, vooral als de staatssecretaris snoeihard opmerkt dat het aantal gastdocenten afneemt. Ja, tijd voor subsidie! Maar nee. Nog wat complimenten, opmerkingen over lopende projecten van de overheid en dan is het klaar. Bloemen, napraten en dan gaat de staats-secretaris weer naar haar volgende afspraak. De gastdocenten zijn te beschaafd om te zeggen wat ik denk: dat respect gemakkelijk is en vandaag erg goedkoop. Emotie Hoe gaat dat nou eigenlijk, op een school? Marjan Bruinvels-Bakker, gastdocent en opleider vertelt: 'Je geeft kinderen een plaats aan en een tijdlijn. Dan het persoonlijke oorlogsverhaal, dat ongeveer twintig minuten duurt. Elke gastdocent krijgt een opleiding van vier dagen. Die geef ik samen met een andere ervaren gastdocent. Dan leer je de mensen te praten over hun ervaringen. Het persoonlijke verhaal wordt gestileerd, verzakelijkt. De emotie wordt bruikbaar gemaakt.' Dat daarmee niet alles gezegd is, staat in het jubileumboek: Zo is het gebeurd. 20 jaar historische visies op de Tweede Wereldoorlog in ZO-Azië. Ja, want wat doe je als er vluchtelingenkinderen in de klas zitten, of als een Japanse leerling vraagt:'Was mijn opa een oorlogsmisdadiger?' Die vragen zijn te groot voor mij. De gastdocenten roezemoezen verder en ik besluit te spijbelen, maar volgende maand ga ik weer naar een koempoelan. Wie wil dat Vilan op koempoelan-bezoek komt, kan een uitnodiging sturen naar Moesson, Postbus 2074, 3800 CB in Amersfoort, met op de linkerbovenhoek 'Vilan op bezoek'. Een e-mail sturen mag ook:
[email protected]. Vilan maakt dan een selectie. Uit: Moesson november 2008
Hella Haasse, ’Ik besta in wat ik schrijf ’ Zelfportret in beeld Boekentip door LIES SCHUT
Hella Haasse werd dit jaar negentig. De grande dame van de Nederlandse literatuur werd onderscheiden met de belangrijkste literaire prijzen, schreef tot drie maal toe het Boekenweekgeschenk - een unicum - en heeft sinds kort een eigen digitaal museum. Een biografie wilde de schrijfster niet: 'Mijn leven is niet van mij alleen; mijn naasten hebben niet gevraagd in mijn levensverhaal te komen figureren.' Die eigenzinnigheid tekent de auteur, die op professioneel gebied altijd haar eigen pad heeft bewandeld. Dan maar een terugblik in beeld, moet Querido-redacteur Patricia de Groot hebben gedacht. Ik besta in wat ik schrijf' is een monumentje met tekstfragmenten en met vaak door de schrijfster zelf aangeleverd fotomateriaal. Vooral haar jeugd in Indië, haar gedwongen tweejarig verblijf in Nederland toen ze bijna zeven was en haar studietijd in Amsterdam worden mooi in beeld en tekst getoond. Fraaie zwart-wit foto's laten een in een jonge, knappe vrouw veranderend meisje zien. Tekstfragmenten -vaak uit het autobiografische 'Zelfportret als legkaart' - geven uitleg bij de kiekjes. De kijker ziet een opvallend vaak weg van de lens kijkende Hélène Serafia Haasse, zowel aanwezig als niet-aanwezig. In haar binnenwereld gaat veel om, zoveel is duidelijk. (Vervolg op pag. 14) secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
Januari 2009
Nieuwsbrief no 69 pag. 7
Oprichting Stichting "De dappere moeders in de Japanse interneringskampen" Hierbij deel ik mede dat bij notaris Geurts in Wassenaar op 15 oktober j.l. de Stichting "De dappere moeders in de Japanse interneringskampen" is opgericht, gevestigd te Den Haag. 1. Deze stichting stelt zich ten doen: a. ten behoeve van het algemeen belang een verantwoord historisch document te vervaardigen met educatieve doelstellingen. Zij tracht dit doel te bereiken door: I het vervaardigen van een speelfilm met archiefmateriaal op basis van het boek "Mogen wij altijd in dit kamp blijven?" geschreven door van H.M. van Raalte-Geel; II in de onder I bedoelde speelfilm tevens te betrekken de jongenskampen in de Japanse interneringskampen; III in de onder I bedoelde speelfilm eveneens het lot en de positie van de zogenaamde troostmeisjes te betrekken. b. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. 2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door: bij de verfilming actrices, acteurs en een componist/ dirigent aan te trekken die een Nederlands-Indische achtergrond hebben, dan wel een band hebben met voormalig Nederlands-Indië;
3. De filmrechten betreffende voormelde speelfilm zullen toekomen aan de stichting. 4. De stichting beoogt niet het maken van winst. De profijten van de film die aan de stichting zullen toekomen worden geschonken aan de Stichting War Child te Amsterdam. Van het "War child' naar het "War child"! Wij hebben contact met de gerenommeerde, internationaal bekende drama-regisseur Frans Weisz, de scenarioschrijver Theodor Holman en het produktiehuis Column (Gijs van de Westelaken) in Amsterdam. Nooit eerder werd een Nederlandse speelfilm gemaakt van de vrouwenkampen en dit team is zeer enthousiast over dit project! De voorzitter van de stichting is Huib Versluys: Ambarawa, Banjoe Biroe, jurist, speelt amateurtoneel; Johan Reinders Folmer: Tjideng, jongenskamp; Theo Doorman: zoon van Karel Doorman, echtgenoot van een kampkind; Nico van Dam: de jongeling in dit gezelschap; Marguerite Hamer: Ambarawa, vertrouwenspersoon van de troostmeisjes; en ik zelf, Henriette van Raalte, als schrijfster: Karees, Kedoeng Badak, Kampong Makassar. Op dinsdag 2 december hadden we de eerste bestuursvergadering. Binnenkort zal de weblog van start gaan onder de naam "De dappere moeders". Henriette van Raalte
Ook Indonesië is nog niet klaar met zijn geschiedenis NRC 26-10-2008
Terecht wijst Taufik Abdullah op de mythologisering van de geschiedenis en de oer-Nederlandse aandrift om anderen de les te lezen, in casu te wijzen op de schendingen van mensenrechten, tegenover het wegpoetsen van gewelddadig optreden van Nederlandse troepen tijdens de Indonesische vrijheidsstrijd (Opinie & Debat, 18 oktober). Het is echter betreurenswaardig dat hij zelf de mythes van de vrijheidsstrijd van het Indonesische volk in stand houdt, door niet te melden dat in diezelfde vrijheidsstrijd vreselijke dingen zijn gebeurd met de onbeschermde Nederlandse vrouwen en kinderen. Dit waren meest Indische Nederlanders, die in de Bersiaptijd buiten de Japanse interneringskampen verbleven. Van hen is gedocumenteerd, dat ten minste 3.500 zijn vermoord, terwijl het werkelijke aantal vermoedelijk veel hoger ligt. In dit aantal zijn dan ook niet begrepen de etnische Chinezen die tijdens de Bersiap omkwamen. Wie de contemporaine Indonesische geschiedenis bestudeert, komt het woord Bersiap niet
tegen. De geschiedenis van de vrijheidsstrijd is er een van heroïek. Het valt ook niet te ontkennen dat het Indonesische volk heroïsch heeft gestreden. In de strijd tegen de Engelsen in Soerabaja vielen circa 15.000 Indonesiërs. In de Indonesische geschiedenis vindt men echter niets over het in de val gelopen Goebeng-transport, waarbij op 28 oktober 1945 zo'n 120 vrouwen en kinderen vermoord werden, benevens de 60 Brits-Indische militairen, die het konvooi verdedigden. Bij de bestudering van de Indonesische bronnen over de vrijheidsstrijd heb ik maar twee auteurs gevonden die voorzichtig spijt betuigen voor wat er in de Bersiap is gebeurd. Dit zijn Kadim Prawirojirjo en Ruslan Abdulgani. Verder zwijgt iedereen. Ook Indonesië is dus nog niet klaar met zijn eigen geschiedenis. Ik hoop dat het standaardwerk van de heer Abdullah volgend jaar ook deze kant van de vrijheidsstrijd zal laten zien. H.TH. BUSSEMAKER, Heemstede
Leed Japanse kampen genegeerd’ ANP, 12 januari 2009 AMSTERDAM - De historische canon die verplichte kost is op scholen, geeft geen juist beeld van het leed dat de Japanners veroorzaakten in het voormalige Nederlands-Indië. Dat heeft historicus en voorzitter van de Stichting Verfilming Japanse Burgerkampen ‘42-45, Jan van der Dussen, zondag gezegd in Amsterdam, bij de première van de film Het jaar 2602. De neutrale beschrijving in enkele regels toont volgens hem het gebrek aan belangstelling dat er in Nederland was en is voor de verschrikkingen na de Japanse inval in 1942 tot aan de bevrijding in 1945. Dat de canon secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
Januari 2009
Nieuwsbrief no 69 pag. 8
slechts meldt dat Nederlandse vrouwen en kinderen naar kampen moesten en de mannen moesten werken voor de Japanners, gaat volgens volgens Van der Dussen voorbij aan de ‘slavenarbeid, onder meer bij de bouw van de spoorlijn in Birma’.
Het jaar 2602 Film Het was Indische Middag in Tuschinski. Première van de film Het Jaar 2602. Regisseur is Bobby's jeugdvriend André. Ik was dodelijk moe van het familie-uitje, maar ging toch mee, want ik kan niet zo goed nee zeggen. Bovendien zijn de films van André verrassend en zeer de moeite waard. En Bobby had me Indische rijsttafel in het vooruitzicht gesteld.In deze film vertellen mensen die de internering in de Jappenkampen als kind hebben meegemaakt hun verhaal. Over de hemel op aarde die Nederlands-Indië was, en toen de oorlog met de Jappen, en de vaders die weg moesten naar Birma, en de vrouwen en kinderen die jaren in de kampen hebben gezeten. Ook nadat de oorlog afgelopen was, omdat het toen niet veilig meer was. De Japanse bezetting begon in 1942, toen moest Indonesië de Japanse jaartelling aannemen. Dat was het jaar 2602. De film (plus website, plus tentoonstelling, plus een boek, plus een lespakket) is een initiatief van Stichting Verfilming Japanse Burgerkampen 1942-1945. De financiering is grotendeels afkomstig van Stichting Het Gebaar, die ervoor zorg mocht dragen dat de geschiedenis van de Indische Nederlanders bekender wordt in Nederland, omdat die zo lang doodgezwegen is. Het was heel heel heel mooi en evenwichtig gedaan. De vertellers, nu mensen op leeftijd, hadden voor de camera heel heftige ervaringen opgehaald en vertelden die mooi en rustig, maar je voelde de trauma's zinderen. Ingehouden verteld, maar ze blijven (daardoor) lang hangen. De meesten van de vertellers zaten in de zaal. Er was prosecco, maar Indische rijsttafel was er niet, alleen een dame en een heer met blad met satéstokjes. Nu wil ik naar mijn eigen Indonesische restaurant Cilubang. Lucie Theodora op zondag, januari 11, 2009
http://lucietheodora.blogspot.com/
In de voetsporen van Couperus Boek
Pasoeroean door de lens van Salzwedel Karin Peterson met bijdrage van Steven Wachlin We schrijven het jaar 1899. De resident van Pasoeroean, André Salmon, neemt afscheid op het station van Malang voor zijn vertrek naar Nederland. Hij krijgt bij die gelegenheid van vrienden en collega's een bijzonder cadeau, een dierbare herinnering aan een 'rijk Indisch leven', aangeboden: 140 foto's van de residentie die hij zo veel jaren als binnenlands bestuurder had gediend. De foto's werden hem nagestuurd en na zijn dood meer dan honderd jaar door de erven in een prachtige handgesneden doos bewaard. In het voetspoor van Louis Couperus bevat meer dan 100 foto's uit die bijzondere collectie, gemaakt door de firma Salzwedel uit Soerabaia en van commentaar voorzien door Karin Peterson. Niet alleen de steden Pasoeroean, Bangil en Malang zijn in beeld gebracht, ook portretteerde Salzwedel de mensen die de residentie Pasoeroean bevolkten: inlanders, rijke Chinezen, opiumgebruikers, militairen, arbeiders op de suiker- en koffieondernemingen en Nederlandse bestuursambtenaren.
Een heel bijzonder facet van deze fotocollectie houdt verband met de komst van Louis Couperus naar Pasoeroean. In het residentiehuis, waar Couperus logeerde bij zijn zwager, de nieuwe resident Valette, schreef hij rond 1900 zijn beroemde roman De stille kracht en voor die roman liet hij zich zeer inspireren door Pasoeroean. De manier waarop Couperus Laboewangi, 'het doodstille plaatsje van Indischbinnenlandsche sluimering' in De stille kracht beschreef, sluit in vele opzichten naadloos aan bij de foto's in dit boek. In een apart hoofstuk gaat Steven Wachlin nader in op de geschiedenis van de fotograaf Salzwedel. Karin Peterson is neerlandica en freelance-onder zoeker en publicist. - Unieke verzameling beelden van Pasoeroean, waar De Sf/7/e Kracht van Couperus zich afspeelt. - Steven Wachlin is dé expert op het gebied van histori sche fotografie uit Indië. - Karin Peterson was enige jaren voorzitter van het Louis Couperus Genootschap. mei 2009 ISBN 978 90 6832 697 0 | ca.€29,50 | ca. 196 pagina's 1140 duotoon illustraties.
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
Januari 2009
Nieuwsbrief no 69 pag. 9
INDISCHE KINDERBOEKEN.
KINDERLEVEN EN –LEZEN IN DE TROPEN Lezing Volksuniversiteit Arnhem/Museum Bronbeek, 9 november 2008 Elsbeth Locher-Scholten, Universiteit Utrecht
Het belang van kinderboeken
Kinderboeken: een prettig onderwerp voor de zondagmiddag. Je hoeft het maar te noemen en – ik neem aan dat bij U ook zo gaat – meteen springen je lievelingsboeken van vroeger voor de ogen: Lawines razen. Rossy dat krantenkind, De kinderkaravaan (An Rutgers-van der Loef) en van die heerlijke lees- en voorleesmomenten. Nu zijn het de Thea Beckmans, de Paul Biegels, de Astrid Lindgrens. Misschien hebt u thuis ook nog uw rijtje staan van de meest dierbare uit uw jeugd? Kinderboeken zijn niet alleen prettig, ontlokken een glimlach bij de herinnering; ze zijn ook van wezenlijk belang bij de opvoeding. En niet alleen om het leren lezen en leren concentreren maar ook om de inhoud. Want wat kunnen ze niet brengen: - kennis van andere landen - kennis van andere tijden: ‘the past is a fo reign counry. They do things different there’. Hoe die kennis beter te verkrijgen dan als kind over kinderen te lezen. Vgl. Thea Beckman: Kruistocht in spijkerbroek, Hartman, Jan ter Louw. Of voor een eerdere generatie: J.C.Kievit: Fulco de minstreel, Johan Fabricius: De scheepsjongen van Bontekoe. Het Indische kinderboek, het kinderboek over de koloniën verenigt voor ons nu beide aspecten: een ver land en een verleden tijd. Nu is het een bijna uitgestorven soort, toen een heel gewoon genre. Er was een tijd dat het voor Indische kinderen, voor kinderen in Indië hun werkelijkheid onder woorden bracht, voor kinderen in Nederland de tropische kolonie ver weg voor ogen toverde. U bent in dat opzicht wellicht groter ervaringsdeskundige dan ik. Voor ons, als historici, zijn deze boeken nu weer interessant om een heel andere reden, namelijk om ze te bestuderen als historische bron. Ze zijn van belang om wat ze vertellen over het dagelijks leven van die kinderen, - dat vind je niet in de archieven. Ze zijn van belang door wat ze zeggen over wat die kinderen via die boeken meekregen als hun culturele erfenis en koloniale mentaliteit, over de beelden waar zij mee groot groeiden. Ze geven kennis van wat met name hun ouders en opvoeders goed voor hen vonden om mee te geven als culturele bagage. Daarmee zeggen kinderboeken dus zowel iets over de waarden en normen van de opvoeder als over de erfenis die achterbleef in het hoofd van hun kinderen. Want laten we dat niet vergeten: kinderboeken werden en worden geschreven door volwassenen. Ze werden en worden vaak voorgelezen door volwassenen. Het waren volwassenen die – zeker vroeger – boeken ook uitzochten voor hun kinderen. En die boeken moesten stroken met hun ideaalbeelden, met wat zij hun kinderen wilden meegeven en hoe zij hun kinderen wilden opvoeden. Kinderboekschrijvers zijn
dan ook in principe geen revolutionairen: dat zou hun boeken tot onverkoopbare ‘winkeldochters’ maken en wie schrijft er nu met dat doel? Als schrijver wil je gelezen worden. Het Indische kinderboek, een overzicht. Indische kinderboeken: het zijn er vele geweest. Je vindt ze nu in de antiquariaten en tweedehands boekwinkels. Het is een markt en een rage voor sommige verzamelaars. In de bibliografie die Dorothee Buur in 1992 in Leiden publiceerde, worden er bijna 1250 genoemd en beschreven (zie literatuurlijst achterin). Buur heeft ze chronologisch geordend. Het eerste Indische kinderboek stamt uit 1825, haar laatste uit 1991. Nadien zijn er zeker nog meer verschenen. Lang niet alle verhalen spelen zich af in NederlandsIndië/Indonesië. Meestal begin een verhaal in Indië om na een aantal hoofdstukken in Nederland te eindigen, of andersom. Of het gaat om boeken in Nederland, waarin mensen uit Indië voorkomen. Aan de titel kun je het Indische vaak ook niet afzien, toch er is altijd meer dan een flard Indië in te ontdekken. Indië: intermezzo Indië: moet ik daar hier in deze omgeving nog iets over zeggen? Centrum van de VOC, daarna na een tussenfase onder beheer van het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden gekomen. Het land van het Cultuurstelsel en het Batig Slot, waar Multatuli, een schrijver voor volwassenen, tegen geprotesteerd had. Indië: het gebied, meer dan 50 keer Nederland, dat rond 1900 geheel onder Nederlands gezag kwam en waar een zogenaamde Ethische politiek van ontwikkeling van land en volk naar westers model en Nederlandse leiding werd ontwikkeld die de kolonie nauwer aan Nederland moest binden. Indië, ‘de gordel van smaragd’, het kroonjuweel van Wilhelmina, nooit door haar bezocht, waar al in de Eerste Wereldoorlog van gezegd werd: ‘Indië verloren, rampspoed geboren’. Dat laatste viel na de opkomst van het nationalisme, de bezetting door Japan, de Indonesische onafhankelijkheidverklaring, revolutie en soevereiniteitsoverdracht zeer mee. Dankzij Marshallhulp en een beginnend Europa begon het Hollandse economische wonder. Indië tenslotte, waar Europeanen (Nederlanders en andere nationaliteiten, inclusief Japanners), maar een minieme minderheid vormden, minder dan een half procent op een bevolking van 60 tot 70 miljoen Indonesiërs. Een minderheid van 300.000 die met de tropen op hun netvlies en Indische kinderboeken in hun hoofd naar het onbekende moederland zouden terugkeren. Kinderboeken, eerst kort iets over hun geschiedenis. Ze bestonden er in het begin van de negentiende eeuw nauwelijks, niet in Nederland, nog minder in In-
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
dië. Er waren alleen nog maar schoolboekjes, en sprookjes, gedichten en versjes waarin de nadruk lag op godsdienst en moraal. En op geschiedenis, omdat dat zo prachtig paste in het groeiend nationaal besef. De eerste Indische kinderboeken zijn dan ook historische verhalen: zeereizen, heldendaden rond schipbreuk en zeerovers. Het eerste stamt uit 1825 en is van J.A. Oostkamp: De merkwaardigste Nederlandsche zeereizen sedert den jare 1594. Voor de vaderlandsche jeugd. U zult voor die titel niet voor naar de winkel rennen. Een tweede genre in Indië werden de gedichtjes van de onderwijzer Johannes van Soest, de ‘Indische Hieronymus van Alphen’. Hij dichtte bijvoorbeeld in 1846 voor kinderen het gedicht De Hollandsche Vlag: Lieve Vlag! Zoo schoon, zoo waard! O, waai nog lang in Oostinje! Waai er altijd, want ik min je Als de liefste vlag op aard. Nadien worden er schoolleesboekjes geschreven. Het bekendste voorbeeld daarvan is de klassieker Ot en Sien, van Jan Ligthart en H. Scheepstra. Ze werden bewerkt door onderwijzer A.F.Ph. Mann uit Pati, en geïllustreerd door C. Jetses, later Frits van Bemmel (eerste druk 1911, 14 herdrukken, de laatste in 1978) . Illustrator van de Indische versie Jetses was nooit in Indië was geweest (te duur volgens de uitgever). Hij tekende van foto’s en zag een tentoonstelling en bewerker Mann was tevreden. In de twintigste eeuw, met de groei van de Europese bevolkingsgroep en de uitbreiding van het onderwijs, bloeit ook het Indische kinderboek op. Een geletterd publiek is namelijk wel een voorwaarde voor kinderboeken. Van de 1250 boeken in Buur, zijn er 180 van voor 1900; de rest - en dat is 85 procent – stamt van daarna. Dat twintigste-eeuwse deel staat vanaf nu hier ook centraal. Koloniale boeken Het waren koloniale boeken, gedomineerd door Nederland en Nederlanders in Indië. We zien dat terug in de schrijvers, in de uitgevers en in de thema’s en in het publiek dat deze boeken las. 1. De schrijvers waren meestal uit Nederland afkomstig, de zogenaamde totoks. Allereerst in het begin van de negentiende eeuw de onderwijzers. Vanaf 1880 ook vrouwen: gouvernantes, onderwijzeressen en huisvrouwen, en de (manlijke) zendelingen, en dan waaiert in de twintigste eeuw het palet uit. De meest bekende auteurs, een selectie. Behalve Marie van Zeggelen (De gouden kris, Het zeeroversjongetje, De schat van de arme jongen, Din en Aroe naar het land van beschaving), - Johan Fabricius - Diet Kramer - Ems van Soest. Indonesiërs zul je er niet onder vinden, met één uitzondering die ik tot slot behandel. 2. De uitgevers waren eveneens vooral in Nederland te vinden. Enkele namen: Callenbach, Scheltema en Holkema, Van Holkema en Warendorf, Becht, Kluitman, nu allemaal verdwenen of opgegaan in andere uitgeverijen. Dat Nederland en NI een economische en culturele eenheid vormden – het is tegenwoordig
Januari 2009
Nieuwsbrief no 69 pag. 10
vergeten -, blijkt uit het feit dat de meeste boeken in Nederland werden uitgegeven. Tussen 1900 en 1942 werd maar 4 procent van de kinderboeken van Buur in NI gepubliceerd. Het was een Nederlandse onderneming voor een Nederlandse en Indische markt. 3. De thema’s Ook die waren koloniaal: de koloniale geschiedenis, VOC (Fabricius)– Atjehoorlog, nauwelijks eigentijdse politiek zoals nationalisme – in welk kinderboek wel? Maar wel Tweede Wereldoorlog, Revolutie, terugkeer in Nederland, Molukkers en Nieuw-Guinea. Rond 1900 start de stroom verhalen over Hollandse en Indo-Europese kinderen die voor opleiding naar Nederland worden gestuurd. – J.B. Schuil, De Katjangs en Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen. De boeken gaan over Hollanders of Hollandse kinderen in de tropen, in Indië. Met andere woorden alle onderwerpen uit de koloniaal-Indische geschiedenis zijn in de Indische kinderliteratuur terug te vinden. Zij het met mate gedoseerd en gematigd gedoceerd. Het kolonialisme zelf wordt zelden kritisch geanalyseerd. Hoe dichterbij en hoe moderner hoe minder. De visie op Indonesië en Indonesiërs is zeer beperkt. Java is vooral aanwezig in lyrische beschrijvingen van de prachtige natuur of van heerlijke vakanties in de bergen. De Indonesische cultuur en levenswijze vormden het min of meer zichtbare decor; zij leverden het behang van de virtuele kinderkamer in de hoofden van de kinderlezers. De Indonesische cultuur als hoofdthema was alleen in sprookjesboeken te vinden. Indonesische kinderen spelen een rol als hoofdpersoon in boeken van zendelingen (de jaarlijkse uitdeling van boekjes van de zondagschool bij Kerstmis) en progressieve schrijvers (Marie van Zeggelen). De islam is bijna taboe. De haji die naar Mekka is geweest wordt beschreven als de onbetrouwbare, vaak vieze en gevaarlijke Javaan. En daarin wijken kinderboeken nauwelijks af van de dominante koloniale cultuur van vóór de dekolonisatie. 4. Het publiek. Het is interessant om te zien dat deze boeken niet alleen geschreven zijn voor kinderen in Indië die het Nederlands machtig waren. Maar juist voor kinderen in Nederland om hen te informeren over NI. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de verklarende woordenlijstjes met termen als djongos, djait, adoeh, kassian, termen die elk kind in Indië kende. Het blijkt ook uit het uitleggende karakter van boeken. De illustraties, bijvoorbeeld de plattegrond van een huis of foto’s van de Indische natuur. En dat is ook logisch: in Indië woonden in 1930 210.000 Nederlanders, waarvan 70 procent in Indië was geboren. Dat is iets meer dan de inwoners van Arnhem nu (145.000), Nijmegen (160.000) en iets minder dan Utrecht (300.000). De publieksgroep in Indië betrof dus de kinderen van één Nederlandse stad: de blanke kinderen en de verhoudingsgewijs kleine Indonesische elite die Nederlands las. In NI beheersten in 1930 niet meer dan 400.000 mensen uit alle bevolkingsgroepen, dus Europeanen, Vreemde Oosterlingen en Indonesiërs samen, het Neder-
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
lands. Kortom, je moest het als auteur en uitgever van Indische kinderboeken wel hebben van de Nederlandse markt. Een voorbeeld van het verklaren voor Nederlandse kinderen biedt M.C. van Zeggelen, Din en Aroe naar het land van beschaving. Het is het verhaal van twee Boeginezen, een wat weke prins Aroe en een intelligente bediende Din, die via Lombok en Bali met een Nederlandse controleur naar Java, ‘het land van beschaving’, reizen. Daar ontmoeten ze het moderne leven: ze staan versteld van de wonderen van auto, bios en trein, maar ook van Javaanse tradities, de hoven van Vorstenlanden, de batik en wajang. Ook dat is beschaving .Het boek is een soort geïllustreerde en uitvoerige reisgids. Marie van Zeggelen hoort ongetwijfeld tot de belangrijkste schrijfsters. Ze woonde tussen 1906 en 1916 met haar man, die KNIL-officier was en civiel gezaghebber werd in een dorp in Zuid-Celebes, tegenover de datoe (vorstin) van Soppeng en leerde de Boeginese wereld daar heel goed kennen. Het is haar verdienste dat ze over de inheemse wereld schreef vanuit inheemse hoofdpersonen. Haar boeken vertolkten het ethisch gedachtegoed. En daarin wordt ze meer en meer een uitzondering in de reeks auteurs. In Aroe en Din verheelt ze ook het militaire optreden van Nederland op Lombok van 1894 niet, en ze beschrijft de eerste nationalistische verenigingen, Boedi Oetomo en de Sarekat Islam. En getrouw de Nederlandse visie wordt Boedi Oetomo gewaardeerd, de Sarekat Islam gewantrouwd. Ze sluit daarmee naadloos aan op de progressief Nederlandse elementen van de ethische politiek. Boedi Oetomo, adellijk en Javaans, werd verwelkomd, de Sarekat Islam werd als alles wat islamitisch was met argwaan bekeken. In de jaren dertig van de vorige eeuw werd Van Zeggelen nog zeer bewonderd (‘de allerbeste lectuur over Indië’) om ‘de prachtige taal, de suggestieve wijze van vertellen en de bijna ongelooflijke mate waarin de schrijfster zich tijdens een betrekkelijk kort verblijf op Celebes heeft weten in te leven.’ [1] Maar dat was de smaak van een volwassenen. In diezelfde tijd kwam zij al niet meer voor op een enquête onder 12-15 jarigen over het beste kinderboek (Wel Schuil, wel De scheepsjongens en wel Ems van Soest met verhalen over het kantoormensen dat uiteindelijk het geluk vindt) Het leven in Indië Wat zeggen de kinderboeken over het leven in Indië? Meisjesboeken behandelen gewoonlijk het dagelijks leven dichtbij huis en vormen daarmee een goede bron. Niet dat meisjes overigens alleen maar meisjesboeken lazen; die namen in de jaren dertig ook Schuil en Viruly over het vliegen, een hoogst populair thema in kinderboeken, tot zich. Wat was een ‘goed boek’ in die tijd, de koloniale periode? Ik citeer een Indisch overheidsrapport uit 1920: ‘Indien het effect is een ontwaken, versterken en troosten, indien het boek in uw geweten heeft getast, indien het u verzoend heeft met uw werk, uw plich-
Januari 2009
Nieuwsbrief no 69 pag. 11
ten, uw omgeving, met de natuur, met de menschen (…) dan laast u een goed boek. Was daarentegen de nawerking ternederdrukkend, verslappend, heeft het boek u de wereld reedeloozer doen vinden, dan hebt ge een slecht boek gelezen. Een goed boek (…) wekt op tot liefderijk denken en edel doen; een slecht boek drukt neer tot twijfel.’ Kinderboeken maakten deel uit van het beschavingsoffensief; zij waren ethisch geladen, en vertolkten een morele visie op goed en kwaad; geen twijfel zaaien, een positief levensbeeld. Of om een ander te citeren: ‘Een beter mensch’ worden, dat was het werk van een goed boek (C. van Vollenhoven bij De gouden kris). Het ‘goede’ vooroorlogs kinderboek hoorde van een degelijk morele boodschap voorzien te zijn, aan te zetten tot ‘liefderijk denken en edel doen’. Meisjesboeken voldeden in het algemeen aan deze norm. Familie Ik analyseerde ze een aantal jaren geleden op de belangrijkste thema’s, het familieleven, de omgang met bedienden, het koloniale systeem. En ga daar nu graag dieper op in. Voor onderzoek naar de koloniale mentaliteit van en in het dagelijks leven zijn deze boeken, ik zei het al, namelijk een waardevolle bron. Als goede boeken stimuleren ze goed doen, het kleine heldendom van de zelfoverwinning. Daar gaan ze over. Ze beschrijven verzoening met het leven: het heetgebakerde driftkopje aanvaardt haar bestemming en ontwikkelt zich tot vrouw en moeder. Er zijn veel boeken met een stereotype verhaalstructuur: de dood van de moeder of een ander familielid is een kernmoment (De Canneheuveltjes, Aan den Oedjoeng, Een moeilijk jaar voor de Van Heerdentjes) en geeft de mogelijkheid tot verandering en wat we nu persoonlijke groei zouden noemen. Het moet een veel voorkomend verschijnsel zijn geweest in de tropen, als je deze boeken moet geloven. Het was literair natuurlijk een dramatisch hoogtepunt dat zich uitstekend leende voor de omwenteling die een boek spanning kon geven, een literaire troop. Het thema dood gaf een verhaal emotionele diepte en de heldin de kans om na het verdriet het leven te aanvaarden en sterk en volwassen de toekomst tegemoet te treden. En de werkelijkheid? Met name bij de Spaanse griep van 1918 zijn er gevallen van bekend die in het Bataviaase ambtenaarsleven diep hebben ingesneden. Moeders waren ook belangrijk in deze boeken. Zoals men van kinderboeken in de jaren tussen de twee wereldoorlogen kan verwachten, worden de familieverhoudingen zeer traditioneel getekend, De moeder is huisvrouw en emotioneel centrum van de familie. De ouder-kind verhoudingen zijn warm en respectvol, de ouderlijke verhoudingen zijn vriendschappelijk. Dat er in Indië op groter schaal gescheiden werd dan in Nederland, vinden we in de kinderboeken niet terug. En hoewel sommige hoofdpersonen verlangen naar een carrière – hoe later, hoe meer dit thema voorkomt – toch eindigen de verhalen meestal voor hen met ‘die mooiste rol voor een vrouw, die van echtgenote en moeder’.
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
Rasrelaties en discriminatie Het is natuurlijk interessant om te zien hoe deze koloniale kinderboeken de rasrelaties, kenmerkend voor de koloniale verhouding, beschrijven. Dat is ambivalent. De meeste meisjesboeken gaan over geheel blanke families, de zogenaamde totokfamilies. Openlijke discriminatie wordt afgekeurd, maar Indonesische kinderen zijn daar zelden de slachtoffers van, wel Indo-Europese kinderen. Twee voorbeelden: 1. Dona Alve (Marie van Zeggelen, 1928): Hoofdpersoon is een 17-jarig meisje geboren op een koffieland in Oost-Java, met een totok vader en een Javaanse moeder. Ze mag er niet blijven. Voor haar opvoeding wordt ze naar Batavia gestuurd, naar het gezin van haar blanke oom. Ze voorziet het ergste: ‘Zij zijn blank en ik ben bruin – Ik ben bang dat het niet gaan zal. Ik ben bang, dat tjotjokt niet.’ En inderdaad: haar witte tante heeft moeite met de donkere Alve en laat dat duidelijk merken. Gelukkig heeft haar jongere nichtje daar geen enkele moeite mee; die bewondert Dona Alve die zo mooi danst en zo goed kan zingen. De situatie escaleert wanneer Dona geneeskrachtige kruiden – de kennis heeft ze van haar moeder – onder het kussen van haar zieke nichtje legt. Dan barst de tante los: ‘inlandse smeerboek (…) Nooit komen er in mijn huis inlandsche medicijnen. Je moeder is een inlandsche vrouw (…) meer niet, daar zou ik nooit iets van aannemen (…) Jullie zijn valsch – vol leugens (…) nu weet je ‘t’’ Die uitbarsting is het keerpunt. Dona loopt weg in de donkere nacht en wordt bij toeval aangereden door haar oudste nichtje en dat verandert alles. Dona ligt in coma; haar moeder komt over. Iedereen heeft ter plekke spijt, de familieverhoudingen zijn gered. Haar tante is nu heel bezorgd en beseft al haar vooroordelen. Gelukkig wordt Dona Alve beter en dan mag ze van de vermogende oom en tante in Europa om een zangopleiding te krijgen. Maar het loopt anders. Dona Alve geeft prachtige concerten maar geeft haar veelbelovende carrière op; de angst voor de wereld is te groot. Ze keert terug naar Oost-Java om daarte trouwen met haar blanke jeugdliefde van de koffietuinen. 2. Een tweede voorbeeld: in Sinjo-Juul (S. Franke, 1939) gaat het om een Indo-Europese jongen die door zijn Indo-tante bij zijn Indonesische moeder vandaan wordt gehaald als zijn Nederlandse vader is gestorven. Zijn moeder komt later ook, maar als Indonesische wordt zij niet in huis geduld; ze woont in de bediendevertrekken achter het huis. Sino-Juul gaat naar Nederland om ingenieur te worden. Met zijn titel keert hij naar Indië terug en zweert dan de plechtige eed dat zijn moeder nooit meer in de bijgebouwen zal wonen. Indonesiërs in meisjesboeken En Indonesiërs? In de meisjesboeken, die gaan over huis en haard, of liever gezegd huis en erf, zijn dat de bedienden. Voor sommige vrouwen waren zij zelfs de enige Indonesiërs die zij zagen. Twee voorbeelden: 1. Een hit, in ieder geval zeer populair als kinder-
Januari 2009
Nieuwsbrief no 69 pag. 12
boek, was de serie De Canneheuveltjes (Marie Ovink-Soer, de vrouw van een bestuursambtenaar in Japara, en een van de vrouwen die Kartini de weg wees). De serie is van 1912, maar wordt tussen de twee wereldoorlogen eindeloos herdrukt. Hierin zijn de bedienden de vrienden van de kinderen. Baboe Tjidem neemt hen mee naar haar moeder in de desa, waar de jongste droomt dat hij later buffelhoeder wordt. Deze baboe is het die datzelfde kind redt in een aardbeving, waarbij de moeder omkomt. Gelukkig is er na een aantal te strenge verpleegsters en een veel te toegefelijke IndoEuropese ‘tante’, een tweede (blanke) moeder die orde, regelmaat en liefde in huis brengt. Ik citeer: Zij heerste niet, maar leidde en adviseerde, deed wonderen met een zacht, toepasselijk gesproken woord, zowel in haar contact met de gezinsleden als met de bedienden.’ Ook zij heeft vriendschappelijke relaties met het personeel bijvoorbeeld met de jahit (naaister). Als twee van de kinderen verdwalen tijdens een fantastische vakantie in de bergen (bekend thema) dan is een oude Javaanse desavrouw die hen opvangt troost en terugbrengt (in welke taal zij met elkaar communiceren wordt niet duidelijk). Ovink-Soer past net als Van Zeggelen in de ethische traditie. Het kwaad zit bij haar in de onbetrouwbare Chinezen, dat zijn de onbetrouwbare slechteriken. Vriendschap met de bedienden/bedienden als deel van het gezin, de familieretoriek: je ziet datzelfde thema terug in Dona Alve. Maar er zijn ook andere beelden, van bedienden als kinderen, die aan de teugel gehouden moeten worden en niet betrouwbaar zij of hun eigen betrouwbaarheid hebben. 2. ander voorbeeld. Ams houdt van Indië (M.J. van Marle-Hubregtse apothekeres; uitgegeven in 1941 op het moment dat Indië nog buiten de oorlog staat en een laatste reden biedt voor nationale trots). Het is een heel informatief verhaal over een totokgezin in Semarang, vader in zaken, moeder thuis, Ams als vijftienjarige oudste van vier kinderen, trouwe bedienden; een boek over gezelligheid en familieleven. Veel koloniale thema’s komen terug en het boek kan op vele lagen gelezen kan worden. Er is het probleem van de omgang met de bedienden. Mag de jongste wel Maleis leren van de bedienden? Wordt ze niet verwend door de baboe? De moeder bekent Ams dat ze daar in het begin wel bang voor was. Daarom wilde ze zelfs geen baboe toen Ams werd geboren. Citaat ‘Zoals ik mezelf beloofd had: geen baboe kwam aan je (…) Ik had nog alijd zo’n afkeer van die Inlanders en alleen het idee dat er een jouw lieve rose velletje met die bruine handen zou aanraken, bracht me in opstand.’ Pas toen ze een tweede verwachtte en erg ziek werd ging ze overstag. Twee bedienden, nog steeds bij de familie, kwamen, brachten het huis op orde, stuurden de stelende chauffeur weg en deelden in voor- en tegenspoed, ziekte en tegenslag. ‘En sindsdien deden Baboe Roes
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
en ik het samen.’ En nu kan de moeder dus aan het eind van de dialoog zeggen ‘wat een onzin, hè Ams. Relaties met de bedienden lijken dus heel harmonieus, maar je kunt de verhalen ook op een andere manier lezen. Dramatische kernpunten in het verhaal draaien om bedienden en andere Indonesiërs. Zij maken de fouten: de chauffeur vergeet de handrem van de auto aan te zetten en als de peuter en de baboe in de auto spelen, begint die van de heuvel te rijden. Het is de tweede zoon die resoluut op de brede treeplank springt en aan het stuur draait. Zo niet dan waren ze naar beneden gestort. – Als de moeder ziek wordt worden de bedienden onrustig en ongehoorzaam;de tuinjongen probeert in te breken, wat Ams voorkomt. Heldendom dus aan blanke zijde/miskleunen bij bruin. – bovendien bekennen de ouders herhaaldelijk: ‘het zijn zulke andere mensen dan wij’ en ‘het zijn toch moeilijke mensen, die Inlanders’ En Indonesiërs buiten het gezin? Als Ams en Wim tijdens een heerlijke vakantie in de bergen een tocht maken, vinden ze een Javaanse jongen die gevallen is en buiten kennis. Het is Soedarso, uit Ams klas, die ze eigenlijk nauwelijks kent. Ze ontmoeten ook zijn oom, wedono, Javaanse ambtenaar, die dankbaar op bezoek komt. En Ams’ moeder bekent: ‘Het is voor het eerst sinds ik in Indië ben (meer dan 15 jaar) dat ik een dergelijken Javaan ontmoet. Behalve met onze bedienden hebben we geen contact met Javaanse families’. En dan volgt een paar bladzijden later een tekenende episode. Ams, Wim en de geheel genezen Soedarso maken een laatste tocht. Soedarso beseft dat hij zijn leven aan Ams te danken heeft. Als Wim als bioloog in de dop naar een vogelnest op zoek is, blijven Ams en Soedarso samen even wachten en dan ontspint zich de volgende dialoog: ‘We hebben toch maar een fijn land,’ zei Ams tevreden.’ ‘Maar dit is jouw land toch niet,’ zei Soedarso rustig. ‘Is dit mijn land niet?’ zei Ams verontwaardigd. ‘Holland is toch jouw land’ en Soedarso keek, wat verlegen over de uitwerking van zijn woorden, Ams aan. ‘Holland, ‘zei Ams, ‘Holland is het land van Vader en Moeder, die zijn daar thuis. Maar ik niet, ik hoor hier.’ In haar opwinding stond Ams op en strekte aar armen uit. ‘Hier hoor ik,’herhaalde ze, ‘ik ben toch hier geboren. Ik houd toch van de bergen en van de mensen hier!’ Soedarso keek naar Ams, zoals ze daar stond op de bergtop en hij voelde een diepe genegenheid voor dit blonde meisje van een ander ras, dat hem zo eenvoudig als kameraad had aanvaard en nu ook zijn land tot het hare maakte. Dit speelt aan het eind van het verhaal. Kan het harmonieuzer? Het geeft iets aan van de diepe connectie van een in Indië geboren kind met haar geboortegrond. En hij, de Javaan, voelt ‘diepe genegenheid’ voor het meisje dat hem gered heeft en zijn land ‘tot het hare’ maakt. Het klinkt zo onschuldig. En tegelij-
Januari 2009
Nieuwsbrief no 69 pag. 13
kertijd is het een paternalistische en diep-koloniale visie, zij het op een heel aardige manier verwoord: de blanke redt, en neemt in bezit. Ams kan zichzelf niet wegdenken uit Indië: Europeanen, Nederlanders, totoks en Indo-Europeanen konden zichzelf niet wegdenken uit de kolonie. Een meisjesboek van een Indonesische En Indonesische kinderboeken? Wat schreef Soedarso over ditzelfde onderwerp? We weten het niet. Er is er een, van een vrouwelijke auteur. Arti Poerbani, Widjawati. Het Javaanse meisje, geschreven voor 1941, in 1948 – tekenend moment – uitgegeven in Nederland. Het Kantoor voor de Volkslectuur gaf in het interbellum kinderboeken uit in het Indonesisch: wajangverhalen, volksvertellingen en vertaalde Europese kinderboeken, geen Indonesische. Arti Poerbani is het pseudoniem van Partini (1902-2000), dochter van Mangkoenegoro VII, getrouwd met dr. Hoesein Djajdiningrat, als eerste Indonesiër hoogleraar Rechtshogeschool en lid van de Raad van Indië. Sterk autobiografisch. Speelt in de Vorstenlanden, temidden van gearrangeerde huwelijken en polygamie. Widjawati ontkomt aan de druk door een opleiding tot onderwijzeres te volgen. Ze biedt via een zelfmoordpoging effectief weerstand tegen de eerste georganiseerde huwelijkskandidaat. Dan wordt ze verpleegster. Haar jeugdliefde Rawinto trouwt gearrangeerd met een ander. Maar gelukkig voor de plot sterft de vrouw in het kraambed zodat Rawinto toch haar held blijft en haar echtgenoot wordt. Widjawati bevindt zich dan als kinderverzorgster (het woord baboe klinkt niet) op de boot naar Nederland, maar dat zal maar een tijdelijk verblijf worden. Hier geen lyrische natuurbeschrijvingen of heerlijke vakanties (de tijd van de bediendenrol voor de vele stiefbroertjes en –zusjes), wel het huwelijksideaal, maar ook opleiding en emancipatie na westers onderwijs. Associatie is ook hier het hoogste doel, synthese van oost en west. Het kolonialisme staat niet ter discussie; er is ook geen hoofdrol voor Nederlanders. Conflicten betreffen de Javaanse verhoudingen, ook met bedienden die behalve in harmonische relaties ook geschopt en in het water geduwd kunnen worden. Maar nogmaals dit boek is uniek. Conclusie In de kinder/meisjesboeken overheerst het tempo doeloe van harmonie tussen rassen, een bewonderde natuur, heerlijke vakanties en een vanzelfsprekend kolonialisme. Uit onderzoek naar herinneringen in het algemeen is bekend dat de jeugd bijna altijd als een mooie periode achterblijft: een tijd waarin de zon altijd scheen, althans vaker dan nu, de mensen aardig waren, het tempo lager lag, de wereld leger was. Dat geldt eens te meer voor de generatie uit Indië. Het beeld uit de kinderboeken verklaart het heimwee naar het Indië van toen onder de nu bijna oudste generatie, een generatie die door oorlog, revolutie en terugkeer uit dit paradijs werd getild en als volwassenen in een koudere wereld, letterlijk en figuurlijk, haar weg moest vinden. Ik wens u veel (Indische) kinderboekherinnering - en
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË daarbij de nodige kritische reflectie op de politieke voorwaarden voor die herinnering. Literatuur G.C. Brantas, ‘”Het staat er allemaal in”. Indische jeugdboeken vertellen over de Indische samenleving’, in: Reggie Baay en Peter van Zonneveld eds, Indisch-Nederlandse literatuur. Dertien bijdragen voor Rob Nieuwenhuijs (Utrecht: Hes, 1988) 278305. Dorothée Buur, Indische jeugdliteratuur. Geannoteerde bibliografie van jeugdboeken over Nederlands-Indië en Indonesië (Leiden: KITLV Uitgeverij,
Oluf Friehling Munck, door Aase Munck 'Dit portret geeft mijn vader precies weer zoals hij was. Het is een betere gelijkenis dan welke foto ook. De tekening is gemaakt in 1942 door William Halewijn. Hij was toen pas dertien of veertien jaar. Is dat niet ongelooflijk? Mijn vader was toen 56 jaar oud. Ik ben enorm gehecht aan dit portret, het is het enige dat we hebben overgehouden aan onze tijd in Indië. Toen we geïnterneerd werden, hebben we alles moeten achterlaten. Een van de bedienden, die wist hoezeer mijn moeder aan het portret gehecht was, heeft het zonder dat wij het wisten in bewaring genomen. In 1947, toen we terug in Nederland waren, kregen we een bamboekoker toegezonden door het Rode Kruis. Daarin zat keurig opgerold het portret van mijn vader. Mijn vader werd geboren in Kopenhagen in 1886. Hij wilde eigenlijk altijd maar één ding: arts worden. Het was in die tijd gebruikelijk dat een arts ook naar de tropen ging om ervaring op te doen. Meestal was dat Indonesië. Vader werd in 1920 uitgezonden en werkte onder andere op Borneo en Celebes. Daar ging hij op zijn dwergpaardje, beladen met kisten vol medicijnen, instrumenten en een opvouwbare operatietafel, langs de kampongs. Hij stond bekend als de 'rode dokter' vanwege zijn rode krullen. In 1928 kwam hij aan op Java en daar heeft hij mijn moeder ontmoet. We woonden in Batavia, in een zijstraat van het Koningsplein. Later zijn we verhuisd naar Buitenzorg. Vader had zijn kliniek tegenover het station. Ik herinner me nog heel goed dat ik vaak ging spelen in de Plantentuin. Thuis spraken we Deens en vader las me iedere avond voor uit de sprookjes van Andersen. Denemarken is nog altijd mijn tweede vaderland. Toen kwam de oorlog. Ik herinner me het moment van mijn vaders arrestatie, 's Morgens vroeg sloegen de honden aan - we hadden twee grote doggen. Een Japanse officier en enkele soldaten stonden voor het erf. We moesten eerst de honden aanlijnen, toen kwamen ze pas het erf op. De officier wilde op de voorgalerij mijn vader handboeien omdoen. Ik heb hem gebeten, maar werd buiten westen geslagen.
Januari 2009
Nieuwsbrief no 69 pag. 14
1992). Elsbeth Locher-Scholten, ‘Bruine handen. Kolonialisme in Indische meisjesboeken’, Lover. Literatuuroverzicht over feminisme en wetenschap, 1994/3, 5260. Elsbeth Locher-Scholten, Women and the colonial state. Essays on gender and modernity in the Netherlands Indies 1900-1942 (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2000) 85-119. Marco Zanen, Een roeping in Indië. Het echtpaar Kooij van Zeggelen in Zuid-Celebes, 1905-1907 (Den Haag: Museon, 1989). Toen ik bijkwam, was mijn vader weg. Ik heb hem daarna nog één keer gezien. Hij reed voorbij in een auto. Op de achterbank, tussen twee Japanners. Hij heeft me denk ik niet gezien. Vader was alles voor me. Hij was een fantastisch mens. Altijd opgewekt en zelfs in de gevangenis troostte en hielp hij de anderen. Vader is ontzettend gemarteld. Van die grote, sterke Viking bleef niets over. Ik heb later iemand ontmoet die hem in de gevangenis heeft gezien. Hij heeft me alles verteld. Toen ik hem zei dat ik liever een minder moedige vader had gehad, want dan was hij nog bij me, antwoordde hij resoluut: "Dat mag je nooit zeggen." Met mijn moeder werd ik geïnterneerd in het Adekkamp in Batavia. Op 31 augustus 1945 haalde de Deense consul ons eruit. Hij vertelde dat mijn vader tewerk was gesteld in Japan. Twee weken later kwam de consul opnieuw langs - dit keer in een donker kostuum! Pas toen hoorden we dat mijn vader was geëxecuteerd. Dat is gebeurd op 23 juli 1943. Hij rust nu in een verzamelgraf op het Nederlandse ereveld Antjol dat door de Oorlogs-gravenstichting ongelooflijk goed wordt onderhouden. Ik ben twee keer teruggegaan naar Indonesië. Naar het graf van mijn vader en naar de plekken van mijn jeugd. Het voelt als thuiskomen. Ons oude huis in Buitenzorg staat er nog steeds, het is nu een bankgebouw. Maar ik ben niet naar binnengegaan, want ik wil me het huis blijven herinneren zoals het was.' Aase Munck (Batavia, 1932) is de dochter van de Deense arts OLuf Friehling Munck. Haarvader smokkelde medicijnen voor het verzet en werd daarvoor in 1943 geëxecuteerd. Munck vertelt over haar herinneringen in het boek Verhalen in documenten. In het Nationaal Archief Magazine alvast een voorpublicatie.
(Vervolg van pag 6, Hella Haasse) Impliciet is de ode van Patricia de Groot aan de belangrijkste Nederlandse vrouwelijke schrijfster van na de Tweede Wereldoorlog een pleidooi om het werk van Haasse te (her)lezen. 'Ik besta in wat ik schrijf’: beter had het niet kunnen worden geformuleerd. Alleen via de literatuur geeft Haasse zich bloot. Ik besta in wat ik schrijf -Hella S. Haasse in beeld'. Samenstelling Patricia de Groot. 137 blz., € 19,95, Querido.
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Wommels)