OVERZICHT De Raad Aanvang: Tijd
19-09-2006 18:00
Het Plein
18:00 Plan Lichtenberg Donatie slachtoffers aardbeving Indonesië 19:00 Tijd
Raadzaal 1.02
19:00 Zendmachtiging lokale omroep hoorzitting
Molendijkzaal 0.01
Vermeerzaal 1.03
Herontwikkeling Lichtenberg voorbereiding besluit
Agenda van de toekomst, opgesteld door allochtone vrouwen informatie
19:30 20:15
Vaststellen verslagen vaststelling
20:30
SP: Motie Tankstation Tinq voorbereiding motie
21:00
1
Bestuurlijke Overeenkomst Verkenning / netwerkanalyse Regio Utrecht peiling Ruimtelijke Ordening (besloten vergadering) voorbereiding besluit
Tijd
Raadzaal 1.02
21:30 Raadsdebatten: Onderwerp: 1. Invoering WMO: Verordening Individuele Voorzieningen Portefeuillehouder : mr P.J.T. van Daalen woordvoerder 1e ronde: mevr. drs. M.M. van Hensbergen 22:15 Besluiten (zonder debat) 2. Parkeerregulering kop Soesterkwartier en Eemkwartier Toelichting : In De Ronde van 5 september j.l. is ingestemd met het voorstel. Naar aanleiding van opmerkingen in De Ronde is de tekst van het voorstel enigszins aangepast. 3. Deelname experiment stemmen in willekeurig stemlokaal Toelichting : Ook bij gemeenteraadsverkiezingen in maart j.l. heeft Amersfoort meegedaan aan experiment; aanpassing wettekst wordt doorkruist door vervroegde verkiezingen Tweede Kamer, reden waarom opnieuw de vorm van een experiment wordt gekozen. 4. Toewijzing planschadevergoeding inzake Van Tuyllstraat 67 te Hooglanderveen Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad. 5. Toewijzing planschadevergoeding inzake Van Tuyllstraat 71 te Hooglanderveen Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad. 6. Toewijzing planschadevergoeding inzake Van Tuyllstraat 51, 59, 63, 65 te Hooglanderveen en afwijzing verzoek planschadevergoeding inzake Van Tuyllstraat 73 te Hooglanderveen Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad. 7. Toewijzing planschadevergoeding inzake Holleweg 11 te Hooglanderveen Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad. 8. Vrijstelling ex. art. 19, lid 1 WRO, voor fietsbrug over de Eem en aanleg fietspad en te verklaren dat de herziening van een bestemmingsplan hiervoor wordt voorbereid Toelichting : Opstarten vrijstellingsprocedure voor aanleg beweegbare fietsbrug over de Eem bij de Malesluis en bijbehorend fietspad ten zuiden van de Male Wetering vanaf de Slaagseweg; fietsbrug en fietspad zijn ontbrekende schakel in recreatieve en woon-werkfietsroutes. 9. Client Service Plan 2006 Toelichting : In het Client Service Plan worden afspraken gemaakt met de accountant over invulling van de conrole over het boekjaar 2006; het document is besproken in de werkgroep Begroting en Verantwoording. Benoemingen 10. Benoeming leden Regionale Programmaraad Eemland (Cv’s liggen in de raadskast ter inzage) Einde
2
Het Besluit Datum: Aanvang:
dinsdag 19 september 2006 21:30
Raadsdebatten: Onderwerp: 1.
Invoering WMO: Verordening Individuele Voorzieningen Portefeuillehouder : mr P.J.T. van Daalen woordvoerder 1e ronde: mevr. drs. M.M. van Hensbergen Besluiten (zonder debat)
2.
Parkeerregulering kop Soesterkwartier en Eemkwartier Toelichting : In De Ronde van 5 september j.l. is ingestemd met het voorstel. Naar aanleiding van opmerkingen in De Ronde is de tekst van het voorstel enigszins aangepast.
3.
Deelname experiment stemmen in willekeurig stemlokaal Toelichting : Ook bij gemeenteraadsverkiezingen in maart j.l. heeft Amersfoort meegedaan aan experiment; aanpassing wettekst wordt doorkruist door vervroegde verkiezingen Tweede Kamer, reden waarom opnieuw de vorm van een experiment wordt gekozen.
4.
Toewijzing planschadevergoeding inzake Van Tuyllstraat 67 te Hooglanderveen Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad.
5.
Toewijzing planschadevergoeding inzake Van Tuyllstraat 71 te Hooglanderveen Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad.
6.
Toewijzing planschadevergoeding inzake Van Tuyllstraat 51, 59, 63, 65 te Hooglanderveen en afwijzing verzoek planschadevergoeding inzake Van Tuyllstraat 73 te Hooglanderveen Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad.
7.
Toewijzing planschadevergoeding inzake Holleweg 11 te Hooglanderveen
Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad. 8.
Vrijstelling ex. art. 19, lid 1 WRO, voor fietsbrug over de Eem en aanleg fietspad en te verklaren dat de herziening van een bestemmingsplan hiervoor wordt voorbereid Toelichting : Opstarten vrijstellingsprocedure voor aanleg beweegbare fietsbrug over de Eem bij de Malesluis en bijbehorend fietspad ten zuiden van de Male Wetering vanaf de Slaagseweg; fietsbrug en fietspad zijn ontbrekende schakel in recreatieve en woon-werkfietsroutes.
9.
Client Service Plan 2006 Toelichting : In het Client Service Plan worden afspraken gemaakt met de accountant over invulling van de conrole over het boekjaar 2006; het document is besproken in de werkgroep Begroting en Verantwoording. Benoemingen
10. Benoeming leden Regionale Programmaraad Eemland (Cv’s liggen in de raadskast ter inzage) Einde
Raadsdebatten:
Onderwerp:
1.
Invoering WMO: Verordening Individuele Voorzieningen Reg.nr .: 2168110 Verordening Individuele Voorzieningen (pdf) 2168110 (pdf)
Portefeuillehouder : mr P.J.T. van Daalen woordvoerder 1e ronde: mevr. drs. M.M. van Hensbergen
Besluiten (zonder debat)
2.
Parkeerregulering kop Soesterkwartier en Eemkwartier Reg.nr .: 2112159 2112159 (pdf)
Toelichting : In De Ronde van 5 september j.l. is ingestemd met het voorstel. Naar aanleiding van opmerkingen in De Ronde is de tekst van het voorstel enigszins aangepast.
3.
Deelname experiment stemmen in willekeurig stemlokaal Reg.nr .: 2167511 2167511 (pdf)
Toelichting : Ook bij gemeenteraadsverkiezingen in maart j.l. heeft Amersfoort meegedaan aan experiment; aanpassing wettekst wordt doorkruist door vervroegde verkiezingen Tweede Kamer, reden waarom opnieuw de vorm van een experiment wordt gekozen.
4.
Toewijzing planschadevergoeding inzake Van Tuyllstraat 67 te Hooglanderveen Reg.nr .: 2168247 2168247 (pdf)
Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad.
5.
Toewijzing planschadevergoeding inzake Van Tuyllstraat 71 te Hooglanderveen Reg.nr .: 2168917 2168917 (pdf)
Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad.
6.
Toewijzing planschadevergoeding inzake Van Tuyllstraat 51, 59, 63, 65 te Hooglanderveen en afwijzing verzoek planschadevergoeding inzake Van Tuyllstraat 73 te Hooglanderveen Reg.nr .: 2168674 2168674 (pdf)
Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad.
7.
Toewijzing planschadevergoeding inzake Holleweg 11 te Hooglanderveen Reg.nr .: 2169255 2169255 (pdf)
Toelichting : Betreft verzoek van voor 1 september 2005; derhalve nog bevoegdheid raad.
8.
Vrijstelling ex. art. 19, lid 1 WRO, voor fietsbrug over de Eem en aanleg fietspad en te verklaren dat de herziening van een bestemmingsplan hiervoor wordt voorbereid Reg.nr .: 2168720 2168720 (pdf)
Toelichting : Opstarten vrijstellingsprocedure voor aanleg beweegbare fietsbrug over de Eem bij de Malesluis en bijbehorend fietspad ten zuiden van de Male Wetering vanaf de Slaagseweg; fietsbrug en fietspad zijn ontbrekende schakel in recreatieve en woon-werkfietsroutes.
9.
Client Service Plan 2006 Reg.nr .: 2187516 2187516 (pdf)
Toelichting : In het Client Service Plan worden afspraken gemaakt met de accountant over invulling van de conrole over het boekjaar 2006; het document is besproken in de werkgroep Begroting en Verantwoording.
Benoemingen
10. Benoeming leden Regionale Programmaraad Eemland (Cv’s liggen in de raadskast ter inzage) Reg.nr .: 2149551 2149551 (pdf)
Einde
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Verordening
De raad van de gemeente Amersfoort; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 29 augustus 2006 , sector WSO/MO (nr. 2168110); b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening:
Verordening individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2007 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1.
Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder: a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning; b. Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie; c. Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten; d. Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden; e. Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet; f. Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, psychisch of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie mogelijk maken; g. Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
1
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven; h. Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt; i. Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt; j. Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (eigen bijdrage), of een financiële tegemoetkoming (eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn; k. Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt; l. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn; m. Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager; n. Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiksdan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend; o.
Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;
p. Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen; q. Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont; r. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is; s. Hulp bij het huishouden: huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub h van de wet;
Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
2
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
t. Goedkoopst adequaat: niet duurder dan noodzakelijk en naar objectieve maatstaven doeltreffend, doelmatig en afgestemd op de specifieke situatie van de cliënt. Artikel 2.
Afbakening
1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover: a. deze noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen; b. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt; c. deze in overwegende mate op het individu is gericht; d. de voorziening langdurig noodzakelijk is, tenzij er sprake is van een kortdurende noodzaak tot hulp bij het huishouden. 2. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de kortdurend noodzakelijke hulp bij het huishouden. 3. Geen voorziening wordt toegekend: a. indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is; b. indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Amersfoort; c. voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen; d. voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw; e. voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd; f. voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt; g. indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, danwel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
3
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen
Artikel 3.
Keuzevrijheid
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura een persoongebonden budget, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort neergelegde criteria. Artikel 4.
Voorziening in natura
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing. Artikel 5.
Financiële tegemoetkoming
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort in de beschikking opgenomen. Artikel 6.
Persoonsgebonden budget
1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing: a. een persoonsgebonden budget wordt alleen verstekt ten aanzien van individuele voorzieningen; b. de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals vastgelegd in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort; c. de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort; d. op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Amersfoort van toepassing. 2. De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.
Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
4
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
3. Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen om adequaat te zijn. 4. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager. 5. Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort, op verzoek van het college te verstrekken. 6. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen. Artikel 7.
Eigen bijdragen en eigen aandeel
Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet kan de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd zijn. De financiële tegemoetkoming kan worden afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort de omvang van deze eigen inbreng vast.
Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
5
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden
Artikel 8.
Vormen van hulp bij het huishouden
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit: a. een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden; b. hulp bij het huishouden in natura; c. een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden. Artikel 9.
Primaat van de algemene hulp bij het huishouden
1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht als a. aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, of b. problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf voeren van een huishouden onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen. 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als er sprake is van de situatie als bedoeld in het eerste lid, maar: a. de in het eerste lid genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt, of b. niet beschikbaar is. Artikel 10.
Gebruikelijke zorg
In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten. Artikel 11.
Omvang van de hulp bij het huishouden
De omvang van de voorziening huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend: Klasse 1, 0 tot 2 uur per week; Klasse 2, 2 tot 4 uur per week; Klasse 3, 4 tot 7 uur per week; Klasse 4, 7 tot 10 uur per week; Klasse 5, 10 tot 13 uur per week; Klasse 6, 13 tot 16 uur per week.
Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
6
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Artikel 12.
Omvang van het persoonsgebonden budget.
De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort.
Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
7
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen
Artikel 13.
Vormen van woonvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit: a. b. c. d.
een algemene woonvoorziening; een woonvoorziening in natura; een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening; een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.
Artikel 14.
Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen
1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen. 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt. Artikel 15.
Soorten individuele woonvoorzieningen
De in artikel 13 onder b, c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit: a. een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten; b. een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening; c. een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening. Artikel 16.
Primaat van de verhuizing
1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren. 2. Een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning heeft ontruimd kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking worden gebracht. 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer een verhuizing niet mogelijk is binnen een medisch noodzakelijke termijn, of een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. niet de goedkoopst adequate voorziening is. Artikel 17.
Primaat van de losse woonunit.
1. Aan een persoon als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder g onderdeel 5 en 6 van de wet, die in aanmerking komt voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b, zal het college een Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
8
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien hiertegen geen overwegende bezwaren bestaan en de voorziening bestaat uit een aanbouw of een aanzienlijke verbouwing. 2. De in het eerste lid genoemde voorziening wordt toegekend als de woning niet in eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte en gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning. Artikel 18.
Uitsluitingen
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden. Artikel 19.
Hoofdverblijf
1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling dan wel analoge situaties. 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente vast te leggen maximumbedrag. 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan gebruiken. Artikel 20.
Afbakening
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien: a. de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was; b. de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college; c. deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen; d. de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak; e. De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZinstelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden, tenzij Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
9
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
het een verhuizing naar een ADL-woning betreft, of een verhuizing naar een woonzorgwoning op medische indicatie. Een ADL-woning is een woning voor zelfstandig wonende bewoners die zijn aangewezen op persoonlijke assistentie bij algemene dagelijkse levensverrichtingen. Een woonzorgwoning is een woning, bedoeld voor mensen die niet meer geheel zelfstandig kunnen wonen, maar (nog) geen behoefte hebben aan de intensieve verzorging in een verzorgings- of verpleeghuis. Bewoners kunnen gebruikmaken van bepaalde voorzieningen en zorg. Artikel 21.
Terugbetaling bij verkoop
a. De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van 7 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient eventueel gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort. b. De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen voor het uitbreiden van de woning al dan niet in combinatie met de aankoop van grond, is gehouden mee te werken aan de vestiging van “stil pandrecht” op de woning bij de Rijksdienst voor de belastingen. c. De meerwaarde als bedoeld onder a. wordt vastgesteld op basis van een taxatie die door een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige wordt uitgevoerd. Mocht de eigenaar-bewoner hiermee niet akkoord gaan, dan kan deze op eigen kosten een tweede deskundige aanwijzen. Bij ontbreken van overeenstemming kunnen de deskundigen gezamenlijk een derde aanwijzen. Artikel 22.
Het verwerven van grond
Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in art. 15 onder b betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals wordt bepaald in het door het college vast te stellen Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning.
Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
10
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 23.
Vormen van vervoersvoorzieningen
1. De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit: a. een algemene voorziening waaronder een systeem van collectief vervoer; b. een vervoersvoorziening in natura; c. een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening. 2. Het college werkt de financiering van een systeem van collectief vervoer nader uit. Artikel 24.
Het recht op een algemene voorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet en bewoners van een instelling genoemd in artikel 1 van de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen die een zelfstandige vervoersbehoefte hebben, kunnen voor de in artikel 23 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek a. het gebruik van het openbaar vervoer, of b. het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken, of c. wanneer gebruik van openbaar vervoer op grond van cognitieve of visuele beperkingen uitsluitend mogelijk is met begeleiding en van de algemene voorziening gebruik gemaakt kan worden zonder begeleiding. Artikel 25.
Het primaat van het collectief vervoer
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet en bewoners van een instelling genoemd in artikel 1 van de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen die een zelfstandige vervoersbehoefte hebben, kunnen voor de in artikel 23, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer: a. aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 23 onder a., onmogelijk maken, of b. een collectief systeem als bedoeld in artikel 23 onder a., niet aanwezig is, of c. wanneer het collectief systeem onvoldoende invulling kan geven aan de individuele vervoersbehoefte. Artikel 26.
Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort.voor de diverse categorieën genoemde Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
11
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding. Artikel 27.
Omvang in gebied en in kilometers
1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming of sociaal isolement te voorkomen. Onder de directe woon- en leefomgeving wordt verstaan de gemeente met daar omheen een schil van 4 ov-zones of 15 kilometer. 2. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met als norm een omvang per jaar van 2000kilometer kilometer mogelijk maken. Van deze norm kan worden afgeweken op basis van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie van de aanvrager, aan de hand van de in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort neergelegde criteria.
Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
12
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 28.
Vormen van rolstoelvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit: a. b. c. d.
een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening; een rolstoelvoorziening in natura; een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening; een persoonsgebonden budget te besteden aan een sportvoorziening.
Artikel 29.
Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel gebruik rolstoel en sportvoorziening
1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden. 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden. 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening op recreatief niveau onmogelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ een onvoldoende oplossing bieden. Artikel 30.
Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners
In uitzondering op het gestelde in artikel 29, lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
13
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten
Artikel 31.
Gebruik aanvraagformulier
Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld papieren dan wel elektronisch formulier. Artikel 32.
Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
De aanvraag dient te worden ingediend bij het Zorgloket Amersfoort in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend. Artikel 33.
Inlichtingen, onderzoek, advies
1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend: a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen; b. op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken. 2. Het college vraagt een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien: a. het gaat om een aanvraag een persoon betreffend die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend, met uitzondering van aanvragen die voorzieningen betreffen waarvan het college besluit dat hiervoor geen advies noodzakelijk is; b. het college dat overigens gewenst vindt. 3. Het college verstrekt het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) het alleenrecht om de in het tweede lid bedoelde indicatieadviezen te verstrekken. 4. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag. 5. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie. 6. De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.
Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
14
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Artikel 34.
Samenhangende afstemming
Het college legt in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Artikel 35.
Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening. Artikel 36.
Intrekking van besluit tot verlening een voorziening
1. Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien: a. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening; b. op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen. 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 3. Het college stelt de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen alvorens een besluit te nemen over intrekking van een beschikking genomen op grond van deze verordening. Artikel 37.
Terugvordering
Indien het college de beschikking, waarbij een voorziening op grond van deze verordening is verleend, intrekt, kan zij de voorziening van aanvrager terugvorderen. 1. Terugvordering van voorzieningen in natura: a. De terugvordering van voorzieningen in natura vindt plaats door de voorziening met de daarbij behorende bescheiden onverwijld aan Burgemeester en wethouders ter beschikking te stellen. b. Het college kan naast het opeisen van de voorziening ook een bedrag in rekening brengen voor de afschrijvingskosten gebaseerd op de economische levensduur van de verstrekte voorziening. De omvang daarvan is gebaseerd op de duur van het onrechtmatig gebruik van de voorziening. c. Voor voorzieningen die in bruikleen zijn verstrekt zijn de bepalingen uit de bruikleenovereenkomst van overeenkomstige toepassing. d. Indien de terugvordering een voorziening in natura betreft die vanwege de aard niet of niet meer feitelijk kan worden overgedragen aan het college, wordt de omvang van de Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
15
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
terugvordering bepaald op de hoogte van de oorspronkelijke investerings/aanschafwaarde. De bepalingen van artikel 36 lid 2 zijn dan overeenkomstig van toepassing. 2. Terugvordering van financiële tegemoetkomingen of persoonsgebonden budget: a. Een besluit tot terugvordering van onverschuldigde betalingen bevat hetgeen wordt teruggevorderd, de hoogte van het bedrag en de termijn of termijnen waarbinnen moet worden terugbetaald. b. Bij gebreke van tijdige betaling kan de vordering worden verhoogd met wettelijke rente en op de vordering betrekking hebbende kosten. c. Onverschuldigd betaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd tot 5 jaren zijn vestreken nadat de beschikking tot intrekking van een voorziening bekend is gemaakt. De verjaring wordt gestuit door uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 3:316 BW.
Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
16
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 8. Slotbepalingen
Artikel 38.
Nadere regels
Het college geeft nadere regels ten aanzien van de uitvoering van deze verordening. Voorts kan het college nadere regels stellen met betrekking tot de te verstrekken voorzieningen en voorwaarden waaronder deze voorzieningen worden verstrekt in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort en het Verstrekkingenboek individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort. Artikel 39.
Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 40.
Indexering
1. Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van het door de VNG afgegeven prijsindexcijfer voor individuele Wmovoorzieningen. Als dit niet beschikbaar is wordt het prijsindexcijfer volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek aangehouden. 2. De directeur van het Gewest Eemland wordt op grond van deze verordening gemandateerd tot het jaarlijks toepassen van het prijsindexcijfer. Jaarlijks, in de maand december, na de bekendmaking van het prijsindexcijfer, past het Gewest Eemland de normbedragen aan en stuurt deze ter kennisgeving aan de gemeente. De gemeente heeft tot uiterlijk 1 februari van het jaar waarover het prijsindexcijfer geldt de gelegenheid het voorstel te verwerpen. Zonder verwerping wordt de indexering toegepast met terugwerkende kracht tot 1 januari van dat jaar. 3. Bij mandatering blijft de gemeente zelf eindverantwoordelijk voor het te nemen besluit. Artikel 41.
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. Artikel 42.
Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007. Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 september 2006. de griffier,
de voorzitter,
PUBLICATIEDATUM: Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Amersfoort 2007
17
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Artikelsgewijze toelichting op de verordening Individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.
Begripsbepalingen
Ad a. Deze bepaling spreekt voor zich; zie ook de in artikel 43 van de Wet maatschappelijke ondersteuning opgenomen citeertitel van de wet. Ad b. Het compensatiebeginsel is via het amendement-Miltenburg c.s. (30 131, nr. 65) aan het wetsvoorstel toegevoegd. In het amendement is geen begripsomschrijving van dit begrip opgenomen. Gevolg hiervan is dat er in de wet een begripsomschrijving van het cruciale begrip compensatiebeginsel ontbreekt. Daarom staat de begripsomschrijving van het compensatiebeginsel in de verordening. Voor de begripsomschrijving is gebruik gemaakt van het briefadvies van de Raad voor de Volksgezondheid en de Zorg, de ‘uitvinder’ van het compensatiebeginsel. Voor wat betreft de gelijkwaardige uitgangspositie is gebruik gemaakt van de toelichting op het amendement, evenals voor wat betreft de termen zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Het onderdeel “aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek” is afkomstig uit artikel 1, lid 1, onder a. van de Wvg. Ad c. De term “beperkingen” is ontleend aan de ICF, de International Classification of Functioning, Disability, and Health, opgesteld door de Wereld Gezondheidsorganisatie (World Health Organisation, onderdeel van de Verenigde Naties). Het onder de toelichting op onderdeel 1.2 van dit artikel genoemde amendement-Miltenburg stelt over de ICF: “Voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk biedt de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments (ICF classificatie) een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.” Ad d. De begripsomschrijving van het begrip “persoon met beperkingen” is afgeleid van de begripsomschrijving van “beperkingen” en van de verschillende terreinen waarvoor op grond van de wet voorzieningen kunnen worden verstrekt. Daarnaast is vanuit de Wet voorzieningen gehandicapten het onderdeel “aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek” toegevoegd. Mede in verband met de begrenzing van de doelgroep zal immers een objectief criterium nodig zijn. Hierdoor blijft jurisprudentie op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten ten aanzien van dit onderdeel op dit begrip van toepassing. Aan deze formulering is de nieuwe doelgroep “personen met een chronisch psychisch of psychosociaal probleem” toegevoegd. Deze doelgroep is afkomstig uit de AWBZ-regelgeving (Besluit zorgaanspraken). Ad. e. De begripsomschrijving van het begrip “ mantelzorger” is ontleend aan de begripsomschrijving van “mantelzorg” in de wet (artikel 1, lid 1 onder b, van de wet).
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Ad f. Deze begripsomschrijving komt uit de toelichting op eerder reeds genoemde amendement-Miltenburg c.s., dat het compensatiebeginsel aan de wet heeft toegevoegd. De enige wijziging betreft vervanging van de term ‘geestelijk vermogen’ door psychisch vermogen. De wet spreekt van psychische problemen. Gebruik van deze term voorkomt verwarring met verstandelijke beperkingen. Ad g. Ook deze begripsomschrijving is, evenals de onder f. genoemde, ontleend aan de toelichting op het amendement-Miltenburg c.s., dat het compensatiebeginsel aan de wet heeft toegevoegd. Ad h. Het gaat hier om direct of uit voorraad beschikbare voorzieningen, die met een minimum aan bureaucratie kunnen worden verstrekt. Daarbij valt te denken aan een scala van reeds bestaande of nog te ontwikkelen voorzieningen: collectief vervoer, scootermobielpools, algemene woonvoorzieningen als klussendiensten en voorzieningendepots, rolstoelpools en vrijwilligersdiensten. De verstrekkingsprocedure is eenvoudiger en sneller dan bij individuele voorzieningen: een beperkte toegangsbeoordeling, geen formele beslissing (beschikking) en geen eigen bijdragen. In de regel gaat het om eenvoudige en veel voorkomende voorzieningen die bedoeld zijn voor incidenteel of kortdurend gebruik. Kenmerk van algemene voorzieningen is tenslotte dat zij altijd in natura verstrekt worden en nooit als financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget. Op verzoek zal er aan de aanvrager wel een beschikking kunnen worden afgegeven, zodat rechtsbescherming gewaarborgd is. Ad i. Algemene voorzieningen hebben in het kader van deze verordening voorrang op individuele voorzieningen. Waar mogelijk zal eerst een algemene voorziening worden aangeboden, waar nodig zal een individuele voorziening worden verstrekt. Hoe de keuze zal worden gemaakt tussen beide categorieën voorzieningen hangt uiteraard helemaal af van de individuele situatie van de aanvrager. Het door het college vast te stellen verstrekkingenboek zal afwegingscriteria geven, verder zal een op de individuele situatie afgestemd medisch advies vaak van groot belang zijn. De algemene voorzieningen, nu nog genoemd in de vorm van een primaat, kunnen uitgroeien tot voorliggende voorzieningen en op den duur uit deze verordening verdwijnen, wanneer zij zodanig functioneren dat zij gerekend kunnen worden tot de groep voorzieningen als maaltijdvoorzieningen en personenalarmering. Ad j. De bevoegdheid voor het vragen van een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten van een voorziening vloeit voort uit artikel 15 lid 1 van de wet. Deze kan op het inkomen worden afgestemd, zij het dat daarvoor op basis van artikel 15 lid 3 van de wet bij Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels kunnen worden gesteld. Van deze bevoegdheid wordt gebruik gemaakt door middel van het vaststellen van het Besluit maatschappelijke ondersteuning In de AMvB wordt bepaald wat de ruimte is die gemeenten hebben voor het vaststellen van eigen bijdragen, als ze daartoe willen overgaan. Ad k. Naturavoorzieningen zijn voorzieningen die worden verstrekt in een andere vorm dan een financiële tegemoetkoming . Daarbij kan worden gedacht aan verstrekking in huur, in bruikleen, in eigendom of in de vorm van dienstverlening.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Ad l. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag dat de aanvrager onder door het college bepaalde voorwaarden mag besteden aan een compenserende voorziening naar zijn keuze. Nadere uitwerking omtrent de relatie tussen diverse compenserende voorzieningen en daarbij behorende persoonsgebonden budgetten vindt plaats in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort Ad m. Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat is bedoeld om een bepaalde voorziening te verwerven. Het is niet per se een kostendekkende vergoeding, maar een bedrag, bedoeld als tegemoetkoming in de kosten. Ad n. Evenals onder de Wet voorzieningen gehandicapten het geval was, is het ook onder de Wet maatschappelijke ondersteuning niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarover de aanvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder zijn handicap of beperking, zou kunnen beschikken. Deze voorzieningen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd. Wat in een concrete situatie als algemeen gebruikelijk te beschouwen is, hangt af van de geldende maatschappelijke normen van het moment van de aanvraag. Het begrip “algemeen gebruikelijk” is geconcretiseerd in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Het begrip heeft vaak voor verwarring gezorgd, omdat algemeen gebruikelijke voorzieningen soms wel specifiek voor een handicap worden aangeschaft, maar vanwege hun algemeen gebruikelijke karakter toch niet vergoed worden. Om duidelijk te maken wat in de wet verstaan wordt onder dit begrip is de begripsomschrijving vanuit de jurisprudentie in de verordening opgenomen. Het gaat daarbij om voorzieningen: -
die in de reguliere handel verkrijgbaar zijn; die niet speciaal voor gehandicapten bedoeld zijn; die niet aanzienlijk duurder zijn dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel.
Het begrip “algemeen gebruikelijk” moet overigens niet worden verward met “gebruikelijke zorg”, zoals dat onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is geformuleerd in beleidsregels. Het begrip “gebruikelijke zorg” komt onder de Wet maatschappelijke ondersteuning terug, zie hieronder, onder p. Ad o. Het begrip “meerkosten” hangt nauw samen met het begrip “algemeen gebruikelijk”; deze twee begrippen zijn elkaars tegenhangers. De meerkosten zijn de kosten, die in een direct oorzakelijk verband staan met het compenseren van de ondervonden beperking of het psychosociaal probleem, zoals die zijn genoemd in artikel 1, lid 1, onder g. achtste volzin van de wet. Een met de persoon als de aanvrager vergelijkbaar persoon zonder die beperking of dat psychosociale probleem heeft deze meerkosten per definitie niet, omdat daarvoor in diens situatie geen noodzaak is. Mede op de bestrijding van deze meerkosten, dus de kosten die voor een persoon als de aanvrager niet algemeen gebruikelijk zijn, is de wet gericht. Ad p. Wanneer een voorziening wordt verstrekt waar een algemeen gebruikelijk deel onderdeel van uitmaakt (er wordt een driewielfiets verstrekt, de fiets is algemeen gebruikelijk en maakt daar onderdeel van uit: men hoeft zelf geen fiets meer te kopen) zou sprake kunnen zijn van besparing: er hoeft immers geen
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
algemeen gebruikelijke voorziening meer aangeschaft te worden. Aangezien verstrekking binnen de wet zich beperkt tot de meerkosten, kan in die situatie van de aanvrager het bedrag dat bespaard wordt, gevraagd worden als besparingsbijdrage. Dit is geen vorm van eigen bijdrage of eigen aandeel, zodat de regels daaromtrent niet van toepassing zijn. Ad q. Het uitgangspunt van deze begripsomschrijving ligt in het Protocol Gebruikelijke zorg, zoals tot aan de invoering van de wet door het Centrum Indicatiestelling Zorg werd toegepast als verzameling beleidsregels voor de AWBZ-indicatiestelling voor huishoudelijke zorg. Het is op enkele punten aangepast om te voorkomen dat problemen die in de AWBZ met dit begrip speelden ook naar de wet overgaan. Zo is in plaats van ‘volwassenen’ de term ‘meerderjarigen’ opgenomen en is het begrip ‘gemeenschappelijke huishouding voeren’ vervangen door het begrip ‘gemeenschappelijk een woning bewonen’. Ad r. De invoering van het persoonsgebonden budget maakt het opnemen van het begrip “budgethouder” noodzakelijk. De budgethouder is de persoon die de beschikking krijgt over het budget en over de besteding daarvan ook verantwoording af dient te leggen. Ad s. Onder de AWBZ werd gesproken van de functie huishoudelijke verzorging. Deze term is overgenomen in de Wmo. Om aan te geven dat onder de Wmo sprake is van een eigen begrip wordt in deze verordening het begrip ‘hulp bij het huishouden’ geïntroduceerd. Inhoudelijk wordt dezelfde voorziening bedoeld als in de Wmo. Bij de definitie van dit begrip wordt daarom verwezen naar het betreffende wetsartikel. Ad t. Goedkoopst adequaat Deze term wordt gebruikt in artikel 2b van de verordening en wordt daar verder toegelicht.
Artikel 2.
Afbakening
Artikel 2. lid 1. Ad a. De begripsomschrijving is afgeleid van de verschillende terreinen waarvoor op grond van de wet voorzieningen kunnen worden verstrekt. Ad b. Voorzieningen die in het kader van deze verordening worden verstrekt dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel adequaat als de meest goedkope voorziening te zijn. Met nadruk wordt hierbij gesteld dat met het begrip adequaat bedoeld wordt: volgens objectieve maatstaven nog toereikend. Hoewel datgene wat de aanvrager als adequaat beschouwt mee zal moeten wegen in de beoordeling van het adequaat zijn van de voorziening, zal ook het criterium van het goedkoop zijn, de kosten van de voorziening, een rol spelen bij de uiteindelijke beoordeling van het al dan niet adequaat zijn van een voorziening. Het gaat immers om gemeenschapsgeld. Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, zullen in principe niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij kan een overweging zijn dat de bruikbaarheid van een voorziening niet alleen door technische en functionele aspecten bepaald wordt. Tevens is het denkbaar
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
dat een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is. Wat betreft het kwaliteitsniveau waarvan uitgegaan kan worden, moge het duidelijk zijn dat bij een verantwoord, maar ook niet meer dan dat, niveau dient te worden aangesloten. Het is uiteraard wel mogelijk een adequate voorziening te verstrekken die duurder is dan de goedkoopst adequate voorziening, mits de aanvrager bereid is het prijsverschil uit eigen middelen te betalen. Het begrip goedkoopst adequaat geeft het college mogelijkheden tot sturen binnen het beleid. Ad c. Het probleem van het individu dient op grond van de wet te worden gecompenseerd. Dat individuele probleem staat dan ook centraal bij de beoordeling van de aanvraag voor een voorziening op grond van de wet. Ad d Wat langdurig noodzakelijk is, is afhankelijk van de concrete situatie. Het kan, in tijd uitgedrukt, gaan om twee maanden, bijvoorbeeld bij mensen die in een terminaal ziektestadium verkeren. Het kan ook gaan om veertig jaar, in situaties waarin de beperking bijvoorbeeld aangeboren is en stabiel van aard is. Kenmerk is in beide genoemde situaties dat de ondervonden beperking, naar de stand van de medische wetenschap op het moment van de aanvraag, onomkeerbaar is. Er is dus redelijkerwijs geen verbetering te verwachten in de situatie van de aanvrager. In dit kader zal de prognose van groot belang zijn. Zegt de prognose dat de betrokkene na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag men van kortdurende noodzaak uitgaan. Bij een wisselend beeld, waarbij verbetering in de toestand periodes van terugval opvolgen, kan echter uitgegaan worden van een langdurige noodzaak. De medisch adviseur speelt bij het antwoord op de vraag of er al dan niet sprake is van een langdurige noodzaak voor de betreffende voorziening een belangrijke rol. Voor langere tijd betekent in ieder geval dat wie tijdelijke beperkingen heeft, bijvoorbeeld door een ongeluk, terwijl vast staat dat de handicap van voorbijgaande aard is, niet voor een voorziening in het kader van deze verordening in aanmerking komt. Betrokkene kan een beroep doen op de hulpmiddelendepots van de Thuiszorgorganisaties die opgezet zijn in het kader van de AWBZ. Uit deze depots kan men twee maal drie maanden een hulpmiddel gratis lenen, welke periode kan worden verlengd, zij het dat dan huur is verschuldigd. Waar precies de grens ligt tussen kortdurend en langdurig ligt zal van situatie tot situatie verschillen. Een uitzondering op de regel dat de aangevraagde voorziening langdurig noodzakelijk moet zijn, wordt gevormd door situaties waarin voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden nodig is, bijvoorbeeld bij ontslag uit het ziekenhuis na een opname of bij een ontregeld huishouden.
Artikel 2. lid 3. Ad a. Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn voorzieningen waarover een met de aanvrager vergelijkbare persoon, ook los van de beperking, zou kunnen beschikken. Deze voorzieningen hoeven niet te worden verstrekt. Dit beginsel wordt al tientallen jaren gehanteerd in de sociale wetgeving (AAW/WAO, voormalige Wet-Rea, Wvg) en heeft tot een omvangrijke jurisprudentie geleid, die is vastgelegd in de definitie van dit begrip, zoals die is opgenomen in artikel 1, onder n. van deze verordening. Wat in een concreet geval algemeen gebruikelijk is, hangt dus in beginsel af van de aard van de gevraagde voorziening. Daarnaast speelt de -financiële- situatie van de aanvrager een rol, bezien in relatie tot de maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag. Met name die financiële situatie van de aanvrager kan leiden tot een uitzondering op het beginsel dat geen algemeen gebruikelijke voorzieningen worden verstrekt. Uit de bovengenoemde jurisprudentie blijkt immers dat een dergelijke uitzondering zich voordoet als het inkomen van de aanvrager – mede ten gevolge van aantoonbare kosten ten gevolge van zijn beperking, onder het in diens situatie geldende
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
bijstandsniveau dreigt te geraken. Een andere uitzondering is het ten gevolge van een plotseling optredende handicap moeten vervangen van zaken die nog niet zijn afgeschreven; dat zou zonder die handicap immers ook niet gebeuren. Ad b. In de wet is, in tegenstelling tot de situatie bij de Wet voorzieningen gehandicapten, geen specifieke bepaling opgenomen waaruit blijkt dat de compensatieplicht zich beperkt tot in de gemeente woonachtige personen, hoewel artikel 11 van de wet spreekt over ingezetenen. Dit artikel moet opgenomen worden om te voorkomen dat er aanvragen binnenkomen bij gemeenten waar de aanvrager niet woonachtig is. Ad c. Deze afwijzingsgrond is afkomstig uit de Modelverordening Wet voorzieningen gehandicapten, en is bedoeld voor situaties waarin gebruikte materialen voor problemen zorgen. Ad d. Het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw is vastgesteld in het Bouwbesluit 2003. Woonvoorzieningen die op dat uitrustingsniveau worden verstrekt, zijn in beginsel van voldoende kwaliteit; duurdere of andere voorzieningen hoeven niet te worden verstrekt. Een duidelijke begrenzing derhalve. Garages bijvoorbeeld vallen daarom niet onder dit niveau. Alleen in die gevallen dat bijvoorbeeld vanuit welstandstoezicht hogere eisen worden gesteld, kan het college hierop een uitzondering maken. Over de hiermee gepaard gaande kosten moeten in een concrete situatie afspraken gemaakt worden. Ook bij hulp bij het huishouden speelt deze bepaling een rol. Indien bijvoorbeeld aanzienlijk meer hulp wordt gevraagd vanwege het feit dat men in een veel grotere of meer luxe woning woont, geeft deze bepaling een duidelijke grens aan. Ad e. In sommige gevallen gebruiken mensen al jaren voorzieningen en vragen zij na het optreden van een beperking voorzieningen aan, die in hun situatie kunnen leiden tot de conclusie dat het optreden van beperkingen geen meerkosten met zich meebrengt. Daarvoor is deze onder e. genoemde bepaling bedoeld. Ad f. en g. In artikel 2 lid 2, onder f. en g. geeft de verordening een tweetal gronden voor weigering aan. Onder f. wordt gedoeld op de situatie dat de aanvrager een voorziening aanvraagt nadat deze reeds door de aanvrager gerealiseerd of aangekocht is. Omdat het college dan geen mogelijkheden meer heeft de voorziening volgens het vastgestelde beleid te verstrekken, noch anderszins invloed heeft op de te verstrekken voorziening, kan in deze situatie de voorziening worden geweigerd. Bijvoorbeeld nadat het college een beslissing over de aanvraag voor een woningaanpassing heeft genomen mag een aanvang worden gemaakt met de werkzaamheden. Pas op dat moment heeft het college alle op de aanvraag betrekking hebbende gegevens beoordeeld en op grond hiervan een besluit genomen over de te treffen voorziening. Door deze regeling wordt voorkomen dat een voorziening waar vroegtijdig mee is begonnen uiteindelijk niet overeenstemt met hetgeen het college als goedkoopst adequate voorziening beschouwt. Het college kan bijvoorbeeld ook factoren mee laten wegen die buiten de woonruimte van de aanvrager gelegen zijn, zoals een beschikbare aangepaste of goedkoop aan te passen woning elders, of een losse woonunit, waardoor een woningaanpassing wellicht niet noodzakelijk is. Pas nadat het college een positieve beschikking voor een verhuiskostenvergoeding heeft gegeven, komt een aanvrager hiervoor in aanmerking. Pas nadat advies is verkregen en de gemeente een
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
afweging heeft gemaakt welke oplossing het meest adequaat is kan de aanvrager tot verhuizen overgaan. Met deze voorwaarde wordt tevens voorkomen dat de gemeente achteraf, nadat de aanvrager reeds is verhuisd, met een claim voor een verhuiskostenvergoeding geconfronteerd wordt. In bepaalde gevallen kan het echter nodig zijn dat de aanvrager snel moet beslissen omdat de woning anders aan een andere woningzoekende wordt toegewezen. In deze of andere urgente gevallen is het verkrijgen van toestemming van het college ook voldoende. Maar in alle gevallen dient de aanvrager voorafgaand aan de verhuizing schriftelijk toestemming van de gemeente te hebben verkregen. Het hoeft hier uiteraard niet te gaan om de feitelijke verhuizing, maar om een situatie waarin men bepaalde onomkeerbare stappen heeft gezet die in de regel voorafgaan aan een verhuizing, zoals het sluiten van een koop- huur- of erfpachtovereenkomst inzake de te betrekken woning. Onder g. wordt in dit artikel aangegeven dat de aanvraag geweigerd kan worden als het gaat om een vergoeding of verstrekking die reeds eerder heeft plaatsgehad, terwijl het de aanvrager verwijtbaar is dat het middel verloren is gegaan, bijvoorbeeld door roekeloosheid of verwijtbare onachtzaamheid, dus niet indien de aanvrager geen schuld treft. Indien een ander aansprakelijk is voor het verloren gaan, dient bekeken te worden of het mogelijk is deze derde door de aanvrager hiervoor aansprakelijk te doen stellen om zodoende de kosten te kunnen verhalen. Indien in een woning een verstelbare keuken of een andere dure voorziening is aangebracht heeft dit gevolgen voor de te verzekeren waarde van de opstal. Dit risico dient in de opstalverzekering gedekt te worden. Indien bijvoorbeeld bij brand blijkt dat de woning onvoldoende verzekerd is, dan kan op dat moment geen beroep op deze verordening worden gedaan.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen
Artikel 3.
Keuzevrijheid
De in artikel 6 van de wet genoemde verplichting om bij een aanspraak op een individuele voorziening de keuze te bieden tussen een persoonsgebonden budget en een naturaverstrekking, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget. Het college kan regels stellen om af te wegen in welke gevallen er sprake is van bezwaren van overwegende aard, die reden zijn om geen persoonsgebonden budget te verstrekken. Naast deze keuzevrijheid bestaat er nog een tweede vorm van keuzevrijheid: namelijk de vrijheid om bij voorzieningen in natura te kiezen uit meerdere aanbieders. De gemeente contracteert daarvoor meerdere aanbieders.
Artikel 4.
Voorziening in natura
Het doel van deze bepaling is het vastleggen van de rechten en plichten van het college en de aanvrager. Deze bepaling ziet op de situatie waarin het college een derde inschakelt voor verstrekking van naturavoorzieningen en deze derde eigenaar blijft van de te verstrekken voorziening of wanneer het college een derde inschakelt voor het verlenen van zorg. Als een voorziening in eigendom wordt verstrekt is een dergelijke overeenkomst uiteraard niet nodig.
Artikel 5.
Financiële tegemoetkoming.
Om te waarborgen dat de verstrekte financiële tegemoetkoming wordt besteed aan een noodzakelijke voorziening, en niet aan zaken die los staan van de doelen die met de wet worden beoogd, kunnen bij beschikking voorwaarden worden verbonden aan de verstrekking van een tegemoetkoming op grond van de wet. Deze bepaling, die moet worden bezien in relatie tot de bepalingen uit hoofdstuk 7 van deze verordening, biedt daartoe de mogelijkheid.
Artikel 6.
Persoonsgebonden budget.
Het persoonsgebonden budget dient gezien te worden als een manier waarop een toegekende voorziening wordt verstrekt. De onder lid 1, onder a., van dit artikel genoemde bepaling spreekt dan ook voor zich en sluit aan op de bepaling in artikel 6 van de wet. Hierin is vastgelegd dat alleen bij toekenning van individuele voorzieningen in beginsel de keuze voor een persoonsgebonden budget moet worden geboden. Algemene voorzieningen vallen niet onder deze eis. Onder b. is bepaald dat de hoogte van het persoonsgebonden budget is gekoppeld aan de tegenwaarde van de te verstrekken goedkoopst adequate voorziening. Er moet immers een referentiebedrag zijn, waarop het persoonsgebonden budget kan worden gebaseerd. “Goedkoopst adequaat” is een objectief vaststelbaar referentiepunt. Voorts kan een aanvullend bedrag worden vastgesteld voor de instandhoudingskosten van de voorziening. Voor de diverse soorten voorzieningen wordt een nadere regeling gegeven in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort. Lid 1, onder c. bepaalt dat het college de omvang van een persoonsgebonden budget bepaalt. Het zal immers gaan om een veelheid van verschillende persoonsgebonden budgetten voor verschillende voorzieningen. Daarbij zijn, ter bevordering van de rechtsgelijkheid, eenduidige richtlijnen noodzakelijk. Invulling van deze richtlijnen vindt plaats in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort en het verstrekkingenboek. Verder is onder d. bepaald dat er, om misverstanden zoveel mogelijk te voorkomen, een overeenkomst wordt getekend omtrent de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Lid 2 bepaalt dat in elk geval de belangrijkste aspecten van het persoonsgebonden budget in de toekenningsbeschikking worden vastgelegd. Het gaat om de omvang ervan (de hoogte van het budget), maar het kan ook gaan om de periode waarover het wordt toegekend. Het spreekt voor zich dat dergelijke beschikkingen uiterst zorgvuldig worden geformuleerd. In lid 3 is neergelegd de algemene eis dat er een program van eisen wordt vastgesteld, waarin wordt aangegeven aan welke eisen de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening moet voldoen om adequaat te zijn. Budgethouders krijgen dit program van eisen als advies bij inkoop/aankoop. Als cliënten afwijken van het geleverde program van eisen worden zij zelf verantwoordelijk geacht voor de gevolgen daarvan. Lid 4 van artikel 6 regelt tenslotte de feitelijke betaling van het persoonsgebonden budget. Over de wijze waarop de betaling plaatsvindt kunnen door het college nadere regels worden gesteld. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor de rechtmatige en doelmatige besteding van gelden op grond van de wet, en heeft ook zelf de bevoegdheid om vast te stellen in hoeverre er wordt gecontroleerd of aanvragers hun persoonsgebonden budgets besteden conform de toekenningsvoorwaarden. Het is dus aan de raad en het college om te bepalen hoe die controle plaatsvindt. Op grond van lid 5 gebeurt dit steekproefgewijs. Een bepaald gedeelte van de toegekende persoongebonden budgetten wordt gecontroleerd via het opvragen van gegevens bij de budgethouders. Als uit de controle blijkt dat er aanleiding is het toegekende persoonsgebonden budget terug te vorderen, dan dient de in hoofdstuk 7 genoemde procedure te worden gevolgd.
Artikel 7.
Eigen bijdragen en eigen aandeel
Artikel 15 van de wet biedt de mogelijkheid bij verstrekking van voorzieningen in natura of een persoonsgebonden budget eigen bijdragen te vragen. Artikel 19 van de wet biedt de mogelijkheid de hoogte van financiële tegemoetkomingen af te stemmen op het inkomen van degene aan wie maatschappelijke ondersteuning wordt verleend: het zogeheten eigen aandeel. In dit artikel stelt de raad vast van deze mogelijkheid gebruik te maken, zoals opgedragen in artikel 15 lid 1 van de wet. Bovendien wordt bepaald dat de wijze waarop dit wordt uitgevoerd door het college wordt vastgelegd in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning. De Raad heeft hierbij ingevolge de Algemene Maatregel van Bestuur de mogelijkheid de verschillende bedragen vast te stellen binnen de grenzen die de Algemene Maatregel van Bestuur stelt.. Deze afwijkende bedragen kunnen worden opgenomen in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden
Artikel 8.
Vormen van hulp bij het huishouden
In artikel 4 lid 1 van de wet wordt het college opgedragen om voorzieningen aan te bieden ter ondersteuning van het voeren van een huishouden. In deze verordening wordt dit onderdeel opgesplitst in twee onderdelen. In hoofdstuk 3 van deze verordening gaat het om de voorziening “hulp bij het huishouden”, in hoofdstuk 4 om “woonvoorzieningen”. Bij het interpreteren van het begrip “voeren van een huishouden” is er van uitgegaan dat een persoon pas behoefte kan hebben aan hulp bij het huishouden indien dat huishouden in een voor hem geschikte woning is gesitueerd. Vandaar dat de onder de Wet voorzieningen gehandicapten bestaande woonvoorzieningen onder dit begrip zijn gebracht. Onder de AWBZ werd gesproken van de functie huishoudelijke verzorging. Om aan te geven dat onder de Wmo sprake is van een eigen begrip wordt in deze verordening het begrip ‘hulp bij het huishouden’ geïntroduceerd. Hulp bij het huishouden kan in drie vormen als voorziening worden aangeboden. Onder a. wordt genoemd de algemene voorziening; een snelle en eenvoudige dienstverleningsoplossing zonder veel administratieve rompslomp voor gemeente en aanvrager. Gedacht moet worden aan vormen van direct beschikbare hulp bij het huishouden vanuit bijvoorbeeld een wijksteunpunt, met name voor eenvoudige werkzaamheden, al dan niet op basis van een kortdurende hulpbehoefte.Onder b. wordt genoemd de hulp bij het huishouden in natura. Ook hier gaat het om een vorm van persoonlijke dienstverlening, net als bij de onder a. genoemde vorm. Het verschil zit echter in de toekenningsprocedure, die meer op de persoon is afgestemd, en in de regel meer geschikt zal zijn voor de wat grotere en langduriger behoefte aan hulp. Onder c. is genoemd het persoonsgebonden budget (pgb) voor hulp bij het huishouden. Met dit pgb moet de aanvrager zelf hulp inhuren.
Artikel 9.
Primaat van de algemene hulp bij het huishouden
In artikel 9 lid 1 wordt geregeld onder welke basisvoorwaarden men gebruik kan maken van een algemene voorziening voor hulp bij het huishouden, indien deze in de gemeente voorhanden is. In aanmerking komen in eerste instantie personen met een aantoonbare beperking ten gevolge van ziekte of gebrek. Verder komen in aanmerking mantelzorgers in het kader van de zogenaamde ‘respijtzorg’, dat wil zeggen dat de noodzaak aanwezig is om mantelzorgers te ontlasten. Nota bene: het is daarbij niet de bedoeling van de wetgever dat het huishouden van de mantelzorger wordt overgenomen, maar overname van het huishouden van degene die de mantelzorg ontvangt is wel degelijk mogelijk. Algemeen aangeboden hulp bij het huishouden is in de vorm van een primaat in deze verordening neergelegd. Dat houdt in dat in eerste instantie wordt bezien of deze vorm van hulp bij het huishouden het probleem op adequate wijze kan oplossen. Als de in het vorige lid genoemde algemene voorziening onvoldoende adequaat is of niet aanwezig is, komt de individuele voorziening voor hulp bij het huishouden aan de orde. Lid 2 moet dus in samenhang met lid 1 worden gelezen. De individuele voorziening kan bestaan uit een voorziening in natura of uit een persoongebonden budget. Het college bepaalt wanneer iemand voor een persoonsgebonden budget in aanmerking kan komen. Deze criteria zijn vastgelegd in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort.
Artikel 10.
Gebruikelijke zorg
Bij het vaststellen van de aanspraak op hulp bij het huishouden wordt allereerst bezien of en in hoeverre eventueel andere personen binnen de leefeenheid zelf de problemen kunnen oplossen. Deze ontwikkeling is al onder de AWBZ-indicatiestelling in gang gezet vanaf het midden van de jaren ’90
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
van de vorige eeuw. Voorzover de ondervonden problemen door middel van dergelijke gebruikelijke zorg kunnen worden opgelost, is er geen aanspraak op hulp bij het huishouden. In het door het college vast te stellen versterkingenboek wordt bepaald hoe er rekening wordt gehouden met gebruikelijke zorg bij het vaststellen van een aanspraak op een voorziening voor hulp bij het huishouden.
Artikel 11.
Omvang van de hulp bij het huishouden
In de AWBZ werd tot de invoering van de wet geïndiceerd in klassen. Klassen zijn te vergelijken met standaardporties. Elke klasse is gekoppeld aan minimaal en een maximaal aantal uren per week binnen een vaste bandbreedte. Indien men bijvoorbeeld een indicatie heeft voor 1,5 uur hulp, wordt men ingedeeld in klasse 1. Mocht de behoefte aan hulp van de aanvrager enigszins stijgen of dalen binnen de bandbreedte van de toegekende klasse, dan hoeft daarvoor niet opnieuw geïndiceerd en beschikt te worden. Zolang de objectief vastgestelde behoefte binnen de bandbreedte blijft, is er sprake van een toereikende voorziening. Voor zover hulp bij het huishouden nodig is die klasse 6 overstijgt, is het mogelijk additionele uren aan deze hoogste klasse toe te voegen. In het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort wordt door het college jaarlijks het daarbij passende uurbedrag vastgelegd.
Artikel 12.
Omvang van het persoonsgebonden budget
Deze bepaling spreekt voor zich en sluit nauw aan op artikel 11. Jaarlijkse vastlegging houdt verband met prijsindexering, zoals genoemd in artikel 40.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen
Artikel 13.
Woonvoorzieningen
De woonvoorziening kan worden verstrekt in vier hoofdvormen: Ad a. de algemene woonvoorziening. Hierbij moet worden gedacht aan een mogelijkheid om snel oplossingen voor vaak minder complexe woonproblemen te krijgen. Te denken valt aan klussendiensten, snel beschikbare voorzieningen uit depot en mogelijk andere, nog te ontwikkelen voorzieningen; Ad b. een woonvoorziening in natura, bijvoorbeeld. de losse tillift of een douchestoel; Ad c. het persoonsgebonden budget, bijvoorbeeld een verhuiskostenvergoeding; Ad d. de financiële tegemoetkoming voor woningeigenaren die niet zelf huren en soms ook rechtspersoon zijn. Deze financiële tegemoetkoming wordt genoemd in artikel 7 lid 2 van de wet.
Artikel 14.
Primaat collectieve woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen
In eerste instantie zal worden bezien of een woonprobleem kan worden opgelost met een algemene voorziening. Deze voorziening heeft voorrang bij het zoeken naar een oplossing voor een voor de wet relevant woonprobleem, dus een probleem bij het normale gebruik van de woning, zie de toelichting op het amendement dat leidde tot artikel 4 van de wet (amendement Miltenburg c.s., 30 131, nr. 65). Als een algemene voorziening niet volstaat als oplossing ofwel niet aanwezig is in de gemeente, moet het probleem middels een individuele voorziening worden opgelost; dat kan zijn een woonvoorziening in natura of een persoonsgebonden budget.
Artikel 15.
Soorten woonvoorzieningen
Ad a. Het college kan besluiten om een tegemoetkoming te verstrekken in de verhuis- en inrichtingskosten, indien verhuisd wordt naar een aangepaste of een goedkoper aan te passen woning dan de reeds bewoonde woning. Het college maakt de afweging tussen verstrekking van een tegemoetkoming in de verhuiskosten en een woningaanpassing. Een woonvoorziening, en dus ook een verhuiskostenvergoeding is, volgens de Wvg-jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, alleen bedoeld voor situaties waarin de ondervonden problemen in direct oorzakelijk verband staan met bouwkundige of woontechnische aspecten van de te verlaten woning zelf. Omgevingsfactoren als lawaai, stank, onveiligheidsgevoelens, overlast etcetera zijn dus niet van belang. Uitgangspunt van het gemeentelijk beleid is dat zo goed mogelijk gebruik wordt gemaakt van de voorraad aangepaste woningen in de gemeente. Ad b en c. Een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing is een aanpassing van de woning zelf, ter compensatie van de problemen die in de woning spelen ten aanzien van de bewoner met een beperking. Onder een woonvoorziening waarbij geen sprake is van een ingreep van bouw- of woontechnische aard zal in de praktijk met name een persoonsgebonden budget voor woningsanering i.v.m. CARA verstaan worden. Ook kan onder deze categorie worden begrepen hulpmiddelen voor baden, wassen en douchen welke niet nagelvast aan de woning zijn bevestigd, alsmede mobiele patiëntenliften. Deze laatste twee categorieën roerende woonvoorzieningen kunnen ook in de vorm van een voorziening in natura worden verstrekt, bijvoorbeeld in bruikleen of huur, zodat hergebruik mogelijk is.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
In de modelverordening van de VNG is als vierde soort woonvoorziening de uitraasruimte opgenomen. In deze verordening wordt deze voorziening beschouwd als bouwkundige of woontechnische voorziening die valt onder b. De nadere regels worden uitgewerkt in het verstrekkingenboek. Artikel 16.
Primaat van de verhuizing
Al onder de Wet voorzieningen gehandicapten gold de regel dat bij een aanvraag voor een woningaanpassing eerst werd bezien of verhuizing naar een andere woning een oplossing kon bieden. Dit is het zogenaamde primaat van de verhuizing. In feite gaat het om een uitwerking van de regel dat in beginsel wordt gekozen voor de goedkoopst adequate voorziening. De mogelijkheid tot het hanteren van het primaat van de verhuizing is onder de Wet voorzieningen gehandicapten in de jurisprudentie erkend, zij het dat wel enkele duidelijke voorwaarden zijn gesteld. In de eerste plaats moeten de financiële gevolgen van de verhuizing voor de woonlasten binnen aanvaardbare financiële grenzen vallen, een eis die ook onder de wet gesteld kan worden. Verder moet duidelijk zijn dat de oplossing in de vorm van een verhuizing kan worden gerealiseerd binnen een uit het advies blijkende medisch verantwoorde termijn. Ook diverse andere relevante aspecten, nader uit te werken in het gemeentelijke verstrekkingenboek, kunnen, afhankelijk van de situatie een rol spelen bij de afweging omtrent het toepassen van het primaat van de verhuizing in een concreet geval. Het tweede lid van dit artikel is een aanvulling op de modelverordening van de VNG. Op grond hiervan is het mogelijk om een tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten te verstrekken aan mensen zonder beperkingen, als door hun verhuizing een aangepaste woning beschikbaar komt voor mensen met een beperking en dit hun enige reden is om te verhuizen.
Artikel 17.
Primaat van de losse woonunit
Onder de Wet voorzieningen gehandicapten konden gemeenten woningaanpassingen duurder dan € 20.420,-- onder bepaalde voorwaarden declareren bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Onder de Wet maatschappelijke ondersteuning vervalt deze mogelijkheid en zullen de kosten voor rekening van de gemeenten komen. Als het gaat om grote aanpassingen aan huurwoningen die opnieuw kunnen worden verhuurd voor de huisvesting van mensen met beperkingen, kan de investering over een langere periode afgeschreven worden. In gevallen waarin dat niet speelt, wordt in principe uitgegaan van het primaat van losse woonunits. In situaties waarin de mogelijkheid in de concrete situaties bestaat, wordt aan gebruik van een dergelijke unit voorrang gegeven middels deze bepaling. Uiteraard worden hierbij de afwegingen gemaakt op grond van artikel 16 over het primaat van verhuizen en het criterium van de goedkoopste adequate voorziening (art. 2b).
Artikel 18.
Uitsluitingen
Een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming voor het treffen van voorzieningen wordt alleen verstrekt als het woonruimten betreft die als zelfstandige woonruimte in het kader van de Wet op de huurtoeslag ook als zodanig aangemerkt worden. Een uitzondering zijn aanpassingen aan woonschepen en binnenschepen; deze komen weinig voor en worden apart geregeld in het verstrekkingenbeleid. Verder worden geen woonvoorzieningen verstrekt in gemeenschappelijke ruimten van woongebouwen voor ouderen of gehandicapten of voorzieningen die in dergelijke gebouwen, ook in de wooneenheden, bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Artikel 19.
Hoofdverblijf
In tegenstelling tot de Wet voorzieningen gehandicapten wordt in de wet niet expliciet vermeld dat de gemeentelijke compensatieplicht alleen geldt voor de inwoners van de gemeente. Artikel 11 van de wet geeft echter wel een aanwijzing in die richting door vermelding van “ingezetenen”, mede gezien het feit dat er met de wet geen inhoudelijke uitbreiding van de werking van de Wet voorzieningen gehandicapten is beoogd. In eerste instantie geeft de gemeentelijke basisadministratie uitsluitsel. Voor bepaalde gezondheidszorginstellingen geldt dat de bewoners een briefadres elders kunnen aanhouden. De gemeente waar de aanvrager van de voorziening daadwerkelijk verblijft heeft de verplichting tot compensatie van beperkingen. In het geval van AWBZ-bewoners heeft deze verplichting geen betrekking op de woonvoorzieningen. Het is noodzakelijk de zinsnede 'of zal hebben' op te nemen voor situaties waarin de aanvrager naar een andere gemeente wil verhuizen en in die gemeente een woning wil laten bouwen of aanpassen voordat deze daadwerkelijk wordt betrokken, zie ook artikel 20, onder b. Onder de Wet voorzieningen gehandicapten waren AWBZ-bewoners uitgesloten van het recht op woonvoorzieningen. Een bovenwettelijke uitzondering hierop werd door gemeenten gemaakt voor het zogenaamde bezoekbaar maken van een woonruimte voor bezoek aan ouders of andere familieleden. Deze uitzondering was gebaseerd op de verordening. Dit is ook in Amersfoort het geval, daarom is het bezoekbaar maken ook in deze verordening opgenomen in artikel 19. Verdere verplichtingen dan hier genoemd in de verordening heeft de gemeente derhalve niet. “Bezoekbaar maken” wordt in de verordening daarom gelimiteerd tot het bereikbaar maken van de woonruimte zelf en enkele essentiële ruimten daarin. Een Amersfoortse aanpassing die al was opgenomen in de Wvg-verordening is dat het toilet niet alleen bereikbaar maar ook bruikbaar moet zijn. Het bezoekbaar maken kan in financiële zin worden gemaximeerd, zie lid 4.
Artikel 20.
Afbakening
Om in aanmerking te komen voor woonvoorzieningen moet er een duidelijke samenhang zijn tussen de ondervonden woonproblemen en de beperking die men heeft. Aanvragen voor woonvoorzieningen die hun oorzaak vinden in andere factoren dan die beperking, kunnen worden geweigerd op grond van artikel 20. Ad a. Onder a. wordt de verhuizing naar een inadequate woning genoemd als weigeringsgrond voor woonvoorzieningen. Niet de ondervonden beperking, maar de verhuizing naar een niet geschikte woning is dan de voornaamste oorzaak van de ondervonden problemen. Deze bepaling heeft voornamelijk betrekking op situaties waarin men gaat verhuizen zonder specifieke reden, maar gewoon omdat men daar zin in heeft. Uitzondering in deze bepaling is de zogeheten “belangrijke reden”. Daarbij moet gedacht worden aan een verhuizing vanwege samenwoning, huwelijk, scheiding of het aanvaarden van werk elders. Ad. b. Als een persoon met beperkingen verhuist, zal deze, in relatie tot die beperkingen, moeten zoeken naar een zo geschikt mogelijke woning. Het is niet de bedoeling dat men zo maar een ongeschikte woning kiest en vervolgens de rekening voor aanpassingen bij de gemeente indient. Met “verhuizen” wordt hier overigens niet alleen gedoeld op de feitelijke verhuizing, maar ook op alle onomkeerbare handelingen die normaal gesproken voorafgaan aan een verhuizing, zoals het tekenen van een koop-, huur- of erfpachtcontract, zie ook artikel 19, lid 1, waarin wordt bepaald dat het gaat om een situatie waarin men in de betreffende woning “zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben”.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Ad c. Op basis van het feit dat voorzieningen op grond van de wet in hoofdzaak zijn gericht op het individu, worden in beginsel geen voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten van wooncomplexen verstrekt. Evenals onder de Wet voorzieningen gehandicapten gold, zijn er uitzonderingen gemaakt voor de in de verordening genoemde voorzieningen in gemeenschappelijk ruimten. De opsomming is limitatief, dat wil zeggen dat er niet meer hoeft te worden verstrekt dan er in de verordening is genoemd. Deze opsomming is een concretisering ten opzichte van de Wvg-verordening van Amersfoort. In de praktijk worden echter geen andere voorzieningen dan deze toegekend, als onder hellingbanen ook drempelhulpen worden verstaan. Ad d. Onder d. wordt met name gedoeld op verhuiskostenvergoedingen; veel verhuizingen zijn als algemeen gebruikelijk te beschouwen, ook los van de beperking die men heeft. Te denken valt aan verhuizingen van het ouderlijk huis naar een zelfstandige woonruimte, verhuizing van senioren naar een kleinere woning, omdat de eengezinswoning te bewerkelijk is geworden en kinderen reeds zelfstandig wonen. Ad e. Verhuizingen naar AWBZ- en andere zorginstellingen leiden ertoe dat de aanvrager buiten de doelgroep van de wet valt; deze mensen kunnen immers niet meer zelfstandig participeren en hebben dus geen aanspraak op woonvoorzieningen, ook al omdat ze die onder de Wvg ook al niet hadden. Als er in de te verlaten woning geen problemen bij het normale gebruik van de woning werden ervaren, is de verhuizing naar de nieuwe woning kennelijk de oorzaak van de problemen en is men verhuisd naar een inadequate woning. In dergelijke situaties is er, evenals onder de Wet voorzieningen gehandicapten geen aanspraak op woonvoorzieningen, hetgeen al meermaals door de Centrale Raad van Beroep is bevestigd. In de Amersfoortse verordening wordt in twee situaties een uitzondering gemaakt op deze regel: aanpassingen kunnen wel worden vergoed als mensen op medische indicatie verhuizen naar een aanleunwoning, of wanneer ze verhuizen naar een ADL-woning. In deze gevallen is de reden voor verhuizing dat op een andere manier niet in een zorgbehoefte kan worden voorzien. De aanpassingen die in deze woningen worden vergoed worden ingeperkt door artikel 18.
Artikel 21.
Terugbetaling bij verkoop
De Modelverordening Wet voorzieningen gehandicapten bevatte een zogenaamde antispeculatiebepaling. Deze bepaling komt in deze modelverordening terug en heeft als doel het door de eigenaar laten terugbetalen van een deel van de waardestijging, die het gevolg is van de aanpassing van de eigen woning op grond van de wet. De datum van de verkoop is daarbij bepalend, omdat op die datum reeds vaststaat wat de verkoopprijs van de woning en wat de meerwaarde ten gevolge van de aanpassing is. Het is aan het college om te bepalen of en in hoeverre in een concrete situatie gebruik van deze bepaling wordt gemaakt, aangezien er een afweging dient plaats te vinden tussen de kosten van het effectueren van deze bepaling (taxatie, administratieve lasten) in relatie tot de te verwachten baten. De formulering van het artikel is overgenomen uit de Wvg-verordening van Amersfoort, die verder is uitgewerkt dan de formulering van de modelverordening van de VNG.
Artikel 22.
Het verwerven van grond
Dit artikel is een aanvulling op de modelverordening van de VNG. Op grond van dit artikel kan het college een bijdrage verlenen voor te verwerven grond, die nodig om een noodzakelijke woningaanpassingen te realiseren.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 23.
Vormen van te verstrekken voorzieningen
Ad a. De collectieve vervoersvoorziening is al bekend in de vorm van het collectief vraagafhankelijk vervoer, zoals dat zich vanaf 1994 onder de Wet voorzieningen gehandicapten heeft ontwikkeld. Naast het collectief vervoer kan ook worden gedacht aan de mogelijkheden voor het opzetten van scootermobielpools, zoals in sommige verzorgingshuizen al op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten gebeurde. Ad b. Individuele voorzieningen in natura kunnen bestaan uit een diversiteit van vervoermiddelen, evenals onder de Wet voorzieningen gehandicapten. In het verstrekkingenboek wordt uitgewerkt onder welke voorwaarden men voor een bepaald soort voorziening in aanmerking komt. Ad c. Belangrijkste aanvulling ten opzichte van de Wet voorzieningen gehandicapten is het persoonsgebonden budget. De vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget door het college wordt in het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort uitgewerkt. Ad d. Dit onderdeel van artikel 23 is een aanvulling op de modelverordening van de VNG. Het is opgenomen omdat de wijze van financiering van het systeem van collectief vervoer gevolgen heeft voor BTW-verplichtingen. Het is formeel juist het onderwerp op te nemen in de verordening, maar voor de taakverdeling tussen gemeenteraad en college passend om de uitwerking op te nemen in de uit de verordening volgende uitvoeringsbesluiten.
Artikel 24.
Het recht op een algemene voorziening
Door deze formulering is bepaald dat louter de aantoonbare beperkingen van de persoon in relatie tot de beperkingen van de bestaande vervoerssystemen bepalend zijn voor de vraag of, en zo ja in hoeverre de aanvrager in aanmerking komt voor een voorziening terzake. Algemeen criterium om in aanmerking te kunnen komen voor een vervoermiddel is het ten gevolge van een beperking niet kunnen gebruiken van het openbaar vervoer. Die regel stamt uit de aan de Wet voorzieningen gehandicapten voorafgaande AAW en wordt in de praktijk beoordeeld door te kijken naar de loopafstand van een aanvrager). Doordat de streekbus, bijvoorbeeld voor iemand met een functionele beperking niet toegankelijk is, heeft men recht op een vervoersvoorziening. Psychische problemen (men durft niet in een drukke bus, men is bang voor de trein) zijn daardoor in principe geen indicatie voor een vervoersvoorziening. Hier moet een adequate voorziening getroffen worden. Deze kan wellicht beter gevonden worden buiten de wet, door middel van een therapie waardoor de blokkade opgeheven kan worden. Is in zo'n situatie de problematiek op te lossen, dan was de problematiek tijdelijk en viel deze derhalve terecht niet onder de wet, bij gebrek aan een langdurige noodzaak. Anders wordt het als blijkt dat het probleem niet therapeutisch opgelost kan worden. Dan is wel een langdurige noodzaak aanwezig en zou wel een vervoersvoorziening verstrekt kunnen worden.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Op grond van de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen is de gemeente verplicht te voorzien in de sociale vervoersbehoefte van bewoners van AWBZ-instellingen die een zelfstandige vervoersbehoefte hebben. Dit is geen doelgroep in het kader van de Wmo. De vervoersvoorzieningen die de gemeente treft voor bewoners van AWBZ-instellingen zijn echter dezelfde als die voor de Wmo-doelgroepen. Ook in de Wvg-verordening waren de regels voor het vervoer van bewoners van AWBZ-instellingen opgenomen. Ze zijn daarom ook aan deze verordening toegevoegd.
Artikel 25.
Het primaat van de collectieve vervoersvoorziening
Artikel 24 geeft het primaat van de algemene voorzieningen aan boven de individuele verstrekkingen zoals genoemd onder b. en c. van artikel 22. Men kan voor individuele verstrekkingen in aanmerking komen: a indien men door de aard van de beperking geen gebruik kan maken van een collectieve vervoersvoorziening of; b indien er geen algemene voorziening aanwezig is, of; c indien een algemene voorziening onvoldoende invulling kan geven aan de individuele vervoersbehoefte. Individuele voorzieningen kunnen op grond van c. ook in aanvulling op het gebruik van een collectief systeem verstrekt kunnen worden. Dit is het geval wanneer het collectief systeem de vervoersbehoefte van de aanvrager die een aanspraak heeft niet volledig dekt. Dit is volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep onder de Wet voorzieningen gehandicapten van bijzonder belang bij mensen die slechts zeer beperkt mobiel zijn (mensen met een loopafstand van maximaal circa 100 meter). Alleen collectief vervoer is voor deze categorie mensen geen adequate voorziening. In het Wvg-verstrekkingenbeleid was daarnaast nog een aantal andere situaties beschreven waarin uitsluitend collectief vervoer niet adequaat is. Deze situaties worden overgenomen in het verstrekkingenboek in het kader van deze verordening. Net als bij artikel 24 is ook hier de doelgroep bewoners van AWBZ-instellingen toegevoegd (zie toelichting op artikel 24).
Artikel 26.
Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen
Onder de Wet voorzieningen gehandicapten is in de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep bepaald dat het stellen van een inkomensgrens voor een forfaitaire tegemoetkoming in vervoerskosten bij een inkomen van 1,5 x de bijstandsnorm niet in strijd was met de geldende zorgplicht. Iemand met een dergelijk inkomen wordt geacht de kosten van het lokaal vervoer of bezit en gebruik van een auto zelf te kunnen dragen. Er is een duidelijke relatie met het begrip “algemeen gebruikelijk”; indirect worden de kosten van vervoer in relatie tot het inkomen algemeen gebruikelijk geacht.
Artikel 27.
Omvang in gebied en in kilometers
Onder de Wet voorzieningen gehandicapten is de zorgplicht voor vervoer beperkt tot verplaatsingen in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving; de wet spreekt nu in artikel 4 lid 1, onder c. over “het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel”. Dit lijkt beperkter te zijn dan de zorgplicht onder de Wet voorzieningen gehandicapten, maar aangezien met de Wet maatschappelijke ondersteuning niet is beoogd de reikwijdte van de Wet voorzieningen gehandicapten te beperken of uit te breiden, is er geen reden om aan te nemen dat alleen de letterlijk lokale verplaatsingen onder de wet zullen vallen. Vandaar dat in artikel 28, conform de onder de Wet voorzieningen gehandicapten gevormde jurisprudentie, wordt uitgegaan van de eigen woon- of leefomgeving, met als uitzondering de bovenregionale zorgplicht, zoals die ook in de Wvg-jurisprudentie is omschreven. Voor de
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
duidelijkheid is aan de tekst van de modelverordening van de VNG de daadwerkelijke omvang van het vervoersgebied toegevoegd, zoals dat ook van toepassing was binnen de Wvg. Sinds maart 2002 houdt de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep onder de Wet voorzieningen gehandicapten in dat een vervoersvoorziening of een combinatie van voorzieningen de mogelijkheid moet bieden om op jaarbasis minimaal 1.500-2.000 kilometer af te leggen. Deze jurisprudentie wordt hier vastgelegd, aangezien met de wet niet wordt beoogd de werkingssfeer van de Wet voorzieningen gehandicapten uit te breiden. Ten opzichte van de modelverordening van de VNG is de tekst concreter gemaakt, aan de hand van het Wvg-verstrekkingenbeleid: uitgangspunt is 2000 km, maar van die norm kan op basis van de daadwerkelijk vervoersbehoefte worden afgeweken.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 28.
Diverse typen rolstoelvoorzieningen
Onder de Wet voorzieningen gehandicapten waren rolstoelen in de wet zelf als aparte categorie voorzieningen opgenomen. In de Wet maatschappelijke ondersteuning is dat niet het geval, maar aangezien met deze wet niet wordt beoogd het beleidsterrein ten opzichte van de voorafgaande Wet voorzieningen gehandicapten te verbreden of te versmallen, wordt de rolstoel gehandhaafd als de enige voorziening waarmee beperkingen bij het verplaatsen in en rond de woning in het kader van de wet gecompenseerd kunnen worden. Een definitie van een rolstoel is niet te geven, daarom wordt hier onder het begrip “rolstoel” een rolstoel begrepen te worden de rolstoel zoals iedereen die kent. Deze rolstoel kan zowel handbewogen als elektrisch aangedreven zijn. Een (elektrische)trippelstoel wordt niet als rolstoel beschouwd en wordt niet op grond van de wet verstrekt. De trippelstoel valt onder de door de Regeling Zorgverzekering te verstrekken voorzieningen. Een rolstoel kan zowel worden gebruikt als een verplaatsingsmiddel voor binnen als voor buiten. Primair doel van de rolstoel is het zittend verplaatsen, omdat lopend verplaatsen, ook met op grond van andere regelingen te verstrekken voorzieningen als looprekken, rollators, wandelstokken en krukken niet of onvoldoende mogelijk is. Kosten van onderhoud en reparatie van de rolstoel vallen eveneens onder de wet. Voorzieningen die geen verband houden met het genoemde primaire verstrekkingsdoel, het verplaatsen, omdat ze nodig zijn in verband met therapeutische doeleinden, worden niet op grond van de wet verstrekt. Hierbij valt te denken aan aanpassingen voor het gebruik van zuurstofapparatuur en andere aanpassingen. Bij accessoires gaat het uiteraard alleen om medisch noodzakelijke en nietalgemeen gebruikelijke zaken. De sportrolstoel valt in het kader van deze verordening onder het begrip rolstoel. Onder de Wet voorzieningen gehandicapten was de sportrolstoel, meestal verstrekt in de vorm van een forfaitaire financiële tegemoetkoming, een bovenwettelijke voorziening die alleen op basis van de verordening werd verstrekt. In Amersfoort konden naast sportrolstoelen ook andere soorten sportvoorzieningen worden verstrekt. Deze voorzieningen zijn niet bestemd voor verplaatsen in en om de woning en betreffen ook niet uitsluitend rolstoelen, maar zijn voor de overzichtelijkheid van de verordening toch hier opgenomen. Bij artikel 28 is gekozen voor de mogelijkheden een rolstoel in de vorm van een algemene voorziening te verstrekken als het gaat om een rolstoel voor incidenteel gebruik. Deze rolstoelen voor incidenteel gebruik hoefden onder de Wet voorzieningen gehandicapten formeel niet te worden verstrekt, hoewel dat in de praktijk wel vaak gebeurde. Deze optie geeft een regeling waarbij wel incidenteel noodzakelijke rolstoelen worden verstrekt, maar dan via een algemene rolstoelvoorziening. Dit is geregeld onder a. Het betreft dan situaties waarbij soms een rolstoel nodig is, terwijl het dagelijks verplaatsen in en om de woning zonder rolstoel plaatsvindt. Het recht op een dergelijke rolstoel kan in die situaties ingevuld worden via een rolstoelpool waarop de betrokkene een beroep op kan doen. Hierdoor wordt voorkomen dat een groot aantal rolstoelen weinig frequent wordt gebruikt. De rolstoelen uit de rolstoelpool worden daarentegen wel frequent gebruikt. Uiteraard moet het daadwerkelijk mogelijk zijn een rolstoel uit de pool te lenen. De pool moet dan ook voldoende geschikte rolstoelen op voorraad hebben. Onder b. en c. betreft het de individuele rolstoel voor dagelijks zittend gebruik, terwijl onder d. de sportvoorziening wordt genoemd.
Artikel 29.
Incidenteel, danwel dagelijks rolstoelgebruik en sportvoorziening
In dit artikel is geregeld dat een aanvrager voor een rolstoel uit een rolstoelpool in aanmerking kan komen als het gaat om incidenteel gebruik van de rolstoel, terwijl een rolstoel in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt zal worden als de rolstoel voor het dagelijks zittend
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
verplaatsen in en om de woning langdurig medisch noodzakelijk is. Geen rolstoel wordt verstrekt als hulpmiddelen als krukken, een rollator, of andere hulpmiddelen een voldoende oplossing bieden voor het verplaatsingsprobleem. Wel kan, als dit noodzakelijk is, een rolstoel verstrekt worden in aanvulling op dergelijke voorzieningen, mits het gebruik dagelijks noodzakelijk is. De nadere verstrekkingscriteria worden vastgelegd in het verstrekkingenboek. Indien de rolstoel niet noodzakelijk is voor incidenteel gebruik, maar voor dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning kan de rolstoel verstrekt worden als voorziening in natura of als persoonsgebonden budget. Een rolstoel uit de rolstoelpool is dan immers geen adequate voorziening. Een sportvoorziening, in principe altijd te verstrekken als een persoonsgebonden budget, zal verstrekt worden als zonder de sportvoorziening sportbeoefening op recreatief niveau niet mogelijk is of zal zijn.
Artikel 30.
Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners
Recht op een op grond van de AWBZ verstrekte rolstoel aan AWBZ-bewoners bestaat alleen indien de AWBZ-bewoner zowel de AWBZ-functie “verblijf”, als de functie “behandeling” geniet in één en dezelfde erkende AWBZ-instelling. Als een AWBZ-bewoner niet aan deze voorwaarde voldoet, is er ook geen recht op een AWBZ-rolstoel, en zal er door de gemeente een rolstoel moeten worden verstrekt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Onduidelijkheid kan ontstaan, wanneer een instelling met alleen erkenning voor de AWBZ-functie “verblijf” (bijvoorbeeld een verzorgingshuis) de AWBZ-functie “behandeling”als het ware inkoopt bij een voor die functie wél erkende instelling. Het “verzorgingshuis met verpleegafdeling” is een veelvoorkomende situatie, waarin in de instelling wél beide AWBZ-functies kunnen worden “genoten”, maar de instelling zelf geen erkenning heeft voor beide AWBZ-functies, maar alleen voor de functie “verblijf”. Het gevolg is dat er geen recht op een AWBZ-rolstoel bestaat in een dergelijke situatie, juist omdat beide functies op die verpleegafdeling niet door één en dezelfde erkende AWBZinstelling worden verzorgd, maar door twee verschillende AWBZ-instellingen, waarbij de ene instelling gebruik maakt van de erkenning van de andere instelling.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten
Artikel 31.
Gebruik aanvraagformulier
In artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk wordt ingediend, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dat betekent dat er altijd een eerste handeling van de kant van de aanvrager noodzakelijk is: er moet eerst een aanvraag worden ingediend. Een persoon uit de doelgroep van deze wet kan dus niet verwachten dat vanuit de gemeente op eigen initiatief iets in zijn of haar richting wordt ondernomen. In dit artikel is bepaald dat de aanvraag plaats dient te vinden op een daartoe beschikbaar gesteld aanvraagformulier. De aanvraag in het kader van de wet die niet op het beschikbaar gestelde aanvraagformulier is ingediend, kan echter niet zonder meer buiten behandeling worden gelaten. De Algemene wet bestuursrecht bepaalt immers dat de aanvraag in ieder geval naam en adres van de aanvrager en een aanduiding van de beschikking die gevraagd wordt, dient te bevatten en verder ondertekend moet zijn. Jurisprudentie leert dat een ondertekend formulier, dat overigens niet is ingevuld, geaccepteerd dient te worden als de overige benodigde bescheiden daarbij zijn gevoegd. Het ligt voor de hand in een dergelijke situatie te verzoeken om aanvulling van de gegevens.
Artikel 32.
Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Op basis van het amendement-Mosterd c.s. (kamerstuk nr. 30 131-54) is in artikel 5, lid 2, onder a. van de wet opgenomen dat de gemeenteraad bij verordening regels moet vaststellen omtrent de wijze waarop de toegang tot individuele voorzieningen in samenhang met voorzieningen op het gebied van wonen en zorg als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is geregeld. Praktisch gezien zal de concrete uitvoering van activiteiten in het zorgloket en de werking ervan een typische uitvoeringsactiviteit zijn, dus naar zijn aard vallen onder de verantwoordelijkheid van het college. De door de raad vast te stellen verordening beperkt zich daarom tot het aanwijzen van een loket, waarbij de nadere uitwerking daarvan via het college geregeld moeten worden.
Artikel 33.
Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking
Lid 1 onder a. en b. van dit artikel in de Verordening bepaalt dat het college bevoegd is de aanvrager op te roepen in persoon te verschijnen en te bevragen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en te laten onderzoeken en/of bevragen door een of meer daartoe aangewezen deskundigen. Dit alles met de beperking dat dit in het belang moet zijn van de aanvraag. Afdeling 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht, geeft in een vijftal artikelen enige algemene bepalingen over (externe) advisering. Artikel 3:5 lid 1 Algemene wet bestuursrecht geeft aan dat in deze afdeling onder adviseur verstaan wordt: een persoon of college, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het adviseren inzake door een bestuursorgaan te nemen besluiten en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan. In tegenstelling tot hetgeen er was bepaald in de Wet voorzieningen gehandicapten is in de wet niet geregeld dat er een adviseur benoemd moet worden. Advies zal in het kader van de uitvoering van de wet echter onontbeerlijk zijn. De gemeente dient één of meer adviseurs aan te wijzen om in het kader van de wet advies uit te brengen. In de verordening hoeft niet te worden opgenomen wie de adviseur is. In deze verordening wordt het CIZ als indicatieorgaan genoemd. De gemeente kan alleenrecht (artikel 17 BAO/ artikel 18 Richtlijn 2004/18/EG) verlenen aan het CIZ en is dan niet aanbestedingsplichtig. Een voorwaarde is dan echter dat er via de verordening een wettelijke regeling bestaat voor deze advisering.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Advies wordt in principe gevraagd wanneer het een eerste aanvraag door de betrokkene betreft. Dit bijvoorbeeld om te kunnen beoordelen of het wellicht om een progressief ziektebeeld gaat, waarbij vooruitlopend op dit proces reeds eerder ingrijpender maatregelen getroffen dienen te worden dan op het moment van de aanvraag nodig lijkt. Met het oog op snelle en eenvoudige afhandeling van aanvragen is het belangrijk onderscheid te maken tussen situaties die zonder advies niet goed beoordeeld kunnen worden, en situaties waar een indicatieadvies van het CIZ niet noodzakelijk is om te komen tot een goed oordeel. De uitvoeringsorganisatie hanteert hiervoor een zorgvuldig uitgewerkte beslisboom die niet in een aantal eenvoudig te omschrijven criteria is te omvatten. Tot slot vraagt het college advies, indien dit overigens gewenst wordt geacht. Het zal duidelijk zijn dat hier een scala aan argumenten op te voeren valt. Door deze bepaling is het echter te allen tijde mogelijk om advies te vragen. Het is verstandig hierbij te (kunnen) motiveren waarom advies gevraagd wordt, met het oog op een eventuele beroepsprocedure, waarin dit een rol zou kunnen spelen. De bepaling in lid 4 spreekt voor zich; het is duidelijk dat gegevens inzake de medische toestand, het inkomen, de woonsituatie en allerlei andere gegevens noodzakelijk kunnen zijn om een aanvraag te kunnen beoordelen. Er is een duidelijke praktische samenhang met artikel 31 lid 1 van deze verordening, inzake het gebruik van een door het college te verstrekken formulier. Door middel van gebruik van een formulier kunnen de procedures inzake de gegevensverstrekking worden gestroomlijnd. Uiteraard moet er niet meer worden opgevraagd dan noodzakelijk is voor het nemen van een besluit op de aanvraag, zie hieromtrent ook artikel 4:3 Algemene wet bestuursrecht. Weigert de aanvrager echter de voor het nemen van het besluit noodzakelijke gegevens te verstrekken, dan rest het college niets anders dan de aanvraag volgens de procedure van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling te laten. Ten aanzien van het omgaan met de – vaak privacygevoelige – gegevens moet de gemeente rekening houden met de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Lid 5 geeft aan dat bij de advisering gebruik gemaakt moet worden van de zogenaamde ICFclassificatie van de Wereld Gezondheidsorganisatie. Deze bepaling is in de verordening opgenomen naar aanleiding van de toelichting op amendement 65, waarin staat “Voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk biedt de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments (ICF classificatie) een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.” Mede omdat bij de indicatiestelling van de diverse functies in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten eveneens van deze classificatie gebruik wordt gemaakt kan het gebruik van de ICFclassificatie afstemming tussen de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en deze wet vergemakkelijken. Lid 6 vertaalt de opdracht van artikel 26 lid 1 van de wet naar de verordening en bepaalt dat de beschikking dient te vermelden op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.
Artikel 34.
Samenhangende afstemming
In artikel 5, lid 2, onder b. van de wet is vastgelegd dat de raad in de verordening bepaalt op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend afgestemd wordt op de situatie van de aanvrager. Deze bepaling is bedoeld om, naast de toepassing van algemene bestuursrechtelijke zorgvuldigheidseisen, de inhoud van de voorzieningen zelf, vanuit cliëntperspectief, in samenhang te bezien. Evenals het genoemde in de toelichting op artikel 32 van deze verordening, gaat het hier naar zijn aard om uitvoeringsbeleid, vandaar de delegatiebepaling.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Artikel 35.
Wijzigingen in de situatie
Het spreekt voor zich dat wijzigingen in de situatie gemeld dienen te worden in al die gevallen dat zij van invloed zijn op de verstrekte of te verstrekken voorzieningen.
Artikel 36.
Intrekking van een voorziening
Duidelijk is, dat verstrekking van voorzieningen gebonden is aan voorwaarden. Het is in verband met het kenbaarheidvereiste, verwoord in de passage “waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed zijn op het recht op een voorziening”, van groot belang om de beschikkingsvoorwaarden duidelijk te vermelden in een beschikking. Het is daarom raadzaam om een belanghebbende te wijzen op de voorwaarden die het recht op de voorziening met zich meebrengen. Daarnaast is het belangrijk in de beschikking ook expliciet te wijzen op de verplichting om wijzigingen in de situatie aan het college door te geven. Mocht er sprake zijn van een, om wat voor reden dan ook, ten onrechte toegekende voorziening, dan vergemakkelijkt een duidelijke formulering in de beschikking een eventuele beëindiging of terugvordering van (het recht op) een voorziening, omdat de betrokkene zich dan niet kan beroepen op onbekendheid met de feiten.
Artikel 37.
Terugvordering
De wet bevat geen bepalingen omtrent terugvordering van voorzieningen, wat reden is om deze mogelijkheid op te nemen in de verordening, omdat er anders geen juridische basis is om voorzieningen terug te vorderen. Indien er, naar later blijkt, ten onrechte is uitbetaald of geleverd (voorziening in natura) is, kan het college de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Het besluit tot herziening van het recht op de voorziening en de daaraan gekoppelde terugvordering biedt echter geen executoriale titel, zoals bijvoorbeeld in de Wet werk en bijstand het geval is bij terugvordering. Er is wel sprake van een civielrechtelijke vordering op grond van onverschuldigde betaling waarvoor het Burgerlijk Wetboek, boek 6 artikel 203 e.v. de wettelijke basis biedt. Aan de gerechtelijke procedure zijn kosten verbonden, met name in gevallen waarin de vordering hoger is dan € 5.000,- en dus een procedure met procureurstelling bij de rechtbank noodzakelijk is. Bij lagere bedragen kan een eenvoudige dagvaardingsprocedure bij de kantonrechter gevolgd worden, zonder verplichte procureurstelling. Het ligt voor de hand dat van de terugvorderingmogelijkheid in ieder geval gebruik wordt gemaakt indien er aan de zijde van de aanvrager sprake is van verwijtbaarheid. Wanneer deze dus bewust verkeerde gegevens heeft verstrekt, bijvoorbeeld over zijn inkomen. Ook kan terugvordering van een voorziening in natura aan de orde zijn wanneer de aanvrager in gebreke blijft zijn eigen bijdrage binnen de gestelde termijn en na aanmaning te voldoen. Het is raadzaam vooraf een inschatting te maken van de kosten en te verwachten baten, gezien de mogelijke kosten van een civielrechtelijke procedure. Daarbij moet niet alleen gekeken worden naar de kosten van inschakeling van een procureur, maar ook naar mogelijke invorderingskosten, zoals de kosten van inschakeling van een deurwaarder. Wanneer blijkt dat een financiële tegemoetkoming of een gemaximeerde vergoeding binnen zes maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor deze is verleend, kan deze betaling ook worden teruggevorderd. Het gaat hierbij om voorzieningen waarbij de uitbetaling van de tegemoetkoming of de vergoeding aan de aanschaf van de voorziening voorafgaat. Bij woningaanpassingen zal dit in de regel niet voorkomen omdat de uitbetaling pas dan plaatsvindt nadat de woningaanpassing is uitgevoerd.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
De bepalingen over terugvordering waren in het Wvg-verstrekkingenbeleid verder uitgewerkt dan in de modelverordening van de VNG. De formulering uit het Wvg-verstrekkingenbeleid is overgenomen in deze verordening.
Gemeente Amersfoort Verordening nr 2126897
Hoofdstuk 8. Slotbepalingen
Artikel 38
Nadere regels
Dit artikel is toegevoegd aan de tekst van de modelverordening van de VNG. Op grond van dit artikel kan het college nadere regels vastleggen ter uitvoering van de verordening.
Artikel 39.
Hardheidsclausule
Artikel 39 bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, en dus niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen. Zonodig wordt hierbij advies ingewonnen. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de betrokken persoon met beperkingen of de eigenaar van de woonruimte. Bij de woningeigenaar, bijvoorbeeld een corporatie kan gedacht worden aan een situatie waar het van belang is dat een woonruimte ook langer dan zes maanden leeg staat, omdat bijvoorbeeld bekend is dat een persoon met beperkingen voor wie de aangepaste woning uitermate geschikt is, op het punt staat om uit een revalidatiecentrum te worden ontslagen. In die gevallen kan het doelmatiger zijn om een langere periode een tegemoetkoming in de huurderving te verstrekken. Verder is met nadruk gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. Het college moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken.
Artikel 40.
Indexering
Deze bepaling, maakt het mogelijk alle bedragen, genoemd in het op de verordening gebaseerde Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort, te indexeren. Indexering voor de meeste van de op deze verordening gebaseerde normbedragen vindt plaats volgens het prijsindexcijfer dat de VNG publiceert. Als dit niet beschikbaar is wordt het CBSprijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie toegepast. Aan de modelverordening zijn toegevoegd de afspraken over indexering met de uitvoeringsorganisatie zoals die vastlagen voor de Wvg.
Artikelen 41. en 42. Inwerkingtreding en citeertitel Deze bepalingen spreken voor zich en worden niet nader toegelicht.
Raadsvoorstel
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder mr P.J.T. van Daalen
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2168110 : 29 augustus 2006 : HB-1
Titel Verordening individuele Wmo-voorzieningen
Beslispunten 1. De Verordening individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2007 vast te stellen. 2. De Verordening voorzieningen gehandicapten 2004 in te trekken per 1 januari 2007.
Aanleiding De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt ingevoerd op 1 januari 2007. De wet is onderverdeeld in prestatievelden. Een aantal daarvan betreft ondersteuning van mensen met een beperking. De gemeente kan ondersteuning bieden via algemeen toegankelijke voorzieningen. Als die voorzieningen niet volstaan moet het college individuele voorzieningen verstrekken. De regels daarvoor moet de gemeenteraad op grond van de Wmo vastleggen in een verordening. De verordening moet per 1 oktober 2006 door de gemeenteraad zijn vastgesteld om per 1 januari 2007 van kracht te worden. Een groot deel van de individuele voorzieningen verstrekt de gemeente nu ook, op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). Het gaat om woonvoorzieningen, vervoervoorzieningen en rolstoelen. De Wvg wordt ingetrokken als de Wmo in werking treedt; de huidige Wvg-verordening vervalt dan ook. Door de Wmo wordt de verstrekking van hulp bij het huishouden een verantwoordelijkheid van de gemeente. Nu wordt deze voorziening nog verstrekt op grond van de AWBZ.
Beoogd effect Doel van de ondersteuning is het behouden en bevorderen van het zelfstandig functioneren en de maatschappelijke participatie van mensen met een beperking. Het kan gaan om mensen met een lichamelijke beperking, een chronisch psychisch probleem of mensen met een psychosociaal probleem. Ook moet de gemeente oplossingen bieden voor mantelzorgers die mensen met een beperking ondersteunen, als zij hun taken tijdelijk niet kunnen waarnemen. Concreet moet de ondersteuning mensen met een beperking in staat stellen: • • • •
een huishouden te voeren zich te verplaatsen in en om de woning zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.
In de wet is dit opgenomen als het compensatiebeginsel (artikel 4).
Argumenten en kanttekeningen De Wmo verplicht de gemeente tot het vaststellen van een verordening. De gemeente kan keuzes maken bij de invulling ervan. Het belangrijkste uitgangspunt bij het opstellen van de verordening is geweest een ‘naadloze overgang’ voor cliënten wat betreft voorzieningen en toekenningscriteria vanuit de Wvg en AWBZ. De overige uitgangspunten en werkwijze bij het opstellen bij de verordening zijn
beschreven in de bijgevoegde nota (bijlage 1). Ook de resultaten van de inspraakronde worden hierin besproken (bijlage 2). De verordening en de artikelsgewijze toelichting vindt u in bijlagen 3 en 4.
Financiën De verstrekking van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen is gebaseerd op het huidige Wvg-beleid. Wij verwachten voor de verstrekking van deze voorzieningen daarom geen wijzigingen ten opzichte van de begrote kosten. De verstrekking van hulp bij het Huishouden willen wij in 2007 en 2008 uitvoeren binnen de Rijksbudgetten. Voor 2009 en volgende jaren komen wij met nadere voorstellen. Dit is aan u voorgelegd in de Ronde van 20 juni 2006.
Vervolg Enkele onderwerpen in de verordening worden door ons verder uitgewerkt in uitvoeringsbesluiten die later na inspraak worden vastgesteld. Het gaat met name om de eigen bijdrageregeling, de berekening van het PGB en de specifieke voorzieningen die kunnen worden toegekend. Ook hiervoor geldt dat wij zoveel mogelijk aansluiten bij het huidige beleid. Het Gewest Eemland bereidt zich in opdracht van ons voor op de uitvoering van de verordening. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
P.J. Buytels
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- raadsbesluit Ter inzage
- toelichting totstandkoming verordening - reactie op de inspraak - Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2007 (nr. 2126897) - artikelsgewijze toelichting
RAADSBESLUIT Reg.nr.2168110
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 augustus 2006, sector WSO/MO (nr.2168110);
b e s l u i t:
1. de Verordening individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2007 vast te stellen; 2. de Verordening voorzieningen gehandicapten 2004 in te trekken per 1 januari 2007.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 september 2006. de griffier
de voorzitter
Bijlage 1: Toelichting totstandkoming verordening en inspraak
1. Te verwerken wijzigingen ten opzichte van het huidige gemeentebeleid Een groot deel van de individuele voorzieningen verstrekt de gemeente nu ook op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). De Wmo leidt tot de volgende veranderingen: De verstrekking van hulp bij het huishouden wordt een verantwoordelijkheid van de gemeente. Nu wordt deze voorziening nog verstrekt door het Zorgkantoor op grond van de AWBZ. Zorgplicht wordt compensatieplicht De Wvg ging uit van een zorgplicht: de gemeente moet woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen verstrekken. Deze uitgangspunten worden in de Wmo vervangen door het compensatiebeginsel. Behalve hulp bij het huishouden beschrijft de wet niet welke voorzieningen de gemeente moet verstrekken. In plaats daarvan is benoemd tot welk resultaat de ondersteuning moet leiden: het behouden en bevorderen van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van mensen met een beperking. Het doel van de verstrekking van Wvg-voorzieningen is overigens niet veel anders: het vergroten of behouden van de mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijke leven van gehandicapten. Het compensatiebeginsel staat omschreven in artikel 1b van de verordening. Alle individuele voorzieningen moeten zowel in natura als via een persoonsgebonden budget (PGB) worden aangeboden. Hulp bij het huishouden wordt binnen de AWBZ al aangeboden in de vorm van een PGB. Veel van de Wvg-voorzieningen nog niet. Hoofdstuk 2 van de verordening gaat over het PGB en verstrekkingen in natura. Eigen bijdrageregeling Binnen de AWBZ bestaat een eigen bijdrageregeling. Binnen de Wvg is de hoogte van financiële tegemoetkomingen voor vervoer inkomensafhankelijk. De Wmo biedt de mogelijkheid eigen bijdragen te innen voor individuele voorzieningen. In een algemene maatregel van bestuur ligt vast welke eigen bijdrage maximaal geïnd kan worden per inkomensgroep, voor Wmo- en AWBZvoorzieningen gezamenlijk. Ook staat in de AMvB hoe de eigen bijdragen per inkomensgroep zich tot elkaar moeten verhouden. Deze AMvB vervangt de huidige eigen bijdrageregelingen in de AWBZ en de Wvg. Binnen de gestelde grenzen kan de gemeente eigen beleid voeren. De AMvB moet op dit moment overigens nog worden vastgesteld. De eigen bijdrage wordt in de verordening genoemd in artikel 7 en verder uitgewerkt in een uitvoeringsbesluit.
2. Uitgangspunten bij het opstellen van de verordening 2.1 Naadloze overgang Wij willen de Wmo zorgvuldig en stapsgewijs invoeren. De eerste fase bestaat uit ‘doen wat moet’; het organiseren van de overgang naar de Wmo zonder dat burgers hinder ondervinden van de wet. In deze fase wordt het huidige beleid niet herzien, maar omgezet naar het nieuwe wettelijke kader van de Wmo. Dit vergroot de rechtszekerheid voor de burger en zorgt voor duidelijkheid voor de uitvoeringsorganisatie. Individuele Wmo-voorzieningen worden op basis van dit uitgangspunt verstrekt onder dezelfde voorwaarden als onder de huidige regelingen: de Wvg en de AWBZ voor hulp bij het huishouden. Het compensatiebeginsel wordt op deze manier ingevuld op basis van het huidige verstrekkingenbeleid. Met de Wmo is geen inhoudelijke uitbreiding van de werking van de Wet voorzieningen gehandicapten beoogd, zo blijkt uit de behandeling van de wet. 2.2 Uitkomsten peiling gemeenteraad over Pgb en eigen bijdragen
De keuzemogelijkheid voor een PGB is opgenomen in de verordening. De berekening en verdere procedures worden uitgewerkt in een uitvoeringsbesluit. De hoogte van het persoonsgebonden budget en de eigen bijdrageregeling voor individuele Wmo-voorzieningen zijn niet direct af te leiden uit het huidige beleid. Aan u zijn de volgende voorstellen voorgelegd voor de invulling hiervan: Persoonsgebonden budget (PGB) • Voor de bepaling van de hoogte van het Pgb aan te sluiten bij landelijke richtlijnen. • De ondersteuning van Pgb-houders vorm te geven door ‘hulp bij afweging om te kiezen’ tussen naturaverstrekking en Pgb. • Geen nadere kwaliteitseisen te stellen aan met een Pgb in te kopen producten/diensten. • Pgb-houders steekproefsgewijs te controleren. • Twee uitsluitingsgronden te hanteren voor de toekenning van een Pgb: • Mensen die beperkingen hebben van dien aard dat niet verantwoord met een Pgb omgegaan kan worden, zoals bepaalde vormen van psychiatrische problematiek, verslavingsproblematiek, dementie en/of verstandelijke beperkingen. Wanneer deze mensen zich wettelijk laten vertegenwoordigen, valt de uitsluitingsgrond weg. • Cliënten die eerder misbruik hebben gemaakt van een Pgb of dit onverantwoord hebben gebruikt. Eigen bijdragen • Een inkomensgerelateerde eigen bijdragenregeling te ontwikkelen voor 1 januari 2007. Tegen deze uitgangspunten zijn tijdens de peiling geen bedenkingen geuit. Wel is aandacht gevraagd voor het beperken van administratieve lasten voor PGB-houders en goede voorlichting over ondersteuningsmogelijkheden. Ook pleiten diverse partijen ervoor om mensen die wegens misbruik worden uitgesloten van een PGB op termijn een herkansingsmogelijkheid te bieden.
3. Werkwijze bij het opstellen van de verordening 3.1 Modelverordening van de VNG De Amersfoortse verordening is gebaseerd op de modelverordening die de VNG heeft opgesteld. De VNG gaat net als Amersfoort uit van de naadloze overgang: In deze modelverordening is vorm gegeven aan het compensatiebeginsel zonder de regels van de Wet voorzieningen gehandicapten en de regels rond de functie huishoudelijke verzorging uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) geheel los te laten. Hiervoor is gekozen om bij de aanvang van de Wmo te kunnen werken met geaccepteerde begrippen, definities en kaders. Daarmee wordt voorkomen dat er eerst een lange periode van beroepszaken en jurisprudentie nodig is. Dit vergroot de rechtszekerheid voor de burger en voorkomt overbodige administratieve belasting van de gemeente. Bovendien biedt het overgangsrecht zoals geregeld in de Wmo bestaande cliënten maximaal één jaar het behoud van de oude rechten op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Wet voorzieningen gehandicapten. De VNG heeft de concept-modelverordening besproken met de coalitie van cliëntenorganisaties: de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad (CG-Raad), de Federatie van Ouderverenigingen (FvO), de samenwerkende ouderenorganisaties (CSO) en het platform GGZ. Naar aanleiding daarvan is het concept op een paar punten bijgesteld. De organisaties vinden dat de modelverordening mogelijkheden voor lokale beleidsvrijheid en maatwerk meer zou kunnen benutten en hebben daarover vragen gesteld aan de staatssecretaris. Staatssecretaris Ross stelt in haar antwoord dat de modelverordening van de VNG in overeenstemming is met de uitgangspunten van de WMO. De cliëntenorganisaties stemmen er mee in het huidige model te benutten voor 2007 als overgangsjaar.
Ook voor de ontwikkeling van jurisprudentie over de Wmo en het compensatiebeginsel is het raadzaam uit te gaan van de modelverordening. Jurisprudentie die ontstaat op basis van de begripsomschrijvingen in deze modelverordening is daardoor ook van toepassing op Amersfoort. Als iedere gemeente een eigen begripsomschrijving hanteert zijn uitspraken van de rechter alleen van toepassing op de betreffende gemeente. 3.2 Aanpassing aan de situatie in Amersfoort De modelverordening van de VNG is aangepast op die punten waar het huidige Amersfoortse Wvgverstrekkingenbeleid afwijkt van het model. De uitgangspunten voor eigen bijdragen en Pgb zijn op hoofdlijnen verwerkt in de verordening. De uitwerking van de eigen bijdrageregeling, de berekening van het Pgb en de uitsluitingsgronden voor het Pgb krijgen een plaats in het op de verordening gebaseerde uitvoeringsbesluit van het college. Ook daarvoor ontwikkelt de VNG een model. De eigen bijdrageregeling kan pas worden voorgelegd na vaststelling van de AMvB. 3.3 Samenwerking met gemeenten in de regio De Wmo is gemeentelijk beleid. Iedere gemeente kan een eigen invulling kiezen, zoals ook bij de Wvg het geval is. Ook de andere gemeenten in Eemland kiezen er echter voor de modelverordening van de VNG als basis te gebruiken en grotendeels uit te gaan van het huidige verstrekkingenbeleid voor individuele voorzieningen. 3.4 Inspraak en advies Wij hebben de Seniorenraad Amersfoort, het Gehandicapten en Patiënten Platform Amersfoort en de Allochtonen Adviesraad Amersfoort om een advies gevraagd over de concept-verordening. Ook aan andere organisaties die hun belangstelling daarvoor lieten blijken is de verordening toegestuurd. Daarnaast hadden alle andere belanghebbenden de mogelijkheid voor inspraak. Deze mogelijkheid is breed kenbaar gemaakt via de Wmo nieuwsbrief en de Stadsberichten. Voor de inspraak is een korte notitie geschreven met uitleg over de procedure en de achtergrond van de verordening. Stukken waren beschikbaar via de informatiewinkel en internet. De informatiewinkel heeft ter plekke stukken verstrekt, maar op verzoek ook toegestuurd. Naast een reactie van de adviesraden hebben wij acht reacties van andere organisaties en burgers ontvangen. De adviezen en onze reactie daarop vindt u op hoofdlijnen terug in hoofdstuk 5 en puntsgewjis in bijlage 2. De adviezen waarvan wordt voorgesteld ze over te nemen zijn verwerkt in de bijgevoegde verordening. Overigens hebben enkele raadsleden en insprekers opmerkingen gemaakt over de periode van inspraak: 5 juli tot en met 16 augustus. Wij realiseren ons dat de zomerperiode geen handige periode is voor inspraak. De modelverordening van de VNG was echter niet eerder beschikbaar. De verordening na de zomer aanbieden voor inspraak leidt tot problemen. Om hem in werking te laten treden per 1 januari 2007 moet hij uiterlijk 1 oktober 2006 zijn vastgesteld. Als de verordening later in werking treedt moeten wij de huidige AWBZ-regels blijven uitvoeren, zoals het zorgkantoor dat doet. Dat leidt voor cliënten en de uitvoeringsorganisatie tot een onduidelijke en ongewenste situatie. De uitvoeringsorganisatie moet in dat geval bovendien twee keer een overgang verwerken, eerst van de huidige situatie naar uitvoering van de huidige AWBZ, vervolgens naar de uitvoering van de Wmoregels van de gemeente. Wij kunnen in dat geval een zorgvuldige uitvoering niet garanderen. Over de AWBZ-regels is geen enkele inspraak mogelijk. Vanwege het verzoek van een aantal partijen om de inspraakperiode te verlengen hebben wij besloten alle reacties die tot en met 25 augustus worden ingediend nog te verwerken. Dit is kenbaar gemaakt via een advertentie in Amersfoort Nu. De abonneehouders van de Wmo-nieuwsbrief en mensen die al een reactie hadden ingediend kregen persoonlijk bericht. Ook is een persbericht verstuurd. Zoals u weet ontwikkelen wij in 2007 het vierjarenbeleidskader voor de Wmo, met actieve betrokkenheid van u, van burgers en van instellingen. Een eerste bijeenkomst over burgerparticipatie vindt plaats in het najaar. Nieuw beleid kan leiden tot een wijziging van de verordening individuele Wmo-voorzieningen.
4. Opzet van de verordening Op grond van de Wvg worden nu woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen verstrekt. Uitgaande van deze drie Wvg-terreinen en de functie hulp bij het huishouden uit de AWBZ zijn de onderdelen van de compensatieplicht als volgt uitgewerkt: Onderdeel compensatieplicht
voorzieningen
het voeren van een huishouden
hulp bij het huishouden woonvoorzieningen rolstoelen
zich verplaatsen in en om de woning
Hoofdstuk verordening 3 4 6
In dit hoofdstuk zijn ook de sportvoorzieningen opgenomen die worden verstrekt op grond van de Wvg. Deze voorzieningen zijn niet direct te koppelen aan een onderdeel van de compensatieplicht. vervoersvoorzieningen 5
zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel het ontmoeten van medemensen en het wordt beschouwd als doelstelling van het daaruit volgende aangaan van sociale verstrekken van de bovengenoemde verbanden voorzieningen
Hoofdstuk 1 bevat algemene bepalingen en begripsomschrijvingen. Hoofdstuk 2 gaat in op de vormen waarin een voorziening kan worden verstrekt. Hoofdstuk 7 betreft procedures en hoofdstuk 8 de slotbepalingen. Als bijlage bij de verordening vindt u een artikelsgewijze toelichting. Waar deze verordening afwijkt van de modelverordening wordt dat toegelicht.
5. Resultaten inspraak Regelmatig zijn reacties niet alleen gericht op de verordening, maar ook op andere onderdelen van de invoering van de Wmo, zoals communicatie, de uitvoeringsorganisatie en beleid op andere prestatievelden. In deze nota en bijlage 2 staan alleen de reacties op de verordening. Adviezen over andere onderwerpen worden verwerkt bij de uitwerking daarvan. De inspraakreacties liggen ter inzage bij de griffie. Alle insprekers krijgen een persoonlijke reactie op hun brief, waarin wij op al hun opmerkingen ingaan. In grote lijnen zijn de volgende soorten reacties ingediend. Een puntsgewijze reactie vindt u in bijlage 2: Opmerkingen over de inspraakprocedure Onze toelichting over de procedure vindt u in paragraaf 3.4. Artikelen in de verordening zijn in strijd met de wet of de geest van de wet Bijvoorbeeld als het gaat om keuzevrijheid, maatwerk, aansluiting bij het ICF en voorzieningen voor mantelzorgers. De verordening is niet in strijd met de wet. De staatssecretaris heeft dit bevestigd tijdens de bespreking ervan in de Eerste Kamer. De wet stelt bepaalde zaken verplicht, daarbinnen heeft de gemeente beleidsvrijheid. In de puntsgewijze reactie op de inspraak lichten wij per onderwerp toe welke verplichtingen de wet stelt en welke beleidsvrijheid de gemeente heeft.
De verordening leidt tot een inperking ten opzichte van het huidige beleid.
De genoemde voorbeelden zijn ook terug te vinden in het huidige Wvg-beleid. Er is geen sprake van een inperking (zie ook paragraaf 2.1). Verzoeken om een nadere toelichting van begrippen of artikelen. De verordening is een juridisch instrument en moet in dat opzicht duidelijk zijn. Als het gaat om gangbare juridische begrippen hoeven zij niet verder te worden toegelicht in de verordening. Voorlichtingsmateriaal voor cliënten wordt uiteraard op een andere manier geformuleerd. In de artikelsgewijze toelichting wordt veel toegelicht. Soms is inderdaad verduidelijking nodig en is het voorstel verwerkt in de verordening. Voorstellen voor een andere formulering van artikelen Vaak leidt een andere formulering tot een andere strekking van het artikel of een uitbreiding ten opzichte van het huidige beleid. Uitgangspunt voor 2007 is het huidige beleid, wij adviseren dan ook om geen uitbreidingen op te nemen in de verordening. De Wmo verplicht hier niet toe en bovendien heeft het financiële consequenties. Soms leidt de voorgestelde wijziging tot verduidelijking, in die gevallen is het voorstel verwerkt. Verzoeken om een toelichting over wat is uitgewerkt in de uitvoeringsbesluiten waarnaar de verordening verwijst: het Besluit en het Verstrekkingenboek individuele Wmo-voorzieningen. Bijvoorbeeld als het gaat om het PGB en eigen bijdragen. De verordening vermeldt het beleid op hoofdlijnen. De uitwerking in de uitvoeringsbesluiten moet binnen dat kader passen. De uitvoeringsbesluiten zijn in ontwikkeling, maar zullen zoveel mogelijk aansluiten bij het huidige beleid. Dit is toegelicht in de B&W-nota bij de verordening (2115598) en paragraaf 2 en 4 van deze nota. Wij zullen over deze besluiten advies vragen, maar moeten gezien de beperkte voorbereidingstijd nagaan of wij daarvoor onze reguliere procedure kunnen volgen. Opmerkingen en vragen over de uitvoering van de verordening. Deze opmerkingen betreffen de uitvoeringsorganisatie en worden verwerkt bij de implementatie van onze besluiten daarover.
2168110Gemeente Amersfoort
Bijlage 2: Puntsgewijze reactie op de inspraak Wij hebben reacties ontvangen van de onderstaande organisaties en personen. De inspraakreacties liggen ter inzage bij de griffie. In dit overzicht wordt per onderwerp genoemd welke van de insprekers er opmerkingen over hebben gemaakt. De nummers verwijzen daarbij naar de volgende insprekers: 1 2 3 4
Allochtonen Adviesraad Amersfoort Seniorenraad Amersfoort Gehandicapten en Patiënten Platform Amersfoort Landelijke Federatie Belangenverenigingen Onderling Sterk 5 Het bestuur van de ontmoetingsruimte van appartementengebouw Het Gein 6 Seniorentrefpunt Bergkwartier 7 De heer/mevrouw Schnoor 8 Mevrouw Mulder 9 Mevrouw van Esch 10 Mevrouw Zijda 11 Raad van Kerken Amersfoort
Eerst gaan wij in op een aantal algemene opmerkingen. Vervolgens volgt een overzicht van opmerkingen per artikel. Een advies om een voorstel over te nemen is vetgedrukt. Algemene opmerkingen 1. Zorgen over de wet Advies Een aantal insprekers, met name senioren, uiten hun zorgen over de toekomstige ondersteuning en zorg voor mensen die dat nodig hebben (6, 7, 8, 9): “Het meest zorgelijke vind ik de filosofie van de vrije en zelfverantwoordelijke burger en het idee, dat er sociale (familie)verbanden bestaan, die eerst kunnen worden aangesproken om ondersteuning te geven, als ouderen hun zelfredzaamheid verliezen […]. Vergeet het maar, de samenleving heeft decennialang een verandering ondergaan, die niet meer terug te draaien is.’ (9)
Reactie Deze reacties gaan niet zozeer over de verordening, maar over de wet en de achtergrond van de invoering daarvan. De verordening sluit aan bij het huidige beleid en leidt niet tot een inperking van zorg en voorzieningen.
2168110Gemeente Amersfoort
2. Reacties op de inspraakprocedure Advies Reactie Veel insprekers hebben kritiek op de inspraakprocedure. Zij vinden dat zij onvoldoende zijn Voor een reactie hierop verwijzen wij naar paragraaf 3.4 van bijlage 1. betrokken bij het opstellen ervan (4, 6, 7), dat er te weinig tijd is geweest om te reageren ( 4, 5 , 7), of dat zij op een andere manier betrokken hadden willen worden (5, 7). 3. Advies over uitvoeringsbesluiten Advies De verordening verwijst voor een aantal onderdelen naar de uitvoeringbesluiten: het Besluit en het Verstrekkingenboek individuele Wmo-voorieningen. Het GPPA en de SRA stellen dat zij op deze onderdelen van de verordening alleen advies kunnen uitbrengen als zij de inhoud van de uitvoeringsbesluiten kennen, met name het PGB en de eigen bijdrageregeling. Zij willen daarom ook advies uitbrengen over de uitvoeringsbesluiten. Ook de Raad van kerken vraagt of over deze besluiten advies wordt gevraagd. Het GPPA vraagt ter aanvulling ook voorstellen te zien over de rechtspositie, een klachtenregeling en procedures van bezwaar en beroep, mogelijkheden van second opinion, oormerking van gelden en burgerparticipatie.
Reactie De verordening vermeldt hoofdlijnen van het beleid. De uitwerkingen in Besluit en Verstrekkingenboek moeten passen binnen dit kader en binnen de algemene uitgangspunten zoals die zijn beschreven in de B&W-nota en bijlage 1. De uitwerkingen zijn nog in ontwikkeling en worden later na inspraak vastgesteld. De onderdelen waar het GPPA aanvullende voorstellen over vraagt hoeven niet te worden opgenomen in de verordening of de uitvoeringsbesluiten. Ze maken onderdeel uit van andere regelgeving, werkafspraken of de begroting. Wij behandelen dit verzoek daarom separaat.
4. Algemene instemming Advies De allochtonen adviesraad kan zich vinden in de inhoud van de modelverordening (1).
Reactie Er wordt geen aanpassing gevraagd. Leidt niet tot wijziging van de verordening, De verordening kan voor het jaar 2007 (overgangsjaar) dienst doen, rekening houdend met Zie de reactie op de gegeven adviezen. onze onderstaande adviezen (2). 5. Uitgangspunten voor de verordening Advies
Reactie
2168110Gemeente Amersfoort
De gemaakte keuze om voor de overgang naar 2007 geen apart beleidskader op te stellen vinden wij, gezien de tijdsdruk om de verordening per 1-1-07 in werking te laten treden begrijpelijk, maar is tevens een punt van zorg, zoals door ons is aangegeven in ons ongevraagd advies d.d.d 26 juli 2006 en we verwachten dan ook dat u snel zult starten met het vormgeven van de wettelijke burgerparticipatie, eventueel door het instellingen aan een voorlopige adviesraad. Teven vertrouwen wij erop dat u z.s.m. de voorbereiding van het beleidskader 2008-2011 ter hand neemt, zodat dit nieuwe beleidskader, volgends de dan vorm gegeven burgerparticipatie tijdig kan worden vastgesteld (2). De verordening die u ons vervolgens voorgelegd heeft is slechts richtinggevend en hangt door het ontbreken van het beleidskader in feite in het luchtledige (3). Voor zover te overzien is de keuze om verstrekking te continueren onder dezelfde voorwaarden als onder de huidige regelingen (de Wvg en de AWBZ voor hulp bij het huishouden) voor ons een aanvaardbaar besluit. Ook geeft u aan dat 2007 gebruikt zal worden, om in de praktijk bijsturing mogelijk te maken onder andere door open te staan voor kritische adviezen en door eventuele jurisprudentie (2). Hoe kan het nieuwe compensatie-beginsel in Amersfoort worden ingevuld op basis van het huidige verstrekkingenbeleid? (9) De doelgroep en de reikwijdte van de wet en de compensatieplicht worden beperkt door de hantering van voorwaarden en begrippen die doelbewust niet voorkomen in de Wmo. Voor een deel zijn deze overgenomen uit het oude Wvg begrippenkader. Het gevolg hiervan is dat de reikwijdte van de compensatieplicht wordt beperkt (10).
In de verordening die nu voor mij ligt zijn de oplossingsmogelijkheden beperkt ten opzichte van de Wvg en AWBZ (10).
Het vierjarenbeleidskader wordt ontwikkeld in 2007. Voor de verordening bestaat echter ook uitgangspunten. Die staan beschreven in bijlage 1 en de B&W-nota bij de verordening die voor inspraak is aangeboden. De wijze van burgerparticipatie voor het vierjarenbeleidskader wordt op dit moment voorbereid. Zie verder de reactie op specifieke onderwerpen.
Leidt niet tot wijziging van de verordening.
Leidt niet tot wijziging van de verordening. De wet verplicht gemeenten te compenseren op de vier in de wet genoemde terreinen. De gemeente heeft beleidsvrijheid wat betreft de concrete voorzieningen die daarvoor worden getroffen. Een van de uitgangspunten voor 2007 is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het huidige Wvg-beleid. Met de Wmo is geen inhoudelijke uitbreiding van de werking van de Wet voorzieningen gehandicapten beoogd. Het compensatiebeginsel in de verordening is uitgewerkt zonder de regels van de Wet voorzieningen gehandicapten en de regels rond de functie huishoudelijke verzorging uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) geheel los te laten, om te kunnen uitgaan van geaccepteerde begrippen, definities en kaders. Er zijn inderdaad enkele begrippen overgenomen uit de Wvg. Daarmee wordt voorkomen dat er eerst een lange periode van beroepszaken en jurisprudentie nodig is voordat er duidelijkheid ontstaat voor cliënten en uitvoeringsorganisatie (zie ook paragraaf 3.1 van bijlage 1). Advies: verordening op dit punt niet wijzigen. Uitgangspunt is dat het huidige Wvg-beleid en voor hulp bij het huishouden het huidige AWBZ-beleid, zoveel mogelijk worden voortgezet. Er is geen sprake van een inperking. Leidt niet tot wijziging van de verordening.
2168110Gemeente Amersfoort
De Wmo is een participatiewet en géén voorzieningenwet. De compensatieplicht is een nieuw instrument. De algemene norm van normaal functioneren, aangevuld met de analyse van de beperkingen is het vertrekpunt om de maatregelen te kunnen nemen die nodig zijn om de beperkingen te compenseren. Dit maatwerkpakket is de grondslag voor de beschikking, waarin gemotiveerd dient te worden op welke wijze de oplossing bijdraagt aan het behouden en het bevorderen van de zelfredzaamheid. Het gaat dus om de omslag van aanbodsturing naar individueel maatwerk. Hierdoor worden de mogelijkheden tot oplossingen van de Wmo verruimd ten opzichte van de (oude) Wvg en AWBZ. De keuzevrijheid van mensen met een beperking wordt in de verordening beperkt ten opzichte van de huidige situatie in plaats van vergroot (wat de intentie is van het wetsvoorstel). Geen maatwerk, maar standaardoplossingen (10). In de concept-verordening van Amersfoort is duidelijk het bekostigings-denken dominant en krijgen de mensen waar het om gaat slechts beperkte aandacht (6). Een cliëntgerichte verordening maken (4). Er is een grote lijst van omstandigheden opgesteld waarbij men géén geld krijgt en men vergeet te zeggen dat men geen aandacht kan, wil of mag geven (6). Wmo niet op voorzieningen indiceren maar op compensatie. Dus je tekorten compenseren om (zelfstandig) te kunnen functioneren in de samenleving (4).
De Wmo verplicht niet tot een omslag van aanbodsturing naar individueel maatwerk. Ook is geen uitbreiding beoogd van de inhoudelijke werking van de Wvg. Behalve hulp bij het huishouden beschrijft de wet niet welke voorzieningen de gemeente moet verstrekken. In plaats daarvan is benoemd tot welk resultaat de ondersteuning moet leiden: het behouden en bevorderen van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van mensen met een beperking. De gemeente heeft beleidsvrijheid bij het invullen van de compensatieplicht. Als standaardoplossingen volstaan is dat een toelaatbare invulling. De betaalbaarheid van voorzieningen is zoals bij ieder gemeentelijk beleid een van de afwegingen. Dit betekent niet dat er geen aandacht is voor de mensen waar het om gaat. Voorzieningen moeten bijvoorbeeld zijn afgestemd op de specifieke situatie van een cliënt (zie art. 1 t) en de gemeente moet motiveren op welke wijze de voorziening bijdraagt aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de aanvrager (zie art. 33 lid 6).
Leidt niet tot wijziging van de verordening. Het doel is compenseren, maar uiteindelijk moet dit vertaald worden naar concrete voorzieningen. Beide aspecten zijn onderdeel van de indicatieprocedure. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Uitgangspunten ICF (4). De verordening is ingedeeld naar voorzieningen. De verordening sluit aan bij het ICF. In de verordening is vermeld (art. 33 lid 5) dat bij advisering gebruik wordt gemaakt Wanneer ICF in artikel 32 lid 4 in het wetsontwerp verplicht is voor derden, is het van de systematiek zoals neergelegd in de ICF-classificatie. Het ICF is verwerkt in inconsistent om bij begripsbepalingen in de modelverordening de ICF niet op te nemen en de diverse onderdelen van de verordening (hoofdstukken) niet conform te omschrijven indicatieprotocollen, waar nodig worden onderdelen genoemd in de uitvoeringsbesluiten. (10). Leidt niet tot wijziging van de verordening. In Nieuwsbrief nr.4 lees ik van Amant, thuiszorg Eemland, dat zij een positief beeld Ons streven en de achtergronden daarvan staan beschreven in onze nota’s, niet in de heeft van de invoering van de WMO. Waarom? Omdat de gemeente ernaar streeft dat nieuwsbrief van Amant. Wij streven ernaar dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig mensen zolang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen zonder dat ze thuiszorg nodig kunnen blijven wonen. Als mensen aan de voorwaarden voldoen worden hebben. Dit zou het beleid zijn wat Amant nastreeft..............Wat steekt hier achter? Te voorzieningen verstrekt, waaronder hulp bij het huishouden. weinig geld, te weinig verzorgers? (9) Leidt niet tot aanpassing van de verordening.
6. Keuzevrijheid en algemene voorzieningen Een aantal inspekers vindt dat in de verordening te weinig keuzemogelijkheden zijn opgenomen voor cliënten.
2168110Gemeente Amersfoort
Advies Er is geen sprake van keuzevrijheid zoals de wetgever heeft beoogd (10). Waar in de artikelen de ‘kan’ bepaling wordt gebruik deze weglaten. De ‘kan’ bepaling gaat voorbij aan de verplichting van de gemeente om zorg te dragen voor keuzemogelijkheden.(2). Deze keuzevrijheid in de verordening wordt beperkt door de volgende oorzaken: •
Reactie De wet verplicht tot het bieden van een keus tussen een PGB en een voorziening in natura, dit betreft de vorm waarin een voorziening wordt verstrekt. Dit is opgenomen in de verordening. Op andere punten heeft de gemeente beleidsvrijdheid, als het gaat om de keuze die aanvragers wordt geboden.
Kan’ wordt op meerdere manieren gebruikt in de verordening: door de consequent doorgevoerde hantering van de ‘kan’formulering in de • om aan te geven dat een bepaalde voorziening kan worden toegekend als aan de artikelen wordt de rechtszekerheid en keuzevrijheid aangetast. De ‘gebiedende’ genoemde voorwaarden wordt voldaan. Het woord kan hangt hier niet samen met formulering in artikel 6 van de Wmo is éénduidig en dient te worden overgenomen keuzemogelijkheden, maar met voorwaarden. Er moet in ieder geval aan deze in de verordening. voorwaarden worden voldaan, maar vaak staan in andere artikelen andere voorwaarden waar ook aan voldaan moet worden. Door het woord ‘kan’ te schrappen zou het artikel betekenen dat er uitsluitend voldaan hoeft te worden aan
2168110Gemeente Amersfoort
deze voorwaarden in dit artikel. De gemeente heeft de plicht te compenseren, aan het verstrekken van specifieke voorzieningen mogen voorwaarden worden gesteld. • om aan te geven welke soorten er zijn van een voorziening (‘een voorziening kan bestaan uit’). Welke voorziening wordt toegekend hangt samen met wat gecompenseerd moet worden. Schrappen van het woord ‘kan’ leidt niet tot andere keuzemogelijkheden. •
•
Door het onvolledig benoemen van beperkingen op grond van de ICF en uit te gaan In de verordening is vermeld (art. 33 lid 5) dat bij advisering gebruik wordt gemaakt van standaardoplossingen en niet van de beperkingen . van de systematiek zoals neergelegd in de ICF-classificatie. Het ICF is verwerkt in indicatieprotocollen, waar nodig worden onderdelen genoemd in de uitvoeringsbesluiten. Door het stellen van een primaat van algemene (collectieve) voorzieningen op een wijze die nadrukkelijk niet bedoeld is in de Wmo.
Op dit moment bestaat alleen een algemene voorziening voor vervoer: de Regiotaxi. Toekennen van deze voorziening beperkt de mogelijkheden niet ten opzichte van het huidige beleid. Op het gebied van woonvoorzieningen en rolstoelen bestaan thans geen algemene voorzieningen.
Voorbeelden van standaardoplossingen: algemene rolstoelvoorziening, algemene hulp bij Binnen het huidige Wvg-beleid geldt ook het primaat van verhuizen, als de kosten van woningaanpassingen een bepaald bedrag te boven gaan. Voortzetting van dit beleid is het huishouden, algemene vervoersvoorzieningen, algemene woonvoorzieningen, eerst geen inperking. kijken of men kan verhuizen met alle gevolgen van dien zoals verlies van het sociale netwerk, kinderen naar een andere school (10). Als een fiets met hulpmoter adequaat is wordt geen scootmobiel verstrekt. Een fiets Voorbeeld van het toepassen van standaardoplossingen in de praktijk: iemand vraagt een met hulpmoter is echter een algemeen gebruikelijke voorziening die in het kader van deze verordening niet wordt verstrekt. Dit is niet anders dan in het huidige Wvgmotortje voor de fiets aan. Wordt niet genoemd bij de oplossingsmogelijkheden. Dus beleid. wordt een veel duurdere scootmobiel verstrekt (10). Grote angst is hier ontstaan dat als het geld niet duidelijk keihard geoormerkt is dat de zorg alleen maar zal verschralen. Veelzeggend is het veelvuldige gebruik van de zinsnede’s als … de gemeente kan geld beschikbaar stellen … (6). Algemene voorzieningen: Snelheid en adequaatheid is geen reden om keuze voor een PGB te onthouden. Zij kunnen niet als overwegende bezwaren beschouwd worden als bedoeld oor de medewetgever.
Advies: verordening op dit punt niet aanpassen Het college heeft de verplichting om mensen in staat te stellen om activiteiten te verrichten op de vier in artikel 4 van de wet genoemde terreinen. In sommige gevallen is een algemene voorziening adequaat en is een individuele voorziening niet nodig. De verordening bevat de mogelijkheid om snel en zonder bureaucratie algemene voorzieningen te verstrekken. De kritiek dat dit aspect in de modelverordening strijdig zou zijn met de wet, omdat het PGB ermee wordt omzeild, is door de staatssecretaris
2168110Gemeente Amersfoort
in de Eerste Kamer van de hand gewezen. Advies: verordening op dit punt niet wijzigen. Er moet per persoon een individuele afweging worden gemaakt. Daaruit moet blijken of Er wordt niet op voorhand van uitgegaan dat een algemene voorziening volstaat. Op een algemeen toegankelijke voorziening volstaat of dat een individuele voorziening dient grond van de verordening wordt geen individuele voorziening toegekend als een te worden verstrekt. Op voorhand uitgaan van algemeen toegankelijke voorzieningen algemene voorziening adequaat is. doet onzes inziens geen recht aan de persoon (3). Leidt niet tot wijziging van de verordening 7. ontbrekende onderdelen Een aantal insprekers vindt dat er onderwerpen ontbreken in de verordening. Advies Volgens het wetsontwerp bestaat de doelgroep van de compensatieplicht uit mensen met beperkingen, mensen met een chronisch psychisch probleem, mensen met een psychosociaal probleem, mantelzorgers en vrijwilligers. In de modelverordening, artikel 1 d, wordt de doelgroep van de compensatieplicht ingeperkt tot personen die tengevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervinden (10). Onzes inziens dient ook ‘het bieden van huishoudelijke verzorging aan mensen met een beperking’ en ‘ondersteuning aan mantelzorgers’ in de verordening te worden opgenomen. Wij verwijzen hierbij naar de Wmo artikel 1 lid g sub 4 en artikel 1 lid h (3). In tegenstelling tot het wetsontwerp is de compensatieplicht voor mantelzorgers en vrijwilligers niet uitgewerkt in de modelverordening (10).
Bovendien is de compensatieplicht voor het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan sociale verbanden aangaan uit het wetsontwerp hoegenaamd niet uitgewerkt (10).
Reactie Artikel 1d in de modelverordening en in de Amersfoortse verordening betreft: ‘een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van [..]’
Het bieden van hulp in het huishouden aan mensen met een beperking is opgenomen in de verordening in hoofdstuk 3. Mensen met een beperking vallen onder de doelgroep genoemd in artikel 1g onder 5 van de wet, die een beroep kunnen doen op deze voorziening. In hoofdstuk 3 van de verordening is opgenomen dat degene voor wie de mantelzorger zorgt hulp kan krijgen, als er problemen zijn bij het uitvoeren van mantelzorg. Het compensatiebeginsel verplicht gemeenten ertoe mensen in staat te stellen activiteiten uit te voeren op de vier in de wet genoemde terreinen. Mantelzorgers zijn in staat om die activiteiten uit te voeren. Ze ondersteunen echter mensen die daartoe niet in staat zijn. Door daar voorzieningen voor te treffen worden mantelzorgers ontlast. Andere manieren om mantelzorgers en vrijwilligers te ondersteunen vallen niet binnen het kader van deze verordening over individuele voorzieningen. Advies: de verordening op dit punt niet wijzigen. Het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan sociale verbanden aangaan.wordt beschouwd als doelstelling van het verstrekken van de voorzieningen die worden genoemd in de verordening. Zie ook paragraaf 4 van bijlage 1. Leidt niet tot wijziging van de verordening.
2168110Gemeente Amersfoort
Zou het niet eerlijk zijn dat de gemeente zorgvuldigheid eist met betrekking tot termijnen van beslissing of reactie. Burgers mogen geen slachtoffer worden van trage besluitvorming. Zou het noemen van een zes weken termijn niet redelijk zijn, alwaar de gemeente Amersfoort zichzelf ook aan houdt? (11) In de modelverordening is geen overgangsregeling opgenomen waarin de huidige rechten die mensen hebben, voortkomend uit een AWBZ indicatiebeschikking en/of een Wvg beschikking na 1 januari 2007 recht houden op de voorzieningen die voortkomen uit deze beschikkingen (10).
8. Overige onderwerpen Advies Hulp bij het huishouden verstrekken zoals nu in de huidige AWBZ - niet naar schoonmaakbedrijven. (4) informatie en advies moet onafhankelijk (4).
In de verordening 2x per jaar plenaire bijeenkomsten houden voor en met gebruikers. Tenminste 1x per jaar cliëntenpanel (4).
Ik raad u sterk aan om de modelverordening van het Programma VCP (Versterking CliëntenPositie) te gaan gebruiken als basis. Die is beter en duidelijker geschreven (4).
Eind juni/begin juli hebben de consumentenorganisaties zoals de Federatie van Ouderverenigingen met de VNG afgesproken om een nieuwe verordening te maken met alle wijzigingen die op 26 en 27 juni is besloten in de Eerste Kamer (4).
Afhandeltermijnen liggen vast in de AWB en hoeven daarom niet te worden vermeld in de verordening.
Het overgangsrecht is geregeld in de Wmo en biedt bestaande cliënten maximaal één jaar het behoud van de oude rechten op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Wet voorzieningen gehandicapten. Overgangsbepalingen worden zo opgenomen in de uitvoeringsbesluiten. Leidt niet tot wijziging van de verordening.
reactie De verordening volgt zoveel mogelijk de huidige AWBZ-regels. De voorziening wordt niet geleverd door schoonmaakbedrijven. Leidt niet tot wijziging van de verordening.. Als een indicatieadvies nodig is wordt dit verstrekt door het CIZ, een onafhankelijke organisatie. Dat ligt vast in de verordening. De gemeente verstrekt zelf informatie en advies via het Zorgloket, er zijn echter ook andere instanties die informatie en advies verstrekken. Leidt niet tot wijziging van de verordening.. Wij bespreken met de uitvoeringsorganisatie op welke manier wordt overlegd met cliënten over de uitvoering. Leidt niet tot wijziging in deze verordening. Advies wordt meegenomen bij de uitwerking van de uitvoeringsorganisatie. De VNG-verordening is uitgebreid juridisch getoetst, besproken met de staatssecretaris, met de coalitie van cliëntenorganisaties en in de Eerste Kamer. Wij beschouwen dit model als een goede basis. Het VCP-model en het VNG-model zijn niet samen te voegen. Het VCP-model sluit niet aan bij ons uitgangspunt voor een naadloze overgang. Advies: verordening niet wijzigen. De VNG heeft de concept-modelverordening naar aanleiding van de bespreking met de coalitie van cliëntenorganisaties bijgesteld. Wij hebben het aangepaste model gebruikt. Zie ook paragraaf 3.1 van bijlage 1. Leidt niet tot wijziging van de verordening.
2168110Gemeente Amersfoort
Heel erg vrees ik dat veel Wmo-gelden gaan naar borderliners, beschermd wonen en psychiatrische patiënten, die nu al de aanleunwoningen van de Amerhorst Zandbergenlaan bewonen. Beschermd wonen op voormalig militair terrein Leusderweg en straks de B-vleugel van de te bouwen St. Pieters en Blocklands in Vathorst. Heel veel geld kosten deze mensen en krijgen die mensen: begeleiding, recreatie, zwemmen/sporten, tafeltje dekje. Dat zijn zomaar een paar voorbeelden. Die krijgen chronisch zieken, motorisch gehandicapten en ouderen nooit (7). In het B en W voorstel staat terecht (als afweging?) de vraag 'van welke standaard uitgegaan moet worden om te beoordelen of iemand inderdaad in staat is om zelfredzaam te blijven, zoals a. een huishouden voeren; b. zich verplaatsen in en om de woning; c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en d. medemensen kunnen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan kunnen gaan.' Daar voeg ik mijn vragen bij: wie gaat dat beoordelen (het vroegere RIO), aan welke criteria moet men in 2007 voldoen? (9)
Beschermd wonen valt onder de AWBZ, de genoemde voorzieningen voor deze bewoners worden niet gefinancierd met Wmo-middelen. Wmo-voorzieningen zijn bestemd voor mensen die zelfstandig wonen. De gemeente heeft de plicht personen die aan de voorwaarden voldoen te compenseren, ongeacht de beschikbare middelen.
Leidt niet tot wijziging van de verordening. Wij zetten zoveel mogelijk het huidige beleid voort, ook wat betreft indicatiecriteria. Wij sluiten daarbij aan bij het ICF, hiernaar wordt in de verordening verwezen. Voor aanvragen waarover een indicatieadvies nodig is wordt advies gevraagd aan het CIZ, dit is opgenomen in de verordening.
Leidt niet tot wijziging van de verordening.
Opmerkingen per artikel van de verordening Opmerkingen die al aan de orde zijn geweest in het algemene deel worden niet herhaald bij de artikelen. Advies Artikel 1 b: compensatiebeginsel Daar het om een algemene verplichting gaat (zie wettekst) adviseert het GPPA om te spreken van compensatieplicht in plaats van compensatiebeginsel Wij vinden verder dat deze compensatieplicht nader omschreven moet worden in die zin dat duidelijk wordt ten opzichte van wie of wat er gecompenseerd moet worden en wat de inhoud van de compensatie is (3).
Reacties De term compensatieplicht wordt niet genoemd in de wet. In de wet staat ‘ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in […] treft het college van burgemeester en wethouders voorzieningen op het gebied van […]’.De term compensatiebeginsel geeft aan dat het het uitgangspunt is voor het verstrekken van
2168110Gemeente Amersfoort
In Wmo artikel 4 staat: compensatieplicht. De omschrijving is correct conform de WMO (10).
Het compensatiebeginsel, zoals beschreven in artikel 1 (Ad b) van de verordening geeft een juiste weergave van de in artikel 4 van de Wmo verankerde verplichting (2). Artikel 1 c: Het GPPA adviseert om het in plaats van het woord ‘moeilijkheden’ het woord ‘problemen’ te gebruiken. Moeilijkheden ondervindt elk mens wel eens en de één tilt daar zwaarder aan dan de ander. Maar een beperking geeft problemen in het functioneren. Het woord ‘probleem’ heeft een zwaardere lading en doet meer recht aan de persoon met de beperking (3). Artikel 1 d. Het GPPA mist verder een nadere uitleg van het begrip ‘beperkingen’, door u later ook benoemd als ‘aantoonbare beperkingen’. Door wie wordt bepaald wat aantoonbare beperkingen zijn en op basis waarvan? Wij achten een verwijzing naar het CIZ (voor het indiceren) en de ICF-classificatie (voor de systematiek) op zijn plaats. Advies: neem dit op bij de begripsbepalingen (3).
voorzieningen. Het verplichtende karakter is verwerkt in de omschrijving van het begrip: ‘de algemene verplichting van het college om […]’. In de wet wordt niet omschreven ten opzichte waarvan moet worden gecompenseerd. De begripsomschrijving in de verordening volgt uit het briefadvies van de Raad voor de Volksgezondheid en de Zorg, die het compensatiebeginsel introduceerde, en de toelichting op het amendement over het compensatiebeginsel, zonder de regels van de Wet voorzieningen gehandicapten en de regels rond de functie huishoudelijke verzorging uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) geheel los te laten. Advies: verordening op dit punt niet aanpassen. Er wordt geen aanpassing gevraagd. Leidt niet tot wijziging van de verordening. De omschrijving komt uit het ICF, dat spreekt van moeilijkheden.
Advies: verordening op dit punt niet aanpassen.
Ons inziens zijn de begrippen duidelijk toegelicht in de artikelsgewijze toelichting. In de artikelsgewijze toelichting op de verordening staat dat de term beperkingen is ontleend aan het ICF. Het begrip ‘aantoonbare beperkingen’ is overgenomen uit de Wvg. Het is een gangbare juridische term waar jurisprudentie over bestaat. Dit wordt toegelicht in de artikelsgewijze toelichting op artikel 1d. Advies: de verordening op dit punt niet aanpassen De term aantoonbare beperkingen is in de Wvg-jurisprudentie gekoppeld aan De motiveringsplicht in de wet (art. 26 lid 1) houdt in dat de gemeente in de ergonomische beperkingen en kan niet in verbinding worden gebracht met dat de burger beschikking opneemt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het zijn probleem moet motiveren (10) behouden en het bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van de aanvrager. Dus niet de burger, maar de gemeente moet motiveren. Advies: de verordening op dit punt niet aanpassen Artikel 1 h . Algemene voorzieningen: Uit de uitleg blijkt dat de VNG bedoelt te spreken De algemene voorzieningen, nu nog genoemd in de vorm van een primaat, kunnen over voorliggende voorzieningen. In de Wmo artikelen 5 en 6 wordt de verordening uitgroeien tot voorliggende voorzieningen en op den duur uit deze verordening verplicht voor alleen individuele voorzieningen (10). De bepaling in artikel 2c in verdwijnen, wanneer zij zodanig functioneren dat zij gerekend kunnen worden tot overwegende mate op het individu gericht staat opgespannen voet met art 1h. en sluit de groep voorzieningen als maaltijdvoorzieningen en personenalarmering. Dit is
2168110Gemeente Amersfoort
feitelijk algemene voorzieningen uit (10).
Artikel 1 t en artikel 2 lid 1 b: In deze artikelen wordt gesproken over objectieve maatstaven. Wat dient daaronder te worden verstaan? Het GPPA adviseert om dit te omschrijven onder de begripsbepalingen van artikel 1. (3) Artikel 1 t: De vraag of een voorziening naar objectieve maatstaven gemeten de goedkoopst adequate voorziening is doet niet ter zake. Met de motiveringsplicht wordt een interpretatiediscussie zoals gevoerd over ‘goedkoopst adequaat’ juist voorkomen, omdat onderbouwd en aangetoond moet worden dat een probleem is opgelost. Maatstaf voor een voorziening is: de mate waarin en in hoeverre een probleem wordt opgelost (motiveringsplicht Wmo art 26). (10) Artikel 1 q huisgenoot: iedere meerjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijke een woning bewoont Deze omschrijving geldt ook voor een studentenhuis, kamerbewoner, klooster of woongroep. De Wmo heeft mensen met een familiale of contractuele samenlevingsrelatie als huisgenoot op het oog. (10) Voor ons is die definitie onduidelijk. Het kan toch niet gaan om allen die wel in dezelfde woning wonen, maar verder niets met elkaar van doen hebben. Gaat het niet om het voeren van een gemeenschappelijke huishouding? (11) Artikel 2 lid 1 d. Dat een voorziening langdurig noodzakelijk is (VNG modelverordening artikel artikel 2, 1a). Deze inperkende term was in de Wvg bedoeld als afbakening met de ziekenfondswet, die voorzag in voorzieningen die tijdens een behandeling ingezet werden. Het onderscheid tussen zorgverzekeringswet en de Wmo ligt nu niet in de duur van de beperking, maar in de terreinen waarop mensen last hebben van de beperking. (10) Welke tijdspanne wordt bedoeld met kortdurend? (3)
opgenomen in de toelichting op het begrip (art. 1i). De algemeenheid van een voorziening zit hem in de wijze waarop hij is georganiseerd. Hij kan wel individueel worden toegekend. In de toelichting op de wet is opgenomen: Het individuele gebruikskarakter van de voorziening betekent niet dat de gemeente het verlenen van die voorziening niet op collectieve wijze kan vorm geven. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Dit zijn gangbare juridische termen waarover jurisprudentie bestaat. De term wordt ook gebruikt in de Wvg-verordening. Het is niet nodig dergelijke begrippen verder uit te werken in een verordening. Advies: verordening op dit punt niet aanpassen. Goedkoopst adequaat is omschreven (art. 1t) als niet duurder dan noodzakelijk en naar objectieve maatstaven doeltreffend, doelmatig en afgestemd op de specifieke situatie van de cliënt. Doeltreffend betreft de mate waarin een probleem wordt opgelost. Van de doeltreffende voorzieningen mag de gemeente kiezen voor de goedkoopste oplossing. De motiveringplicht is opgenomen in de verordening in artikel 33 lid 6. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Zie de reactie op artikel 10.
Bij een kortdurende noodzaak kunnen mensen een beroep doen op hulpmiddelen van de thuiszorg. Dit wordt beschouwd als een voorliggende voorziening. Kortdurende hulp in het huishouden valt binnen het kader van de verordening (artikel 2d). Leidt niet tot wijziging van de verordening. Dit is niet weer te geven in een algemeen geldende tijdspanne. De afwegingen worden toegelicht in de artikelsgewijze toelichting. Leidt niet tot aanpassing van de verordening.
2168110Gemeente Amersfoort
Artikel 2 lild 3 b. Wanneer is een mens wel woonachtig in Amersfoort en hoe ijkt een mens dat? Artikel 2 lid 3 c. De beperkende voorwaarden in dit artikel schrappen, deze hebben een beperkende werking op de te treffen compensatiemaatregelen. (2). Dit is een inperking van normaal gebruik en niet door de Wetgever bedoeld. De termen komt voort uit de Wvg waar beperkingen van het gebruik i.v.m. astma niet als een ergonomisch beperking werd opgevat. Voor mensen die allergisch zijn, kunnen bepaalde bouwmaterialen belemmerend zijn in het normale gebruik van de woning (10). Artikel 2 lid 3 d. In dit artikel wordt gesproken over het uitrustingsniveau van sociale woningbouw. Het GPPA adviseert te beschrijven wat daaronder dient te worden verstaan. Het GPPA vraagt of het mogelijk is om een hoger uitrustingsniveau te verkrijgen indien men daarvoor bijbetaalt . (3) De beperkende voorwaarden in genoemde artikelen schrappen, deze hebben een beperkende werking op de te treffen compensatiemaatregelen. Compensatie houdt in dat een ander uitrustingsniveau noodzakelijker kan zijn dan wat gebruikelijk is (2). Deze bepaling houdt geen rekening met de aard van het probleem. Is strijdig met het principe van de compensatie. Door het niet aanwezig zijn van woonvoorzieningen of woonaanpassingen is voor een aantal beperkingen compensatie nodig. Compensatie houdt altijd in een ander uitrustingsniveau dan in de sociale woning bouw gebruikelijk. In sommige gevallen is dit een hoger niveau. Een individuele beperking kan een hoger niveau eisen om een woning normaal te kunnen gebruiken. Vergelijk een aanrechtblok met een beweegbaar aanrechtblad dat soms een oplossing kan zijn. Overigens is het een misverstand dat dergelijke voorzieningen automatisch leiden tot een waardevermeerdering van de woning (10). Artikel 2 lid 3 g: Het GPPA wil graag weten wat de normale afschrijvingstermijnen zijn en adviseert deze te benoemen in de beleidsregels of het verstrekkingenboek (3).
Iemand is woonachtig in Amersfoort als z/hij staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Leidt niet tot wijziging van de verordening. De beperking onder c is opgenomen voor situaties waarin gebruikte materialen in een woning voor problemen zorgen. Uitgangspunt is het huidige Wvg-beleid, waarbij in deze situaties geen voorzieningen worden verstrekt. Met de Wmo is geen inhoudelijke uitbreiding van de werking van de Wet voorzieningen gehandicapten beoogd. Advies: de verordening op dit punt niet aanpassen. Het uitrustingsniveau sociale woningbouw is vastgesteld in het Bouwbesluit 2003. Dit wordt toegelicht in de artikelsgewijze toelichting. Als cliënten kiezen voor een PGB kunnen zij door bijbetalen een hoger uitrustingsniveau realiseren. Leidt niet tot wijziging van de verordening. De beperking onder d. is opgenomen om duidelijk te maken dat de gemeente bij woningaanpassingen uitgaat van het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw zoals is vastgesteld in het Bouwbesluit 2003. Het gaat niet om de mate van compensatie, daarvoor geldt de compensatieplicht. Normaal gebruik van een woning moet mogelijk zijn. Het betreft hier de kwaliteit van de voorzieningen. Woonvoorzieningen op het uitrustingsniveau sociale woningbouw zijn in beginsel van voldoende kwaliteit; duurdere of andere voorzieningen hoeven niet te worden verstrekt. Het toekennen van een hoger uitrustingsniveau zou leiden tot een uitbreiding ten opzichte van de Wvg. Zie ook de artikelsgewijze toelichting op de verordening.
Leidt niet tot wijziging van de verordening. De afschrijvingstermijn is afhankelijk van het soort voorziening en de situatie waarin hij wordt gebruikt. Een algemene norm is niet te geven. Per geval moet worden beoordeeld of schade of verlies verwijtbaar zijn aan de aanvrager. Dit staat omschreven in de artikelsgewijze toelichting. Leidt niet tot aanpassing van de verordening.
Artikel 3. Keuzevrijheid Wij waren reeds voorstander van het ruimer aanbieden van een persoonsgebonden budget Zie de overige opmerkingen over het PGB.
2168110Gemeente Amersfoort
dus de uitbreiding die de Wmo biedt heeft uiteraard onze instemming. Zij het onder voorwaarden. Zie onze artikelsgewijze opmerkingen bij de verordening (3). Tekst wijzigen in “Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar PGB, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan. (art. 6 Wmo) (2). Dit artikel is in strijd met Wmo artikel 6 Wmo. De tweede zin lijkt tegemoet te komen aan artikel 6. De eerste zin is bepalend en had moeten luiden: een individuele voorziening wordt de burger aangeboden in de vorm van een keuze tussen in natura etc (10). Alle individuele voorzieningen moeten zowel in natura als via een persoonsgebonden budget (PGB) worden aangeboden (p.2). Wij zijn het hiermee van harte eens. De keuze tussen natura en persoonsgebonden budget mag echter op geen enkele wijze door de gemeente worden gestuurd. Slechts de twee genoemde uitsluitingsgronden in de B&W-nota mogen worden gehanteerd (3). Artikel 4: Welke verplichtingen worden er aan de leverancier gesteld, b.v. op het gebied van kwaliteit en service? (3) Artikel 5: Wat zijn de toepasselijke voorwaarden? (3)
Artikel 6. wat zijn de uitgangspunten en hoe worden deze vastgesteld? Er wordt verwezen naar het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort. Dit besluit is ons echter niet voor advies voorgelegd. Wij achten dit een onjuiste gang van zaken (3). Uitsluitingsgronden voor toekenning van een PGB: Wie bepaalt dat dan en op grond waarvan? In de AWBZ is er geen enkele uitsluitingsgrond. Is uitsluiting niet wettelijk vastgelegd? En wie is een wettelijk vertegenwoordiger in dit verband? Graag ondersteunen wij de opmerking gemaakt vanuit de gemeenteraad om mensen die zijn uitgesloten van een PGB op termijn een herkansingsmogelijkheid te bieden. Wellicht is het mogelijk aan te sluiten bij de termijn genoemd in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (11). Moet niet ergens geregeld worden dat een PGB ook echt gebruikt wordt voor zorg in het geval dat tegelijkertijd sprake is van schuldsanering (11).
De formulering is niet in strijd met de wet; dat genoemd wordt in welke vorm een voorziening kan worden verstrekt sluit niet uit dat er een keus wordt geboden. De eerstgenoemde alternatieve formulering biedt echter meer duidelijkheid. Enkele aanvullingen zijn nodig met betrekking tot de financiële tegemoetkoming en de uitwerking in het Besluit. Advies: de formulering van dit artikel aanpassen. De gemeente laat de keus vrij tussen PGB en verstrekking in natura, tenzij daar overwegende bezwaren tegen zijn. Dit is in overeenstemming met de wet.
Leidt niet tot wijziging van de verordening Dit ligt vast in de bruikleenovereenkomst zoals die is overeengekomen met de huidige leveranciers. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Deze voorwaarden worden uitgewerkt in het Besluit waarnaar dit artikel verwijst. Dit is nog in ontwikkeling. Leidt niet tot wijziging van de verordening. De hoofdlijnen van beleid liggen vast in de verordening. Het uitvoeringsbesluit is nog in ontwikkeling. Zie ook de reactie op de algemene punten onder 3. Leidt niet tot wijziging van de verordening. De uitsluitingsgronden zijn niet wettelijk geregeld, de gemeente bepaalt zelf in welke gevallen er overwegende bezwaren zijn tegen het toekennen van een PGB. Een wettelijk vertegenwoordiger is bij meerderjarigen een door de rechter benoemde mentor of curator. Herkansingsmogelijkheden werken wij uit in het uitvoeringsbesluit, dit is nog in ontwikkeling. Wij zullen de suggestie om aan te sluiten bij de WSNP onderzoeken. Leidt niet tot aanpassing van de verordening. Wij leggen de voorwaarden verbonden aan de verstrekking van een PGB vast in een overeenkomst met de aanvrager. Deze is nog in ontwikkeling. Zie artikel 6 lid 1 d. Leidt niet tot aanpassing van de verordening.
2168110Gemeente Amersfoort
Is in de WMO zelf of wordt in de uitvoeringsregeling of in een andere gemeentelijke regeling opgenomen dat een door de gemeente toegekend PGB niet opeisbaar is of meegenomen wordt in het kader van schuldsanering? (11)
Artikel 6 lid 1 b. De omvang van het PGB is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura. In artikel 6 WMO staat niet tegenwaarde van goedkoopst adequaat in natura, maar vergelijkbaar aan een natura verstrekking. De beperkende bepaling goedkoopst adequaat staat niet in de wet hetgeen bij de Wvg wel het geval was (10). Met betrekking tot het PGB missen wij dat wordt beschreven wat er gebeurt in de situatie waarin de gemeente een te laag uurtarief heeft vastgesteld. Dat houdt in dat je minder zorg kunt inkopen. Graag aandacht voor dit punt (3). Artikel 6 lid 1 d. Wat komt er in de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Amersfoort te staan? Ook dit is ons niet bekend. Deze overeenkomst had onzes inziens deel moeten uitmaken van de adviesvraag (3). Artikel 6 lid 2. De toekenning, omvang en looptijd van het persoonsgebonden budget worden bij beschikking vastgesteld. Het is het GPPA niet duidelijk op basis waarvan. De indicatie? (3) Binnen welke termijn? Is er ook beroep mogelijk? (5)
In artikel 25 van de wet is opgenomen dat zaken die zijn aangeschaft met een PGB niet vatbaar zijn voor ‘vervreemding, verpanding, belening of beslag, [..]’. Wij gaan na of het nodig en mogelijk is nadere regels op te nemen het uitvoeringsbesluit. Leidt niet tot aanpassing van de verordening. Zowel bij een voorziening in natura als bij een PGB wordt uitgegaan van de goedkoopste adequate voorziening. Dat de omvang van een PGB de tegenwaarde heeft van een voorziening in natura sluit aan bij het wettelijke uitgangspunt dat de voorzieningen vergelijkbaar moeten zijn. Zie ook de reactie op artikel 1 t. Leidt niet tot wijziging van de verordening. De wijze waarop het PGB wordt berekend wordt opgenomen in het Besluit. Dit is nog in ontwikkeling. Leidt niet tot aanpassing van de verordening. De hoofdlijnen van beleid liggen vast in de verordening. De overeenkomst is nog in ontwikkeling. Zie ook de reactie op de algemene punten onder 3. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Dit artikel beschrijft de inhoud van de beschikking over een PGB. De basis voor toekenning ligt vast in de artikelen in de verordening die omschrijven aan welke voorwaarden moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een specifieke voorziening. Afhandeltermijnen en mogelijkheden voor bezwaar en beroep liggen vast in de AWB en hoeven daarom niet te worden vermeld in de verordening. In de beschikking wordt altijd de mogelijkheid genoemd om een bezwaarschrift in te dienen.
Artikel 6 lid 3. Wat komt er in het programma van eisen te staan. En, waarop is dat dan gebaseerd? Blijft de mogelijkheid bestaan om binnen het Pgb met de bestedingen, naar eigen inzicht, te schuiven? (3)
Leidt niet tot wijziging van de verordening. Het programma van eisen vermeldt aan welke eisen een voorziening moet voldoen om adequaat te zijn voor de aanvrager. Dit is omschreven in het artikel en de toelichting. Het kan bijvoorbeeld gaan om afmetingen, materialen of kwaliteitseisen. De procedure rondom gebruik en verantwoording van het PGB is in ontwikkeling en wordt beschreven in het Besluit.
2168110Gemeente Amersfoort
Leidt niet tot aanpassing van de verordening. Artikel 6 lid 4. Het persoonsgebonden budget wordt na verzending van de beschikking gestort op de rekening van de aanvrager. Wanneer? Gebeurt dit ineens of in termijnen? (3)
Storting op rekening van de aanvrager gebeurt zo snel mogelijk, de termijn hangt samen met de aard van het PGB en de voorwaarden die daaraan zijn verbonden. Betaling ineens of in termijnen is afhankelijk van het soort voorziening. Voor hulpmiddelen zal betaling ineens vaker voorkomen, voor hulp in het huishouden betaling in termijnen. Informatie hierover wordt opgenomen in de beschikking.
Loopt de administratie en betaalbaarstelling via de gemeente of via de SVB? Graag nadere informatie hierover. (3) Binnen welke termijn? (5)
Uitbetaling en verantwoording van het PGB loopt via de gemeente. Of de SVB PGB-houders binnen de Wmo dezelfde mogelijkheden biedt als PGB-houders binnen de AWBZ wordt landelijk nog besproken.
Artikel 6 lid 5. Welke stukken dienen te worden overgelegd? (3)
Advies: verordening op dit punt niet wijzigen. Informatie wordt opgenomen in de beschikking. Dit wordt uitgewerkt in het Besluit waar dit artikel naar verwijst. Het Besluit is nog in ontwikkeling. Leidt niet tot aanpassing van de verordening.
Artikel 7 Eigen bijdrage en eigen aandeel
2168110Gemeente Amersfoort
Wordt de eigen bijdrageregeling een voortzetting van de huidige regelgeving via CAK en belastingdienst? Er is geen duidelijkheid over stapeling van eigen bijdragen. Wordt er rekening gehouden met andere eigen bijdragen (b.v. AWBZ of zorgverzekeringswet)? Van welk inkomen wordt er uitgegaan? Het onzuiver inkomen of het belastbaar inkomen? Van welk belastingjaar wordt er uitgegaan? Het CAK gaat immers uit van het inkomen van 2 kalenderjaren terug. In 2007 baseert men zich dus op gegevens uit 2005 (3). Nu wordt slechts over enkele Wvg voorzieningen een eigen bijdrage geheven. Onder de Wmo zal de eigen bijdrage regeling van toepassing zijn op alle individuele voorzieningen. Hiermee ontstaat een scheefgroei tussen collectieve en individuele voorzieningen ten nadele van de individuele voorzieningen. En wij vrezen tevens voor een stapeling van eigen bijdragen, aangezien voor diverse AWBZ verstrekkingen en verstrekkingen krachtens de zorgverzekeringswet ook al eigen bijdragen gelden. Wij achten dit een verslechtering voor de doelgroep. Onze zorg vinden wij terug in het persbericht van de CG-Raad (zie bijlage). Artikel 15 en 16 van de Wmo geven omvoldoende duidelijkheid over de vaststelling van de eigen bijdrage. De gemeente bepaalt, maar de minister stelt vast. Hoe interpreteert de gemeente deze artikelen?
De Wmo biedt de mogelijkheid voor het heffen van een eigen bijdrage. Over de eigen bijdragen moet nog een algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. In de AMvB ligt vast welke maximale eigen bijdrage geïnd kan worden per inkomensgroep, voor Wmo- en AWBZ-voorzieningen gezamenlijk. Met andere eigen bijdragen wordt geen rekening gehouden. Binnen de gestelde grenzen kan de gemeente eigen beleid voeren. In 2007 wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het huidige beleid. Binnen de AWBZ wordt ook nu een eigen bijdrage geïnd voor hulp bij het huishouden. Binnen de Wvg wordt een aantal voorzieningen inkomensafhankelijk verstrekt. Dit wordt uitgewerkt in het uitvoeringsbesluit. Dat is nog in ontwikkeling, maar kan ook pas worden vastgesteld als de AMvB is vastgesteld.
Wij pleiten ervoor bij de inning van eigen bijdragen het belastbaar inkomen als uitgangspunt te nemen. Daarbij de opmerking dat het CAK altijd uitgaat van twee kalenderjaren terug. Het inkomen kan in die tijd veranderd zijn. Wij maken bezwaar tegen de eigen bijdrageregeling. Hoewel de strekking en inhoud daarvan nog onbekend is, vrezen wij dat onze doelgroep met hogere kosten wordt geconfronteerd. Onder het regiem van de Wvg werd slechts voor enkele voorzieningen een eigen bijdrage geheven. Wij zijn tegen een eigen bijdrage voor alle voorzieningen. Deze verordening biedt ook de ruimte dat mensen met een beperking grotendeels hun eigen voorzieningen moeten gaan betalen (10). Het principe van het vergoeden van meer kosten van een beperking wordt losgelaten. (10) Het gaat toch om de mensen die ziek zijn! Of niet? Wij moeten héél véél kosten zelf Leidt niet tot aanpassing van de verordening. betalen en daardoor is onze situatie niet best en denk ik zo voor héél véél mensen (8). Artikel 8. Het GPPA adviseert om het begrip algemene voorziening nader te In de begripsbepalingen (art. 1h) staat een omschrijving van algemene omschrijven (3). voorzieningen. Algemene voorzieningen voor hulp in het huishouden zijn er op dit moment nog niet. Als ze wel worden ontwikkeld worden ze nader omschreven in
2168110Gemeente Amersfoort
het Verstrekkingenboek. Leidt niet tot aanpassing van de verordening. Artikel 9 Het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken: In de formulering liggen twee beperkingen opgesloten volgens het ICF moet tot het voeren van een huishouding gerekend worden: Het verwerven van benodigdheden (o.a. boodschappen doen) Huishoudelijke taken (o.a. poetsen) Verzorgen wat bij een huishouden hoort (o.a. huisgenoten, planten) De VNG tekst houdt een aanzienlijke inperking van Wmo artikel 4 in.(10)
De formulering in de verordening is niet bedoeld als inperking van het begrip ‘voeren van een huishouden’. Doordat in het ICF huishoudelijke taken een specifiek soort huishoudelijke taken betreft lijkt dat wel zo te zijn.
Advies: verordening op dit punt aanpassen: formulering uit de wet overnemen: het voeren van een huishouden. Oplossingen voor mantelzorgers wanneer zij tijdelijk hun taken niet kunnen waarnemen; Tijdelijk duidt niet op een specifieke termijn, het gaat om de periode waarin de wat wordt onder tijdelijk verstaan, wie bepaalt dat en wat zijn de mogelijke oplossingen? mantelzorger zijn/haar taken niet kan waarnemen. Dit wordt vastgesteld aan de hand opnemen bij artikel verordening (3). van indicatieprotocollen. Zie wat betreft de oplossingen punt 8 van het algemene deel. Artikel 10 In hoeverre wordt er rekening gehouden met de belasting en mogelijkheden van Het gaat in dit artikel om meerderjarige huisgenoten, niet om kinderen (zie art. 1q). huisgenoten die tot de leefeenheid behoren? Denk aan kostwinnerschap of leeftijd van Bij het beoordelen van mogelijkheden en belasting wordt aangesloten bij het kinderen? Alles in redelijkheid! Protocol Gebruikelijke Zorg zoals dat nu binnen de AWBZ wordt toegepast. Als er Komt men niet in aanmerking of komt men beperkt in aanmerking afhankelijk van de meerderjarige huisgenoten zijn die in staat zijn huishoudelijk werk te verrichten komt situatie? (3) men niet in aanmerking voor de verstrekking van hulp bij het huishouden. Aanvullen met: rekening houdend met hun leeftijd. Geldt voor de andere persoon ( Advies: de verordening op dit punt niet aanpassen. personen ) die tot het huishouden behoren. (5) In het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris Ross gezegd dat Mantelzorg van personen die niet tot de leefeenheid van de aanvrager behoren is mantelzorg altijd vrijwillig is en niet automatisch meegewogen mag worden bij de inderdaad vrijwillig en geen afwijzingsgrond voor het toekennen voor hulp bij het indicatiestelling. Het CIZ heeft haar beleid hier inmiddels op aangepast (10). huishouden. In dit artikel betreft het huisgenoten die in staat zijn tot het verrichten van huishoudelijk werk. Dit is geen mantelzorg maar gebruikelijke zorg, die ook in het huidige AWBZ-beleid een reden is om geen hulp bij het huishouden toe te kennen. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Artikel 1, lid 4 en 5, van het wetsontwerp Wmo hanteert het begrip ‘gezamenlijk voeren In artikel 10 is opgenomen dat geen hulp bij het huishouden wordt verstrekt als tot van een huishouden’. De modelverordening hanteert echter in artikel 1 q het bredere de leefeenheid waar de aanvrager deel van uitmaakt een of meer huisgenoten begrip ‘duurzaam gemeenschappelijk een woning bewonen’. behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten. De verordening Op deze wijze wordt huishoudelijke verzorging alleen nog toegankelijk voor sluit aan bij het Protocol gebruikelijke zorg dat nu in de AWBZ wordt toegepast. alleenstaanden (met jonge kinderen). Huidige praktijk is dat partner geacht wordt een Het betreft geen inperking ten opzichte van de huidige situatie. In beroepszaken
2168110Gemeente Amersfoort
gebruikelijke bijdrage in het huishouden te leveren, tenzij hij/zij dat niet kan. Voor de overige taken wordt huishoudelijke verzorging geïndiceerd. Kamerbewoners worden niet verplicht om mantelzorg te verlenen (10).
Artikel 12. Wat is de financiële reikwijdte van de gemeente, met andere woorden wat gebeurt er als de geldpot leeg is? Moet men dan bijvoorbeeld zijn huishoudelijke hulp ontslaan? (3)
over het protocol bleek echter dat het begrip 'gezamenlijk voeren van een huishouden' in de AWBZ voor onduidelijkheid zorgde. Om dat te voorkomen is in de modelverordening de term leefeenheid gebruik. Om te voorkomen dat dit nieuwe begrip ongewenste neveneffecten heeft zal dat nader geregeld worden op het niveau van de modelbeleidsregels. Het is niet de bedoeling om bewoners van kloosters, woongemeenschappen e.d. te gaan dwingen tot het verlenen van zorg aan medebewoners. Advies: de verordening op dit punt niet wijzigen De gemeente heeft de plicht personen die aan de voorwaarden voldoen te compenseren, ongeacht de beschikbare middelen.
Verder: vindt er automatische verlenging plaats en zo ja, voor hoe lang? Is er een nieuwe Wij willen de administratieve belasting zo beperkt mogelijk te houden. De indicatie voor nodig? (3) mogelijkheid tot automatische verlenging en langdurige indicaties is afhankelijk van hoe veranderlijk de situatie van de aanvrager is. Aanvragers worden over de looptijd van hun beschikking geïnformeerd in de beschikking. Leidt niet tot aanpassing van de verordening. Artikel 13. De formulering dat een woonvoorziening ter compensatie dient van het Artikel 4 van de wet noemt het voeren van een huishouden en het zich verplaatsen voeren van een huishouding heeft geen betekenis. In Wmo artikel 4 wordt het normale in en om de woning. Het normaal gebruik van de woning wordt niet apart genoemd gebruik van een woning als een aparte categorie genoemd (10). in de wet. Het maakt wel onderdeel uit van de verordening en wordt genoemd in de omschrijving van maatschappelijke participatie (art.1g). Het voeren van een huishouden is niet mogelijk is als het normaal gebruik van de woning niet mogelijk is. Het normaal gebruik van de woning is opgenomen in de overige bepalingen in dit hoofdstuk. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Adequaat is een gangbaar juridisch begrip binnen de Wvg. In de begripsbepalingen Artikel 14 lid.2. Wat wordt verstaan onder snel, wat onder adequaat? Dit is heel subjectief. Het GPPA adviseert om deze begrippen nader in te vullen (3). is een omschrijving opgenomen van het begrip ‘goedkoopst adequaat’. Met snel wordt bedoeld sneller dan via de aanvraagprocedure voor individuele voorzieningen. Dit kan worden toegelicht in de verordening. Advies: begrip snel toelichten in de toelichting op artikel 1h.. Artikel 15 Hier de volledige omschrijving uit de ICF opnemen. Voorkomen moet worden dat De verordening vermeldt de hoofdcategorieën van de woonvoorzieningen en belangrijke individuele voorzieningen worden buitengesloten zoals, onderhoud en verwijst naar het ICF. De opsomming van alle specifieke voorzieningen per reparatie, tijdelijke huisvesting, huurderving, voorzieningen gericht op toegankelijk- en categorie krijgt een plaats in het Verstrekkingenboek. Er is geen sprake van een doorgankelijkheid van de woning en bezoekbaarheid (2). inperking ten opzichte van het huidige beleid.
2168110Gemeente Amersfoort
In vergelijking met de Wvg die door de VNG als referentie wordt gebruikt, worden: onderhoud, reparatie, tijdelijke huisvesting en huurderving genoemd. Dit duidt op een beperking van de gemeentelijke beleidsruimte.Hier wordt met name een verwijzing naar de ICF specificaties gemist: - toegankelijkheid van de woning - doorgankelijkheid van de woning en bruikbaarheid - oriëntaties in en om de woning - bezoekbaarheid (10) Het GPPA mist voorzieningen die te maken hebben met brandveiligheid zoals rook- en brandmelders. Juist in de woning van mensen met een beperking die volledig afhankelijk zijn is dit uiterst belangrijk uit oogpunt van veiligheid (3).
Verder missen wij hier voorzieningen voor baden en douchen en mobiele patiëntenliften. Deze voorzieningen worden wel in de toelichting genoemd. Worden ze wel in het verstrekkingboek opgenomen? (3) Artikel 16 lid 1 en 3. Wordt bij het maken van een afweging tussen woningaanpassing en verhuizing (en daarmee toekennen van een verhuiskostenvergoeding) ook rekening gehouden met het sociaal netwerk dat men in de woonomgeving heeft opgebouwd en met de mantelzorg en vrijwilligers? Het GPPA adviseert om een afweging te maken in alle redelijkheid (3). Artikel 19 lid 2 Graag merken wij op erg blij te zijn met dit artikel. Het is goed dat u begrip heeft dat mensen die samen zijn ook daadwerkelijk samen kunnen zijn buiten de AWBZ-instelling (11). Artikel 20 a. Deze redactie maakt verhuizen van mensen met een handicap binnen de gemeente of naar elders onmogelijk. Dit is niet de bedoeling van de wetgever. De vraag is of dit niet in strijd is met het verdrag van Rome. (EU) (10)
Artikel 20 b. De bepaling lijkt redelijker dan onder a maar schept een situatie van
Onderhoud en reparatie, tijdelijke huisvesting, huurderving vallen onder de nietbouwkundige woonvoorzieningen, voorzieningen gericht op toegankelijk- en doorgankelijkheid van de woning en bezoekbaarheid vallen onder de bouwkundige woonvoorzieningen.
Voorzieningen voor brandveiligheid vallen niet binnen het kader van deze verordening. Het doel van deze voorzieningen is veiligheid, niet het compenseren van beperkingen. Rook en brandmelders zijn bovendien algemeen gebruikelijke voorzieningen die ook binnen het kader van de huidige Wvg niet worden verstrekt. Voorzieningen voor baden en douchen en mobiele patiëntenliften vallen onder de categorie ‘niet bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen’ die in dit artikel wordt genoemd. De uitwerking in specifieke voorzieningen wordt opgenomen in het Verstrekkingenboek. Advies: verordening op dit punt niet wijzigen. Binnen de Wvg wordt rekening gehouden met mantelzorg in de huidige woonomgeving. Vanuit het uitgangspunt om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het huidige beleid wordt dit overgenomen. Dit wordt uitgewerkt in het Verstrekkingenboek. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Er wordt geen aanpassing gevraagd. Leidt niet tot wijzing van de verordening. Hier wordt de verhuizing naar een inadequate woning genoemd als weigeringsgrond voor woonvoorzieningen. Niet de ondervonden beperking, maar de verhuizing naar een niet geschikte woning is dan de voornaamste oorzaak van de ondervonden problemen. Het artikel stelt echter ook dat een woonvoorziening wel kan worden toegekend als voor de verhuizing een belangrijke reden bestaat. Het maakt verhuizen dus niet onmogelijk. Dit is niet anders dan het huidige Wvg-beleid en wordt toegelicht in de artikelsgewijze toelichting op de verordening. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Deze bepaling stelt dat een woonvoorziening niet wordt toegekend als een aanvrager
2168110Gemeente Amersfoort
willekeur. Beter zou zijn de beperking te leggen in de afschrijvingstermijn woonvoorzieningen of iets dergelijks (10).
niet is verhuisd naar de op dat moment meest geschikte woning, tenzij het college daar toestemming voor heeft verleend. Het is niet de bedoeling dat men zo maar een ongeschikte woning kiest en vervolgens de rekening voor aanpassingen bij de gemeente indient. Het college verleent toestemming in uitzonderingssituaties, als daar een goede reden voor bestaat. Dit leidt niet tot willekeur maar tot eenduidigheid. Dit is niet anders dan in het huidige Wvg-beleid en wordt toegelicht in de artikelsgewijze toelichting op de verordening. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Dit artikel stelt dat geen woonvoorziening wordt toegekend als op basis van leeftijd, Artikel 20 d. Deze bepaling brengt mensen met een progressieve en daarmee voorspelbare aandoening in ernstige problemen en is strijdig met doelgroep omschrijving gezinssituatie of woonsituatie was te voorzien dat de voorziening noodzakelijk zou Wmo artikel 4. (10) zijn. Het gaat met name om verhuiskostenvergoedingen. Veel verhuizingen zijn als algemeen gebruikelijk te beschouwen, ook los van de beperking die men heeft. Voorbeelden zijn verhuizingen van het ouderlijk huis naar een zelfstandige woonruimte, verhuizing van senioren naar een kleinere woning, omdat kinderen reeds zelfstandig wonen.Het gaat niet om mensen die vanwege een chronische ziekte hadden kunnen voorzien dat een woonvoorziening noodzakelijk zou zijn, die kunnen een beroep doen op voorzieningen. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Artikel 21. Dit artikel deed bij ons de vraag opkomen hoe vaak een mens mag verhuizen? Zie de reactie op artikel 20a. Mobiliteit is in onze samenleving een groot goed. Maar wat is nu de ruimte voor mobiliteit voor mensen met een beperking bij het voeren van hun huishouding? (11) Artikel 21 lid a en c: Hoe wordt er gehandeld bij minderwaarde die ontstaan is b.v. door Als de aanvrager eigenaar is van de woning, zijn woonvoorzieningen aangebracht het aanbrengen van een traplift? (3) op diens verzoek. Eventuele waardevermindering van de woning die daaruit voortvloeit komt voor rekening van de aanvrager/eigenaar. De verordening vermeldt alleen waartoe gemeente en aanvragers verplicht zijn. In het geval een woonvoorziening is aangebracht in een huurwoning die niet opnieuw is te verhuren aan mensen die soortgelijke aanpassingen nodig hebben, vergoedt de gemeente verwijderingskosten. Dit zijn werkafspraken met woningbouwcorporaties. Leidt niet tot aanpassing van de verordening. Artikel 25 lid b: Hier staat een fout! artikel 22 moet zijn nr. 23. (3) Dat is inderdaad een fout. Advies: aanpassen in de verordening.
2168110Gemeente Amersfoort
In hoofdstuk 5 missen wij voorzieningen als de scootmobiel, de gesloten buitenwagen en Scootmobiel, gesloten buitenwagen en aanpassingskosten aan de eigen auto vallen de aanpassingskosten van een eigen auto. In de Wvg werden deze voorzieningen onder de alle onder de vervoersvoorzieningen. De uitwerking in soorten voorzieningen krijgt vervoersvoorzieningen omschreven! (3) een plaats in de uitvoeringsbesluiten. Het betreft geen inhoudelijke wijziging, alleen een andere opzet van de stukken. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Artikel 27 Lid 1. Wmo Artikel 4 lid 1 onder heeft als criterium deelname aan het normale maatschappelijk leven. Dit gaat verder dan de ‘zorg’ optiek voorkomen van eenzaamheid. Wmo wil participatie (10).
Artikel 27 lid 2. Lokale verplaatsingen omvang per jaar 1500 tot 2000 kilometer Een differentiatie naar situatie, uraan gebied of ruraal gebied en leeftijdsgebonden vervoersbehoefte, is nodig om aan participatiedoelstelling tegemoet te komen (10). Artikel 27 Waarop zijn de gehanteerde getallen gebaseerd. Het kan er toch zomaar op lijken dat het begrip ‘compensatie’ hier verdwijnt achter het begrip ‘beperking’ (11).
Artikel 28 Het artikel beperkt zich tot alleen rolstoel voorzieningen. Gemist worden een aantal ICF activiteiten o.a. het optillen en dragen van iemand (ondersteunende producten en technologie voor het verplaatsen van personen binnenshuis, buitenshuis en vervoer) (2).
De compensatieplicht betreft het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. De gemeente hoeft geen voorzieningen te verstrekken voor bovenregionaal vervoer. In uitzonderingsgevallen gebeurt dit echter wel, als anders sprake zou zijn van vereenzaming. Dit is een bovenwettelijke voorziening die nu ook bestaat binnen de Wvg. Het criterium van vereenzaming is niet van toepassing op lokaal vervoer, dat wordt in dit artikel ook niet gesteld. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Sinds maart 2002 houdt de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep onder de Wet voorzieningen gehandicapten in dat een vervoersvoorziening of een combinatie van voorzieningen de mogelijkheid moet bieden om op jaarbasis 1.5002.000 kilometer af te leggen. Deze jurisprudentie wordt hier vastgelegd, aangezien met de wet niet wordt beoogd de werkingssfeer van de Wet voorzieningen gehandicapten uit te breiden. Het vervoersgebied van 4 ov-zones of 15 kilometer is ook afkomstig uit het huidige Wvg-beleid en Wvg-jurisprudentie (Zie ook de reactie op artikel 27 lid 1). De gemeente kan van de norm afwijken op basis van de daadwerkelijk vervoersbehoefte. Dit wordt uitgewerkt in het verstrekkingenboek. Leidt niet tot wijziging van de verordening. De verordening vermeldt de hoofdcategorieën van de rolstoelvoorzieningen en verwijst naar het ICF. De opsomming van alle specifieke voorzieningen per categorie krijgt een plaats in de uitvoeringsbesluiten.
2168110Gemeente Amersfoort
In dit artikel vindt een aanzienlijke inperking plaats van het begrip verplaatsen in en rond de woning zoals opgenomen in de Wmo artikel 4. De verordening beperkt zich tot alleen rolstoelvoorzieningen. Het opnemen van mantelzorgers in de Wmo artikel 4 heeft per definitie tot gevolg dat de verenging strijdig is met de Wmo. Hieronder een activiteiten overzicht afkomstig uit de ICF: Het uitvoeren van transfers (d420) Het optillen en dragen van iemand (d430) Het lopen (d450) Zich binnenshuis verplaatsen (d4600) Zich verplaatsen in andere gebouwen dan thuis (d4601) Zich verplaatsen buiten eigen huis en gebouwen (d4602) Ondersteunende producten en technologie voor verplaatsing van personen binnenshuis en buitenshuis en vervoer (e1201) (10) Artikel 29 Verwijzing naar de ABWZ en andere wettelijke regelingen. Wanneer er een algemene rolstoelvoorziening zou bestaan, moet deze aangemerkt worden als een voorliggende voorziening en is het opnemen van artikel 28 overbodig. Ook de verwijzing naar andere wetten is overbodig omdat het hier gaat om kennelijk bedoelde voorliggende voorzieningen die op grond van Wmo art 2 altijd voorgaan (10).
Ondersteunende producten en technologie voor het verplaatsen van personen binnenshuis en voor het maken van transfers, zoals een tillift, vallen onder nietbouwkundige woonvoorzieningen, voorzieningen voor verplaatsen en vervoer buitenshuis vallen onder vervoersvoorzieningen. Het betreft hier geen inperking ten opzichte van het huidige beleid.
Leidt niet tot wijziging van de verordening.
Het verstrekken van rolstoelen voor Incidenteel gebruik gebeurt nu uitsluitend via de thuiszorgwinkel op grond van de AWBZ. Op grond van dit artikel kan de gemeente in specifieke gevallen ook rolstoelen verstrekken voor incidenteel gebruik, als daarvoor een algemene voorziening is georganiseerd. Dit is in Amersfoort op dit moment niet het geval. Als de gemeente ook rolstoelen gaat verstrekken voor incidenteel gebruik, moet duidelijk zijn hoe de AWBZ en de Wmo zijn afgebakend. Advies: verordening op dit punt niet wijzigen. Het onderscheid incidenteel en dagelijks gebruik heeft gelet op inhoud leden 1 en 2 geen Er is geen tegenspraak tussen de begrippen incidenteel en langdurig noodzakelijk. toegevoegde betekenis. De term ‘incidenteel’ is overigens logisch inconsistent met de eis Incidenteel gebruik betreft de frequentie van het gebruik van een rolstoel. De langdurig noodzakelijk (10). frequentie van het gebruik van een rolstoel hangt samen met de mate waarin mensen zich zonder rolstoel kunnen verplaatsen en hun vervoersbehoefte. Langdurig noodzakelijk betreft de periode waarin een voorziening nodig is. Iemand die zijn benen heeft gebroken heeft kan bijvoorbeeld kortdurend dagelijks een rolstoel nodig hebben. Leidt niet tot wijziging van de verordening. De term incidenteel en dagelijks gebruik kan aanleiding zijn voor ongewenste praktijken Bij incidenteel gebruik kunnen mensen een beroep doen op hulpmiddelen van de als het in de herfst inleveren van een rolstoel of pooling. In alle gevallen gaat het bij een thuiszorg. De frequentie van het gebruik van een rolstoel hangt samen met de mate voorziening om het compenseren van de activiteit lopen. Dit is sinds mensenheugenis een waarin mensen zich zonder rolstoel kunnen verplaatsen en hun vervoersbehoefte. permanente menselijke activiteit. (10) Inleveren van rolstoelen in de herfst is geen onderdeel van het huidige beleid. Vanuit het uitgangspunt het huidige beleid voort te zetten zal dat ook niet gebeuren.
2168110Gemeente Amersfoort
Leidt niet tot wijziging van de verordening. Artikel 30. Deze formulering is nauwelijks te begrijpen. Is er een verschil in indicatie Het artikel wordt toegelicht in de artikelsgewijze toelichting. Bewoners van AWBZvoor voorzieningen krachtens de AWBZ en krachtens de Wmo en wat is dan dat verschil? instellingen hebben in sommige gevallen recht op een rolstoel verstrekt op grond (3) van de AWBZ en in sommige gevallen op een rolstoel verstrekt op grond van de Wmo. Dit hangt af van hun AWBZ-indicatie. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Artikel 32. Hoe is de relatie met het Zorgkantoor? Welke waarborgen zijn er dat het Volgens de Wmo moet de gemeente ervoor zorgen dat de toegang tot individuele Wmo deel en het AWBZ deel niet conflicterend zijn of dat mensen tussen wal en schip Wmo-voorzieningen is geregeld in samenhang met de toegang tot AWBZterecht komen? (3) voorzieningen. Dit is geregeld door alle aanvragen te laten lopen via het Zorgloket, zoals ook in de verordening staat. Wanneer iemand zowel AWBZ-voorzieningen als Wmo-voorzieningen nodig heeft wordt een samenhangende indicatie gesteld. Dit is mogelijk doordat het CIZ indiceert voor zowel Wmo-voorzieningen als voor AWBZ-voorzieningen. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Artikel 33 lid a. Het GPPA vindt dit artikel zeer dwingend geformuleerd. Verder maakt Het artikel formuleert een bevoegdheid van het college, die dwingend kan zijn. Dit het GPPA bezwaar tegen het gebruik van het woord ondervragen! Het wekt de indruk dat is niet onjuist. men ter verantwoording geroepen wordt. Wij associëren dit woord met geheel andere De term ondervragen kan zonder problemen worden vervangen door ‘bevragen’, zaken. wat inderdaad vriendelijker klinkt. Aangezien er meer gevraagd kan worden dan het Als alternatief adviseren wij het woord ‘bevragen’ of de zinsnede‘om hem zijn aanvraag toelichten van de aanvraag, achten wij die formulering niet juist. te laten toelichten’. (3) Advies: de term ‘ondervragen’ vervangen door ‘bevragen’. Artikel 33 lid b. Hier staat een fout!Waar betalen staat moet bepalen staan. Dat is inderdaad een fout. Zie verder de reactie op punt 38. Hier graag ook het woord ondervragen vervangen. (3) Advies: de verordening op dit punt aanpassen. Artikel 33 lid 2a. Hoe wordt omgegaan met dossiers van mensen die al langer bekend In dit artikel wordt omschreven dat het college voor de afhandeling van een zijn? Welke informatie krijgen deze personen van de gemeente? (3) aanvraag advies kan vragen aan een adviesinstantie. In de toelichting op dit artikel wordt beschreven dat er een beslisboom wordt gebruikt voor het beoordelen van de noodzaak voor een advies. Aanvragers worden altijd geïnformeerd over de te volgen procedure, dit wordt opgenomen in de afspraken met de uitvoeringsorganisatie. De verordening vermeldt niet de gehele aanvraagprocedure, alleen de daarbij behorende bevoegdheden en verplichtingen. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Artikel 33 lid 5: wordt de ICF-classificering consequent toegepast? (3) Ja. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Artikel 33 Lid 6. De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking enz. De motiveringsplicht is opgenomen in artikel 33 lid 6 van de verordening. De tekst In Wmo artikel 26 (motiveringsplicht) worden in tekst, lid 1 en toelichting twee in de verordening is de letterlijke tekst uit de wet: De motivering van een elementen genoemd die verreist zijn bij de vormgeving van een beschikking. Een beschikking op een aanvraag om een individuele voorziening vermeldt op welke
2168110Gemeente Amersfoort
beschikking dient aan te geven op welke wijze (kwalitatief aspect) en in hoeverre (kwalitatief aspect) de voorzieningen bijdragen aan zelfredzaamheid en normale maatschappelijke participatie. De formulering van de VNG komt hieraan niet tegemoet (10). Artikel 33. Er zijn geen termijnen genoemd (5).
Artikel 34. Wat wordt verstaan onder een samenhangende afstemming? Welke regels worden gehanteerd? Samenhangend met wat? Maakt de gemeente keuzes? Graag omschrijven! (3) Artikel 35. Wat wordt verstaan onder redelijkerwijs? (3)
Er zijn geen termijnen genoemd (5).
artikel 37. zijn geen termijnen genoemd (5)
artikel 37 lid 1a. Het adres van B. en W. vermelden a.u.b. (5)
Artikel 37 lid 1c. Welke bepalingen staan er in de bruikleenovereenkomst? (3)
wijze de genomen beschikking […]. De tekst in de verordening hoeft niet verder te gaan dan de wet. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Artikel 33 betreft de mogelijkheid van het college om advies te vragen voor de afhandeling van een aanvraag. Termijnen waarbinnen een advies moet worden geleverd worden vastgelegd in de overeenkomst met het adviesorgaan. Het college moet zich bij het afgeven van beschikkingen houden aan de AWB; die termijnen hoeven niet te worden herhaald in de verordening. Uiteraard worden termijnen wel opgenomen in informatiemateriaal voor cliënten. Advies: geen termijn opnemen in de verordening, wordt elders vermeld.. De uitwerking van de samenhangende afstemming wordt opgenomen in het Besluit waarnaar dit artikel verwijst. Dit is nog in ontwikkeling. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Dit is een gangbare juridische term. Het gaat erom dat de persoon aan wie een voorziening is verstrekt ‘in alle redelijkheid’ kan weten dat een wijziging in omstandigheden van invloed is op het recht op zijn/haar voorziening. Leidt niet tot wijziging van de verordening. Artikel 35 betreft de verplichting van cliënten om wijzigingen in hun situatie door te geven. De bedoeling is dat zij dit doen zodra de situatie wijzigt, dit staat echter niet in de verordening. Advies: termijn opnemen in de verordening artikel 37 betreft de mogelijkheid een voorziening terug te vorderen als een beschikking is ingetrokken.. Hier is geen termijn aan verbonden. Advies: geen termijn opnemen in de verordening Het adres van B&W wordt vermeld in correspondentie met de cliënt. Advies: geen adres opnemen in de verordening, wordt vermeld in correspondentie met de cliënt. Het betreft de bruikleenovereenkomst zoals die is overeengekomen met de huidige leveranciers. Leidt niet tot wijziging van de verordening.
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder mr R. Luchtenveld
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2112159 : 18 juli 2006 : HB-2.
TITEL Parkeerregulering kop van het Soesterkwartier en het Eemkwartier.
BESLISPUNTEN 1. 2. 3. 4.
Gereguleerd parkeren in te voeren in het Soesterkwartier en Eemkwartier. De verordening parkeerbelastingen 2006-I vast te stellen. De verordening parkeerbelastingen 2006 in te trekken. Instemmen met het uitvoeren van een verkeerskundige evaluatiestudie en een evaluatie van de meningen van betrokkenen in en rondom het gebied in 2008.
AANLEIDING Vanwege openstelling van de stationsingang Noord en de aanwezigheid van zogenaamde gebiedsvreemde parkeerders wordt door bewoners en bedrijven in het Soesterkwartier een aanzienlijke parkeerdruk ervaren. Deze parkeerdruk neemt toe door ontwikkelingen en uitbreidingen in het Soesterkwartier en het Eemkwartier. De gemeente heeft, door vaststelling van het parkeerbeleidsplan (in 2005), zich ten doel gesteld de door bewoners en ondernemers ervaren knelpunten op te lossen en daarmee de leefbaarheid en bereikbaarheid in deze wijken te bevorderen. In het parkeerbeleidsplan is opgenomen dat als parkeerregulering de enige haalbare oplossing blijkt, het kan worden ingevoerd mits een meerderheid van de betrokken bewoners en ondernemers daar voorstander van is. Tevens is opgenomen dat de invoering van parkeerregulering kostenneutraal dient te geschieden.
BEOOGD EFFECT Verbeteren van de leefbaarheid en bereikbaarheid in woonstraten in het Soesterkwartier en het bevorderen van het reguleren van parkeren in het Soesterkwartier en Eemkwartier zodat betrokken groepen (bewoners en bedrijven) optimaal geparkeerd kunnen parkeren en gebiedsvreemde (lang)parkeerders maximaal geweerd worden.
ARGUMENTEN 1.1 Soesterkwartier blijft bereikbaar en leefbaar voor bewoners De infrastructuur van het Soesterkwartier is compact en kan niet voldoen aan de huidige behoefte aan parkeercapaciteit. Door vergunninghouderparkeren in te voeren in genoemde straten in het Soesterkwartier zijn deze straten exclusief bestemd voor de bewoners. 1.2 Gebiedsvreemde (lang)parkeerders worden geweerd Door gebiedsvreemde (lang)parkeerders te weren, wordt het (ervaren) tekort aan parkeercapaciteit voor een deel opgeheven.
1.3 Zowel lang- als kortparkeerders kunnen parkeren Door invoering van betaald parkeren bij bedrijven en in het Eemkwartier hebben andere parkeerders dan de bewoners de mogelijkheid om te parkeren.
-1-
Gemeente Amersfoort
1.4 Systeem is kostendekkend Door invoering van betaald parkeren met huidige tarieven (euro 1,20 op 4-uursplaatsen en euro 1,70 op 1uursplaatsen) worden opbrengsten gegenereerd waarmee de kosten voor invoering van vergunninghouderparkeren kunnen worden gecompenseerd.
1.5 Beleid en uitvoering overeenkomstig andere woongebieden in Amersfoort Invoering van vergunninghoudersparkeren geschiedt volgens vastgesteld beleid en uitvoering overeenkomstig andere vergunninghoudergebieden. Inhoudelijke aanpassingen van de parkeerverordening is niet nodig (tijden, tarieven, enz. blijven ongewijzigd). Dit vergroot de bekendheid en voorkomt onduidelijkheid.
KANTTEKENINGEN 1.1 Niet volledig benutten van de parkeercapaciteit Door het invoeren van vergunninghouderparkeren bestaat de kans dat de aanwezige parkeercapaciteit, gedurende de tijden van regulering, niet volledig wordt benut. Parkeerplaatsen die niet door bewoners worden bezet, kunnen niet door anderen worden gebruikt. 1.2 Olievlekwerking, verschuiving van parkeerprobleem Door invoering van gereguleerd parkeren kan een verschuiving ontstaan, waarbij gebiedsvreemde parkeerders en bewoners met meerdere (bedrijfs)auto’s gaan uitwijken naar andere aanliggende straten. 1.3 Gedeeltelijke oplossing van de parkeerproblematiek Vergunninghoudersparkeren geeft de bewoners niet de garantie dat zij op elke moment van de dag voor hun deur danwel dicht in de buurt kunnen parkeren. Het tekort aan parkeercapaciteit blijft voor een deel bestaan op andere uren dan de tijden van gereguleerd parkeren.
FINANCIËN In het vastgestelde parkeerbeleidsplan is de voorwaarde voor het invoeren van gereguleerd parkeren opgenomen dat dit kostenneutraal dient te geschieden. Door invoering van betaald parkeren in het Soesterkwartier en Eemkwartier wordt ook aan anderen dan bewoners en bedrijven de mogelijkheid geboden om te parkeren. De opbrengsten die hiermee gegenereerd worden maken het invoeren van vergunninghoudersparkeren mogelijk.
VERVOLG Afhankelijk van de besluitvorming zal het implementatietraject worden opgestart. In dit traject zijn opgenomen: aanschaf parkeerapparatuur, uitbreiding handhaving, uitvoer vergunninguitgifte, uitvoer bebording en markering. De duur van dit implementatietraject is circa 8 tot 10 weken.
-2-
Gemeente Amersfoort
BETROKKEN PARTIJEN Gemeente (wijkmanager, parkeermanager, verkeerskundigen) en vertegenwoordigers van Parkeerservice (projectleider en communicatiespecialist) Verder zijn ook projectleiders van de te ontwikkelen gebieden betrokken. Externe betrokken partijen zijn bewoners, vertegenwoordigers van bewonersverenigingen, betrokken bedrijven (vanwege de enquete) en afdeling Handhaving van politie. Communicatie heeft plaatsgevonden door middel van het uitbrengen van een Stadsbericht, persberichten, het organiseren van twee informatieavonden.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Drs. P.J. Buytels
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- Raadsbesluit - Achtergrondinformatie voorstel invoeren parkeerregulering Soesterkwartier en Eemkwartier - Concept verordening Parkeerbelasting 2006-I
-3-
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2112159
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 juli 2006, sector SOB/RO (nr.2112159; b e s l u i t:
1. 2. 3. 4.
gereguleerd parkeren in te voeren in het Soesterkwartier en Eemkwartier; de verordening parkeerbelastingen 2006-I vast te stellen; de verordening parkeerbelastingen 2006 in te trekken; instemmen met het uitvoeren van een verkeerskundige evaluatiestudie en een evaluatie van de meningen van betrokkenen in en rondom het gebied in 2008.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 september 2006 de griffier
de voorzitter
-4-
Gemeente Amersfoort
ACHTERGRONDINFORMATIE INVOEREN GEREGULEERD PARKEREN SOESTERKWARTIER EN EEMKWARTIER
Om inzicht te krijgen in de door bewoners en bedrijven van het Soesterkwartier en Eemkwartier ervaren parkeerknelpunten is een inventarisatie uitgevoerd. De resultaten uit deze inventarisatie vormen de basis voor het voorstel om parkeerregulering in te voeren in de kop van het Soesterkwartier en het Eemkwartier.
Inventarisatie parkeerknelpunten De inventarisatie bestond uit: 1. het vaststellen van het zogenaamde zoekgebied waar parkeerdruk mogelijk wordt ervaren; 2. het opstellen en versturen van een enquête aan bewoners en bedrijven in dit gebied; 3. het uitgeven van een StadsberichtExtra waarin ondermeer uitleg is gegeven over de aanleiding en doel, de enquête en de mogelijkheden voor parkeerregulering; 4. het organiseren van twee inloopavonden voor bewoners, bedrijven en instellingen; 5. het opnieuw versturen van een enquête alleen aan bewoners van G. van Stellingwerfstraat. Ad 1. Zoekgebied Het vastgestelde zoekgebied is het gebied tussen achterzijde stationsingang (Piet Mondriaanlaan) langs het spoor tot aan rivier de Eem via Geldersestraat, Lingestraat, Sint Willibrordusstraat en Aucubastraat. Het betreft het zogeheten A-gebied. Bewoners, bedrijven en instellingen in dit gebied hebben de enquête ontvangen. Naast een A-gebied is een B-gebied aangewezen. De bewoners en bedrijven in dit gebied zijn door middel van een informatiebrief geïnformeerd over de enquête en de inhoudelijke voorstellen over regulering. In bijlage 1 is een gebiedskaart van het zoekgebied opgenomen. Ad 2. Enquête De enquête is opgebouwd uit 8 vragen, waarvan 4 gesloten vragen (waarvan 1 met de mogelijkheid om nadere uitleg te geven). De belangrijkste vragen waren of ‘parkeeroverlast wordt ervaren’ en ‘of men voor of tegen gereguleerd parkeren is’. Met gereguleerd parkeren in dit voorstel wordt bedoeld vergunninghouderparkeren met op enkele locaties betaald parkeren. Bij de vraag of men voor of tegen is, is tevens gevraagd naar de reden ervan. Ook is de vraag gesteld of men mogelijkheden ziet voor het oplossen van de parkeerproblematiek. Om fraude te voorkomen zijn alle enquêtes uniek genummerd. In bijlage 2 is de enquête opgenomen. Ad 3. StadsberichtExtra Een StadsberichtExtra informeert bewoners en bedrijven in Amersfoort over plannen en werkzaamheden in een (betreffend) gebied. Er is een StadsberichtExtra verpreid in het gebied Soesterkwartier / Eemkwartier, waarin uitleg is gegeven over de geconstateerde parkeerdruk, maatregelen tot het oplossen van deze parkeerdruk en uitleg daarover. Ook is het betreffende (zoek)gebied opgenomen, de enquête en uitleg hierover. Ad 4. Inloopavonden Om vragen omtrent het gebied, de enquête en/of parkeerregulering te beantwoorden en toe te lichten zijn in februari 2006 twee inloopavonden georganiseerd. Vooral door de bewoners is gebruik gemaakt van deze inloopavonden. De beide avonden verliepen plezierig, waren informatief en nuttig.
Resultaten enquête In het in 2005 vastgestelde parkeerbeleidsplan is opgenomen dat bewoners de mogelijkheid hebben hun mening te geven over voorgestelde maatregelen door middel van een enquête (en daarmee invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming). Aan deze vorm van beïnvloeding zijn randvoorwaarden opgesteld, zoals een minimum percentage aan respons. Voor dit project gelden de volgende randvoorwaarden: - de beoordeling vindt per straat plaats, - de minimale respons per straat is 25%, - ten minste 50% van de respondenten dient voor (invoering van voorgestelde parkeerregulering) te zijn.
-1ACHTERGRONDINFORMATIE INVOEREN GEREGULEERD PARKEREN SOESTERKWARTIER EN EEMKWARTIER
Gemeente Amersfoort
Aan circa 1525 adressen is een brief met het StadsberichtExtra en de enquête verstuurd. Tot en met 3 maart 2006 kregen de respondenten de mogelijkheid via de enquête hun mening te geven. Het aantal retour ontvangen enquêtes betreft 514 (34%). Als eerste is gevraagd of men parkeeroverlast ervaart. Van de respondenten ervaren 236 (46%) wel parkeeroverlast, 258 (50%) ervaren dat niet. 20 respondenten (4%) hebben deze vraag niet beantwoord of hebben beide mogelijkheden ingevuld. Vervolgens is gevraagd of men voor of tegen parkeerregulering is zoals voorgesteld in het Stadsbericht. Van de respondenten die deze vraag beantwoordden is 243 (47%) tegen regulering, 207 (40%) is voor parkeerregulering. 40 respondenten (8%) hebben geen mening en de overige 22 (4%) respondenten hebben deze vraag niet beantwoord. Meest genoemde redenen waarom de bewoners voor invoering van vergunninghouderparkeren zijn, zijn; • het tekort aan parkeerplaatsen, • de aanwezigheid van gebiedsvreemde parkeerders (werkzaam in de stad, NS-reizigers). Meest genoemde redenen waarom de bewoners tegen invoering van vergunninghouderparkeren zijn, zijn; • de (extra) kosten voor de aanschaf van de vergunning, • dat men een eigen parkeerplaats heeft, • dat men geen overlast ervaart. Aan de hand van de ingevulde postcodes en huisnummers is vervolgens onderzocht of er een verband bestaat tussen locatie (adres van respondenten) en mening over parkeerregulering. Door deze data te koppelen wordt de vraag beantwoord in welke straten in het Soesterkwartier de bewoners vergunninghouderparkeren wensen. Deze straten betreffen P. Pijperstraat, L. van Noortstraat, N. Pienemanstraat, J. Hoornstraat, Soesterweg (vanaf P.Pijperstraat tot en met G. van Stellingswerfstraat), Puntenburgerlaan (vanaf P.Pijperstraat tot Noorderwierweg) Groningerstraat, Zeeuwsestraat, Flevostraat. In deze straten hebben meer dan 25% van de bewoners een enquête ingevuld, waarvan meer dan 50% voor invoering van gereguleerd parkeren is. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarden vastgesteld in het parkeerbeleidsplan. De bewoners van andere straten (zoals de Amsterdamseweg, Aucubastraat, Dollardstraat, Drentsestraat, Geldersestraat, Hollandsestraat, Ijsselstraat, Ligusterstraat, Matthias Withoosstraat, Nijverheidsweg-Noord, Paulus Borstraat, Roerstraat, Sint Bonifaciusstraat en Sint Willebrordusstraat) waren tegen invoering van gereguleerd parkeren of onvoldoende voor (de vereiste genoemde percentages werden niet gehaald). Aangezien de G. van Stellingwerfstraat de grensstraat is van het te reguleren gebied zijn de bewoners van deze straat vanwege de consequenties van de invoering van parkeerregulering (overloop en daarmee overlast) nogmaals benaderd. Zij hebben 2 keer de enquête ingevuld. De bewoners van de G. van Stellingswerfstraat hebben tegen gereguleerd parkeren gestemd (57% bij de 1e enquête en 53% bij de 2e enquete). Ten aanzien van de invoering van betaald parkeren worden de volgende gebieden voorgesteld: Piet Mondriaanlaan en Piet Mondriaanplein, parkeervoorzieningen voor winkels hoek Puntenburgerlaan-Noorderwierlaan, deel Groningerstraat (vanaf Flevostraat tot Eemplein), parkeervoorzieningen in het gebied tussen de Amsterdamseweg tot aan De Nieuwe Poort, Brabantsestraat en Kleine Koppel. De voornaamste reden voor invoering van betaald parkeren in deze gebieden is dat aan andere parkeerders dan vergunninghouders de mogelijkheid tot parkeren wordt geboden. Zo blijven winkels en bedrijven bereikbaar. De bewoners in het Soesterkwartier zullen hiervan geen overlast ervaren aangezien deze gebieden elders gelegen zijn dan wel dat met de bewonersvergunning geparkeerd kan worden in de betaald parkeergebieden. In bijlage 3 is een plattegrond opgenomen met het voorgestelde te reguleren gebieden. Andere vragen in de enquête hadden betrekking op het aantal voertuigen per huishouden of bedrijf, het al dan niet hebben van een eigen parkeerplaats en of de respondent de enquête als bewoner of bedrijf heeft ingevoerd. Van de respondenten heeft 15% geen voertuig, 61% heeft 1 voertuig, 18% heeft 2 voertuigen en 6% heeft 3 of meer voertuigen. Zo’n 32% van de respondenten heeft een eigen parkeerplaats. Van de respondenten heeft 11% als ‘bedrijf’ de enquête ingevuld.
Conclusies Op basis van de uitkomsten uit de enquête kan worden geconcludeerd dat bewoners in straten direct gelegen achter het NS-station voor invoering van vergunninghouderparkeren zijn in hun straat. Het gaat om de straten P. Pijperstraat, L. van Noortstraat, N. Pienemanstraat, J. Hoornstraat, Soesterweg (vanaf P.Pijperstraat tot en met G. van Stellingswerfstraat), Puntenburgerlaan (vanaf P.Pijperstraat tot Noorderwierweg)
-2ACHTERGRONDINFORMATIE INVOEREN GEREGULEERD PARKEREN SOESTERKWARTIER EN EEMKWARTIER
Gemeente Amersfoort
Groningerstraat (tot hoek Flevostraat), Zeeuwsestraat en Flevostraat. Dit gebied wordt aangeduid met de benaming B7. Ten aanzien van de invoering van betaald parkeren worden de volgende gebieden voorgesteld; P. Mondriaanlaan en P. Mondriaanplein, parkeervoorzieningen voor winkels hoek Puntenburgerlaan-Noorderwierlaan, deel Groningerstraat (vanaf Flevostraat tot Eemplein), parkeervoorzieningen in het gebied tussen de Amsterdamseweg tot aan De Nieuwe Poort, Brabantsestraat en Kleine Koppel.
-3ACHTERGRONDINFORMATIE INVOEREN GEREGULEERD PARKEREN SOESTERKWARTIER EN EEMKWARTIER
Gemeente Amersfoort
Kaart zoekgebied (reg.nr. 2140564)
-4ACHTERGRONDINFORMATIE INVOEREN GEREGULEERD PARKEREN SOESTERKWARTIER EN EEMKWARTIER
Gemeente Amersfoort
Enquete (reg.nr. 2140665)
-5ACHTERGRONDINFORMATIE INVOEREN GEREGULEERD PARKEREN SOESTERKWARTIER EN EEMKWARTIER
Gemeente Amersfoort
Overzichtkaart reguleringsgebieden inclusief Soesterkwartier en Eemkwartier (reg.nr. 2140789)
-6ACHTERGRONDINFORMATIE INVOEREN GEREGULEERD PARKEREN SOESTERKWARTIER EN EEMKWARTIER
Gemeente Amersfoort
Overzichtkaart voorgesteld reguleringsgebied (reg.nr. 2140794)
-7ACHTERGRONDINFORMATIE INVOEREN GEREGULEERD PARKEREN SOESTERKWARTIER EN EEMKWARTIER
Gemeente Amersfoort
VERORDENING
Reg.nr.
2112159
De raad van de gemeente Amersfoort; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 juli 2006, sector SOB/RO (nr. 2112159), overwegende dat het gewenst is regels te stellen voor het innen van belastingen inzake het parkeren in de gemeente Amersfoort; gelet op artikel 147, eerste lid, en artikel 149, artikel 225 en artikel 228 van de Gemeentewet en op de Algemene wet bestuursrecht; b e s l u i t: vast te stellen de volgende verordening:
Verordening parkeerbelastingen 2006-I Artikel 1
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden; b. houder: diegene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven; c. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan; d. wegen: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet 1994. Artikel 2 1.
2.
Belastbaar feit Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven: a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel in de daarin aangewezen gevallen door burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze; b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze. Onder de naam parkeerplaatsgeld worden geheven de rechten als bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet, terzake van parkeerplaatsgebruik, waaronder moet worden verstaan het afzetten van een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats dan wel het houden van een voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, op een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats.
-1VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2006-I
Gemeente Amersfoort
Artikel 3 1. 2.
3.
4. 5.
Artikel 4
Belastingplicht De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het voertuig heeft geparkeerd. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt: a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen; b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a., heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat: 1e indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd; 2e indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a., wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b., als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b., wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd. Het parkeerplaatsgeld, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven van de natuurlijke of rechtspersoon, die de parkeerapparatuurplaats of belanghebbendenplaats afzet of laat afzetten dan wel het betreffende voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, op een parkeerapparatuurplaats of op een belanghebbendenplaats houdt. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel. Artikel 5 1. 2. 3. Artikel 6 1.
2.
3.
Ontstaan van de belastingschuld De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a., is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b., is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend. Het parkeerplaatsgeld, bedoeld in artikel 2 tweede lid, is verschuldigd bij de aanvang van het tijdvak waarop de aangifte betrekking heeft. Wijze van heffing en termijn van betaling De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a., voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren. Met betrekking tot de voldoening van belasting geldt dat: a. de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b., wordt geheven bij wege van mondelinge- dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een nota; b. in geval de kennisgeving mondeling wordt gedaan de belasting moet worden voldaan op het moment van uitgifte van de vergunning; c. in geval van een schriftelijke kennisgeving dient de belasting terstond te worden voldaan, voordat de vergunning wordt verleend. Het parkeerplaatsgeld, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij aanvang van het tijdvak waarop de aangifte betrekking heeft.
-2VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2006-I
Gemeente Amersfoort
4.
Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.
Artikel 7
Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a., mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit. Artikel 8
Vrijstelling
Houders van een gehandicaptenparkeerkaart zijn vrijgesteld van betaling van de parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a.. De gehandicaptenparkeerkaart wordt tevens aangemerkt als vergunning, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b.. Artikel 9
Kosten
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a., bedragen € 47,-, zegge: zevenenveertig euro. Artikel 10 Kwijtschelding Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van parkeerbelastingen. Artikel 12 Inwerkingtreding, overgangsregeling en citeertitel 1.
2. 3.
De "Verordening Parkeerbelastingen 2006" van 11 oktober 2005 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van inwerkingtreding, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Deze Verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2006. De Verordening kan worden aangehaald als 'Verordening Parkeerbelastingen 2006-I’.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 september 2006. de griffier,
de voorzitter,
PUBLICATIEDATUM:
Bijlage 1: Tarieven- en kostentabel Bijlage 2: Kostenonderbouwing naheffingsaanslag 2006 Bijlage 3: Overzichtskaart tariefzones
-3VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2006-I
Gemeente Amersfoort Bijlage 1 Verordening Parkeerbelastingen 2006-I
1. TARIEVENTABEL Behorende bij en deel uitmakende van de Verordening Parkeerbelastingen 2006-I. Artikel 1 Begripsomschrijvingen In deze tabel wordt verstaan onder: a. dag: periode van 00.00 uur tot 24.00 uur b. maand: een kalendermaand c. jaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december. Artikel 2 De Tariefzones en betaald-parkeergebieden A. Onder de in de artikelen 3 en 4 van deze tabel genoemde tariefzones A, B, en G, worden de navolgende gebieden verstaan, welke hiermee tevens zijn aangewezen als betaaldparkeergebieden als bedoeld in artikel 2 onder a van de verordening: 1.
Zone A: Het gebied dat wordt omringd door de volgende wegen, weggedeelten, pleinen c.q. waterpartijen: Hooglandseweg-Zuid, Beek, Heiligenbergerbeek, Stadsring (met uitzondering van het weggedeelte tussen Hendrik van Viandenstraat en Flierbeek), Arnhemseweg, Pr. Julianaplein, Pr. Julianaplein tussen Lange Beekstraat en Aldegondestraat, Leusderweg (tot aan de Ponlijn), Ponlijn, Kersenbaan, Stationsstraat, Barchman Wuytierslaan (tussen Koningin Wilhelminalaan en Heinsiuslaan), spoorlijn Amersfoort-Zwolle tot aan Hooglandseweg-Zuid.
2.
Zone B: Het gebied dat wordt begrensd door de gemeentegrens en de begrenzing van de tariefzone A.
3.
Zone C: Vervallen
4.
Zone G: Het gebied, dat samenvalt met tariefzone A en B voor zover op plaatsen zoals bedoeld in art. 3, lid 3 en art. 3, lid 4.2 van deze tarieventabel.
B.
De in dit artikel onder A, 1 en 2 genoemde weggedeelten, wegen en pleinen vallen in het geheel binnen het zonegebied, met uitzondering van de onderstreepte wegen of weggedeelten of tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven.
Artikel 3 Vergunninggebieden Als gebieden voor het parkeren voor vergunninghouders bedoeld in artikel 2 onder b van de verordening worden aangewezen: 1. 1.1
In tariefzone A: het gebied omringd door de Eem, Beek, Heiligenbergerbeek, Stadsring, Stadsring tussen Flierbeek en Hendrik van Viandenstraat, Arnhemseweg, Pr. Julianaplein met uitzondering van het wegvak tussen Lange Beekstraat en Aldegondestraat, Lange Beekstraat 12 t/m 66 (even), Korte Beekstraat, gebouwencomplex de Soeverein, Leusderweg (tot aan Ponlijn), Ponlijn, Stationsstraat, Stationsplein, Barchman Wuytierslaan (tussen Koningin Wilhelminalaan en Heinsiuslaan), spoorlijn Amersfoort-Zwolle tot aan de Eem, als vergunninggebied A1;
1.2
het gebied omringd door Hooglandseweg-Zuid, Bloemendalse Buitenkade, Schimmelpennickkade, spoorlijn Amersfoort-Zwolle vanaf de Eem tot aan Hooglandseweg-Zuid, als vergunninggebied A2.
-4-
Gemeente Amersfoort Bijlage 1 Verordening Parkeerbelastingen 2006-I
2. 2.1
In tariefzone B: het gebied omringd door Berkenweg, Stationsplein, Barchman Wuytierslaan tussen Koningin Wilhelminalaan en Heinsiuslaan, Barchman Wuytierslaan tussen Heinsiuslaan en A.Kuyperlaan, A.Kuyperlaan tot aan Van Limburg Stirumlaan, A.Kuyperlaan tussen Van Limburg Stirumlaan en Koningin Wilhelminalaan, Pr. Frederiklaan, Utrechtseweg tussen Pr.Frederiklaan en de Westerstraat, Utrechtseweg tussen Westerstraat en Ponlijn als vergunninggebied B1;
2.2
het gebied omringd door de Stadsring, H. van Viandenstraat, Bisschopsweg tussen de Hendrik van Viandenstraat en Arnhemseweg -met inbegrip van Zandgat -, Weistraat, Veldstraat, Arnhemseweg tussen Veldstraat en Julianaplein, Julianaplein (oostkant tussen Aldegondestraat en Lange Beekstraat), Lange Beekstraat 12 t/m 66 (even), Korte Beekstraat, gebouwencomplex de Soeverein, Arnhemseweg (tussen Julianaplein en Stadsring. En verder Kroontjesmolen, Burgerbuurt en het parkeerteerrein met ingang aan de Rubensstraat (tegenover Bisschopsweg 144) als vergunninggebied B2;
2.3
het gebied omringd door de Stadsring (parallelweg tussen Hendrik v. Viandenstraat en Heiligenbergerbeek), Heiligenbergerbeek, Bisschopsweg -tussen H. van Viandenstraat en Heiligenbergerbeek- en H. van Viandenstraat als vergunninggebied B3;
2.4
het gebied omringd door de Van Galenstraat, Banckerstraat, Pullstraat, Van Randwijcklaan, Cartierstraat, Columbusweg, St. Brandaenstraat, Hogeweg, Stadsring, Flierbeeksingel, Scheltussingel, Hooglandseweg-Zuid, als vergunninggebied B4;
2.5
het gebied omringd door de Utrechtseweg gelegen tussen Ponlijn en Westerstraat, Westerstraat met uitzondering van het wegvak Westerstraat gelegen tussen Utrechtseweg en Appelweg, Appelweg 2, Leusderweg, Ponlijn als vergunninggebied B5;
2.6
het gebied omringd door de Flierbeek, Catharine van Rennespad, Blekerssingel, Heiligenbergerbeek, Stadsring, Stadsring tussen Flierbeek en Heiligenbergerbeek als vergunninggebied B6;
2.7
het gebied omringd door de spoorlijn Amersfoort – Zwolle vanaf het Piet Mondriaanplein tot de rivier de Eem, rivier de Eem tot Brabantsestraat, Brabantsestraat, Nieuwe Poort met in begrip van Amsterdamseweg tot huisnummer 16, Groningerstraat vanaf Nieuwe Poort met in begrip van de Zeeuwsetraat, Noorderwierweg tot Gerrit van Stellingwerfstraat, Gerrit van Stellingwerfstraat, Soesterweg tot en met huisnummers 46 (even) en 111 (oneven), als vergunninggebied B7.
3.
In tariefzone G: het gebied omringd door de grenzen van tariefzones A en B op de daartoe aangewezen plaatsen in de zin van lid 4.2 van dit artikel;
4. 4.1
Bijzondere aanwijzingen: binnen de onder lid 1 en 2 genoemde gebieden, wegen en terreinen worden de door Burgemeester en Wethouders bij openbaar te maken besluit aangewezen betaald-parkeerplaatsen met apparatuur geschikt voor een maximale parkeerduur van meer dan één uur eveneens als parkeerplaatsen voor vergunninghouders aangewezen;
4.2
binnen de onder lid 1, 2 en 3 genoemde gebieden, wegen en terreinen worden door Burgemeester en Wethouders de greenwheelplaatsen aangewezen bij openbaar te maken besluit;
5.
De in dit artikel genoemde weggedeelten, wegen en pleinen vallen in het geheel binnen het vergunninggebied, met uitzondering van de onderstreepte wegen of weggedeelten tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven.
-5-
Gemeente Amersfoort Bijlage 1 Verordening Parkeerbelastingen 2006-I
Artikel 4 Tarieven van de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a., van de Verordening. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2 sub a. van de Verordening bedraagt: in zone bij parkeerapparatuur bedrag per uur
A
B
voor parkeertijd van maximaal 1 uur maximaal 4 uur 1 kalenderdag
maximaal 1 uur maximaal 4 uur 1 kalenderdag
€ 2,20 per uur € 1,80 per uur € 1,20 per uur per kalenderdag max. € 6,00 € 1,70 per uur € 1,20 per uur € 1,20 per uur per kalenderdag max. € 6,00
Artikel 5 Tarieven van de belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b., van de Verordening. 1. Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b., van de Verordening bedraagt: 1.1 voor een vergunning van bewoners voor een gebied gelegen in zone A, als bedoeld in artikel 2 van deze tarieventabel per jaar: € 79,20; 1.2 voor een vergunning van bewoners voor het gebied gelegen in zone B, als bedoeld in artikel 2 van deze tarieventabel per jaar: € 65,40; 1.3 voor een daluren-bezoekersvergunning voor de gebieden waar deze voor van toepassing zijn, als bedoeld in artikel 2 van deze tarieventabel per jaar: € 42,60; 1.4 voor een vergunning van bewoners voor het gebied gelegen in zone G, als bedoeld in artikel 2 van deze tarieventabel per jaar: € 79,20; 1.5 voor een vergunning van bedrijven geldig voor alle gebieden in de zones A en B als bedoeld in artikel 2 van deze tarieventabel per jaar: € 800,00; 1.6 voor een vergunning van bedrijven gevestigd in zone A voor een gebied gelegen in zone A, als bedoeld in artikel 2 van deze tarieventabel per jaar: € 213,-; 1.7 voor een vergunning van bedrijven gevestigd in zone A voor een bepaalde locatie in het gebied B1 gelegen in zone B, als bedoeld in artikel 2 van deze tarieventabel per jaar: € 106,80; 1.8 voor een vergunning van bedrijven gevestigd in zone B voor een gebied gelegen in zone B, als bedoeld in artikel 2 van deze tarieventabel per jaar: € 106,80; 1.9 voor een vergunning van bedrijven gevestigd in Amersfoort, maar buiten zone A of B voor een gebied gelegen in zone A of B, als bedoeld in artikel 2 van deze tarieventabel per jaar: € 213,-; 1.10 voor een vergunning geldig voor artsen in de zones A en B als bedoeld in artikel 2 van deze tarieventabel per jaar € 260,40. 2. 2.1 2.2 2.3 2.4
3.
Het tarief voor een dagvergunning bedraagt: voor het parkeren op een parkeerplaats met parkeerapparatuur geschikt voor een parkeertijd van één uur: € 13,10; voor het parkeren op parkeerplaatsen met parkeerapparatuur anders dan bedoeld in onderdeel 2.1, van dit artikel of belanghebbendenplaats geldig in alle zones: € 6,60; voor het parkeren op een parkeerplaats met parkeerapparatuur, anders dan bedoeld in onderdeel 2.1, van dit artikel of vergunningplaats in zone A: € 3,30; voor het parkeren op een parkeerplaats met parkeerapparatuur, anders dan bedoeld in onderdeel 2.1., van dit artikel of vergunningplaats in zone B: € 2,20. Het tarief voor een maandvergunning geschikt voor het parkeren op alle parkeerplaatsen met parkeerapparatuur of belanghebbendenplaats geldig in alle zones bedraagt € 126,60.
-6-
Gemeente Amersfoort Bijlage 1 Verordening Parkeerbelastingen 2006-I
Artikel 6 Tarief voor parkeerplaatsgeld als bedoeld in artikel 2, tweede lid. Het parkeerplaatsgeld als bedoeld in artikel 2, tweede lid bedraagt: € 6,60. Artikel 7 Berekening tarieven bij wijzigingen gedurende het jaar. Indien de belastingplicht ter zake van de vergunningen als bedoeld in artikel 5, onder 1.1, 1.2 en 1.3, van deze tarieven- en kostentabel wordt beëindigd in de loop van het jaar, wordt op schriftelijk verzoek ontheffing verleend over het volle aantal maanden dat na beëindiging van de belastingplicht nog overblijft.
-7-
Gemeente Amersfoort Bijlage 2 Verordening Parkeerbelastingen 2006-I
2. KOSTENONDERBOUWING NAHEFFINGSAANSLAG 2006 Berekening kostprijs naheffingsaanslag parkeerbelasting Kostprijs 2005 Kostprijs 2006 Kosten controle door politie Regio Utrecht - naheffingsaanslagen parkeerbelasting
313.020 313.020
334.682 334.682
Kosten ParkeerService Amersfoort - opleggen naheffingsaanslagen - behandelen bezwaar en beroep - dwanginvordering van naheffingsaanslagen
148.389 50.301 49.044 49.044
190.002 72.605 61.547 55.850
8.900
8.900
470.309
533.584
10.000
11.000
Kostprijs per naheffingsaanslag
47
49
Maximale tarief
46
47
Kapitaallasten handcomputers Totale kosten t.b.v. naheffingsaanslagen Aantal naheffingsaanslagen
Bron: ParkeerService Amersfoort
Gemeente Amersfoort Bijlage 3 Verordening Parkeerbelastingen 2006-I
3. OVERZICHTSKAART TARIEFZONES Kaart behorende bij Verordening parkeerbelastingen 2006-I, gebiedsindeling vergunninggebieden 2006
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Burgemeester A. van Vliet-Kuiper
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2167511 : 29 augustus 2006 : HB-3
TITEL Stemmen in een willekeurig stemlokaal
BESLISPUNTEN Deel te nemen aan het experiment Stemmen in een willekeurig stembureau (SW) bij de Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2006 en bij de verkiezing van de leden van Provinciale Staten op 7 maart 2007.
AANLEIDING Uitnodiging van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om deel te nemen aan het experiment SWS bij de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2006.
BEOOGD EFFECT De burger gelegeheid te geven in een zelf gekozen stembureau in Amersfoort zijn of haar stem uit te brengen.
ARGUMENTEN 1.1 Door het Ministerie is wederom besloten een experiment met SWS te houden, omdat het door de vervroeging van de Tweede Kamerverkiezingen niet meer mogelijk is het wetsvoorstel inzake het stemmen in een willekeurig stemlokaal door beide kamers te laten behandelen 1.2 Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 7 maart 2006 is eveneens besloten tot deelname aan dit experiment. 1.3 De Experiementwet Kiezen op Afstand vereist dat de gemeenteraden instemmen met deelname. KANTTEKENINGEN 1.1 In tegenstelling tot het experiment bij de gemeenteraadsverkiezingen op 7 maart 2006 is er nu geen stimuleringsbijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beschikbaar. FINANCIËN De kosten hiervoor zullen naar schatting 5000 euro bedragen.
VERVOLG Deelname melden.
Inlichtingen bij:
J.A. de Grijs, DIA/BB, (033) 469 47 71
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 2
BETROKKEN PARTIJEN Niet van toepassing.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Drs. P.J. Buytels
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- raadsbesluit
2167511Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2167511
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 augustus 2006, sector DIA/BB (nr.2167511); b e s l u i t:
Deel te nemen aan het experiment Stemmen in een willekeurig stembureau (SW) bij de Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2006 en bij de verkiezing van de leden van Provinciale Staten op 7 maart 2007.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 september 2006. de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder drs. J.A. Hekman
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2168247 : 29 augustus 2006 : HB-4
TITEL Verzoek om vergoeding planschade Van Tuyllstaat 67
BESLISPUNTEN 1. Het verzoek namens de heer en mevrouw Mulder-Loeffen om vergoeding van planschade ex artikel 49 WRO inzake Van Tuyllstraat 67 toe te wijzen. 2. Voornoemde personen een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van € 12.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2004 tot de dag van uitbetaling.
AANLEIDING Bij brief door ons ontvangen op 9 juli 2004, is namens de heer A.A.E. Mulder en mevrouw J.A.M. MulderLoeffen (hierna: verzoekers) een verzoek om schadevergoeding ex artikel 49 WRO ingediend inzake hun woning aan de Van Tuyllstraat 67 te Hooglanderveen. Aanleiding daartoe is het bestemmingsplan Vathorst, waardoor verzoekers van mening zijn dat hun woning in waarde is gedaald. Voor de verdere motivering hiervan verwijzen wij u kortheidshalve naar de brief van verzoekers die als bijlage bij het rapport van de SAOZ is gevoegd. Overeenkomstig de door de raad vastgestelde verordening procedure planschadevergoeding, hebben wij de planschadebeoordelingscommissie, de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) te Rotterdam, verzocht ons over het verzoek te adviseren. Omdat in artikel 49 WRO (oud) expliciet is vermeld dat de raad een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekent, dient dit voorstel ter besluitvorming aan uw raad te worden voorgelegd.
BEOOGD EFFECT Besluitvorming over verzoek om vergoeding van planschade.
ARGUMENTEN 1.
Onlangs heeft de SAOZ haar advies aan ons toegezonden, waaruit blijkt dat verzoekers in planologisch opzicht in een nadeliger positie zijn komen te verkeren. Daartoe heeft de SAOZ een vergelijking gemaakt tussen het planologisch regime van het bestemmingsplan Buitengebied II en dat van het bestemmingsplan Vathorst in samenhang met het uitwerkingsplan “Vathorst, uitwerkingsplan De Velden 3abc, 2005”. Op basis van het plan Buitengebied II had het gebied ten zuidwesten van de woning een agrarisch karakter met op een afstand c. 58 meter een ruim bebouwingsvlak ten behoeve van agrarische bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen een woning. Met vrijstelling was onder bepaalde voorwaarden een tweede bedrijfswoning toegestaan. Op deze mogelijke bebouwing na hadden verzoekers vanuit de woonkamer zicht over een grotendeels onbebouwd agrarisch gebied. Thans is een woonwijk gerealiseerd met –vanuit de woning van verzoekers in zuid(west)elijke richting gezien- een diepte van circa 110 meter met woningen en infrastructuur met de daaraan inherente vormen van hinder.
Inlichtingen bij:
mw.mr. A.E. Buteyn, SOB/EO, (033) 469 44 63
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 2
Ondanks de bestaande bebouwings- en gebruiksmogelijkheden in de oude situatie, liet het gebied zich karakteriseren als een gebied met een landelijke uitstraling en lag de woning aan de rand van de bebouwde kom. In de nieuwe situatie ligt de woning in de bebouwde kom, nabij een woonwijk met bijbehorende bebouwing en infrastructuur.Hierdoor is de situeringswaarde en het uitzicht van verzoekers aangetast. Door de woonfunctie van het nieuwe plan wordt de privacy van verzoekers in een grotere mate aangetast dan voorheen bij een maximale invulling het oude bestemmingsplan. Door de planologische mutatie is in beginsel nadeel ontstaan. Ingeschat wordt dat op basis van de uitwerkingsregels en de huidige inzichten met betrekking tot de inrichting van het gebied waardevermindering is opgetreden. 2.
De SAOZ adviseert het verzoek om planschade toe te wijzen en aan verzoekers een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van € 12.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2004 tot de dag van uitbetaling. Voor een nadere motivering van dit advies verwijzen wij u kortheidshalve naar het rapport van de SAOZ dat voor u ter inzage is gelegd. Alvorens een definitief besluit te nemen in deze zaak en uw raad een voorstel te doen, hebben wij verzoekers conform de verordening procedure planschadevergoeding, in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Hiervan hebben verzoekers geen gebruik gemaakt. In de gegeven situatie, waarbij het advies van de SAOZ geacht wordt deel uit te maken van onze motivering, is er ons inziens rechtsgrond aanwezig om verzoekers een redelijke schadevergoeding toe te kennen ter hoogte van het door de SAOZ vastgestelde bedrag. Voorts hebben wij overwogen dat niet is gebleken van feiten en/of omstandigheden die rechtvaardigen dat de schade geheel of gedeeltelijk voor rekening van verzoekers hoort te blijven.
KANTTEKENINGEN Niet van toepassing.
FINANCIËN De financiële gevolgen komen ten laste van de exploitatie van het OBV.
VERVOLG Niet van toepassing.
BETROKKEN PARTIJEN Niet van toepassing.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Drs. P.J. Buytels
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- Raadsbesluit
2168247Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2168247
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 augustus 2006, sector SOB/EO (nr.2168247); b e s l u i t:
1. het verzoek namens de heer en mevrouw Mulder-Loeffen om vergoeding van planschade ex artikel 49 WRO inzake Van Tuyllstraat 67 toe te wijzen; 2. voornoemde personen een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van € 12.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2004 tot de dag van uitbetaling.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 september 2006. de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder drs. J.A. Hekman
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2168917 : 29 augustus 2006 : HB-5
TITEL Verzoek om vergoeding planschade Van Tuyllstraat 71
BESLISPUNTEN 1. Het verzoek om vergoeding van planschade namens de heer en mevrouw Van Hamersveld-Van Laar inzake Van Tuyllstraat 71 toe te wijzen. 2. Voornoemde personen een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van € 7.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2004 tot de dag van uitbetaling.
AANLEIDING Bij brief door ons ontvangen op 11 mei 2004, is namens de heer en mevrouw Van Hamersveld-Van Laar (hierna: verzoekers) een verzoek om schadevergoeding ex artikel 49 WRO ingediend inzake hun woning aan de Van Tuyllstraat 71 te Hooglanderveen. Aanleiding daartoe is het bestemmingsplan Vathorst, waardoor verzoekers van mening zijn dat hun woning in waarde is gedaald. Voor de verdere motivering hiervan verwijzen wij u kortheidshalve naar de brief van verzoekers die als bijlage bij het rapport van de SAOZ is gevoegd. Overeenkomstig de door de raad vastgestelde verordening procedure planschadevergoeding, hebben wij de planschadebeoordelingscommissie, de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) te Rotterdam, verzocht ons over het verzoek te adviseren. Omdat in artikel 49 WRO (oud) expliciet is vermeld dat de raad een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekent, dient dit voorstel ter besluitvorming aan uw raad te worden voorgelegd.
BEOOGD EFFECT Besluitvorming over het onderhavige verzoek om vergoeding van planschade.
ARGUMENTEN 1.
Onlangs heeft de SAOZ haar advies aan ons toegezonden, waaruit blijkt dat verzoekers in planologisch opzicht in een nadeliger positie zijn komen te verkeren. Daartoe heeft de SAOZ een vergelijking gemaakt tussen het planologisch regime van het bestemmingsplan Buitengebied II en dat van het bestemmingsplan Vathorst in samenhang met het uitwerkingsplan “Vathorst, uitwerkingsplan De Velden 3abc, 2005”. Op basis van het plan Buitengebied II hadden verzoekers vanuit de woonkamer zicht over een grotendeels onbebouwd agrarisch gebied. Thans worden –vanuit de woning van verzoekers in zuid(west)elijke alsmede in oostelijke richting- woningen en infrastructuur gerealiseerd met de daaraan inherente vormen van hinder. Ondanks de bestaande bebouwings- en gebruiksmogelijkheden in de oude situatie, liet het gebied zich karakteriseren als een gebied met een landelijke uitstraling en lag de woning aan de rand van de bebouwde kom. In de nieuwe situatie ligt de woning in de bebouwde kom, nabij een woonwijk met bijbehorende bebouwing en infrastructuur. Hierdoor is de situeringswaarde en het uitzicht van verzoekers aangetast. Door de woonfunctie van het nieuwe plan wordt de privacy van verzoekers in een grotere mate aangetast dan voorheen bij een maximale invulling het oude bestemmingsplan. Het gaat hier overigens om aantasting van de privacy vanaf de voorzijde van de woning.
Inlichtingen bij:
mw.mr. A.E. Buteyn, SOB/EO, (033) 469 44 63
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 2
Daarbij wordt opgemerkt dat de onderhavige woning is gelegen nabij de splitsing Holleweg/Van Tuyllstraat, zodat verzoekers in de oude planologie reeds meer hinder en privacy-aantasting konden ondervinden van de nabij gelegen openbare wegen dan de woningen aan de Van Tuyllstraat. Desalniettemin zullen verzoekers te maken krijgen met een toename van de gebruiksintensiteit en een beperkte aantasting van de privacy ten opzichte van de oude planologische situatie. Door de planologische mutatie is in beginsel nadeel ontstaan. Ingeschat wordt dat op basis van de uitwerkingsregels en de huidige inzichten met betrekking tot de inrichting van het gebied waardevermindering is opgetreden. 2.
De SAOZ adviseert het verzoek om planschade toe te wijzen en aan verzoekers een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van € 7.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2004 tot de dag van uitbetaling. Voor een nadere motivering van dit advies verwijzen wij u kortheidshalve naar het rapport van de SAOZ dat voor u ter inzage is gelegd. Alvorens een definitief besluit te nemen in deze zaak en uw raad een voorstel te doen, hebben wij verzoekers conform de verordening procedure planschadevergoeding, in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Hiervan hebben verzoekers geen gebruik gemaakt. In de gegeven situatie, waarbij het advies van de SAOZ geacht wordt deel uit te maken van onze motivering, is er ons inziens rechtsgrond aanwezig om verzoekers een redelijke schadevergoeding toe te kennen ter hoogte van het door de SAOZ vastgestelde bedrag. Voorts hebben wij overwogen dat niet is gebleken van feiten en/of omstandigheden die rechtvaardigen dat de schade geheel of gedeeltelijk voor rekening van verzoekers hoort te blijven.
KANTTEKENINGEN Niet van toepassing.
FINANCIËN De financiële gevolgen komen ten laste van de exploitatie van het OBV.
VERVOLG Niet van toepassing.
BETROKKEN PARTIJEN Niet van toepassing.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Drs. P.J. Buytels
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- Raadsbesluit
2168917Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2168917
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 augustus 2006, sector SOB/EO (nr.2168917); b e s l u i t:
1. het verzoek om vergoeding van planschade namens de heer en mevrouw Van Hamersveld-Van Laar inzake Van Tuyllstraat 71 toe te wijzen; 2. voornoemde personen een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van € 7.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2004 tot de dag van uitbetaling.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 september 2006. de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder drs. J.A. Hekman
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2168674 : 29 augustus 2006 : HB-6.
TITEL Verzoek om vergoeding planschade Van Tuyllstraat 51, 59, 63, 65 en 73 te Hooglanderveen
BESLISPUNTEN 1. Het verzoek namens de eigenaren van de Van Tuyllstraat 51, 59, 63, en 65 te Hooglanderveen toe te wijzen en het verzoek namens de eigenaar van Van Tuyllstraat 73- de heer en mevrouw Troostvan de Bunt- af te wijzen. 2. De eigenaren van Van Tuyllstraat 51, 59, 63, en 65 te weten: de heer en mevrouw Barendregt-de Roo, de heer en mevrouw Van Dijk-Voskuilen, mevrouw W. Mulder-van Kletersteeg en mevrouw A.J.H. van Vriesland-Abelsma, een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van respectievelijk € 8.000,-, 8.000,-, 11.000,- en 11.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2004 tot de dag van uitbetaling.
AANLEIDING Bij brief door ons ontvangen op 19 mei 2004, is namens de eigenaren van de Van Tuyllstraat 51, 59, 63, 65 en 73 te Hooglanderveen (hierna: verzoekers) een verzoek om schadevergoeding ex artikel 49 WRO ingediend. Aanleiding daartoe is het bestemmingsplan Vathorst, waardoor verzoekers van mening zijn dat hun woning in waarde is gedaald. Voor de verdere motivering hiervan verwijzen wij u kortheidshalve naar de brief van verzoekers die als bijlage bij het rapport van de Saoz is gevoegd. Overeenkomstig de door de raad vastgestelde verordening procedure planschadevergoeding, hebben wij de planschadebeoordelingscommissie, de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: Saoz) te Rotterdam, verzocht ons over het verzoek te adviseren. Omdat in artikel 49 WRO (oud) expliciet is vermeld dat de raad een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekent, dient dit voorstel ter besluitvorming aan uw raad te worden voorgelegd.
BEOOGD EFFECT Besluitvorming over verzoeken om vergoeding planschade.
ARGUMENTEN 1.
Onlangs heeft de Saoz haar advies aan ons toegezonden, waaruit blijkt dat verzoekers in planologisch opzicht in een nadeliger positie zijn komen te verkeren. Daartoe heeft de Saoz een vergelijking gemaakt tussen het planologisch regime van het bestemmingsplan Buitengebied II en dat van het bestemmingsplan Vathorst in samenhang met het uitwerkingsplan “Vathorst, uitwerkingsplan De Velden 3abc, 2005”. Op basis van het plan Buitengebied II had het gebied ten zuidwesten van de woning een agrarisch karakter met op een afstand van tussen de ca.35 meter en ca. 58 meter een ruim bebouwingsvlak ten behoeve van agrarische bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen een woning. Met vrijstelling was onder bepaalde voorwaarden een tweede bedrijfswoning toegestaan. Op deze mogelijke bebouwing na hadden verzoekers vanuit de woonkamer zicht over een grotendeels onbebouwd agrarisch gebied. Thans is een woonwijk gerealiseerd met –vanuit de woning van verzoekers in zuid(west)elijke richting gezien- een diepte van circa 110 meter met woningen en infrastructuur met de daaraan inherente vormen van hinder, alsmede ten oosten van de Van Tuyllstraat 73 op een variërende afstand van 10 tot 25 meter een woonwijk met een breedte van ca. 25 meter en bij verzoekers een diepte van ca. 60 meter.
Inlichtingen bij:
mw.mr. A.E. Buteyn, SOB/EO, (033) 469 44 63
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 2
Ondanks de bestaande bebouwings- en gebruiksmogelijkheden in de oude situatie, liet het gebied zich karakteriseren als een gebied met een landelijke uitstraling en lagen de woningen aan de rand van de bebouwde kom. In de nieuwe situatie liggen de woningen in de bebouwde kom, nabij een woonwijk met bijbehorende bebouwing en infrastructuur.Hierdoor is de situeringswaarde en het uitzicht van verzoekers aangetast. Door de woonfunctie van het nieuwe plan wordt de privacy van verzoekers in een grotere mate aangetast dan voorheen bij een maximale invulling van het oude bestemmingsplan. Door de planologische mutatie is in beginsel nadeel ontstaan. Ingeschat wordt dat op basis van de uitwerkingsregels en de huidige inzichten met betrekking tot de inrichting van het gebied waardevermindering is opgetreden. Vergoedbaarheid Aan de hand van diverse stukken wordt over de datum vanaf welke de onderhavige ontwikkeling kenbaar zou zijn geweest opgemerkt dat de woning aan de Van Tuyllstraat 73 is gekocht nadat van de planologische mutatie kennis kon worden genomen. Gelet daarop dient de schade inzake deze woning voor rekening en risico van de eigenaren daarvan te worden gelaten. 2.
De Saoz adviseert het verzoek om vergoeding van planschade namens de eigenaren van de Van Tuyllstraat 51, 59, 63 en 65 toe te wijzen en aan verzoekers een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van respectievelijk € 8.000,-, 8.000,-, 11.000,- en € 11.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2004 tot de dag van uitbetaling. Voorts adviseert de Saoz het verzoek namens de eigenaren van de Van Tuyllstraat 73 af te wijzen. Voor een nadere motivering van dit advies verwijzen wij u kortheidshalve naar het rapport van de Saoz dat voor u ter inzage is gelegd. Alvorens een definitief besluit te nemen in deze zaak en uw raad een voorstel te doen, hebben wij verzoekers conform de verordening procedure planschadevergoeding, in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Hiervan hebben verzoekers geen gebruik gemaakt. In de gegeven situatie, waarbij het advies van de Saoz geacht wordt deel uit te maken van onze motivering, is er ons inziens- met uitzondering van het verzoek inzake Van Tuyllstraat 73rechtsgrond aanwezig om verzoekers een redelijke schadevergoeding toe te kennen ter hoogte van het door de Saoz vastgestelde bedrag. Gelet op het advies van de Saoz wordt voorgesteld het verzoek betrekking hebben op Van Tuyllstraat 73 af te wijzen.
KANTTEKENINGEN Niet van toepassing.
FINANCIËN De financiële gevolgen komen ten laste van de exploitatie van het OBV.
VERVOLG Niet van toepassing.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 3
BETROKKEN PARTIJEN Niet van toepassing.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Drs. P.J. Buytels
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- Raadsbesluit
2168674Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2168674
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 augustus 2006, sector SOB/EO (nr.2168674); b e s l u i t:
1. het verzoek namens de eigenaren van de Van Tuyllstraat 51, 59, 63, en 65 te Hooglanderveen toe te wijzen en het verzoek namens de eigenaar van Van Tuyllstraat 73- de heer en mevrouw Troostvan de Bunt- af te wijzen; 2. de eigenaren van Van Tuyllstraat 51, 59, 63, en 65 te weten: de heer en mevrouw Barendregt-de Roo, de heer en mevrouw Van Dijk-Voskuilen, mevrouw W. Mulder-van Kletersteeg en mevrouw A.J.H. van Vriesland-Abelsma, een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van respectievelijk € 8.000,-, 8.000,-, 11.000,- en 11.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2004 tot de dag van uitbetaling.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 september 2006 de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder drs. J.A. Hekman
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2169255 : 29 augustus 2006 : HB-7
TITEL Verzoek om vergoeding planschade Holleweg 11 te Hooglanderveen
BESLISPUNTEN 1. Het verzoek namens de heer en mevrouw Tijmensen-Kok om vergoeding van planschade ex artikel 49 WRO inzake Holleweg 11 te Hooglanderveen toe te wijzen. 2. Voornoemde personen een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van € 5.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2004 tot de dag van uitbetaling.
AANLEIDING Bij brief door ons ontvangen op 7 juni 2004, is namens de heer en mevrouw Tijmensen-Kok (hierna: verzoekers) een verzoek om schadevergoeding ex artikel 49 WRO ingediend inzake hun woning aan de Holleweg 11 te Hooglanderveen. Aanleiding daartoe is het bestemmingsplan Vathorst, waardoor verzoekers van mening zijn dat hun woning in waarde is gedaald. Voor de verdere motivering hiervan verwijzen wij u kortheidshalve naar de brief van verzoekers die als bijlage bij het rapport van de SAOZ is gevoegd. Overeenkomstig de door de raad vastgestelde verordening procedure planschadevergoeding, hebben wij de planschadebeoordelingscommissie, de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) te Rotterdam, verzocht ons over het verzoek te adviseren. Omdat in artikel 49 WRO (oud) expliciet is vermeld dat de raad een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekent, dient dit voorstel ter besluitvorming aan uw raad te worden voorgelegd.
BEOOGD EFFECT Besluitvorming over de het onderhavige verzoek om vergoeding van planschade.
ARGUMENTEN 1.
Onlangs heeft de SAOZ haar advies aan ons toegezonden, waaruit blijkt dat verzoekers in planologisch opzicht in een nadeliger positie zijn komen te verkeren. Daartoe heeft de SAOZ een vergelijking gemaakt tussen het planologisch regime van de bestemmingsplan Buitengebied I en II en dat van het bestemmingsplan Vathorst in samenhang met het uitwerkingsplan “Vathorst, uitwerkingsplan De Velden 3abc, 2005”. De gronden ten noorden van het perceel van verzoekers kunnen nu minder intensief bebouwd worden dan voorheen planologisch mogelijk was. De grond ten noordoosten van het perceel van verzoekers kunnen weliswaar intensiever bebouwd worden dan voorheen, maar gezien de voorheen op te richten bebouwing en de bebouwingsmogelijkheden van de tussen dit deel van het plangebied en het perceel van verzoekers gelegen gronden, is de Saoz van mening dat geen verlies van uitzicht en een nadeliger situeringswaarde is vast te stellen. Ondanks de voorheen mogelijke geur- en geluidshinder vanaf de agrarische gronden, is de Saoz van mening dat rekening houdend met het gebruik van kinderspeelplaatsen direct ten noorden van het perceel van verzoekers en de op te richten woningen ten noordwesten van het perceel van verzoekers er per saldo in vrij beperkte mate sprake is van een toegenomen gebruiksintensivering. Ook zal er thans enigszins meer inkijk en daarmee een verdergaand verlies van privacy ontstaan in de woning en de tuin van verzoekers.
Inlichtingen bij:
mw.mr. A.E. Buteyn, SOB/EO, (033) 469 44 63
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 2
Door de planologische mutatie is in beginsel nadeel ontstaan. Ingeschat wordt dat op basis van de uitwerkingsregels en de huidige inzichten met betrekking tot de inrichting van het gebied waardevermindering is opgetreden. 2.
De SAOZ adviseert het verzoek om planschade toe te wijzen en aan verzoekers een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van € 5.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2004 tot de dag van uitbetaling. Voor een nadere motivering van dit advies verwijzen wij u kortheidshalve naar het rapport van de Saoz dat voor u ter inzage is gelegd. Alvorens een definitief besluit te nemen in deze zaak en uw raad een voorstel te doen, hebben wij verzoekers conform de verordening procedure planschadevergoeding, in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Hiervan hebben verzoekers geen gebruik gemaakt. In de gegeven situatie, waarbij het advies van de SAOZ geacht wordt deel uit te maken van onze motivering, is er ons inziens rechtsgrond aanwezig om verzoekers een redelijke schadevergoeding toe te kennen ter hoogte van het door de SAOZ vastgestelde bedrag. Voorts hebben wij overwogen dat niet is gebleken van feiten en/of omstandigheden die rechtvaardigen dat de schade geheel of gedeeltelijk voor rekening van verzoekers hoort te blijven.
KANTTEKENINGEN Niet van toepassing.
FINANCIËN De financiële gevolgen komen ten laste van de grondexploitatie van het OBV.
VERVOLG Niet van toepassing.
BETROKKEN PARTIJEN Niet van toepassing. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Drs. P.J. Buytels
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- Raadsbesluit
2169255Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2169255
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 augustus 2006, sector SOB/EO (nr.2169255); b e s l u i t:
1. het verzoek namens de heer en mevrouw Tijmensen-Kok om vergoeding van planschade ex artikel 49 WRO inzake Holleweg 11 te Hooglanderveen toe te wijzen; 2. voornoemde personen een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van € 5.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2004 tot de dag van uitbetaling.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 september 2006. de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder mr R. Luchtenveld
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2168720 : 29 augustus 2006 : HB-8.
TITEL Vrijstelling voor een fietspad en een fietsbrug over de Eem
BESLISPUNTEN 1. De vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 1 WRO op te starten, voor de aanleg van een beweegbare fietsbrug over de Eem bij de Malesluis en het bijbehorende fietspad ten zuiden van de Male Wetering vanaf de Slaagseweg. 2. Te verklaren dat een herziening van het bestemmingsplan ‘Buitengebied I en II’ wordt voorbereid voor de gronden waarop het fietspad en de fietsbrug gepland zijn en dat het besluit in werking treedt op de dag volgend op die waarop het bekend is gemaakt.
AANLEIDING In juli 2002 heeft ons college een besluit genomen tot planvorming voor een fietsbrug over de Eem, als gezamenlijk project van de gemeente Amersfoort, de gemeente Soest, de provincie Utrecht en het Waterschap Vallei en Eem. Op 18 oktober 2005 heeft ons college ingestemd met het initiatief voor het realiseren van de oeververbinding (zie B&W-voorstel 1861163). Voor de exacte situering van de fietsroute en de brug wordt verwezen naar het bijgevoegde kaartje. Op 20 december 2005 heeft ons college besloten in te stemmen met het starten van de inspraak over de vrijstelling van het bestemmingsplan voor het realiseren van de brug (zie B&W-voorstel 1888959). De inspraak liep gelijk met de inspraak voor het bestemmingsplan ‘Buitengebied West, 2006’. Tegen het plan voor het aanleggen van de fietsbrug zijn dertien reacties ingediend. De reacties zijn afgewogen in de bij dit raadsvoorstel behorende B&W-voorstel. Ze hebben geen aanleiding gegeven het plan aan te passen. De vrijstellingprocedure kan dan ook worden opgestart. Wettelijk is vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ouder dan tien jaar de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit dient te nemen alvorens een vrijstelling ex artikel 19, lid 1 WRO te kunnen verlenen.
BEOOGD EFFECT Deze besluiten dienen om de aanleg van een beweegbare fietsbrug over de Eem bij de Malesluis en het bijbehorende fietspad ten zuiden van de Male Wetering vanaf de Slaagseweg planologisch-juridisch mogelijk te maken.
ARGUMENTEN 1.1 De fietsbrug is de ontbrekende schakel voor recreatieve en woon-werkfietsroutes Een oeververbinding over de Eem tussen Soest en Amersfoort-Noord staat al jaren als ontbrekende schakel benoemd in fietsplannen van zowel de provincie als beide gemeenten. Met zo’n rechtstreekse verbinding worden diverse zeer aantrekkelijke recreatieve gebieden aan elkaar gekoppeld. Vanuit Amersfoort geredeneerd betekent dit met name voor de inwoners van Amersfoort-Noord een aantrekkelijke en snelle verbinding vanuit het polder- en weidelandschap naar de hoger gelegen bos- en heidegebieden. Met daarbij de oevers van de Eem als aantrekkelijke tussenstop. De provincie hecht bovendien sterk aan het realiseren van een fietsbrug over de Eem vanwege de utilitaire functie voor het woon-werkverkeer tussen AmersfoortNoord en Soest.
Inlichtingen bij:
W.J. de Vries, SOB/RO, (033) 469 48 86
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 2
1.2 Het voorstel past in het ingezet beleid De onder ‘Aanleiding’ genoemde besluiten leiden alle naar het realiseren van de fietsverbinding, met brug. Het besluit de vrijstellingprocedure te starten is hier het planologisch-juridische sluitstuk van.
KANTTEKENINGEN 1.1 Belanghebbenden hebben kritisch gereageerd op het plan voor de fietsverbinding In het kader van de inspraak zijn dertien reacties gegeven. Geen van deze reacties heeft echter aanleiding gegeven het plan voor de fietsverbinding en de brug aan te passen. De afweging van de inspraakreacties is terug te vinden in de nota bij ons besluit met het kenmerk 2168929.
FINANCIËN De kosten voor de vrijstellingsprocedure bedragen op grond van de Legesverordening 2005 €5780,00. In ons besluit van 18 oktober 2005 is de financiële dekking van de Amersfoortse bijdrage voor het project geregeld. Hieronder valt ook betaling van de verschuldige leges.
VERVOLG Nadat u heeft besloten tot het verlenen van medewerking aan de vrijstellingsprocedure, leggen wij het vrijstellingsverzoek op basis van de ingediende stukken voor een ieder gedurende zes weken ter inzage. Wanneer er geen zienswijzen worden ontvangen en tevens het voorbereidingsbesluit van kracht is vragen wij GS of zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaar hebben. Na het ontvangen van de verklaring van geen bezwaar kan de vrijstelling worden verleend. Hiertegen is volgens de Algemene wet bestuursrecht beroep mogelijk.
BETROKKEN PARTIJEN Eenieder heeft in het kader van de inspraak kunnen reageren op het plan voor het aanleggen van het fietspad en de fietsbrug. Wij hebben deze inspraakreacties afgewogen en besloten u voor te stellen mee te werken aan de vrijstellingsprocedure. In het kader van die procedure zal eenieder in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Het voorbereidingsbesluit wordt bekendgemaakt op de wijze zoals voorgeschreven in artikel 22 WRO. Het besluit zal dan ook worden gepubliceerd in Amersfoort Nu en in de Staatscourant en ligt vervolgens voor eenieder ter inzage bij de Informatiewinkel.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Drs. P.J. Buytels
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- Raadsbesluit - Nota van overwegingen inspraak (2168550) - B&W-besluit inzake starten inspraak (1888959) - B&W-besluit inzake instemming oeververbinding (1861163)
2168720Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2168720
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 augustus 2006, sector SOB/RO (nr.2168720); b e s l u i t: 1. de vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 1 WRO op te starten, voor de aanleg van een beweegbare fietsbrug over de Eem bij de Malesluis en het bijbehorende fietspad ten zuiden van de Male Wetering vanaf de Slaagseweg; 2. te verklaren dat een herziening van het bestemmingsplan ‘Buitengebied I en II’ wordt voorbereid voor de gronden waarop het fietspad en de fietsbrug gepland zijn en dat het besluit in werking treedt op de dag volgend op die waarop het bekend is gemaakt.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 september 2006. de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Commissie Begroting & Verantwoording : Gemeenteraad : Wethouder drs. J.A. Hekman
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2187516 : 6 september 2006 : HB-9.
TITEL Client Service Plan 2006
BESLISPUNTEN Het Client Service Plan 2006, waarin afspraken worden gemaakt met de accountant over de invulling van de controle, vast te stellen
AANLEIDING De gemeenteraad heeft het accountantskantoor Deloitte benoemd om de jaarrekening te controleren. In het Cliënt Serviceplan worden jaarlijks de serviceafspraken en wederzijdse verwachtingen tussen de gemeente Amersfoort en de accountant met betrekking tot de opdracht tot controle van de jaarrekening vastgelegd.
BEOOGD EFFECT Een effectieve en efficiënte uitvoering van de accountantscontrole over boekjaar 2006
ARGUMENTEN 1.1 de algemene opdracht aan Deloitte voor het uitvoeren van de accountantscontrole dient jaarlijks nader gespecifieerd te worden 1.2 de commissie Begroting en Verantwoording heeft op 5 september 2006 ingestemd met het Client Serviceplan en geen aanvullende aandachtspunten toegevoegd. KANTTEKENINGEN Geen
FINANCIËN Niet van toepassing
VERVOLG De interimcontrole wordt in het najaar door Deloitte uitgevoerd. De jaarrekeningcontrole in het voorjaar van 2007.
Inlichtingen bij:
A.J. de Korte, GRF, (033) 469 47 87
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 2
BETROKKEN PARTIJEN Niet van toepassing.
Commissie Begroting en Verantwoording de secretaris,
de voorzitter,
A.J. de Korte
M. Tigelaar
Bijlagen
- Client Service Plan 2006
2187516Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2187516
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van de commissie Begroting en Verantwoording van 6 september 2006, sector GRF (nr.2187516); b e s l u i t:
het Client Service Plan 2006, waarin afspraken worden gemaakt met de accountant over de invulling van de controle, vast te stellen
Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 september 2006 de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder A. Kruyt
Aan Portefeuillehouder
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2149551 : 22 augustus 2006 : HB-10.
TITEL Benoeming leden Regionale Programmaraad Eemland
BESLISPUNTEN Te benoemen tot lid van de Regionale Programmaraad voor de duur van de zittingsperiode van de raad: 1. de heer E. de Groot (Bibliotheek Amersfoort, vertegenwoordigt cultuur en sport); 2. de heer A. Mora van der Voort (Allochtonen Advies Raad, vertegenwoordigt de allochtonen stromingen); Te benoemen voor een tweede termijn tot lid van de Regionale Programmaraad voor de duur van de zittingsperiode van de raad: 3. de heer A. Rot (Raad van Kerken, vertegenwoordigt de levensbeschouwelijke stromingen) voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad.
AANLEIDING De regionale programmaraad is in 1998 ingesteld door de gemeenten Amersfoort, Bunschoten, Leusden en Soest. De programmaraad heeft tot taak de beheerder van het kabelnet (Casema) te adviseren over de samenstelling van het wettelijk basispakket van radio- en televisiezenders op het kabelnet in de gemeenten Amersfoort, Leusden, Soest en Bunschoten. Op grond van de Mediawet (art. 82K, vijfde lid) benoemt de gemeenteraad de leden van de programmaraad. Volgens de Verordening tot Instelling van de Regionale Programmaraad (2003) worden leden benoemd voor de duur van de zittingsperiode van de raad. Ook kunnen leden eenmalig benoemd worden voor een tweede termijn. De Regionale Programmaraad bestaat uit twaalf leden, drie per deelnemende gemeente. Op basis van een loting door een notaris is bepaald welke maatschappelijk stromingen door welke gemeente vertegenwoordigd dienen te worden. Voor Amersfoort betekent dit dat de leden de volgende stromingen moeten vertegenwoordigen: 1. cultuur en sport; 2. allochtonen, 3. levensbeschouwelijk.
BEOOGD EFFECT Een representatieve vertegenwoordiging van Amersfoortse leden in de Regionale Programmaraad Eemland voor de stromingen cultuur en sport, allochtonen en levensbeschouwelijke stromingen.
ARGUMENTEN 1. De kandidaten zijn representatief voor de stromingen cultuur en sport, allochtonen en levensbeschouwelijke stromingen in Amersfoort. -
-
De heer de Groot heeft vanuit zijn functie als directeur van Bibliotheek Amersfoort goed inzicht in de informatie- en mediabehoefte van Amersfoorters. Daarnaast is hij lid van het Directeurenoverleg Amersfoortse Culturele Instellingen (DAC). De heer Mora van der Voort is lid van de Allochtonen Advies Raad en kan vanuit deze functie de allochtone stromingen in brede zin vertegenwoordigen. De heer Rot is lid van de Raad van Kerken en kan vanuit deze functie de levensbeschouwelijke stromingen in Amersfoort vertegenwoordigen.
2. De kandidaten zijn bereid zitting te nemen in de Regionale Programmaraad Eemland Inlichtingen bij:
P. Filius, WSO/MO, (033) 469 51 03
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2149551 pagina 2
FINANCIËN De onkostenvergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de programmaraad bedraagt € 50,- per vergadering, met een maximum van vier vergaderingen per jaar. De secretaris van de programmaraad ontvangt per vergadering tweemaal de genoemde onkostenvergoeding.
BETROKKEN PARTIJEN -
Regionale Programmaraad Eemland Casema Gemeenten Leusden, Soest en Bunschoten
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
Drs. P.J. Buytels
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- Raadsbesluit - CV de heer E. de Groot - CV de heer A. Mora van der Voort - CV de heer A. Rot
Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2149551
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 augustus 2006, sector WSO/MO (nr.2149551); b e s l u i t:
te benoemen tot lid van de Regionale Programmaraad voor de duur van de zittingsperiode van de raad: 1. de heer E. de Groot (Bibliotheek Amersfoort, vertegenwoordigt cultuur en sport); 2. de heer A. Mora van der Voort (Allochtonen Advies Raad, vertegenwoordigt de allochtonen stromingen); te benoemen voor een tweede termijn tot lid van de Regionale Programmaraad voor de duur van de zittingsperiode van de raad: 3. de heer A. Rot (Raad van Kerken, vertegenwoordigt de levensbeschouwelijke stromingen) voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 september 2006. de griffier
de voorzitter
2149551
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 19 september 2006 19:00
Zendmachtiging lokale omroep hoorzitting
2149551
Zendmachtiging lokale omroep hoorzitting Reg.nr.: 2180334 Van: Gemeenteraad Ambtelijk contact: Filius / De Korte Portefeuillehouder: Kruyt Opsteller: Filius Samenvatting: Het Commissariaat voor de Media heeft de gemeenteraden van Amersfoort en Leusden gevraagd een advies uit te brengen over de zendmachtiging lokale omroep. Zowel Omroep Amersfoort als Stichting Eemstad RTV hebben een aanvraag gedaan voor de zendmachtiging bij het CvdM. Onderdeel van de voorbereiding van het raadsadvies is een hoorzitting van de gemeenteraden van Amersfoort en Leusden met de omroepen. Het college heeft voor de hoorzitting een informatiepakket samengesteld (zie bijlagen). In de bijgevoegde toelichting informeren wij u over de stappen die wij genomen hebben ter voorbereiding van de hoorzitting en adviseren wij u over de vraagstelling. Reden van aanbieding: Het is de bevoegdheid van de raad advies uit te brengen aan het Commissariaat van de Media over de zendmachtiging lokale omroep. Om advies uit te kunnen brengen moet u geïnformeerd zijn over de plannen van de omroepinstellingen en de kwaliteit van deze plannen. Wij hebben hiervoor een informatiepakket samengesteld. In de hoorzitting kunt u de omroepen hierover verder bevragen. Van de raad wordt gevraagd: Zich te informeren over de plannen van de omroepinstellingen voor de lokale omroep op basis van het bovenstaande informatiepakket. De omroepen hierover verder te bevragen in de hoorzitting. Vervolgtraject: Het college zal een voorstel maken voor het raadsadvies aan het Commissariaat voor de Media. Dit zal in oktober ter besluitvorming aan u worden voorgelegd zodat het raadsadvies voor 1 november aan het Commissariaat voor de Media kan worden verzonden. Doel activiteit: Informatie Soort activiteit: Hoorzitting Bijbehorende documenten: /smartsite.shtml?ch=ter&id=164308 : /smartsite.shtml?ch=ter&id=164309 (gehele rapport) : /smartsite.shtml?ch=ter&id=164321 : /smartsite.shtml?ch=ter&id=164322 : Bedrijfsplan Omroep Amersfoort : Bedrijfsplan Eemstad RTV : /smartsite.shtml?ch=ter&id=164325
2149551
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 19 september 2006 19:00
Herontwikkeling Lichtenberg voorbereiding besluit Vaststellen verslagen vaststelling SP: Motie Tankstation Tinq voorbereiding motie
2149551
Herontwikkeling Lichtenberg voorbereiding besluit Reg.nr.: 2113853 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Duijzer (4558), Limburg (4628), Ludeking (4587) Portefeuillehouder: Hekman Opsteller: Limburg (4628) Samenvatting: Aanbieding van het concept gemeentelijke Programma van Eisen Lichtenberg, het Voorlopig Ontwerp Stedenbouw en het Voorontwerp van de herziening van het bestemmingsplan De Berg 2003 ex artikel 30 van de WRO conform de opdracht van de gemeenteraad d.d. 28 september 2004 en 5 april 2005. Reden van aanbieding: Met de aanbieding van deze stukken wordt uitvoering gegeven aan onderstaande besluitvorming. In uw vergadering van 28 september 2004 hebt u besloten dat de herontwikkeling van de vrijkomende ziekenhuislocaties Lichtenberg en Elisabeth en de locatie Kop van Schothorst budgettair neutraal dient te gebeuren. Voor de locatie Lichtenberg is op 5 april 2005 door de gemeenteraad besloten om het door de bewonersgroep De Lichtenberg gemaakte model verder uit te werken en te optimaliseren in nauw overleg met de bewonersgroep. Dit heeft geleid tot bijgaande stukken. Van de raad wordt gevraagd: 1. Een mening te geven over de genoemde stukken, te weten het concept gemeentelijk Programma van Eisen Lichtenberg met bijbehorend Voorlopig Ontwerp Stedenbouw en het voorontwerp van bestemmingsplan "De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO (2006)" (Peiling); 2. Zich voor te bereiden op de behandeling van het raadsvoorstel Herontwikkeling Lichtenberg in de Raad (Voorbereiding op het Besluit). Vervolgtraject: Na besluitvorming in de gemeenteraad, zal komende maanden de inspraak en het vooroverleg worden gehouden. De resultaten hiervan zullen samengevat worden en van commentaar worden voorzien in een reactienota. Na de inspraak en het vooroverleg kan het PvE tezamen met het Voorlopig Ontwerp Stedenbouw door de gemeenteraad worden vastgesteld en kan de vaststellingsprocedure van de bestemmingsplanherziening worden gestart. In een later stadium van de planontwikkeling zullen een Beeldkwaliteitplan en een uitwerking van het bestemmingsplan worden opgesteld. Doel activiteit: Voorbereiding besluit Soort activiteit: Raadsvoorstel Soort verslag: Verslag Bijbehorende documenten: /smartsite.shtml?ch=ter&id=164267 : /smartsite.shtml?ch=ter&id=164268* : /smartsite.shtml?ch=ter&id=164269* : /smartsite.shtml?ch=ter&id=150746* : Pandenboek, bijlage 2 bij bestemmingsplan De Berg 2003 : Reacties aan raad vanuit bewoners: - /smartsite.shtml?ch=ter&id=164270
2149551
- /smartsite.shtml?ch=ter&id=164271 /smartsite.shtml?ch=ter&id=164272 /smartsite.shtml?ch=ter&id=164273 : * begin juni naar fracties verstuurd collegebesluit vaststelling bp Gymzaal Amersfoortse Berg 2009 (pdf) raadsbesluit vaststelling bp Gymzaal Amersfoortse Berg 2009 (pdf) toelichting bp Gymzaal Amersfoortse Berg 2009 (pdf) regels bp Gymzaal Amersfoortse Berg 2009 (pdf) verbeelding bp Gymzaal Amersfoortse Berg 2009 (pdf) www.amersfoort.nl/bestemmingsplannen toelichting bp De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO 2008 (pdf) plankaart bp De Berg, herziening ex artikel 30 van de WRO 2008 (pdf) voorschriften bp De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO 2008 (pdf)
2149551
Vaststellen verslagen vaststelling Reg.nr.: 2180443 Van: Griffie Ambtelijk contact: Richard (42 39) Portefeuillehouder: – Opsteller: Richard Samenvatting: Ongeveer iedere maand wordt er een korte bijeenkomst georganiseerd in De Ronde om de verslagen en besluitenlijsten vast te stellen. Gelieve eventuele opmerkingen van te voren door te geven aan de Griffie (Griffi
[email protected]) Reden van aanbieding: Conform de wet en de verordening stelt de raad / Ronde de eigen verslagen vast Van de raad wordt gevraagd: De verslagen en besluitenlijsten vast te stellen Vervolgtraject: Vastgestelde verslagen worden gepubliceerd op internet Doel activiteit: Vaststelling Soort activiteit: Vaststelling Soort verslag: Besluitenlijst Bijbehorende documenten: Notulen raadsvergadering Het Besluit 20 juni 2006 (2126303) : Verslag De Ronde 20 juni 2006 - Fusie Hydron Midden-Nederland, Hydron Flevoland en Vitens (2125075) : Verslag De Ronde 20 juni 2006 - Eerste fase implementatie Wet maatschappelijke 0ndersteuning (Wmo) (2124988) : Verslag De Ronde 20 juni 2006 - W oonvisie + Prestatiecontract wonen 2006-2010 + voortzetting SP peiling ’Inkomenseisen tegen verval’ (2124618) : Verslag De Ronde 20 juni 2006 - Nota integraal grondbeleid Amersfoort + Motie VVD Vrije kavels particulieren (2122690) : Besluitenlijst De Ronde 20 juni 2006 - Burgerinitiatief Meidenbus - Girls only ( 2119578) : Besluitenlijst De Ronde 20 juni 2006 - Motie Europa goedkoper (2119532) : Besluitenlijst De Ronde 20 juni 2006 Wet Gelijke Behandeling discriminatie gehandicapten (2119483) : Notulen raadsvergadering Het Besluit 27 juni 2006 (2131056) : Verslag De Ronde 27 juni 2006 - Juridische Fusie tot Stichting Amersfoort in C (2131949) : Verslag De Ronde 27 juni 2006 - Groenblauwe structuur (2131882) : Be sluitenlijst De Ronde 27 juni 2006 -Vaststellen verslagen, besluitenlijsten en termijnagenda (2128064) : Be sluitenlijst De Ronde 27 juni 2006 -Peiling Groene Zoom (Hooglanderveen) (2126447) : Besluitenlijst De Ronde 27 juni 2006 - Initiatiefvoorstel Integraal bureau toezicht en handhaving (2128432) : Besluitenlijst De Ronde 27 juni 2006 P eiling VVD - Invoering Naturalisatieceremonie (2127092)
2149551
: Verslag besloten vergadering De Ronde 27 juni 2006 - Stand van Zaken Ziekenhuislocaties: financiële cijfers : Voor de digitale verslagen zie het /smartsite.shtml?ch=ter&id=155271
2149551
SP: Motie Tankstation Tinq voorbereiding motie Reg.nr.: 2181991 Van: Raadsfractie SP Ambtelijk contact: Leenen (033-4694534) Portefeuillehouder: Eerdmans Opsteller: Wiersma (SP) Samenvatting: De motie heeft als doel het college opdragen het tankstation TINQ aan de Soesterweg 452 te sluiten, indien de eigenaar na het verbeuren van de maximale bedragen aan dwangsommen, zich nog steeds niet houdt aan de wettelijke verplichtingen en de voorschriften zoals opgelegd door de Gemeente Amersfoort. Reden van aanbieding: Indienen motie betreft raadsbevoegdheid Van de raad wordt gevraagd: Zich uit te spreken over bijgevoegde motie Vervolgtraject: Evt. besluitvorming in Het Besluit (3 oktober) Doel activiteit: Voorbereiding besluit Soort activiteit: Voorbereiding motie Soort verslag: Besluitenlijst Bijbehorende documenten: /smartsite.shtml?ch=ter&id=164276
BESTEMMINGSPLAN GYMZAAL AMERSFOORTSE BERG 2009 Toelichting #3078437
Gemeente Amersfoort Postbus 4000 3800 EA Amersfoort Bezoekadres: Stadhuisplein 1 3811 LM Amersfoort Telefoon (033) 469 51 11 Fax (033) 461 07 10 E-mail:
[email protected]
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
TOELICHTING
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1
INLEIDING -------------------------------------------------------------------------------------- - 6 -
1.1 AANLEIDING ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------- - 6 1.2 HET BESTEMMINGSPLAN ------------------------------------------------------------------------------------------------- - 6 1.3 LEESWIJZER --------------------------------------------------------------------------------------------------------------- - 6 HOOFDSTUK 2
BELEIDSKADERS ---------------------------------------------------------------------------- - 7 -
2.1 INLEIDING------------------------------------------------------------------------------------------------------------------2.2 RIJKSBELEID --------------------------------------------------------------------------------------------------------------2.3 PROVINCIAAL BELEID ----------------------------------------------------------------------------------------------------2.4 GEMEENTELIJK BELEID; VIGEREND BESTEMMINGSPLAN “DE BERG 2003” --------------------------------------HOOFDSTUK 3
-7-7-7-9-
RUIMTELIJKE ANALYSE ----------------------------------------------------------------- - 10 -
3.1 INLEIDING------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ - 10 3.2 ARCHEOLOGIE ------------------------------------------------------------------------------------------------------------ - 10 3.3 MONUMENTEN EN BESCHERMD STADS- EN DORPSGEZICHT ------------------------------------------------------ - 10 HOOFDSTUK 4
ONTWIKKELINGSVISIE -------------------------------------------------------------------- - 11 -
4.1 INLEIDING------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ - 11 4.2 STEDENBOUWKUNDIGE UITGANGSPUNTEN -------------------------------------------------------------------------- - 11 HOOFDSTUK 5
MILIEUASPECTEN -------------------------------------------------------------------------- - 15 -
5.1 INLEIDING------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ - 15 5.2 W ATER -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- - 15 5.3 LUCHTKWALITEIT --------------------------------------------------------------------------------------------------------- - 16 5.4 EXTERNE VEILIGHEID ---------------------------------------------------------------------------------------------------- - 17 5.5 BODEM -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- - 18 5.6 GELUID -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- - 19 5.7 FLORA EN FAUNA -------------------------------------------------------------------------------------------------------- - 19 HOOFDSTUK 6
JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING --------------------------------------------------- - 21 -
6.1 INLEIDING------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ - 21 6.2 DE BESTEMMINGEN ------------------------------------------------------------------------------------------------------ - 21 6.3 VERBOD OP SEKSINRICHTINGEN --------------------------------------------------------------------------------------- - 21 HOOFDSTUK 7
UITVOERBAARHEID ----------------------------------------------------------------------- - 23 -
7.1 INLEIDING------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ - 23 7.2 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID ------------------------------------------------------------------------------------ - 23 7.3 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID ----------------------------------------------------------------------------- - 23 7.4 HANDHAVING ------------------------------------------------------------------------------------------------------------- - 24 -
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1 Aanleiding Het college van burgemeester en wethouders heeft in 2006 het programma onderwijshuisvesting 2006 vastgesteld. Hierin is ook een besluit genomen over een extra gymzaal bij het scholencomplex de Amersfoortse Berg. Op basis van het aantal leerlingen, dat naar verwachting nog iets zal toenemen, kan de school aanspraak maken op circa 97 wekelijkse klokuren bewegingsonderwijs. Uitgaande van een gemiddelde bezetting van circa 35 klokuren per zaal en de huidige capaciteit van twee zalen, is er een tekort van 1 gymzaal. Na gereedkomen zal de gymzaal mede gebruikt worden door leerlingen van het nabij gelegen Johan van Oldebarneveltgymnasium. Ook deze school heeft een capaciteitstekort. De zaal wordt daarmee optimaal gevuld. De gymzaal zal gerealiseerd gaan worden op het perceel van de school aan de Hugo de Grootlaan 25. In het geldende bestemmingsplan voor dit gebied “De Berg 2003” (goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 13 januari 2004) heeft het perceel de bestemming “Maatschappelijke doeleinden”. Binnen deze bestemming is een gymzaal bij de school mogelijk. Er is echter geen ruimte meer om binnen het bouwblok een extra zaal te bouwen. De begrenzing van het bouwblok volgt de contouren van de bestaande bebouwing en is conserverend van aard. Omdat de zaal noodzakelijk is om alle leerlingen bewegingsonderwijs te kunnen geven, is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld waarin een extra bouwvlak is opgenomen om de bouw mogelijk te maken. 1.2 Het bestemmingsplan Het bestemmingsplan “Gymzaal Amersfoortse Berg 2009” beslaat het westelijk deel van het perceel Hugo de Grootlaan 25. Het plan bestaat uit drie delen: een verbeelding (plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels (voorschriften) waarin de regels voor de op de plankaart vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan. Alleen het bouwvlak voor de te realiseren gymzaal is opgenomen op de verbeelding, samen met een strook grond aan de voorzijde van het entreegebouw. De rest van het perceel van de school is buiten beschouwing gelaten omdat daar geen wijzigingen plaatsvinden. Het bestemmingsplan is conform de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) vervaardigd. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het bestemmingsplan op een eenvoudige wijze worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. De nieuwe digitale systematiek heeft weliswaar gevolgen voor het vertrouwde kaartbeeld en de opbouw van de regels, maar sluit naadloos aan bij de huidige eisen van het bestemmingsplan. 1.3 Leeswijzer Allereerst wordt ingegaan op het beleidskader in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 is de actuele situatie voor verschillende ruimtelijke aspecten beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de ontwikkelingsvisie voor het gebied. Hoofdstuk 5 beschrijft de effecten die de ontwikkelingen in het plangebied hebben op het milieu. Daarna volgt de juridische planopzet voor het bestemmingsplan die in hoofdstuk 6 is verwerkt. Deze toelichting van het bestemmingsplan wordt afgesloten met hoofdstuk 7, waarin de uitvoerbaarheid van het plan aan de orde komt.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Hoofdstuk 2
Beleidskaders
2.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmingsplan “Gymzaal Amersfoortse Berg”. Dit beleid vormt het kader van toetsing van de huidige situatie en nieuwe ontwikkeling. Het beschreven beleidskader is daarmee een van de belangrijkste bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen. 2.2 Rijksbeleid Omdat het voorliggende bestemmingsplan slechts één perceel betreft is geen beschrijving van de Nota Ruimte opgenomen omdat dit te abstract is om toe te kunnen passen op één perceel. Wel is het relevante cultuurhistorische beleid opgenomen omdat het plangebied grenst aan een beschermd stadsgezicht en een archeologisch rijksmonument. Het beleid wordt onderstaand kort omschreven. De consequenties van dit rijksbeleid voor het voorliggende plangebied worden beschreven in hoofdstuk 3 “Ruimtelijke analyse”. • Het verdrag van Malta Het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (het verdrag van Malta, bij wet 26 februari 1998) duidt aan dat archeologie internationaal in de belangstelling staat. Het verdrag van Malta bepaalt onder andere dat het archeologisch belang wordt meegewogen bij besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsaspecten. Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde moet in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader onderzoek noodzakelijk is. De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) is een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op de criteria kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde. Op grond van deze criteria zijn de terreinen ingedeeld in terreinen met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde. Onder deze laatste categorie vallen ook de wettelijk beschermde monumenten. Het complement van de AMK is de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Deze geeft voor heel Nederland inclusief de bodems van grote wateren en het Nederlandse deel van de Noordzee de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. De eerste beoordeling van plannen vindt plaats op grond van AMK en IKA. • De Monumentenwet De Monumentenwet 1988 bepaalt dat gemeenten verplicht zijn om een door het rijk vastgesteld beschermd stad- en dorpsgezicht in een bestemmingsplan op te nemen omdat een bestemmingsplan de mogelijkheid biedt voorschriften te formuleren die de bescherming van een dorpsgezicht concretiseert. 2.3 Provinciaal beleid • Structuurvisie Utrecht 2005-2015 In het streekplan worden verschillende ruimtelijke functies afgewogen en keuzen bepaald. Ook worden bestemmings- en bouwplannen van gemeenten aan het streekplan getoetst. Binnen het Streekplan 20052015 vormen de begrippen kwaliteit, uitvoering en samenwerking gezamenlijk de rode draad voor het nieuwe Streekplan. Met de vaststelling van het Streekplan zijn ook de bebouwingscontouren (“rode contouren”) van de gemeenten precies vastgelegd en op kaarten aangegeven. Daarbinnen mag worden gebouwd; daarbuiten niet. Het streekplan is met ingang van 1 juli 2008 beleidsneutraal omgezet in een structuurvisie in de zin van artikel 2.2 Wro. Provinciale Staten hebben hiervoor de “Beleidslijn nieuwe Wro” vastgesteld op 23 juni 2008. Het voorliggende bestemmingsplan ligt in het structuurvisiedeelgebied ‘stedelijk gebied’. Het volledige plangebied ligt binnen de rode bebouwingscontour zoals in onderstaande afbeelding is te zien.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Kaart met rode contour uit de structuurvisie Utrecht 2005-2015
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur De Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) bestaat uit samenhangende, historisch waardevolle structuren van bovenlokaal belang. Het zijn ruimtelijk herkenbare, dan wel in de ondergrond aanwezige structuren die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of ontwikkeling. Voor het voorliggende plangebied gaat het daarbij om de stapelingsstructuur. Stapelingsstructuren richten zich op bewonings- en transportzones. Deze bezitten door hun dynamische ontwikkeling een sterke historische gelaagdheid. Hier bevinden zich de grootste concentraties aan archeologische vindplaatsen, oude blokvormige verkavelingen, historische kernen en buitenplaatsen.
Cultuurhistorische hoofdstructuur
De provinciale ambities met betrekking tot de CHS kennen drie soorten sturingsmechanismen: ● veiligstellen: cultuurhistorie is mede sturend voor de ontwikkeling; ● eisen stellen: cultuurhistorie geeft richting aan de mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen; ● actief versterken: de provincie start zelf projecten.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Voor het voorliggende plangebied geldt het sturingsmechanisme “eisen stellen gebieden”. Deze aanduiding wordt toegepast in gebieden met een grote cultuurhistorische samenhang in combinatie met een hoge dynamiek. Verandering van beeld en functie is mogelijk als wordt aangetoond dat daarbij veel aandacht is besteed aan de cultuurhistorische samenhang. Het bestemmingsplan is besproken met de provincie. Het bovengenoemde cultuurhistorische aspect is daarbij aan de orde gekomen. De provincie heeft geen opmerkingen op het plan. Water Voor de drinkwatervoorziening is het noodzakelijk de kwaliteit van het grondwater veilig te stellen. Voor het grondwaterbeschermingsgebied gelden beschermingsmaatregelen die zijn vastgelegd in de Provinciale Milieuverordening (PMV). Ruimtelijke ontwikkelingen die een bedreiging kunnen vormen voor de grondwaterkwaliteit zijn hier krachtens de PMV niet of niet zonder meer toegestaan. Bij functiewijzigingen in gebieden die van belang zijn voor de waterwinning (100-jaarszones, waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden) moet rekening worden gehouden met het waterwinbelang. Toegelicht moet worden hoe de bescherming gestalte krijgt. Hiermee wordt een duurzame bescherming van de drinkwatervoorziening verankerd in ruimtelijke plannen. Het streven van de provincie hierbij is minimaal te komen tot een niet verder toenemen van het risicovol gebruik en waar mogelijk tot het extensiveren of opheffen van dit gebruik. Het mogelijk maken van de bouw van een gymzaal in dit gebied dat is aangemerkt als grondwaterbeschermingsgebied, heeft geen toename van het risicovol gebruik tot gevolg. In paragraaf 5.2 van deze toelichting wordt uitgebreider ingegaan op het aspect water. 2.4 Gemeentelijk beleid; vigerend bestemmingsplan “De Berg 2003” Het plangebied ligt binnen de plangrens van het geldende bestemmingsplan “De Berg 2003”. Dit bestemmingsplan is op 27 mei 2003 vastgesteld door de gemeenteraad van Amersfoort en op 13 januari 2004 (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Utrecht. Binnen dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming “Maatschappelijke doeleinden, opvangen onderwijsvoorzieningen”. Daarnaast ligt het plangebied binnen de grens van een grondwaterbeschermingsgebied. Daarover wordt meer verteld in paragraaf 5.2.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Hoofdstuk 3
Ruimtelijke analyse
3.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de archeologische en cultuurhistorie waarden van het gebied. Daarbij zal kort worden ingegaan op het aan het plangebied grenzende beschermd stads- en dorpsgezicht. De inventarisatie van milieuaspecten en de gevolgen van de gewenste ontwikkelingen voor deze aspecten, staan genoemd in hoofdstuk 5. 3.2 Archeologie Volgens het vigerende bestemmingsplan “De Berg 2003” ligt het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan op een terrein met de aanduiding “archeolgisch rijksmonument”. Het gaat om een terrein waar zich een Middeleeuwse galgenberg bevindt. De berg bestaat uit zand en ligt op een stuwwal. Uit onderzoek van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) is gebleken dat het terrein van het archeologisch rijksmonument veel kleiner is dan werd gedacht. Daarom is door de ROB het gebied dat wettelijk wordt beschermd ingeperkt tot een klein gebied direct grenzend aan de Utrechtseweg. Daarmee kan geconcludeerd worden dat in het voorliggende plangebied geen archeologische waarden worden verwacht. 3.3 Monumenten en Beschermd stads- en dorpsgezicht Het voorliggende bestemmingsplangebied grenst aan een door het rijk aangewezen beschermd stadsgezicht “het Bergkwartier”. Deze aanwijzing heeft plaatsgevonden op 30 juni 2007. De waardevolle hoofdkenmerken worden gevormd door het villapark in laat negentiende-eeuwse gemengde landschapsstijl; de homogeniteit in bouwstijl, maat en schaal van de twintigste-eeuwse villabebouwing en de variatie in de groenstructuur. Het voorliggende bestemmingsplan, waarvan het plangebied net buiten het beschermd stadsgezicht ligt, maakt de bouw mogelijk van een gymzaal op het perceel van de school de Amersfoortse Berg. De bouw van de gymzaal, die aansluit op de bestaande bebouwing, conflicteert niet met het aangrenzende beschermd stadsgezicht. De bebouwing gaat schuil achter bomen en levert geen nadeliger situatie op voor de omliggende bebouwing.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Hoofdstuk 4
Ontwikkelingsvisie
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de gebiedsvisie op het plangebied beschreven. Het plangebied beslaat in dit geval enkel de locatie voor de gymzaal en een strook voor extra parkeerplaatsen. 4.2 Stedenbouwkundige uitgangspunten Programma In de nieuwe gymzaal zullen de volgende ruimtes een plek krijgen: een entree, toiletten, kleedruimtes, technische ruimte, bergruimte, toestellenberging, spelzaal en een fitnessruimte. De ruimtes zullen enkel worden gebruikt door de school. De oppervlakte van het nieuwe gebouw bedraagt ongeveer 710 m2. Het gebouw krijgt een maximale goothoogte van 9 meter en een maximale nokhoogte van 10 meter. Gebiedsomschrijving Het scholencomplex is gelegen in het Bergkwartier aan de Hugo de Grootlaan. Aan deze zijde ligt de entree van het scholencomplex. Ten oosten van het complex ligt de Kapelweg. Ten zuiden ligt de Bonairelaan met Daliatuin en het scholencomplex Mibeon. Tussen de Daliatuin, het scholencomplex Mibeon en De Amersfoortse Berg ligt een fietspad. Ten westen ligt de Surinamelaan waar een tweede ontsluiting van De Amersfoortse Berg aanwezig is. Parkeermogelijkheden liggen langs de Hugo de Grootlaan en de Bonairelaan.
Het Bergkwartier wordt gekenmerkt door een ruime, groene opzet, gelegen op een uitloper van de Utrechtse Heuvelrug met veel reliëf. Het scholencomplex De Amersfoortse Berg is gelegen nabij het bosachtige park Klein Zwitserland. Het park is een groene uitloper van de Utrechtse Heuvelrug en waaiert uit over zijn omgeving. Het park heeft een invloedsfeer tot en met het Borneoplein en de Kapelweg. De school staat in het park en is omgeven door een bosachtige groene zetting. Het scholencomplex vormt een soort “kamer” in de rand van het park. De “kamer” opent zich bij het entreegebouw van het scholencomplex.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
De groene zetting van de “kamer” en de relatie met het park is wel zeer kwetsbaar, vooral rondom het Sabapad en rondom de kruising van het Sabapad met de Surinamelaan. De groene strook is hier vrij smal en wanneer deze wordt aangetast wordt de relatie met het park voor een deel verbroken.
De “kamer”
Voor toekomstige ontwikkelingen op het terrein van het scholencomplex is het belangrijk dat de “kamer” gewaarborgd blijft waardoor de invloedsfeer van de rand van het park gehandhaafd blijft. Het terrein heeft veel reliëf. Het loopt vanaf de Hugo de Grootlaan en de Surinamelaan af richting de Kapelweg en de Bonairelaan. Terreinomschrijving Het scholencomplex is in het verleden stap voor stap uitgebreid. De eerste gebouwen zijn te herkennen aan de langwerpige, strakke en smalle orthogonale gebouwen van twee verdiepingen hoog. In de jaren tachtig zijn drie tijdelijke units neergezet waarbij een binnenterrein van het scholencomplex is ontstaan. Eind jaren negentig is hier een vierde unit aan toegevoegd. De situering van deze gebouwen staat haaks op de orthogonale opzet van het hoofdvolume. Architectonisch en stedenbouwkundig gezien hadden hier betere oplossingen ontwikkeld kunnen worden.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Met het uitbreiden van de school is ook de vraag naar meer fietsenstallingen gekomen. De fietsenstallingen zijn nabij de hoofdentree gesitueerd. Door het aanwezige reliëf zijn de fietsenstallingen vanuit de omgeving nauwelijks zichtbaar. Vanaf de hoofdentree (waar het maaiveld lager ligt) zijn de fietsenstallingen duidelijk zichtbaar. Op het terrein ligt in de zuidwesthoek een open terrein dat gebruikt wordt voor buitensport. Het terrein heeft een voorkant, zijkanten en een achterkant. De voorkant is gelegen aan de Hugo de Grootlaan. De zijkanten aan de Surinamelaan en een deel van het Sabapad. De zijde aan de Kapelweg heeft een duidelijke achterkant. Ten opzichte van de groene “kamer” is de maximale hoeveelheid bebouwing (footprint) aan de achterzijde bereikt. De groene rand omarmt de bebouwing en de bebouwing omarmt een mooie ruimte. Bebouwing aan deze zijde, buiten het verhogen van de bestaande tijdelijke units, is geen optie. Het doet afbreuk aan de ruimtelijke architectonische opzet en de belevingswaarde. Het sportveld speelt een belangrijke rol bij de beleving van de Surinamelaan. Doordat de bosstrook in deze hoek vrij smal is draagt het sportveld bij aan een groenere uitstraling. De entree van het scholencomplex heeft door de aanwezige bomen en fietsenstallingen een beperkte kwalitatieve, ruimtelijke uitstraling. Hier liggen verbeterkansen.
Huidige situatie
Nieuwbouw gymzaal In de terreinomschrijving is aangegeven dat de entree van het scholencomplex een beperkte ruimtelijke uitstraling heeft. Een entree vraagt vaak om ruimte. Aangezien de rand van de “kamer” op deze plek vrij breed is, is het goed denkbaar om hier te bouwen. Dit zal echter wel tot een metamorfose van het entreegebied leiden. Ten opzichte van de huidige situatie kan hier een verbetering van de beeldkwaliteit worden gerealiseerd. De plek waar de nieuwe gymzaal is geprojecteerd gaat uit van het bouwen in het verlengde van de docentenkamer op de plek waar nu een fietsenstalling staat. Deze locatie past prima binnen de orthogonale opzet van het hoofdgebouw. Er ontstaat een goede massa-ruimte verdeling. Het gebouw komt dicht bij mogelijke parkeerplaatsen te liggen en het entreegebied krijgt een duidelijke omkadering. Het bouwen van een gymzaal op deze locatie zal een grote verandering met zich meebrengen maar past ruimtelijk gezien goed binnen de groene “kamer”.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Compenseren fietsenstalling De nieuwe gymzaal wordt met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt ter plaatse van één van de huidige fietsenstallingen. Deze stallingsmogelijkheid moet gecompenseerd worden. Direct grenzend aan de nieuwe gymzaal, aan de noordzijde, ligt een andere fietsenstalling. Wanneer die fietsenstalling opnieuw wordt ingericht waarbij de rekken zo optimaal mogelijk worden geplaatst, is het mogelijk om alle (te compenseren + bestaande rekken) te plaatsen op dit deel van het terrein. Het is dus niet nodig om een ander deel van het terrein in gebruik te nemen als fietsenstalling. Parkeren Met het realiseren van de gymzaal dienen extra parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. De norm voor de gymzaal is 2 parkeerplaatsen per 100 vierkante meter bruto vloeroppervlak. Dit resulteert in 14 extra parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen kunnen gerealiseerd worden aan de voorzijde van het entreegebouw. Daartoe zal de strook voor het entreegebouw eveneens opgenomen worden op de verbeelding (plankaart) van dit bestemmingsplan om het parkeren op deze plek mogelijk te maken. In de regels (voorschriften) zal hiervoor een nader eis worden opgenomen. Deze nadere eis is er op gericht om bij de herinrichting (verharding) van de strook de bestaande bomen te behouden. De verharding zal om de bomen worden aangebracht. Omdat de strook de bestemming “maatschappelijkonderwijs” krijgt, is hier alleen parkeren ten behoeve van het scholencomplex toegestaan. Het zijn geen openbare parkeerplaatsen.
Schetsontwerp van de nieuw te bouwen gymzaal gezien vanaf de kruising Sabapad / Surinamelaan
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Hoofdstuk 5
Milieuaspecten
5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de milieuaspecten van het plangebied. De milieuaspecten in een woonwijk kunnen betrekking hebben op onder andere water, luchtkwaliteit, externe veiligheid, geluid, flora- en fauna en bodem. Bij nieuwe ontwikkelingen kunnen deze milieuaspecten een rol spelen. 5.2 Water Beleid en normstelling • Waterhuishoudingplan 2005-2010 (provincie Utrecht, december 2004) Provinciale Staten van Utrecht hebben in 2004 het Waterhuishoudingsplan vastgesteld dat de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aangeeft voor de periode tot 2010. Naast het thema “water als ordenend principe” dat als een rode draad door het gehele plan loopt zijn de speerpunten in dit plan: verdroging; een belangrijke oorzaak van achteruitgang in de natuur; waterbodems; in onze provincie vaak sterk verontreinigd waardoor de gebruiksfuncties van het watersysteem worden bedreigd; diffuse bronnen; zorgen inmiddels voor het leeuwendeel van de verontreiniging van het oppervlaktewater. Het gaat vaak om stoffen die via het riool in het water terecht komen en om bestrijdingsmiddelen die wegspoelen naar sloten; stedelijk waterbeheer en riolering; duurzaam stedelijk waterbeheer kan mogelijkheden bieden om problemen, zoals de bovengenoemde punten, te voorkomen of op te lossen; veiligheid; er dient nu al rekening te worden gehouden met toekomstige bodemdaling, stijging van de zeespiegel en klimaatverandering om wateroverlast door overmatige neerslag en uitzonderlijk hoge waterstanden te voorkomen; gebiedsgerichte projecten; samenwerking tussen overheden met de streek om allerlei problemen op het gebied van bijvoorbeeld milieu, landbouw, natuur, recreatie en verkeer, op te lossen. Het thema “water als ordenend principe” houdt in dat voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied er meteen wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. • Waterplan Amersfoort Het beleid van de gemeente betreft met name het stedelijk gebied en is weergegeven in Waterplan Amersfoort, december 2004. Als onderdeel van de hierin verwoorde visie zijn “duurzaamheidsprincipes”, voorwaarden en ambities beschreven en zijn vervolgens per gebied accenten gelegd met behulp van streefbeelden. Voor de wijk De Berg is het streefbeeld ‘Water voor Natuur’ van toepassing.Verder sluit het plan nauw aan bij het waterhuishoudingsplan van de provincie en waterbeheerplan van het waterschap Vallei & Eem. • Watertoets Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld. Onderzoek ten behoeve van het wateradvies zal door de initiatiefnemer moeten worden uitgevoerd. In het kader van de watertoets is door het Waterschap Vallei & Eem een wateradvies afgegeven. Op de aanbevelingen uit dit advies wordt in deze paragraaf nader ingegaan. Situatie in het plangebied Het plangebied ligt in een grondwaterbeschermingsgebied krijgt een aanduiding op de plankaart. Voor het betreffende gebied is de provinciale milieuverordening van toepassing. Vermeld dient nog te worden dat Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
zich in deze gebieden geen bedrijven bevinden die verontreiniging van het grondwater zouden kunnen veroorzaken. Het plangebied is een hooggelegen gebied met een grondwaterstand van meer dan 10 m beneden maaiveld. In de huidige situatie is een gemengd rioolstelsel aanwezig. De ondergrond is zeer geschikt voor infiltratie van regenwater in de bodem (lage grondwaterstand en naar verwachting gunstige kwaarde). Het verdient dan ook de voorkeur om het regenwater vast te houden op het terrein en in de bodem te infiltreren. Dit kan bijvoorbeeld door infiltratiegreppels/wadis/verdiept aangelegde bermen e.d. Voorkomen moet worden dat het regenwater verontreinigd raakt. Uitloogbare bouwmaterialen, die nadelig zijn voor de waterkwaliteit, zoals koper, lood en zink zijn niet toegestaan op plaatsen waar deze in contact komen met water. Conclusie Het element water vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan opgenomen mogelijkheid voor de bouw van een nieuwe gymzaal bij het scholencomplex aan de Hugo de Grootlaan. De aanbevelingen van het waterschap Vallei en Eem over infiltratie zullen bij de bouwaanvraag worden betrokken en zullen worden besproken met de provincie (de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied). Het grondwaterbeschermingsgebied wordt als zodanig aangeduid op de plankaart. Door middel van een stelsel van aanlegvergunningen (artikel 3.8 van de regels behorende bij dit bestemmingsplan) wordt hier een beperking gesteld aan de toegelaten werken en werkzaamheden. 5.3 Luchtkwaliteit Beleid en normstelling • Wet milieubeheer Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving voor luchtkwaliteitseisen beschreven in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (verder Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Het verkeer langs drukke wegen bewerkstelligt overschrijdingen van grenswaarden (concentraties) voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Aspecten van de nieuwe regelgeving op grond van de Wm worden in afzonderlijke uitvoeringsregelingen uitgewerkt. De belangrijkste zijn: - Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) verder te noemen Besluit NIBM; - Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) verder te noemen Regeling NBIM; - Concept-Besluit gevoelige bestemmingen (nog in voorbereiding). Het Besluit NIBM legt vast wanneer een project met ruimtelijke gevolgen niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Hiervan is sprake als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 1%. De 1% grens wordt gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). De 3% grens wordt van toepassing naar verwachting medio 2009 als de Europese commissie heeft ingestemd met het Nationaal Samenwerkingprogramma Lucht. In de Regeling NIBM is onder andere voor kantoren en woningen aangegeven bij welke eenheden/aantallen de 1 %-grens wordt overschreden en er luchtkwaliteitberekeningen dan wel onderzoek nodig is. Als de 1 %-grens niet wordt overschreden dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden en hoeft er geen onderzoek (berekeningen) te worden uitgevoerd. Situatie in het plangebied De uitbreiding van het scholencomplex de Amersfoortse Berg met 1 gymzaal genereert niet meer gemotoriseerd wegverkeer, waardoor de luchtverontreiniging in betekenende mate toeneemt. Conclusie Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan opgenomen mogelijkheid voor de bouw van een nieuwe gymzaal bij het scholencomplex aan de Hugo de Grootlaan.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
5.4 Externe veiligheid Beleid en normstelling Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verboden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. • Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: - bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; - vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid is dit geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen(BEVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is dit geregeld in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Zowel in het besluit als in de circulaire zijn de centrale begrippen het plaatsgebonden en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken1) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR). • Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de bovenstaande circulaire vastgesteld. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan de het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt voorts dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de grenswaarde, richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken. • Beleidsnota Externe Veiligheid (Provincie Utrecht 2003) In de Beleidsnota Externe Veiligheid van de provincie Utrecht van 2003 zijn de provinciale ambities voor de jaren na 2003 uitgewerkt. Deze zijn hoger dan de wettelijke ondergrens. Voor het PR streeft de provincie naar een kans op overlijden die niet groter is dan één op de honderd miljoen jaar (10-8 per jaar), terwijl ten aanzien van het GR de provincie streeft naar 0,1 maal de oriënterende waarde. Situatie in het plangebied Voor het plangebied is beoordeeld of sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico’s zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het BEVI, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg, spoor en water. In het plangebied is geen sprake van risico’s met betrekking tot externe veiligheid. De elementen die een risico zouden kunnen opleveren (het spoor vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen, het rangeerterrein vanwege het rangeren van treinen met gevaarlijke stoffen en een tankstation met LPG) bevinden zich op een dusdanige afstand dat er niet gesproken kan worden over een verhoogd risico. Door een eventuele toename van het aantal gebruikers van de gymzaal op deze afstand van het spoorwegemplacement en met name gelet op de hoge ligging van de gymzaal ten opzichte van het emplacement (minder gevoelig voor bij een calamiteit vrijkomende stoffen zwwarder dan lucht) zal geen sprake zijn van een onaanvaardbare toename van het groepsrisico dan wel van beperkingen in het 1
Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
kader van de hulpverlening bij een eventuele calamiteit. Er wordt ruimschoots voldaan aan de norm voor het paatsgebonden risico dat behoort bij het emplacement. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan opgenomen mogelijkheid voor de bouw van een nieuwe gymzaal bij het scholencomplex aan de Hugo de Grootlaan. 5.5 Bodem Beleid en normstelling • Besluit ruimtelijke ordening (Bro) Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. • Bodemkwaliteitskaart Gemeente Amersfoort (7 augustus 2002) In 2002 is een bodemkwaliteitskaart voor de gehele gemeente opgesteld. Deze kaart geeft per te onderscheiden zone een indicatie van de algemene milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Aangegeven wordt wat de achtergrondgehalten van diverse stofffen in het gebied zijn. Dit kan van belang zijn bij grondverzet.
Deel bodemkwaliteitskaart gemeente Amersfoort
Situatie in het plangebied Op basis van de bodemkwaliteitskaart Gemeente Amersfoort is de algehele kwaliteit van het voorliggende plangebied geclassificeerd als licht verontreinigd.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Conclusie Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan opgenomen mogelijkheid voor de bouw van een nieuwe gymzaal bij het scholencomplex aan de Hugo de Grootlaan. Ook zijn er geen beperkingen voor grondverzet op de locatie. Bij de aanvraag om bouwvergunning voor de gymzaal moeten gegevens betreffende de bodem worden aangeleverd waaruit blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen herinrichting en bouw op deze locatie. 5.6 Geluid Beleid en normstelling • Wet geluidhinder De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) en de Luchtvaartwet. Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van deze Wetten aan de orde: het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige objecten (b.v. woningen) binnen zones langs (spoor-)wegen, zones rondom industrieterreinen en zones rondom luchtvaartterreinen; het bestemmen van gronden voor de aanleg van nieuwe, danwel reconstructie van gezoneerde (spoor-) wegen; het bestemmen van gronden voor (nieuwe) industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen; herziening van zonegrenzen van industrieterreinen en luchtvaartterreinen. Situatie in het plangebied. Gymzalen zijn in het kader van de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidgevoelige bestemmingen. De regels van de Wet geluidhinder zijn daarmee niet van toepassing op het plangebied. Conclusie Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan opgenomen mogelijkheid voor de bouw van een nieuwe gymzaal bij het scholencomplex aan de Hugo de Grootlaan. 5.7 Flora en Fauna Beleid en normstelling • EU-vogelrichtlijn/1979 en EU-Habitatrichtlijn/1992 De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden. • Flora- en Faunawet Soortbescherming De soortbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Flora en faunawet behorende besluiten. Dat houdt in dat bij planvorming uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met de gevolgen die ruimtelijke ingrepen hebben voor de instandhouding van de beschermde soort. Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe AmvB in werking getreden die voorziet in een wijziging van het “Besluit beschermde dier- en plantensoorten”. Deze AMvB, betekent dat het ontheffingsregime is aangepast. Met de inwerkingtreding van dit besluit zal sprake zijn van een drietal categorieën beschermingsniveaus: • Niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten; • Niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten; Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
•
Niveau 3: streng beschermde soorten.
Tegen deze wettelijke achtergrond worden de nieuwe ontwikkelingen beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving. Situatie in het plangebied De uitbreiding van de gymzaal wordt gerealiseerd op de plek waar zich nu een fietsenstalling bevind. De aanwezigheid van strikt beschermde dier- of plantensoorten is uit te sluiten. Gebiedsbescherming De gebiedsbescherming is geregeld in de Natuurbeschermingswet en via het regime van de groene contour voor de Ecologische Hoofdstructuur in de Structuurvisie Utrecht. Situatie in het plangebied De school staat vrij op een kavel. Direct grenzend aan de zuid- en westzijde van de kavel ligt een groot groengebied. De groenstructuur en het aanwezige hoogteverschil zijn dragers van dit gebied en hiermee moet rekening worden gehouden bij de planontwikkeling. Het groengebied heeft de status van ecologische hoofdstructuur in het Natuurgebiedsplan Utrechtse Heuvelrug. Hiermee komt het gebied in aanmerking voor natuursubsidies. In de structuurvisie heeft het gebied echter geen groene contour gekregen. Conclusie De planlocatie heeft geen beschermde status in het kader van de Natuurbeschermingswet en maakt geen onderdeel uit van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Voor de uitbreiding wordt geen groengebied opgeofferd.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Hoofdstuk 6
Juridische planbeschrijving
6.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een verklaring van de regels en geeft aan waarom voor een bepaalde regeling is gekozen. 6.2 De bestemmingen Dit bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen: Maatschappelijk De gymzaal bij het scholencomplex heeft net als het scholencomplex zelf de bestemming “Maatschappelijk”. Om te voorkomen dat totaal verschillende functies onderling uitwisselbaar worden (bijv. een kerk in gebruik nemen als school), wordt de huidige functie door de nadere aanduiding “onderwijs” op de verbeelding (plankaart) vastgelegd. Bebouwing ten behoeve van de bestemming dient plaats te vinden binnen het bouwblok. Het bouwblok kan volledig worden bebouwd, waarbij de maximale (goot)hoogte op de plankaart is aangegeven. Grondwaterbeschermingsgebied Ten westen van het plangebied bevindt zich een waterwingebied. Rond dit waterwingebied ligt een grondwaterbeschermingsgebied dat met een gebiedsaanduiding op de verbeelding (plankaart) is opgenomen. De bescherming van dit gebied vindt primair plaats via de Provinciale Milieuverordening. In aanvulling daarop is in de regels (artikel 3.8) een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Onder de algemene regels komen de volgende bepalingen voor: Anti-dubbeltelbepaling Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens de rels bepaalde bebouwing niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mag beslaan, het overgebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van andere bebouwing, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Algemene bepalingen In de Algemene bepalingen zijn de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het plan als geheel. Dit betreft onder meer de algemene ontheffingsregeling, een ontheffingsregeling ten behoeve van het oprichten van installaties en ten behoeve van telecommunicatie, een aanlegvergunningenstelsel, gebruiksbepalingen, de afstemming op de bouwverordening, overgangsbepalingen en de strafbepaling. 6.3 Verbod op seksinrichtingen Door het opheffen van het algemeen bordeelverbod hebben gemeenten bij het reguleren van prostitutie een grotere rol gekregen. Teneinde ongewenste situaties en ontwikkelingen te kunnen voorkomen of te kunnen tegengaan is het noodzakelijk dat gemeentelijk beleid wordt vastgelegd en dat de regelgeving wordt aangepast. De aanpassing van regelgeving bestaat uit het wijzigen van de APV door invoering van een vergunningstelsel voor seksinrichtingen en een regeling van seksinrichtingen in de bestemmingsplannen. Prostitutiebeleid Het prostitutiebeleid van de gemeente Amersfoort is vastgelegd in de Nota prostitutiebeleid gemeente Amersfoort (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2000). In deze nota is bepaald, dat er maximaal zeven seksinrichtingen in Amersfoort kunnen worden gevestigd. In verband met het stedelijke karakter, de groei van de gemeente en de centrumfunctie die Amersfoort voor de regio heeft, wordt een verruiming van het huidige aantal seksinrichtingen van vijf naar zeven verantwoord geacht. Facetbestemmingsplan In het facetbestemmingsplan ‘Gebruiksbepalingen en seksinrichtingen’ van de gemeente Amersfoort is voor alle vigerende bestemmingsplannen een verbod opgenomen voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting. Dit gebeurt met uitzondering van vijf locaties waar de bestaande seksinrichtingen worden gelegaliseerd. De gemeente heeft zich bij de afweging om de inrichtingen te legaliseren laten lijden door onderstaande ruimtelijke aspecten. De overige twee seksinrichtingen zullen op een later tijdstip middels een bestemmingsplanherziening op een geschikte Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
locatie worden ingepast. Op 1 september 2004 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan aangaande het bovengenoemde facetbestemmingsplan en heeft de regeling zoals Amersfoort deze hanteert, geaccepteerd (200308704/1). Ook in de regels van het voorliggende bestemmingsplan is een verbod opgenomen (art. 6.b.1) voor het vestigen van een seksinrichting. Deze keuze is gebaseerd op het bovengenoemde beleid. Seksinrichtingen hebben vanwege hun uitstraling en openingstijden immers een ruimtelijke impact op de omgeving die zich onderscheid van overige bedrijven. Daarnaast betreft het hier een bestemmingsplan voor slechts een gedeelte van één perceel, gebaseerd op de noodzaak van het bouwen van een extra gymzaal bij een scholencomplex. Overig Naast het bovenstaande zijn de volgende aspecten bij de afweging van een locatie voor de vestiging van een seksinrichting in ieder geval ruimtelijk relevant geacht: - geen concentratie van prostitutie in een straat, buurt, wijk of gebied; - geen seksinrichting in een flat of specifieke woonstraat; - ligging aan een doorgaande weg; - geen seksinrichting in tussenwoningen of panden met half-steensmuren; - geen onaanvaardbare toename van de verkeersbelasting in een straat; - voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein of in de directe omgeving; - geen aanstootgevende en/of storende (licht)reclames; - geen seksinrichting in de nabijheid van kerken, moskeeën, (avond)scholen, clubgebouwen voor jeugdigen en daarmee vergelijkbare functies.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Hoofdstuk 7
Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol. 7.2 Economische uitvoerbaarheid Exploitatieverplichting Gelet op het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het moet dan in ieder geval gaan om een uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m2. In het voorliggende bestemmingsplan heeft de uitbreiding van het scholencomplex betrekking op een gymzaal van ruim 700 m2. Bij dit bestemmingsplan hoeft dus géén exploitatieplan te worden vastgesteld. Financiele uitvoerbaarheid Sinds de huisvestingsvoorzieningen voor onderwijs per 1 januari 1997 zijn gedecentraliseerd van de centrale overheid naar gemeenten, heeft de locale overheid zorgplicht om te voorzien in adequate huisvesting van leerlingen op scholen binnen de gemeente. Gemeenten hebben de inspanningsverplichting om bij verordening nadere regels te stellen. Amersfoort heeft aan deze plicht voldaan. De huidige gewijzigde versie van de verordening dateert van april 2007. De zorgplicht houdt in dat de gemeente nagenoeg de gehele bouwsom (met een maximum) van de uitbreiding van de capaciteit van (in dit geval) het bewegingsonderwijs van De Amersfoortse Berg voor zijn rekening neemt. De budgetten zijn berekend aan de hand van Bijlage IV (Financiële normering) van de verordening. De kosten van extra voorzieningen, zoals in dit geval de fitnessruimte, zijn voor rekening van het schoolbestuur. Het schoolbestuur ontvangt rechtstreeks budgetten van de rijksoverheid voor de materiële instandhouding (o.a. onderhoud van gebouwen, etc.), personeelskosten en voor het bekostigen van voorzieningen waarvoor zij geen beroep op de gemeentekas kunnen doen. 7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Inleiding De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan. Inspraak De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In de gemeente Amersfoort is de inspraak over bestemmingsplannen vastgelegd in de notitie “Rol van de Raad in RO-procedures”. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden van een model 1 plan omdat het gaat om een ontwikkeling met en beperkt karakter die zich afspeelt op perceelsniveau. Een model 1 plan wordt direct in ontwerp ter inzage gelegd. Er wordt dus geen inspraak gehouden. Wel zal de school, voordat het plan in ontwerp ter inzage wordt gelegd, de direct omwonenden met een brief op de hoogte stellen van het ontwerp voor de extra gymzaal en van het bestemmingsplan dat de bouw mogelijk maakt.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Wettelijk (voor)overleg (artikel 3.1.1 Bro 2008) Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit geval is de ontwikkeling dusdanig beperkt van karakter dat enkel met het Waterschap Vallei en Eem is overlegd. Het wateradvies van het Waterschap is verwerkt in paragraaf 5.2 van de toelichting op het bestemmingsplan. Daarnaast heeft overleg plaatsgevonden met de provincie aangezien het gebied in de Structuurvisie Utrecht de aanduiding “eisen stellen gebieden” heeft in het kader van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. De provincie heeft aangegeven geen opmerkingen op het plan te hebben. Vaststelling bestemmingsplan Over het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen kenbaar gemaakt. Op 22 september heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan dan ook ongewijzigd vastgesteld. Het bestemmingsplan is gepubliceerd op 30 september. Van 1 oktober tot en met 11 november 2009 ligt het bestemmingsplan met het raadsbesluit ter inzage waarbij de mogelijkheid wordt geboden een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 7.4 Handhaving Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het uitwerkingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen. Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de “maatschappij” bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers. Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website). Daarnaast zijn in het plan instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de ontheffingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Toelichting Vastgesteld 22 september 2009
Regels
Kenmerk: 3068313
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
-1-
INHOUDSOPGAVE REGELS HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE REGELS Artikel 1. Begrippen Artikel 2. Wijze van meten
2 2 5
HOOFDSTUK 2. BESTEMMINGSREGELS Artikel 3. Maatschappelijk
6 6
HOOFDSTUK 3. ALGEMENE REGELS Artikel 4. Anti-dubbeltelbepaling Artikel 5. Algemene bouwregels Artikel 6. Algemene gebruiksregels Artikel 7. Algemene ontheffingsregels Artikel 8. Algemene wijzigingsregels
8 8 9 11 12 13
HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 9. Overgangsrecht Artikel 10. Slotregel
14 14 15
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
-2-
HOOFDSTUK 1. Artikel 1.
INLEIDENDE REGELS
Begrippen 1.1. plan: het bestemmingsplan “Gymzaal Amersfoortse Berg” van de gemeente Amersfoort; 1.2. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.bpgymzaalamfberg-vg01; 1.3. aan- of uitbouw: een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.4. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.5. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.6. ander bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde; 1.7. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.8. bestaand bouwwerk: een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag om bouwvergunning voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd; 1.9. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.10. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.11. bijgebouw: gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde erf gelegen hoofdgebouw; 1.12. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats; 1.13. bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.14. bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met in-
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
-3-
begrip van de begane grond en met uitzondering van onderbouw en ruimten in de kap; 1.15. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.16. bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; 1.17. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.18. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.19. erf: al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw; 1.20. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.21. grondwaterbeschermingsgebied: gebied waar strenge milieu eisen gelden, omdat hier grondwater wordt gewonnen om tot drinkwater te verwerken. Zware industrie en andere mogelijke vervuilers worden uit deze gebieden geweerd; 1.22. hoofdgebouw: gebouw, dat op een erf door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken; 1.23. maatschappelijke voorzieningen: educatieve voorzieningen en nutsvoorzieningen; 1.24. prostitutie: het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding; 1.25. prostitutiebedrijf: een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen; 1.26. seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.27. voorerf: gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
-4-
1.28. voorgevel: de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of de als zodanig aangeduide gevel van een hoofdgebouw; 1.29. ontheffing: een ontheffing van de voorschriften van dit plan als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
-5-
Artikel 2.
Wijze van meten 2.1. Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten a.
de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk: tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;
b.
de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
c.
peil: 1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; 2. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; 3. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg; 4. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw; 5. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
d.
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e.
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
f.
de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
g.
dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
h.
afstand tot de perceelgrens: de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;
i.
oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen: bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden niet meegerekend (gedeelten van) aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelegen binnen het bouwvlak;
j.
de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
-6-
HOOFDSTUK 2. Artikel 3.
BESTEMMINGSREGELS
Maatschappelijk 3.1. Bestemmingsomschrijving De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
onderwijsvoorzieningen;
b.
ter plaatse van de gebiedsaanduiding “milieuzonegrondwaterbeschermingsgebied” zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van beschermende kleilagen in de ondergrond in het kader van het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening;
c.
bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen.
3.2. Toegestane bouwwerken Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd: a.
gebouwen ten dienste van de bestemming;
b.
andere bouwwerken ten dienste van de bestemming; luifels, verlichtingselementen en ander straatmeubilair, beeldende kunstwerken en terreinafscheidingen.
3.3. Bouwregels Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 2 gelden de volgende bepalingen: a.
de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
b.
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven;
c.
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven: bouwwerken palen en masten, waaronder begrepen verlichtingselementen, verkeerstekens beeldende kunstwerken luifels en ander straatmeubilair ballenvangers op sportterreinen erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken achter de voorgevel
max. bouwhoogte 10 m 3m 4m 6m 1m 2m
3.4. Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot: a.
plaats, afmeting, vorm en toe te passen bouwmaterialen van gebouwen en andere bouwwerken, in het belang van de grondwaterbescherming en tevens ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
b.
de inrichting, ten behoeve van parkeren, van het terrein langs de Hugo de Grootlaan aan de voorzijde van het entreegebouw, voor het behoud van de aanwezige bomen.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
-7-
3.5. Procedure bij nadere eisen Bij het stellen van nadere eisen wordt de procedure gevolgd, zoals is opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. 3.6. Aanlegvergunning a.
Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders, op of in de gronden ondergrondse transport- en energieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur aan te leggen, alsmede grondwerkzaamheden dieper dan 2 meter onder het peil te verrichten. Dit heeft geen betrekking op het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet en op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b.
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder a., indien het belang van de grondwaterbescherming hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
c.
Alvorens zij beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a., vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
-8-
HOOFDSTUK 3. Artikel 4.
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
-9-
Artikel 5.
Algemene bouwregels 5.1. Overschrijding bouwgrenzen In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat: a.
plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
b.
luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
c.
bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
d.
bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.
5.2. Ontheffing Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het straat- en bebouwingsbeeld, ontheffing te verlenen ten behoeve van het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits: a.
de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
b.
de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.
5.3. Parkeren Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto’s in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat: a.
de juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in bijlage 15 van de Bouwverordening 2007-2, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 27 november 2007;
b.
de in lid a genoemde parkeernorm flexibel is tot een maximum, in die gevallen waarvoor in genoemde bijlage 15 een dergelijk maximum is opgenomen en onder de volgende voorwaarden: 1.
voor kantoren op intercity- of knooppuntlocaties en detailhandel op intercity- of knooppuntlocaties: a. een door de initiatiefnemer opgesteld en door de gemeente getoetst mobiliteitsprofiel; b. het leveren van een financiële bijdrage aan de gemeente per extra te realiseren parkeerplaats voor bedrijfsgericht parkeren ter grootte van de in genoemde bijlage bedragen;
2.
c.
voor kantoren op snelweg- of overige locaties en woningen op snelwegof overige locaties: een door de initiatiefnemer opgesteld en door de gemeente getoetst mobiliteitsprofiel.
de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto’s moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2.00 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen en bij haaks of gestoken parkeren de ruimte ten minste 2.50 m bij 5.00 m bedragen;
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
- 10 -
2.
indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
5.4. Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het: a.
het bepaalde in lid 3 en lid 4 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien;
b.
het bepaalde in lid 3, onder a en b, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend: 1.
een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
2.
een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf.
5.5. Procedure bij ontheffing Bij het verlenen van ontheffing wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. 5.6. Wijziging parkeernormen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 3 bedoelde parkeernormen en bedragen te wijzigen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
- 11 -
Artikel 6.
Algemene gebruiksregels Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening is in ieder geval het gebruik: a.
van onbebouwde gronden: 1. 2.
b.
als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
3.
als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto’s, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
4.
de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
van gebouwen en onbebouwde gronden: 1.
als seksinrichting.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
- 12 -
Artikel 7.
Algemene ontheffingsregels 7.1. Ontheffingen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan: a.
voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri’s, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
b.
voor het in geringe mate afwijken van een bestemmings- of bouwgrens en aanduidingen met ten hoogste 3 m, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt verkleind of vergroot;
c.
voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
7.2. Voorwaarden De ontheffingen als bedoeld in lid 7.1 worden geweigerd indien door het verlenen van ontheffing: a.
op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
b.
daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen.
7.3. Procedure bij ontheffing Bij het verlenen van ontheffing wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
- 13 -
Artikel 8.
Algemene wijzigingsregels 8.1. Wijziging in verband met archeologische waarden Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door het opnemen van de aanduiding “archeologische waarden”, ten behoeve van de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, indien uit onderzoek blijkt dat deze gronden hoge archeologische waarden hebben en daarom bescherming behoeven. Daarbij wordt voor deze gronden in ieder geval een aanlegvergunningenstelsel van toepassing voor graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter. 8.2. Wijziging in verband met waarden Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door het laten vervallen en/of toevoegen van bestemmingsomschrijvingen en aanlegvergunningen en/of van aanduidingen: a.
voor “waardevolle boom”, om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de registers waarin de betreffende objecten zijn opgenomen;
b.
voor “cultuurhistorische waarden” indien uit onderzoek blijkt dat het betreffende object niet gehandhaafd kan worden.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
- 14 -
HOOFDSTUK 4. Artikel 9.
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht 9.1. Overgangsrecht bouwwerken a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
c.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2. Overgangsrecht gebruik a.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.3. Hardheidsclausule Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
- 15 -
Artikel 10. Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Gymzaal Amersfoortse Berg 2009”.
Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg 2009
Regels Vastgesteld, 22 september 2009
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO (2008)
vastgesteld Gemeente Amersfoort 8 april 2008
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
INHOUDSOPGAVE
Inleiding… .................................................................................................................................. 3 1
Het plangebied .......................................................................................................................... 5
2
Watertoets.................................................................................................................................. 6
3
Aanpassingen n.a.v. onthouding van goedkeuring door ..................................................... 7 Gedeputeerde Staten van Utrecht ........................................................................................... 7
4
Ambtshalve aanpassingen..................................................................................................... 13
5
Maatschappelijke uitvoerbaarheid ........................................................................................ 17 5.1 Resultaten inspraak en overleg ......................................................................................... 17 5.2 De vaststellingsprocedure ................................................................................................. 18 5.3 Economische uitvoerbaarheid ........................................................................................... 19
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-1-
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
Kenmerk: #1368082 v3
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-2-
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
Inleiding Het bestemmingsplan “De Berg 2003” is inmiddels door de Raad van State beoordeeld via de daarvoor geldende procedures. Het betreft het besluit van 17 november 2004, zaaknummer 200401905/1. De beroepen die waren ingediend tegen het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 13 januari 2004, nr. 2003REG00327i, zijn ongegrond verklaard. Het betreffende goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten is daarmee in stand gebleven. Het besluit van Gedeputeerde Staten houdt voor de gemeente Amersfoort in dat volgens de wettelijke verplichting ex artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, een nieuw bestemmingsplan moet worden vastgesteld voor die gebieden waaraan goedkeuring is onthouden, waarbij de beslissingen van Gedeputeerde Staten en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in acht moeten worden genomen. Gedeputeerde Staten van Utrecht hebben bij hun besluit geen gebruik gemaakt van hun bevoegdheid ex artikel 30, lid 2 om een nadere termijn te stellen met betrekking tot de planherziening. Dit betekent dat een herzieningstermijn van 1 jaar na afloop van de beroepstermijn in acht moet worden genomen. Dit is echter geen fatale termijn. In het geval van bestemmingsplan “De Berg 2003” eindigde de beroepstermijn op 10 maart 2004. Deze herziening bevat alleen die onderdelen van bestemmingsplan “De Berg 2003” waaraan goedkeuring onthouden is door Gedeputeerde Staten van Utrecht. Deze worden besproken in hoofdstuk 2. Daarnaast wordt een aantal ambtshalve aanpassingen meegenomen die worden opgesomd in hoofdstuk 3. Er wordt geen nieuw beleid geïntroduceerd. De belangrijkste ambtshalve aanpassing betreft de beschrijving in hoofdlijnen van “Uit te werken gebied A (terrein De Lichtenberg)”. Het Programma van Eisen met bijbehorend Stedenbouwkundig Ontwerp voor dit gebied zijn zover afgerond dat ze voor inspraak ter inzage kunnen worden gelegd. De randvoorwaarden die in dit bestemmingsplan in de beschrijving in hoofdlijnen zijn opgenomen voor het “Uit te werken gebied A (terrein De Lichtenberg)”, zijn aangepast naar aanleiding van het bovengenoemde besluit van Gedeputeerde Staten maar zijn tevens verder aangescherpt op basis van het Programma van Eisen en het Stedenbouwkundig Ontwerp. Aan deze verdere aanscherping van de randvoorwaarden is intensief overleg vooraf gegaan met het ‘bewonersoverleg Lichtenberg’.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-3-
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-4-
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
1 Het plangebied Ligging en begrenzing van het plan De gebieden waarvoor deze herziening wordt opgesteld liggen allen binnen het plangebied van bestemmingsplan “De Berg 2003”. Het zijn gebieden waaraan goedkeuring is onthouden door Gedeputeerde Staten van Utrecht. Daarnaast wordt een aantal ambtshalve aanpassingen meegenomen. De plankaart behorende bij deze herziening heeft als ondergrond het plangebied van bestemmingsplan “De Berg 2003”. En alleen die gebieden waarvoor deze herziening is opgesteld, zijn op de kaart in kleur aangegeven.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-5-
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
2 Watertoets Voorafgaand aan inspraak en vooroverleg is over het plan mondeling contact geweest met het Waterschap Vallei en Eem. Tijdens het overleg ex artikel 10 Bro 1985 heeft het Waterschap Vallei en Eem schriftelijk aangegeven in te kunnen stemmen met het plan. Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-6-
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
3 Aanpassingen n.a.v. onthouding van goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Utrecht Gedeputeerde Staten van Utrecht hebben op 13 januari 2004 het bestemmingsplan “De Berg 2003” gedeeltelijk goedgekeurd (besluit nr. 2003REG00327i). Goedkeuring is onthouden aan de volgende onderdelen van het plan: Plankaart: a. De bestemming “Groenvoorzieningen” tussen de huizen van de Barchman-Wuytierslaan, Heinsiuslaan, Thorbeckeplein en Van Hogendorplaan; b. Het kleine bouwvlakje binnen het uit te werken gebied A (de Lichtenberg); c. De bestemming “Wonen” voor het perceel Prinses Marielaan 2, met inbegrip van het ten zuiden van het pand gelegen deel van het perceel dat de bestemming “Wonen (zonder bebouwingsmogelijkheden)” heeft gekregen. Voorschriften: d. Artikel 1, begripsbepalingen, onder ff: zinsnede “een erotische massagesalon mede inbegrepen”; e. Artikel 16, lid 1, onder b3 (betreffende bouwgrenzen gebied A); f. Artikel 24, lid 2, onder b (betreffende gebruik als seksinrichting). In de onderstaande tekst worden de genoemde onderdelen van het plan nogmaals aangehaald met daarbij het standpunt van Gedeputeerde Staten, waar van toepassing het standpunt van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de wijze van aanpassing in deze herziening ex artikel 30 van de WRO.
a. De bestemming “Groenvoorzieningen” tussen de huizen van de Barchman-Wuytierslaan, Heinsiuslaan, Thorbeckeplein en Van Hogendorplaan Standpunt Gedeputeerde Staten Het betreffende plandeel had in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming “Uit te werken gebied C” waarbij in de uitwerkingsregels werd bepaald dat ten hoogste vier vrijstaande woningen konden worden gebouwd. Het plan is in de raadsvergadering gewijzigd vastgesteld waarbij de bestemming “Groenvoorzieningen” aan de gronden is toegekend. De gemeenteraad heeft feitelijk als enige argument voor deze wijziging gegeven, dat binnen de wijk al genoeg nieuwe huizen worden gebouwd, met name op de Lichtenberg. Dat argument overtuigt niet, nog los van het feit, dat geen enkele zekerheid bestaat over het aantal op de Lichtenberg te bouwen woningen. Bij het besluit tot wijziging van de bestemming van dit plandeel is niet gebleken van een zorgvuldige belangenafweging waardoor Gedeputeerde Staten goedkeuring onthouden aan de bestemming “Groenvoorzieningen” voor dit plandeel. Standpunt Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State De Afdeling overweegt dat Gedeputeerde Staten zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet blijkt dat aan de wijziging van de bestemming een kenbare belangenafweging vooraf is gegaan. Voorts overweegt de Afdeling dat Gedeputeerde Staten zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een belangenafweging wel nodig was. In het kader van een plan op grond van artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zullen dus zowel de belangen van omwonenden en belanghebbenden, mede in verband met de ten gunste van hen verleende erfdienstbaarheid, als de belangen van de gemeente Amersfoort moeten worden betrokken. De Afdeling is van oordeel dat Gedeputeerde Staten terecht goedkeuring hebben onthouden aan dit plandeel. Wijze van aanpassing Het afgelopen jaar is er overleg gevoerd met de eigenaar van het terrein en enkele omwonenden. Een aantal bestemmingen voor het terrein is besproken. Naar aanleiding van de verschillende gesprekken, zijn de mogelijke bestemmingen voorgelegd aan het college van burgemeester en Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-7-
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
wethouders en is het voorstel gedaan de gronden de bestemming “Woondoeleinden” te geven zonder bouwblok en zonder arcering voor “te bebouwen erven” (een tuinbestemming). Deze bestemming komt tegemoet aan de wens van de vorige gemeenteraad om het terrein onbebouwd te laten maar biedt de eigenaar wel de mogelijkheid de grond te verkopen aan omwonenden. Met de bestemming “Groenvoorzieningen”, de bestemming die de vorige gemeenteraad bij amendement op de gronden had gelegd bij de vaststelling van bestemmingsplan “De Berg 2003”, is verkoop van de gronden aan omwonenden moeilijker te realiseren omdat de omwonenden dan helemaal niets met de grond kunnen. Daarnaast is deze bestemming ruimtelijk gezien het meest wenselijk en bovendien feitelijk realiseerbaar.
b. Het kleine bouwvlakje binnen het uit te werken gebied A (de Lichtenberg) Standpunt Gedeputeerde Staten Op het plandeel van het uit te werken gebied A (de Lichtenberg) is een klein bouwvlakje van hooguit 20 m2 rondom één van de bestaande gebouwtjes op de plankaart blijven staan. Dit is niet de bedoeling geweest. Gedeputeerde Staten onthouden goedkeuring aan het genoemde bouwvlakje van 20 m2 (zie ook punt e.). Wijze van aanpassing De plankaart is aangepast. Het bouwvlakje van 20 m2 is verwijderd en de betreffende plek heeft de bestemming “uit te werken gebied A (de Lichtenberg)” gekregen.
c. De bestemming “Wonen” voor het perceel Prinses Marielaan 2, met inbegrip van het ten zuiden van het pand gelegen deel van het perceel dat de bestemming “Wonen (zonder bebouwingsmogelijkheden)” heeft gekregen Standpunt Gedeputeerde Staten De bestemming van het perceel wijkt af van de inhoud van het raadsbesluit. Dat geldt zowel voor het gedeelte van het perceel dat ten onrechte de bestemming “Woondoeleinden” (met de daarbij behorende kleur heeft gekregen, maar ook voor het bouwvlak van Prinses Marielaan 2 en de onmiddelijke omgeving daarvan. Daar heeft het perceel weliswaar de goede kleur (groen voor “Kantoordoeleinden”), maar de verkeerde aanduiding (W voor “Woondoeleinden”). Dat laatste is niet conform het vaststellingsbesluit. Gedeputeerde Staten onthouden goedkeuring aan de bestemming voor dit perceel. Wijze van aanpassing De plankaart is aangepast. Het perceel Prinses Marielaan 2 alsmede het perceel dat ten zuiden van de Prinses Marielaan 2 is gelegen, hebben de bestemming “Kantoordoeleinden” gekregen. De arcering voor “te bebouwen erven” is voor het grootste deel verwijderd omdat er geen bovenwoning mogelijk wordt gemaakt. Deze arcering blijft wel behouden voor het bestaande bijgebouw.
d. Artikel 1, begripsbepalingen, onder ff: de zinsnede “een erotische massagesalon mede inbegrepen Standpunt Gedeputeerde Staten In artikel 1 onder ff, wordt een erotische massagesalon als seksinrichting bestempeld. Het argument van de gemeente voor dit onderscheid is dat een dergelijke massagesalon zich ruimtelijk van andere kan onderscheiden, doordat de activiteiten doorgaans ’s avonds en ’s nachts plaatsvinden. Dit overtuigt Gedeputeerde Staten niet aangezien ook andere, wel toegestane bedrijfsactiviteiten in het plangebied buiten de reguliere kantooruren kunnen plaatsvinden en de gemeente in het kader van de APV nadere regels met betrekking tot openingstijden kan opnemen om overlast te voorkomen. Derhalve onthouden Gedeputeerde Staten goedkeuring aan deze passage in de begripsomschrijvingen.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-8-
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
Wijze van aanpassing De planologische regeling van de gebruiksbepalingen en seksinrichtingen is op 24 juni 2004 behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op 1 september heeft de Raad van State uitspraak gedaan inzake dit “Facet-bestemmingsplan Gebruiksbepalingen en seksinrichtingen” (zaaknummer 200308704/1/R2). De regeling van de seksinrichtingen is in stand gebleven. De passage “een erotische massagesalon mede inbegrepen” in de begripsomschrijving van het begrip “prostitutiebedrijf” waaraan door Gedeputeerde Staten goedkeuring is onthouden, is met deze artikel 30 herziening weer toegevoegd aan de begripsomschrijving van het begrip “prostitutiebedrijf”.
e. Artikel 16, lid 1, onder b3 (betreffende bouwgrenzen gebied A) Standpunt Gedeputeerde Staten Bij het drukken van het plan en de plankaart is blijkbaar iets fout gegaan. Niet alleen is een klein bouwvlakje van hooguit 20m2 rondom één van de bestaande gebouwtjes op de plankaart blijven staan, ook de randvoorwaarde die aangeeft dat alleen binnen de op de plankaart aangegeven bouwgrenzen mag worden gebouwd, staat nog in de planvoorschriften (artikel 16, lid 1, onder b3). Volgens het plan, zoals dat aan het college van Gedeputeerde Staten ter goedkeuring is voorgelegd, mag dus feitelijk niet meer dan de op de plankaart aangegeven 20m2 worden bebouwd. Dit is uiteraard volstrekt niet de bedoeling geweest van de gemeenteraad. De gemeente Amersfoort heeft dan ook verzocht goedkeuring te onthouden aan artikel 16, lid 1, onder b3. Gedeputeerde Staten komen tegemoet aan dit verzoek en onthouden tevens goedkeuring aan het bouwvlakje van 20m2 op de plankaart in het uit te werken gebied A (zie ook punt b.). Wijze van aanpassing De plankaart is aangepast. Het bouwvlakje van 20 m2 is verwijderd en de betreffende plek heeft de bestemming “uit te werken gebied A” gekregen. Betreffende artikel 16, lid 1, is de beschrijving in hoofdlijnen aangevuld. In de randvoorwaarden is meer gezegd over onder andere de bebouwingsdichtheid, de bouwhoogte, het groen in het plangebied en de handhaving van privacy van de bewoners van de Jacob Catslaan door een groenstrook. Dit is gebeurd op basis van het Programma van Eisen en het Stadenbouwkundig Ontwerp voor het gebied. Bovendien zijn de aanpassingen uitgebreid besproken in het ‘bewonersoverleg Lichtenberg’ waarin omwonenden van het gebied zitting hebben.
f.
Artikel 24, lid 2, onder b (betreffende gebruik als seksinrichting)
Standpunt Gedeputeerde Staten De regeling die is opgenomen om prostitutiebedrijven te weren achten Gedeputeerde Staten niet aanvaardbaar. Op grond van jurisprudentie mag het bestemmingsplan dergelijke seksinrichtingen alleen op grond van ruimtelijke motieven regelen. De gebruiksregeling in het plan (artikel 24) sluit seksinrichtingen volledig uit. Dit wordt slechts gemotiveerd door een verwijzing naar de gemeentelijke Nota Prostitutiebeleid en het facet-bestemmingsplan “Gebruiksbepalingen en seksinrichtingen”. Die bieden echter ook geen duidelijk antwoord op de vraag, waarom seksinrichtingen in dit plangebied verboden zijn.Gedeputeerde Staten onthouden daarom goedkeuring aan het betreffende onderdeel van de gebruiksbepaling (artikel 24, lid 2, onder b) van het bestemmingsplan “De Berg 2003”. Wijze van aanpassing De navolgende subparagraaf over het prostitutiebeleid van de gemeente Amersfoort is met deze herziening toegevoegd en moet gelezen worden als aanvulling op paragraaf 3.7 Bedrijven, van de toelichting van het bestemmingsplan “De Berg 2003”. Prositutiebeleid Door het opheffen van het algemeen bordeelverbod hebben gemeenten bij het reguleren van prostitutie een grotere rol gekregen. Teneinde ongewenste situaties en ontwikkelingen te kunnen voorkomen of te kunnen tegengaan is het noodzakelijk dat gemeentelijk beleid wordt vastgelegd en dat de regelgeving wordt aangepast. De aanpassing van de regelgeving bestaat uit het wijzigen
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-9-
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
van de APV door invoering van een vergunningenstelsel voor seksinrichtingen en een regeling van seksinrichtingen in de bestemmingsplannen. Het prostitutiebeleid van de gemeente Amersfoort is vastgelegd in de Nota prostitutiebeleid gemeente Amersfoort (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2000). In deze nota is bepaald dat er maximaal 7 seksinrichtingen in Amersfoort kunnen worden gevestigd. In verband met het stedelijk karakter, de groei van de gemeente en de centrumfunctie die Amersfoort voor de regio heeft, wordt een verruiming van het huidige aantal seksinrichtingen van 5 naar 7 verantwoord geacht. In het facet-bestemmingsplan “Gebruiksbepalingen en seksinrichtingen” van de gemeente Amersfoort is voor alle vigerende bestemmingsplannen een verbod opgenomen voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken als, of ten behoeve van, een seksinrichting. Dit gebeurt met uitzondering van 5 locaties waar de bestaande seksinrichtingen in bovengenoemd plan worden gelegaliseerd. De overige 2 seksinrichtingen zullen op een later tijdstip middels een bestemmingsplan herziening op een geschikte locatie worden ingepast. Ook in onderhavig bestemmingsplan is een verbod opgenomen voor het vestigen van seksinrichtingen. Deze keuze is gebaseerd op het bovengenoemde beleid en is tevens een voortzetting van het bestaande beleid want ook in het vigerende bestemmingsplan is een verbod opgenomen. Op 1 september 2004 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan aangaande het bovengenoemde facet-bestemmingsplan en heeft de regeling, zoals Amersfoort deze hanteert, geaccepteerd (uitspraak nummer 200308704/1). De volgende aspecten zijn bij de afweging van een locatie voor de vestiging van een seksinrichting in ieder geval ruimtelijk relevant: geen concentratie van prostitutie in een straat, buurt, wijk of gebied; geen seksinrichting in een flat of specifieke woonstraat; ligging aan een doorgaande weg; geen seksinrichting in tussenwoningen of panden met halfsteensmuren; geen onaanvaardbare toename van de verkeersbelasting in een straat; voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein of in de directe omgeving; geen aanstootgevende en/of storende (licht)reclames; geen seksinrichtingen in de nabijheid van kerken, moskeeën, (avond)scholen, clubgebouwen voor jeugdigen en daarmee vergelijkbare functies. In paragraaf 3.6 “Bedrijven” is aan de “uitgangspunten bestemmingsopzet” een punt toegevoegd: gelet op het gemeentelijk prostitutiebeleid worden binnen het plangebied geen seksinrichtingen toegestaan. Aan paragraaf 4.7 “Bestemming bedrijfsdoeleinden” is de onderstaande tekst toegevoegd: Seksinrichtingen In paragraaf 3.7 is aangegeven dat in het facetbestemmingsplan “Gebruiksbepalingen en Seksinrichtingen” 4 seksinrichtingen zijn gelegaliseerd. In het onderhavige bestemmingsplan is een verbod opgenomen voor het vestigen van seksinrichtingen. Deze keuze is gebaseerd op het eerder genoemde prostitutiebeleid. Seksinrichtingen hebben vanwege hun uitstraling en openingstijden immers een ruimtelijke impact op de omgeving die zich onderscheid van overige bedrijven. In paragraaf 3.7 zijn de ruimtelijk relevante aspecten aangegeven. In de APV zijn raam- en straatprostitutie in het belang van de openbare orde expliciet verboden. Hierbij gaat het om vormen van prostitutie die eerder dan de andere inrichtingen leiden tot ernstige hinder en overlast voor een straat of buurt. Een nadere regeling hiervoor in bestemmingsplannen is derhalve niet noodzakelijk. Escortbedrijven worden in het gemeentelijk beleid voor de toepassing van het maximumstelsel buiten beschouwing gelaten. De reden hiervoor is dat de activiteiten van een escortbedrijf beperkt blijven tot administratieve activiteiten terwijl de prostitutieactiviteiten die daarmee aangeboden worden elders worden uitgeoefend. Om optredende overlast te kunnen tegengaan, is wel een APVvergunning vereist, maar behoeft deze vorm van prostitutie geen nadere regeling in bestemmingsplannen.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 10 -
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
Thuisprostitutie vindt uitsluitend plaats in de eigen woning en over het algemeen dus op kleine schaal. Voor de hantering van het maximumstelsel blijft thuisprostitutie buiten beschouwing. Valt een vorm van thuisprostitutie vanwege de weerslag daarvan op de openbare orde en het woon- en leefklimaat van de omgeving niet meer aan te merken als thuiswerk, dan is er sprake van een prostitutiebedrijf, waarbij zal moeten worden voldaan aan de eisen van de APV en het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Sekswinkels zijn voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch pornografische aard aan particulieren worden verkocht of verhuurd. Hierbij is van prostitutie geen sprake. Wel is in de APV een artikel opgenomen waardoor gebieden kunnen worden aangewezen, waarin het, in het belang van de openbare orde of woon- of leefomgeving, niet is toegestaan om een sekswinkel te exploiteren. In het kader van zowel het maximumstelsel als bestemmingsplannen blijven sekswinkels buiten beschouwing. En tenslotte is artikel 24, lid 2, onder b weer toegevoegd aan de voorschriften.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 11 -
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 12 -
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
4 Ambtshalve aanpassingen Nadat bestemmingsplan “De Berg 2003” door de gemeenteraad van Amersfoort is vastgesteld op 27 mei 2003 bij besluitnummer 1092985, is een aantal standaard regelingen opgesteld die in voorliggende herziening ex artikel 30 van de WRO als ambtshalve aanpassing zijn meegenomen. Daarnaast zijn enkele onvolkomenheden op de plankaart, in de toelichting en in de voorschriften meegenomen als ambtshalve aanpassingen. Bepalingen voor het bouwen van woonwagens De bepalingen voor het bouwen van woonwagens zijn gewijzigd. Artikel 5, lid 1, onder b, artikel 5, lid 2 en artikel 5, lid 3, onder b van de voorschriften zijn met deze herziening aangepast en dienen gelezen te worden als vervanging van de betreffende leden in het bestemmingsplan “De Berg 2003”. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen Naar aanleiding van de nieuwe Woningwet (2003) is een standaardregeling opgesteld betreffende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Artikel 5, lid 3, onder c (de regeling voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) van de voorschriften is met deze herziening aangepast en dient gelezen te worden als vervanging van het betreffende lid in het bestemmingsplan “De Berg 2003”. Vrijstelling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten De tekst in de voorschriften betreffende de vrijstelling voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten is verduidelijkt. Artikel 5, lid 5 van de voorschriften is met deze herziening aangepast en dient gelezen te worden als vervanging van het betreffende lid in bestemmingsplan “De Berg 2003”. Overige vrijstellingen bij woningen De tekst in de voorschriften betreffende de overige vrijstellingen bij woningen is verduidelijkt. Artikel 5, lid 6 onder b, c en d is aangepast, onder e is toegevoegd en lid 11 is toegevoegd. Archeologisch belangrijke plaatsen (ABP’s) De regeling voor ABP’s is gewijzigd. Een ABP is een aanduiding op de plankaart met enkel een signaleringsfunctie. Wanneer er sprake is van archeologische waarden, waarbij voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden een schriftelijke vergunning noodzakelijk is van burgemeester en wethouders, dan wordt dit op de plankaart aangegeven met de aanduiding “archeologische waarden” met daaraan gekoppeld een aanlegvergunning. De ABP (nr. 40) in het plangebied van bestemmingsplan “De Berg 2003” wordt opgenomen met de aanduiding “archeologisch belangrijke plaats”. De archeologische waarden zijn weliswaar gedeeltelijk verstoord maar wel aangetoond. Tijdens de bouw van ziekenhuis De Lichtenberg is een grafheuvel verdwenen. Grafheuvels liggen vaak langs een weg in groepen bij elkaar. Bovendien geeft de IKAW hoge archeologische trefkans. Doeleindenomschrijving van groenvoorzieningen Naar aanleiding van het aanscherpen van de randvoorwaarden van het Uit te werken gebied A (terrein De Lichtenberg) is aan artikel 15, lid 1 een punt k toegevoegd. Hierin zijn afspraken opgenomen die zijn gemaakt tijdens het ‘bewonersoverleg Lichtenberg’. Aanlegvergunning in groen De tekst van artikel 15, lid 5, onder a is ter verduidelijking aangepast. Uit te werken gebied A Van artikel 16 is in lid 1, onder b, de beschrijving in hoofdlijnen aangevuld. De randvoorwaarden zijn op basis van het Programma van Eisen en het Stedenbouwkundig Ontwerp voor het terrein en het ‘bewonersoverleg Lichtenberg’ verduidelijkt en aangescherpt met name op het gebied van de bebouwingsdichtheid, de bouwhoogte, het groen in het plangebied en de handhaving van privacy van de bewoners van de Jacob Catslaan door een groenstrook. In het Programma van Eisen en stedenbouwkundig ontwerp krijgt het terrein van ziekenhuis de Lichtenberg als hoofdfunctie wonen. Daarbij zal veel aandacht worden besteed aan de verkaveling en woningtypologie die moeten passen bij het karakter van het Bergkwartier maar die zeker ook het gebied op zich een eigen karakteristiek moeten geven. Het aanwezige reliëf, het groene karakter, de cultuurhistorische
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 13 -
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
waarden en de aanwezige zichtassen worden zoveel mogelijk behouden en waar mogelijk versterkt. Akoestisch onderzoek In het kader van het bestemmingsplan “De Berg 2003” is akoestisch onderzoek gedaan en is een ontheffing hogere grenswaarde verleend voor het uit te werken gebied A (het terrein van de Lichtenberg). Het bouwplan is enigszins aangepast waardoor een enkele ingreep noodzakelijk is om te kunnen blijven voldoen aan deze ontheffing (zie bijlage 3: akoestisch advies). De ingreep bestaat uit het toepassen van stil asfalt op de Vondellaan (dit is opgenomen in het Programma van Eisen van de Binnenring waartoe ook de Vondellaan behoort en zal in 2008/2009 worden uitgevoerd). Ecologie Ook is een ecologische quickscan uitgevoerd naar de aanwezigheid van wettelijk beschermde soorten. Deze quickscan is als bijlage 2 aan het bestemmingsplan toegevoegd. Conclusie van de quickscan is dat voor de sloop van het ziekenhuis en de nieuwbouw te zijner tijd een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd. Het ligt in de rede dat deze ontheffing zal worden verleend mits aan enkele voorwaarden betreffende fasering van werkzaamheden wordt voldaan (zie hiervoor de quickscan in bijlage 2). Luchtkwaliteit Het doel van Besluit luchtkwaliteit 2005 is mensen te beschermen tegen risico's van luchtverontreiniging, Het besluit geeft voor verschillende stoffen aan op welke termijnen de normen gelden en gehaald moeten worden en welke bestuursorganen verantwoordelijk zijn voor de normen. Het besluit maakt het verder mogelijk om ruimtelijke plannen uit te voeren in gebieden waar te veel fijn stof en stikstofdioxide in de lucht zit. In het plangebied worden geen normen overschreden. De in deze herziening voorziene wijziging heeft bovendien naar verwachting een gunstig effect op de luchtkwaliteit. Het huidige gebruik van de locatie (ziekenhuis) trekt meer verkeer aan dan het toekomstige gebruik (woningen). Externe veiligheid Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beheersen van risico's. Dat gebeurt door enerzijds de kans op het ontstaan van een calamiteit met gevaarlijke stoffen te beperken en anderzijds door de effecten ervan zoveel mogelijk te beperken. Daarmee wordt de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen beperkt. Nabij de locatie vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Ook is er geen bedrijf in de buurt waar met gevaarlijke stoffen gewerkt wordt. Er is op de locatie dus geen verhoogd risico op gebied van externe veiligheid. Gebruik van gronden en bouwwerken, vormen van verboden gebruik De planologische regeling van gebruiksbepalingen en seksinrichtingen is op 24 juni 2004 behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op 1 september heeft de Raad van State uitspraak gedaan inzake dit “Facet-bestemmingsplan Gebruiksbepalingen en Seksinrichtingen”. De regeling van de seksinrichtingen is in stand gebleven. Goedkeuring is alsnog onthouden aan de bepalingen die betrekking hebben op het strijdig gebruik. Om te voldoen aan de randvoorwaarden die zijn gesteld door de Raad van State, is met deze herziening aan artikel 24, lid 2, onder a, punt 4 toegevoegd. En is in artikel 24, lid 2, onder b de tekst gewijzigd. Deze wijzigingen dienen gelezen te worden als vervanging respectievelijk aanvulling van het betreffende artikel in het bestemmingsplan “De Berg 2003”. Overgangsbepalingen Artikel 26 van de voorschriften is met deze herziening aangepast en dient gelezen te worden als vervanging van het betreffende artikel in het bestemmingsplan “De Berg 2003”. In het betreffende artikel is de calamiteitenbepaling uit lid 1 gehaald. Lid 1 gaat nu enkele over het bouwen als gevolg van de overgangsbepalingen. De calamiteitenbepaling is opgenomen in lid 2. Lid 3 betreft het gebruik als gevolg van de overgangsbepaling. Strafbepaling Artikel 27 van de voorschriften is met deze herziening aangepast en dient gelezen te worden als vervanging van het betreffende artikel in het bestemmingsplan “De Berg 2003”.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 14 -
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
Gebruiksbepalingen zijn sinds 13 september 2004 niet meer strafbaar op basis van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening maar zijn automatisch strafbaar op basis van de Wet op de economische delicten. Gebruiksbepalingen hoeven niet meer genoemd te worden in de strafbepalingen van het bestemmingsplan. Artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten schrijft voor dat verboden die genoemd worden in aanlegvergunningen wel genoemd moeten worden in de strafbepalingen van het bestemmingsplan. Staat van bedrijfsactiviteit Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteit, is aangepast met deze herziening. Aanpassingen op de plankaart De plankaart is op een aantal punten aangepast. Hieronder volgt een opsomming van de betreffende adresen: Adres
Aanpassing
Barchman Wuytierslaan 26 Barchman Wuytierslaan 30 t/m 44, het achterliggend perceel
Bouwblok is aangepast. Zelfde als nummer 28. Het perceel heeft de bestemming “Woondoeleinden” gekregen, zonder bouwblok en zonder arcering voor “te bebouwen erven”. Bouwblok en maximale bouwhoogte is aangepast. Arcering voor te bebouwen erven is aangepast. Bouwblok is aangepast. Arcering voor te bebouwen erven is aangepast. Het tennisgebouwtje heeft de arcering “te bebouwen erven” gekregen. Bestemming is gewijzigd van “Woondoeleinden” naar “Kantoordoeleinden”. De hoogte van het bouwblok is aan de plankaart toegevoegd. Horeca C aanduiding is toegevoegd aan het bouwblok. Voorgevelaanduiding woongebouw De Terp is opgenomen aan de Mr. Th. Heemskerklaan 37. Bouwblok is aangepast. Bestemming is gewijzigd van “Kantoordoeleinden” naar “Woondoeleinden, ten hoogste twee aaneen”. De garages tussen de woningen en de uitbouwen aan de achterzijde van de woningen zijn opgenomen in het bouwblok met een hoogte van -/6. Bouwblok is aangepast. Bestemming is gewijzigd van “Woondoeleinden” naar “Kantoordoeleinden” en de arcering voor “te bebouwen erven” is aangepast. Een deel van het perceel van Regentesselaan 2 is verkocht aan Regentesselaan 8. Dit deel heeft de bestemming “Woondoeleinden” gekregen. Op het perceel Regentesselaan 31 is een bouwblok opgenomen voor een vrijstaande woning. Een bouwblok op dit perceel was wegbestemd in het bestemmingsplan “De Berg 2003”. Twee uitbouwen zijn in het bouwblok opgenomen. Bestemming is gewijzigd van “Maatschappelijke doeleinden, religieuze voorzieningen” naar “Woondoeleinden, uitsluitend vrijstaand”.
Daam Fockemalaan 10 Dr. Nolenslaan 7 Florence Nightingalelaan 5 Heinsiuslaan 17 J.P. Heyelaan 4 Johan van Oldenbarneveltlaan 34-36 Koningin Wilhelminalaan 21 Mr. Th. Heemskerklaan 32 Mr. Th. Heemskerklaan 37 Nassaulaan 9 Paulus Buyslaan 23
Prins Clauslaan 3 t/m 33
Prins Frederiklaan 30 Prinses Marielaan 2
Regentesselaan 2 en 8
Regentesselaan 31
Tesselschadelaan 6 Steven van der Hagenlaan 3
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 15 -
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
“Uit te werken gebied A (De Lichtenberg)” Utrechtseweg 39 t/m 45 Utrechtseweg 69-71
Utrechtseweg 88 Utrechtseweg 109
Utrechtseweg 202
Van Beuningenlaan 2
Van Houtenlaan oneven nummers
Willem de Zwijgerlaan 5
Willem de Zwijgerlaan 7
Plangrens
Bouwbloklijnen zijn verwijderd. En enkele aanduidingen zijn toegevoegd. De bestemming is gewijzigd van “Kantoordoeleinden” naar Gemengde Doeleinden (1)”. De bestemming is gewijzigd van “Gemengde Doeleinden (1)” naar “Woondoeleinden, allen aaneen gebouwd” en de aanduiding “Gemengde doeleinden toegestaan” is toegevoegd. De aanduiding “Bedrijfs- of dienstwoning toegestaan” is opgenomen. De bestemming is gewijzigd van “Woondoeleinden” naar “Maatschappelijke doeleinden, medische voorzieningen” met bovenwoning. Aan de noordzijde van het perceel is de bestemmingsgrens in overeenstemming gebracht met de kadastrale grens. Een klein deel van het perceel dat de bestemming “Verkeersdoeleinden had komt nu binnen het “uit te werken gebied C” te liggen. De bestemming is gewijzigd van “Maatschappelijke doeleinden, medische voorzieningen” naar “Woondoeleinden, uitsluitend vrijstaand” . Arcering voor “bijzondere bebouwingsregeling” is vervangen door de arcering voor “te bebouwen erven” Arcering voor “te bebouwen erven” is aangepast zodat huidige aan- en uitbouwen binnen het raster vallen. Het bouwblok en de arcering voor “te bebouwen erven” is aangepast zodat de huidige bebouwing binnen de bouwbloklijnen valt. De vormgeving van de plangrens is aangepast.
Hoogte-aanduidingen en hoogtescheidingslijnen De goot- en nokhoogtes en hoogtescheidingslijnen zijn in rood op de plankaart aangegeven. Goot- en nokhoogtes Een groot deel van de goot- en nokhoogtes van objecten in het plangebied van bestemmingsplan “De Berg 2003” is opgenomen in het pandenboek. Het pandenboek is een bijlage bij het bestemmingsplan “De Berg 2003” en bevat foto’s van de objecten in het gebied dat in procedure is voor aanwijzing door het Rijk tot beschermd stadsgezicht. Vooruitlopend op de aanwijzing door het Rijk heeft het gebied in het bestemmingsplan “De Berg 2003” de aanduiding “beschermd stadsgezicht” gekregen met daaraan gekoppeld een aanlegvergunningenstelsel. In het pandenboek is bij elke foto informatie opgenomen:huisnummer, status object, bouwjaar en goot- en nokhoogte in meters. Voor een aantal objecten is de goot- en nokhoogte niet overeenkomstig de bestaande situatie. Deze hoogtes zullen worden aangepast en op de plankaart van de voorliggende artikel 30 herziening van bestemmingsplan “De Berg 2003” worden opgenomen. Naast de aangepaste goot- en nokhoogtes worden de hoogtes van alle objecten in het plangebied op de plankaart opgenomen. Dit ter verduidelijking van het kaartbeeld. Daarmee komt de juridische koppeling tussen het bestemmingsplan en het pandenboek te vervallen.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 16 -
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 5.1
Resultaten inspraak en overleg
Het voorontwerp-bestemmingsplan “De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO (2008)” heeft gedurende 6 weken voor inspraak ter visie gelegen (van 5 april tot en met 16 mei 2007) waarbij eenieder in de gelegenheid is gesteld een inspraakreactie kenbaar te maken aan burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. Hiervan is gedurende de genoemde termijn gebruik gemaakt door 79 insprekers. Van de 79 inspraakreacties zijn er 42 gelijkluidend. Daarnaast heeft er op 17 april jongstleden een inloopavond plaatsgevonden waarbij het voorontwerpbestemmingsplan, samen met het Programma van Eisen en Voorlopig Ontwerp Stedenbouw voor de locatie Lichtenberg, werd gepresenteerd aan omwonenden en belangstellenden. Een aantal reacties heeft geleid tot het aanpassen van het bestemmingsplan. Hieronder volgt een opsomming van deze aanpassingen:
-
-
-
-
-
Aanpassingen plankaart De arcering voor “te bebouwen erven” op het perceel Prinses Marielaan 2 wordt gedeeltelijk verwijderd omdat het perceel in het voorontwerpbestemmingsplan de bestemming “Kantoordoeleinden” heeft gekregen. De arcering over de volledige breedte van het perceel kwam nog voort uit de woonbestemming die het had in het bestemmingsplan “De Berg 2003”. De arcering blijft behouden ter plaatse van het bestaande bijgebouw. Het perceel Steven van der Hagenlaan 3 heeft de bestemming “Woondoeleinden, uitsluitend vrijstaand” gekregen. Op dit moment is er een kerk gevestigd in het pand. De kerk gaat het pand verlaten en wil het pand als woning verkopen. Ruimtelijk gezien is dit een gewenste wijziging van de bestemming. Het voormalig tennisveld achter de Barchman Wuytierslaan 26 t/m 46 krijgt de bestemming “Woondoeleinden” zonder bouwblok en zonder arcering voor te bebouwen erven. Deze bestemming is op het terrein gelegd naar aanleiding van een collegebesluit. In het collegebesluit waren de mogelijke bestemmingen, naar aanleiding van gesprekken met de eigenaar en omwonenden, voorgelegd en was een voorstel gedaan de eerder genoemde bestemming op de gronden te leggen. Ter plaatse van het “Uit te werken gebied A” is de kaart dusdanig aangepast dat de zichtlijn vrij blijft van bebouwing. Ter plaatse van het “Uit te werken gebied A” is bij de hoogbouw in 12 lagen een extra hoogtescheidingslijn aangebracht waarmee onderscheid wordt gemaakt tussen het deel in 12 lagen en het deel in 3 lagen. Daarnaast is aan de vlakken bij deze hoogbouw een maximaal bebouwingspercentage gekoppeld. In de legenda wordt de omschrijving “’t Weitje” aangepast. Dit wordt “ ’t Weitje / trapveld”.
Aanpassingen toelichting - De omschrijving van de Paulus Buyslaan 23 in de lijst met aanpassingen op pagina 15 is aangepast. De voormalige bestemming was “Kantoordoeleinden” en niet “Maatschappelijke doeleinden”. - De nummering van de bijlagen is aangepast. De extra bijlagen hebben nummer 3 en 4 in plaats van 2 en 3. - De tekst op pagina 7 en 8 (wijze van aanpassing) betreffende de bestemming van het voormalig tennisveld achter de Barchman Wuytierslaan 26 t/m 46 is aangepast. Gelijktijdig is het plan voor het overleg ex artikel 10 Bro 1985 aan diverse instanties voorgelegd. Een drietal instanties heeft opmerkingen gemaakt over het voorontwerp-bestemmingsplan. Enkele opmerkingen hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De reactienota inspraak en overleg is als apart document bij het bestemmingsplan gevoegd. Opgemerkt moet nog worden dat de reactienota inspraak niet alleen betrekking heeft op het voorontwerp-bestemmingsplan maar ook op het stedenbouwkundig plan en het Programma van Eisen dat is opgesteld voor de locatie Lichtenberg. De laatste twee plannen hebben als basis gediend voor het aanscherpen en aanpassen van artikel 16, betreffende het “uit te werken gebied A” , van de voorschriften van het voorliggende bestemmingsplan. De aanpassingen naar aanleiding van de inspraakreacties en het overleg ex artikel 10 Bro 1985 hebben betrekking op zowel het bestemBestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 17 -
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
mingsplan als het stedenbouwkundig plan en Programma van Eisen. Het bestemmingsplan is aangepast en wordt in ontwerp ter visie gelegd. Het stedenbouwkundig plan en Programma van Eisen (gewijzigd) zullen worden vastgesteld door de gemeenteraad.
5.2
De vaststellingsprocedure
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 25 oktober t/m 5 december ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn 66 zienswijzen ingediend waarvan 55 gelijkluidend. In de reactienota zienswijzen zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Twee zienswijzen hebben aanleiding gegeven tot aanpassing van het plan, daarnaast zijn enkele ambtshalve aanpassingen voorgesteld. Op 26 februari 2008 heeft het college ingestemd met de behandeling van de zienswijzen en met de ambtshalve aanpassingen en is het bestemmingsplan ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Na behandeling van het bestemmingsplan in De Ronde van 18 en 25 maart 2008 heeft de gemeenteraad van Amersfoort op 8 april 2008 bij besluitnr. 2660457, het bestemmingsplan “De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO (2008)” gewijzigd vastgesteld. Bij de vaststelling zijn 2 amendementen aangenomen (A-3.1 en A-3.2). Beide betreffen het terrein van ziekenhuis De Lichtenberg. Naar aanleiding van de amendementen zijn de plankaart en de voorschriften gedeeltelijk aangepast. Deze aanpassingen, inclusief de ambtshalve aanpassingen en de aanpassingen naar aanleiding van zienswijzen, zijn onderstaand beschreven: Titel: Het jaartal in de titel van het plan is aangepast aan het jaar van vaststelling 2008 (ambtshalve aanpassing); Plankaart: - Van de hoogbouw nabij de Hugo de Grootlaan met de bouwhoogtes 3 en 6 lagen, is de bestemmingsgrens met de aangrenzende bestemming “Groenvoorzieningen” rechtgetrokken. In deze grens zat in het ontwerpbestemmingsplan een knik (aanpassing n.a.v. amendement A-3.1); - De arcering “vier woningen in twee bouwvolumes toegestaan” is uit de groenstrook achter de Jacob Catslaan verwijderd (aanpassing n.a.v. amendement A-3.2); - De maximale bouwhoogte van het meest zuidelijke deel van de hoogbouw nabij de Hugo de Grootlaan is gewijzigd van 5 naar 6 bouwlagen (aanpassing n.a.v. amendement A-3.2); - De maximale bouwhoogte van de hoogbouw aan de Vondellaan is gewijzigd van 4 naar 5 bouwlagen (aanpassing n.a.v. amendement A-3.2); Voorschriften: - Artikel 15, lid 1 onder k (het voorschrift over de vier woningen in twee bouwvolumes in de groenstrook achter de Jacob Catslaan) is geschrapt (aanpassing n.a.v. amendement A-3.2) ; - Aan artikel 16, lid 1, onder b, wordt een randvoorwaarde toegevoegd over de bovenste bouwlaag van de hoogbouw nabij de Hugo de Grootlaan en aan de Vondellaan (aanpassing n.a.v. amendement A-3.2); - Aan artikel 16 is een nadere eis toegevoegd die moet bijdragen aan de realisatie van een slank gebouw (aanpassing naar aanleiding van zienswijze); - Het aanlegvergunningenstelsel in artikel 22 is ter verduidelijking aangepast wat betreft het verharden van tuinen (ambtshalve aanpassing); - De overgangsbepalingen in artikel 26 zijn aangepast aan de standaard overgangsbepalingen die elke gemeente moet hanteren in het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening die in werking zal treden op 1 juli 2008 (ambtshalve aanpassing); Toelichting: - Paragraaf 5.3 ‘Economische uitvoerbaarheid’ is aangevuld om de economische uitvoerbaarheid te verduidelijken (aanpassing n.a.v. zienswijze). Het bestemmingsplan en het besluit liggen van 2 mei t/m 12 juni 2008 ter inzage in het Stadsinformatiecentrum, Stadhuisplein 7.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 18 -
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
5.3
Economische uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan “De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO 2008)” heeft een overwegend conserverend karakter. Uitzondering hierop vormt de locatie Lichtenberg. Er is een nauwe financiële samenhang met de andere ziekenhuislocaties Elisabeth en Maatweg; de ontwikkeling van de drie locaties dient namelijk voor de gemeente budgettair neutraal te verlopen. Dit is vooralsnog het geval. Bij de ontwikkeling van het Lichtenbergterrein zijn de grootste posten de verwerving, sloop- en beheer, bouwrijp maken en planontwikkelingskosten. Deze kosten kunnen met de te verwachten grondopbrengsten worden gedekt. De gemeente loopt geen financieel risico. Voor de rest van het plangebied van dit bestemmingsplan verloopt de planherziening voor de gemeente budgettair neutraal.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 19 -
Toelichting vastgesteld 8 april 2008
VOORSCHRIFTEN Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO (2008)
Kenmerk: #1849780 v3
-
INHOUDSOPGAVE VOORSCHRIFTEN 1.
Gewijzigde artikelen ..................................................................................................... 3 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51.
Artikel 1, onder a: Begripsomschrijvingen....................................................................... 3 Artikel 1, onder b: Begripsomschrijvingen....................................................................... 3 Artikel 1, toegevoegd onder r.1: Begripsomschrijvingen ................................................. 3 Artikel 1, onder e: Begripsomschrijvingen....................................................................... 3 Artikel 1, onder g: Begripsomschrijvingen....................................................................... 3 Artikel 1, onder cc: Begripsomschrijvingen ...................................................................... 3 Artikel 1, onder ff: Begripsomschrijvingen....................................................................... 3 Artikel 1, onder oo: Begripsomschrijvingen..................................................................... 3 Artikel 1, onder ss1: Begripsomschrijvingen .................................................................... 4 Artikel 2: Wijze van meten ................................................................................................ 4 Artikel 5, lid 1, onder b: Woondoeleinden, doeleindenomschrijving ................................ 5 Artikel 5, lid 2: Woondoeleinden, toegestane bouwwerken ............................................. 5 Artikel 5, lid 3, onder b: Woondoeleinden, bebouwingsvoorschriften .............................. 5 Artikel 5, lid 3 onder c: Woondoeleinden, bebouwingsvoorschriften ............................... 5 Artikel 5, lid 3, onder d: Woondoeleinden, bebouwingsvoorschriften .............................. 6 Artikel 5, lid 5 Woondoeleinden, vrijstelling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten........ 6 Artikel 5, lid 6, onder a.3: Woondoeleinden, overige vrijstellingen bij woningen ............ 7 Artikel 5, lid 6, onder b: Woondoeleinden, overige vrijstellingen bij woningen ............... 7 Artikel 5, lid 6, onder c: Woondoeleinden, overige vrijstellingen bij woningen ................ 7 Artikel 5, lid 6, onder d: Woondoeleinden, overige vrijstellingen bij woningen ................ 7 Artikel 5, lid 6, onder e: Woondoeleinden, overige vrijstellingen bij woningen ................ 7 Artikel 5, lid 11: Aanvullende gebruiksbepalingen ........................................................... 7 Artikel 7, lid 3, onder e: Gemengde doeleinden, bebouwingsvoorschriften .................... 7 Artikel 7, lid 6: Overige vrijstellingen (de aanhef wijzigt) .................................................. 8 Artikel 7, lid 7: Gemengde doeleinden, procedure bij vrijstelling ..................................... 8 Artikel 8, lid 4, onder d: Maatschappelijke doeleinden, bebouwingsvoorschriften.......... 8 Artikel 8, lid 7: Maatschappelijke doeleinden, overige vrijstellingen (de aanhef wijzigt) .. 8 Artikel 8, lid 7, onder d: Maatschappelijke doeleinden, overige vrijstellingen ................. 8 Artikel 8, lid 8: Maatschappelijke doeleinden, procedure bij vrijstelling ........................... 8 Artikel 9, lid 1: Horecadoeleinden, doeleindenomschrijving ........................................... 8 Artikel 9, lid 5: Horecadoeleinden, vrijstelling (de aanhef wijzigt) ................................... 8 Artikel 9, lid 6: Horecadoeleinden, procedure bij vrijstelling ........................................... 9 Artikel 10, lid 1, onder h: Kantoordoeleinden, doeleindenomschrijving ........................... 9 Artikel 10, lid 7: Kantoordoeleinden, procedure bij vrijstelling ......................................... 9 Artikel 11, lid 2, onder a: Bedrijfsdoeleinden, toegestane bouwwerken .......................... 9 Artikel 11, lid 3, onder c: Bedrijfsdoeleinden, bebouwingsvoorschriften .......................... 9 Artikel 11, lid 3, onder d: Bedrijfsdoeleinden, bebouwingsvoorschriften ......................... 9 Artikel 11, lid 5, onder c: Bedrijfsdoeleinden, vrijstellingen .............................................. 9 Artikel 12, lid 2, onder a: Verblijfsdoeleinden, toegestane bouwwerken ......................... 9 Artikel 13, lid 2, onder a: Verkeersdoeleinden, toegestane bouwwerken ........................ 9 Artikel 15, lid 1: Groenvoorzieningen, doeleindenomschrijving ....................................... 9 Artikel 15, lid 2: Groenvoorzieningen, toegestane bouwwerken .................................... 10 Artikel 15, lid 5, onder a: Aanlegvergunning (groenvoorzieningen) ............................... 10 Artikel 16, lid 1, onder b: Uit te werken gebied A ........................................................... 10 Artikel 16, lid 2, onder e: uitwerkingsplicht ex artikel 11 WRO ...................................... 11 Artikel 20, lid 1, onder d: Algemene vrijstellingsbevoegdheid, vrijstellingen .................. 11 Artikel 22: Aanlegvergunning ......................................................................................... 11 Artikel 23, Algemene wijzigingsbevoegdheden............................................................. 13 Artikel 24, lid 2, onder a, onder 4: Gebruik van gronden en bouwwerken, vormen van verboden gebruik .......................................................................................................... 13 Artikel 24, lid 2, onder b: Vormen van verboden gebruik ............................................... 13 Artikel 25, onder c: Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening ......................... 13
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-1-
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
52. 53. 54.
Artikel 26: Overgangsbepalingen ................................................................................... 13 Artikel 27: Strafbepaling ................................................................................................. 14 Titel ................................................................................................................................. 14 Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteit Bijlage 3: Quickscan natuurtoets Ziekenhuislocatie De Lichtenberg Bijlage 4: Akoestisch advies Woningbouwlocatie Lichtenberg
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-2-
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
1.
Gewijzigde artikelen De volgende artikelen zijn toegevoegd, gewijzigd en/of aangevuld en worden als volgt gelezen:
1.
Artikel 1, onder a:
Begripsomschrijvingen
het plan: de herziening van het bestemmingsplan De Berg 2003, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, bestaande uit de plankaart en deze voorschriften;
2.
Artikel 1, onder b:
Begripsomschrijvingen
de plankaart: de gewaarmerkte kaart, deel uitmakend van het plan, waarop de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
3.
Artikel 1, toegevoegd onder r.1: Begripsomschrijvingen
erf: al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
4.
Artikel 1, onder e:
Begripsomschrijvingen
bebouwingsgrens: de grens van het bebouwingsvlak;
5.
Artikel 1, onder g:
Begripsomschrijvingen
bebouwingsvlak: het vlak van gronden met op de plankaart de aanduiding “bouwblok” en/of “te bebouwen erven”;
6.
Artikel 1, onder cc:
Begripsomschrijvingen
Vervalt met deze herziening.
7.
Artikel 1, onder ff:
Begripsomschrijvingen
Prostitutiebedrijf: Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon daaronder begrepen;
8.
Artikel 1, onder oo:
Begripsomschrijvingen
bijgebouw: gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde erf gelegen hoofdgebouw.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-3-
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
9.
Artikel 1, onder ss1:
Begripsomschrijvingen
hoogbouw: hoog gebouw waarin op iedere etage een aantal woningen gevestigd is;
10. Artikel 2: Wijze van meten Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: a.
de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk: tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;
b.
de oppervlakte van een gebouw: tussen de buitenste verticale projecties van de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;
c.
de oppervlakte van een ander bouwwerk: buitenwerks, bouwonderdelen vanaf 1 meter boven peil meegerekend;
d.
peil: 1. 2.
voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
3.
voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
4.
voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
5.
de (maaiveld)hoogte van een op de kaart voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
e.
de hoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, dakopbouwen niet meegerekend;
f.
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de horizontale snijlijn van het dakvlak met het buitenwerkse gevelvlak, met dien verstande dat de hoogste snijlijn bij lessenaarsdaken niet wordt beschouwd als een goot; niet meegerekend worden ondergeschikte delen van het dak zoals wolfseinden en dakkapellen;
g.
de inhoud van een bouwwerk: tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen;
h.
dakhelling: de hoek van een dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
i.
afstand tot de perceelgrens: de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;
j.
oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen: bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden niet meegerekend (gedeelten van) aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelegen binnen het bouwblok;
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-4-
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
k.
meten vanaf de kaart: bij het meten vanaf de kaart dient gemeten te worden vanuit het hart van de op de kaart getekende lijnen.
11. Artikel 5, lid 1, onder b:
Woondoeleinden, doeleindenomschrijving
Dit sub-lid vervalt.
12. Artikel 5, lid 2:
Woondoeleinden, toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen uitsluitend worden gebouwd: a. Woningen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen; b. Woonwagens met de bijbehorende bijgebouwen ter plaatse van de op de plankaart voorkomende code “W(w)”; c. Andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals luifels, pergola’s, verlichtingselementen en terreinafscheidingen.
13. Artikel 5, lid 3, onder b:
Woondoeleinden, bebouwingsvoorschriften
Voor het bouwen van woonwagens en de daarbij behorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: 1.
2.
3.
ter plaatse van de op de plankaart voorkomende code “W(w)” mogen standplaatsen voor woonwagens worden gerealiseerd tot ten hoogste het op de plankaart vermelde aantal; de oppervlakte van een woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 75% van de oppervlakte van de woonwagenstandplaats; de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m en de dakhelling ten hoogste 45°.
14. Artikel 5, lid 3 onder c:
Woondoeleinden, bebouwingsvoorschriften
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende bepalingen: 1.
de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd; voor zover de bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwblok worden gebouwd, dienen de bijgebouwen en overkappingen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, te worden gebouwd;
2.
in uitzondering op het bepaalde onder 1 mag ter plaatse van de op de plankaart voorkomende aanduiding “overkapping” een overkapping (carport) worden gebouwd; in dat geval is de afstandbepaling tot het bouwen 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw niet van toepassing;
3.
de goot- en/of boeiboordhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,25 m;
4.
de goot- en/of boeiboordhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
5.
de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 450; indien de dakhelling van
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-5-
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
het hoofdgebouw groter is dan 450 mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben; 6.
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag bij elke woning niet meer bedragen dan 15% van het bij de woning behorende kadastrale perceel, met een maximum van 75 m²;
15. Artikel 5, lid 3, onder d:
Woondoeleinden, bebouwingsvoorschriften
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
andere bouwwerken pergola’s palen en masten, zoals vlaggenmasten erfafscheidingen op het voorerf overige erfafscheidingen overige andere bouwwerken
16. Artikel 5, lid 5
max. hoogte 3m 8m 1m 2m 3m
Woondoeleinden, vrijstelling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1, voor het toestaan van een aan een woning gebonden beroep of bedrijf in een woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met dien verstande dat: a.
onder een aan huis gebonden beroep of bedrijf wordt verstaan een beroep of bedrijf, dat uitsluitend door de bewoner in een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is;
b.
de bebouwde oppervlakte van de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, die voor het beroep of bedrijf wordt benut, maximaal 75 m² bedraagt;
c.
het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
d.
er geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
e.
het geen milieuvergunningplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijven zijn aangemerkt als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
f.
alleen detailhandel wordt toegestaan die in directe relatie staat tot het aan de woning gebonden beroep of bedrijf;
g.
het gebruik voor beroep of bedrijf niet leidt tot een onevenredige afbreuk van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
h.
geen buitenopslag in de voortuin plaatsvindt.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-6-
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
17. Artikel 5, lid 6, onder a.3: Woondoeleinden, overige vrijstellingen bij woningen met een goot- en/of boeiboordhoogte van ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
18. Artikel 5, lid 6, onder b:
Woondoeleinden, overige vrijstellingen bij woningen
lid 3, onder c.1, ten behoeve van het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten de op de plankaart aangegeven bebouwingsvlakken, mits de aan-, uit en bijgebouwen een architectonische eenheid vormen met de betreffende woning;
19. Artikel 5, lid 6, onder c:
Woondoeleinden, overige vrijstellingen bij woningen
Dit sub-lid vervalt.
20. Artikel 5, lid 6, onder d:
Woondoeleinden, overige vrijstellingen bij woningen
lid 3, onder d, ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, behoudens ter plaatse van de op de plankaart voorkomende aanduidingen “gemeentelijk stadsgezicht”, “rijksmonument”, “gemeentelijk monument” en “waardevol pand”, en met dien verstande dat: 1. 2. 3.
de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd; de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt; de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
21. Artikel 5, lid 6, onder e:
Woondoeleinden, overige vrijstellingen bij woningen
lid 3, onder a.1, ten behoeve van het bouwen van liftschachten en ingangspartijen buiten het bouwblok bij gestapelde woningen, behoudens ter plaatse van de op de plankaart voorkomende aanduiding “gemeentelijk stadsgezicht”, “rijksmonument”, “gemeentelijk monument” en “waardevol pand”.
22. Artikel 5, lid 11:
Aanvullende gebruiksbepalingen
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 24, lid 1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte.
23. Artikel 7, lid 3, onder e:
Gemengde doeleinden, bebouwingsvoorschriften
Vervalt met deze herziening.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-7-
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
24. Artikel 7, lid 6:
Overige vrijstellingen (de aanhef wijzigt)
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
25. Artikel 7, lid 7:
Gemengde doeleinden, procedure bij vrijstelling
Bij het verlenen van vrijstelling wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Wanneer vrijstelling wordt gevraagd voor een gebouw met op de plankaart de aanduiding “rijksmonument”, “gemeentelijk monument” of “waardevol pand”, wordt alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a, door burgemeester en wethouders schriftelijk advies gevraagd van de gemeentelijke monumentencommissie.
26. Artikel 8, lid 4, onder d:
Maatschappelijke doeleinden, bebouwingsvoorschriften
Vervalt met deze herziening.
27. Artikel 8, lid 7:
Maatschappelijke doeleinden, overige vrijstellingen (de aanhef wijzigt)
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
28. Artikel 8, lid 7, onder d:
Maatschappelijke doeleinden, overige vrijstellingen
Lid 4, onder a, ten behoeve van het bouwen buiten het bouwblok van gebouwen ten dienste van de subbestemming “opvang- en onderwijsvoorzieningen M(o)”, met een oppervlakte van ten hoogste 300 m², mits voldaan wordt aan de eisen van de Wet geluidhinder;
29. Artikel 8, lid 8:
Maatschappelijke doeleinden, procedure bij vrijstelling
Bij het verlenen van vrijstelling wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Wanneer vrijstelling wordt gevraagd voor een gebouw met op de plankaart de aanduiding “rijksmonument”, “gemeentelijk monument” of “waardevol pand”, wordt alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a, door burgemeester en wethouders schriftelijk advies gevraagd van de gemeentelijke monumentencommissie.
30. Artikel 9, lid 1:
Horecadoeleinden, doeleindenomschrijving
Wordt hernummerd. 31. Artikel 9, lid 5:
Horecadoeleinden, vrijstelling (de aanhef wijzigt)
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-8-
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
32. Artikel 9, lid 6:
Horecadoeleinden, procedure bij vrijstelling
Bij het verlenen van vrijstelling wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Wanneer vrijstelling wordt gevraagd voor een gebouw met op de plankaart de aanduiding “rijksmonument”, “gemeentelijk monument” of “waardevol pand”, wordt alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a, door burgemeester en wethouders schriftelijk advies gevraagd van de gemeentelijke monumentencommissie.
33. Artikel 10, lid 1, onder h: Kantoordoeleinden, doeleindenomschrijving Vervalt met deze herziening.
34. Artikel 10, lid 7:
Kantoordoeleinden, procedure bij vrijstelling
Bij het verlenen van vrijstelling wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Wanneer vrijstelling wordt gevraagd voor een gebouw met op de plankaart de aanduiding “rijksmonument”, “gemeentelijk monument” of “waardevol pand”, wordt alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a, door burgemeester en wethouders schriftelijk advies gevraagd van de gemeentelijke monumentencommissie.
35. Artikel 11, lid 2, onder a: Bedrijfsdoeleinden, toegestane bouwwerken Bij de bestemming behorende gebouwen;
36. Artikel 11, lid 3, onder c: Bedrijfsdoeleinden, bebouwingsvoorschriften Vervalt met deze herziening.
37. Artikel 11, lid 3, onder d: Bedrijfsdoeleinden, bebouwingsvoorschriften Vervalt met deze herziening.
38. Artikel 11, lid 5, onder c: Bedrijfsdoeleinden, vrijstellingen Vervalt met deze herziening.
39. Artikel 12, lid 2, onder a: Verblijfsdoeleinden, toegestane bouwwerken Niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes, fietsenstallingen, abri’s en telefooncellen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen;
40. Artikel 13, lid 2, onder a: Verkeersdoeleinden, toegestane bouwwerken Niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes, fietsenstallingen, abri’s en telefooncellen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen;
41. Artikel 15, lid 1: Groenvoorzieningen, doeleindenomschrijving k.
binnen het bestemmingsvlak met op de plankaart de aanduiding “geen speelvoorzieningen en fietspaden toegestaan” zijn geen speelvoorzieningen en fietspaden toegestaan.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
-9-
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
42. Artikel 15, lid 2:
Groenvoorzieningen, toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 1 mogen uitsluitend worden gebouwd: a.
Niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals abri’s en telefooncellen;
b.
Andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en -regelinstallaties, schakelkasten, pergola’s, straat- en pleinmeubilair, glascontainers, (beeldende) kunstwerken, speeltuigen, terreinafscheidingen en kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding en de voet- en fietspaden, behoudens het bepaalde in lid 1 onder l. en met dien verstande dat ter plaatse van de op de plankaart als “rijksmonument” aangeduide gronden uitsluitend mogen worden gebouwd: bij de bestemming “Groenvoorzieningen” behorende andere bouwwerken zoals tuinmeubilair, geen erf- of terreinafscheidingen zijnde, tot een hoogte van 2 m.
43. Artikel 15, lid 5, onder a: Aanlegvergunning (groenvoorzieningen) Onverminderd het bepaalde in artikel 22 is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) speelvoorzieningen of voet- of fietspaden aan te leggen, waarvan de gezamenlijke verharde oppervlakte meer bedraagt dan 15% van het bestemmingsvlak, dan wel meer bedraagt dan 1000 m².
44. Artikel 16, lid 1, onder b: Uit te werken gebied A De volgende randvoorwaarden worden gesteld: 1.
2.
3. 4.
5.
6.
7.
in het uit te werken gebied A dient het complex van woningen een sterke architectonische samenhang te vertonen, die tot uitdrukking komt in vormgeving, detaillering, materiaal- en kleurgebruik, en welke past binnen het karakter van het Bergkwartier; het aantal grondgebonden woningen bedraagt minimaal 65 en maximaal 80; het aantal gestapelde woningen in de vorm van appartementen bedraagt maximaal 65; telkens mogen ten hoogste drie grondgebonden woningen aaneen worden gebouwd; het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven, met dien verstande dat; - wanneer het maximum toegestane aantal bouwlagen wordt gerealiseerd, geen kap is toegestaan; - wanneer een lager aantal bouwlagen dan toegestaan wordt gerealiseerd, wel een kap is toegestaan; in het gebied bij de opstaande wal, aan de westzijde van de groenvoorziening langs de Jacob Catslaan (op de plankaart aangeduid als “’t Weitje/trapveld”), wordt voor de hoogtebepaling van de woningen, te weten het aantal bouwlagen, gemeten vanaf de hoogste maaiveldhoogte op het betreffende perceel; bij de woningen als bedoeld in lid 5, waarvan blijkens de plankaart de hoogte maximaal 1 bouwlaag mag bedragen, is een extra laag toegestaan die minimaal 1,5 meter terugspringt ten opzichte van de begane grond en die maximaal 2/3 deel van de oppervlakte van de begane grondlaag beslaat; bij de gestapelde woningen waarvan blijkens de plankaart de hoogte respectievelijk maximaal 5 en 6 bouwlagen mag bedragen, dient de bovenste bouwlaag minimaal 3 meter terug te springen ten opzichte van de onderliggende bouwlagen;
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 10 -
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
8.
in de onderste bouwlaag van de gestapelde woningen zijn maatschappelijke doeleinden toegestaan;
9.
bij gestapelde woningen dient te worden voorzien in gebouwde parkeervoorzieningen, zoveel mogelijk ondergronds en ongeveer ter plaatse van de betreffende woongebouwen; bij grondgebonden woningen dient te worden voorzien in parkeervoorzieningen op eigen terrein, behoudens parkeervoorzieningen voor bezoekers;
10. ter hoogte van of binnen 3 meter van de op de plankaart voorkomende aanduiding “woonstraat” worden gronden bestemd voor “Verblijfsdoeleinden”; wanneer “woonstraten” verschuiven (maximaal 3 meter) schuiven de bebouwingsgrenzen en hoogtescheidingslijnen die langs de “woonstraten” zijn aangegeven, evenredig mee; 11. woningen mogen, vanaf een straat gezien, uitsluitend achter de langs die straat gelegen bebouwingsgrens worden gebouwd; 12. ter hoogte van of binnen 3 meter van de op de plankaart voorkomende aanduiding “groenstrook” dient tenminste 95% van de oppervlakte van de gronden te bestaan uit groen of openbare ruimte; 13. het streven is om het aanwezige reliëf in het gebied zichtbaar te maken en te houden in het openbare gebied, de ontsluitingsstructuur en de bebouwingsstructuur; 14. rekening dient te worden gehouden met de ontwikkeling en instandhouding van een zichtlijn vanaf de Vondellaan naar de Sint Ansfriduskerk en een zichtlijn vanaf de Utrechtseweg naar de Sint Ansfriduskerk, op de plankaart aangegeven met de aanduiding “zichtlijn”; 15. rekening dient te worden gehouden met de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 4, lid 2; het gaat hierbij met name om het behoud van de grafheuvel (CMA-nr.32-001); 16. de uitwerking wordt eerst vastgesteld nadat is zeker gesteld dat ter plaatse tijdig stil asfalt is gerealiseerd.
45. Artikel 16, lid 2, onder e: uitwerkingsplicht ex artikel 11 WRO d. in het uitwerkingsplan zal bij de bebouwingsvoorschriften een nadere eis worden opgenomen om te bereiken dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven bouwmogelijkheid in 12 lagen, nabij de Utrechtseweg, een gebouw wordt gerealiseerd dat in zijn vormgeving sterk verticaal geleed dient te zijn waarmee een ‘slanke’ uitstraling wordt bereikt.
46. Artikel 20, lid 1, onder d: Algemene vrijstellingsbevoegdheid, vrijstellingen Vervalt met deze herziening.
47. Artikel 22: Aanlegvergunning 1. Aanlegvergunningplicht Behoudens het bepaalde in lid 2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij van toepassing verklaarde andere werken en werkzaamheden uit te voeren:
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 11 -
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
andere werken en werkzaamheden * gronden a b c d e f g h i j k alle gronden onder de kroonprojectie van de bomen ter plaatse van de op de + + + + + + plankaart voorkomende aanduiding "monumentale boom" alle gebouwen met op de plankaart de + aanduiding "waardevol pand" alle gronden ter plaatse van de op de plankaart voorkomende aanduiding + + + + + "beschermd- of gemeentelijk stadsgezicht" * de letters worden hieronder verklaard. + : van toepassing, - : niet van toepassing a aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen b verlagen van de bodem en afgraven van de gronden c ophogen en egaliseren van de gronden d aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen e aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur f vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge kunnen hebben g vernieuwen of reconstrueren van de groenstructuur h het verhogen of verlagen van grondwaterstanden i het geheel of gedeeltelijk slopen van de gebouwen en/of het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de voorgevel of dakconstructie van gebouwen j het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting k het indrijven van voorwerpen
2. Uitzonderingen aanlegvergunningplicht Het in lid 1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden: a.
werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
b.
werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
c.
verharding van de tuinen is slechts op kleine schaal toegestaan. Na aftrek van de oppervlakte van de aanwezige bebouwing mag in totaal slechts 1/3 van de tuin worden verhard waarbij de voortuin, het tuingedeelte voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan, voor maximaal 50% mag worden verhard. Deze verharding ten behoeve van paden, terrassen, parkeerplaatsen en inritten mag bestaan uit volledige verharding of halfverharding;
d.
werken en werkzaamheden als bedoeld in het vorige lid 1, onder e, voor zover daarvoor een bouwvergunning is vereist.
3. Procedure Voor zij beslissen over een vergunning voor gebouwen met op de plankaart de aanduiding "waardevol pand" en over het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies van de gemeentelijke monumentencommissie.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 12 -
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
48. Artikel 23, Algemene wijzigingsbevoegdheden 1. Wijzigingsbevoegdheid monumentale waarden Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het plan te wijzigen door het laten vervallen en/of toevoegen van doeleindenomschrijvingen en aanlegvergunningen en/of van aanduidingen op de plankaart: a.
voor “Rijksmonument”, “Gemeentelijke monument” en/of “Monumentale boom”, om de plankaart in overeenstemming te brengen met de registers waarin de betreffende objecten zijn opgenomen;
b.
voor “Waardevol pand” indien uit onderzoek blijkt dat het betreffende object niet gehandhaafd kan worden.
2. Procedure bij wijziging Bij het wijzigen wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
49. Artikel 24, lid 2, onder a, onder 4: Gebruik van gronden en bouwwerken, vormen van verboden gebruik De opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG, met uitzondering van de gronden die op de plankaart de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen” hebben.
50. Artikel 24, lid 2, onder b: Vormen van verboden gebruik Van gebouwen en onbebouwde gronden: 1.
als seksinrichting.
51. Artikel 25, onder c: Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening Vervalt met deze herziening.
52. Artikel 26: Overgangsbepalingen 1.
Overgangsrecht bouwwerken
a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot; 1. 2.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Eenmalig kan vrijstelling worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
c.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 13 -
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
2.
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 3.
Hardheidsclausule Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.
53. Artikel 27: Strafbepaling Overtreding van het verbod, gesteld in: a.
artikel 5, lid 8, onder a;
b.
artikel 7. lid 8;
c.
artikel 8, lid 9;
d.
artikel 9, lid 7;
e.
artikel 10, lid 8;
f.
artikel 11, lid 9;
g.
artikel 22, lid 1;
wordt hierbij als een strafbaar feit aangeduid in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
54. Titel Het plan kan worden aangehaald als bestemmingsplan “De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO (2008)” en dient in samenhang te worden gelezen met het bestemmingsplan “De Berg 2003”, vastgesteld door de raad op 27 mei 2003 bij besluit nummer 1092985.
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
- 14 -
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
Bijlage 1
SBI-code 01 014 0141.1
-
015 1581 1581 1581 1582 1586 1586 1593 t/m 1595
0 1 2
17 171 172 172 173 174, 175 176, 177
-
0 2
0 1
18 181 182 183
-
19 192 193
-
20
-
2010.1 202 203, 204 205 21
-
2112 2112
0 1
Omschrijving activiteit
milieu-categorie
Volgnummer
Staat van Bedrijfsactiviteiten
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Dienstverlening t.b.v. de landbouw hoveniersbedrijven
3 1
VERVAARDIGING VAN VOEDSEL EN DRANKEN Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 2500 kg meel/week - Brood- en beschuitfabrieken Banket, biscuit- en koekfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - theepakkerijen Vervaardiging van wijn, cider e.d.
2 3 3 3 2
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels Weven van textiel: - aantal weefgetouwen < 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
3 3 3 3 3
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
3 2 3
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken
3 3
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
3 3 3 2
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Papier- en kartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u
3
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
212 2121.2 2121.2
0 1
22
-
221 2221 2222 2222.6 2223 2223 2224 2225 223
A B
Papier- en kartonwarenfabrieken Golfkartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u
3 3
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen (kantoren) Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproduktie en zetten Overige grafische aktiviteiten Reproduktiebedrijven opgenomen media
24 2442 2442 2442 2462 2462 2466
0 1 2 0 1 A
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN Farmaceutische produktenfabrieken: - formulering en afvullen geneesmiddelen - verbandmiddelenfabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
25 2512 2512 2513
0 1
VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Loopvlakvernieuwingsbedrijven: - vloeropp. < 100 m2 Rubber-artikelenfabrieken
26
-
3 2 3 3
261 261 2615 262, 263 262, 263 262, 263 2665, 2666 2665, 2666 267 267 2681 2682
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN 0 Glasfabrieken: 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven 0 Aardewerkfabrieken: 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: 1 - p.c. < 100 t/d 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven: 1 - zonder breken, zeven en drogen Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
28
-
281 281
0 1
VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./ TRANSPORTMIDD.) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw
29 29
0
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken:
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
1 3 3 2 1 2 2 2 1
3 3
3 3 3 3 3 3 3
3
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
29
1
- p.o. < 2.000 m2
3
30 30
A
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken
3
32
-
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. Fabrieken voor gedrukte bedrading
3 3
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.
2
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Auto-onderdelenfabrieken
3
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
3
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelfabrieken Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken
3 2 2 3 3
321 t/m 323 3210 33
-
33
A
34 343
-
35
-
354 36 361 362 363 364 365
-
40
-
40 40 40 40 40 40 40 40
B0 B1 C0 C3 C4 D0 D1 D2
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: - < 10 MVA Gasdistributiebedrijven: - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: - stadsverwarming - blokverwarming
41 41 41 41 41
A0 A2 B0 B1
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of s Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: - < 1 MW
45 45
A
BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats
3
50
-
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
2
501, 502, 504
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
2 2 3 3 2
3 2
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
5020.4 5020.4 5020.5 503, 504
A B
Autoplaatwerkerijen Autobeklederijen Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
3 1 2 2
51 511 5121 5122 5123 5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5151.3 5152.2 /.3 5153 5154 5162 517
-
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren) Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders Grth in bloemen en planten Grth in levende dieren Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) Grth in metalen en -halffabrikaten Grth in hout en bouwmaterialen Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur Grth in machines en apparaten Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
1 2 2 3 3 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 2 2
60 6022 6023 6024 603
-
VERVOER OVER LAND Taxibedrijven, taxistandplaatsen Touringcarbedrijven Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
2 3 3 3
63 6312
-
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen
3
64 641 642 642
A B
POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten Telecommunicatiebedrijven TV- en radiozenders (zie ook tabel 2: zendinstallaties)
2 1 2
71
-
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
2 3 3
711 712 713 72 72
A
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.
1
73 731
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
2
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
732 74 747 7481.3 7484.4
-
92 921, 922 9301.1 9301.1 9301.2 9301.3 9301.3 9302 9303 9303 9304
A B A B 0 1
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
1
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
3 2 1
CULTUUR, SPORT EN RECREATIE Studio's (film, TV, radio, geluid) Wasserijen en strijkinrichtingen Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Wasserettes, wassalons Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten Begrafenisondernemingen: - uitvaartcentra Badhuizen en sauna-baden
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
2 3 3 2 2 1 1 1 2
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
Bijlage 3 Quickscan natuurtoets Ziekenhuislocatie De Lichtenberg
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
Bijlage 4 Akoestisch advies woningbouwlocatie Lichtenberg
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
-
Bestemmingsplan De Berg 2003, herziening ex artikel 30 WRO (2008)
Voorschriften vastgesteld 8 april 2008
voorschriften bp De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO 2008
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 19 september 2006 19:00
Agenda van de toekomst, opgesteld door allochtone vrouwen informatie Bestuurlijke Overeenkomst Verkenning / netwerkanalyse Regio Utrecht peiling Ruimtelijke Ordening (besloten vergadering) voorbereiding besluit
voorschriften bp De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO 2008
Agenda van de toekomst, opgesteld door allochtone vrouwen informatie Reg.nr.: 2180394 Van: Gemeenteraad Ambtelijk contact: N. Ozbas (4218)/ A. Verhoef-Franken (4354) Portefeuillehouder: Eerdmans Opsteller: Ozbas / Verhoef Samenvatting: Presentatie Agenda van de Toekomst. De Agenda is opgesteld door allochtone vrouwen. Zij willen hiermee duidelijk maken wat zij belangrijk vinden en geven ideeën en wensen mee. De Agenda wordt aangeboden door een vertegenwoordiging van de vrouwen aan Fleur Imming, plv. voorzitter van de raad. Een vertegenwoordiging van de vrouwen licht de Agenda toe en wat zij van de raad verwachten. Reden van aanbieding: In maart 2006 is de Agenda van de Toekomst aangeboden aan de burgemeester. Daarbij is de wens geuit een moment te plannen om de Agenda onder de aandacht van de gemeenteraad te brengen. Van de raad wordt gevraagd: kennis te nemen van de Agenda en zijn reacties daarop kenbaar te maken. Vervolgtraject: Afhankelijk van reactie raadsfracties Doel activiteit: Informatie Soort activiteit: Presentatie Soort verslag: Besluitenlijst Bijbehorende documenten: /smartsite.shtml?ch=ter&id=164278
voorschriften bp De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO 2008
Bestuurlijke Overeenkomst Verkenning / netwerkanalyse Regio Utrecht peiling Reg.nr.: 2176247 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Runsink (033-4694962) Portefeuillehouder: Luchtenveld Opsteller: Runsink Samenvatting: De Verkenning/Netwerkanalyse Regio Utrecht is afgerond. De definitieve versie van 11/9 is beschikbaar (bijgevoegd). Op 5/9 heeft u kennis kunnen nemen van de concept-Verkenning, tevens heeft u toen uw wensen en bedenkingen geuit over de concept-Bestuursovereenkomst d.d. 24 augustus (BO). De peiling treft u nogmaals (ongewijzigd) aan. In de BO staat de verantwoordelijkheden, financiën en organisatie verwoord van het vervolgproces: twee Gebiedsgerichte en Integrale Pakketstudies bestaande uit MIT-Planstudies (voor de Ring Utrecht en voor de Driehoek A1-A27-A28) en diverse deelstudies (waaronder voor openbaar vervoer, mobiliteitsmanagement en fiets). V&W vraagt de regionale partijen daartoe gelden te reserveren voor de uitvoering van maatregelen voortvloeiend uit de pakketstudie. De bijgevoegde Raadsinformatiebrief geeft de reikwijdte van de BO weer. De BO is een nog lopend proces en bijgaand memo geeft de belangrijkste wijzigingen aan ten opzichte van de eerder door u ontvangen versie. De antwoorden op de vragen en opmerkingen uit De Ronde van 5/9 zijn, wegens tijdsdruk, verwoord in het verslag (bijgevoegd). In de gemeentelijke planning en prioritering van verkeersprojecten die uit de RSV Compartiment Bereikbaarheid worden gefinancierd (zoals Reconstructie Hogeweg, Hertekop, fietsverbinding Valleikanaal, verkeersveiligheid, lokale fietsverbindingen), verandert met de ondertekening van de BO niets. Er is geen sprake van nieuw geld of herprioritering van projecten. De Raad besluit tijdens de reguliere jaarlijkse begrotingscyclus uiteindelijk over besteding van de middelen. Dat betekent terugtrekking van het concept-raadsvoorstel (dat u voor De Ronde van 5/9) is toegestuurd). Het proces van ondertekening staat onder tijdsdruk, opdat de Pakketstudie en de financiële conseqenties kunnen worden meegenomen in de bespreking met de minister op 2/10 en de start van Pakketstudies medio ’07. Reden van aanbieding: De bestuursovereenkomst Bereikbaarheid Regio Amersfoort heeft voor de gemeente Amersfoort grote gevolgen. Derhalve wil het college, met toepassing van art. 169, lid 4 van de Gemeentewet, de raad verzoeken zijn wensen en bedenkingen ter zake deze bestuursovereenkomst kenbaar te maken. Van de raad wordt gevraagd: Zijn wensen en bedenkingen te geven over de concept-bestuursovereenkomst Vervolgtraject: Nadat de raad zijn wensen en bedenkingen ter zake de bestuursovereenkomst kenbaar heeft gemaakt, zal het college besluiten over het aangaan en ondertekenen van de bestuursovereenkomst. Vervolgens zal de wethouder het standpunt van Amersfoort bij de minister en de regio inbrengen. Na dit overleg wordt u geïnformeerd over de definitieve bestuursovereenkomst. Doel activiteit: Peilen wensen en bedenkingen
voorschriften bp De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO 2008
Soort activiteit: College peilt raad Soort verslag: Verslag Bijbehorende documenten: /smartsite.shtml?ch=ter&id=164280 + /smartsite.shtml?ch=ter&id=164281 : /smartsite.shtml?ch=ter&id=164282 : /smartsite.shtml?ch=ter&id=164283 : /smartsite.shtml?ch=ter&id=164284(Aangepaste) eindversie!
voorschriften bp De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO 2008
Ruimtelijke Ordening (besloten vergadering) voorbereiding besluit Reg.nr.: 2192079 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Portefeuillehouder: Luchtenveld Opsteller: Samenvatting: Het presidium adviseert De Ronde om geheimhouding op te leggen. De Ronde dient hierover een besluit te nemen. De reden wordt mondeling toegelicht. Reden van aanbieding: Geheimhouding op grond van de WOB Van de raad wordt gevraagd: Zich voor te bereiden op besluitvorming Vervolgtraject: Besluitvorming op dezelfde avond in Het Besluit Doel activiteit: Voorbereiding besluit Soort activiteit: raadsvoorstel Soort verslag: Besluitenlijst Bijbehorende documenten: /smartsite.shtml?ch=ter&id=164286 : Raadsvoorstel
voorschriften bp De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO 2008
Het Plein Datum: Aanvang:
dinsdag 19 september 2006 18:00
Plan Lichtenberg Donatie slachtoffers aardbeving Indonesië
voorschriften bp De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO 2008
Plan Lichtenberg Bewonerswerkgroep
voorschriften bp De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO 2008
Donatie slachtoffers aardbeving Indonesië Indonesia Family Care Foundation / dhr. H. Lilipaly