Natuurwaardenonderzoek Park Brederode Nul-meting
Park Brederode Beheer BV 27 mei 2003 Definitief rapport 9M0220
A COMPANY OF
HASKONING NEDERLAND BV RUIMTELIJKE ONTWIKKELING
Entrada 301 Postbus 94241 1090 GE Amsterdam +31 (0)20 569 77 00 020 - 569 77 66
[email protected] www.royalhaskoning.com Arnhem 09122561
Documenttitel
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode Nul-meting
Verkorte documenttitel
Nul-meting
Status
Definitief rapport
Datum
27 mei 2003
Projectnaam
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Projectnummer
9M0220
Opdrachtgever
Park Brederode Beheer BV
Referentie
Auteur(s) Collegiale toets Datum/paraaf Vrijgegeven door Datum/paraaf
9M0220/R0006/HePo/vh
drs. H. Pomarius, drs. N. van Barneveld drs. F.J. van der Linden ………………….
………………….
drs. F.J. van der Linden ………………….
………………….
Telefoon Fax E-mail Internet KvK
SAMENVATTING Inleiding CV Park Brederode heeft het terrein van het voormalige Provinciaal Ziekenhuis in de gemeente Bloemendaal gekocht en is van plan het terrein als park met woningen te ontwikkelen. Daarvoor is in samenwerking met de gemeente Bloemendaal het Masterplan Park Brederode ontwikkeld en vastgesteld. In het Masterplan wordt uitgegaan van de inrichting van het gebied als hoogwaardig park met woningen. Hierbij is sprake van een evenwichtige combinatie van specifieke woonlocaties, herstel van het historisch waardevolle cultuurpark en de ontwikkeling van een natuurpark. Het park wordt openbaar toegankelijk. CV Park Brederode en de gemeente Bloemendaal erkennen en waarderen de rol van natuurwaarden bij de toekomstige ontwikkeling van het terrein. Bij de (her)inrichting spelen derhalve natuurwaarden, in aansluiting op het aangrenzende Nationaal Park Zuid-Kennemerland en passend binnen de aard van Bloemendaal en Santpoort-Zuid, een dominante rol. Deze natuurwaarden zijn al mede bepalend geweest bij de uitwerking van het Masterplan. Bij de uitwerking van de inrichting van het hele gebied zullen de natuurwaarden opnieuw een belangrijke rol spelen, enerzijds om recht te doen aan het belang dat CV Park Brederode en de gemeente hieraan geven en anderzijds om te voldoen aan de eisen die gesteld worden vanuit de Europese en nationale wet- en regelgeving. In concreto zijn dit de EU-Vogel-en Habitatrichtlijn, de Natuurbeschermingswet (NBW), de Flora- en Faunawet en de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO). Om inzicht te verkrijgen in de flora en fauna van het gebied, de precieze locaties van voorkomen en de grootte van hun populaties is een uitgebreid natuurwaardenonderzoek geïnitieerd. Op instigatie van de projectleider van de gemeente Bloemendaal heeft CV Park Brederode het onderzoek laten uitvoeren door Royal Haskoning. Doel Met het natuurwaardenonderzoek worden de volgende doelen nagestreefd:
•
inzicht verkrijgen in de huidige natuurwaarden van het terrein, waaronder de aanwezigheid van beschermde en bedreigde dier- en plantensoorten;
•
inzicht verkrijgen in wenselijke en noodzakelijke compenserende maatregelen, indien (negatieve) effecten niet (geheel) te voorkomen zijn;
•
inventariseren van de benodigde procedures in het kader van de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet;
•
inzicht verkrijgen in de potenties van het gebied in relatie tot de (her)inrichting van het gebied;
•
inbreng vormen voor plannen in het kader van de Wet Ruimtelijke Ordening, bijvoorbeeld voor het aantonen van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Inventarisatiemethodiek Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden heeft tussen maart en oktober 2002 en tussen januari en maart 2003 een uitgebreide inventarisatie plaatsgevonden naar beschermde en bedreigde dier- en plantensoorten. Daarbij zijn de volgende soortengroepen geïnventariseerd: planten, vleermuizen, muizen, overige zoogdieren, amfibieën, reptielen, vogels, dagvlinders, libellen, vissen, mieren en de wijngaardslak. Per soortengroep hebben meerdere inventarisatieronden plaatsgevonden. Daarbij is voor elke soort(-engroep) rekening gehouden met de ecologisch meest zinvolle periode. In totaal is het terrein meer dan 50 keer bezocht voor inventarisaties, waarbij tijdens één bezoek vaak meerdere soortengroepen zijn geïnventariseerd. De inventarisatie van de meeste soorten is uitgevoerd door Ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot. De inventarisatie naar beschermde mieren is gedaan door Alterra. Resultaten inventarisatie Over het algemeen is de waarde van de huidige flora en fauna niet hoog in vergelijking tot soortgelijke gebieden. Dat wordt veroorzaakt door de huidige inrichting en het intensieve beheer ten tijde van het gebruik als ziekenhuis. Factoren die de huidige natuurwaarde mede bepalen zijn de rust in het gebied, de leegstand van gebouwen en de aanwezigheid van oude bomen. Vleermuizen De relatief grootste waarde van het gebied ligt in het voorkomen van grote aantallen foeragerende vleermuizen. In totaal zijn er acht soorten vleermuizen waargenomen, waarbij de Gewone dwergvleermuis de meest talrijke is. Bovendien foerageren regelmatig Laatvlieger, Ruige dwergvleermuis en Watervleermuis boven de twee meertjes en rond oude bomen. Meervleermuis, Rosse vleermuis, Gewone grootoorvleermuis en Franjestaart zijn slechts af en toe waargenomen. Een deel van de vleermuizen verblijft in het gebied. Een (groot) deel van de vleermuizen verblijft in de omgeving en komt slechts foerageren. In alle gebouwen zijn mogelijkheden dat vleermuizen tijdelijk kunnen verblijven, zoals in en onder dakpannen, nissen, ventilatiekanalen, spouwmuren en kelders. Uit een aanvullend onderzoek is geconcludeerd dat er een kans bestaat dat zich in het hoofdgebouw en het Oude zusterhuis zomer- en/of winterverblijven van de Gewone dwergvleermuis en Watervleermuis bevinden Tijdens het onderzoek zijn echter geen sporen van verblijf aangetroffen. Planten Met name het noordelijke deel is rijk aan stinzenplanten. Dat zijn plantensoorten die oorspronkelijk door de mens zijn ingevoerd, vooral voorkomen op landgoederen, buitenplaatsen, kerkhoven en kloostertuinen en in het voorjaar bloeien. Er zijn een kleine twintig verschillende stinzenplanten geïnventariseerd. Opvallend is het veelvuldig voorkomen van Gewone vogelmelk, Daslook, Vingerhelmbloem en Muskuskruid. Naast Daslook en de Gewone vogelmelk is ook de Knikkende vogelmelk beschermd. Deze soort komt slechts in een bosje aan de oostkant van het gebied voor. De aangetroffen stinzenflora op het terrein is vergelijkbaar met andere landgoederen in ZuidKennemerland. De potentie van het gebied voor kwelafhankelijke water-, oever- en graslandvegetatie komt niet tot uitdrukking in de aangetroffen soorten. De oever- en watervegetatie is arm. Vocht- en/ of kwelindicerende graslandplanten ontbreken.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Vogels De meest karakteristieke vogelsoorten zijn de vogels die verblijven in oude bossen aan de binnenduinrand, onder andere Havik, Groene specht, Grote lijster, Boomklever en Appelvink. De aangetroffen soorten en hun aantallen komen overeen met die van andere landgoederen en villawijken in de omgeving. Amfibieën, mieren en reptielen Van amfibieën komen slechts algemene soorten voor, namelijk de Bruine kikker, de Kleine watersalamander en de Gewone pad. Deze kikkers en padden gebruiken de wateren rond het hertenkamp, het meer en een met regenwater volgelopen kelder voor hun voortplanting. ‘s Winters trekken de Gewone pad en de Kleine watersalamander naar de duinen en graven zich daar in het zand om te overwinteren. Reptielen zijn tijdens de inventarisatie niet aangetroffen. Ook komen er geen beschermde mieren voor. Het milieu is niet geschikt voor reptielen en deze mierensoorten. Slakken Op verschillende plaatsen in bosjes is de beschermde Wijngaardslak aangetroffen. Deze slak hoort eigenlijk in Zuid-Limburg thuis, maar is honderd jaar geleden uitgezet in de omgeving van de Brederode Berg. Ondertussen heeft de soort zich in de hele binnenduinrand uitgebreid. Overige fauna De waarde van het gebied voor libellen, dagvlinders, zoogdieren (met uitzondering van vleermuizen) en vissen is laag. Wel zijn 10 eenzomerige Kroeskarpers aangetroffen. Ook is twee keer de dagvlinder Bruin blauwtje aangetroffen. Beide soorten staan op de Rode lijst van bedreigde soorten. Rol van het natuurwaardenonderzoek in de toekomst De resultaten uit het natuurwaardenonderzoek worden op de volgende wijze gebruikt: 1. Benutting voor inrichtings- en bebouwingsplannen De resultaten uit het natuurwaardenonderzoek zullen worden benut bij de verdere planvorming, zoals de inrichtings- en bouwplannen. Daarbij zal de insteek zijn om de aanwezige natuurwaarden zoveel mogelijk te behouden, daar waar mogelijk te versterken en nieuwe waarden te ontwikkelen. De ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden kan wel betekenen dat daarbij lokaal bepaalde beschermde soorten verplaatst worden, verdwijnen of achteruit gaan. Maar door de ontwikkeling van nieuwe natuur met een hogere waarde zal per saldo een versterking van de natuurwaarden optreden. 2. Aantonen uitvoerbaarheid Bestemmingsplan Het natuurwaardenonderzoek vormt de basis voor de aantoonbaarheid van uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan daar waar het gaat om bescherming en behoud van de natuurwaarden. 3. Monitoring Het voorkomen van dier- en plantensoorten kan in de tijd veranderen. Zo kan bijvoorbeeld het minder intensieve beheer dat sinds 3 jaar gevoerd wordt, leiden tot meer bijzondere soorten. Om de veranderingen te monitoren zal de flora en fauna op Park Brederode regelmatig worden geïnventariseerd.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Gewone vogelmelk
Knikkende vogelmelk
Hoofdgebouw
Zijvleugel van het hoofdgebouw met gaten als in- en uitvliegmogelijkheden voor vleermuizen
Vingerhelmbloem
Vingerhelmbloem (in de achtergrond hofstede Meerenberg)
Daslook
Oosterse sterhyacint
Kelder volgelopen met neerslagwater; wordt door amfibieën gebruikt voor voortplanting
Waterloop bij het hertenkamp
Eisnoeren van de Bruine kikker (watergang bij hertenkamp)
Bloemendaals Begin met meertje in het noorden van Park Brederode
Bos met veel klimop
Bos aan de zuidrand; verruigd bos met brandnetel
Droog grasland in de noordwest hoek
Hertenkamp en overgang naar de duinen
Overgang naar de duinen; rechts bomenrij die benut wordt door vleermuizen als vliegroute
In de achtergrond het meer in het Zocherpark
Waterloop in het zuiden van Park Brederode
Noordwest hoek van Park Brederode
Gewone vogelmelk
Knikkende vogelmelk
Hoofdgebouw
Zijvleugel van het hoofdgebouw met gaten als in- en uitvliegmogelijkheden voor vleermuizen
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3
1 1 2 2
Aanleiding Doel van het natuurwaardenonderzoek Leeswijzer
2
NATUURWETGEVING EN ONTHEFFINGSAANVRAAG 2.1 Gebiedsbescherming 2.2 Soortenbescherming
3
BELEID 3.1 3.2 3.3
3 3 5 7 7 8 11
Nationaal beleid Provinciaal en regionaal beleid Beleid van het Nationaal Park
4
GEBIEDSBESCHRIJVING 4.1 Geologie en ontstaan 4.2 Morfologie 4.3 Bodem 4.4 Hydrologie 4.5 Landschap 4.6 Ecologische waarden op regionaal niveau 4.7 Ecologische relaties
12 12 13 13 14 16 16 17
5
INVENTARISATIE: NULMETING 5.1 Algemeen 5.2 Actualiseren literatuurgegevens 5.3 Veldinventarisatie/ monitoringsprogramma 2002 5.4 Resultaten voorkomende beschermde soorten 5.4.1 Flora en vegetatie 5.4.2 Vleermuizen 5.4.3 Overige zoogdieren 5.4.4 Amfibieën 5.4.5 Reptielen 5.4.6 Vogels 5.4.7 Vissen 5.4.8 Vlinders 5.4.9 Libellen 5.4.10 Mieren 5.4.11 Overige insecten 5.4.12 Slakken 5.5 Natuurwaarden in de omgeving 5.5.1 Natuurwaarden in de duinen 5.5.2 Natuurwaarden in het Sleutelbosje 5.5.3 Natuurwaarden van de Ruïne van Brederode en omgeving
19 19 20 20 22 22 24 28 30 33 33 36 36 39 40 41 41 41 42 42 43
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
6
BEOORDELEN VOLLEDIGHEID GEGEVENS
44
7
SAMENVATTING EN CONCLUSIES VAN DE NULMETING
45
8
BRONNEN
51
BIJLAGEN 1. Habitatrichtlijngebied 2. Provinciale Ecologische Hoofdstructuur 3. Verspreidingskaarten flora 4. Verspreidingskaarten vlinders 5. Verspreidingskaarten vissen 6. Verspreidingskaarten amfibieën 7. Verspreidingskaarten zoogdieren 8. Verspreidingskaarten vogels 9. Verspreidingskaarten vleermuizen 10. Vliegbewegingen vleermuizen 11. Verspreidingskaart wijngaardslak 12. Vallocaties muizenonderzoek 13. Waarnemingen Vlinders Provinciaal Ziekenhuis Bloemendaal vanaf 1990 14. Waarnemingen amfibieën en reptielen Park Brederode en omgeving 1990-2001 15. Waarnemingen Vleermuizen Park Brederode en omgeving 1990-2001 16. Waarnemingen zoogdieren Park Brederode en omgeving 1990-2001 17. Bomen met holtes 18. Methode en data inventarisatie 2002 19. Natuurwet- en regelgeving 20. Beleidsmatig toetsingskader voor voorlopig toetsen van effecten op Speciale Beschermingszones
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding De projectontwikkelaar CV Park Brederode heeft het terrein van het Provinciaal Ziekenhuis (PZ terrein) in de gemeente Bloemendaal gekocht en is van plan het terrein als park met woningen te ontwikkelen. Daarvoor is in samenwerking met de gemeente Bloemendaal het Masterplan Park Brederode ontwikkeld en vastgesteld. In het Masterplan wordt uitgegaan van de inrichting van het gebied als hoogwaardig park met woningen. Hierbij is sprake van een evenwichtige combinatie van specifieke woonlocaties, herstel van de historisch waardevolle cultuurparken en de ontwikkeling van een natuurpark. Bij de (her)inrichting spelen groene waarden, in aansluiting op het aangrenzende Nationaal Park ZuidKennemerland en passend binnen de aard van Bloemendaal en SantpoortZuid, een prominente rol. Zowel de CV Park Brederode als de gemeente Bloemendaal streven bij de inrichting naar een hoge, integrale kwaliteit. De bestaande bebouwing zal grotendeels worden geamoveerd en vervangen door nieuwbouw. Een aantal cultuurhistorisch waardevolle, veelal monumentale, gebouwen zal worden gerenoveerd en een nieuwe bestemming krijgen. Bij de selectie van de woonlocaties in het Masterplan en het voorontwerp bestemmingsplan zijn landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden als leidraad gehanteerd. Bij de uitwerking van de inrichting van het hele gebied zal specifiek ingegaan worden op de omgang met de natuurwaarden, enerzijds om recht te Fig. 1: Park Brederode ligt ingesloten tussen doen aan het belang dat de Santpoort-Zuid, Bloemendaal, Nationaalpark projectontwikkelaar en de gemeente Zuid-Kennemerduinen en de Ruïne van Brederode hieraan geven en anderzijds om te bron: BVR, 1999 voldoen aan de eisen die gesteld worden vanuit de Europese en nationale wet- en regelgeving. In concreto de EU-Vogel-en Habitatrichtlijn, de Natuurbeschermingswet (NBW), de Flora- en Faunawet en de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO). Tevens zal worden ingegaan op het vigerende beleid op en in de omgeving van Park Brederode (zoals de PEHS).
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh -1-
27 mei 2003
Uit een algemeen onderzoek in het kader van de opstelling van het Masterplan is gebleken dat in het plangebied beschermde dier- en plantensoorten voorkomen. Een zorgvuldig nader onderzoek naar de precieze locaties van deze soorten en naar mogelijke effecten op deze soorten is derhalve noodzakelijk. Daarnaast is gebleken dat het plangebied aan de westzijde grenst aan het Habitatrichtlijngebied Kennemerduinen en Amsterdamse Waterleidingduinen. Dit impliceert dat het onderzoek tevens zal moeten worden toegespitst op mogelijke uitstralingseffecten op dit Habitatrichtlijngebied. In het (voor)ontwerp Bestemmingsplan dat in december 2001 in procedure is gegaan, staat aangegeven welke kennis op dit moment beschikbaar is. Daarin is een aanvullend natuurwaardenonderzoek aangekondigd om in de bestaande kennishiaten te kunnen voorzien.
1.2
Doel van het natuurwaardenonderzoek Het doel van dit deel van het natuurwaardenonderzoek is het uitvoeren van een nulmeting. In het vervolg zal deze nulmeting worden benut voor de uitwerking van de inrichtings- en bouwplannen en voor het bestemmingsplan. Met de nulmeting worden de volgende subdoelen nagestreefd: (a) Inzicht verkrijgen in de huidige natuurwaarden van Park Brederode, met name het voorkomen van beschermde dier- en plantensoorten (situatie 2002); (b) Effecten van eventuele ingrepen op bestaande natuurwaarden zowel binnen Park Brederode als daarbuiten zo veel mogelijk te voorkomen; (c) Indien (negatieve) effecten niet (geheel) te voorkomen zijn, maatregelen voor te stellen om deze effecten te mitigeren en zoveel mogelijk te compenseren binnen of nabij Park Brederode; (d) Dat alle benodigde (in)formele procedures in het kader van de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet zorgvuldig ingezet en doorlopen worden, zodanig dat ook vanuit deze invalshoek een onherroepelijk bouw- en aanlegrecht kan worden gewaarborgd. (e) Een ter zake kundige bijdrage geleverd wordt aan de plannen in het kader van de WRO (onderbouwing natuurwaarden); (f) Het natuurwaardenonderzoek vormt de basis voor het aangeven van de potenties van het gebied. Met behulp van dit onderzoek kunnen de potenties maximaal worden benut, met name in het beoogde natuurpark.
1.3
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt kort ingegaan op de eisen van de geldende natuurbeschermingswetten. In hoofdstuk 3 wordt het vigerende landelijke en regionale beleid samengevat. Ten einde de inventarisatiegegevens te interpreteren wordt in hoofdstuk 4 een korte gebiedsbeschrijving weergegeven. In hoofdstuk 5 worden de resultaten van de inventarisatie 2002 en de actualisatie van de literatuurstudie in Park Brederode gepresenteerd. De compleetheid van de inventarisatie wordt beoordeeld in hoofdstuk 6. Uiteindelijk worden de conclusies uit de inventarisatie samengevat en worden de consequenties voor de herinrichting van Park Brederode aangegeven (hoofdstuk 7).
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh -2-
27 mei 2003
2
NATUURWETGEVING EN ONTHEFFINGSAANVRAAG Het inhoudelijk onderzoek wordt ingegeven door de eisen die daaraan vanuit de natuurbeschermingswetgeving worden gesteld en de behoefte van een nulmeting door de CV Park Brederode. Er dient een expliciet onderscheid gemaakt te worden tussen enerzijds de gebiedsbeschermende wet- en regelgeving en anderzijds de soortbeschermende wet- en regelgeving. Beide stelsels kunnen onderverdeeld worden in een Europese en Nederlandse component. Voor wat betreft de gebiedbescherming gelden op Europees niveau de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Op nationaal niveau is de Natuurbeschermingswet van toepassing. Qua soortbescherming zijn op Europees niveau via de aanwijzing van beschermde gebieden ook de soortbeschermende bepalingen van toepassing. Op nationaal niveau zijn deze bepalingen grotendeels verwoord in de, op 1 april 2002, in werking getreden Flora- en Faunawet.
2.1
Gebiedsbescherming In het kader van de Europese Habitatrichtlijn zijn voor bepaalde habitats (natuurgebieden) en habitats van soorten (leefgebieden) zogeheten Speciale Beschermingszones (SBZ-H) aangewezen. Het plangebied grenst aan de westrand direct aan het Nationaal Park ZuidKennemerland. De gebiedsgrens van het bestemmingsplan Meer en Berg is ook de grens van het Nationaal Park. Dit gebied is bij de EU aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Het gebied, in het kader van de Habitatrichtlijn Kennemerduinen en Amsterdamse Waterleidingduinen genoemd, is nog niet definitief aangewezen. Echter geldt de regelgeving al op het moment dat het gebied is opgenomen op de voorlopige lijst van aan te wijzen gebieden. Het gebied is nog niet definitief begrensd als Habitatrichtlijngebied. De voorlopige begrenzing komt niet helemaal overeen met de grens van het Nationaal Park. De westelijke rand van Park Brederode maakt deel uit van het Habitatrichtlijngebied (bijlage 1.1). De definitieve gebiedsbegrenzing vindt plaats op het moment dat het gebied door de EU definitief is aangewezen als Speciale beschermingszone. De grens van het Nationaal Park en de waarschijnlijke Speciale Beschermingszone zijn weergegeven in bijlage 1.1. De Kennemerduinen en Amsterdamse Waterleidingduinen zijn opgenomen op de voorlopige lijst van SBZ-H in het kader van de Habitatrichtlijn op grond van de onderstaande volgende kwalificerende soorten en habitats (tabel 1). De effecten dienen dan slechts op deze kwalificerende soorten en habitats aangegeven te worden. In bijlage 1.2 is een kaart opgenomen met de ligging van de kwalificerende habitats in het Nationaal Park.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh -3-
27 mei 2003
Tabel 1. Kwalificerende soorten en habitats van SBZ-H Kennemerduinen en Amsterdamse Waterleidingduinen Kwalificerende
Kwalificerende habitats
soorten
prioritair
Nauwe korfslak
2120 Wandelende duinen op de strandwal met Ammophilia arenaria (witte duinen)
Groenknolorchis
2160 Duinen met duindoorn 2170 Duinen met Kruipwilg 2180 Beboste duinen van het Atlantische, continentale en boreale gebied 2190 Vochtige duinvalleien 2130 Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie
prioritair
2150 Eu-atlantische vastgelegde ontkalkte duinen
prioritair
Bron: Directie Noordwest LNV (2001)
In het Nationaal Park Zuid-Kennemerland is in de omgeving van het plangebied een heel klein stuk ‘vochtig duinvallei’ ( habitattype 2190) aanwezig. De andere vochtige duinvalleien liggen op een afstand van minstens 1 km. Alleen dit type is grondwaterafhankelijk en gevoelig voor eventuele grondwaterstandverlagingen. In de directe omgeving komen de habitattypen ‘Beboste duinen van het atlantische, continentale en boreale type’ (2180), en ‘Duinen met duindoorn’ (2160) en vastgelegde duinen met kruidvegetatie (2130) voor. Op grote afstand (> 1 km) zijn kleine locaties met ‘Wandelende duinen’ en ‘Duinen met kruipwilg’ (2170) aangetroffen. ‘Eu-atlantische vastgelegde ontkalkte duinen’ (2150). De in 1979 door de Raad van de Europese Gemeenschappen vastgestelde Vogelrichtlijn heeft de bescherming en het beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unie in het wild levende vogels en hun habitats tot doel. Ook deze richtlijn richt zich op de bescherming van leefgebieden, maar in dit geval dus speciaal op leefgebieden voor vogels. In de omgeving van het toekomstig Park Brederode is geen SBZ op basis van de Europese Vogelrichtlijn aangewezen. In dit onderzoek zal derhalve geen verdere aandacht aan deze gebiedsbeschermende Europese richtlijn worden besteed. Wel komt de bescherming van vogels en hun habitats expliciet aan de orde in de nationale wettelijk vastgelegde soortenbescherming. Hiertoe kan verwezen worden naar paragraaf 2.2. In de omgeving van het toekomstig Park Brederode is geen EU-Vogelrichtlijngebied aangewezen. In de Natuurbeschermingswet van 1967 zijn bepaalde Natuurmonumenten beschermd. In de omgeving van Park Brederode liggen geen beschermde Natuurmonumenten. Voor de natuurbeschermingswet wordt net een nieuw wetsvoorstel uitgewerkt. Daarin zullen ook de EU-Habitatrichtlijn en de EU-Vogelrichtlijn worden omgezet in de Nederlandse wetgeving.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh -4-
27 mei 2003
Externe werking Voor wat betreft hun geografische reikwijdte zijn de bepalingen uit de Habitatrichtlijn niet uitsluitend beperkt tot eventuele effecten van plannen of projecten binnen de betrokken SBZ-H: zij betreffen eveneens het toetsen van ontwikkelingen die significante effecten op de beschermde natuurwaarden binnen het gebied kunnen hebben hoewel zij zich daarbuiten afspelen. Bij de toetsing aan de bovengenoemde criteria dient derhalve ook expliciet rekening te worden gehouden met de eventuele invloed die de plannen op de natuurlijke waarden in de directe omgeving van de SBZ-H kunnen hebben: de zogenaamde ‘externe werking’ van een aanwijzing als SBZ-H.
2.2
Soortenbescherming In de bijlagen bij de Europese Habitatrichtlijn zijn diverse beschermde dier- en plantensoorten aangewezen. Dit soortbeschermingsregime is op nationaal niveau geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet. Naast de op Europees niveau beschermde soorten worden in deze wet ook een aantal soorten genoemd, die alleen op nationaal niveau beschermd zijn. De Flora- en Faunawet bevat diverse concrete verbodsbepalingen die de soorten tegen nadelige effecten beschermen:
• •
Beschermde inheemse dieren mogen niet verstoord, gevangen of gedood worden;
•
Nesten, rustplaatsen en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten mogen niet verstoord of vernield worden.
Beschermde inheemse plantensoorten mogen niet vernield, beschadigd of ontworteld worden;
Voor de groep bedreigde en ernstig bedreigde diersoorten en soorten die worden vermeld in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn en de soorten genoemd in de bijlagen van de Europese Vogelrichtlijn geldt het meest strenge beschermingsregime. Voor de meer algemeen voorkomende flora- en faunasoorten zijn de afwijkingscriteria minder streng. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij kan in voorkomende gevallen ontheffing verlenen van een of meer van de bovengenoemde verbodsbepalingen (artikel 75,lid 4). Meer specifiek kan ontheffing voor de strengst beschermde soorten worden verleend indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat, dwingende redenen van groot openbaar belang (met inbegrip van redenen van sociale of economische aard) dan wel het milieu met de activiteit worden gediend en er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Ten aanzien van de meer algemeen voorkomende soorten kan ontheffing worden verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de desbetreffende soort. De soorten van de Vogelrichtlijn kennen een minder strikte bescherming dan de soorten van de Habitatrichtlijn. Hier verloopt de bescherming van soorten primair via de bescherming van aangewezen gebieden. Deze Vogelrichtlijngebieden liggen niet in de omgeving van het Park Brederode. In het kader van dit onderzoek hebben we dan ook alleen te maken met de Habitatrichtlijn.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh -5-
27 mei 2003
Daarnaast bestaan voor de meeste soortengroepen ‘Rode lijsten’. Dat zijn lijsten van bedreigde soorten in Nederland. Deze soorten kennen geen wettelijke bescherming. De Rode Lijst soorten zijn wel meegenomen in het natuurwaardenonderzoek. In de rapportage is altijd aangegeven of het om beschermde of bedreigde soorten gaat. Indien ingrepen in het landschap een negatief effect sorteren op de aanwezige beschermde natuurwaarden dient men ontheffing aan te vragen bij het Ministerie van LNV (soorten) en de provincie Noord-Holland (gebieden). In bijlage 19 wordt uitgebreider ingegaan op de eisen die worden gesteld uit de verschillende wet- en regelgeving.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh -6-
27 mei 2003
3
BELEID
3.1
Nationaal beleid Naast het in hoofdstuk 2 beschreven wettelijk kader dient in dit verband ook gekeken te worden naar de beleidsmatige aspecten die aan de onderhavige planontwikkeling- en uitvoering zijn verbonden. In het kader van het nationaal natuurbeleid maakt het Nationaal Park ZuidKennemerland en een belangrijk deel van de binnenduinrand deel uit van de nationale ecologische hoofdstructuur (EHS), het stelsel van natuur- en bosgebieden met rand- en verbindingszones, ook wel aangeduid als de ‘groene ruggengraat van de Nederlandse natuur’. Dit samenhangend netwerk van natuurgebieden vindt zijn grondslag binnen het kader van de Structuurschema Groene Ruimte II (hierna: SGR II) Teneinde de natuurwaarden in de duinen te behouden is, meer specifiek, het Nationaal Park Zuid-Kennemerland opgericht. Dit Nationaal Park is een samenwerkingsverband van PWN, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, de provincie Noord-Holland en de gemeenten Velsen, Bloemendaal en Zandvoort. Het onderhavige plangebied grenst aan de westrand direct aan het Nationaal Park Zuid-Kennemerland. De gebiedsgrens van het bestemmingsplan Meer en Berg valt samen met de grens van dit beschermd natuurgebied. Het SGR II zegt over de EHS-kerngebieden dat ingrepen en ontwikkelingen in en in de onmiddellijke nabijheid van de kerngebieden niet toegestaan worden, indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het kerngebied aantasten. Alleen bij een zwaarwegend maatschappelijk belang kan hiervan worden afgeweken. De aanwezigheid van een dergelijk belang wordt op basis van voorafgaand onderzoek vastgesteld, waarbij tevens moet worden nagegaan of aan dit belang niet redelijkerwijs elders of op andere wijze tegemoet kan worden gekomen. Benadrukt moet worden dat de EHS-gebieden alleen beleidsmatig beschermd worden: de SGR II is geen juridisch bindende maatregel en voldoet daarmee niet aan de eisen die het Europese Hof van Justitie aan de omzetting van de beide richtlijnen in het nationale recht stelt. Wèl bevat de SGR II een verplichting om compenserende maatregelen te nemen indien de wezenlijke kenmerken of waarden van het kerngebied aangetast zullen worden. Deze compensatie kan een fysieke en/of financiële vorm aannemen. De bepalingen uit de Habitatrichtlijn zullen, vanwege het nog ontbreken van een officiële Europese aanwijzing als Speciale Beschermingszone van het Nationaal Park, binnen het Structuurschema Groene Ruimte (SGR) in de besluitvorming worden meegenomen. Binnen deze besluitvorming zijn de Europese bepalingen direct van toepassing. Het plangebied Park Brederode grenst direct aan het Nationaal Park. Dat betekent dat de ingrepen in het plangebied getoetst moeten worden op de externe werking (zie kader). Het volledige toetsingskader is opgenomen in bijlage 20.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh -7-
27 mei 2003
‘externe werking’
3.2
Het Structuurschema Groene Ruimte II stelt dat het rijksbeleid ingrepen en ontwikkelingen in en in de onmiddellijke nabijheid van de kerngebieden niet toestaat, indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het kerngebied aantasten. De reikwijdte van dit verbod gaan dus verder dan alleen de begrenzing van het EHS-kerngebied: een project in de nabijheid van een EHS-kerngebied dient ook het EHS-toetsingskader te doorlopen (bijlage 20).
Provinciaal en regionaal beleid Het terrein van Park Brederode ligt voor het grootste deel buiten de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Slechts een klein deel rond het meer maakt deel uit van de PEHS van de kaarteenheid ‘Binnenduinrand’. Het gaat om de kwelzone rond het Hertenkamp, het meer en het gebied ten noorden van het meer (zie bijlage 2). In het kader van het bestemmingsplan zal in dit gebied het natuur- en cultuurpark worden ontwikkeld. Ook ligt het gebouw Meerzicht (de oude hofstede) en een klein deel van het bebouwde gebied in de PEHS. De PEHS is beleidsstreven van de provincie. Het heeft juridisch geen bindende status. In de binnenduinrand van de PEHS streeft de provincie naar herstel en ontwikkeling van natuur die kenmerkend zijn voor kwelsituaties, stromende duinrellen, overgangssituaties en extensieve begrazing (Provincie NoordHolland, 1993). Het accent zal moeten liggen op het ontstaan van grazige vegetaties. De provincie denkt dat te bewerkstelligen door het nemen van maatregelen als:
•
het afgraven van de voedselrijke toplaag. In combinatie met het dempen van slootjes is het mogelijk hier werk met werk te maken;
• • •
behoud en ontwikkeling van de kwaliteit van het kwelwater en duinrelsystemen; bevorderen van het meanderend karakter van de duinrellen; graven van poelen en paddentunnels.
Op andere plaatsen van de binnenduinrand streeft de provincie naar versterking van het afwisselend graslandvegetatiepatroon van droog naar nat, van zandig naar venig en naar soortenrijke slootoevers. De bescherming van de binnenduinzoom is overigens afhankelijk van daarop afgestemd beleid in aangrenzende gebieden, zoals het tegengaan van verstedelijking, peilverlagingen en wateronttrekkingen. Ten noorden van het plangebied loopt de regionale ecologische verbindingszone Santpoort-Spaarnwoude. Dit moet een moeras- en graslandverbindingszone vormen vanuit de duinen en de graslanden rond de Ruïne van Brederode naar de polder van Spaarnwoude met de doelsoorten hooibeestje, rugstreeppad en waterspitsmuis. Daarnaast ligt vanaf het Sleutelbosje een deel van de verbindingszone ‘Ecolint. Deze natte verbindingszone zal de Spaarnberg verbinden met het Spaarne (Provincie NoordHolland, 1999). Bij de inrichting van Park Brederode is het vanuit het beleid dan ook zinvol om rekening te houden in hoeverre de natuur aansluit bij de natuur in de omgeving en de verbindingen met de omgeving.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh -8-
27 mei 2003
306 verbindingszone Santpoort-Spaarnwoude 307
verbindingszone Saarnberg-paarne
Park Brederode
Figuur 2: Ecologische verbindingszones in de omgeving van Park Brederode Bron: Provincie Noord-Holland (1999a)
In het ontwerp Gebiedsplan Noordzeekanaal-Zuid is het plangebied begrensd als beheersgebied Ruime jas (Provincie Noord-Holland, 2002). Dat houdt in dat particulieren en agrariërs in het kader van Programma Beheer beheerscontracten kunnen afsluiten. Dat biedt mogelijkheden om beheerssubsidies aan te vragen voor het beheer van het beoogde natuurpark.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh -9-
27 mei 2003
Park Brederode
Figuur 3: Gebiedsplan Noordzeekanaal-Zuid Bron: Provincie Noord-Holland (2002)
In het Waterhuishoudingsplan van de provincie Noord-Holland is aan de wateren op het terrein de functie stedelijk water toegekend (Provincie Noord-Holland, 1998). In de typologie Stelsel Ecologische Normdoelstelling (SEND) wordt het water ingedeeld bij de ‘Binnenduinrandwateren’ (Provincie Noord-Holland, 1999). Voor de functie stedelijk water volgt de provincie de volgende beleidslijnen: in nieuwe en vernieuwde stedelijke gebieden dienen watersystemen zodanig te worden ingericht dat duurzaam met water wordt omgegaan en dat de waterkwaliteit voldoet aan de basiskwaliteit voor stedelijk water. Gezien het feit dat aan het gebied geen functie natuur is toegekend moet de waterkwaliteit voldoen aan de basiskwaliteit, namelijk aan het lage niveau van het SEND voor ‘Binnenduinrandwateren’ Voor stedelijk water is de zuurstofnorm wel teruggebracht tot 3 mgO2/l ten opzichte van de SEND-norm van 6 mgO2/l. We verwachten wel dat in het volgende waterhuishoudingsplan aan het natuurpark de hoofdfunctie natuur wordt toegekend. Dan dient voldaan te worden aan het hoogste niveau van de SEND-norm. Vooruitlopend op een functieverandering wordt aanbevolen nu al rekening te houden met het hoogste SEND niveau.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 10 -
27 mei 2003
3.3
Beleid van het Nationaal Park Het beleid van PWN en Natuurmonumenten in het aangrenzend duingebied is verwoord in het (concept) beleidsplan van het Nationaal Park Zuid-Kennemerland (2002). Het hoofddoel in het Nationaal Park is het ontwikkelen van het natuurlijke ecosysteem met behoud van de diversiteit. Het zand weer de kans geven om vrij te stuiven wordt hiervoor als de belangrijkste motor gezien. Op een aantal plaatsen zullen actief nieuwe mobiele duinen worden geïnitieerd. Daarnaast gelden de volgende nevendoelen:
• • • • • • •
instellen van integrale begrazing; begeleiden van de vernatting; bescherming van aardkundige waarden; beheren van bossen en open duin; faunabeheer; rust houden in droge (park)bossen; structuurverrijking in het bos door dood hout niet af te voeren (broedplek voor bosvogels).
In de duinen grenzend aan de noordwest kant van Park Brederode komt sinds enige tijd een boommarter voor. Derhalve is het beleid van PWN en Natuurmonumenten in deze aangrenzende strook, met name in het noordwesten, gericht op rust. Even ten zuiden van het plangebied ligt een (hoofd)ingang van PWN naar het Nationaal Park ZuidKennemerland. In deze zone speelt rust minder een rol. Er zijn plannen bij PWN om het gebied rond de ingang her in te richten.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 11 -
27 mei 2003
4
GEBIEDSBESCHRIJVING De aanwezige natuurwaarden in een gebied worden bepaald door het abiotische milieu in het gebied enerzijds en het beheer (en de inrichting) anderzijds. De relaties tussen de verschillende factoren van het abiotische milieu en de aanwezige natuurwaarden leveren informatie over de werking van het landschapsecologische systeem en de positie van Park Brederode in dit systeem. Teneinde de aanwezige natuurwaarden te interpreteren en in een later stadium de kansen en potenties van het plangebied aan te geven, wordt op deze plaats eerst ingegaan op het abiotische milieu. Het abiotische milieu wordt beschreven door de samenwerking van de factoren geologie en ontstaan, morfologie, bodem en hydrologie. Het ontstaan van het terrein in zijn huidige vorm hangt sterk samen met het ontstaan van Zuid-Kennemerland. Het plangebied Park Brederode ligt op een oude strandvlakte tussen de duinen van Zuid-Kennemerland en de oude strandwallen. Het ligt in de gemeente Bloemendaal ten noordwesten van Haarlem.
4.1
Geologie en ontstaan De kustontwikkeling wordt gezien als een periode van voortdurende transgressie als gevolg van verschillende factoren zoals verandering en snelheid van zeespiegelstijging, wijzigingen in het ontstaan en het patroon van eb- en vloedgeulen en de afsluiting van de kust door het ontstaan van strandwallen en duinen. Rond 5000 voor Chr. worden de eerste strandwallen gevormd. De daling van de zeespiegel maakt het mogelijk dat parallel aan de kust meerdere strandwallen ontstaan. Met het droogvallen van de strandwallen krijgt de wind vrij spel en worden duinruggen gevormd. Deze duinvorming gaat door tot circa 900 na Chr. Achter de meer gesloten kust stagneert het regenwater en wordt op uitgebreide schaal veen gevormd. Aangenomen wordt dat het gehele systeem van strandwallen en strandvlakten na de Romeinse tijd intensief begroeid is geweest. Daardoor werd het oorspronkelijke kalkrijke materiaal tot aanzienlijke diepte ontkalkt en trad vooral op hellingen van de oude duinen podzolering op (DLOStaringcentrum, 1992). De vorming van de jonge duinen begint omstreeks 1000 voor Chr. (DLOStaringcentrum, 1992). De jonge duinen, de eigenlijke huidige kustduinen, bedekken vrijwel overal de oude duin- en strandafzettingen. Tussen de oude strandwallen en de jonge duinen ligt een laaggelegen strandvlakte. Park Brederode ligt voor het grootste deel op zo’n laaggelegen strandvlakte Vanaf 300 voor Chr. hebben zich op de hogere strandwallen mensen gevestigd. Vanaf de strandwallen wordt het veen ontgonnen. Op de afgegraven gronden wordt graan verbouwd. De bossen worden geleidelijk gekapt en het hele duingebied in toenemende mate intensief geëxploiteerd, totdat grootschalige verstuivingen ontstaan. Vanaf de Franse tijd (1795-1815) worden pogingen ondernomen om het duinlandschap agrarisch te gebruiken, totdat blijkt dat de landbouwontginningen niet rendabel zijn. Wel blijft het landbouwkundig gebruik tot in de 20e eeuw voortduren. De gegoede patriciërs, veelal kooplieden uit Amsterdam, zorgen voor een volgende belangrijke ontwikkeling. In de binnenduinrand laten ze vanaf 1700 landgoederen aanleggen. Op deze landgoederen werden niet alleen tuinen, parken, waterpartijen en lanen, maar ook bossen aangelegd. De strandwallen raken weer met bos begroeid.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 12 -
27 mei 2003
Onder invloed van tegenzittend economisch tij nemen land- en tuinbouw weer toe en de bosaanplant weer af. Toch worden ook in de loop van de 19e eeuw in een tweede periode nieuwe landgoederen ontwikkeld. J.D. Zocher heeft daarin als landschapsarchitect een belangrijk aandeel gehad. Ook worden door L.A. Springer nog verschillende landhuizen gebouwd en parken aangelegd. In de 2e helft van de 19e eeuw hebben de meeste landgoederen hun oorspronkelijke functie verloren. In de 17e eeuw bevond zich op een deel van het huidige Park Brederode de Hofstede Meer en Berg, waarvan het oudste gebouw Meerzicht en het Koetshuis deel uit maken (BVR, 1999b). In de nabij gelegen percelen waren bleekvelden aanwezig. Toen was het tegenwoordig nog steeds bestaande meertje omgeven van een moeras. In de tweede helft van de 18e eeuw is de hofstede en het meertje omgevormd tot een landschapspark. Halverwege de 19e eeuw wordt op de hofstede Meer en Berg een inrichting voor zwakzinnigen gesticht. De architect J.D. Zocher heeft een ziekenhuisgebouw ontworpen met en omringend landschapspark. Later werden een aantal zijvleugels aangebouwd aan het oorspronkelijke carré van het hoofdgebouw. Ook werden later een aantal andere gebouwen (zoals twee zusterhuizen) gebouwd.
4.2
Morfologie Het grootste deel van het plangebied bevindt zich op de strandvlakte op een hoogte van +4,7 tot 6,0 m +NAP. Slechts de zuidoosthoek rond het nieuwe zusterhuis en het Mortuarium ligt met circa 9 m +NAP duidelijk hoger. Hier gaat de strandvlakte al over in de duinen. Op een niveau van circa 5 m +NAP ligt de meest laaggelegen centrale (vallei)zone met een stelsel van gegraven ontwateringssloten, zogenaamde duinrellen. Het zuidelijk gelegen deel rond het hoofdgebouw ligt op een relatief hoger niveau op 5,5 tot 6 m +NAP. Het vormt de waterscheiding tot de ook laag gelegen hockeyvelden. De noordoost hoek van het landgoed, rond de Evertskliniek en de gebouwen De Meerlanden, ligt op een hoogte van 5 tot 6 m +NAP. Aan de westkant van het terrein is een scherpe en steile overgang naar de jonge duinen. Zo’n 1000 m ten westen van het terrein hebben de duinen bij het Kopje een hoogte tot ruim 40 m +NAP.
4.3
Bodem De bodemkaart van Nederland (blad 24-25 West) geeft voor Park Brederode en de andere strandvlaktes beekeerdgronden van leemarm en zwak lemig fijn zand aan (DLOStaringcentrum, 1992). Beekeerdgronden zijn gronden met een minerale eerdlaag van 15 à 30 cm. Over het algemeen zijn de gronden in de strandvlaktes kalkloos. Plaatselijk kunnen wel kalkhoudende gronden optreden. Het humusgehalte is 5-8%. Op enkele plaatsen bevindt zich op een diepte van 1,50 à 1,70 m –mv een tussenlaag van veen en zandig veen. Deze veenlaag varieert in dikte tussen 0,20 en 2,10 m (Grontmij, 1999). De gronden op Park Brederode zijn gekarteerd als grondwatertrap IV. Dat betekent een gemiddeld hoogste grondwaterstand van 40-70 cm –mv en een gemiddeld laagste grondwaterstand van 100-120 cm -mv.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 13 -
27 mei 2003
De gronden in de jonge duinen ten westen van het plangebied bestaan uit kalkhoudende duinvaaggronden met fijn zand. Op de strandwallen zijn kalkloze vaaggronden uit leemarm tot zwak lemig fijn zand aanwezig.
4.4
Hydrologie De stroming in het freatische grondwater is noordoostelijk gericht. De grondwaterstroming in het 1e, 2e en 3e watervoerend pakket is oostelijk gericht. Op Park Brederode komen zowel locaties met kwel als met infiltratie voor. De reductie en uiteindelijk de stopzetting van de drinkwaterwinning in de duinen door PWN hebben een grote invloed op kwelintensiteit en de grondwaterstanden in de binnenduinrand. Door de Grontmij zijn deze veranderingen berekend met behulp van een hydrologisch model (Grontmij, 1999). Het lage deel van Park Brederode vanaf het Hertenkamp en het centrale meer tot aan het kleine meer in het noorden staan onder invloed van opkwellend grondwater vanuit de duinen. Volgens de modelberekeningen was de gemiddelde kwelintensiteit vóór de reductie van de drinkwaterwinning 0,44 mm/d. De totale afvoer bedroeg circa 40 m3/d. In de overige gedeelten treedt uitsluitend wegzijging van het neerslagoverschot op. In eerste instantie is de drinkwaterwinning gereduceerd van 9,4 mil m3/j tot circa 2 mil m3/j. De volledige stopzetting van de drinkwaterwinning door PWN heeft in 2002 uitvoering gevonden. Op basis van modelberekeningen zijn voor Park Brederode de veranderende hydrologische omstandigheden voorspeld. Volgens deze berekeningen verandert de locatie van de kwelzone nauwelijks. De kwelintensiteit neemt in deze zone wel toe tot circa 2 mm/d. De afvoer zal toenemen tot 200 m3/d. Ten opzichte van de huidige situatie is in de winterperiode ook tussen de ontwateringssloten sprake van kwelstroming. De kwelstroming naar de wortelzone kan verder bevorderd worden door handhaving van een oppervlaktewaterpeil van 0,50 m –mv. Binnen het plangebied varieert de diepte van de hoogste grondwaterstand voor stopzetting van de waterwinning onder natte omstandigheden overwegend tussen 0,5 en 2,0 m –mv. Na de stopzetting van de waterwinning zullen de grondwaterstanden tot maximaal 60 cm stijgen. De hoogste stijging wordt verwacht in de noordwestelijke hoek van het terrein. Ter plaatse van het zuidoostelijke gedeelte treedt in plaats van een stijging een geringe daling op van circa 0,05 m onder invloed van de (reeds uitgevoerde) compenserende maatregelen ter plaatse van Santpoort-Zuid. Naast de aanwezigheid van kwel zijn voor het voorkomen van grondwaterafhankelijke vegetaties ook de schommelingen in grondwaterstand en de kwaliteit van het grondwater van belang. Een vrij constante grondwaterstand over het jaar voorkomt het vrijkomen van voedingsstoffen uit de bodem en zorgt voor de benodigde voedselarme omstandigheden voor bijzondere vegetatietypen. Volgens analyse van langjarige peilbuisgegevens varieert de grondwaterstand binnen een jaar gemiddeld 0,60 m. Onder kwelomstandigheden is de daling van de grondwaterstand in de zomer minder/kleiner dan onder infiltrerende omstandigheden. De gemiddelde langjarige variatie bedraagt tussen 0,30 m (in het noorden) en 0,80 m (in het zuidelijk deel).
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 14 -
27 mei 2003
Figuur 4a: Grondwaterstand in cm voor vernatting Bron: Grontmij, 1999
Figuur 4b: Grondwaterstand in cm na vernatting Bron: Grontmij, 1999
Figuur 4c: Kwel in mm voor vernatting Bron: Grontmij, 1999
Figuur 4d: Kwel in mm naar vernatting Bron: Grontmij, 1999
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 15 -
27 mei 2003
Het oppervlaktewater bestaat uit een meer en een duinrelstelsel. Het meer is van natuurlijke oorsprong maar is later veranderd en ingepast in het landschapspark. Tot in de 17e eeuw was het zogenaamde Meer van Brederode een vrij groot meer met een omliggend moeras. Op het terrein is een duinrel(systeem) gegraven, net als op veel andere locaties in de binnenduinrand. Deze duinrellenstelsels zouden overtollig kwel- en drangwater uit de duinen afvoeren naar het achtergelegen land. Naast ontwatering voor landbouwkundig gebruik wordt het schone kwelwater veelvuldig gebruikt, o.a. voor talrijke brouwerijen en blekerijen. Kenmerkend voor deze rellen is de in Noord-Holland verder zeldzame verschijning van stromend water met kenmerkende levensgemeenschappen voor stromend water. Wel kunnen de rellen ’s zomers enige tijd droogvallen. In de zomer van 2002 waren de rellen op Park Brederode niet drooggevallen, maar er was nauwelijks stroming aanwezig. Het duinrellenstelsel op Park Brederode watert af in noordoostelijke richting naar de grachten van de Ruïne van Brederode.
4.5
Landschap Park Brederode bestaat uit losse bebouwing omgeven door (voedselrijke) graslanden, boompartijen, bosschages en waterpartijen. De noordkant van het terrein wordt begrensd door Ruïne van Brederode en open graslanden. Aan de zuidkant vormen hockeyvelden de begrenzing. In noord-zuid-richting vormt Park Brederode de verbinding van de landgoederenzone in de strandvlaktes en de strandwallen. In oost-west richting vormt Park Brederode een schakel tussen de bossen van de binnenduinen en de strandwallen met bossen en de bebouwde kom van Bloemendaal. In paragraaf 4.6 wordt een algemene beschrijving van de verschillende landschapsonderdelen in de omgeving van Park Brederode gegeven. Het huidige en potentieel functioneren van Park Brederode wordt in hoge mate bepaald door de ligging in de binnenduinrand. De huidige landschapsecologische structuur vormt de neerslag van eeuwen oude ontwikkelingen.
4.6
Ecologische waarden op regionaal niveau Hieronder worden de ecologische waarden op regionaal niveau besproken. De lokale ecologische waarden van het plangebied zelf worden beschreven in hoofdstuk 5 (inventarisatie natuurwaarden). In de omgeving van Park Brederode komen de onder beschreven landschapszonen voor. Van west naar oost zijn dat: Het midden- en binnenduin Het middenduin wordt bepaald door een afwisseling van dichte struweelvegetaties, met duindoorn, duinrietvelden, meidoorn en berkenbosjes. Lokaal komen ook open duingraslanden voor. De ecologische relaties met Park Brederode bestaan door verschillende soorten die op Park Brederode voorkomen en in het middenduin foerageren en omgekeerd.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 16 -
27 mei 2003
De meest oostelijke rand van het eigenlijke duingebied wordt gevormd door een tot 45 m hoog opgaande jonge duinenrij. Deze duinenrij is bebost. De bossen komen sterk overeen met de landgoedbossen van het strandwallenlandschap. De Beuk, Esdoorn en Zomereik zijn aspectbepalend in deze gesloten bossen. De overgang naar de bossen van het binnenduin zijn zeer abrupt, met als gevolg een zeer steile gradiënt. De strandwallen De strandwallen zijn in principe vervlakte oude duinen met ontkalkt zand. Nadat in de middeleeuwen de strandwallen waren ontbost, zijn ze later weer herbebost om beschutting te bieden tegen het stuivende zand. Grote gedeelten van de strandwallen bestaan nu uit oud eikenbos met een goed ontwikkelde struiketage en kruidlaag. Op de strandwallen van Zuid-Kennemerland zijn ook een groot aantal landgoederen en buitenplaatsen aangelegd. Voorbeelden hiervan zijn het ‘Caprera’ en de ‘Schapenduinen’. Kenmerkend voor deze landgoederen is een goed ontwikkelde stinzenflora (zie paragraaf 5.4.1`). De strandvlaktes De strandvlaktes liggen tussen de hoge binnenduinen en de strandwallen. Deze strandvlaktes worden gekenmerkt door opkwellend grondwater. Traditioneel komen in deze strandvlaktes veel al dan niet gegraven waterlopen (duinbeken en duinrellen) voor die het overtollige (kwel)water uit de duinen afvoeren. Vroeger werden de strandvlaktes gebruikt als grasland. Vaak maakten de strandvlaktes ook deel uit van de landgoederen, zoals ook de oorspronkelijke hofstede Meer en Berg. Grotendeels zijn deze strandvlakten in Zuid-Kennemerland ontgonnen voor de bollenteelt. In het noordelijk deel van Zuid-Kennemerland liggen nog een aantal waardevolle graslandcomplexen. Vlak bij Park Brederode liggen de graslanden van landgoed Caprera en de Ruïne van Brederode. Ook ten oosten van de strandwal zijn nog een aantal graslanden aanwezig. Alle graslanden zijn vanwege hun potentiële waarde opgenomen in de ecologische hoofdstructuur (Provincie Noord-Holland, 1993). Met name de graslanden ten noorden van de Ruïne van Brederode zijn zeer waardevol. Volgens de beschrijvingen van de Provincie Noord-Holland (1992) komen in dit gebied veel voor de duinzoom kenmerkende kwelsloten voor met helder water en goed tot zeer goed ontwikkelde water- en oevervegetaties. Deze sloten horen (of hoorden) tot de rijkste van Zuid-Kennemerland. De graslanden zijn afwisselend in kruiden rijkdom en in de aanwezigheid van vochtindicatoren. Dit gebied geeft de ecologische potentie aan voor de ontwikkeling van het natuurpark in Park Brederode.
4.7
Ecologische relaties In de binnenduinrand van Bloemendaal zijn verschillende ecologische relaties van belang. In noord-zuid richting lopen de boven beschreven landschaps- en vegetatiezones parallel naast elkaar. De organismen van elk van deze zone kunnen zo binnen hun habitattype migreren. Dat is belangrijk voor de uitbreiding van populaties en grootte van hun leefgebied. De zone van de duinen is voor migratie en verbindingen nog het meest intact. De bossen van de oude hoge binnenduinen vormen in ecologisch opzicht een nagenoeg ononderbroken lint dat zich langs de hele binnenduinrand van Zuid-Kennemerland uitstrekt en waarlangs bosorganismen kunnen migreren. Zuid-Kennemerland is in zoverre bijzonder dat hier de meeste landgoederen gesticht zijn in het Nederlandse kustgebied. Deze landgoederen vormen samen met ertussen gelegen weilanden een groene strook door (het noorden van) Zuid-Kennemerland.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 17 -
27 mei 2003
In ecologisch opzicht zijn er meerdere dwarsrelaties in oost-west richting. Voor zover er goed functionerende ecologische verbindingen aanwezig zijn, vormen de bossen van het binnenduin in ecologisch opzicht één systeem met de oudere landgoedbossen op de strandwallen. De huidige bosjes van Park Brederode fungeren in ecologisch opzicht als zo’n verbinding. Tevens wordt deze oost-west verbinding gebruikt door soorten die tijdens hun levenscyclus in verschillende biotopen leven alsmede voor dieren die in de strandvlakte leven en in de duinen foerageren en omgekeerd. Zo overwinteren amfibieën zoals padden en salamanders op drogere plaatsen op de strandwallen en in de duinen, maar gebruiken de wateren in de strandvlakte voor hun voortplanting. De landschapsecologische oost-west relaties komen ook tot uitdrukking in de stroming van het grondwater. Het in de duinen en de strandwallen geïnfiltreerde neerslagwater komt in de strandvlaktes als kwelwater aan het oppervlak.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 18 -
27 mei 2003
5
INVENTARISATIE: NULMETING
5.1
Algemeen Bij het onderzoek naar de aanwezigheid van wettelijk beschermde dier- en plantensoorten op en nabij Park Brederode zijn elkaar versterkende methoden gehanteerd. In de eerste plaats is een literatuurstudie uitgevoerd, waarin soortgegevens van en nabij het gebied over de laatste 10 jaar zijn verwerkt. Daarnaast is in 2002 een uitgebreide inventarisatie uitgevoerd. De literatuurstudie maakt het mogelijk om inzicht te verkrijgen in de mate waarin bepaalde soorten wel of niet op en nabij het terrein verwacht kunnen worden. Ook kan op deze wijze vastgesteld worden of de mogelijk op het terrein aanwezige soorten deel uit maken van een grotere populatie in de omliggende duinen. Dit laatste is tevens relevant voor de beoordeling van een eventueel ‘significant effect’ op de Speciale Beschermingszone (SBZ-H) Kennemerduinen en Amsterdamse Waterleidingduinen. Bijkomend voordeel van een literatuurstudie is het kunnen beoordelen van ‘zeldzame veldwaarnemingen’: indien van een bepaalde soort slechts één individu tijdens één inventarisatieronde is aangetroffen, kunnen hieruit twee soorten van conclusies getrokken worden. In de eerste plaats zou, indien de literatuur de aanwezigheid hiervan onaannemelijk acht, geconcludeerd kunnen worden dat het slechts om een ‘toevalswaarneming’ gaat. In de tweede plaats kan evenwel conclusie getrokken worden dat vanwege het aantreffen van slechts 1 exemplaar, ondanks de verwachting op basis van het literatuuronderzoek dat meerdere exemplaren in het gebied aanwezig zouden moeten zijn, de populatie van de betreffende soort als gevolg van habitatverslechtering, op de onderzochte locatie in omvang is afgenomen. Literatuurgegevens kunnen dus helpen bij de interpretatie van de veldinventarisatieresultaten. Een derde voordeel van literatuurstudie is het kunnen genereren van diverse gegevens ten behoeve van het opstellen van het inventarisatieprogramma voor 2002. Wanneer bepaalde beschermde soorten bijvoorbeeld slechts in Limburg voorkomen, was het niet zinvol en noodzakelijk om een onderzoek naar het voorkomen van deze soort op Park Brederode te doen. Een literatuurstudie alleen is evenwel niet voldoende om een gefundeerd oordeel te kunnen geven over de eventuele effecten op beschermde soorten en natuurwaarden binnen de nabijgelegen SBZ. Ter aanvulling op de literatuurgegevens is derhalve een uitgebreide veldinventarisatie uitgevoerd. Meer specifieke achterliggende ecologische redenen zijn:
•
De vrij globale literatuur- en databankgegevens: de meeste informatie uit bestaande databestanden is slechts bekend op km-hok niveau. Voor zowel de effectenbeoordeling als het voorstellen van eventuele mitigerende en compenserende maatregelen (zie beide vragenschema’s in bijlage 19) is het essentieel om zo exact mogelijke kennis te hebben over zowel de locaties waarop exemplaren van beschermde soorten voorkomen als specifieke habitats en hiertoe vereiste gebiedskenmerken binnen het plangebied. Bovendien zijn sommige van de gegenereerde gegevens vrij oud en daardoor wellicht niet meer actueel;
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 19 -
27 mei 2003
•
De resterende onzekerheid na het literatuuronderzoek over de aanwezigheid van een aantal beschermde dier- en plantensoorten, zoals diverse soorten vleermuizen, hazelworm, rugstreeppad, zandhagedis, diverse kleine zoogdieren en vissen op Park Brederode: deze soorten komen volgens de literatuur en gegevensbestanden in ieder geval in de omgeving van het terrein voor;
•
De resterende onzekerheid na het literatuuronderzoek over de feitelijke aanwezigheid van winter- en zomerverblijven van vleermuizen op en nabij Park Brederode. Potentieel geschikte plekken op het terrein zijn aanwezig in de vorm van boomholtes, spleten en gaten in gebouwen;
•
De resterende onzekerheid na het literatuuronderzoek over de exacte locaties waar beschermde amfibiesoorten hun eieren afzetten en de exacte ligging van hun migratieroutes;
•
Door aanvullend onderzoek is een schatting van de populatiegrootte te doen.
Achterliggende planologische redenen: Het aanvullend veldonderzoek levert naast een ecologische ook een planologische meerwaarde op. Op basis van meer specifieke ecologische gegevens kunnen de bouwen inrichtingsactiviteiten namelijk zodanig vorm krijgen dat de ecologische potenties in het plangebied maximaal worden benut om te komen tot versterking van natuurwaarden, met name in het beoogde natuurpark. In het kader van dit planologische aspect kan, meer specifiek, gezocht worden naar combinaties van de noodzakelijke saneringsactiviteiten en de optimalisatie en versterking van de aanwezige natuurwaarden. De nadruk ligt bij de inventarisatie met name op voorkomende wettelijk beschermde en Rode Lijst soorten. Andere soorten zijn gebruikt om een inschatting te maken van de potentie van het gebied.
5.2
Actualiseren literatuurgegevens In eerste instantie is uitgegaan van de inventarisatie van bestaande natuurwaarden, die is opgesteld in het kader van het ontwerp bestemmingsplan. In tweede instantie is de inventarisatie geactualiseerd door het gebruiken van de nieuwste gegevensbestanden van de Provinciale Natuur Informatie (PNI), RAVON en de Vlinderstichting (bijlagen 13 t/m 16). De informatie uit de gegevensbestanden is redelijk oud en slechts op km-niveau opgeslagen. De waarde van deze informatie is dan ook beperkt. Daarnaast is een rapport van de Vereniging Behoud Landgoed Meer en Berg (2001) gebruikt.
5.3
Veldinventarisatie/ monitoringsprogramma 2002 In het kader van het natuurwaardenonderzoek heeft tussen maart en oktober 2002 een uitgebreide inventarisatie plaatsgevonden naar beschermde en bedreigde dier- en plantensoorten en de omvang van hun populatie. Tevens zijn soorten met een indicatie voor natuurpotenties en Rode Lijst-soorten opgenomen. De inventarisatie is uitgevoerd door Ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot. Per soortengroep hebben meerdere inventarisatieronden plaatsgevonden. Daarbij is voor elke soort(-engroep) rekening gehouden met de ecologisch meest zinvolle periode. Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 20 -
27 mei 2003
De inventarisatie naar beschermde mieren is gedaan door de heer Mabelis van adviesbureau Alterra. De winterkwartieren van vleermuizen zijn van januari tot maart 2003 aanvullend onderzocht, omdat tijdens de inventarisatie in 2002 de temperatuur in het vroege voorjaar al te hoog was en de vleermuizen al actief waren. Het onderzoek naar de winterverblijven is gesplitst in twee onderdelen. Het eerste onderdeel bestond uit het onderzoeken van kelders, kruipruimtes en zolders van gebouwen op overwinterende vleermuizen. Omdat in het hoofdgebouw en het Oude Zusterhuis veel kleine tussenruimtes en nissen zijn die door een mens niet bezocht kunnen worden, zijn aanvullend begin maart uitvliegbewegingen na de winterslaap geïnventariseerd. Dit aanvullend vleermuisonderzoek is uitgevoerd door Ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot. Tabel 3 geeft aan hoe vaak en op welke tijdstippen de verschillende soortengroepen zijn geïnventariseerd. Gedetailleerde informatie over de inventarsiatiedata en gebruikte methoden zijn weergegeven in bijlage 18. Tabel 3: Overzicht van de geïnventariseerde soorten binnen het natuurwaardenonderzoek in 2002/2003. Soortengroep
Inventarisatie
Methode
Aantal
Tijdstip
inventarisatie -rondes Planten
beschermde en bedreigde soorten,
zicht
6
stinzenplanten, regionaal zeldzame en
april t/m juni en september
ecologisch waardevolle soorten, vegetatietypen Amfibieën
alle soorten: trekroutes,
zicht, roep
5
maart t/m september
zicht
5
maart t/m september
maart t/m juli
voortplantingsplaatsen, roepende mannetjes, eieren en larven Reptielen
alle soorten: trekroutes, voortplantingsplaatsen, roepende mannetjes, eieren en larven
Vogels
alle broedvogels
roep
12
Vleermuizen
alle soorten, winterkwartieren, potentiële
zicht,
winterkwartie-
zomerverblijven, vliegrouten
batdetector,
ren: 2
uitwerpselen
vliegactivitei-
januari t/m februari, maart, april t/m oktober
ten: 10 in- en uitvliegbewegingen: 1 Muizen
alle soorten, tijdens 3 dagen
vallen
Overige
alle soorten
toevals -
zoogdieren
1 alle
augustus maart t/m oktober
waarneming
Vissen
alle soorten
netten
2
augustus t/m
Dagvlinders
alle soorten
zicht
9
april t/m augustus
Libellen
alle soorten
zicht
9
april t/m augustus
zicht
alle
beschermde soorten
zicht/biotoop
september
Wijngaardslak Mieren
Nul-meting Definitief rapport
1
augustus
9M0220/R0006/HePo/vh - 21 -
27 mei 2003
5.4
Resultaten voorkomende beschermde soorten Omwille van de leesbaarheid en de efficiëntie zullen de resultaten van het inventarisatieonderzoek hieronder tesamen worden behandeld met de (literatuur-)gegevens uit de ‘Nulmeting’. De nadruk ligt bij de interpretatie van de gegevens van de inventarisatie 2002. Bij elke soort zijn zo veel mogelijk aanvullingen gedaan van andere bekende waarnemingen.
5.4.1
Flora en vegetatie Het onderzoek naar de flora en vegetatie is vlakdekkend uitgevoerd waarbij zowel gelet is op water als op land. Van beschermde en bedreigde soorten (wettelijk beschermde en Rode lijst) is de vindplaats genoteerd. Dit geldt ook voor kenmerkende stinzenplanten (-flora). De verspreidingskaarten van de bijzondere soorten zijn weergegeven in bijlage 3. De voorkomende typen vegetatie op Park Brederode in te delen naar water- en oever, grasland, bos en stinzenflora. Stinzenplanten Stinzenplanten of stinzenflora is een benaming voor een groep van plantensoorten die oorspronkelijk door de mens zijn ingevoerd en die vooral voorkomen op buitenplaatsen, kerkhoven, oude boerenerven, bolwerken en kloostertuinen. Het gaat hierbij voornamelijk om bolgewassen die in het voorjaar bloeien. De standplaats van deze planten wordt in het voorjaar gekenmerkt door licht en bij voorkeur ook vocht. In de zomer zorgen overhangende bomen voor bescherming tegen licht en overgroeiing door andere plantensoorten. Voorbeelden van stinzenplanten zijn Daslook, Gewone en Knikkende Vogelmelk, Boshyacint en Sneeuwklokje.
Bos en Bosplantsoen De bos en bosplantsoenen bevinden zich vooral langs de randen van het plangebied. De ondergroei bestaat uit (veel) struiken en stinzenflora. In het zuidwesten bevindt zich een stuk bos dat aansluit op de binnenduinbossen van het Nationaal Park ZuidKennemerland. Het gaat voornamelijk om Beuken- en Eikenbos. De strook in het zuiden van het plangebied bestaat uit eikenbos met weinig struiken en veel ruigtekruiden zoals Grote brandnetel, Zevenblad en Look-zonder-look. Overal op het terrein staan oude bomen met een cultuurhistorische waarde. De holtes in de bomen zijn gekarteerd in verband met broedgelegenheid voor vogels, maar met name in verband met potentiële zomerkwartieren van vleermuizen (zie bijlage17). Stinzenflora De stinzenplanten komen voornamelijk voor in de bosplantsoenen. Drie van de soorten, Daslook en Knikkende en Gewone vogelmelk zijn beschermd. Hun verspreiding wordt hieronder uitgebreider besproken. Naast deze beschermde soorten komen nog veel andere stinzenplanten voor in de verschillende bosschages. Het wordt aangenomen dat de meeste stinzenplanten zijn aangeplant of verwilderd. Bij Daslook gaat het waarschijnlijk om een natuurlijk standplaats. Muskuskruid komt vrij massaal voor in het plangebied (bijlage 3. 6), ondermeer in de brede voet van de duinhelling in de noord-westelijke bosdelen. Deze locatie is door Weeda (1988) al genoemd. De aanwezigheid is interessant omdat de soort in het westen van het land verder alleen nog op Texel voorkomt. Overige standplaatsen zijn te vinden in het uiterste oosten en zuidoosten van Nederland (Meijden, 1996). Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 22 -
27 mei 2003
Grasland De graslanden op het landgoed worden grotendeels als gazon beheerd en zijn vrij droog van aard. Dit geldt vooral voor die in het noordwesten van het gebied. De laatst genoemde graslanden zijn bloemrijk door veel Kleine en Liggende klaver. Ten noorden en ten westen van het centrale meer komen percelen voor die als hooiland beschouwd kunnen worden. Bij het beheer van het grasland ten zuidoosten van het grootste meer wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van stinzenplanten. Er wordt pas gemaaid na de bloei van deze planten. Water- en oevervegetatie De water- en oevervegetatie is slecht ontwikkeld in de meertjes en de sloten. Enkele oevers zjin begroeid met Moeraszegge. Op elk één plek zijn Hoge cyperzegge en Beekpunge, beide kwelindicatoren, aangetroffen. Muurplanten Op de muren zijn nauwelijks planten aangetroffen. Op één van de ziekenhuismuren groeien enkele Mannetjesvarens. Beschermde soorten Op het terrein zijn drie soorten beschermde planten aangetroffen: Daslook, Knikkende vogelmelk en gewone vogelmelk. Daslook Daslook is op meerdere locaties aangetroffen tijdens de inventarisatie in 2002. Alle locaties liggen aan de rand van het terrein zoals in de ondergroei van bosschages en bos (bijlage 3.1). Met name in het noorden van het terrein komt de soort veelvuldig voor. Drie van deze locaties zijn al in het verleden gekarteerd (Vereniging Behoud Landgoed Meer en Berg 2000, BVR et al 1999a). Op de meeste vindplaatsen zijn 51 tot 500 of meer dan 500 exemplaren aangetroffen. Op de andere locaties zijn 6-25 exemplaren aanwezig. Het gaat in het plangebied om een zeer oude standplaats van deze soort. In de 17e eeuw is al door de heer Commelin melding gemaakt van de plant bij het kasteel Brederode. Toen is de Daslook voor het eerst in de Nederlandse literatuur genoemd (Weeda et al 1991). Knikkende vogelmelk De Knikkende vogelmelk is niet eerder in inventarisaties van Park Brederode genoemd. In 2002 is de soort wel aangetroffen in het oosten van het plangebied (bijlage 3.1). Hier komt de soort op meerdere plekken voor in de bosschage ten oosten van de huidige brandweer. Het betreft plekken met elk 26-50 en één met 51-500 individuen. De soort komt er samen voor met Daslook. Gewone vogelmelk De Gewone vogelmelk komt veelvuldig en zeer verspreid op het terrein voor (zie bijlage 3.2). De grootste concentraties bevinden zich in de graslanden rondom het grootste meer, waar vele duizenden exemplaren zijn aangetroffen tijdens de inventarisatie.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 23 -
27 mei 2003
Rode lijst-soorten Een niet beschermde, maar wel bedreigde soort (Rode-Lijst) die aangetroffen is, is Kamgras. De exemplaren op het landgoed bevinden zich langs de rand van het hooiland ten noorden van het grootste meer (zie bijlage 3.3). Elk van de drie locaties herbergt maximaal 26-50 exemplaren. Regionaal zeldzame soorten Daarnaast zijn een aantal lokaal bijzondere soorten waargenomen: Grote veldbies, Rode kamperfoelie, Adelaarsvaren, Gevlekte dovennetel en Voorjaarshelmkruid. De meeste van deze soorten komen ook voor in de bosschages aan de rand van het plangebied en rond het grootste meer, vaak samen met de stinzenplanten. 5.4.2
Vleermuizen Voor het onderzoek naar het voorkomen van zomerverblijven van vleermuizen en foeragerende en langsvliegende vleermuizen zijn in totaal 11 inventarisatierondes uitgevoerd. Het onderzoek vond plaats met behulp van een batdetector (detectie van het ultrasone geluid van de vleermuis). In totaal zijn 7 foeragerende vleermuissoorten aangetroffen (zie tabel 4). Tabel 4. Waargenomen vleermuizen per inventarisatieronde
Gewone
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
dwergvleermuis Gewone
x
x
grootoorvleermuis Laatvlieger
x
x
x
x
Meervleermuis
x
x
x
x
x
x
Rosse vleermuis
x
Ruige dwergvleermuis
x
Watervleermuis
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
Op de verspreidingskaarten (bijlage 9) staan de locaties aangegeven waar de desbetreffende soorten aangetroffen zijn. Vanwege het overzicht zijn alle 11 inventarisatierondes weergegeven op verschillende kaarten. De vliegroutes van vleermuizen zijn moeilijk vast te stellen. Indien wel eenduidig een vliegroute kon worden vastgesteld, is dat met pijltjes opgenomen op de kaarten. Aangenomen wordt dat de meeste oude boomrijen gebruikt worden als vliegroute. Eveneens is het heel moeilijk om zomerkwartieren cq. kraamkamers van vleermuizen vast te stellen. Zij kunnen makkelijk overal in spleten, achter/in spouwmuren, enz. zitten. Met name in het oude hoofdgebouw zijn grote kansen voor zomerkwartieren. Dit gebouw heeft door de leegstand in dak, muren en ramen gaten. Het is moeilijk om precies te bepalen waar de vleermuizen in- en uitvliegen.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 24 -
27 mei 2003
Gewone dwergvleermuis In het plangebied is de Gewone dwergvleermuis de meest algemene vleermuissoort (bijlage 9). Per inventarisatieronde zijn tot 30 waarnemingen gedaan (niet elke waarneming hoeft ook een ander exemplaar te zijn). Hij is in het gehele zomerhalfjaar op het terrein aanwezig. Opgemerkt dient te worden dat de grootste aantallen voorkomen rond het oude hoofdgebouw. Het wordt vermoed dat de Gewone dwergvleermuis zomerkwartieren heeft in het hoofdgebouw. Ook in 1992 zijn veel waarnemingen gedaan van de Gewone dwergvleermuis op Park Brederode (gegevens Provincie Noord-Holland, bijlage 15). De Ruïne van Brederode wordt elke winter gebruikt als winterverblijf door een grote groep (tot 400 exemplaren) Gewone dwergvleermuizen (gegevens Provincie NoordHolland). Ruige dwergvleermuis De Ruige dwergvleermuis is een minder algemene soort. Per ronde zijn zo’n 1 tot 4 waarnemingen gedaan. Voornamelijk zijn ze waargenomen boven het centrale meer. Blijkbaar is er sprake van een goede voedselsituatie door veel insecten, met name muggen. Ruige dwergvleermuizen hebben hun zomerkwartieren in boomholten, nest- en vleermuiskasten. Voor potentieel geschikte bomen wordt verwezen naar bijlage 9. Bewoonde holtes in bomen zijn niet aangetoond tijdens het onderzoek. Tijdens een onderzoek in 1992 zijn 2 foeragerende exemplaren aangetroffen (gegevens provincie Noord-Holland, bijlage 16). In het gegevensbestand van de provincie Noord-Holland zijn in 1997 en 1998 een zomerverblijfplaats en kraamkolonies vastgesteld in een woonwijk ten zuidoosten van Park Brederode. Elk jaar ging het om circa 90 exemplaren. Watervleermuis De Watervleermuis bewoont ’s zomers boomholtes, voornamelijk in oud loofbos, o.a op landgoederen. Het is niet duidelijk of de watervleermuis ook zomerverblijven heeft op Park Brederode. Voor potentieel geschikte bomen wordt verwezen naar bijlage 9. Watervleermuizen foerageren boven groot open water. In 2002 is de Watervleermuis bij elke inventarisatieronde met maximaal 10 exemplaren foeragerend aangetroffen boven de twee meertjes. De watervleermuis is algemeen in Noord-Holland. ZuidKennemerland met zijn landgoederen en oude bossen vormt een bolwerk voor deze soort. In de Ruïne van Brederode verblijven elke winter een aantal watervleermuizen (1 tot 7 exemplaren; gegevensbestand Provincie Noord-Holland, bijlage 16). Ze verblijven er samen met een grote groep Gewone dwergvleermuizen. Laatvlieger De Laatvlieger is verspreid over het gehele gebied aangetroffen. Regelmatig is deze soort foeragerend boven de twee meertjes waargenomen. Regelmatig worden de randen van bosschages benut als vliegroutes, zowel aan de west- als de oostrand van het plangebied.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 25 -
27 mei 2003
De Laatvlieger zit uitsluitend in gebouwen. Het is niet bekend of de Laatvlieger een zomerverblijfplaats heeft op Park Brederode. Aangezien een vliegroute is vastgesteld van het hoofdgebouw weg, bestaat het vermoeden dat de laatvlieger in het hoofdgebouw verblijft (bijlage 10). Het is echter moeilijk om dat precies vast te stellen. Hij kan overal in spouwmuren, en spleten of andere nauwe ruimtes zitten. Ook in 1992 is tijdens een inventarisatie een drietal exemplaren foeragerend waargenomen rond het hoofdgebouw (gegevens Provincie Noord-Holland, bijlage 16). De Laatvlieger is een algemene soort in Noord-Holland. In Zuid-Kennemerland is de Laatvlieger echter relatief schaars. Rosse vleermuis Rosse vleermuizen verblijven ’s zomers in boomholten, met name in oude bossen en op landgoederen. Ze gebruiken ook nest- en vleermuiskasten als zomerkwartieren. Verspreid over het gebied zijn enkele exemplaren waargenomen. Daarbij gaat het waarschijnlijk om langstrekkende en foeragerende exemplaren. Beide activiteiten zijn in 2002 waargenomen. De foeragerende dieren houden zich met name op bij de straatlantarens (licht trekt insecten aan) en boven het centrale meer. Rosse vleermuizen vliegen in een rechte lijn hoog boven bomen en gebouwen. In juni zijn meerdere Rosse vleermuizen komend vanuit het duin waargenomen (bijlage 10). Dit is nog een reden dat wordt aangenomen dat de Rosse vleermuis geen vaste verblijfplaats heeft in het plangebied. Niet eerder is de Rosse vleermuis waargenomen op Park Brederode. Meervleermuis Meervleermuizen foerageren boven grote, open wateren. Het centrale meer in het plangebied is de enige locatie die geschikt is als foerageergebied voor de Meervleermuis. Dat is dan ook de enige locatie waar deze soort is aangetroffen in 2002. De Meervleermuis is slechts tijdens één inventarisatieronde (in juni 2002) met 3 exemplaren aangetroffen. Aangezien de Meervleermuis ’s zomers in grote kolonies verblijft, maar slechts één keer is waargenomen, is het zeer onwaarschijnlijk dat er een zomerverblijf van deze soort op Park Brederode aanwezig is. De soort is ook kenmerkend voor het polderlandschap en komt slechts beperkt in de binnenduinrand voor. Gewone grootoorvleermuis Het zwaartepunt van voorkomen van de Grootoorvleermuis binnen Noord-Holland ligt in Noord- en Zuid-Kennemerland en het Gooi. Op Park Brederode is van de soort echter slechts bij de helft van de inventarisatierondes één exemplaar waargenomen. Gewone grootoorvleermuizen foerageren in het dichte bladerdek van bossen en bomen. Opvallend zijn de waarnemingen in de bosschages ten noorden van de huidige entree en in de bosschages rond het meer. Deze bosschages hebben een redelijke ondergroei. Vanuit eerdere inventarisaties is slechts bekend dat in de winter van 1995/6 één exemplaar van de Gewone grootoorvleermuis verbleef in een grote groep Gewone dwergvleermuizen in de Ruïne van Brederode (gegevens provincie Noord-Holland).
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 26 -
27 mei 2003
Franjestaart Een onzekere waarneming van een foeragerende Franjestaart kon niet worden bevestigd tijdens de overige rondes. Het is vrij lastig om deze soort te onderscheiden van de Watervleermuis. Uit het gegevensbestand van de provincie Noord-Holland is bekend dat ’s winters regelmatig een aantal Franjestaarten verblijft in de Ruïne van Brederode, samen met een grote groep Gewone dwergvleermuizen. De aanwezigheid van een Franjestaart op het Park Brederode behoort tot de mogelijkheden. Kwartieren in bomen Bomen met holtes zijn in potentie geschikt als (zomer)verblijfplaats voor een aantal vleermuissoorten. Alle oude bomen zijn geïnventariseerd op het voorkomen van holten (zie bijlage 17). Er zijn echter geen sporen (vraatsporen, uitwerpselen) gevonden welke erop wijzen dat de holten inderdaad bewoond zijn. Zomerverblijven in gebouwen Voor het Provinciaal ziekenhuis, het Oude Zusterhuis en de overige gebouwen op het terrein geldt dat zich een veelvuldigheid aan schuil- en verblijfplaatsen voor vleermuizen bevindt. Aan de buitenkant van de gebouwen zijn, op basis van visuele inspectie, geen sporen van verblijf van vleermuizen waargenomen. Dakpannen, nissen, ventilatiekanalen, spouwmuren en kelders bieden voor deze zoogdieren voldoende onderdak als tijdelijke verblijfplaats. In hoeverre deze plaatsen benut worden als kraamkamer is niet duidelijk. Tijdens de inventarisatie van 2002 zijn veel waarnemingen van Gewone dwergvleermuis rond het hoofdgebouw en het oude zusterhuis gedaan. In deze gebouwen zijn dan ook waarschijnlijk zomerverblijven aanwezig. Winterkwartieren vleermuizen Er is ook onderzoek verricht naar de overwintering van de vleermuizen in gebouwen op het terrein. Het eerste onderzoek heeft plaatsgevonden half maart 2002. Alleen in een vleugel van het hoofdgebouw (gebouw 5 – Rijnlanden) is toen één exemplaar van een Watervleermuis waargenomen. Als gevolg van de milde temperatuur bleken een aantal soorten in deze periode al actief te zijn. Daarom is het onderzoek herhaald in januari en februari 2003. Tijdens dit aanvullende onderzoek zijn alle potentieel geschikte gebouwen bezocht. In geen van de gebouwen zijn overwinterende dieren, vraatsporen of uitwerpselen gevonden. In de kruipruimte van het Oude Zusterhuis is asbest aanwezig. Vanwege de gezondheid van de veldwerkers kon de kruipruimte van het Oude Zusterhuis niet worden bezocht. Omdat in het hoofdgebouw en het Oude Zusterhuis ook veel nissen en tussenruimtes zijn die door de mens niet bezocht kunnen worden is begin maart gekeken of en waar uitvliegbewegingen en plaatsgebonden activiteiten (sociale geluiden, “hangen” op dezelfde locatie) zijn van vleermuizen. Bij het hoofdgebouw zijn een aantal uitvliegbewegingen en plaatsgebonden activiteiten geconstateerd van de Gewone dwergvleermuis en de Watervleermuis (bijlage 9.11). Bij het Oude Zusterhuis alleen van de Gewone dwergvleermuis (bijlage 9.11). Daaruit wordt geconcludeerd dat deze soorten hier winterverblijven hebben. Van de Ruige dwergvleermuis en één enkele Laatvlieger is de gebondenheid aan de gebouwen niet met zekerheid vastgesteld.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 27 -
27 mei 2003
Vliegroutes Het karteren van vliegroutes is niet eenvoudig. Tijdens de inventarisatie van 2002 is genoteerd wanneer vliegbewegingen of vliegrichtingen van vleermuizen zijn vastgesteld (bijlage 10). Met de interpretatie moet voorzichtig worden omgegaan. Verwacht wordt wel dat de oude bomenrijen en bosranden op Park Brederode bijna allemaal benut worden als vliegroutes tussen rust- en verblijfplaats en foerageergebied. Alle in het gebied voorkomende vleermuissoorten zijn beschermd onder de Flora- en Faunawet. 5.4.3
Overige zoogdieren Muizen Vòòr 2002 heeft er op Park Brederode nooit onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van muizen. Uit literatuur is wel bekend dat bepaalde soorten in de directe omgeving zijn waargenomen. De bosspitsmuis is waargenomen 400 m ten zuiden van Park Brederode (Provincie Noord-Holland, 1988-1994) en de bosmuis is gezien in km-hok 102-492 (Provincie Noord-Holland, 1988-1994). Voor het inventarisatieonderzoek 2002 naar kleine zoogdieren op Park Brederode zijn op vijf locaties raaien van inloopvallen uitgezet. De locaties van deze vallen zijn afgebeeld op bijlage 12. Het betreft locaties die verschillend van aard (bosranden, oevers) zijn om zo het voorkomen van de diverse muissoorten in de verscheidene habitats te ondervangen. Er zijn in totaal 4 muissoorten aangetroffen: Huisspitsmuis, Bosmuis, Rosse woelmuis en de Veldmuis (zie tabel 5). De meeste muizen zijn aangetroffen op locatie 3. Dit is met name het gevolg van de ligging in een overgangssituatie tussen bos en grasland waardoor soorten van beide biotopen kunnen worden aangetroffen. Alle aangetroffen soorten zijn vrij algemeen in Nederland en in de omgeving van het plangebied (in de duinen en de binnenduinrand). Al deze muissoorten zijn beschermd onder de Flora- en Faunawet. Tabel 5. Aantal gevangen kleine zoogdieren (individuen) op vijf locaties op Park Brederode in 2002 Locatie
1
Huisspitsmuis Bosmuis Rosse
2
3
4
5
Tot.
4
7
1
4
16
2
3
7
5
1
6 18
6
woelmuis Veldmuis Totaal
3
3 9
4
18
7
5
43
Vos De vos leeft voornamelijk in de duinen. Af en toe is hij op speurtocht in de binnenduinrand, de landgoederen en open graslanden. Tussen 1995 en 2000 is de vos gezien in de graslanden ten noorden van Park Brederode.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 28 -
27 mei 2003
Tijdens de veldinventarisatie naar andere soorten dan de vos is er ook gelet op het voorkomen van dit dier. Er is namelijk geen goed bruikbare methodiek voorhanden voor veldonderzoek naar de vos. Op verschillende data zijn waarnemingen gedaan van de vos op het terrein van Park Brederode (bijlage 7). In totaal gaat het om vier waarnemingen, waaronder eenmaal 2 individuen samen zijn aangetroffen. Het gaat hierbij om speurtochten (naar voedsel) van vossen die in de duinen leven. De verspreiding van de vos neemt in West-Nederland nog steeds toe. Hij trekt er steeds meer de bebouwde kom binnen. De vos is beschermd onder de Flora- en Faunawet. Haas Ook op de aanwezigheid van de haas is tijdens onderzoek naar andere soorten gelet. De haas is hierbij vooral langs de randen van het gebied waargenomen. Op de graslanden van het plangebied is de soort echter niet aangetroffen (bijlage 7). Dit hangt mogelijk samen met het (maai)beheer waardoor de graslanden minder geschikt als foerageergebied zijn.
Ook uit de literatuur is in de perioden 1988-1994 en 1995-2000 het voorkomen van de haas bekend. Het betreft hier locaties van de binnenduinrand ten noorden en ten zuiden van Park Brederode (provincie Noord-Holland, bijlage 16). De haas is beschermd onder de Flora- en Faunawet. Egel In het gegevensbestand van de provincie Noord-Holland wordt het voorkomen van de egel enkele keren genoemd in of rond Park Brederode. Het voorkomen is slechts op kmhok niveau bekend, zodat niet duidelijk is waar de egel precies voorkomt. Het voorkomen van de egel is tijdens de inventarisaties naar diverse andere soorten in 2002 gekarteerd. Diverse malen is het dier aangetroffen, waarvan de meeste ’s nachts tijdens voedseltochten (bijlage 7). De egel is een algemene soort. De villawijken en landgoederen zijn een gunstig biotoop. De egel is beschermd onder de Flora- en Faunawet. Eekhoorn Uit gegevensbestanden van de provincie Noord-Holland komt naar voren dat eekhoorns regelmatig worden gezien in de omgeving van Park Brederode (in de perioden 19881995 en 1995-2000). Waarnemingen zijn bekend in zowel de duinen en als ook in de groene, boomrijke bebouwing van Santpoort en Bloemendaal. Dit type milieu is ideaal voor de eekhoorn. De eekhoorn is dan ook een algemene soort in de binnenduinrand. In 2002 is ook de eekhoorn tijdens inventarisatierondes in het plangebied aangetroffen. Er is ook gezocht naar boomholten en eventuele eekhoornnesten om te bepalen in welk deel van het gebied de trefkans het grootste is. Nesten zijn echter niet waargenomen, twee volwassen individuen echter wel. Hierbij ging het om één locatie in de omgeving van de huidige entree van het Provinciaal ziekenhuis en om één locatie aan de rand van het gebied op de grens met Zuid-Kennemerland (bijlage 7). De eekhoorn is beschermd onder de Flora- en Faunawet. Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 29 -
27 mei 2003
Boommarter De boommarter is een zeldzame soort in Noord-Holland. Sinds enige tijd heeft zich een boommarter gevestigd in de duinen aan de noordrand net ten westen van Park Brederode (mondelinge mededeling van de heer P. Veel, PWN). Tijdens de inventarisatie van 2002 is geen boommarter gezien en zijn geen sporen aangetroffen op Park Brederode. Aangenomen wordt dat de boommarter wel eens komt foerageren op Park Brederode. Vanwege het voorkomen van deze zeldzame soort is rust in de aangrenzende duinen zeer gewenst en beleid van het Nationaal Park. Bunzing Uit het gegevensbestand van de provincie blijkt dat de bunzing in 1998 op Park Brederode vlak bij het meer is gezien. Uit de omgeving zijn verder geen gegevens bekend. Ook tijdens de inventarisatieronde 2002 is geen bunzing gezien. Het is mogelijk dat de waarneming uit 1998 een toevalswaarneming is geweest. Overige zoogdieren Andere zoogdiersoorten dan de hierboven genoemde zijn tijdens de inventarisatierondes niet aangetroffen. Uit literatuurgegevens is echter bekend dat andere soorten zich wel in de directe omgeving van het plangebied bevinden. Zo zijn er in het Nationaal Park Zuid-Kennemerland populaties van reeën en damherten aanwezig. Aangezien Park Brederode omgeven is door een hek, komen de reeën en damherten niet op Park Brederode voor. De mol komt zeker voor in het plangebied. Uit het gegevensbestand van de Provincie blijkt dat deze soort ook rondom het gebied voorkomt (1988 tot 2000). Het voorkomen in de duinen en de binnenduinrand is bekend. Konijnen zijn op het terrein van het Provinciaal Ziekenhuis niet aangetroffen. Zij komen echter wel voor in de duinen. De populatie(s) is (zijn) hier echter sterk achteruitgegaan als gevolg van ziekte. 5.4.4
Amfibieën Tijdens de inventarisatie in 2002 zijn de Gewone pad, Bruine kikker en Kleine watersalamander aangetroffen. In de periode half maart t/m eind juni zijn op vijf dagen schepnet- en avondinventarisaties uitgevoerd. Ook tijdens andere inventarisaties is er gelet op amfibieën. Tijdens een nachtelijk bezoek zijn de potentiële voortplantingsplaatsen opgezocht en vond er telling plaats van roepende mannetjes van kikkers en padden. Het voorkomen van alle drie de soorten is al eerder in de literatuur beschreven. Aanvullend daarop is nu bekend waar op het terrein de soorten voorkomen en welke wateren ze gebruiken voor de voortplanting. Er vindt trek plaats van Gewone pad en Kleine watersalamander (enkele duizenden) tussen het aangrenzend duingebied en het meer van Park Brederode. Er vindt echter weinig trek plaats over de Brederodelaan, maar wel vindt er veel trek plaats over de Velsenenderlaan (BVR et al 1999a, mondelinge mededeling de heer Veerkamp, KNNV Kennemerland).
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 30 -
27 mei 2003
Gewone pad Uit de bestaande gegevensbestanden is bekend dat de gewone pad voorkomt in de wateren ten noorden van Park Brederode; namelijk in de wateren in de graslanden rond de Ruïne van Brederode en de aangrenzende duinen (Provincie Noord-Holland en RAVON, gegevens van de jaren 1995-2000). Uit dezelfde gegevensbestanden zijn waarnemingen bekend in de duinen ten westen van Park Brederode binnen 1 km afstand (maar daarvan zijn de locaties niet precies bekend). Uit de gehouden inventarisatierondes blijkt dat de Gewone pad de meest algemene amfibieënsoort op Park Brederode is. Het meer fungeert als redelijk goed voortplantingswater en er zijn dan ook larven aangetroffen in dit water. Daarnaast zijn ook op veel andere locaties individuen (adulten en larven) aangetroffen, zoals in slootjes. Dit komt mede door het feit dat deze soort weinig kritisch is ten aanzien van het voortplantingswater. De soort is ook aangetroffen in een betonnen bak in de buurt van de huidige entree. De bak is een restant van de sloop van een voormalig gebouw. Vooral de voet van de steile beukenhelling en de bosschages rond het noordelijke meertje worden door de Gewone pad als overwinterings- en foerageerplaats gebruikt. De locaties waar de soort is aangetroffen zijn weergegeven op bijlage 6. De Gewone pad is beschermd onder de Flora- en Faunawet. Bruine kikker Uit de bestaande gegevensbestanden is bekend dat de Bruine kikker voorkomt in de wateren ten noorden en ten westen van Park Brederode; namelijk in de wateren in de graslanden rond de Ruïne van Brederode en de aangrenzende duinen (Provincie Noord-Holland en RAVON, gegevens van de jaren 1995-2000, bijlage 14). Uit dezelfde gegevensbestanden zijn waarnemingen in de duinen ten westen van Park Brederode binnen 1 km afstand bekend (maar daarvan zijn de locaties niet precies bekend). Op Park Brederode zelf zijn geen eerdere waarnemingen bekend. Tijdens de inventarisatieronden in 2002 is de Bruine kikker aangetroffen, zij het minder veelvuldig dan de Gewone pad. De Bruine kikker komt vooral voor in de sloot langs het grasland ten westen van het centrale meer (zie bijlage 6). Ook zijn hier een behoorlijk aantal (28) eiklompen aangetroffen. Het voorkomen op deze locatie is mede te danken aan de voorkeur van de soort voor grasland en ondiepe voortplantingswateren. Andere plaatsen waar roepende mannetjes aangetroffen zijn, zijn het meertje in het noorden, het centrale meer en de sloot in het zuiden van het gebied. Net als de Gewone pad gebruikt ook de Bruine kikker de betonnen bak bij de huidige entree als eiafzetplaats (10 eiklompen aangetroffen). De Bruine kikker is beschermd onder de Flora- en Faunawet. Kleine watersalamander Van de kleine watersalamander is een waarneming bekend van 1200 juvenielen in de binnenduinrand ten noorden van Park Brederode (Provincie Noord-Holland en RAVON, gegevens van de jaren 1995-2000, bijlage 14). Uit dezelfde gegevensbestanden zijn waarnemingen bekend in de duinen ten westen van Park brederode binnen 1 km afstand (maar daarvan zijn de locaties niet precies bekend).
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 31 -
27 mei 2003
Door middel van de schepnetinventarisaties is deze soort ook waargenomen. Vindlocaties zijn de sloot bij het grasland ten westen van het centrale meer en de sloot in het zuiden van het gebied. De meeste waarnemingen zijn echter (alweer) bij de betonnen bak bij de huidige entree (zie ook bijlage 7). Aangezien er vrijwel geen vegetatie is, zetten de dieren hun eieren af aan het aanwezige puin in het water. De Kleine watersalamander is beschermd onder de Flora- en Faunawet. Rugstreeppad De Rugstreeppad is niet tijdens de inventarisatie van 2002 aangetroffen op Park Brederode. Wel is er één melding bekend van de Rugstreeppad bij het huidige asielzoekerscentrum. Gezien het feit dat de KNNV-Kennemerland jaarlijks paddentellingen verricht op en rond Park Brederode en actief is met het overzetten van padden is ervan uit te gaan dat het hier gaat om een toevallig voorkomen (uitbreiding, zoeken naar nieuw leefgebied). Daaruit kan worden geconcludeerd dat deze soort niet voorkomt, ook is het voorkomen in de aangrenzende duinen en op andere landgoederen in de omgeving bekend. De habitat is wel geschikt voor deze soort. Uit de literatuur is bekend dat de Rugstreeppad en de Gewone pad echter zelden of nooit samen worden aangetroffen (Provincie Noord-Holland, 1987). De Rugstreeppad is een pionierssoort die voorkomt in dynamische systemen. Zandige pionierssituaties doen zich ook voor indien men overgaat tot het af- of vergraven van terreinen. De kans bestaat dan ook dat de soort zich, mede dankzij een groot verspreidingsvermogen, na de start van eventuele bouwactiviteiten vestigt op het terrein.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 32 -
27 mei 2003
5.4.5
Reptielen Er zijn in 2002 verschillende inventarisatieronden uitgevoerd om het voorkomen van de Zandhagedis en de Hazelworm te onderzoeken. Hierbij zijn biotopen afgezocht met potenties voor deze diersoorten. Vooral de overgang van bos en struweel naar grasland is in dit verband interessant. Hazelworm De hazelworm is in Bloemendaal waarschijnlijk rond 1900 uitgezet. Hij heeft zijn leefgebied uitgebreid en komt nu langs de hele binnenduinrand van Zuid-Kennemerland voor, vooral op landgoederen en in bossen, en in het nationaal Park ZuidKennemerland. In het gegevensbestand van RAVON is één eerdere waarneming op Park Brederode bekend uit de periode 1995-2000. De waarneming is gedaan tussen het gebouw Westfriesland en de huidige brandweer. In hetzelfde gegevensbestand zijn ook waarnemingen gedaan van de hazelworm in de omliggende duinen. Tijdens de diverse inventarisatieronden in 2002 is de Hazelworm echter niet aangetroffen in het plangebied. Deze soort is echter moeilijk waar te nemen, omdat het een zeer verborgen levenswijze heeft. Normaal gesproken geeft de Hazelworm de voorkeur aan bossen, bosranden en wegbermen. Een afwisseling van open en besloten vegetatie is een gunstig biotoop. Ook de afwisseling van droog en vochtig terrein pakt gunstig uit. Dit biotoop is aanwezig. Er kunnen dan ook geen conclusies worden getrokken over het al of niet voorkomen van de Hazelworm in het plangebied. De Hazelworm is een door de Flora- en Faunawet beschermde soort. Andere reptielen Andere reptielen zijn op Park Brederode niet waargenomen. De zandhagedis komt voor in het aangrenzende duingebied. Aangezien de zandhagedis open, kale zandgrond nodig heeft als biotoop, is Park Brederode in de huidige toestand niet geschikt als leefgebied voor de zandhagedis.
5.4.6
Vogels Er zijn in totaal 11 bezoeken uitgevoerd om broedvogelpopulaties te onderzoeken. Veelal was dit een bezoek in de ochtend wanneer de zangactiviteiten van de meeste zangvogelsoorten het hoogst is. Daarnaast is tevens twee keer in de avond en één keer in de nacht een bezoek gebracht. De aangetroffen broedvogels staan vermeld in tabel 6. In deze tabel zijn ook de resultaten van een onderzoek weergegeven, uitgevoerd door de Vogelwerkgroep Zuid-Kennemerland in 1999. Tijdens dit laatste onderzoek is zowel het hoge als het lage deel geïnventariseerd. Het hoge deel is de boshelling in de zuidwest hoek. Dit onderscheid is in de tabel door middel van haakjes aangegeven. Een klein deel van de territoria in 2002 (bijvoorbeeld van de Grote bonte specht en de Vink) bevond zich ook op deze beboste duinhelling. De verspreidingskaarten van de verschillende broedvogels zijn opgenomen in bijlage 8. In totaal zijn er 313 territoria geïnventariseerd. Gemiddeld zijn dat circa 700 territoria per 100 ha. Vergeleken met andere landgoederen in de omgeving is dat een gemiddelde dichtheid (Nobel, 1999).
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 33 -
27 mei 2003
Tabel 6. Aantal broedvogelterritoria per soort op Park Brederode in 2002 en in 1999 (De Nobel, 1999*). (..) in rechterkolom: aantal territoria in het hoger gelegen deel Soort
Minimaal aantal territoria
Vogelwerkgroep ZuidKennemerland, 1999
Keizergans
0
1
Boerengans
2
2
Nijlgans
2
5
Wilde eend
22
25
Buizerd
1
0 (1)
Havik
Foeragerend (1)
Waterhoen
1
2
Meerkoet
3
4
Scholekster
2
2
Houtsnip
0
(2)
Zilvermeeuw
1
2
Stadsduif
1
2
Holenduif
4
7 (1)
Houtduif
16
25 (1)
Turkse tortel
2
3
Koekoek
0
(1)
Bosuil
1
2 (1)
Groene specht
1
1 (1)
Grote bonte specht
4
3 (2)
Boomleeuwerik
(1)
Witte kwikstaart
0
1
Winterkoning
26
22 (5)
Heggenmus
12
8
Roodborst
18
19 (8)
Nachtegaal
1
1
Merel
29
34 (6)
Zanglijster
7
3 (3)
Grote lijster
1
1
Braamsluiper
0
1
Tuinfluiter
0
5
Zwartkop
9
12 (7)
Fluiter
0
(1)
Tjiftjaf
4
10 (3)
Fitis
0
3 (4)
Goudhaan
1
0 (2)
Grauwe vliegenvanger
0
3
Staartmees
3
3
Glanskop
3
4 (4)
Kuifmees
0
(3)
Pimpelmees
14
19 (5)
Koolmees
22
21 (7)
Boomklever
10
6 (2)
Boomkruiper
8
7 (4)
Wielewaal
0
(1)
Gaai
4
4 (1)
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 34 -
27 mei 2003
Ekster
4
5
Kauw
32
20
Zwarte kraai
7
6 (1)
Spreeuw
5
7
Huismus
7
13
Ringmus
0
1
Vink
11
6 (5)
Groenling
4
8
Putter
1
2
Kneu
1
3
Goudvink
Foeragerend
4 (3)
Appelvink
6
*) Nobel, P. de (1999). Vogels van Meer en Berg. Fitis 35 (4): 146-152.
Bosvogels De broedvogelbevolking van Park Brederode is typisch voor die van landgoederen en oude bossen. Met name de oude, dikke bomen bieden broedgelegenheid aan veel soorten. Naast algemene soorten komen ook meer bijzondere vogelsoorten voor, zoals de Grote bonte specht, Grote lijster, Boomklever, Boomkruiper, Glanskop, Appelvink en Bosuil. In het aangrenzende duingebied broeden Boomleeuwerik, Havik en Buizerd. De Groene specht heeft een territorium aan de noordkant van het gebied. Dit is een soort die op de Rode lijst staat. Er zijn ook waarnemingen gedaan van Sperwer en Ransuil, maar deze voldeden niet aan de criteria om tot een territorium te besluiten. Soorten als Houtsnip, Zwarte specht, Kleine bonte specht en Grauwe vliegenvanger zijn karakteristiek voor een omgeving als die op Park Brederode aanwezig is, maar deze soorten zijn niet waargenomen tijdens de inventarisatieronden. Struweelvogels Doordat de ondergroei in de bossen en veel struweelvegetaties rond gebouwen zijn verwijderd, komen typische struweelvogels slechts weinig voor. Een zeer algemene soort als de Fitis is niet aangetroffen en ook de Tuinfluiter en de Braamsluiper zijn geheel afwezig. Aantallen van andere vogels als Zwartkop, Groenling, Tjiftjaf zijn gedaald en zij komen bijna alleen aan de rand van het gebied voor. Cultuurvolgers Typische soorten van gebouwen zijn Kauw, Huismus, Stadsduif en Turkse tortel. Van de Kauw is maar liefst 32 paar aangetroffen, vooral in het hoofdgebouw van het voormalige Provinciaal Ziekenhuis. Op de daken van de gebouwen blijken ook Zilvermeeuw, Scholekster en Nijlgans te broeden. Watervogels Doordat de oevers van het centrale meer te steil zijn en er veel verstoring door mensen en honden is, biedt het centrale meer nauwelijks geschikte broedgelegenheid aan vogels. Alleen, en dan nog voornamelijk op de eilandjes, zijn algemene soorten als Wilde eend, Meerkoet en Waterhoen tot broeden in staat geweest. De broedpogingen van twee paar Boerenganzen zijn mislukt.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 35 -
27 mei 2003
Als foerageergebied wordt het meer gebruikt door Aalscholver, Blauwe reiger, Kokmeeuw, Kleine mantelmeeuw, Nijlgans en een enkele individu van de Casarca1. Vogelsoorten die karakteristiek zijn voor stromend water zoals beken zijn de IJsvogel en de Grote gele kwikstaart. De IJsvogel is wel aangetroffen en maakt dus gebruik van het gebied. Maar omdat de soort net voor en net na de gestelde datumgrenzen is aangetroffen, kan volgens de gehanteerde methodiek geen territorium worden toegekend. Dat ook de Grote gele kwikstaart is aangetroffen is opmerkelijk te noemen. Als broedvogel komt deze in het westen van het land vrijwel niet voor, maar het aangetroffen exemplaar werd vergezeld door vier juvenielen (archief Vogelwerkgroep Zuid-Kennemerland). Alle soorten vogels die broeden vallen onder Flora- en Faunawet. Alleen de Groene specht komt daarnaast ook nog voor op de Rode lijst. 5.4.7
Vissen In de jaren voor 2002 heeft geen onderzoek plaatsgevonden naar (beschermde) vissen. In 2002 zijn de vissen wel meegenomen in de inventarisatie. Deze inventarisatie heeft met behulp van een schepnet plaatsgevonden, gelijktijdig met het onderzoek naar de aanwezige amfibieën. Met het schepnet kunnen vooral kleinere en bodembewonende soorten goed worden bemonsterd. Op 4 september is bovendien een steekproefsgewijze steeknetinventarisatie uitgevoerd, waarbij vier steekproeven zijn genomen op locaties en in biotopen waar zich de hoogste trefkans voor de meeste soorten voordoet. Een gevolg hiervan is wel dat bepaalde soorten onderbelicht kunnen worden. Met behulp van de steeknetmethode kan monstering plaatsvinden van die locaties waar diverse soorten zich vaak ophouden, zoals onder de oevervegetatie en holle oevers. Er zijn door middel van de 2 methoden vijf vissoorten aangetroffen: Blankvoorn, Ruisvoorn, Kroeskarper, Karper en Driedoornige stekelbaars. Bijzonder is de waarneming van de Kroeskarper. Van deze soort zijn 10 éénzomerige exemplaren gevangen in het kleine meer in het noorden en de soort staat op de Rode Lijst (bijlage 5). De overige soorten staan niet op deze lijst vermeld. Geconcludeerd kan worden dat de visgemeenschap van Park Brederode niet soortenrijk is. Dit is te wijten aan de geïsoleerde ligging, de steil beschoeide oevers, de matige waterkwaliteit en nauwelijks ontwikkelde oever- en watervegetatie dat normaal gesproken als paai- en schuilplaats dient. Ondanks de schaars aanwezige watervegetatie zijn de Kroeskarpers in het noordelijke meertje kennelijk wel tot succesvolle voortplanting in staat. Roofvissen zijn in dit meer niet aangetroffen.
5.4.8
Vlinders In de periode begin mei tot en met 1 september 2002 zijn in totaal 9 bezoeken uitgevoerd voor de inventarisatie naar libellen en dagvlinders. Daarnaast zijn er nog waarnemingen genoteerd tijdens de flora-inventarisatie begin april. De resultaten van de inventarisatie zijn weergegeven in tabel 7.
1
Een Casarca is een eendachtige vogel. In Nederland gaat het bijna nooit om wilde dieren, maar om ontsnapte dieren uit dierentuinen etc. Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 36 -
27 mei 2003
Tabel 7 Aantal per bezoek waargenomen dagvlinders op Park Brederode in 2002, ingedeeld in biologische groepen volgens BINK (1992).
datum
84
1-9 10-5
31-5
18-6
23-6
8-7
22-7
10-8
19-8
Soorten aangetroffen tijdens eerder onderzoek1
Vlinderoverwinteraars en trekkers Atalanta Citroenvlinder
1
5
1
3
1
1
1
2
4
* *
Dagpauwoog Distelvlinder
2
Gehakkelde
1
aurelia Kleine vos
3
3
1
2
2
1 2
5
3
1
*
1
Popoverwinteraars die vaak trekken Groot koolwitje Klein koolwitje Klein geaderd witje ‘Klein witje’
1
2
1 5
3
3
1
1
4
44+
14
17
2
1
6
47+
9
5
1
13
2
1
*
9
*
7
Popoverwinteraars Boomblauwtje
1
Landkaartje
*
2
Bont zandoogje
*
Eioverwinteraars Eikepage
1
Zwartsprietdikkopj
3
e ‘Dikkopje’
1
1
Rupsoverwinteraar *2
Koevinkje
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 37 -
27 mei 2003
Rupsoverwinteraars met verscheidene generaties Argusvlinder
1
Bruin blauwtje
1
Icarusblauwtje
3
4
2
5
2
2
Kleine vuurvlinder
*
8
3
1
1
6
*
Rupsoverwinteraars met traag groeiende rupsen Bruin zandoogje
1
27
19
51+
2
Variabele groeiers Hooibeestje
1
*
Aantal soorten
2
3
5
6
5
9
10
8
9
6
Aantal individuen
4
12
8
14
37
40
168+
48
38
25
1
) BVR, 1999.
2
) Vereniging Behoud Landgoed Meer en Berg, 2000. + minstens aangetroffen soorten
Ten opzichte van eerder uitgevoerde onderzoeken zijn tijdens de inventarisatie van 2002 extra soorten aangetroffen. Dit blijkt uit de laatste kolom van tabel 7. In totaal zijn 19 soorten waargenomen, waarvan het Bruin blauwtje de enige Rode Lijst-soort is. Deze soort is aangetroffen in bloemrijke (delen van) droge graslanden, overeenkomstig aan het biotoop waar de soort normaal gesproken de voorkeur voor heeft (bijlage 4). De grootste aantallen graslandvlinders werden overigens aangetroffen in de terreindelen die als hooiland worden beheerd. Bij de andere vlindersoorten gaat het om zeer algemene soorten. Slechts de eenmalige waarneming van het hooibeestje is bijzonder te noemen. Het ontbreken van bijzondere vlindersoorten is een resultante van het huidige beheer. In het voorjaar is geen overjarig grasland en ruigte over, waar vlinders kunnen overleven. Ook zijn er 2 dagactieve nachtvlinders aangetroffen: de Gamma-uil en de Sint Jacobsvlinder. In tabel 8 zijn de resultaten weergegeven. Tabel 8. Aantal per bezoek waargenomen Gamma-uilen en Sint Jacobsvlinders op Park Brederode 2002 Datum
10-5
31-5
18-6
Gamma-uil Sint Jacobsvlinder
4
Sint Jacobsvlinder
3
23-6
8-7
1
1
50+
10+
22-7
10-8
19-8
2
1
1-9
1
rups + minstens aangetroffen soorten
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 38 -
27 mei 2003
Rupsen van de Sint Jacobsvlinder werden aangetroffen in het droge hooiland aan de noordkant van het voormalige ziekenhuis en ten noorden van het centrale meer. Geen van deze nachtvlinders is beschermd of bedreigd. Uit 1996 is een enkele waarneming bekend van een Rouwmantel in km-hok 103/492. Van dit km-hok (100 ha) valt slechts 1 ha binnen Park Brederode. Het is dan ook zeer onwaarschijnlijk dat de Rauwmantel op Park Brederode is gezien. 5.4.9
Libellen Vergeleken met onderzoek dat voor het jaar 2002 uitgevoerd is, zijn tijdens de inventarisatie drie nieuwe soorten aangetroffen, dit zijn Watersnuffel, Grote roodoogjuffer en Zwarte heidelibel. Van alle aangetroffen soorten is er geen één die beschermd is of op de Rode Lijst vermeld staat. Het zijn allemaal algemene soorten. Deze soorten stellen geen hoge eisen aan de water- en oevervegetatie, het beheer van de oevers en de waterkwaliteit. Bij een verbetering van de waterkwaliteit en de oppervlakte geschikte oeverbegroeiing neemt de potentie voor libellen en juffers (ook beschermde) toe. Met name de aanwezigheid van schoon stromend water is voor sommige libellensoorten (haftenstadium) van belang.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 39 -
27 mei 2003
Tabel 9 Aantal per bezoek waargenomen libellen op Park Brederode in 2002, ingedeeld in biologische groepen volgens BINK (1992).
Datum
105
31-5
18-6
23-6
8-7
22-7
10-8
19-8
1-9
Soorten aangetroffen tijdens eerder onderzoek
Juffers Houtpantser-
10t
juffer Azuurwaterjuffer
5v
2
63v
Watersnuffel Lantaarntje
16
7
8+
7 9
23
55w
39w
22+
Grote roodoogjuffer Vuurjuffer
1
3
2
11t
3
37t
21w
11t
6t
28t
*2 *1
3
*1, 2
*1
4
Echte libellen Paardenbijter Blauwe
1
glazenmaker Grote keizerlibel
1
5v
Gewone
1
oeverlibel
1
6
4
3
72+
*2
3
*2 *1
2 9
*1
1
Zwarte
3
heidelibel Steenrode
2
*2
heidelibel *2
Bloedrode heidelibel Bruinrode
6
heidelibel ‘heidelibel’
1
1
3
3
8t
7
14
Aantal soorten
4
1
5
4
5
3
7
9
6
Aantal juffers
15
2
90
88
46
30+
62
42
31
Aantal libellen
1
0
6
9
4
9
6
22
99+
*2
) Vereniging Behoud Landgoed Meer en Berg, 2000. ) BVR, 1999a. + minstens aangetroffen soorten t (waaronder) tandem(s) v (waaronder) ei-afzet w (waaronder) paringswiel(en) 2
5.4.10
Mieren In het kader van de Flora- en Faunawet zijn in Nederland 4 soorten mieren beschermd. Het voorkomen van twee van deze soorten, de stronkmier (Formica pratensis) en de zwartrugmier (Formica truncorum) kan op Park Brederode worden uitgesloten op grond van hun verspreidingsbeelden. In het nationaal Park Zuid-Kennemerland zijn in het verleden wel nesten geïnventariseerd van de kale rode bosmier (Formica polyctena) en de behaarde rode bosmier (Formica rufa). De nesten van de behaarde rode bosmier zijn ook in 2002 op een afstand van 1,5 km van Park Brederode aangetroffen.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 40 -
27 mei 2003
In 2002 kwamen op Park Brederode geen beschermde mieren voor. De begroeiingen op het terrein zijn ongeschikt voor zowel de kale rode bosmier als de behaarde rode bosmier. Deels is de begroeiing te gecultiveerd (veel exoten, grasvelden zijn te voedselrijk en worden gemaaid) en deels te schaduwrijk (en te veel beuken, bosmier heeft voorkeur voor eiken). Eventuele vestiging van mieren uit de nabije duinen is alleen mogelijk via vliegende koninginnen, maar met de huidige begroeiing kan deze optie worden uitgesloten. De inventarisatie naar beschermde mieren is gedaan door de heer Mabelis van adviesbureau Alterra. 5.4.11
Overige insecten Het voorkomen van andere beschermde insecten, zoals kevers, kan worden uitgesloten vanwege hun verspreidingspatroon en hun milieueisen.
5.4.12
Slakken De Wijngaardslak is in vroegere jaren o.a. rond de Brederode Berg geïntroduceerd. De slakken hebben zich uitgebreid en leven nu langs de hele binnenduinrand. Vaak treedt de wijngaardslak in dezelfde milieu’s op de landgoederen op als de stinzenflora. De wijngaardslak wordt dan ook wel eens “stinzenfauna” genoemd. Op Park Brederode is de Wijngaardslak op meerdere locaties aangetroffen (bijlage 11). Vooral in het noordelijke deel van Park Brederode komt de soort veelvuldig voor, met name in de bosschages. In totaal gaat het om minimaal 80 exemplaren. Andere beschermde slakken komen in het plangebied niet voor. De Nauwe korfslak, kwalificerende soort in de Speciale Beschermingszone Kennemerduinen en Amsterdamse Waterleidingduinen, komt voor in vochtige duinvalleien. De biotopen op Park Brederode zijn niet geschikt voor de Nauwe korfslak.
5.5
Natuurwaarden in de omgeving In hoofdstuk 2 is aangegeven dat het plangebied direct grenst aan de Speciale Beschermingszone Kennemerduinen en Amsterdamse Waterleidingduinen. Vanwege de ‘externe werking’ dienen alle ingrepen getoetst te worden op hun ingrepen op het Nationaal Park. Teneinde bij de planvorming zoveel mogelijk rekening te houden met het Nationaal Park en eventuele effecten vanaf het begin te voorkomen of te minimaliseren, zullen de (beschermde) natuurwaarden van het Nationaal Park worden beschreven. Het aan het plangebied grenzende Sleutelbosje is ook een natuurgebied. Dit gebied is echter niet beschermd in het kader van de Habiatatrichtlijn of de Natuurbeschermingswet. De Ruïne van Brederode en de omliggende graslanden zijn gekenmerkt door natuurwaarden. Zowel het Sleutelbosje als de Ruïne van Brederode en omgeving zijn geen beschermde natuurgebieden. Dat betekent dat een toets op uitstralingseffecten (‘externe werking’) niet wettelijk verplicht is. De natuurwaarden van deze aangrenzende gebieden zullen echter wel worden beschreven met het oog op mogelijke verbindingszones en draagvlak voor de inrichtingsplannen.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 41 -
27 mei 2003
5.5.1
Natuurwaarden in de duinen De in de duinen voorkomende diersoorten zijn al beschreven in de voorgaande paragrafen, samen met de diersoorten in het plangebied zelf. In het kader van de EUHabitatrichtlijn zijn de duinen van Zuid-Kennemerland aangewezen als SBZ-H. Kwalificerende soort voor de duinvalleien is de Nauwe korfslak. Het voorkomen van de Nauwe korfslak is niet precies bekend. De soort is wel gebonden aan vochtige duinvalleien. Vochtige duinvalleien van enige omvang komen alleen op 1 km afstand van het plangebied voor. In hoofdstuk 2 zijn een aantal habitattypen genoemd waarvoor de duinen zijn aangewezen. Bijlage 1.2 geeft de habitattypen in de omgeving va Park Brederode aan. Daaruit is te concluderen dat in de directe omgeving een klein stuk vochtig duinvallei aanwezig is. De andere vochtige duinvalleien liggen op een afstand van minstens 1 km. Alleen dit type is grondwaterafhankelijk en gevoelig voor eventuele grondwaterstandsverlagingen. In de directe omgeving van Park Brederode komen de ‘Duinen van het eu-atlantische, continentale en boreale type’, de ‘Duinen met duindoorn’ en de ‘Vastgelegde duinen met kruidvegetaties’ voor. Op grote afstand (> 1 km) zijn kleine locaties met ‘Wandelende duinen’ en ‘Duinen met kruipwilg’ aangetroffen. In de duinen grenzend aan de noordwest kant van Park Brederode komt sinds enige tijd een boommarter voor. De precieze locatie van de voortplantingsboom is niet bekend. De boommarter is een zeldzame soort in Noord-Holland. Derhalve is het beleid van PWN en Natuurmonumenten in deze aangrenzende strook, met name in het noordwesten, gericht op rust.
5.5.2
Natuurwaarden in het Sleutelbosje Het Sleutelbosje grenst ten oosten aan de overkant van de Brederodelaan aan het plangebied. Het bosje maakt niet deel uit van Park Brederode. Het is in eigendom van PWN. In 2002 heeft er een inventarisatie van de floristische en vogelkundige waarden plaatsgevonden (Kivit, 2002). De voornaamste waarden van Sleutelbosje zijn:
•
Goed ontwikkelde voorjaarsflora met veel stinzenplanten: de voorkomende soorten zijn vergelijkbaar met de soorten die op Park Brederode voorkomen.
•
Hoge broedvogeldichtheid met een soortensamenstelling van villawijken: De 81 a 86 broedvogelterritoria zijn omgerekend 1800-2000 territoria per 100 ha. Dat is in vergelijking met andere villawijken in de omgeving bijzonder hoog (landgoederen gemiddeld 600-700 territoria, villawijken gemiddeld 1400 territoria per 100 ha).
•
Voorkomen van beschermde soorten zoals Wijngaardslak en vleermuizen. De wijngaardslak is algemeen in het Sleutelbosje. Er zijn Gewone dwergvleermuis en Rosse vleermuis waargenomen. De laatste heeft eventueel ook een kraamkolonie.
•
Mogelijk is er een hol van een vos aanwezig.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 42 -
27 mei 2003
5.5.3
Natuurwaarden van de Ruïne van Brederode en omgeving De Ruïne van Brederode en omliggende graslanden maken niet deel uit van Park Brederode. Zij grenzen aan de noordzijde aan het plangebied. De natuurwaarde van de Ruïne van Brederode ligt in het feit dat de Ruïne door diverse vleermuissoorten gebruikt wordt als winterverblijf. Elke winter overwintert een groep van maximaal 400 Gewone dwergvleermuizen in de Ruïne. Deze groep wordt vergezeld door enkele individuen van andere soorten. Er wordt aangenomen dat een deel van de vleermuizen, die ’s winters in de Ruïne verblijft, gebruik maakt van Park Brederode in de zomer en als foerageergebied. Het graslandgebied rond de Ruïne staat onder invloed van kwelwater vanuit de duinen. De sloten in dit gebied kennen goed tot bijzonder goed ontwikkelde water- en oevervegetaties. De graslanden zijn afwisselend in kruidenrijkdom en in de aanwezigheid van vochtindicatoren. Er zijn natuurlijke potenties aanwezig om de natuurwaarde in dit gebied te verhogen. Het beleid van de provincie is erop gericht om deze kansen te benutten. De graslanden ten noorden van de Ruïne van Brederode zijn in het Gebiedsplan gedeeltelijk begrensd als beheersgebied Ruime jas en gedeeltelijk als natuurgebied Ruime jas (Provincie Noord-Holland, 2002). In de laatste categorie vallen gebieden die zullen worden aangekocht als reservaats- of natuurontwikkelingsgebied. Zes hectaren grasland zijn aangekocht en zullen binnenkort worden overgedragen aan Natuurmonumenten. Dat biedt mogelijkheden voor de ecologische aansluiting van het beoogde natuurpark aan de aangrenzende graslanden.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 43 -
27 mei 2003
6
BEOORDELEN VOLLEDIGHEID GEGEVENS In 2002 en begin 2003 heeft een zeer uitgebreide inventarisatie plaatsgevonden op Park Brederode. Daarbij is onderzoek gedaan naar alle beschermde soorten. Van elke soortengroep zijn meer inventarisatierondes uitgevoerd dan volgens inventarisatiehandboeken noodzakelijk is. Dit om negatieve invloeden door bijzondere weersomstandigheden uit te sluiten. Het onderzoek is dan ook zeer compleet. Een aantal soorten kan echter niet systematisch worden onderzocht (reptielen, wijngaardslak, zoogdieren behalve muizen en vleermuizen). Het blijven toevalswaarnemingen. Door een hoog aantal veldbezoeken wordt de kans op aantreffen vergroot. In 2002 en begin 2003 is het plangebied circa 50 keer bezocht.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 44 -
27 mei 2003
7
SAMENVATTING EN CONCLUSIES VAN DE NULMETING Samenvatting huidige natuurwaarde In totaal is de waarde van de aanwezige flora en fauna op Park Brederode niet hoog. Dat wordt veroorzaakt door de inrichting en het intensieve beheer in het verleden. Sinds 1999 is het gevoerde beheer minder intensief. Een factor die de huidige natuurwaarde bepaalt, is de rust in het plangebied en de aanwezigheid van oude bomen. De relatief meeste waarde van het gebied ligt in 2002 in het voorkomen van grote aantallen foeragerende vleermuizen, waarschijnlijk zomerkwartieren van vleermuizen, de stinzenflora en de karakteristieke vogelsoorten van oude bossen aan de binnenduinrand. In het hoofdgebouw, het oude zusterhuis en de overige gebouwen bevinden zich mogelijkheden voor schuil- en verblijfplaatsen van vleermuizen. Dakpannen, nissen, ventilatiekanalen, spouwmuren en kelders bieden voldoende onderdak. Op basis van visuele inspectie, zijn echter geen sporen van verblijf gevonden. Op grond van het onderzoek wordt geconcludeerd dat er van de Gewone dwergvleermuis en de Laatvlieger waarschijnlijk zomerkwartieren aanwezig zijn in het hoofdgebouw en het Oude zusterhuis. Tevens bestaat er een kans dat het hoofdgebouw wordt benut als winterverblijf van Gewone dwergvleermuis en Watervleermuis en het Oude zusterhuis van Gewone dwergvleermuis. Ook voor het verblijven van Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger in de winter bestaat een kleine kans. De meeste vleermuizen foerageren boven de 2 meertjes en rond oude bomen. Met name van Gewone dwergvleermuis en Watervleermuis zijn veel exemplaren aangetroffen. Oude boomrijen en bosranden worden graag als vliegroutes gebruikt, met name de beukenlaan aan de westrand van Park Brederode. Met name het noordelijke deel is rijk aan stinzenplanten. Opvallend is het veelvuldig voorkomen van Gewone vogelmelk, Daslook, Vingerhelmbloem en Muskuskruid. De stinzenflora is vergelijkbaar met die van andere landgoederen, oude bossen en parken in de omgeving. De meest karakteristieke vogelsoorten zijn de vogels van oude bossen aan de binnenduinrand (onder andere havik, Groene specht, Grote lijster, Boomklever en Appelvink). Ook vogels van stromende wateren (IJsvogel, Grote gele kwikstaart) zijn zeer karakteristiek voor een landgoed. De soorten en hun aantallen komen overeen met die van andere landgoederen en villawijken in de omgeving. De waarde van het gebied voor libellen, vlinders, zoogdieren behalve vleermuizen en vissen is laag. Er zijn alleen algemene soorten in lage aantallen aangetroffen. Opmerkelijk is wel het aantreffen van 10 eenzomerige Kroeskarpers (Rode Lijst-soort) in het noordelijke meertje. Ook de natuurwaarde van de amfibieën en reptielen is laag. Van die amfibieën komen slechts algemene soorten voor. Reptielen zijn niet aangetroffen. De potentie van het gebied voor kwelafhankelijke water-, oever- en graslandvegetatie komt niet tot uitdrukking in de aangetroffen soorten. De oever- en watervegetatie is arm. Vocht en/of kwel indicerende graslandplanten ontbreken.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 45 -
27 mei 2003
Potenties De waarde van het gebied ligt voornamelijk in de potentie. Het hele gebied is door de ligging aan de voet van de duinen in potentie waardevol. Met name de overgangen van het hoger gelegen duin naar de lager gelegen delen, bieden goede mogelijkheden om natuurwaarden te ontwikkelen en de vroeger voorkomende natuurwaarden te herstellen. De grootste potentie ligt in het benutten van de (lage) kwelzone vanaf het hertenkamp tot aan het noordelijkste meer. In deze kwelzone liggen potenties voor duinrellen, natuurvriendelijke oevers en natte graslanden alsmede ondiepe amfibieënpoelen. Daarnaast zijn potenties aanwezig voor het creëren van ecologische verbindingen naar de graslanden rond de Ruïne van Brederode. Tevens liggen er mogelijkheden om naast het ontwikkelen van nieuwe natuurwaarden de huidige natuurwaarden betreffende de vleermuizen, stinzenflora en vogels van oude bossen te behouden en te versterken. Consequenties Uit de inventarisatie van 2002 en begin 2003 kan worden geconcludeerd dat op Park Brederode 66 beschermde planten- en diersoorten voorkomen (tabel 10). Het voorkomen van één van deze soorten, de Franjestaart, is onzeker omdat deze soort moeilijk is waar te nemen (zie 5.4.2). Van de 66 aangetroffen soorten zijn 43 broedvogels. Acht van de beschermde soorten, de vleermuizen, zijn ook opgenomen op bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Daarnaast komen in het gebied 5 bedreigde soorten van de Rode Lijst voor, waarbij het voorkomen van één soort onzeker is (Franjestaart). Tabel 10. Beschermde en bedreigde soorten Soort
gebied
Habitatrichtlijn
Flora- en Fauna
bijlage IV
wet
streng beschermd
Rode Lijst
beschermd
Zoogdieren Gewone dwergvleermuis
L, Z, W
X
X
Ruige dwergvleermuis
F, W?
X
X
Watervleermuis
F, Z?, W
X
X
Laatvlieger
F, Z?, W?
X
X
Rosse vleermuis
F
X
X
Meervleermuis
F
X
X
Franjestaart
voorkomen
X
X
X
X
X
onzeker Gewone grootoorvleermuis F Egel
L
X
Eekhoorn
L
X
Vos
F
X
Haas
F
X
Huisspitsmuis
L
X
Bosmuis
L
X
Rosse woelmuis
L
X
Veldmuis
L
X
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 46 -
27 mei 2003
Amfibieën Gewone pad
L, V,
X
Bruine kikker
L, V, W
X
Kleine watersalamander
L, V,
X
L
X
Ongewervelden Wijngaardslak Vogels Nesten van alle vogels, 43 N soorten Groene specht
F, N?
X
L
X
V, L
X
Bosuil Kauw Groene specht Grote bonte specht Boomklever Boomkruiper Buizerd Ekster Grote kraai Vlinders Bruin blauwtje Vissen Kroeskarper Planten Daslook
G
X
Knikkende vogelmelk
G
X
Gewone vogelmelk
G
X
Kamgras Zzomerkwartieren
G
X V-
voortplantingsgebied
F-
foerageergebied
L–
leefgebied (voortplanting, foerageergebied en rustgebied)
G-
groeiplaats
N-
nesten
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 47 -
27 mei 2003
Tabel 11. Regionaal bijzondere soorten Soorten Vogels Appelvink
N, F
Kauw
N, F
IJsvogel
F
Planten Rode kamperfoelie Grote veldbies
aangeplant
Adelaarsvaren Gevlekte dovennetel Vingerhelmbloem
De meeste consequenties voor de planvorming zijn qua soorten verbonden aan het voorkomen van de acht soorten vleermuizen. Deze groep kent een strenge bescherming in de Flora- en Faunawet en de EU-Habitatrichtlijn. Voor streng beschermde soorten geldt dat een ontheffing verleend kan worden als aan drie voorwaarden is voldaan: • • •
Er is geen alternatief voor de voorgenomen activiteit en voor de plaats en wijze van uitvoering. De duurzame instandhouding van de soort komt niet in gevaar. Er is sprake van een in of bij de wet benoemd groot openbaar belang.
In het plangebied bestaan grote potenties om nieuwe natuurwaarden te ontwikkelen. Dat kan wel betekenen dat daarbij lokaal bepaalde beschermde soorten achteruit gaan. Maar door de ontwikkeling van nieuwe natuur met een hoge waarde zal per saldo een versterking van de natuur optreden. Bij de invulling van de inrichtingsplannen moet een (eventueel) negatief effect op de vleermuizen zoveel mogelijk worden voorkomen, zodat de duurzame instandhouding van de populaties niet in gevaar komt. Bij de planvorming dient dan met name rekening te worden gehouden met de zomer- en winterverblijven in met name het hoofdgebouw en in boomholtes, met vliegroutes van vleermuizen en hun foerageergebied. Alle overige zoogdieren, de amfibieën en de wijngaardslak zijn minder streng beschermd in het kader van de Flora- en Faunawet. Dat houdt in dat door de wetgever ingrepen getoetst worden aan de volgende regel: •
De duurzame instandhouding van de soort komt niet in gevaar.
Indien de gunstige staat van instandhouding niet gewaarborgd is, dienen mitigerende en compenserende maatregelen te worden genomen. Ook dient altijd voldaan te worden aan de zorgplicht. Dat betekent dat schade aan individuele exemplaren van dieren en planten zoveel mogelijk voorkomen moet worden.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 48 -
27 mei 2003
Met vogels dient wettelijk gezien alleen rekening te worden gehouden met de vernietiging van nesten en verstoring tijdens de broedperiode. Dat betekent dat werkzaamheden niet ontheffingsplichtig zijn, indien ze plaatsvinden buiten de broedperiode van maart tot en met juli. Sommige vogelsoorten gebruiken elk jaar of meermaals achter elkaar hetzelfde nest om te broeden. Deze nesten zijn altijd beschermd. Bij de bouwplannen dient rekening te worden gehouden met deze nesten. Voor het vernietigen van deze nesten dient dan ook altijd ontheffing te worden aangevraagd. Bij het verkrijgen van een ontheffing speelt de gedachte de hoofdrol, of de gunstige staat van instandhouding bestaan blijft en of er in de omgeving geschikte uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn. In het plangebied benutten Groene specht, Grote bonte specht, Kauw, Buizerd, Holenduif, Bosuil, Boomkruiper, Bomklever, Ekster en Zwarte kraai meermaals dezelfde nesten. Veel van deze soorten gebruiken holtes in bomen om te broeden. Momenteel werkt de wetgever aan enkele besluiten om tot een algemene vrijstelling van bepaalde verbodsbepalingen ten aanzien van algemene, niet bedreigde soorten te komen. Wij verwachten dat een groot deel van de effecten op boven genoemde minder streng beschermde soorten in de toekomst onder deze vrijstelling zullen vallen. Het aanvragen van een ontheffing is dan niet meer noodzakelijk. Het is nog onbekend wanneer de vrijstellingen in werking zullen treden. Wij denken dat dit binnen enkele maanden zal gebeuren. Wel dient ook hier aan de zorgplicht te worden voldaan, wat inhoud dat eenieder er voor zorgt dat zijn handelen of nalaten daarvan geen of zo min mogelijk nadelige gevolgen heeft voor in het wild levende dieren. In het plangebied komen vijf Rode Lijstsoorten voor. Het voorkomen van deze soorten is bedreigd in Nederland, maar ze kennen niet allemaal een wettelijke bescherming. Twee van deze soorten, Franjestaart en Groene specht, zijn ook beschermd onder de Floraen Faunawet. Bruin blauwtje, Kroeskarper en Kamgras zijn niet wettelijk beschermd. Dat betekent dat men met de planvorming voor Park Brederode niet wettelijk verplicht is rekening te houden met deze drie soorten. Voor deze drie soorten dient geen ontheffing Flora- en Faunawet te worden aangevraagd. Wij bevelen aan om zoveel mogelijk rekening te houden met deze soorten bij het uitwerken van inrichtingsplannen. Uiteindelijk komt een aantal regionaal bijzondere dier- en plantensoorten voor (tabel 11). Ook deze soorten kennen geen wettelijke bescherming. Indien mogelijk kunnen inrichtingsplannen eerder op deze soorten dan op zeer algemene soorten worden afgestemd.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 49 -
27 mei 2003
Park Brederode grenst aan het Nationaal Park Zuid-Kennemerland, aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn. Ingrepen op Park Brederode dienen dan ook altijd getoetst te worden aan de effecten op dit gebied (externe werking). Negatieve effecten, met name op kwalificerende soorten en kwalificerende habitats dienen voorkomen te worden. Bij de uitwerking van de inrichtings- en bouwplannen zal rekening worden gehouden met uitstralingseffecten op het habitatrichtlijngebied. Voorbeelden voor uitstralingseffecten zijn verandering van de grondwaterstand en verstoring door extra licht of lawaai. Bij een toetsing van de effecten voor een eventuele ontheffingsaanvraag zal de wetgever het volgende schema doorlopen: • Zal het project of plan significante effecten hebben op beschermde natuurwaarden op basis waarvan het gebied is aangewezen? • Zijn er verzachtende (mitigerende) maatregelen mogelijk? • Zijn er alternatieven aanwezig (qua projectlocatie- of uitvoering)? • Zijn er dwingende redenen van groot openbaar belang? • Op welke wijze zal de negatieve beïnvloeding gecompenseerd worden? Het grootste deel van Park Brederode ligt buiten de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Slechts een klein deel maakt deel uit van de PEHS van de kaarteenheid ‘Binnenduinrand’. De PEHS is beleidsstreven van de provincie. Het heeft juridisch geen bindende status. Voor alle plannen die door de provincie worden getoetst, zal wel naar de beleidslijn worden gehandeld.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 50 -
27 mei 2003
8
BRONNEN BIJLSMA, R.G., HUSTINGS F. & C.J. CAMPHUYSEN, 2001. Avifauna van Nederland. Deel 2: Algemene en schaarse vogels van Nederland. Haarlem/Utrecht. Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeek, J.B.M. Thissen (1992): Atlas van de Nederlandse zoogdieren. KNNV No 56. Utrecht. Buys en v. d. Vliet (1995): Inventarisatie terrein Psychatrisch Ziekenhuis santpoort te Bloemendaal. ’s-Hertogenbosch. BVR adviseurs stedelijke ontwikkeling, landschap en infrastructuur, Studio voor Landschapsarchitectuur Mariske Pemmelaar-Groot en Adviesbureau Goderie, stadsecologie & natuurontwikkeling en Grontmij (1999a): Masterplan Park Brederode Bloemendaal. Deel 3: Visie ecologie, hydrologie & landschap Park Brederode. BVR adviseurs stedelijke ontwikkeling en Camp & Kamphuis, architectuurhistorici (1999b): Masterplan Park Brederode Bloemendaal. Deel 2: Ontwerpgericht historisch onderzoek Meerenberg. BVR adviseurs stedelijke ontwikkeling, landschap en infrastructuur en Copijn Utrecht Tuin- en Landschapsarchitecten BV (2001): Concept Masterplan Park Brederode Bloemendaal. Utrecht, Rotterdam. CUR, 1999. Natuurvriendelijke oevers: Fauna (red. H. Hollander). Hoofdstuk 6 Monitoring en evaluatie, pp. 76-105 Publicatie 203, Stichting CUR, Gouda. Directie Noordwest LNV (2001): Habitatrichtlijngebieden in Noord-Holland. Interne notitie door W.G. de Gans. Diemen. DLO-Staringcentrum (1992): Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Blad 24-25 West, Zandvoort – Amsterdam. Wageningen. Ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot (2002): Flora en Fauna van Meer en Berg. Inventarisatie 2002. G&G-rapport 2002-13. Alkmaar. Ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot (2003): Vleermuisverblijven Meer en Berg. Alkmaar. Gittenberger, E., W. Backhuys en Th.E.J. Riphen (1984): De landslakken van Nederland. Koninklijk Nederlandse Natuurhistorische Vereiniging. Leiden. Amsterdam. Grontmij (1999): Park Brederode Bloemendaal. Onderzoek waterhuishoudkundige randvoorwaarden. Alkmaar. Kan, K.J. (z.j.): Stromen in Zuidkennemerland - toen en nu. Kapteyn, K. (1995): Vleermuizen in het landschap. Over hun ecologie, gedrag en verspreiding. Haarlem.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 51 -
27 mei 2003
Kerney, M.P. en R.A.D. Cameron (1980): Elseviers slakkengids. Met meer dan 1000 afbeeldingen waarvan 400 in kleur. Kivit, H. (2002): Natuurwaarden van het Sleutelbosje. PWN. Meijden, R. van der (1996). Heukels’ Flora van Nederland. MEIJDEN, R. VAN DER, 1998. Heukels’ Flora van Nederland, 22e druk, 1e bijdruk, Groningen. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (2002): Structuurschema Groene Ruimte 2. Samen werken aan groen Nederland. Den Haag. Nationaal Park Zuid-Kennemerland (2002): Beheer- en Inrichtingplan Nationaal Park Zuid-Kennemerland 2003-2012. Stuivende duinen. Concept. Een beleid voor integrale ontwikkeling en veelzijdig gebruik van het Nationaal park. Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, Jeugdbond voor Natuur- en Milieustudie, Nederlandse libellen Onderzoekers en Stichting European Invertebrate Survey Nederland (1995): verspreidingsgegevens van de Nederlandse libellen. Leiden. Nie, H.W. de (1996): Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen. Doetichem. Nobel, P. de (1999): Vogels van landgoed Meer en Berg. In: Fitis 35 (4). Pfleger, V. en J. Chatfield (1983): A guide to snails of Britain and Europe. London. Provincie Noord-Holland (1987): Amfibieën en reptielen in Noord-Holland. Verslag eerste rond van de provinciale milieuinventarisatie. Haarlem. Provincie Noord-Holland (1993): Beleidsnota natuur en landschap. Deelnota Ecologische structuren en natuur- en landschapsbouw. Beleidsvisie ontwikkeling provinciale ecologische hoofdstructuur. Haarlem. Provincie Noord-Holland (1997): Het visinformatiesysteem. Enquete beroepsvissers over vangsten uit 1991. Haarlem. Provincie Noord-Holland (1997): Het visinformatiessyteem. Hengelsportgegevens van 1992-1995. Haarlem. Provincie Noord-Holland (1998): Stilstaan bij stromen. Waterhuishoudingsplan provincie Noord-Holland 1998-2002). Haarlem. Provincie Noord-Holland (1999): Stilstaan bij waterkwaliteit. Een achtergronddocument over het stelsel van Ecologische Normdoelstelling behorende bij het tweede Waterhuishoudingsplan provincie Noord-Holland 1998-2002. Haarlem. Provincie Noord-Holland (1999a): Groene wegen. Een leidraad voor inrichting en beheer van ecologische verbindingszones in Noord-Holland. Haarlem. Provincie Noord-Holland (1999b): Streekplan Kennemerland. Haarlem. Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 52 -
27 mei 2003
Provincie Noord-Holland (2002): Ontwerp Gebiedsplan Noordzeekanaal-Zuid (begrenzingen Programma Beheer). Haarlem. PWN: Verspreidingseggevens diersoorten in de duinen van het Nationaal Park Zuidkennemerland. RAVON WERKGROEP MONITORING, 1997. Handleiding voor het monitoren van amfibieën in Nederland. Stichting RAVON, Nijmegen. Tax, M.H. (1989): Atlas van de Nederlandse dagvlinders. ’s-Graveland, Wageningen. Van der Goes en Groot (2002): Flora en fauna van Meer en Berg. Inventarisatie 2002. G&G-rapport 2002-13. Vereniging Behoud Landgoed Meer en Berg (2000): Waardenrapport over het landgoed Meer en Berg. Velzen, Bloemendaal. WASSCHER, M., 1999. Bedreigde en kwetsbare libellen in Nederland (Odonata). Basisraport met voorstel voor Rode lijst. European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. Weeda, E.J. (1985, 1987, 1988, 1991, 1994). Nederlandse oecologische flora: Wilde planten en hun relaties. Deel 1/2/3/4/5. Amsterdam. WYNHOFF, I., C. VAN SWAAY & J. VAN DER MADE, 1999. Veldgids Dagvlinders. Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht.
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh - 53 -
27 mei 2003
A COMPANY OF
Bijlage 1 Habitatrichtlijngebied
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
N
Ruine van Brederode
Sleutelbosje
80
Begrenzing bestemmingsplan Begrenzing eigendom CV Park Brederode Habitatsrichtlijngebied
80
160 Meters
Titel:
Nationaal park en Habitatrichtlijngebied Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
03-02-2003
1:4500
Figuur:
1.1
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-086 RBr
Nationaal Park
0
N
Begrenzing bestemmingsplan Wandelende duinen op strandwal met Ammophillia arenaria Duinen met duindoorn Duinen met kruipwilg Beboste duinen van het Atlantische en Boreale gebied Vochtige duinvalleien Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie
Titel:
Figuur:
Habitattypen
1.2
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
03-02-2003
1:20000
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-090 RBr
Legenda
A COMPANY OF
Bijlage 2 Provinciale Ecologische Hoofdstructuur
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
N
100
100
Titel:
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur
Onderzoeksgebied park Brederode Begrenzing eigendom CV Park Brederode
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
PEHS
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
03-02-2003
1:4500
200 Meters
Figuur:
2
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-087 RBr
PEHS
0
A COMPANY OF
Bijlage 3 Verspreidingskaarten flora
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
## N
#
# #
##
#
###
## ##
#
$
$ $
$
#
##
#
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
$
$
$
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Verspreidingskaart Flora
Daslook
# 1-5
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
# 6-25
Opdrachtgever:
# 51-500
Datum:
Schaal:
07-01-2003
1:4500
# 26-50
# 501-5000
Park Brederode Beheer bv
Figuur:
3.1
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-040 EBij
$
60
Titel:
Flora Knikkende vogelmelk $
0
N
$$ $ $ $
$$ $
$$
$$$
$$
$$
$
$$ $ $ $
$
$
$$
$ $$ $ $
$ $$ $
$
$
$$
$ $
$
$ $ $$$ $
$
$
$
$
$$ $ $$$ $ $ $ $ $$$ $$$ $ $ $$$$ $ $ $$$ $ $ $$ $$ $ $ $ $$ $$ $$$$ $ $$ $ $ $$ $ $ $ $$ $ $ $$$ $ $ $ $ $$ $ $$$ $
$$$
$
$
$ $
$$ $ $$ $
$$
$
$ $ $$
$
$ $
$
$ $
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
gewone vogelmelk
$ 1-5 $ 6-25 $ 26-50
$ 51-500
$ 501-5000
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Verspreidingskaart Flora Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
3.2
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-055 RBr
Flora
0
N
$
$$
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
Kamgras
$ 1-5 $ 6-25 $ 26-50 51-500
$
$ 501-5000
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Verspreidingskaart Flora Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
3.3
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-056 RBr
Flora
0
N
$$ # # #
#
#
#
#
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
0
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Verspreidingskaart Flora
Flora Adelaarsvaren Grote sneeuwroem
$
$
$
$
$
# 1-5 # 6-25 # 26-50 51-500
#
# 501-5000
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
3.4
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-057 RBr
Titel:
N
%
$
#
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
$
$
$
$
120 Meters
Verspreidingskaart Flora
Gevlekte dovenetel Blauwe druifjes
#
#
#
#
#
% 1-5 % 6-25
%
26-50
%
51-500 501-5000
%
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
05-02-2003
1:4500
Figuur:
3.5
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-091 RBr
$
60
Titel:
Flora Overblijvende ossentong
0
#Y Y #Y ## # Y # Y Y#Y #Y Y ##Y #Y # Y # Y # Y #Y Y # #Y Y #
N
Y ## Y # Y
Y #
# #Y Y # Y #Y# Y
# Y
# Y
%
# Y
%
# Y# Y # Y# Y
# Y
#
#
# Y
# Y # Y
%
%
# YY #%
#
%
##Y#Y#YY # YY# Y ##Y# Y # #Y Y
# #Y Y
# Y
%$
# Y
%%
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
0
$
$
$
$
Verspreidingskaart Flora
Wilde Hyacint Krokussoorten Muskuskruid
#
%
#
%
#
%
#
#
%
%
Y 1-5 # # Y 6-25 # 26-50 Y
# Y 51-500
#501-5000 Y
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
3.6
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-059 RBr
$
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Flora Blauwe anemoon
60
# Y
N
$$$$#Y #Y#Y
$
Y #
# $ #Y #Y Y
# Y
Y ## Y
# # Y# YY#
# Y
# Y
#Y
# Y
# Y #Y
#Y
# Y
#Y
# Y
# Y
# Y#Y #Y #YY# # Y Y#
#Y
# Y
%
Y ## #Y Y
#Y # Y
# Y
# Y% # Y# Y
# Y
# Y
#Y
# Y #Y
Y #
# Y Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
0
Voorjaarshelmbloem
Pijpbloem
$
#
%
#
%
$
$
#
#
#
%
%
%
Gewoon sneeuwklokje
Y 1-5 # # Y 6-25 # 26-50 Y
# Y 51-500
#501-5000 Y
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
3.7
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-060 RBr
Verspreidingskaart Flora
Grote veldbies
$
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Flora $
60
# Y N
# Y
Y #Y # Y#
# Y
# Y # Y
# Y
# YY#
# Y
# Y# Y
# Y
# Y # Y Y #
# Y # # YY
# Y
# Y
Y # Y#
# Y # Y #Y Y #Y #Y #Y#
Y #
# Y
# Y
# Y #Y Y #
Y #
##Y # YY ##Y Y #Y
# Y Y# Y # Y Y# ## Y # Y # Y # Y
# Y
$#Y # Y # Y # Y # Y # Y # Y # Y # YY # ##Y Y
#
# Y Y# # Y# Y # Y
# Y
# Y
Y #
# YY # #Y#Y
# Y
Y #
Y #
Y# # Y
Begrenzing eigendom CV Park Brederode
#
# Y
## Y Y
# Y
# Y $ # Y # Y #$ Y
# Y Y#Y#Y## YY# Y # Y# # Y# ## Y# Y Y # Y# YY # Y# YY Y # #
# Y
# Y
# YY# $#
$
# Y Y#
%% %
Y #
# Y
# Y
# Y
Begrenzing bestemmingsplan 60
0
Lelietje-van- Vingerhelmdalen kruid
Rode kamperfoelie
$
#
%
#
%
$
$
#
#
#
%
%
%
Y 1-5 # # Y 6-25
# 26-50 Y
# Y 51-500
#501-5000 Y
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
3.8
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-061 RBr
Verspreidingskaart Flora
Oosterse sterhyaicint
$
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Flora $
60
A COMPANY OF
Bijlage 4 Verspreidingskaarten vlinders
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
N
#
#Y
#Y
% #Y
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
%
%
%
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Verspreidingskaart vlinders
Eikenpage
#
#
#
#
#
Bruin blauwtje
Y 1 # # Y 2-5 # 6-10 Y 11-20 >20
# Y
# Y
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
16-01-2003
1:4500
Figuur:
4.1
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-043 EBij
%
%
60
Titel:
Vlinders Hooibeestje
0
A COMPANY OF
Bijlage 5 Verspreidingskaarten Vissen
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
N
# #
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 0
100
200 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Vissen
#
Kroes karper
Verspreidingskaart vissen Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv Schaal:
1:4500
5.1
9M0220A-054 RBr
Datum:
16-01-2003
Figuur:
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr
Titel:
A COMPANY OF
Bijlage 6 Verspreidingskaarten amfibieën
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
N
#
# #
#
#
#
#
## #$ $###
#
# #$
#
%
# $
$#
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 70
0
70
140 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Amfibieen Rond 1
Verspreidingskaart amfibieen per ronde
Bruine kikker Gewone pad Kleine watersalamander
$
$
$
$
$
#
#
#
#
#
% 1 % 2-5 % 6-10 11-20
%
%
>20
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
07-01-2003
Schaal:
1:4500
Figuur:
6.1
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-037 EBij
Titel:
N
#
$ # #
#
#
#
#
#
#
#
#
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
$
$
$
#
#
#
#
% 1 % 2-5 % 6-10 11-20
%
%
>20
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
6.2
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-062 RBr
$
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Verspreidingskaart Amfibieen
Bruine kikker Gewone pad Kleine watersalamander*
#
60
* = niet waargenomen Titel:
Amfibieen Ronde 2 $
0
N
$
$
#
%#
#
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
$
$
$
#
#
#
#
% 1 % 2-5 % 6-10 11-20
%
%
>20
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
6.3
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-063 RBr
$
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Verspreidingskaart Amfibieen
Bruine kikker Gewone pad Kleine watersalamander
#
60
Titel:
Amfibieen Ronde 3 $
0
N
#
%
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
$
$
$
#
#
#
#
% 1 % 2-5 % 6-10 11-20
%
%
>20
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
6.4
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-065 RBr
$
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Verspreidingskaart Amfibieen
Bruine kikker* Gewone pad Kleine watersalamander
#
60
* = niet waargenomen Titel:
Amfibieen Ronde 4 $
0
N
#
#
#
#
%
#
#
%
#
#
# Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
Bruine kikker* Gewone pad Kleine watersalamander
$
$
$
$
#
#
#
#
#
% 1 % 2-5 % 6-10 11-20
%
%
>20
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Verspreidingskaart Amfibieen Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
6.5
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-066 RBr
* = niet waargenomen
Amfibieen Ronde 5 $
0
N
$ $
$ $$## $# $
# $
#
#$##
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
Bruine kikker Gewone pad Kleine watersalamander*
$
$
$
$
$
#
#
#
#
#
% 1 % 2-5 % 6-10 11-20
%
%
60
120 Meters
Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Voortplantingsbiotoop amfibieen Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
>20 *niet waargenomen 07-01-2003
Schaal:
1:4500
Figuur:
6.6
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-038 EBij
Amfibieen (voortplanting)
0
A COMPANY OF
Bijlage 7 Verspreidingskaarten Zoogdieren
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
N
Y # Y # # % % % $ % Y # Y #%
%
%
$$
$ # % %
#
%
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 70
$ Y # % #
70
140 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Verspreidingskaart overige zoogdieren Project:
Vos
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Haas
Opdrachtgever:
Egel Eekhoorn
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
07-01-2003
1:4500
Figuur:
7.1
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-041 EBij
Overige zoogdieren
0
A COMPANY OF
Bijlage 8 Verspreidingskaarten Vogels
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
N
r
# $## # ## r # # $$ # %% # #
# ##
#
##Y ### #
#
#
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
$
%
# Y #
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Nijlgans
Verspreidingskaart Broedvogels
Meerkoet
Project:
Boerengans Wilde eend Waterhoen
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
8.1
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-068 RBr
r
0
# # %
N
#
#
%
%#
%
$
#
# #
%
#
% #
# ## %
# #
#
%
%#
% # #
# %
#
#
#
#
#
% #
Y # #
#
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
0
60
120 Inventarisatie Meters uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
$ % # Y #
Verspreidingskaart Broedvogels
Kneu Heggenmus Merel Nachtegaal
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
8.2
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-069 RBr
Titel:
N
$r $#
%
Y #
$
$ % #$ #$ % $ #
$ # #
$ Y ##
# $ # $# $
#% $
$ $ %
r
$
%
Y # % #$ $ Y ##
$
#
$
$
Y ## Y # #
%$
$
$
r
#
$
Begrenzing eigendom CV Park Brederode
# %Y #
$
Begrenzing bestemmingsplan 70
$ % # Y #
Winterkoning Zwartkop Roodborst Zanglijster
70
140 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Verspreidingskaart Broedvogels Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
07-01-2003
1:4500
Figuur:
8.3
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-039 EBij
r
Staartmees
0
N
% % Y # Y # Y # #
# Y #
% #
$
Y #
# Y # Y #%
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
0
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
$ % # Y #
Putter Ekster Groenling Zwarte kraai
Verspreidingskaart Broedvogels Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
8.4
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-070 RBr
Titel:
#
N
%
$ %
# %
#
#
Y #
# #
#
%
#
Y # # Y # % # %
$
#
%Y #
#
%
#
# %
%
Y # #
# #Y
Y #
%
%
# Y #
Y ##
#
Y #% % $
% % Y # #$
#
#
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
60
120 Inventarisatie Meters uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Vlaamse gaai Houtduif Koolmees Vink
Verspreidingskaart Broedvogels Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
8.5
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-071 RBr
$ % # Y #
0
Y #
N
#
%
Y #
Y # # Y # Y #
#
$
# Y #
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
0
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
$ % # Y #
Verspreidingskaart Broedvogels
Goudhaantje
Project:
Grote lijster
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Tjiftjaf
Opdrachtgever:
Appelvink
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
8.6
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-072 RBr
Titel:
N
# & &
$ #Y #
Y # #
%
#
rrrr
r
#
& # $
# #
$ #
# #
#
& #
Y #
&
$ & #
& &
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
r $ % # Y #
Boomkruiper Spreeuw Grote bonte specht Groene specht Pimpelmees Glanskop
60
120 Inventarisatie Meters uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Verspreidingskaart Broedvogels Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
8.7
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-073 RBr
&
0
N
$
%
$
$
$
%
$
Y #
$ $
$ %
$
% $ #
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
0
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
$ % # Y #
Verspreidingskaart Broedvogels
Boomklever Holenduif Bosuil Buizerd
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
8.8
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-074 RBr
Titel:
N
$$
%
$$ #
$$$
r ## #
#
####
##
r &
## # ## ## Y # ## # ## # # ## # #
#& # #
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
r $
%
# Y #
Turkse tortel Scholekster Huismus Stadsduif Kauw Zilvermeeuw
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Verspreidingskaart Broedvogels Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
29-01-2003
1:4500
Figuur:
8.9
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-075 RBr
&
0
A COMPANY OF
Bijlage 9 Verspreidingskaarten Vleermuizen
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
N
% %#% % $#
%
#
$#
%%# #$#
%
% %
%&
%#
%
$
% $
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
r %
Grootoorvleermuis Gewone dwergvleermuis
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Figuur:
Titel:
Verspreidingskaart Vleermuizen per ronde 9.1 Ronde 1 Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
30-01-2003
1:4500
P:\projdirs\9M0220\Gis001\Projecten\meer_berg.apr 9M0220A-076 RBr
Verspreiding vleermuizen Watervleermuis # Ruige dwergvleermuis $ Rosse vleermuis Y # Meervleermuis # Laatvlieger &
0
N
#%
% #
% %
Y #
%
%
% Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
r %
Grootoorvleermuis Gewone dwergvleermuis
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Verspreidingskaart vleermuizen per ronde Ronde 2
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
30-01-2003
1:4500
Figuur:
9.2
P:\projdirs\9M0220\Gis001\Projecten\meer_berg.apr 9M0220A-077 RBr
Verspreiding vleermuizen Watervleermuis # Ruige dwergvleermuis $ Rosse vleermuis Y # Meervleermuis # Laatvlieger &
0
N
%&
#% % &
%
% % %
%%# $
# # %
& & %%& % % %
%
%
%
%
%
# %
%
&& % %% %& %&
% % % &
%
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
r %
Grootoorvleermuis Gewone dwergvleermuis
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Figuur:
Verspreidingskaart vleermuizen per ronde 9.3 Ronde 3 Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
30-01-2003
1:4500
P:\projdirs\9M0220\Gis001\Projecten\meer_berg.apr 9M0220A-078 RBr
Verspreiding vleermuizen Watervleermuis # Ruige dwergvleermuis $ Rosse vleermuis Y # Meervleermuis # Laatvlieger &
0
N
%
# % &
%
% # #### ### # #
% $& % %
%
%
&% $ % &
&
r
& %
% %
%
%
%
%&
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
r %
Grootoorvleermuis Gewone dwergvleermuis
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Figuur:
Verspreidingskaart vleermuizen per ronde 9.4 Ronde 4 Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
30-01-2003
1:4500
P:\projdirs\9M0220\Gis001\Projecten\meer_berg.apr 9M0220A-079 RBr
Verspreiding vleermuizen Watervleermuis # Ruige dwergvleermuis $ Rosse vleermuis Y # Meervleermuis # Laatvlieger &
0
N
Y #
Y #
Y #%&
% %
%%% Y #
Y #
%
% %&
%
% %
%%
%
% %
%
%
%
%% %
%
%
% %##### # %
#%$&
% %
% %
%% %
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
r %
Grootoorvleermuis Gewone dwergvleermuis
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Figuur:
Verspreidingskaart vleermuizen per ronde 9.5 Ronde 5 en 6
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
30-01-2003
1:4500
P:\projdirs\9M0220\Gis001\Projecten\meer_berg.apr 9M0220A-080 RBr
Verspreiding vleermuizen Watervleermuis # Ruige dwergvleermuis $ Rosse vleermuis Y # Meervleermuis # Laatvlieger &
0
N
%
#
%%% %
% %
% %
%
%r %
% $ %% % $ % ### % $ % % % % % %
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
r %
Grootoorvleermuis Gewone dwergvleermuis
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Figuur:
Verspreidingskaart vleermuizen per ronde 9.6 Ronde 7 Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
30-01-2003
1:4500
P:\projdirs\9M0220\Gis001\Projecten\meer_berg.apr 9M0220A-081 RBr
Verspreiding vleermuizen Watervleermuis # Ruige dwergvleermuis $ Rosse vleermuis Y # Meervleermuis # Laatvlieger &
0
N
%
% &
%
% %# %
% ##
%
Y #
Y # %
%
%
Y #
%
% %
% %
%
%%
%
% # # $
&% %# %# % # &
%
%
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
r %
Grootoorvleermuis Gewone dwergvleermuis
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Figuur:
Verspreidingskaart vleermuizen per ronde 9.7 Ronde 8
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
30-01-2003
1:4500
P:\projdirs\9M0220\Gis001\Projecten\meer_berg.apr 9M0220A-082 RBr
Verspreiding vleermuizen Watervleermuis # Ruige dwergvleermuis $ Rosse vleermuis Y # Meervleermuis # Laatvlieger &
0
N
% %&
%
% Y # % % %
## #
&
%
$ ##%
%% %% % $
# % %
% %
%
%
% %
% Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
r %
Grootoorvleermuis Gewone dwergvleermuis
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Figuur:
Verspreidingskaart vleermuizen per ronde 9.8 Ronde 9 Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
30-01-2003
1:4500
P:\projdirs\9M0220\Gis001\Projecten\meer_berg.apr 9M0220A-083 RBr
Verspreiding vleermuizen Watervleermuis # Ruige dwergvleermuis $ Rosse vleermuis Y # Meervleermuis # Laatvlieger &
0
N
Y #
% %
Y # %
% %
$ % $ #
%
r
%
% %
%
$
% %$ % %
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
r %
Grootoorvleermuis Gewone dwergvleermuis
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Figuur:
Verspreidingskaart vleermuizen per ronde 9.9 Ronde 10 Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
30-01-2003
1:4500
P:\projdirs\9M0220\Gis001\Projecten\meer_berg.apr 9M0220A-084 RBr
Verspreiding vleermuizen Watervleermuis # Ruige dwergvleermuis $ Rosse vleermuis Y # Meervleermuis # Laatvlieger &
0
N
% %&
%
% Y # % % %
$ ##%
## #
&
% %% % %% $
# % %
% %
%
%
% %
% Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
r %
Grootoorvleermuis Gewone dwergvleermuis
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Figuur:
Verspreidingskaart vleermuizen per ronde 9.10 Ronde 11
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
30-01-2003
1:4500
P:\projdirs\9M0220\Gis001\Projecten\meer_berg.apr 9M0220A-085 RBr
Verspreiding vleermuizen Watervleermuis # Ruige dwergvleermuis $ Rosse vleermuis Y # Meervleermuis # Laatvlieger &
0
N
% %
%%
%
## #
%
%
% %
%
%
% 40
Watervleermuis Gewone dwerg Bebouwing
0
40
Titel:
Uitvliegonderzoek vleermuizen Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
CV Park Brederode
Datum:
Schaal:
01-05-2003
1:1500
80 Meters
Figuur:
9.11
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-095 RBr
# %
%
%
A COMPANY OF
Bijlage 10 Vliegbewegingen Vleermuizen
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
N
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
Vliegroute Laatvlieger Vliegroute Rossevleermuis Vliegroute Watervleermuis Vliegroutes Grootoorvleermuis
60
120 Meters
Titel:
Vliegbewegingen vleermuizen Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
26-02-2003
1:4500
Figuur:
10.1
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-094 RBr
Legenda
0
A COMPANY OF
Bijlage 11 Verspreidingskaart Wijngaardslak
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
N
# Y
# Y
#Y
#Y
# Y
#Y
# Y
# Y
#Y #Y
Y ## Y
# Y
Y #
# Y
#Y
Y # #Y
# #YY
# Y
#Y
#Y
Y #
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 60
Wijngaardslak
Y #
#Y
# Y
# Y
# Y
60
120 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Verspreidingskaart Wijngaardslak Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
1 2-5 6-10 11-20 >20
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer
Datum:
Schaal:
07-01-2003
1:4500
Figuur:
11.1
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-044 EBij
Wijngaardslak
0
A COMPANY OF
Bijlage 12 Vallocaties muizenonderzoek
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
N
4
3 2
5 1
Begrenzing eigendom CV Park Brederode Begrenzing bestemmingsplan 70
Onderzoeksgebied Park Brederode
3
Vallocaties
70
140 Meters Inventarisatie uitgevoerd door: Ecologisch adviesbureau Van der Goes en Groot
Titel:
Figuur:
Vallocaties muizenonderzoek
12.1
Project:
Natuurwaardenonderzoek Park Brederode
Opdrachtgever:
Park Brederode Beheer bv
Datum:
Schaal:
07-01-2003
1:4500
p:\projdirs\9m0220\gis001\projecten\meer_berg.apr 9M0220A-036 EBij
Muizen
0
A COMPANY OF
Bijlage 13 Waarnemingen Vlinders Provinciaal Ziekenhuis Bloemendaal vanaf 1991
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Bron gegevens: Vlinderstichting 2002 Rode lijst: 1C - in Nederland uitgestorven, 2A - ernstig bedreigd, 2B - bedreigd, 2C - kwetsbaar, 2D - gevoelig. 3 - momenteel niet bedreigd itz-criteria: i = internationale betekenis, t = trendcriterium (gaat een soort sterk achteruit) en z = zeldzaamheidscriterium (zie van Ommering, 1995) Mobiliteit: 1 = honkvast, 2 = redelijk mobiel, 3 = zeer mobiel. X-coor
Y-coor
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102
492 492 492 492 492 492 492 492 492 492 492 492 492 492 492 492 492 492 492 492 493 493
Atalanta Boomblauwtje Bruin zandoogje Citroenvlinder Dagpauwoog Gehakkelde aurelia Groot dikkopje Groot koolwitje Heivlinder Hooibeestje Icarusblauwtje Klein geaderd witje Klein koolwitje Kleine parelmoervlinder Kleine vos Kleine vuurvlinder Koevinkje Landkaartje Oranjetipje Zwartsprietdikkopje Aardbeivlinder Atalanta
Vanessa atalanta Celastrina argiolus Maniola jurtina Gonepteryx rhamni Inachis io Polygonia c-album Ochlodes faunus Pieris brassicae Hipparchia semele Coenonympha pamphilus Polyommatus icarus Pieris napi Pieris rapae Issoria lathonia Aglais urticae Lycaena phlaeas Aphantopus hyperantus Araschnia levana Anthocharis cardamines Thymelicus lineola Pyrgus malvae Vanessa atalanta
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 13 -1-
Rode lijst categorie
3 3 3 3 3 3 3 2D 3 3 3 3 2C 3 3 3 3 3 3 2B
Itz
i
it
tz
i
tz
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Mobiliteit aantal Laatste jaar Aantal waarneming en 3 2 1993 4 2 2 2000 2 2 2 1996 74 3 6 2000 18 3 4 2000 5 2 1 1998 1 2 3 1996 23 3 1 1999 2 2 1 1993 2 2 2 1993 4 2 3 1993 6 3 6 2000 15 3 2 1998 7 3 3 1998 3 3 2 2000 2 2 2 1998 2 2 4 1998 49 3 2 1999 3 2 5 2000 26 2 1 1996 29 1 1 1999 2 3 4 2000 7
102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 102 103 103 103 103 103 103 103 103 103
493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 492 492 492 492 492 492 492 492 493
Nul-meting Definitief rapport
Boomblauwtje Bruin blauwtje Bruin zandoogje Bruine eikenpage Citroenvlinder Dagpauwoog Duinparelmoervlinder Gehakkelde aurelia Groot dikkopje Groot koolwitje Heivlinder Hooibeestje Icarusblauwtje Klein geaderd witje Klein koolwitje Kleine parelmoervlinder Kleine vos Kleine vuurvlinder Koevinkje Landkaartje Oranjetipje Zwartsprietdikkopje Atalanta Bruin blauwtje Citroenvlinder Dagpauwoog Gehakkelde aurelia Groot koolwitje Kleine vos Rouwmantel Atalanta
Celastrina argiolus Aricia agestis Maniola jurtina Satyrium ilicis Gonepteryx rhamni Inachis io Argynnis niobe Polygonia c-album Ochlodes faunus Pieris brassicae Hipparchia semele Coenonympha pamphilus Polyommatus icarus Pieris napi Pieris rapae Issoria lathonia Aglais urticae Lycaena phlaeas Aphantopus hyperantus Araschnia levana Anthocharis cardamines Thymelicus lineola Vanessa atalanta Aricia agestis Gonepteryx rhamni Inachis io Polygonia c-album Pieris brassicae Aglais urticae Nymphalis antiopa Vanessa atalanta
Bijlage 13 -2-
3 2C 3 2C 3 3 2B 3 3 3 2D 3 3 3 3 2C 3 3 3 3 3 3 2C 3 3 3 3 3 1C
tz i tz
tz
it
tz
i
tz
tz
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
2 2 2 1 3 3 2 2 2 3 2 2 2 3 3 3 3 2 2 3 2 2 3 2 3 3 2 3 3 3 3
1 3 9 2 6 6 2 3 2 4 3 2 4 9 4 4 2 3 9 6 8 4 1 1 2 3 2 1 3 1 2
2000 2000 2000 1996 2000 2000 1997 1998 1997 2000 2000 1997 1997 2000 2000 1998 1998 1998 1998 2000 2000 2000 1993 1994 1996 1996 1995 1993 1996 1996 1998
1 5 248 4 11 27 4 15 12 4 4 4 10 475 10 8 5 57 279 19 39 217 1 1 4 6 2 1 3 1 26
103 103 103 103 103 103 103 103 103 103 103 103 103 103 103 103 103 103
493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493 493
Nul-meting Definitief rapport
Boomblauwtje Bruin zandoogje Citroenvlinder Dagpauwoog Distelvlinder Gehakkelde aurelia Groot dikkopje Hooibeestje Icarusblauwtje Klein geaderd witje Klein koolwitje Kleine parelmoervlinder Kleine vos Kleine vuurvlinder Koevinkje Landkaartje Oranjetipje Zwartsprietdikkopje
Celastrina argiolus Maniola jurtina Gonepteryx rhamni Inachis io Vanessa cardui Polygonia c-album Ochlodes faunus Coenonympha pamphilus Polyommatus icarus Pieris napi Pieris rapae Issoria lathonia Aglais urticae Lycaena phlaeas Aphantopus hyperantus Araschnia levana Anthocharis cardamines Thymelicus lineola
Bijlage 13 -3-
3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2C 3 3 3 3 3 3
i
tz
i
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
2 2 3 3 3 2 2 2 2 3 3 3 3 2 2 3 2 2
3 4 3 4 1 1 1 1 2 5 1 1 2 1 1 2 6 2
1998 1998 1997 1998 1996 1996 1997 1997 1998 2000 1997 1997 2000 2000 1997 1998 2000 1997
3 27 4 31 150 1 1 1 9 85 20 3 5 1 2 4 9 20
A COMPANY OF
Bijlage 14 Waarnemingen amfibieën en reptielen Park Brederode en omgeving 1990-2001
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Waarnemingen Databestand RAVON NEDNAAM
XCOOR
XH YCOOR
YH
MAAT
DAG
MAAND
JAAR
Bruine kikker
103 1
493 4
Hectare
23
6
Bruine kikker
102 9
493 8
Hectare
1
5
1998
Bruine kikker
102 9
493 6
Hectare
14
5
1998
MAN
VROUW
ONBEKEND
JUVENIEL
LARVE
EI
1998
Bruine kikker
102 9
493 8
Hectare
1
5
1998
Bruine kikker
103 1
493 4
Hectare
23
6
1998
Bruine kikker
102 0
493 0
Hectare
0
3
1989 0
0
50
0
0
0
Bruine kikker
102 8
493 8
Hectare
19
4
2000 0
0
0
0
0
13
Bruine kikker
103 1
493 8
Hectare
19
4
2000 0
0
0
0
0
1
Bruine kikker
102 9
493 6
Hectare
19
4
2000 0
0
0
0
500
4
Bruine kikker
102 8
493 8
Hectare
29
3
2000 0
0
0
0
0
50
Bruine kikker
103 0
493 3
Hectare
18
4
2000 0
0
0
0
0
20
Bruine kikker
103
493
Kilometer
8
4
1989
Bruine kikker
102
493
Kilometer
8
4
1989
Bruine kikker
102
493
Kilometer
Bruine kikker
102
492
Kilometer
Bruine kikker
103
493
Kilometer
Bruine kikker
102
493
Kilometer
1993
Bruine kikker
102
492
Kilometer
1993
Bruine kikker
102
492
Kilometer
1995
Bruine kikker
102
493
Kilometer
1995
Bruine kikker
102
493
Kilometer
1996
Bruine kikker
102
492
Kilometer
Bruine kikker
102
493
Kilometer
Bruine kikker
102
493
Kilometer
1997
Bruine kikker
102
492
Kilometer
1997
Bruine kikker
102
493
Kilometer
0
3
1989 0
0
50
0
0
0
Bruine kikker
103
493
Kilometer
0
3
1989 0
0
50
0
0
0
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 14 -1-
1989 1989 1
5
1992
2
1996 5
7
1997
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Bruine kikker
102
493
Kilometer
8
4
1989 1
1
10
0
0
0
Bruine kikker
103
493
Kilometer
8
4
1989 1
1
10
0
0
0
1
0
0
0
0
Gewone pad
103 1
493 4
Hectare
23
6
1998
Gewone pad
102 9
493 8
Hectare
1
5
1998
Gewone pad
102 8
493 8
Hectare
1
5
1998
Gewone pad
102 8
493 8
Hectare
14
5
1998
Gewone pad
102 9
493 6
Hectare
14
5
1998
Gewone pad
102 8
493 8
Hectare
1
5
1998
Gewone pad
102 9
493 8
Hectare
1
5
1998
Gewone pad
103 1
493 4
Hectare
23
6
1998
Gewone pad
102 9
493 6
Hectare
19
4
2000 1
Gewone pad
103
493
Kilometer
1988
3000
Gewone pad
102
493
Kilometer
1988
3000
Gewone pad
103
493
Kilometer
8
4
1989
Gewone pad
102
493
Kilometer
8
4
1989
Gewone pad
102
493
Kilometer
8
4
1989
Gewone pad
102
493
Kilometer
10
4
1989
Gewone pad
102
493
Kilometer
Gewone pad
102
492
Kilometer
Gewone pad
102
492
Kilometer
21
4
1991
100
Gewone pad
102
492
Kilometer
1
5
1992
10
Gewone pad
102
493
Kilometer
1993
Gewone pad
102
492
Kilometer
1993
Gewone pad
102
492
Kilometer
1995
Gewone pad
102
493
Kilometer
1995
Gewone pad
102
493
Kilometer
1996
Gewone pad
102
492
Kilometer
1996
Gewone pad
102
493
Kilometer
1997
Gewone pad
102
492
Kilometer
1997
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 14 -2-
1
1989 1989
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Gewone pad
102
493
Kilometer
0
3
1989 0
0
600
0
0
0
Gewone pad
102
493
Kilometer
0
3
1989 0
0
600
0
0
0
Gewone pad
102
493
Kilometer
10
4
1989 0
0
1
0
0
0
Gewone pad
102
493
Kilometer
8
4
1989 0
1
0
0
0
0
Gewone pad
102
493
Kilometer
8
4
1989 0
1
2
0
0
0
Gewone pad
103
493
Kilometer
8
4
1989 0
0
1
0
0
0
Hazelworm
102 7
493 7
Hectare
21
7
1995
Hazelworm
102 7
493 5
Hectare
19
8
1998
Hazelworm
102 0
493 1
Hectare
5
9
1999
Hazelworm
102 0
493 1
Hectare
5
9
1999
Hazelworm
102 1
492 3
Hectare
15
4
1999
Hazelworm
102 4
493 4
Hectare
27
4
1999
Hazelworm
102 4
492 6
Hectare
15
8
1999
Hazelworm
102 8
493 0
Hectare
3
5
1999
Hazelworm
102 7
493 5
Hectare
27
5
2000 0
1
0
0
0
0
Hazelworm
102 7
493 5
Hectare
14
9
2000 0
1
0
0
0
0
Hazelworm
102 6
493 4
Hectare
27
5
2000 0
0
1
0
0
0
Hazelworm
102
492
Kilometer
21
7
1994
Hazelworm
102
493
Kilometer
22
7
1994
Hazelworm
102
492
Kilometer
8
2000
Kleine watersalamander
102 9
493 8
Hectare
1
5
1998
Kleine watersalamander
102 8
493 8
Hectare
1
5
1998
Kleine watersalamander
102 8
493 8
Hectare
29
4
1998
Kleine watersalamander
102 8
493 8
Hectare
29
4
1998
Kleine watersalamander
102 8
493 8
Hectare
29
4
1998
Kleine watersalamander
102 8
493 8
Hectare
29
4
1998
Kleine watersalamander
102 8
493 8
Hectare
1
5
1998
Kleine watersalamander
102 9
493 8
Hectare
1
5
1998
Kleine watersalamander
102 0
493 0
Hectare
0
3
1989 0
0
0
0
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 14 -3-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
1 1
0
2
Kleine watersalamander
103 0
493 0
Hectare
0
3
1989 0
0
1
0
0
0
Kleine watersalamander
102 8
493 8
Hectare
19
4
2000 1
0
0
0
0
0
Kleine watersalamander
103
493
Kilometer
1988
Kleine watersalamander
103
493
Kilometer
1988
Kleine watersalamander
102
493
Kilometer
1988
Kleine watersalamander
102
493
Kilometer
1989
Kleine watersalamander
102
492
Kilometer
1989
Kleine watersalamander
102
493
Kilometer
1993
Kleine watersalamander
102
492
Kilometer
1993
Kleine watersalamander
102
492
Kilometer
1995
Kleine watersalamander
102
493
Kilometer
1996
Kleine watersalamander
102
492
Kilometer
1996
Kleine watersalamander
102
493
Kilometer
1997
Kleine watersalamander
102
492
Kilometer
Rugstreeppad
103 0
493 0
Hectare
0
0
1989 0
0
1
0
0
0
Zandhagedis
102 5
493 9
Hectare
2
6
1999
Zandhagedis
102
493
Kilometer
2
10
1988
Zandhagedis
102
493
Kilometer
14
6
1988
2
4
Zandhagedis
102
493
Kilometer
14
6
1988
2
4
Zandhagedis
102
492
Kilometer
2
5
1989 2
Zandhagedis
102
493
Kilometer
31
5
1989 1
2
3
Zandhagedis
102
493
Kilometer
1992
Zandhagedis
102
493
Kilometer
1993
Zandhagedis
102
492
Kilometer
Zandhagedis
102
493
Kilometer
14
8
1993
Zandhagedis
102
493
Kilometer
16
5
1997
Zandhagedis
102
493
Kilometer
5
7
1997
Zandhagedis
102
493
Kilometer
22
9
1997
Zandhagedis
102
493
Kilometer
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 14 -4-
1997
1993
1997
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
1
4
Zandhagedis
102
493
Kilometer
14
6
1988 0
2
6
0
0
0
Zandhagedis
102
493
Kilometer
14
6
1988 0
2
6
0
0
0
Zandhagedis
102
493
Kilometer
2
10
1988 0
0
0
1
0
0
Zandhagedis
102
493
Kilometer
31
5
1989 1
2
3
0
0
0
Zandhagedis
102
492
Kilometer
2
5
1989 2
0
0
0
0
0
Waarnemingen databestand provincie Noord-Holland Soort:
code:
X-
Y-
Datum:
Aant:al
Sekse/Leeftijd:
Waarneming:
Form.: Pr.nr:
coord: coord: Gewone pad
231 102,8
493,8
01-05-1998
Kleine watersalamander
114 102,8
493,8
01-05-1998
Kleine watersalamander
114 102,8
493,8
29-04-1998
200 Juveniel
Zichtwaarneming
5
21
1 Volwassen
Zichtwaarneming
5
21
1 Volwassen
Zichtwaarneming
4
21
1 Volwassen
Zichtwaarneming
4
21
Zichtwaarneming
5
21
Kleine watersalamander
114 102,8
493,8
29-04-1998
Bruine kikker
252 102,9
493,8
01-05-1998
200 Juveniel 999 Juveniel
Gewone pad
231 102,9
493,8
01-05-1998
Zichtwaarneming
5
21
Kleine watersalamander
114 102,9
493,8
01-05-1998
1 Volwassen
Zichtwaarneming
5
21
Bruine kikker
252 103,1
493,4
23-06-1998
15 Volwassen
Zichtwaarneming
37
21
Gewone pad
231 103,1
493,4
23-06-1998
4 Volwassen
Zichtwaarneming
37
21
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 14 -5-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
A COMPANY OF
Bijlage 15 Waarnemingen Vleermuizen Park Brederode en omgeving 1990-2001
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Bron: Provincie Noord-Holland 2001 Winterwaarnemingen Soort:
Code:
Object:
Xcoord:
Ycoord:
Project Datum:
Voll:
Verstor: Seizoen:
Form: Aantal:
: Baardvleermuis
211 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 17-01-1996
3
9 95/96
249
3
'baardvleermuizen'
210 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 11-01-1994
3
0 93/94
20
1
Dwergvleermuis
221 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 11-03-1998
3
1 97/98
281
281
Dwergvleermuis
221 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 18-01-1999
3
0 98/99
298
350
'dwergvleermuizen'
220 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 25-02-1993
3
0 92/93
33
44
'dwergvleermuizen'
220 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 11-01-1994
3
0 93/94
20
99
'dwergvleermuizen'
220 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 23-01-1995
3
1 94/95
230
101
'dwergvleermuizen'
220 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 17-01-1996
3
9 95/96
249
375
'dwergvleermuizen'
220 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 11-02-1997
3
1 96/97
256
233
Franjestaart
214 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 25-02-1993
3
0 92/93
33
2
Franjestaart
214 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 11-01-1994
3
0 93/94
20
1
Franjestaart
214 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 23-01-1995
3
1 94/95
230
7
Franjestaart
214 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 11-02-1997
3
1 96/97
256
2
Franjestaart
214 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 11-03-1998
3
1 97/98
281
2
Franjestaart
214 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 18-01-1999
3
0 98/99
298
1
Grootoorvleermuis
271 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 17-01-1996
3
9 95/96
249
1
Watervleermuis
217 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 25-02-1993
3
0 92/93
33
2
Watervleermuis
217 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 11-01-1994
3
0 93/94
20
7
Watervleermuis
217 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 23-01-1995
3
1 94/95
230
7
Watervleermuis
217 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 11-02-1997
3
1 96/97
256
1
Watervleermuis
217 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 11-03-1998
3
1 97/98
281
4
Watervleermuis
217 Ruine van Brederode
103,0
493,3
2 18-01-1999
3
0 98/99
298
2
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 15 -1-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Zomerwaarnemingen Dier:
Code:
Xcoord:
Ycoord:
Teleenh:
Nrverbl: Waarneming:
Form:
Proj: Datum:
Aant:
TypeKol:
Uitvlieg Eerste: Tijd Laatste:
Dwergvleermuis
221 102,8
492,2
4
1 Geluid mbv bat-detector
50
3 19-06-1996
88
21
Dwergvleermuis
221 102,8
492,2
4
1 Zichtwaarneming
61
3 16-06-1997
67
20 :
Dwergvleermuis
221 102,8
492,3
4
3 Geluid mbv bat-detector
93
3 06-06-1997
22
21
Codes PM
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 15 -2-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
22:05
22:40 :
22:05
22:30
A COMPANY OF
Bijlage 16 Waarnemingen zoogdieren Park Brederode en omgeving 1990-2001
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Bron: Provincie Noord-Holland 2001 Dier:
Code : X-coord : Y-coord : Aantal : Project :
Datum : Form: Waarneming:
Bosmuis
511 102,
492,
1
1 13-10-1985
Egel
101 102,
492,
1
1 27-11-1986
Egel
101 102,
492,
1
1 12-11-1993
Mol
141 102,
492,
Boommarter
661 102,
493,
Damhert
821 102,
493,
369 Vangst 1152 Zichtwaarneming 893 Vondst (dood)
Verblijf : Biot: 0
210
0
412
0
723
1 17-01-1997
1858 Bewoningssporen (burcht,nest)
0
1
1 31-03-1996
1441 Zichtwaarneming
0
1
1 -10-1998
1969 Zichtwaarneming
0
Damhert
821 102,
493,
2
1 27-03-1998
1969 Zichtwaarneming
0
Eekhoorn
401 102,
493,
2
1 20-04-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Eekhoorn
401 102,
493,
1
1 19-05-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Eekhoorn
401 102,
493,
3
1 05-05-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Eekhoorn
401 102,
493,
2
1 13-04-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Eekhoorn
401 102,
493,
3
1 16-03-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Egel
101 102,
493,
3
1 --1998
1969 Zichtwaarneming
0
Haas
301 102,
493,
6
1 08-06-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Haas
301 102,
493,
4
1 19-05-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Haas
301 102,
493,
2
1 17-05-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Haas
301 102,
493,
2
1 05-05-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Haas
301 102,
493,
2
1 20-04-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Haas
301 102,
493,
4
1 13-04-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Haas
301 102,
493,
1
1 31-03-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Haas
301 102,
493,
4
1 16-03-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Haas
301 102,
493,
1
1 26-07-1996
1402 Zichtwaarneming
0
Mol
141 102,
493,
1 17-01-1997
1858 Bewoningssporen (burcht,nest)
0
Mol
141 102,
493,
1 11-05-1996
1468 Bewoningssporen (burcht,nest)
Ree
831 102,
493,
6
1 13-04-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Ree
831 102,
493,
5
1 05-05-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Ree
831 102,
493,
6
1 19-05-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Ree
831 102,
493,
3
1 17-05-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 16 -1-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
131
Ree
831 102,
493,
6
1 08-06-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Ree
831 102,
493,
7
1 20-04-1996
1441 Zichtwaarneming
0
Vos
611 102,
493,
1
1 16-03-1996
1441 Vondst (dood)
Ree
831 102,1
492,5
1
1 02-12-1992
362 Zichtwaarneming
Konijn
311 102,1
493,7
1
1 08-06-1996
1404 Zichtwaarneming
0
Mol
141 102,2
493,8
1 22-03-1996
1370 Bewoningssporen (burcht,nest)
0
362 Zichtwaarneming
0 0
Haas
301 102,4
492,3
1
1 09-12-1992
Eekhoorn
401 102,4
493,2
1
1 04-01-1997
Laatvlieger
241 102,5
492,1
3
1 16-05-1992
352 Geluid mbv bat-detector
0
133
Eekhoorn
401 102,5
492,8
1
1 11-04-1993
523 Zichtwaarneming
0
131
1919 Vraatsporen
537 Vondst (dood)
0
125
131
0
Mol
141 102,5
492,9
1
1 18-08-1993
Eekhoorn
401 102,5
493,1
1
1 15-06-1996
1403 Zichtwaarneming
0
0
Boommarter
661 102,5
493,2
1
1 -03-1996
1382 Zichtwaarneming
0
Boommarter
661 102,5
493,3
1
1 30-08-1998
1969 Zichtwaarneming
Rosse vleermuis
231 102,5
493,5
36
1 15-05-1996
1468 Geluid mbv bat-detector
Ree
831 102,5
493,6
1
1 19-04-1996
1404 Zichtwaarneming
0
1402 Zichtwaarneming
0
0 52
131
Vos
611 102,5
493,9
1
1 09-07-1996
'bosspitsmuizen'
110 102,6
492,1
1
1 20-06-1993
654 Vondst (dood)
0
420
Rosse vleermuis
231 102,6
492,3
2
1 16-05-1992
352 Geluid mbv bat-detector
0
133
Dwergvleermuis
221 102,6
492,6
1
1 16-05-1992
352 Geluid mbv bat-detector
0
731
Dwergvleermuis
221 102,6
493,1
3
1 16-05-1992
352 Geluid mbv bat-detector
0
723
Haas
301 102,6
493,3
1
1 01-12-1992
362 Zichtwaarneming
0
131
Ree
831 102,6
493,5
2
1 25-04-1996
Dwergvleermuis
221 102,7
492,2
1
1 18-06-1993
Laatvlieger
241 102,7
492,4
2
1 16-05-1992
Bunzing
655 102,7
492,8
1
1 -01-1998
Dwergvleermuis
221 102,7
492,8
3
1 16-05-1992
352 Geluid mbv bat-detector
0
731
Ruige
222 102,7
492,8
2
1 16-05-1992
352 Geluid mbv bat-detector
0
731
1401 Vondst (dood)
0
605 Geluid mbv bat-detector
0
710
352 Geluid mbv bat-detector
0
133
2026 Zichtwaarneming
0
dwergvleermuis Watervleermuis
217 102,7
492,8
2
1 16-05-1992
352 Geluid mbv bat-detector
0
731
Eekhoorn
401 102,7
493,5
1
1 27-05-1993
522 Zichtwaarneming
0
131
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 16 -2-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Dwergvleermuis
221 102,8
492,2
1
1 18-06-1993
605 Geluid mbv bat-detector
0
710
Laatvlieger
241 102,8
492,6
1
1 16-05-1992
352 Geluid mbv bat-detector
0
133
Dwergvleermuis
221 102,8
492,7
1
1 16-05-1992
352 Geluid mbv bat-detector
0
731
Dwergvleermuis
221 102,8
492,8
8
1 16-05-1992
352 Geluid mbv bat-detector
0
731
Watervleermuis
217 102,8
492,8
1
1 16-05-1992
352 Geluid mbv bat-detector
0
731
Dwergvleermuis
221 102,8
493,0
1
1 16-05-1992
351 Geluid mbv bat-detector
0
723
Dwergvleermuis
221 102,8
493,3
1
1 16-05-1992
351 Geluid mbv bat-detector
0
723
Damhert
821 102,8
493,7
1
1 28-01-1997
1919 Mest/uitwerpselen
0
Eekhoorn
401 102,8
493,8
1
1 28-01-1997
1919 Zichtwaarneming
0
Haas
301 102,8
493,8
1
1 07-04-1996
1382 Zichtwaarneming
Dwergvleermuis
221 102,9
492,3
100
1 07-07-1993
966 Geluid mbv bat-detector
23
710
Dwergvleermuis
221 102,9
492,3
1
1 18-06-1993
605 Geluid mbv bat-detector
0
710
Dwergvleermuis
221 102,9
493,3
0
1 00-05-1992
Ruige
222 102,9
493,3
1
1 23-01-1995
1228 Vangst
0
301 102,9
493,7
4
1 28-03-1996
1382 Zichtwaarneming
0
2062 Zichtwaarneming
0
966 Zichtwaarneming
0
30
dwergvleermuis Haas Haas
301 103,
492,
1
1 20-12-1998
Mol
141 103,
492,
0
1 29-11-1993
Woelrat
451 103,
492,
1
1 10-09-1985
1152 Vondst (dood)
0
Damhert
821 103,
493,
2
1 27-03-1998
1969 Zichtwaarneming
0
Dwergvleermuis
221 103,
493,
1
1 24-06-1990 *****
Eekhoorn
401 103,
493,
1
1 05-07-1994
1051 Zichtwaarneming
Egel
101 103,
493,
1
1 27-05-1997
1760 Vangst
0
Egel
101 103,
493,
1
1 24-12-1998
1969 Zichtwaarneming
0
Egel
101 103,
493,
1
1 01-10-1998
1969 Vondst (dood)
0
Egel
101 103,
493,
1
1 21-08-1997
1761 Vondst (dood)
0
Haas
301 103,
493,
3
1 20-04-1986
1153 Zichtwaarneming
0
Haas
301 103,
493,
2
1 23-02-1997
1859 Zichtwaarneming
0
1611 Zichtwaarneming
885 Bewoningssporen (burcht,nest)
Haas
301 103,
493,
1
1 15-11-1996
Laatvlieger
241 103,
493,
1
1 24-06-1990 *****
Mol
141 103,
493,
Nul-meting Definitief rapport
1 17-01-1997
Bijlage 16 -3-
Geluid mbv bat-detector
0
0
710
0
133
0
Geluid mbv bat-detector
0
1858 Bewoningssporen (burcht,nest)
0
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
310
710
Ruige
222 103,
493,
3
1 20-06-1993
222 103,
493,
1
1 24-06-1990 *****
605 Geluid mbv bat-detector
0
133
Geluid mbv bat-detector
0
710
dwergvleermuis Ruige dwergvleermuis Watervleermuis
217 103,
493,
2
1 24-06-1990 *****
Geluid mbv bat-detector
0
522
Dwergvleermuis
221 103,0
492,4
1
1 18-06-1993
605 Geluid mbv bat-detector
0
710
'dwergvleermuizen'
220 103,0
493,3
44
2 25-02-1993
473 Zichtwaarneming
42
Franjestaart
214 103,0
493,3
2
2 25-02-1993
473 Zichtwaarneming
42
Watervleermuis
217 103,0
493,3
2
2 25-02-1993
473 Zichtwaarneming
42
Vos
611 103,0
493,6
1
1 06-08-1996
Dwergvleermuis
221 103,1
492,3
1
1 18-06-1993
605 Geluid mbv bat-detector
0
710
Laatvlieger
241 103,1
492,8
1
1 16-05-1992
352 Geluid mbv bat-detector
0
723
1402 Restanten
0
Ree
831 103,1
493,7
1
1 28-06-1996
1403 Zichtwaarneming
0
Eekhoorn
401 103,1
493,9
1
1 09-11-1996
1611 Zichtwaarneming
0
2
1 17-04-1996
1382 Zichtwaarneming
0
1 22-03-1996
1370 Bewoningssporen (burcht,nest)
0
Haas
301 103,1
493,9
Mol
141 103,1
493,9
Laatvlieger
241 103,2
493,2
1
1 16-05-1992
Vos
611 103,2
493,5
0
1 26-07-1996
1402 Vraatsporen
0
7
1 22-08-1996
1402 Zichtwaarneming
0
1 22-03-1996
1370 Bewoningssporen (burcht,nest)
0
1402 Vondst (dood)
0
Haas
301 103,2
493,7
Mol
141 103,2
493,8
351 Geluid mbv bat-detector
0
723
Egel
101 103,3
493,5
1
1 02-08-1996
Watervleermuis
217 103,6
492,3
1
1 16-05-1992
351 Geluid mbv bat-detector
0
731
'grootoorvleermuiz
270 103,6
493,5
1
1 20-05-1992
353 Geluid mbv bat-detector
0
133
en' Eekhoorn
401 103,6
493,6
1
1 08-10-1996
Dwergvleermuis
221 103,7
492,3
2
1 16-05-1992
1527 Zichtwaarneming 351 Geluid mbv bat-detector
0 0
731
Ruige
222 103,7
493,3
1
1 20-05-1992
353 Geluid mbv bat-detector
0
133
222 103,7
493,4
1
1 20-05-1992
353 Geluid mbv bat-detector
0
133
270 103,7
493,5
3
1 19-06-1993
605 Geluid mbv bat-detector
0
131
dwergvleermuis Ruige dwergvleermuis 'grootoorvleermuiz
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 16 -4-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
en' Dwergvleermuis
221 103,8
492,2
1
1 16-05-1992
351 Geluid mbv bat-detector
0
Watervleermuis
217 103,8
492,2
1
1 16-05-1992
351 Geluid mbv bat-detector
0
731
Laatvlieger
241 103,8
493,1
1
1 16-05-1992
351 Geluid mbv bat-detector
0
722
Dwergvleermuis
221 103,8
493,2
2
1 20-05-1992
353 Geluid mbv bat-detector
0
133
Dwergvleermuis
221 103,8
493,5
2
1 20-05-1992
353 Geluid mbv bat-detector
0
133
Dwergvleermuis
221 103,9
492,2
1
1 16-05-1992
351 Geluid mbv bat-detector
0
731
Eekhoorn
401 103,9
493,0
2
1 -03-1997
Laatvlieger
241 103,9
493,0
1
1 16-05-1992
351 Geluid mbv bat-detector
0
723
Dwergvleermuis
221 103,9
493,1
21
1 21-05-1992
353 Geluid mbv bat-detector
23
713
Watervleermuis
217 103,9
493,2
18
1 20-06-1993
605 Geluid mbv bat-detector
52
133
Watervleermuis
217 103,9
493,6
2
1 19-06-1993
605 Geluid mbv bat-detector
0
183
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 16 -5-
1709 Zichtwaarneming
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
731
0
A COMPANY OF
Bijlage 17 Bomen met holtes
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
A COMPANY OF
Bijlage 18 Methode en data inventarisatie 2002
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
De beschrijving van de methode is overgenomen uit Ecologisch Onderzoeksbureau Van der Goes en Groot (2002): Flora en Fauna van Meer en Berg. G&G-rapport 2002-13 Algemeen In dit hoofdstuk wordt lokaal ook ingegaan op het eventueel onderbelichten van bepaalde soorten met de gehanteerde methode. Flora en vegetatie Het flora- en vegetatie-onderzoek is vlakdekkend uitgevoerd van april t/m juni en in september 2002. Tijdens de overige inventarisaties zijn aanvullende waarnemingen genoteerd. Van stinzenplanten (in ruime zin), beschermde en bedreigde soorten (namen volgens VAN DER MEIJDEN, 1998) is de vindplaats genoteerd. Daarbij is de classificatie uit VAN DER MEIJDEN, 1998) aangehouden. Tabel 1. Aantal exemplaren per abundantieklasse. Abundantie-
Aantal
Omvang groeiplaats
klasse
exemplaren
(m )
1
1-5
1-5
2
6-25
6-25
3
26-50
26-50
4
51-500
51-500
5
501-5000
501-500
2
Libellen en dagvlinders Het doel van de inventarisatie was inzicht te krijgen in de aanwezige volwassen dagvlinders en libellen en de verspreiding daarvan over de verschillende biotopen in het park. Het is uitgevoerd conform de landelijk gebruikelijke methodiek zoals samengevat in CUR (1999). In naamgeving volgen wij WYNHOFF ET AL. (1999) resp. BOS & WASSCHER (1997). Er zijn in de periode begin mei t/m 1 september 9 bezoeken uitgevoerd (zie tabel 2), zoveel mogelijk bij zonnig weer met een voldoende hoge temperatuur en weinig wind. Hierbij werden alle individuen gekarteerd. Daarnaast zijn er nog waarnemingen genoteerd tijdens de flora-inventarisatie begin april.
Tabel 2. Aantal exemplaren per abundantieklasse. Abundant ie-klasse
Aantal exemplar en
1
1
2
2-3
3
4-6
4
7-10
5
>10
Voor de kaarten is de classificatie uit tabel 2 aangehouden.
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 18 -1-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Vissen Het doel van de visseninventarisatie was inzicht te krijgen in de aanwezige soorten. Daarom kon het onderzoek minder uitgebreid zijn Tabel 3. dan de landelijk gebruikelijke methodiek zoals samengevat in CUR Aantal exemplaren (1999), waarbij uitgegaan wordt van een veel ruimere onderzoeksdoelper abundantiestelling: zowel de soortensamenstelling als de leeftijdscategorieën, incl. klasse. de ontwikkeling gedurende het jaar worden daarbij bepaald. De visseninventarisatie met een schepnet is gelijktijdig met Aantal Abundant die voor amfibieën uitgevoerd. Daarna is op 4 september een steekexemplar ie-klasse proefsgewijze steeknetinventarisatie uitgevoerd. Er zijn vier en steekproeven uitgevoerd op locaties en in biotopen waar zich de 1 1-5 hoogste trefkans voor de meeste soorten voordoet. Een gevolg 2 6-15 hiervan kan zijn dat bepaalde soorten onderbelicht worden. Alle 3 16-25 waarnemingen zijn op kaart ingetekend. Daarbij is de classificatie uit 4 26-50 tabel 3 aangehouden. 5 >50 Met een schepnet kunnen vooral de kleinere en bodembewonende soorten goed worden bemonsterd. Het steeknet is groter van afmeting en wordt op een andere manier gebruikt. Al staande in het water kan men plaatsen onder de oevervegetatie en holle oevers bereiken. Veel vissoorten houden zich op dergelijke plaatsen op. Doordat deze inventarisatie in de nazomer wordt uitgevoerd worden er op deze manier veel eenzomerige exemplaren van de wat grotere en vrijzwemmende soorten gevangen. De determinatie vond plaats in het veld. Er is geen gebruikt gemaakt van de mogelijkheid zeer jonge vissen een paar maanden in een aquarium op te kweken waarna de determinatie beter kan worden uitgevoerd. Amfibieën en reptielen Het doel van het dit onderzoek was inzicht te krijgen in de aanwezige soorten en de eventuele voortplantingslocaties. Het is uitgevoerd conform de landelijk gebruikelijke methodiek zoals uitgebreid beschreven in RAVON WERKGROEP MONITORING (1997) en samengevat in CUR (1999). In de periode half maart t/m eind juni zijn op vijf dagen schepnet- en avondinventarisaties uitgevoerd (zie tabel 4), zoveel mogelijk met vochtig en rustig weer. Een aantal telrondes zijn uitgevoerd om de aanwezigheid van Zandhagedis en Hazelworm in kaart te brengen. Hierbij zijn biotopen met potenties voor deze diersoorten tijdens gunstig weer zoals zonnige (niet te warme) perioden, afgezocht. Vooral de overgang van bos en struweel naar grasland is in dit verband interessant. Daarnaast is er tijdens de andere inventarisaties gelet op amfibieën en reptielen. Alle waarnemingen zijn op kaart ingetekend. Tijdens een nachtelijk bezoek worden normaliter de potentiële voortplantingsplaatsen opgezocht en vindt er een telling plaats van roepende mannetjes van kikkers en padden. Ook op paden kunnen ‘s nachts adulte dieren worden waargenomen van vooral kikkers en padden. De schepnetinventarisatie wordt uitgevoerd om in beeld te brengen waar daadwerkelijk voortplanting heeft plaatsgevonden en van welke soorten. Dit kan afgeleid worden aan de hand van de waargenomen larven. Daarnaast kunnen er ook adulte Watersalamanders worden gevangen.
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 18 -2-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Voor de kaarten is de classificatie uit tabel 5 aangehouden.
Abundant
Tabel 4. Bezoekdata amfibieëninventarisatie Meer en Berg.
Ronde
datum
1
21-3
2
3-4
3
19-4
4
1-5
5
22-5
ie-klasse
Tabel 5. Aantal exemplaren per abundantieklasse.
Aantal exemplar en
1
1
2
2-5
3
6-10
4
11-20
5
>20
Broedvogels Het doel van het broedvogelonderzoek was inzicht te krijgen in de aanwezige soorten, hun relatieve aantallen en hun verspreiding (namen volgens BIJLSMA Tabel 6. ET AL., 2001). Het is uitgevoerd conform de landelijk gebruikelijke Bezoekdata methodiek zoals uitgebreid beschreven in de ‘Handleiding Broedbroedvogelvogel Monitoring Project’ (VAN DIJK, 1996) en samengevat in CUR inventarisatie (1999). Meer en Berg. In totaal zijn 11 bezoeken uitgevoerd, waarvan 8 vroeg in de a = avond, n = ochtend rond zonsopgang. Op dit tijdstip van de dag is de zangnacht. activiteit van de meeste zangvogelsoorten het hoogst en worden dus de meeste waarnemingen gedaan. Tevens is twee keer ’s avonds en één keer ’s nachts een bezoek gebracht. Daarnaast zijn tijdens de nachtelijke amfibieën- en vleermuisronden waarnemingen genoteerd van Bosuil en Ransuil. De bezoekdata staan in tabel 6. Tijdens het veldwerk moeten de weersomstandigheden Ronde datum gunstig zijn in verband met de zangactiviteit. Zo is er geen veldwerk 1 14-3 uitgevoerd tijdens perioden met regen en/of harde wind. 2 17-3a Na het digitaliseren van alle geldige waarnemingen zijn deze 3 25-3 geclusterd tot territoria m.b.v. het programma Registro. De door dit 4 5-4 programma voorgestelde territoria zijn kritisch beoordeeld. 5 18-4 Waarnemingen van vogels die zich net buiten het gebied 6 30-4 ophielden zijn ook genoteerd en gebruikt bij de interpretatie. Dit 7 10-5 betreft slechts enkele waarnemingen. 8
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 18 -3-
20-5a
9
30-5
10
16-6n
11
24-6
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Zoogdieren Algemeen Tijdens alle onderzoeken zijn zoogdierwaarnemingen gekarteerd. Vleermuizen Het onderzoek naar vleermuizen heeft zich gericht op het voorkomen van verblijvende, foeragerende en langsvliegende vleermuissoorten. Er zijn 11 rondes uitgevoerd met de batdetector (permanent aan), die een deel van de nacht besloegen in de periode april tot en met september 2002 (tabel 7). Dit komt overeen met de landelijk gebruikelijke methodiek zoals samengevat in CUR (1999). Tabel 7. B ezoekdata en weersomstandigheden vleermuisinventarisatie Meer en Berg. (s) = schemerbezoek, nb = niet bekend.
weer rond e
(temperatu datum
ur (°C), windkracht, bewolking)
1
3 april
2
18 april
7, 0, 0/8
3
13 mei
18, 3, 8/8
4
28 mei
15, 4, 6/8
5
17 juni (s)
19, 0, nb
6
17 juni
19, 0, 3/8
7
25 juni
17, 2, 5/8
8
22 juli
15, 2, 8/8
14
17, 1, 2/8
9 10
augustus 4
16, 0, 0/8
september 13
15, 1, 0/8
11 In juni is een aparte ronde vóór de schemering uitgevoerd september met als doel het localiseren van mogelijke verblijfplaatsen in (oude) bomen. Vervolgens is bij het invallen van de schemering overgegaan op inventarisatie met de batdetector teneinde het uitvliegen van een aantal vroeg uitvliegende soorten vast te kunnen stellen.
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 18 -4-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Kleine zoogdieren Dit onderdeel is van 16 tot en met 22 augustus uitgevoerd met behulp van zogenaamde inloopvallen (lifetraps) volgens de landelijk gebruikelijke methodiek zoals samengevat in CUR (1999). Op vijf locaties zijn raaien met vallen uitgezet. Raaien bestaan in dit geval uit tien vallen op een afstand van vijf meter van elkaar. De locaties waar de vallen uitgezet zijn bestaan meestal uit plaatsen waar veel dekking aanwezig is in de vorm van hoge vegetatie van kruiden en grassen. Oevers komen hierdoor vaak in aanmerking vanwege de aanwezigheid van rietkragen en variatie in begroeiing. Ook rietlanden, bossen en struwelen vormen geschikte leefgebieden voor muizen in verband met beschutting (schuilplaatsen) en voedsel. In bijlage 2 staan de locaties waar de vallen zijn uitgezet. De biotoopbeschrijvingen ervan staan bij de resultaten. Overige beschermde soorten Tijdens de flora- en ook andere inventarisaties zijn waarnemingen van de Wijngaardslak (Helix pomatia pomatia) gekarteerd.
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 18 -5-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
A COMPANY OF
Bijlage 19 Natuurwet- en regelgeving
Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
A COMPANY OF
Natuurwetgeving en ontheffingsaanvraag Het inhoudelijk onderzoek wordt primair ingegeven door de eisen die daaraan vanuit de natuurbeschermingswetgeving worden gesteld. Er dient een expliciet onderscheid gemaakt te worden tussen enerzijds de gebiedsbeschermende wet- en regelgeving en anderzijds de soortbeschermde wet- en regelgeving. Beide stelsels kunnen onderverdeeld worden in een Europese en Nederlandse component. Voor wat betreft de gebiedbescherming gelden op Europees niveau de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Op nationaal niveau is de Natuurbeschermingswet van toepassing. Qua soortbescherming zijn op Europees niveau via de aanwijzing van beschermde gebieden ook de soortbeschermende bepalingen van toepassing. Op nationaal niveau zijn deze bepalingen grotendeels verwoord in de, op 1 april 2002, in werking getreden Flora- en Faunawet.
1.
Gebiedsbescherming
Europees kader De Habitatrichtlijn De in 1992 vastgestelde Europese Habitatrichtlijn is het voornaamste stuk wetgeving van de Europese Gemeenschap ter bevordering van de biologische verscheidenheid. Deze richtlijn houdt de verplichting in om habitats en soorten die voor de Europese Unie van belang zijn in stand te houden. Iedere lidstaat moet op zijn grondgebied de gebieden die voor het behoud van deze habitats en soorten het belangrijkst zijn, identificeren en vervolgens aanwijzen als Speciale Beschermingszones (hierna: SBZH’s). Het is vervolgens aan de lidstaat om passende maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke leefgebieden van beschermde soorten niet te laten verslechteren en storende factoren te voorkomen welke negatieve gevolgen zouden kunnen hebben voor het voortbestaan van de soorten. Alle, door de lidstaten op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn aangewezen, SBZ’s vormen samen het Europese netwerk van beschermde gebieden: "NATURA 2000". Nederland heeft inmiddels 76 gebieden in Brussel aangemeld als SBZ met een totale oppervlakte van ca. 700.000 ha. Ook de Zuid-Kennemerduinen zijn bij de Europese Unie aangemeld als Habitatrichtlijngebied en is daarmee opgenomen in een voorlopige lijst van de nog door de Europese Unie aan te wijzen gebieden. Het gebied is als potentiële SBZ nog niet definitief begrensd maar waarschijnlijk zal de grens overeen komen met de grens van het Nationaal Park Zuid-Kennemerland. De definitieve gebiedsbegrenzing vindt plaats op het moment van definitieve aanwijzing door de Europese Unie. In de rechtspraak is aangenomen dat het Europese toetsingskader voor projectontwikkeling in en nabij een SBZ reeds geldt op het moment dat het gebied is opgenomen op de voorlopige lijst van aan te wijzen gebieden. Vanwege het nog niet door de EU formeel aangewezen zijn van de betrokken SBZ kan evenwel niet zelfstandig aan de Habitatrichtlijn worden getoetst. Hiertoe dient te worden aangegrepen bij afweging en besluitvorming binnen de nationale toetsingskaders. Daarbinnen hebben de bepalingen uit de Habitatrichtlijn ‘directe werking’. Voor wat betreft de Nederlandse wet- en regelgeving kan de Europese toets plaats vinden binnen het kader van ofwel de Natuurbeschermingswet dan wel het Structuurschema Groene Ruimte. Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van SBZ’s dienen conform de richtlijnbepalingen getoetst te worden middels een passende beoordeling van de mogelijke significante gevolgen die kunnen worden veroorzaakt door een plan of project. Nul-meting Definitief rapport
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
In artikel 6 lid 4 van de Habitatrichtlijn is, meer specifiek, hiertoe een expliciet toetsingskader opgenomen: “ Indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, neemt de lidstaat alle nodige compenserende maatregelen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft [..]. Wanneer het betrokken gebied een gebied met een prioritair type habitat en/of een prioritaire soort is, kunnen alleen argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of voor het milieu wezenlijke gunstige effecten dan wel, na advies van de Europese Commissie, andere dwingende redenen van groot openbaar belang worden aangevoerd.”
Dit artikel kan, meer concreet, worden uitgesplitst in een aantal vragen:
Zal het project of plan significante effecten hebben op de beschermde natuurwaarden op basis waarvan het gebied als SBZ is aangewezen ? NEE Ö project of plan is niet i.s.m. de eisen van de Europese Habitatrichtlijn; JA Ö vraag 2
Zijn er reeds omstandigheden in of nabij het plan- of projectgebied aanwezig die deze significante effecten kunnen wegnemen of verzachten, zodat het de te beschermen natuurwaarden niet negatief beïnvloed worden ? JA Ö project of plan is niet i.s.m. de eisen van de Europese Habitatrichtlijn;2 NEE Ö vraag 3
Bij afwezigheid van verzachtende omstandigheden: zijn er alternatieven aanwezig (qua projectlocatie- of uitvoering) waarmee de significante effecten niet of in mindere mate zullen optreden ? JA Ö project of plan is i.s.m. de eisen van de Europese Habitatrichtlijn, tenzij projectopzet wordt aangepast; NEE Ö vraag 4
2
Vanwege de strenge bescherming van deze groep van soorten zal niet snel tot deze conclusie gekomen mogen
worden.
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 18 -2-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Bij afwezigheid van alternatieven: zijn er, ter rechtvaardiging van de te verwachten significante effecten op de te beschermen natuurwaarden dwingende redenen van groot openbaar belang met het project gemoeid ? JA Ö vraag 5 NEE Ö project of plan is i.s.m. de eisen van de Europese Habitatrichtlijn
Bij aanwezigheid van een groot openbaar belang: op welke wijze zal de negatieve beïnvloeding gecompenseerd worden?
Externe werking Voor wat betreft hun geografische reikwijdte zijn de bepalingen uit de Habitatrichtlijn niet uitsluitend beperkt tot eventuele effecten van plannen of projecten binnen de betrokken SBZ: zij betreffen eveneens het toetsen van ontwikkelingen die significante effecten op de beschermde natuurwaarden binnen het gebied kunnen hebben hoewel zij zich daarbuiten afspelen. Bij de toetsing aan de bovengenoemde criteria dient derhalve ook expliciet rekening te worden gehouden met de eventuele invloed die de plannen op de natuurlijke waarden in de directe omgeving van de SBZ kunnen hebben: de zogenaamde ‘externe werking’ van een aanwijzing als SBZ. De reikwijdte van de externe werking is afhankelijk van de omstandigheden in het concrete geval. De toets die op dit punt dan ook steeds van geval tot geval dient te worden gemaakt, is of de betreffende activiteit gevolgen zal hebben voor de te beschermen natuurwaarden in de SBZ. Specifieke kenmerken en waarden bepalen de reikwijdte en toepassing van de externe werking. Wel geldt als minimale voorwaarde dat er sprake moet zijn van een duidelijk causaal verband tussen uitvoering van het project en de mogelijke gevolgen hiervan op de natuurwaarden in de SBZ-H. In zijn algemeenheid kan in dat verband worden opgemerkt dat niet zozeer de afstand tot een SBZ-H bepalend is maar het mogelijke effect van een voorgenomen activiteit. Het zal met betrekking tot dit laatste over het algemeen zo zijn dat naar mate de activiteiten verder van de SBZ-H worden uitgevoerd, de gevolgen daarvan op voorhand minder aannemelijk geacht kunnen worden.
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 18 -3-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Vogelrichtlijn De in 1979 door de Raad van de Europese Gemeenschappen vastgestelde Vogelrichtlijn heeft de bescherming en het beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unie in het wild levende vogels en hun habitats tot doel. Ook deze richtlijn richt zich op de bescherming van leefgebieden, maar in dit geval dus speciaal op leefgebieden voor vogels. In de omgeving van het toekomstig Park Brederode is geen SBZ-V op basis van de Europese Vogelrichtlijn aangewezen. In dit onderzoek zal derhalve geen verdere aandacht aan deze gebiedsbeschermende Europese richtlijn worden besteed. Wel komt de bescherming van vogels en hun habitats expliciet aan de orde in de nationale wettelijk vastgelegde soortenbescherming. Hiertoe kan verwezen worden naar paragraaf 2.2. Nationaal kader Algemeen Rond de noodzakelijke implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn speelt in Nederland het probleem dat de Nederlandse wet- en regelgeving op het gebied van de natuurbescherming (nog) niet volledig in overeenstemming met de Europese eisen is. Gevolg hiervan is dat er een ingewikkeld samenspel ontstaat tussen nationale wetgeving en de Europese richtlijnen. Wettelijke bepalingen die in overeenstemming zijn met de richtlijnen moeten worden toegepast, de rest moet buiten beschouwing blijven. In het laatste geval gelden dat op basis van de rechtstreekse werking van het Europese recht de bepalingen uit de beide richtlijnen direct van toepassing zijn. Met de nieuwe, nog vast te stellen, Natuurbeschermingswet (hierna Nb-wet) en de reeds in werking getreden Flora- en faunawet (hierna: FF-wet) wordt inmiddels wèl aan alle Europese eisen voldaan. Totdat evenwel de nieuwe Nb-wet in werking zal treden en het volledige Nederlandse wettelijk kader op orde is, moet bij het nemen van allerlei besluiten qua gebiedsbescherming, rechtstreeks de bepalingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn toegepast worden. Ten aanzien van de soortbescherming geldt op nationaal niveau de FF-wet. De bepalingen uit deze wet vormen in tegenstelling tot de Nb-wet wel een volledige implementatie van de europeesrechtelijke bepalingen. Natuurbeschermingswet Op grond van de Nb-wet kunnen terreinen en wateren die van algemeen belang zijn vanwege hun natuurwetenschappelijke betekenis of hun natuurschoon, of zij nu eigendom zijn van de Staat of van een ander, worden aangewezen als staatsrespectievelijk beschermd natuurmonument. De Nb-wet voorziet daarmee in de wettelijke basis voor implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen voor zover het betreft de daarin opgenomen aanwijzing van gebieden. De, aan de aanwijzing tot natuurmonument gekoppelde, rechtsgevolgen vormen de basis voor de in het kader van de richtlijn gewenste maatregelen.
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 18 -4-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
In en nabij het plangebied is geen beschermd natuurmonument gelegen. Het toetsingskader op basis van de Natuurbeschermingswet is in dit kader dan ook niet relevant. Directe toetsing aan de Habitatrichtlijn kan daarmee niet binnen dit kader plaats vinden.
2.
Soortbescherming
In de bijlagen bij zowel de Europese Habitat- als Vogelrichtlijn zijn diverse beschermde dier- en plantensoorten aangewezen. Dit soortbeschermingsregime is vanaf 1 april 2002 op nationaal niveau geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet. Naast de op Europees niveau beschermde soorten worden in deze wet ook een aantal soorten genoemd die alleen op nationaal niveau beschermd zijn. Daarnaast bestaan voor de meeste soortengroepen ‘Rode lijsten’. Dat zijn lijsten van bedreigde soorten in Nederland. Deze soorten kennen geen wettelijke bescherming, maar belangengroepen zullen zondermeer vragen om ook deze soorten mee te nemen in het onderzoek. Het wel onderzoeken van de Rode Lijstsoorten zal het draagvlak van het onderzoek verhogen. Voorgesteld wordt om de Rode Lijst soorten mee te nemen in het natuurwaarden- en soortenonderzoek. In de rapportage zal echter wel bij elk stap duidelijk worden aangegeven wat wettelijk/juridisch verplicht en wat wenselijk is. De Flora- en Faunawet De Flora- en Faunawet bevat diverse concrete verbodsbepalingen die de soorten tegen nadelige effecten beschermen.
• •
Beschermde inheemse dieren mogen niet verstoord, gevangen of gedood worden;
•
Nesten, rustplaatsen en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten mogen niet verstoord of vernield worden.
Beschermde inheemse plantensoorten mogen niet vernielt, beschadigd of ontworteld worden;
Achterliggende gedachte is het gegeven dat geen afbreuk mag worden gedaan een de ‘gunstige lokale staat van instandhouding van de betreffende soorten’. Voor de groep bedreigde en ernstig bedreigde diersoorten en soorten die worden vermeld op bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn en de soorten genoemd in de bijlagen van de Vogelrichtlijn geldt het meest strenge beschermingsregime. Voor de meer algemeen voorkomende flora- en faunasoorten zijn de afwijkingscriteria minder streng.
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 18 -5-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij kan in voorkomende gevallen ontheffing verlenen van één of meer van de bovengenoemde verbodsbepalingen (artikel 75, lid 4). Meer specifiek kan ontheffing voor de strengst beschermde soorten worden verleend indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat, dwingende redenen van groot openbaar belang (met inbegrip van redenen van sociale of economische aard) dan wel het milieu met de activiteit worden gediend en er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Ten aanzien van de meer algemeen voorkomende soorten kan ontheffing worden verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de desbetreffende soort. Indien ingrepen in het landschap een negatief effect sorteren op de aanwezige beschermde flora- en faunasoorten dient men, zoals reeds hierboven vermeld, ontheffing op basis van de Flora- en Faunawet aan te vragen bij het ministerie van LNV. Deze wet gaat uit van een uitgebreid toetsingskader, waarbij een nadrukkelijk onderscheid wordt gemaakt tussen streng en minder streng beschermde dier- en plantensoorten. Indien binnen een projectgebied streng beschermde dier- en plantensoorten worden aangetroffen, dient bij de vraag òf ontheffing van de wettelijke verboden aangevraagd moet worden de volgende vragen beantwoord te worden:
1. Zal de betreffende dier- of plantensoort qua aantal exemplaren, welzijn, kwaliteit en oppervlakte van haar leefgebied (‘habitat’) negatief beïnvloed worden? NEE Ö geen ontheffing vereist: verantwoording hiervan naar het ministerie van LNV middels onderhavige eco-scan; JA Ö vraag 2
2. Zijn er reeds omstandigheden in of nabij het plangebied aanwezig die deze negatieve beïnvloeding kunnen wegnemen of verzachten, zodat het kunnen overleven van de betreffende lokale populatie(s) niet in gevaar wordt gebracht ? NEE Ö geen ontheffing vereist: verantwoording hiervan naar het ministerie van LNV middels onderhavige eco-scan;3 JA Ö vraag 3
3. Bij afwezigheid van verzachtende omstandigheden: zijn er alternatieven aanwezig (qua projectlocatie- of uitvoering) waarmee de negatieve beïnvloeding niet of in mindere mate zal optreden ? JA Ö geen ontheffing mogelijk, tenzij projectopzet wordt aangepast; NEE Ö vraag 4
3
Vanwege de strenge bescherming van deze groep van soorten zal niet snel tot deze conclusie gekomen mogen worden.
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 18 -6-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
4. Bij afwezigheid van alternatieven: zijn er, ter rechtvaardiging van de negatieve beïnvloeding van de betreffende dier- of plantensoort, dwingende redenen van groot openbaar belang met het project gemoeid ? JA Ö vraag 5 NEE Ö geen ontheffing mogelijk
5. Bij aanwezigheid van een groot openbaar belang: op welke wijze zal de negatieve beïnvloeding gecompenseerd worden?
LET OP: voor de minder streng beschermde dier- en plantensoorten dient slechts antwoord gegeven te worden op de vragen 1 en 2 van bovenstaand schema. In de hiernavolgende hoofdstukken zal hiertoe een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de groep van streng en minder streng beschermde dier- en plantensoorten.
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 18 -7-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Bijlage 20. Beleidsmatig toetsingkader voor voorlopig toetsen van effecten op speziale beschermingszones
Nul-meting Definitief rapport
Bijlage 18 -8-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003
Tabel . Beleidsmatig toetsingskader voor het toetsen van effecten op Speciale Beschermingszones
Eisen
Opmerkingen
‘wezenlijke kenmerken of waarden van het
Er moet op basis van wetenschappelijk verantwoorde, objectieve gegevens reeds in een vroeg stadium globaal bepaald worden of tijdens de projectontwikkeling binnen een EHS-kerngebied rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van wezenlijke kenmerken of waarden binnen dat gebied.
kerngebied’
‘mogelijke schadelijke effecten van het project op de geïnventariseerde wezenlijke kenmerken of waarden’
‘externe werking’
‘alternatieven’
‘zwaarwegend maatschappelijk belang’
‘mitigerende maatregelen’
‘compensatie‘
Noodzaak van een juiste beleidsm. toetsing aan de SGR bezwaar-en beroepsmogelijkh.
Nul-meting Definitief rapport
Op basis van wetenschappelijk verantwoorde, objectieve gegevens dient concreet en zo specifiek mogelijk bepaald te worden of tijdens en na de projectontwikkeling schadelijk effecten zullen optreden. Criterium binnen het EHS-kader is de vraag of het project de verbreiding, migratie en uitwisseling van soorten tussen en binnen de EHS-gebieden nog mogelijk maakt.
Het SGR II stelt dat het rijksbeleid ingrepen en ontwikkelingen in en in de onmiddellijke nabijheid van de kerngebieden niet toestaat, indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het kerngebied aantasten De reikwijdte van dit verbod gaan dus verder dan alleen de begrenzing van het EHS-kerngebied: een project in de nabijheid van een EHS-kerngebied dient ook het EHS-toetsingskader te doorlopen.
Onderzocht dient te worden of, gezien de geconstateerde mogelijke aantasting van de mogelijkheden tot verbreiding, migratie en uitwisseling van soorten tussen en binnen de EHS-gebieden, er alternatieven aanwezig zijn voor het project qua locatie en/of wijze van uitvoering waarmee het nagestreefde belang evenzeer bereikt kan worden. Alléén ingrepen binnen een EHS-gebied met een zwaarwegend maatschappelijk belang kunnen worden toegestaan (het ‘nee, tenzij..beginsel). Indien de aanwezige natuurwaarden dus mogelijk aangetast zullen worden door uitvoering van het project dient bekeken te worden of er mogelijk sprake is van een dergelijk belang. Bij vaststelling van dit belang moet tevens worden nagegaan of aan dit belang niet redelijkerwijs elders of op andere wijze tegemoet kan worden gekomen.
Indien er een zwaarwegend maatschappelijk belang aanwezig is en het project ondanks de (mogelijke) aantasting van de aanwezige natuurwaarden gerealiseerd kan worden, dient de initiatiefnemer mitigerende maatregelen te nemen. Hierbij kan gedacht worden aan een juiste landschappelijke inpassing van het project in het gebied en verzachting van de schadelijke effecten op de aanwezige natuurwaarden.
Indien mitigerende maatregelen niet mogelijk blijken te zijn, zullen de verloren gegane natuurwaarden gecompenseerd moeten worden.
Indien EHS-gebied binnen een natuurmonument of SBZ-H valt, dient het toetsingskader uit de SGR II in de overwegingen binnen een bezwaar- of beroepsprocedures ingesteld o.b.v. Nb-wet en de Vogel- of Habitatrichtlijn meegenomen te worden.
Bijlage 20. -1-
9M0220/R0006/HePo/vh 27 mei 2003