WMO-WERKPLAATS TWENTE n ie u we
we r k vo r me n
vo o r
zo rg
e n
we l z i j n
Editie 4 juni 2011
Dit is de vierde nieuwsbrief over het programma ‘Wmo-werkplaats Netwerkregie Twente’. De nieuwsbrieven geven informatie over de betrokken organisaties en vorderingen van het project. In deze nieuwsbrief leest u meer over de actuele stand van zaken van de vijf projecten en in de rubriek ‘uitgelicht’ staat een kort verslag van het seminar ‘Wmo-werkplaatsen Twente’, dat begin dit jaar werd gehouden. Wij wensen alle betrokkenen bij het programma ‘Wmo-werkplaats Netwerkregie Twente’ veel plezier toe bij het afronden van de projecten en alvast een goede vakantie. De volgende nieuwsbrief verschijnt in oktober 2011.
De jongste ontwikkelingen Er is sinds de laatste nieuwsbrief (van afgelopen december) veel gebeurd in de vijf projecten van ‘Wmo-werkplaats Netwerkregie Twente’. Alle vijf projecten zijn inmiddels flink op stoom gekomen en in sommige projecten worden de activiteiten langzamerhand afgerond, waarna de evaluatie plaatsvindt met daaraan gekoppeld de eerste resultaten en aanbevelingen. Hieronder leest u in het kort wat de belangrijkste bevindingen zijn van de afgelopen vier maanden.
Project 1: Samenwerken met vrijwilligers De invoering van de Wmo heeft grote invloed op vrijwilligerswerk. De wet biedt kansen, maar er is ook meer (professionele) aandacht nodig voor de positie en de kwaliteit van vrijwilligers en vrijwilligerswerk. Met de komst van de Wmo is er voor vrijwilligers een meer centrale plek in zorg en welzijn. Van professionals wordt verwacht dat ze meer met vrijwilligers samenwerken en het werken met vrijwilligers als een vanzelfsprekendheid gaan beschouwen. Als slotonderdeel van project 1 is een pilot van de cursus ‘Samenwerken met vrijwilligers’ georganiseerd. Deelnemers aan deze cursus maakten kennis met en oefenden hun nieuwe rol in het samenwerken met vrijwilligers en het vormgeven aan vrijwilligersmanagement. Vanuit de betrokken partners binnen de Wmo-werkplaats hebben beroepskrachten van Carint, de Posten, Donna Jonge Moeder Centrum, Stichting Welzijn Ouderen Hengelo en Alifa de pilot gevolgd. In de cursus was aandacht voor de veranderende motieven van mensen om vrijwilligerswerk te doen, de achterliggende gedachten van de Wmo en de rol voor vrijwilligers en beroepskrachten in de samenwerking. Ook het belang van het gebruik maken van een sociale kaart van vrijwilligersorganisaties kwam aan de orde. Tot slot werd ingegaan op de vormen van begeleiding van vrijwilligers en de mogelijkheden die een servicepunt vrijwilligerswerk kan bieden.
1
Uit de pilot kan geconcludeerd worden dat het proces van ‘kanteling’ maar langzaam onderdeel van het denken van professionals wordt: de noodzakelijke omslag in denken is bij veel hulp- en dienstverleners nog onvoldoende aanwezig. Hierdoor wordt de noodzaak tot het inzetten van (meer) vrijwilligers ook niet voldoende erkend. Nog te vaak ligt de focus bij een probleem op het verstrekkingenboek en de bestaande voorzieningen. De pilot is heel nuttig geweest. De achtergrond van de deelnemers was enorm divers waardoor er veel feedback en aandachtspunten voor verbetering zijn ontvangen. De hulp- en dienstverleners gaven bijvoorbeeld aan dat er in de cursus meer aandacht moet worden besteed aan de Wmo zelf: hoe gaat de gemeente het geld feitelijk verdelen en welke consequenties heeft de Wmo? Ook lijkt het goed om duidelijker te zijn over het gegeven dat er geen keuze bestaat wat betreft het gaan samenwerken met vrijwilligers; het zal móeten gaan gebeuren. Het samenstellen van de sociale kaart van organisaties waar vrijwilligers geworven kunnen worden en waar cliënten als vrijwilliger kunnen worden ingezet, is als erg nuttig ervaren. Door de pilot is een concreet cursusaanbod ontstaan waarbij vooral de nadruk komt te liggen op de kanteling, de achterliggende gedachte van de Wmo en de inzet van vrijwilligers. Centraal daarin de vraag: ‘Wat kan/mag redelijkerwijs in handen van vrijwilligers worden gelegd en wat behoort tot het domein van de professionals?’. Maar ook is er aandacht voor de wijze waarop verbindingen gelegd kunnen worden tussen (zorg)vrijwilligers en professionals zodat ze elkaar kunnen versterken.
Project 2: Empowerment methodiek voor ouderen (Emo) Voor het Emo-project zijn in maart en april twee workshops georganiseerd onder de noemer ‘Eigen krachten bundelen en benutten’. Centraal tijdens deze workshops stond het gebruikmaken van verschillende empowerment- en zelfredzaamheidmethodieken om de eigen kracht en eigen regie van burgers (hulpvragers) in de praktijk te bevorderen. Het leerdoel van de workshops) was – naast een eerste oriëntatie op de Wmo – het ontwikkelen van technieken die gebruikt kunnen worden bij motiverende gespreksvoering. De eerste pilotstudie en de beide workshops werden uitgevoerd met medewerkers van De Posten, Alifa en de gemeente Enschede. Op dit moment worden de workshops geëvalueerd. Deze pilotstudie dient vervolgens als de basis om het hele scholingstraject (zowel basis- als verdiepingscursus) over empowermentmethodiek bij ouderen op te stellen.
Project 3: Methodiek signalering binnen een netwerk: wat doen we met signalen uit de buurt? ‘Signaleren is iets of iemand opmerken en dat doorgeven’. De afgelopen periode is er gekeken naar de signalen die komen van (mede)burgers en van mensen die beroepshalve ‘achter de voordeur’ komen, zoals onderhoudsmonteurs, woon- of wijkconsulenten, mensen van de wijkraad en van cliënten / burgers zelf (microniveau). Om deze signalen op waarde te kunnen inschatten is er een model voor signaleren in een wijknetwerk ontwikkeld. Met dit model wordt een meer objectievere werkwijze van urgentiebepaling en prioritering van multidisciplinaire samenwerkingspartners nagestreeft. Het Sleutelteam in de wijk Berflo Es gaat met dit model aan het werk. Afgelopen maart zijn er in dit kader verschillende scholingsbijeenkomsten geweest. Zo is het Sleutelteam getraind in het multidisciplinar werken met het nieuwe model. Naast de uitleg over het model en het stilstaan bij de signaleringsfunctie in de wijk voor het Sleutelteam is er vooral veel met casuïstiek geoefend. Een
2
eerste indruk is dat het model goede handvatten biedt voor de vraagverheldering om de urgentie te bepalen en op basis van deze bevindingen vast te stellen welke acties moeten worden ondernomen. Die acties hebben zowel betrekking op de klantsituatie als op de ondersteuning en terugkoppeling. Signaleren wordt door organisaties heel verschillend geïnterpreteerd. Dit komt doordat er gesignaleerd wordt op verschillende niveaus. Zo ziet een monteur ziet andere dingen dan de wijkconsulent, omdat hij op andere zaken gericht is (awarenees). Gekeken naar de signalering op wijkniveau (microniveau) is het nieuwe model sturend in de manier waarop er naar de signalen gekeken wordt. Het model zorgt ervoor de het signaal op een aantal punten, door welke professional dan ook, op dezelfde waarde geschat wordt. Dit is toegelicht en getest met casussen en met een live casus tijdens de training. Daaruit bleek dat het extra inzet vergt om tijdens de vraagverduidelijking alle benodigde informatie voor de prioritering uit te filteren. Op dit moment is het model in gebruik en zal later worden geëvalueerd. Het onderwerp en het signaleringsmodel lijken op het eerste gezicht goed aan te slaan. Het is fijn om te zien dat de energie die er in is gestoken zinvol is geweest en dat er een mooi product ontstaat. De werkwijze en ervaringen uit de trainingsbijeenkomsten worden nu verwerkt in moduleneschrijvingen.
Project 4: Duurzaam werken in de stad Dit project is afgelopen september van start gegaan en loopt voortvarend. Het literatuuronderzoek is inmiddels in concept klaar. Hierin is in kaart gebracht wat een netwerksamenwerking is en worden tien tools voor netwerksamenwerkingen, vormgegeven door Van der Aa en Minkman, uitgelegd. Saxion-studenten hebben onder leiding van een Saxion-onderzoeker literatuuronderzoek verricht naar netwerksamenwerking en zijn betrokken geweest bij de documentenstudie van huidige praktijkvoorbeelden. Met behulp van aanwezige projectbeschrijvingen, notulen en andere documenten zijn de vier netwerksamenwerkingen (wijkzorgteam Noord Enschede, wijkcoaches Velve-Lindehof, Sleutelteam Berflo-Es en Dementieketen Zuidoost Twente) in kaart gebracht en is beschreven hoe zij werken. Deze praktijkbeschrijvingen werden zeer enthousiast ontvangen: “Een goede beschrijving van hetgeen we doen! Mogen we deze beschrijving zelf gebruiken?”, was de reactie van één van de betrokkenen. Hetzelfde enthousiasme was waarneembaar bij de uitnodiging eens dieper door te praten over netwerksamenwerking. Er was veel bereidwillig om de agenda’s vrij te houden voor de uitgebreide interviews. Heel goed, want in de praktijk gaat het er vaak toch net iets anders aan toe dan vanuit de beschrijving verwacht mag worden. Ook hierin waren de Saxion-studenten erg behulpzaam en kwamen goed beslagen ten ijs. Er waren complimenten over de gedegen voorbereiding van de interviews. Op dit moment zijn alle interviews zo goed als uitgewerkt. Het is nog te vroeg om conclusies te trekken, daarvoor moet het materiaal eerst goed bestudeerd worden. De komende weken worden de succesfactoren en valkuilen in kaart gebracht en zullen de eerste aanbevelingen voor het opzetten of verder doorontwikkelen van netwerksamenwerking geformuleerd worden. Naast de inhoudelijke meerwaarde van deze Wmo-werkplaatsen is het boeiend om de werelden van opleiding en uitvoering zo concreet aan een project te laten samenwerken. Naast een prettige samenwerking leren we van elkaar door de dagelijkse praktijk direct te koppelen aan theorie en opleiding. Duidelijk is dat uit dit project vele bruikbare punten uit naar voren (zullen) komen die gebruikt kunnen worden voor de opzet van de training aan welzijnwerkers en hulp- en dienstverleners voor doorontwikkeling en/of opzet van netwerksamenwerkingen.
3
Project 5: Netwerkregisseur: een aparte nieuwe functie? Dit project bevindt zich, wat betreft de onderzoeksactiviteiten, in de afrondingsfase. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan het onderzoeksrapport en worden aanpassingen gedaan op basis van feedback van de werkgroep en de stuurgroep. Ook is de werkgroep bezig met brainstormen over ideeën voor het scholingstraject. Het streven hierbij is om vóór de zomer de kaders en de invulling van de scholing duidelijk te hebben, zodat na de zomer gestart kan worden met de uitvoering van de pilot van het scholingstraject. In februari en maart hebben de groepsinterviews (focusgroepinterviews) plaatsgevonden bij Saxion. Er is één focusgroepinterview gehouden met professionals, één met leidinggevenden/managers en één met P&O/HRM/staf- en beleidsmedewerkers. Alle deelnemers werken bij één van de consortiumpartners van de Wmo-werkplaats Twente. De resultaten laten zien dat er verschillende ontwikkelingen en veranderingen in het werkveld worden opgemerkt die overeenkomen met de in de documentenanalyse geschetste ontwikkelingen. Vaak genoemd werd de omslag van aanbod naar vraaggerichte hulp- en dienstverlening. Daarnaast werd aangegeven dat er een omslag nodig is in denken (en vervolgens in handelen) van professionals. Zij moeten juist kijken naar wat burgers zelf kunnen en uitgaan van de kracht van burgers. Dit houdt in dat zij de problemen van burgers niet hoeven over te nemen, maar meer samen met hen kijken welke ondersteuning gewenst is. In alle focusgroepen kwam het knelpunt naar voren dat niet alle burgers de regie zelf kunnen houden. Er blijft een groep burgers bestaan die het niet zonder ondersteuning van de professional (in samenwerking met vrijwilliger) redt. Volgens de respondenten zit de kern van de gevraagde verandering van de professional met name in een verandering van houding en benadering naar de burger. Het gaat hierbij dan om een open, neutrale basishouding en alleen ingrijpen wanneer dat nodig is. Dit betekent meer terughoudendheid ten aanzien van professioneel ingrijpen. Opmerkelijk is dat professionals de veranderingen aan den lijve ondervinden en hier grotendeels op proberen in te spelen. In alle focusgroepen is aangegeven dat specifieke aandacht nodig is (en scholing gewenst is) op het gebied van gespreksvaardigheden en een veranderende basishouding van de (nieuwe) professional. In het onderzoeksrapport is ook de documentenanalyse opgenomen. In deze analyse is gekeken naar trends en ontwikkelingen in het sociaal agogische domein en daarmee samenhangende visies ten aanzien van de nieuwe professional. Er zijn gaandeweg het onderzoek bijstellingen geweest in de focus ervan. Om die reden is ervoor gekozen geen interviews met deskundigen van beroepsverenigingen te houden. De documentenanalyse geeft namelijk een goed beeld van de trends en ontwikkelingen. Project 5 is, zoals in een eerdere versie van de nieuwsbrief genoemd, het sluitstuk van de Wmowerkplaats. De titel van het project ‘Netwerkregisseur: een aparte en nieuwe functie?’ geeft aan dat er een specifieke uitdaging ligt in het organiseren van de kanteling, gezien de verschillende keuzes die gemeenten en organisaties op dit moment maken op het gebied van samenwerken binnen netwerken enerzijds en het wijzigen van bestaande functies in een generieke/regisseursrol anderzijds.
Uitgelicht: korte samenvatting van het seminar ‘Wmo-werkplaatsen’, gehouden op 21 januari 2011 Het seminar ‘Wmo-werkplaats Twente’ is afgelopen januari is goed bezocht: ruim 90 deelnemers, studenten en medewerkers van de consortiumpartners waren aanwezig. Gastspreker was Paul Vlaar en Theo Roes was uitgenodigd als gast. Het seminar werd door de aanwezigen als ‘aansprekend’ ervaren en er vond veel meer interactie plaats dan tijdens het eerste seminar (vorig jaar mei).
3
De deelnemers raakten geïnspireerd door de presentaties van de eerste drie deelprojecten. Tijdens het seminar werd de verbinding tussen de verschillende projecten ook heel duidelijk. Opvallend was dat de term ‘zorg- en hulpverlening’ tot heftige reacties leidde: met name hulpverleners uit de welzijnshoek vinden die term ‘zorgverlening’ niet passend voor hun werk. Ontmoetingen tussen beide groepen zijn dus heel belangrijk, net als het spreken over ‘maatschappelijke ondersteuning’. Ook belangrijk: het niet meer vanuit zorg denken, maar vanuit wat mensen nog wél kunnen. MEE Twente
Voor de vijf deelprojectmedewerkers bleek het seminar ook zeer belangrijk om de verbinding tussen hun eigen project en dat van de anderen te leggen. Als mooie spinoff werd duidelijk dat de gemeente Enschede in haar partneroverleggen inmiddels enkele presentaties heeft gegeven over de Wmo-werkplaats Netwerkregie Twente. Het seminar wordt dit najaar gevolgd door een bijeenkomst die dezelfde opzet kent. Het accent ligt dan op de projecten 4 en 5.
Deelnemers aan het seminar zijn druk in overleg.
Meer informatie over het programma, aanmelden en afmelden voor de nieuwsbrief kan via het secretariaat van het kenniscentrum Gezondheid, Welzijn en Technologie. Telefoon: 053-487 1021, e-mail:
[email protected].
5