MKBA Windenergie Lage Weide
Rapport Delft, april 2013
Opgesteld door: G.E.A. (Geert) Warringa M.J. (Martijn) Blom M.J. (Marnix) Koopman
Colofon Bibliotheekgegevens rapport: G.E.A. (Geert) Warringa, M.J. (Martijn) Blom, M.J. (Marnix) Koopman MKBA Windenergie Lage Weide Delft, CE Delft, april 2013 Publicatienummer: 13.7930.25 Opdrachtgever: Gemeente Utrecht. Alle openbare CE-publicaties zijn verkrijgbaar via www.ce.nl Meer informatie over de studie is te verkrijgen bij de projectleider, Martijn Blom. © copyright, CE Delft, Delft CE Delft Committed to the Environment CE Delft is een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau, gespecialiseerd in het ontwikkelen van structurele en innovatieve oplossingen van milieuvraagstukken. Kenmerken van CE-oplossingen zijn: beleidsmatig haalbaar, technisch onderbouwd, economisch verstandig maar ook maatschappelijk rechtvaardig.
2
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
3
Samenvatting
5
1
Inleiding
9
1.1 1.2
Aanleiding Leeswijzer
9 10
2
Aanpak
11
2.1 2.2 2.3
Inleiding Aanpak op hoofdlijnen Beoordelingskader
11 11 13
3
Alternatieven
17
3.1 3.2 3.3
Inleiding Alternatieven (wind) Referentiealternatief
17 17 19
4
Welvaartseffecten
21
4.1 4.2 4.3 4.4
Inleiding Directe effecten Indirecte effecten Externe effecten
21 21 24 25
5
MKBA-resultaat
33
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Inleiding MKBA-resultaat perspectief Utrecht MKBA-resultaat nationaal perspectief Gevoeligheidsanalyse Verdelingseffecten Conclusie
33 33 35 36 37 39
Literatuurlijst
41
Investeringskosten
45
Windenergie Zonnepanelen Zonneweide
45 46 47
Jaarlijkse kosten
49
Windenergie Zonnepanelen Zonneweide
49 50 51
Bijlage A A.1 A.2 A.3
Bijlage B B.1 B.2 B.3
3
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Bijlage C
Financiele opbrengsten
53
Elektriciteit SDE-subsidie
53 55
Bijlage D
Werkgelegenheidseffecten
57
Bijlage E
Hinder omwonenden
59
Kosten geluidshinder op basis van schaduwprijzen Woningwaarde-onderzoeken
59 60
Notitie Voorkeursalternatief
63
Inleiding Voorkeursalternatief Maatschappelijke kosten en baten perspectief Utrecht Maatschappelijke kosten en baten perspectief Nederland Gehanteerde aannames bij berekeningen
63 64 65 66 67
C.1 C.2
E.1 E.2
Bijlage F F.1 F.2 F.3 F.4 F.5
4
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Samenvatting Inleiding Het Utrechtse College en de Gemeenteraad zetten in op de ambitie om in 2030 CO2-neutraal te zijn. Het programma Utrechtse Energie! is gericht op een reductie van 30% van de broeikasgassen in 2020. Eén van de initiatieven om dit te bereiken is een Windmolenplan in Lage Weide van de coöperatieve Vereniging Energie-U. Hiertoe zijn verschillende opstellingen onderzocht. Deze opstellingen verschillen in aantal molens, specifieke locatie binnen Lage Weide en vermogen van de windmolens. Als gevolg van deze opstellingen is ook de impact op de woon- en leefomgeving rond Lage Weide verschillend. De opstellingen worden in het vervolg van deze rapportage alternatieven genoemd. In Tabel 1 zijn de alternatieven weergegeven. Tabel 1
Onderzochte alternatieven Alternatief
Clusteropstelling
Aantal en vermogen windmolens
1
Groot cluster – maximale opbrengst
11 molens van 3 MW
2
Gespreid cluster
5 molens van 4 MW
3
Noord-zuid cluster
6 molens van 3 MW
4
Compact cluster
6 molens van 3 MW
5a
Minimaal cluster – minimale opbrengst – driehoek*
3 molens van 4 MW
5b
Minimaal cluster – minimale opbrengst – lijn*
3 molens van 4 MW
Om tot een goede beoordeling en integrale afweging van voor- en nadelen van de alternatieven te komen (in het kader van de ontwerpstructuurvisie), is een maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA) uitgevoerd. De MKBA is een afwegingsmethode die alle economische effecten (ook wel welvaartseffecten genoemd) van een project in kaart brengt. De effecten worden binnen een MKBA zoveel mogelijk in geld uitgedrukt zodat deze onderling vergelijkbaar zijn.
Centrale vraag In deze studie zijn de maatschappelijke kosten en baten van de verschillende alternatieven voor windenergie op Lage Weide onderzocht. Deze kosten en baten worden vergeleken met verschillende referentiesituaties, waarin: 1. Er geen windmolens worden geplaatst en geen alternatieve opwekking van duurzame energie plaatsvindt. 2. Er een vergelijkbare hoeveelheid duurzame energie wordt opgewekt met zonnepanelen op daken van particulieren, verspreid over heel Utrecht. 3. Er een vergelijkbare hoeveelheid duurzame energie wordt opgewekt in een Zonneweide (zonnepanelen op een grote akker in bijvoorbeeld Rijnenburg) wordt geplaatst. Deze MKBA ondersteunt samen met de MER de alternatievenafweging en daarmee de bestuurlijke keuze voor een voorkeursalternatief. Dit voorkeursalternatief wordt vastgelegd in een ontwerpstructuurvisie waarover College en Raad een besluit kunnen nemen.
5
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Resultaat perspectief Utrecht De maatschappelijke kosten en baten zijn beschouwd vanuit het perspectief Utrecht en heel Nederland. Het perspectief Utrecht houdt in dat alleen de economische effecten binnen Utrecht in beschouwing zijn genomen. Werkgelegenheidseffecten buiten Utrecht bijvoorbeeld, zijn daarom niet in beschouwing genomen. Deze presentatie van effecten is primair van belang voor de gemeentelijke afweging met betrekking tot de alternatieven. Het MKBA-resultaat voor de gemeente Utrecht is weergegeven in Tabel 2. Tabel 2
MKBA-resultaat perspectief Utrecht (NCW, € mln.) 1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
Investeringskosten
46,2
28,0
25,2
25,2
16,8
16,8
86,5
217,7
51,4
129,4
Jaarlijkse kosten
24,7
15,4
13,7
13,6
9,3
9,3
9,3
23,3
20,6
51,8
2,5
1,5
1,4
1,4
0,9
0,9
0,0
0,0
0,0
0,0
73,5
45,0
40,3
40,2
27,0
27,1
95,7
241,0
72,0
181,2
Elektriciteit
56,0
36,4
31,6
31,2
22,2
22,4
84,8
213,4
22,2
56,0
SDE
16,7
10,1
9,1
9,1
6,1
6,1
0
0
20,0
50,2
GVO
1,1
0,7
0,6
0,6
0,4
0,4
0
0
0,4
1,1
Werkgelegenheid
0,1
0,1
0,1
0,1
0,04
0,04
1,7
4,2
1,1
2,9
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2,5
1,5
1,4
1,4
0,9
0,9
0,0
0,0
0,0
0,0
19,0
12,3
10,7
10,6
7,5
7,6
7,5
19,0
7,5
19,0
Kosten
Kosten EnergieU fonds Totaal kosten Baten
Toename bestedingen EnergieU fonds Vermeden kosten klimaatmaatregelen Voorzieningszekerheid
5,6
3,4
3,1
3,1
2,1
2,1
2,1
5,6
2,1
5,6
-2,5
-1,5
-0,8
-1,1
-1,1
-0,5
0
0
0
0
Hinder bedrijven Lage Weide
--
-
-
-
-
-
0
0
0
0
Landschap
--
--
-/--
-
-/0
-
0
0
0
0
Ecologie
--
-/0
--
--
-/0
--
0
0
0
0
Externe veiligheid
--
--
-
-
0
-
0
0
0
0
Totaal baten
98,6
63,1
55,8
54,9
38,3
39,0
96,0
242,2
53,4
134,8
Saldo
25,2
18,2
15,5
14,7
11,2
11,9
0,3
1,2
-18,6
-46,4
Hinder omwonenden
Vanuit het perspectief Utrecht, zijn de maatschappelijke baten van alle alternatieven voor windenergie (1 t/m 5b) groter dan de kosten. Het positieve resultaat komt vooral omdat de vermeden kosten van overige klimaatmaatregelen en de baten van voorzieningszekerheid in monetaire zin groter zijn dan de hinder voor omwonenden, naast het positieve saldo voor de initiatiefnemer. Met andere woorden: zowel voor de initiatiefnemer als voor de Utrechtenaren (als geheel) wegen de voordelen op tegen de nadelen, gerekend vanuit een minimale eis aan maatschappelijk rendement (reëel 5,5%.) De omvang van het batig saldo is afhankelijk van het opgestelde vermogen en daarmee het gemoeide investeringsbedrag. Met deze lineaire trend is dan ook de voorkeursvolgorde van Alternatief 2 t/m 5 te duiden. Het resultaat voor zonnepanelen op daken (6 en 7) is ook positief vanuit het perspectief van Utrecht. Een centrale zonneweide (8 en 9) kan financieel niet uit en heeft een negatief maatschappelijk saldo.
6
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Een positief saldo voor ‘Utrecht als geheel’ wil niet zeggen dat er geen groepen zijn die overwegend nadelen ondervinden, en groepen die overwegend voordelen ondervinden. Met een overwegend positief resultaat is er dus ruimte om tot een gunstigere verdeling van baten tussen initiatiefnemer en omwonenden te komen. De analyse van benefitsharing-constructies met uitzondering van het duurzaamheidsfonds was geen onderdeel van deze analyse.
Resultaat nationaal perspectief In Tabel 3 is het resultaat vanuit nationaal perspectief weergegeven. Deze presentatie is van belang om voor- en nadelen vanuit de BV-Nederland mee te wegen, dus inclusief de effecten die buiten Utrecht neervallen. Zo moeten SDE+- subsidies ook gefinancierd worden via een opslag uit de energierekening van alle Nederlandse energiegebruikers. Daarmee wordt dus inzichtelijk of, als alle effecten om Nederlands grondgebied worden meegenomen, het saldo nog steeds positief is. Tabel 3
MKBA-resultaat nationaal perspectief (NCW, € mln.) 1
2
3
4
5a
5b
6
7
8
9
Investeringskosten
46,2
28,0
25,2
25,2
16,8
16,8
86,5
217,7
51,4
129,4
Jaarlijkse kosten
24,7
15,4
13,7
13,6
9,3
9,3
9,3
23,3
20,6
51,8
2,5
1,5
1,4
1,4
0,9
0,9
0,0
0,0
0,0
0,0
73,5
45,0
40,3
40,2
27,0
27,1
95,7
241,0
72,0
181,2
56,0
36,4
31,6
31,2
22,2
22,4
22,2
56,0
22,2
56,0
Kosten
Kosten EnergieU fonds Totaal kosten Baten Elektriciteit SDE
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
GVO
1,1
0,7
0,6
0,6
0,4
0,4
0
0
0,4
1,1
Werkgelegenheid
0,2
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
3,4
8,5
2,3
5,7
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2,5
1,5
1,4
1,4
0,9
0,9
0,0
0,0
0,0
0,0
19,0
12,3
10,7
10,6
7,5
7,6
7,5
19,0
7,5
19,0
Reductie overige emissies
4,0
2,6
2,2
2,2
1,5
1,6
1,5
4,0
1,5
4,0
Voorzieningszekerheid
5,6
3,4
3,1
3,1
2,1
2,1
2,1
5,6
2,1
5,6
-2,5
-1,5
-0,8
-1,1
-1,1
-0,5
0
0
0
0
Hinder bedrijven Lage Weide
--
-
-
-
-
-
0
0
0
0
Landschap
--
--
-/--
-
-/0
-
0
0
0
0
Ecologie
--
-/0
--
--
-/0
--
0
0
0
0
Externe veiligheid
--
--
-
-
0
-
0
0
0
0
Totaal baten
86,0
55,6
49,0
48,0
33,8
34,5
36,7
93,0
36,1
91,4
Saldo
12,5
10,7
8,7
7,9
6,7
7,5
-59,0
-148,0
-35,9
-89,8
Toename bestedingen EnergieU fonds Vermeden kosten klimaatmaatregelen
Hinder omwonenden
Tabel 3 laat zien dat het MKBA-saldo van Alternatief 1 ook vanuit nationaal perspectief het meest positief is. Net als bij het perspectief gemeente Utrecht, is het saldo van Alternatief 5a het minst positief binnen de alternatieven voor windenergie. Het positieve monetaire saldo is lager dan vanuit het perspectief van de gemeente Utrecht, omdat SDE-inkomsten geen positief welvaartseffect meer zijn. De positieve welvaartseffecten voor de ontvanger van de subsidie (Energie-U) worden geneutraliseerd door negatieve
7
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
welvaartseffecten voor de overheid (kosten SDE+ subsidie). Ook voor de BV Nederland wegen de maatschappelijke baten op tegen de maatschappelijke kosten Hieruit zou dus de conclusie getrokken kunnen worden dat de SDE+ subsidie voor windenergie een maatschappelijk efficiënt instrument is om bij te dragen aan CO2-reductie en andere maatschappelijke voordelen. Zonnepanelen op daken zijn vanuit nationaal perspectief, in tegenstelling tot het perspectief Utrecht, maatschappelijk onrendabel. De reden is dat de overheid belastinginkomsten misloopt, omdat eigenaren van zonnepanelen geen energiebelasting betalen over de stroom die zelf is opgewekt. Dit bedrag aan gederfde belasting-inkomsten uit de Energiebelasting voor de Nederlandse Staat is dus aanzienlijk groter dan extra uitgaven aan de SDE+ om de windalternatieven rendabel te kunnen exploiteren. Ook de centrale zonneweide scoort maatschappelijk negatief. De onrendabele top van beide zonalternatieven is dus groter dan die van de windalternatieven.
Conclusie Het monetaire MKBA-resultaat voor windenergie is zowel vanuit het perspectief van de gemeente Utrecht als nationaal perspectief positief. Voor zonnepanelen op particuliere daken is het resultaat vanuit het perspectief van de gemeente Utrecht positief, echter vanuit nationaal perspectief niet. Een zonneweide is kan voor een mogelijke exploitant financieel niet uit en zowel vanuit het perspectief van de gemeente Utrecht als nationaal perspectief wegen de baten niet op tegen de kosten.
Voorkeursalternatief (VKA) In de MKBA en MER zijn zes verschillende alternatieven beoordeeld (1 tot en met 5b). Het VKA maakt echter geen onderdeel uit van de alternatieven. De reden dat het VKA niet in de MER is beoordeeld, is dat het VKA een afgeleide en afgezwakte variant is van Alternatief 4, waarbij nu aangenomen wordt dat er molens met minder vermogen (2,5 i.p.v. 3MW) worden geplaatst. Hiermee scoort het VKA in ieder geval gelijk, of beter, op milieu- en omgevingseffecten dan Alternatief 4. Daarom is een aparte beoordeling in de MER niet noodzakelijk. Een lager vermogen pakt echter wel negatief uit op een aantal belangrijke posten in de MKBA. De financiële opbrengsten zijn kleiner en daarbij zal de gemeente Utrecht meer alternatieve maatregelen moeten treffen om klimaatneutraal te worden. Daar staat tegenover dat de financiële kosten ook lager zijn. Om die reden is inzicht in de kosten en baten van het VKA aanvullend van belang. Voor de precieze doorrekening verwijzen wij naar Bijlage F. De aanvullende analyse laat zien dat het maatschappelijke saldo van het VKA met zes windmolens van 2,5 MW, net als de overige alternatieven van windenergie, positief is. De omvang van het totale saldo bedraagt € 12,6 mln. aan NCW. Het maatschappelijke saldo loopt op met het geïnstalleerde vermogen van turbines. Dit geldt voor het VKA niet anders. Door het lagere vermogen scoort het VKA minder dan Projectalternatief 4 met 3MW turbines, maar beter dan Projectalternatief 5a en 5b. De omgevingseffecten (hinder omwonenden, landschap, ecologie en externe veiligheid) zijn echter niet specifiek geanalyseerd, aangezien basisgegevens uit de MER ontbreken. We zijn daarom uitgegaan van dezelfde waarden als in Alternatief 4. Dit mogelijk een beperkte overschatting van de omgevingseffecten.
8
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
1 1.1
Inleiding Aanleiding Het Utrechtse College en de Gemeenteraad zetten in op de ambitie om in 2030 CO2-neutraal te zijn. Het programma Utrechtse Energie! Is gericht op een reductie van 30% van de broeikasgassen in 2020. Eén van de initiatieven om dit te bereiken is een Windmolenplan in Lage Weide van de coöperatieve Vereniging Energie-U. Hiertoe zijn verschillende opstellingen onderzocht. Deze opstellingen verschillen in aantal molens, specifieke locatie binnen Lage Weide en vermogen van de windmolens. De opstellingen worden in het vervolg van deze rapportage alternatieven genoemd. Om tot een goede beoordeling en integrale afweging van voor- en nadelen van de alternatieven te komen (in het kader van de ontwerpstructuurvisie), zijn een maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA) en een milieueffectrapportage (MER) uitgevoerd. De MKBA is een op de welvaartstheorie gebaseerde afwegingsmethode die alle economische effecten (ook wel welvaartseffecten genoemd) van een project of beleidsingreep in kaart brengt. Welvaartseffecten zijn breed gedefinieerd. Het gaat hierbij niet alleen om directe financiële effecten, maar ook om niet op de markt verhandelbare effecten zoals omgevingseffecten vanwege milieu, hinder en gezondheidsrisico’s voor omwonenden. De effecten worden binnen een MKBA zoveel mogelijk in geld uitgedrukt zodat deze onderling vergelijkbaar zijn. Ook verdelingsaspecten spelen een belangrijke rol (wie profiteert en wie ondervindt nadelen). Onzekerheden worden aan de hand van gevoeligheidsanalyses in kaart gebracht. De focus van de MER ligt primair bij de beoordeling van milieu- en omgevingseffecten. Voorliggende rapportage geeft de resultaten van de MKBA weer. De MER is parallel aan de MKBA uitgevoerd door Royal Haskoning, DHV en in een separate rapportage beschreven.
Centrale vraag Wat zijn de maatschappelijke welvaartseffecten (kosten en baten) van de verschillende alternatieven voor windenergie op Lage Weide? Deze kosten en baten worden vergeleken met verschillende referentiesituaties, waarin: 1. Er geen windmolens worden geplaatst en geen alternatieve opwekking van duurzame energie plaatsvindt. 2. Er een vergelijkbare hoeveelheid duurzame energie wordt opgewekt met behulp van een andere technologie. Van de beschikbare technologieën is er voor gekozen om een referentiealternatief te onderzoeken met zonnepanelen op daken van particulieren, verspreid over heel Utrecht. 3. Er een vergelijkbare hoeveelheid duurzame energie wordt opgewekt in een Zonneweide (zonnepanelen op een grote akker in bijvoorbeeld Rijnenburg) wordt geplaatst. Deze MKBA ondersteunt samen met de MER de alternatievenafweging en daarmee de bestuurlijke keuze voor een voorkeursalternatief. Dit voorkeursalternatief wordt vastgelegd in een ontwerpstructuurvisie waarover College en Raad een besluit kunnen nemen.
9
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
1.2
Leeswijzer Om de centrale vraag te beantwoorden, beschrijven we eerst de aanpak in Hoofdstuk 2. In Hoofdstuk 3 beschrijven we de alternatieven. In Hoofdstuk 4 geven we de jaarlijkse welvaartseffecten van de alternatieven weer. Hoofdstuk 5 concludeert, door de jaarlijkse welvaartseffecten te vergelijken en in een overzichtstabel weer te geven. Ook geven we in 5 de robuustheid van het resultaat weer (op basis van een gevoeligheidsanalyse) en brengen we de verdelingseffecten in kaart. Dus wie profiteert en wie ondervindt mogelijke nadelen.
10
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
2 2.1
Aanpak Inleiding In dit hoofdstuk bespreken we de algemene methodiek voor het opstellen van een MKBA voor het Windmolenplan Lage Weide zoals opgenomen in de startnotitie voor de MKBA. In Sectie 2.2 is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. In Sectie 2.3 bespreken we het beoordelingskader en de gehanteerde uitgangspunten.
2.2
Aanpak op hoofdlijnen Bij de MKBA maken we gebruik van de OEI-leidraad. OEI staat voor Overzicht Effecten Infrastructuur en is verplicht voor vele projecten van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). De leidraad geeft een onderbouwing van de MKBA-methodiek en schrijft de stappen voor die genomen moeten worden. Deze zijn samengevat in Figuur 1.
Figuur 1
Aanpak MKBA
Stap 1
Vaststellen alternatieven
Stap 2
Effectbeschrijving en in geld uitdrukken effecten (dataverzameling)
Stap 3
Afweging effecten (conclusie)
Stap 4
Gevoeligheidsanalyse en verdelingseffecten
De eerste stap is het vaststellen van de alternatieven. Om een probleem op te lossen, of een beleidsdoelstelling te realiseren, zijn namelijk vaak meerdere technische oplossingen denkbaar. Dit wordt in deze studie met alternatieven beschreven. De welvaartseffecten van de alternatieven worden in een MKBA vergeleken met de effecten van het referentiealternatief. Dit is gedefinieerd als de meest waarschijnlijke ontwikkeling als het project geen doorgang vindt. In de tweede stap worden de welvaartseffecten bepaald. Deze stap vormt het hart van de MKBA. De effecten worden in kaart gebracht, gekwantificeerd en zo mogelijk - in Euro’s uitgedrukt (gemonetariseerd). Dataverzameling is een belangrijke activiteit in deze stap. Naast de effecten worden ook de kosten
11
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
van de alternatieven in kaart gebracht. De kosten worden onderverdeeld in éénmalige investeringskosten en jaarlijkse kosten. In de derde stap vergelijken we de kosten en baten. De totale effecten over de hele levensduur worden teruggerekend naar één basisjaar (verdiscontering) zodat de effecten ten opzichte van elkaar vergeleken kunnen worden. Hieruit resulteert een overzichtstabel waarin de effecten naast elkaar gezet zijn. De overzichtstabel bevat in geld uitgedrukte effecten en effecten die kwalitatief gewaardeerd zijn. In stap 4, de gevoeligheidsanalyse, wordt nagegaan in hoeverre de conclusies uit de MKBA anders zouden uitvallen als de uitgangspunten anders zouden zijn. Met andere woorden: hoe robuust is de ranking van de alternatieven? Ook maken we in deze stap inzichtelijk hoe de welvaartseffecten verdeeld zijn over de verschillende partijen.
Referentiealternatief In de MKBA worden de effecten beoordeeld ten opzichte van de meest waarschijnlijke situatie als het Windmolenplan geen doorgang vindt.1 Bij de keuze voor het referentiealternatief is uitgegaan van het meest voor de hand liggende alternatief als de opwekking door windmolens niet door gaat. Voor de realisatie van een biomassacentrale op Lage Weide zijn al twee vergunningaanvragen ingediend, deze wordt dus al gerealiseerd. Vanwege deze reden is geoordeeld dat extra opwekking van elektriciteit met biomassa geen reëel alternatief vormt. Zonnestroom opgewekt door particulieren is financieel rendabel en in principe een goede optie. Om een vergelijkbare hoeveelheid op te wekken als met windturbines zijn - naast veel dakoppervlak - hoge particuliere investeringen vereist. In CE Delft (2012) wordt uitgegaan van opwekking van zonne-energie op 43% van het beschikbare potentieel op de particuliere daken in 2030 (CE Delft, 2012). De vraag is dan ook in hoeverre dit referentiealternatief echt aanvullend is op wat er anders al gebeurt. Om die reden is ook een ander referentiealternatief opgenomen. In het referentiealternatief van de zonneweide kan de investering net als bij het windpark worden gedaan door een marktpartij of coöperatie. In deze MKBA worden kosten en baten van de verschillende referentiealternatieven naast elkaar gezet. Een nadere beschrijving van de referentiealternatieven is weergegeven in Sectie 3.3.
1
12
April 2013
Op verzoek van de Raadscommissie stad en ruimte en verschillende omwonenden is er voor gekozen om de MKBA ook te onderzoeken wat de kosten en baten - en daarmee de mogelijkheden - zijn van een andere wijze van opwekking van duurzame energie dan met behulp van windmolens.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
2.3
Beoordelingskader Het beoordelingskader bestaat uit alle effecten die in de MKBA in beeld worden gebracht. De effecten zijn weergegeven in Tabel 4 en worden daarna toegelicht.
Tabel 4
Beoordelingskader Type effect
Effect
Waardering
Schaalniveau
Duur
Direct
Investeringskosten
€
Utrecht en nationaal
2015
Jaarlijkse kosten
€
Utrecht en nationaal
2016-2035
Kosten Energie-Ufonds
€
Utrecht en nationaal
2016-2035
Elektriciteitsopbrengst
€
Utrecht en nationaal
2016-2035
SDE+ subsidie
€
Utrecht
2016-2030
Garantie van Oorsprong
€
Utrecht en nationaal
2016-2035
Werkgelegenheid
€
Utrecht en nationaal
2016-2035
Toename bestedingen
€
Utrecht en nationaal
2016-2035
Utrecht en nationaal
2016-2035
Indirect
Opbrengsten Energie-U-fonds Extern
Vermeden klimaatmaatregelen
€
Utrecht en nationaal
2016-2035
Reductie overige emissies
€
Nationaal
2016-2035
Hinder omwonenden
€
Utrecht en nationaal
2016-2035
Voorzieningszekerheid
€
Utrecht en nationaal
2016-2035
Hinder bedrijven Lage Weide
Kwalitatief
Utrecht en nationaal
2016-2035
Landschap
Kwalitatief
Utrecht en nationaal
2016-2035
Ecologie
Kwalitatief
Utrecht en nationaal
2016-2035
Indeling effecten In de meest linkse kolom is de indeling van de effecten weergegeven. Het uitgangspunt van een MKBA is dat alle welvaartseffecten in kaart worden gebracht. De welvaartseffecten zijn ingedeeld in directe effecten, indirecte effecten en externe effecten. Directe effecten zijn de financiële effecten voor de initiatiefnemer. Dit zijn de investeringskosten, jaarlijkse kosten en financiële opbrengsten van de alternatieven. Men zou kunnen zeggen dat dit de effecten zijn voor de exploitant, in dit geval Energie-U, in de vorm van winstmarge op het geïnvesteerd vermogen. Indirecte effecten zijn een afgeleide van de directe effecten en werken door op bijvoorbeeld de regionale arbeidsmarkt (extra werkgelegenheid), de woningmarkt (effect op woningwaarde en verkoopbaarheid van woningen) of de detailhandel (bestedingen). Externe effecten zijn effecten op derden zoals milieueffecten en hinder voor omwonenden.
13
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Schaalniveau Een belangrijk uitgangspunt is het schaalniveau waarop de effecten in beeld worden gebracht. De effecten van het project kunnen verschillen voor het schaalniveau van Utrecht en dat van heel Nederland. Voor het merendeel zijn de effecten op het schaalniveau van Utrecht en Nederland gelijk, wat betekent dat voor deze posten regionale en landelijke uitkomsten identiek zijn. Dit geldt echter niet voor enkele belangrijke posten: de landelijke duurzame energieopwekking subsidie (SDE+); de gederfde belastinginkomsten uit elektriciteit voor zonnepanelen op particuliere daken; werkgelegenheid; de reductie van de milieuschadelijke emissies NOx, SO2 en fijnstof. Op het niveau van Utrecht zijn SDE+ subsidies positieve welvaartseffecten; op nationaal niveau is er per saldo geen welvaartseffect omdat de positieve effecten geneutraliseerd worden door kosten voor de Rijksoverheid. Ook de gederfde energiebelastinginkomsten van het opwekken van elektriciteit met zonnepanelen door particulieren verschillen per schaalniveau. Een groot deel van de elektriciteitsprijs van consumenten bestaat immers uit belastingen. De belastingen die consumenten bij eigen elektriciteitsopwekking niet meer hoeven te betalen, vormen een positief effect voor de betreffende bewoners van Utrecht, maar gaan ten koste van de belastinginkomsten voor de Rijksoverheid (zie tekstkader).
Gederfde belastinginkomsten zonnestroom Het grootste deel van de elektriciteitsprijs voor consumenten bestaat uit belastingen. De prijs van grijze stroom voor consumenten bedraagt gemiddeld zo’n 23 €ct per kWh. Hiervan is 7 €ct voor de stroom zelf. Het overige deel (16 €ct) bestaat uit belastingen en BTW.
Elektriciteit2
7 €ct
Energiebelasting3
11,7 €ct
Opslag duurzame elektriciteit
0,11 €ct
BTW (21%)
3,9 €ct
Totaal (afgerond)
23 €ct
Als een inwoner van Utrecht stroom opwekt met zonnepanelen, mag zij tot 5.000 kWh elektriciteit terugleveren aan het net. De hoeveelheid teruggeleverde elektriciteit trekt het energiebedrijf af van de hoeveelheid die de consument verbruikt heeft. Dat heet salderen. Hierdoor bespaart de inwoner uit Utrecht 23 €ct per kWh opgewekte elektriciteit (welvaartsbaat inwoner). Immers, de consument hoeft de stroomrekening niet meer te betalen voor de hoeveelheid elektriciteit die de zonnepanelen hebben opgewekt. De kosten voor elektriciteit bedragen 23 €ct per kWh. Omdat het grootste deel van de elektriciteitsprijs uit belastingen bestaat, is het welvaartseffect op nationaal niveau kleiner. Tegenover de elektriciteitsbaten voor de consument (23 €ct per kWh), staan gederfde belastinginkomsten voor de Rijksoverheid (16 €ct per kWh).
14
April 2013
2
Bron: Milieucentraal, 2012.
3
Bron: Belastingdienst, 2013.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
De reductie van NOx, SO2 en fijnstof draagt op nationaal niveau bij aan de realisatie van doelstellingen voor reductie van deze emissies. Op het niveau van de gemeente Utrecht wordt echter geen NOx, SO2 en fijnstof gereduceerd. Deze worden immers daar uitgespaard waar minder fossiele energie opgewekt hoeft te worden (bijv. door kolencentrale). Ten slotte kunnen ook de effecten op werkgelegenheid verschillen op het schaalniveau van Utrecht en nationaal schaalniveau. Immers, additionele werkgelegenheid (bijv. voor de bouw van windturbines) ingevuld door werknemers buiten Utrecht maar binnen Nederland zijn alleen op nationaal schaalniveau een positief welvaartseffect. Hierdoor zijn de werkgelegenheidsbaten op nationaal niveau groter dan op het schaalniveau van Utrecht. Wij hanteren in deze studie het schaalniveau gemeente Utrecht 4 en het schaalniveau van heel Nederland.
Waardering effecten In de derde kolom is de waardering van de effecten weergegeven. Om de welvaartseffecten vergelijkbaar te maken, waarderen we deze zoveel mogelijk in Euro’s. Voor een aantal effecten is het in dit onderzoek niet mogelijk geweest de effecten in Euro’s uit te drukken. Dit geldt voor mogelijke hinder voor werknemers op het bedrijventerrein Lage Weide, effecten op het landschap, effecten op ecologie en externe effecten. Deze effecten worden kwalitatief beoordeeld.
Duur effecten In de vierde kolom is de duur van de effecten weergegeven. De effecten worden over de hele levensduur van 2015-2035 in kaart gebracht. We veronderstellen dat de windmolens of zonnepanelen in 2015 worden geplaatst en beide een levensduur hebben van 20 jaar. 5 Het gros van de effecten treedt op na plaatsing over de gehele levensduur van de alternatieven (2016-2035). Uitzondering is de SDE+ subsidies die worden uitgekeerd over een periode van 15 jaar. De jaarlijks in geld uitgedrukte effecten worden met de netto contante waarde-methodiek vergelijkbaar gemaakt (zie tekstkader).
15
April 2013
4
Inclusief de aan Lage Weide aangrenzende wijken Maarsseveen en Oud-Zuilen in de gemeente Stichtse Vecht.
5
Er zijn ramingen die uitgaan van een langere levensduur dan 20 jaar. Dit geldt zowel voor de nieuwste generatie zonnepanelen als windmolens. De daadwerkelijke levensduur kan pas in de toekomst worden vastgesteld. Voor de vergelijkbaarheid gaan we ervan uit dat zowel zonnepanelen als windmolens een levensduur hebben van 20 jaar.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Een Euro die men ontvangt in jaar t, heeft niet dezelfde waarde als een Euro die men nu reeds in bezit heeft. Immers, een Euro die men nu bezit, kan tegen rente worden uitgezet, waardoor deze na t jaar meer oplevert. Om precies te zijn levert één Euro na t jaar bij een rente r een bedrag op van (1+r)t Euro. Om de huidige waarde van toekomstige baten en kosten te bepalen, moeten deze daarom worden gedisconteerd met de relevante discontovoet. Dezelfde procedure geldt voor de waardering van de kosten en baten van een project. Alle baten en kosten worden contant gemaakt en vervolgens samengevat in één getal: de netto contante waarde (NCW). De netto contante waarde: N
NCW t o
Bt Ct (1 r)t
Hierin is Bt de baat in jaar t, Ct de kosten in jaar t, r de rente of discontovoet die wordt gebruikt om bedragen in de toekomst naar het heden om te rekenen, en N is de verwachte looptijd van het project. In deze MKBA zijn de effecten gemodelleerd voor een periode van 20 jaar. In de OEI-methodiek is voor onomkeerbare ingrepen een, in principe, oneindige periode voorgeschreven. Een praktisch probleem dat zich hierbij voordoet is dat alle kosten en baten niet over een oneindige periode geraamd kunnen worden en onzekerheden door de tijd heen 6 toenemen. Wij hanteren daarom een afkapgrens van 20 jaar. De door het ministerie van Financiën voorgeschreven risicovrije discontovoet voor MKBA’s is 2,5%. De standaard risico-opslag voor maatschappelijke effecten bedraagt 3%. Dit houdt in dat een discontovoet van 5,5% wordt gehanteerd voor maatschappelijke effecten waarin de Rijksoverheid investeert. Oftewel een Euro die in 2021 wordt uitgegeven, wordt met een factor 0,95 (1/1,055) lager gewaardeerd dan een Euro in 2020. De maatschappelijke discontovoet van 5,5% geldt niet voor alle effecten. Voor nietomkeerbare effecten (bijv. klimaateffecten) wordt conform hetzelfde advies van het ministerie van Financiën voorgesteld om een discontovoet te hanteren van 4% (2,5 + risicoopslag van 1,5). Dit betekent dat toekomstige baten door het Windmolenplan zwaarder tellen dan de overige kosten en baten voor onder andere de initiatiefnemer (Ministerie van financiën, 2011). Voor de directe effecten (zie Tabel 4) hanteren wij een nominale discontovoet van 7,5%. Nominaal wil zeggen dat we corrigeren voor inflatie. Omdat we uitgaan van een inflatie van 2% voor alle directe effecten, is de discontovoet voor private effecten gelijk aan de reële maatschappelijke discontovoet van 5,5%. Immers, de toekomstige kosten en baten stijgen jaarlijks met 2%, maar worden gedeeld door (1,075) in plaats van (1,055). Per saldo tellen de effect daarom even zwaar mee.
6
16
April 2013
Zie bijvoorbeeld SEO (2008) en Ecorys (2009), waar wordt gerekend met een kortere tijdshorizon dan oneindig.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
3 3.1
Alternatieven Inleiding In dit hoofdstuk zijn de alternatieven en de mogelijke referentiealternatieven beschreven. Sectie 3.2 beschrijft de alternatieven. In Sectie 3.3 zijn de referentiealternatieven beschreven.
3.2
Alternatieven (wind) Voor de opstelling van windmolens in Lage Weide zijn door de initiatiefnemer Energie-U de mogelijke posities binnen het bedrijventerrein geïnventariseerd. Hiervoor is gezocht naar onbebouwde plekken op het bedrijventerrein en zijn afspraken gemaakt met bedrijven en grondeigenaren over het gebruik hiervan. Voor de plaatsing van de windmolens zijn op het bedrijventerrein Lage Weide uiteindelijk 11 mogelijke posities voor windmolens gevonden. Uiteindelijk is een zestal opstellingsalternatieven in het MER onderzocht op milieueffecten. De opstellingsalternatieven verschillen van elkaar door variatie in: aantal te plaatsen molens; te gebruiken posities; vermogen van de windmolens. In Tabel 5 zijn de alternatieven weergegeven.
Tabel 5
Alternatieven windenergie Alternatief
Clusteropstelling
Aantal en vermogen windmolens
1
Groot cluster – maximale opbrengst
11 molens van 3 MW
2
Gespreid cluster
5 molens van 4 MW
3
Noord-zuid cluster
6 molens van 3 MW
4
Compact cluster
6 molens van 3 MW
5a
Minimaal cluster – minimale opbrengst – driehoek*
3 molens van 4 MW
5b
Minimaal cluster – minimale opbrengst – lijn*
3 molens van 4 MW
In Figuur 2 zijn de locaties van de windmolens per alternatief weergegeven.
17
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Figuur 2
Locaties windmolens per alternatief Alternatief 1
Alternatief 2
Alternatief 3
18
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Alternatief 4
Alternatief 5a (rood) Alternatief 5b (zwart)
3.3
Referentiealternatief Het referentiealternatief kan worden omschreven als de meest waarschijnlijk te achten ontwikkeling als het Windmolenplan Lage Weide niet wordt uitgevoerd. In de situatie dat er geen windmolenpark wordt ontwikkeld, zijn andere initiatieven noodzakelijk om bij te dragen aan het beleidsdoel (Utrecht klimaatneutraal). Omdat een realistische invulling van het referentiealternatief van veel factoren afhankelijk is, (bijvoorbeeld politieke ontwikkelingen), gaan wij uit van verschillende scenario’s. Hiermee wordt een bandbreedte geschetst van de kosten en baten van mogelijke alternatieve opwekking als het windmolenpark Lage Weide niet gerealiseerd wordt. Zoals in Sectie 2.3 beschreven zijn er drie referentiealternatieven benoemd. 1. Het eerste referentiealternatief is een situatie waar niets gebeurt. 2. Het tweede referentiealternatief is de aanleg van grootschalige aanleg van zonnepanelen door particulieren. 3. Het derde referentiealternatief is de aanleg van een zonneweide door bijvoorbeeld een energie coöperatie.
19
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Alternatief 6 en 7 (zonnepanelen op particuliere daken) Alternatief 6 en 7 houden in dat zonnepanelen op particuliere daken worden geplaatst. De inwoners en (kleine) bedrijven van Utrecht doen bij deze alternatieven zelf de investering. Hierbij gaan we uit van de opwekking van een vergelijkbare hoeveelheid duurzame elektriciteit als in Alternatief 5a (min.) en 1 (max.). Bij een gemiddelde oppervlakte van iets meer dan 7m 2 per kWp (7,04 m2) 7 en 850 vollasturen per jaar, houdt dit in dat 254.451 tot 640.486 m2 dakoppervlakte in Utrecht wordt bedekt met zonnepanelen. Dit is 14 tot 36% van de oppervlakte geschikt voor zonnepanelen bij particulieren. Om op dezelfde termijn dezelfde hoeveelheid duurzame elektriciteit op te wekken als met zonnepanelen, moet binnen drie jaar deze oppervlakte bij particulieren worden bedekt. Het is echter onwaarschijnlijk dat in korte tijd (< 3 jaar) inderdaad deze hoeveelheid zonnepanelen op particuliere daken kan worden gerealiseerd. Voor een zuivere vergelijking met de alternatieven voor windenergie, gaan we toch uit van plaatsing van zonnepanelen binnen dezelfde termijn als de alternatieven voor windenergie, zodat inzichtelijk wordt hoe de maatschappelijke kosten en baten van windenergie zich verhouden tot de kosten en baten van zonnepanelen op daken.
Alternatief 8 en 9 (zonneweide) Dit alternatief houdt een centrale zonneweide in waarmee 30.712 MWh en 77.307 MWh aan duurzame elektriciteit wordt opgewekt. Voor een zonneweide zou een energie coöperatie zoals Energie-U de investering voor haar rekening kunnen nemen. Uitgaande van een opgesteld vermogen van 0,7 MW per hectare en 850 vollasturen per jaar, is voor de opwekking van 30.712 en 77.307 MWh een oppervlakte benodigd van 52 tot 131 hectare en een vermogen van 36 MW tot 91 MW. Zowel voor de minimumvariant als de maximumvariant zou dit inhouden dat Utrecht het grootste park van Nederland zou moeten bouwen. De gemeente Gennep is momenteel aan het onderzoeken of een zonneweide mogelijk is van 18 MW op 20 tot 26 hectare. Het initiatiefvoorstel van de VVD en PVDA in Gennep houdt in dat er een lokaal duurzaam energiebedrijf wordt opgericht met als rechtsvorm coöperatieve vereniging. Leden van de coöperatie kunnen zijn in Gennep gevestigde burgers, verenigingen, stichtingen en andere maatschappelijke organisaties, bedrijven en ondernemers. In Utrecht zou gekozen kunnen worden voor een soortgelijke opzet. Om een vergelijkbare hoeveelheid elektriciteit op te wekken als in Alternatief 5a, zou Utrecht een park moeten realiseren met tweemaal zoveel opgesteld vermogen als in Gennep. Het is hierbij de vraag of in Utrecht 52 tot 131 hectare (landbouwgrond) beschikbaar is om voor een periode van 20 jaar te pachten. Nader onderzoek is noodzakelijk om vast te stellen in hoeverre deze oppervlakte ruimtelijk in te vullen is (bijvoorbeeld in Rijnenburg). We gaan hierbij uit van pachtkosten van € 1.000 per hectare per jaar (VNG, 2013).
7
20
April 2013
Bron: SMZ, 2012.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
4 4.1
Welvaartseffecten Inleiding In dit hoofdstuk zijn de welvaartseffecten van de alternatieven beschreven. De directe welvaartseffecten bestaan uit eenmalige investeringskosten en jaarlijkse exploitatiekosten, elektriciteitsopbrengsten, SDE-opbrengsten en Garanties van Oorsprong (Sectie 4.2). De indirecte effecten zijn toename van werkgelegenheid en bestedingen in de gemeente Utrecht (Sectie 4.3). Externe effecten zijn ingedeeld naar CO2-baten, hinder omwonenden, hinder werknemers bedrijven Lage Weide, voorzieningszekerheid, landschap en ecologie (Sectie 4.4).
4.2
Directe effecten Investeringskosten De benodigde investeringskosten per alternatief zijn weergegeven in Tabel 6. Hierbij zijn Alternatief 1 tot en met 5a de windopstellingen. Alternatief 6 tot en met 9 zijn de alternatieven waarin zonnepanelen op daken (6 en 7) en een zonnepanelen in een weide worden geplaatst (8 en 9).
Tabel 6
Investeringskosten van alternatieven (contante waarde in € mln.) 1
*
2
3
4
5a
5b
6* (=5a)
7* (=1)
8* (=5a)
9* (=1)
46,2 28,0 25,2 25,2 16,8 16,8 86,5 217,7 51,4 129,4 Om in de tabel te verduidelijken dat in Alternatief 6 en 8 dezelfde hoeveelheid elektriciteit wordt opgewekt als in 5a, is tussen haakjes = 5a weergegeven. Hetzelfde geldt voor Alternatief 7 en 9, die dezelfde hoeveelheid elektriciteit opwekken als Alternatief 1.
Tabel 6 laat zien dat de investeringskosten van Alternatief 7 relatief het hoogst zijn. De investeringskosten van Alternatief 5a en 5b zijn het laagst. Bij alternatieven 6 tot en met 9 is er sprake van een vervangingsinvestering van de omvormer8 na jaar 10. De levensduur van de omvormer van zonnepanelen bedraagt op dit moment zo’n 10 jaar. De onderbouwing van de investeringskosten wordt gegeven in Bijlage A.
8
21
April 2013
Een omvormer zorgt ervoor dat de energie, die wordt opwekt met zonnepanelen, gelijk wordt gesteld met de elektriciteit die we van het elektriciteitsnet halen. De ‘gelijkspanning’ van zonnepanelen wordt omgezet in de zogeheten ‘wisselstroom’ (230 volt) Bij de installatie van zonnepanelen wordt deze omvormer in de meterkast geplaatst en zorgt er dan voor dat men de opgewekte energie kan gebruiken en dat het naar het elektriciteitsnet getransporteerd kan worden.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Operationele kosten Tabel 7
Operationele kosten en bedrijfskosten Energie-U-fonds (contante waarde, € mln.) 1,0
2,0
3,0
4,0
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
Jaarlijkse kosten
24,7
15,4
13,7
13,6
9,3
9,3
9,3
23,3
20,6
51,8
Kosten Energie-Ufonds
2,5
1,5
1,4
1,4
0,9
0,9
0,0
0,0
0,0
0,0
27,3
17,0
15,1
15,0
10,2
10,3
9,3
23,3
20,6
51,8
Totaal
De jaarlijkse kosten zijn relatief het hoogst bij Alternatief 9, door de hoge onderhoudskosten en pachtkosten voor de zonneweide. Alternatief 5a en 5b hebben relatief de laagste jaarlijkse kosten, vanwege de beperkte schaalgrootte/aantal molens. De kosten (nominaal) nemen jaarlijks toe met 2%. De onderbouwing van de jaarlijkse kosten is opgenomen in Bijlage B. Voor windenergie zijn er kosten voor het Energie-U-fonds. Energie-U is voornemens om een deel van de jaarlijkse revenuen te storten in een Energie-U-fonds9. Daarbij wordt gedacht aan een bedrag in de orde grootte van 7.500 €/MW opgesteld windvermogen. De kosten van het Energie-U-fonds zijn het hoogst bij Alternatief 1.
Elektriciteitsopbrengsten De belangrijkste financiële baten van de alternatieven zijn elektriciteitsopbrengsten. De jaarlijkse baten, weergegeven voor een aantal geselecteerde jaren in de periode 2016-2035, zijn per alternatief weergegeven in Tabel 8. Tabel 8
Elektriciteitsopbrengsten (contante waarde, € mln.) 1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
56,0
36,4
31,6
31,2
22,2
22,4
84,8
213,4
22,2
56,0
De opbrengsten zijn berekend door de elektriciteitsproductie te vermenigvuldigen met de prijs die de producent ontvangt. De groothandelsprijs, minus de afdracht aan de elektriciteitsbeurs (APX), zijn geraamd op € 53 per MWh in 2015 (ECN 2010). Deze opbrengsten stijgen naar € 105 per MWh in 2035. Bij Alternatief 6 en 7 zijn de elektriciteitsopbrengsten hoger, omdat hier gerekend kan worden met de consumentenprijs (inclusief belasting en BTW). Voor Utrechtse investeerders in zon-PV wordt de stroomopbrengst berekend door de fysieke productie (in kWh) te vermenigvuldigen met de stroomprijs voor consumenten. Voor de overige alternatieven geldt dat de initiatiefnemer niet de consumentenprijs ontvangt, maar de groothandelsprijs (commodityprijs) die aanzienlijk lager ligt door energiebelasting en BTW.
9
22
April 2013
Dit fonds zal bijdragen leveren aan projecten die ten goede komen aan de gemeenschap in de wijken rondom het windpark. Doelstelling van Energie-U is om hier met name duurzame projecten van te financieren. Exacte invulling hiervan wordt in overleg met de leden van de vereniging Energie-U en omwonenden uitgewerkt.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
De hogere baten voor consumenten gelden alleen vanuit het perspectief van de gemeente Utrecht. Op nationaal niveau gaan zijn de elektriciteitsbaten per kWh geleverde/gebruikte stroom gelijk aan de overige alternatieven, omdat de Rijksoverheid belastinginkomsten misloopt of SDE-subsidies moet betalen (zie onderstaand tekstkader). Een nadere onderbouwing van de gehanteerde cijfers is weergegeven in Bijlage C.
SDE-subsidies Met uitzondering van Alternatief 6 en 7 zijn SDE-subsidies beschikbaar. In het navolgende tekstkader is de werking van SDE-subsidies uitgelegd.
De SDE+ stimuleert de productie van duurzame energie en richt zich op bedrijven en (non-profit) instellingen. Voor de SDE+ 2013 is een budget van 3 miljard Euro beschikbaar om projecten te ondersteunen. Er kan subsidie aangevraagd worden voor de productie van duurzame elektriciteit (zoals windenergie en grootschalige zonne-energie), duurzame warmte of gecombineerde opwekking van duurzame warmte en elektriciteit of groen gas. De kostprijs voor de productie van hernieuwbare energie is vastgelegd in een basisbedrag per technologie (oftewel duurzame opwekkingsvorm). Dit is een gemiddelde: de som van investerings- en exploitatiekosten, plus een redelijke winstmarge, gedeeld door de te verwachten hoeveelheid geproduceerde duurzame energie. Het basisbedrag wordt per technologie SDE(+)-ronde door het ministerie van Economische Zaken vastgesteld en geldt vervolgens voor de gehele subsidieperiode. De SDE+ vergoedt het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en die van fossiele energie (grijze energie). De opbrengst voor de productie van de (grijze) energie is vastgelegd in het correctiebedrag. Bij de bepaling van het correctiebedrag wordt uitgegaan van gemiddelde energieprijzen per technologie, zoals die gedurende het productiejaar werkelijk zijn opgetreden. Deze worden door het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en DNV KEMA jaarlijks berekend op basis van de gemiddelde prijzen op bijvoorbeeld de APXenergiebeurs. De SDE-bijdrage wordt als volgt bepaald = basisbedrag – correctiebedrag. De hoogte van de SDE-bijdrage is daarmee afhankelijk van de ontwikkelingen van de energieprijs (voor fossiele energie). Bij een hogere energieprijs ontvangt de initiatiefnemer minder SDE, maar ontvangt hij ook meer voor de elektriciteit. Bij een lagere energieprijs krijgt de initiatiefnemer meer SDE, en ontvangt hij ook minder voor de elektriciteit. De SDE+ subsidie is gemaximeerd aan de hand van een maximum aantal vollasturen per jaar. Het aantal vollasturen is het ‘gemiddelde’ aantal uren dat een productie-installatie op het nominale vermogen volledig produceert. Het aantal vollasturen kan worden bepaald door de totale jaarproductie te delen door het nominale vermogen van de installatie. Bron: Agentschap NL (2013a).
De SDE-basisbedragen voor windenergie zijn weergegeven in Tabel 9. Tabel 9
Basisbedragen SDE-subsidie (€ per MWh) SDE
Basisbedrag (€/MWh)
Vollasturen – max.
Fase 1
87,5
2.640
Fase 2
100
2.240
Fase 3
112,5
1.920
118,75
1.760
Fase 4, 5 en 6
23
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
De hoogte van de subsidie voor windenergie is afhankelijk van de fase waarin de initiatiefnemer inschrijft. Investeerders die in de eerste fase subsidie aanvragen, hebben een grotere kans op toekenning, maar krijgen minder subsidie. Voor iedere fase geldt jaarlijks een andere openstellingsdatum, waarbij de eerst fase het eerst open gaat, de tweede fase daaropvolgend, etc. Hierdoor hebben projecten in de eerste fases de grootste kans op toekenning, omdat de kans kleiner is dat de middelen (totale SDE+ budget) zijn uitgeput. De SDE-opbrengsten zijn weergegeven in Tabel 10.10 Een nadere onderbouwing is weergegeven in Bijlage C. Tabel 10
SDE-opbrengsten (contante waarde, € mln.) 1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
16,7
10,1
9,1
9,1
6,1
6,1
0,0
0,0
20,0
50,2
Garanties van Oorsprong De opbrengsten van GVO’s zijn per alternatief weergegeven in Tabel 11. Tabel 11
Opbrengsten Garantie van Oorsprong (contante waarde, € mln.)
Som
1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
1,1
0,7
0,6
0,6
0,4
0,4
0,0
0,0
0,4
1,1
Het certificaat Garantie van Oorsprong is een bewijsmiddel dat elektriciteit afkomstig is van duurzame elektriciteitsopwekking. De opbrengsten van GVO’s bedragen momenteel € 1,4 per MWh. De opbrengsten zijn berekend door de jaarlijkse productie te vermenigvuldigen met € 1,4 per MWh.
4.3
Indirecte effecten Werkgelegenheid De positieve effecten op werkgelegenheid voor windenergie zijn relatief bescheiden ten opzichte van de directe financiële effecten. De grote windmolenfabrikanten bevinden zich namelijk in het buitenland, waardoor er nauwelijks Utrechtse of Nederlandse werkgelegenheid ontstaat gerelateerd aan productie van windmolens. Daarbij is er pas sprake van een positief welvaartseffect zodra deze werkgelegenheid leidt tot één fte meer in de gemeente Utrecht. De effecten op werkgelegenheid zijn weergegeven in Tabel 12.
10
24
April 2013
Op basis van de verwachte opbrengst (zie Bijlage C.1), gaan wij ervan uit dat de initiatiefnemer gaat inschrijven op Fase 2. Wij vermelden hierbij nadrukkelijk dat dit een aanname is. De daadwerkelijke fase waarin Energie-U zou inschrijven, mocht het plan doorgang vinden wordt pas in een later stadium duidelijk. Inschrijven op fase 2 zou inhouden dat de initiatiefnemer voor maximaal 2.240 vollasturen een basisbedrag van € 100 per MWh ontvangt. Voor alternatief 7, de zonneweide, is het basisbedrag € 148 per MWh. Het basisbedrag is niet het werkelijk ontvangen bedrag. De daadwerkelijke subsidie die de producent ontvangt is het basisbedrag minus de hoogte van het correctiebedrag (de elektriciteitsprijs). Voor het jaar 2013 is het correctiebedrag vastgesteld op € 55 per MWh voor zonne-energie en windenergie. Dit houdt in dat de initiatiefnemer in 2013 (fase 2) € 100/MWh minus € 55 per MWh is € 45 per MWh SDE-subsidie zou ontvangen voor alternatief 1 tot en met 5b. Voor alternatief 8 en 9 zou de initatiefnemer € 148 per MWh minus € 55 per MWh is € 93 per MWh ontvangen.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Tabel 12
Effecten werkgelegenheid (contante waarde, € mln.) 1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
0,1
0,1
0,1
0,1
0,04
0,04
1,7
4,2
1,1
2,9
De werkgelegenheidsbaten zijn vooral bij Alternatief 6 en 7 hoger door een grotere vraag naar personeel bij de installatie van de zonnepanelen dan de installatie van windmolens. Een nadere onderbouwing is weergegeven in Bijlage D.
Opbrengsten Energie-U-fonds De opbrengsten van het Energie-U-fonds komen ten goed aan duurzame projecten in de leefomgeving van Lage Weide. Voorbeelden van projecten die Energie-U in ieder geval nastreeft zijn zonnepanelen op scholen of verbeterde isolatie. Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe het fonds concreet vorm krijgt. Door het fonds dalen de kosten van duurzame projecten in de omgeving van Lage Weide. Dit zijn positieve welvaartseffecten. Wij nemen aan dat de jaarlijkse positieve effecten gelijk zijn aan de kosten (zie Tabel 7).
Toename bestedingen Naast de extra werkgelegenheid en bestedingen uit het Energie-U-fonds kunnen de windmolenparken ook resulteren in extra bestedingen in de gemeente Utrecht. De exploitanten van windenergie en eigenaren van zonnepanelen zullen een deel van de winst/inkomsten besteden in de gemeente Utrecht. In een goed functionerende markt zijn de marginale kosten van producten echter gelijk aan de marginale opbrengsten: m.a.w. de extra bestedingen kunnen alleen gefinancierd worden uit de winst van de initiatiefnemers. Wanneer beide worden meegenomen, betreft dit een dubbeltelling. Conform het advies van het CPB zijn de welvaartseffecten van een toename van bestedingen niet opgenomen in de MKBA.
4.4
Externe effecten Vermeden kosten klimaatmaatregelen De alternatieven dragen bij aan de doelstelling van de gemeente Utrecht om klimaatneutraal te worden. Als er geen windmolens, zonnepanelen of een zonneweide worden gerealiseerd, zal de gemeente Utrecht alternatieve maatregelen moeten treffen om haar reductiedoelstellingen te behalen. Dat emissiereductie door groene stroom onder het Europees vastgestelde plafond voor emissiehandel (EU ETS) geen effect heeft op de netto CO 2uitstoot van de Europese Unie is op zichzelf niet onjuist. Echter, aangezien de reductie wel bijdraagt aan de beleidsdoelstelling van de gemeente Utrecht, betekent dat met Lage Weide er alternatieve, duurdere maatregelen worden uitgespaard. In dat geval is de preventiekostenbenadering zoals hier gehanteerd gangbaar. Dit kans als volgt gezien worden. Als de gemeente Utrecht een efficiënt klimaatbeleid voert, zal zij eerst de goedkoopste maatregelen treffen om klimaatneutraal te worden. Naarmate de doelstelling nadert, lopen de kosten op omdat de meest rendabele maatregelen al getroffen zijn. Een fictieve kostencurve is weergegeven in Figuur 3.
25
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Figuur 3
Preventiekostencurve
Preventiekosten
Kostencurve maatregelen
Kosten reductiemaatregelen
Beleidsdoel
Beperking uitstoot broeikasgassen
In theorie worden de preventiekosten bepaald door de duurste maatregel (van de goedkoopste maatregelen die er zijn) om de doelstelling te behalen. Immers, als een van de goedkopere maatregelen wegvalt, dan schuift de kostencurve naar rechts en moet de gemeente een andere maatregel treffen om het doel te bereiken. In de praktijk zijn de preventiekosten voor de specifieke situatie in de gemeente Utrecht echter moeilijk te bepalen. Daarom baseren wij ons op preventiekosten op nationaal niveau, die zijn weergegeven in het handboek schaduwprijzen dat CE Delft in opdracht van het ministerie van I&M, Thermphos en Stichting Stimular heeft opgesteld (CE Delft, 2010a). De preventiekosten op nationaal niveau zijn weergegeven in Tabel 13. Tabel 13
Preventiekosten nationaal perspectief (€ per ton) Jaar emissie
2010
2015
2020
2025
2030
Preventiekosten (€ 2008/ton)
25
29
31
35
37
2035 40
Preventiekosten (€ 2012/ton)
27,1
31,4
33,6
37,9
40,0
43,3
De baten van de uitstootreductie zijn berekend door de uitstootreductie te vermenigvuldigen met de preventiekosten. De jaarlijkse emissiereductie is berekend door de jaarlijkse opgewekte hoeveelheid elektriciteit te vermenigvuldigen met een CO2-emissiefactor van 0,492 gr/KWh. Utrecht rekent standaard in haar Klimaatmonitoring met 0,492 kg/kWh. Elke groen opgewekte en geleverde kWh bij de verbruiker levert een uitstootreductie van 0,492 gr/kWh door een conventionele kWh te verdringen. De baten van vermeden klimaatmaatregelen zijn weergegeven in Tabel 14. Tabel 14
26
April 2013
Baten vermeden klimaatmaatregelen (contante waarde, € mln.) 1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
19,0
12,3
10,7
10,6
7,5
7,6
7,5
19,0
7,5
19,0
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Reductie overige emissies (nationaal perspectief) Naast CO2-emissies zijn er ook besparingen van overige brandstofemissies die schadelijk zijn voor het milieu omdat er van uit wordt gegaan dat door het realiseren van windenergie minder fossiele energie opgewekt hoeft te worden. De gemeente Utrecht heeft, anders dan voor klimaat, geen expliciete eigen doelstelling voor de reductie van deze emissies (met uitzondering van de lokale luchtkwaliteitsdoelstellingen). De reductie van deze emissies elders in Nederland zorgt er daarom niet voor dat maatregelen elders in Utrecht worden uitgespaard. Vanuit nationaal perspectief zorgt de reductie wel voor uitgespaarde maatregelen om de nationale emissieplafonds te bereiken. De jaarlijkse baten op nationaal schaalniveau zijn weergegeven in Tabel 15. Tabel 15
Baten overige emissies (contante waarde, € mln.) 1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
4,0
2,6
2,2
2,2
1,5
1,6
1,5
4,0
1,5
4,0
De baten zijn berekend door de jaarlijkse uitstootreductie te vermenigvuldigen met de nationale preventiekosten voor NOx, SO2 en PM10 (CE Delft, 2010b). De uitstoot reductie is weergegeven in Tabel 16. Tabel 16
Jaarlijkse uitstootreductie NOX (ton/jr)1)
SO2 (ton/jr)2)
Fijnstof – PM104) (ton/jr)
1
11,9
33,6
0,39
2
7,7
21,8
0,25
3
6,7
18,8
0,22
4
6,4
18,4
0,21
5a
4,6
13,1
0,15
5b
4,7
13,3
0,15
6
4,6
13,1
0,15
7
11,9
33,6
0,39
8
4,6
13,1
0,15
9
11,9
33,6
0,39
Alternatief
1) 1 kWh staat voor een emissie van 0,15 gram NOX, gebaseerd op totaal van de Nederlandse elektriciteitscentrales (18). 2) 1 kWh staat voor een emissie van 0,425 gram SO2, gebaseerd op totaal van de Nederlandse elektriciteitscentrales (18). 3) Uitgaande van een totale emissie van 500 ton PM10 door de energiesector in Nederland (19), bij een productie van 101 miljoen MWh aan elektriciteit (20).
Deze vermeden uitstoot is vermenigvuldigd met de nationale preventiekosten. Deze bedragen voor NOx, SO2 en PM10 respectievelijk € 8.720 per ton, € 5.000 en € 50.000 per ton (CE Delft, 2010a).
Voorzieningszekerheid Een positief welvaartseffect van duurzame elektriciteitsopwekking is dat de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen afneemt. Hiermee wordt Nederland minder afhankelijk van import uit politiek instabiele regio’s. Afname van energieafhankelijkheid is daarom een belangrijk beleidsuitgangspunt van de overheid. De afhankelijkheid van fossiele bronnen vertaalt zich ook in negatieve welvaartseffecten die samenhangen met olieprijsschommelingen. Empirische studies tonen aan dat een stijging van de olieprijs met 10% het BBP
27
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
met zo’n 0,5% vermindert. Dit komt onder meer door verhoging van de inflatie en werkeloosheid. Plaatsing van duurzame energie vermindert de vraag naar gas en daaraan gekoppeld de vraag naar olie. Hiermee wordt verondersteld dat het negatieve effect van olieprijsschommelingen wordt ingedamd. Buitenlandse studies (Awerbuch and Sauter, 2006) schatten in dat het additionele welvaartseffect zo’n $ 200 per kW geïnstalleerd vermogen windturbines en zonnepanelen bedraagt over de gehele levensduur. In Tabel 17 zijn de baten weergegeven door het opgestelde vermogen te vermenigvuldigen met deze waarde. 11 Tabel 17
Effecten voorzieningszekerheid (contante waarde, € mln.)
Voorzieningszekerheid
1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
5,6
3,4
3,1
3,1
2,1
2,1
2,1
5,6
2,1
5,6
Hinder omwonenden Het Windmolenplan Lage Weide kan verschillende effecten op het welzijn van omwonenden veroorzaken. Vier negatieve effecten worden hierbij onderscheiden (Hoen et al., 2009): hinder en gezondheidsschade van geluid; hinder en gezondheidsschade van slagschaduw; zichthinder; stigma. Het Windmolenplan Lage Weide beoogt een stilstandsvoorziening voor turbines aan te brengen. Deze schakelt de windturbine uit gedurende de tijd dat er slagschaduw optreedt. Uit het MER-onderzoek blijkt dat hierdoor geen slagschaduweffecten optreden die een eventueel nadelig monetair effect hebben, zodat slagschaduweffecten niet onderzocht worden in de MKBA. Stigma is gerelateerd aan uitzicht, maar verschilt van zichthinder: bij stigma wordt de identiteit of het imago van het woongebied aangetast. Denk hierbij aan een offshore-windpark langs de kust of een windmolen in een vlak plattelandsgebied. Stigma wordt evenmin meegenomen, aangezien het windpark op een industriegebied ligt en het onderzoeksgebied grotendeels in een stedelijke woonomgeving valt. Deze keuze is mede ingegeven door het oordeel van makelaars (zie woningwaarde-onderzoek Ecorys). De maatschappelijke kosten van zicht- en geluidshinder kunnen op twee manieren bepaald worden. Men kan de effecten op huizenprijzen bepalen voor en na plaatsing van windmolens of men kan de hinder- en gezondheidsschade die omwonenden ondervinden vermenigvuldigen met de schaduwprijs van geluidshinder. Beide aanpakken resulteren idealiter - dat wil zeggen als huidige en toekomstige bewoners goed geïnformeerd zijn over alle effecten samenhangend met de beoogde windturbines - in dezelfde schatting voor het welvaartsverlies.
11
28
April 2013
Bij een wisselkoers van 1$ = €0,76 (28-2-2013) zijn de baten € 0,15 mln. per MW in 2006 Euro’s. Gecorrigeerd voor inflatie zijn de baten € 0,17 mln. in 2012 Euro’s.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Dit is eenvoudig in te zien wanneer we twee extreme situaties nemen: een waarin alle bewoners in hun huis blijven wonen en de ander waarin zij allen verhuizen. In het eerste geval worden alle kosten gedragen door zittende bewoners, zonder dat er woningtransacties plaatsvinden: woningprijseffecten zijn er per definitie niet. In het tweede geval houden kopers rekening met de effecten op hun welzijn en wensen zij ter compensatie een prijsdaling voor hun woningen. In de praktijk zullen beide benaderingen andere getallen kunnen opleveren, aangezien huidige en toekomstige bewoners niet optimaal geïnformeerd zijn omtrent mogelijke hinder en omdat ook in het vaststellen van beide schadeschattingen een onbetrouwbaarheidsmarge zit. In de MKBA zijn beide berekeningswijzen uitgevoerd. De effecten op basis van de eerste methode, de monetaire waardering van geluidshinder, zijn weergegeven in Tabel 18. Tabel 18
Effecten geluidshinder omwonenden (€ mln.) 1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
0,9
0,8
0,2
0,1
0,3
0,1
0
0
0
0
Tabel 18 laat zien dat het effect in alternatief in het grootst is. Het effect is relatief het meest beperkt bij Alternatief 4 en 5b. De effecten op basis van de tweede benadering, de effecten op woongenot zijn weergegeven in Tabel 19. De tabel laat zien dat de hinder voor omwonenden varieert van € 0,2 mln.(minimum effect Alternatief 5b) tot € 4,0 mln. (maximale effect Alternatief 1). Bij Alternatief 1 kan een daling van het woongenot optreden in de Schepenbuurt, Elinkwijk, Terwijde, Boomstede en Bloemstede, Oud-Zuilen en Opbuuren. Dit effect treedt op tot een afstand van 1.000 meter. Voor de Schepenbuurt treedt het effect op tot 1.500 meter. Een uitgebreide verantwoording van de cijfers en aanpak is weergegeven in Ecorys (2013). Tabel 19
Effecten woongenot (€ mln.) 1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
Effecten woongenot min.
0,9
0,5
0,3
0,4
0,4
0,2
0
0
0
0
Effecten woongenot max.
4,0
2,4
1,2
1,8
1,7
0,7
0
0
0
0
2,45
1,45
0,75
1,1
1,05
0,45
0
0
0
0
Gemiddeld
Bron: Op basis van Ecorys, 2013.
Wij hanteren het gemiddelde van de ondergrens en de bovengrens van de daling van het woongenot als uitgangspunt voor de berekeningen. De monetaire waarde van geluidshinder valt binnen deze bandbreedte bij alternatief 1 en 2. Bij alternatief 3, 4 , 5a en 5b is de monetaire waarde van geluidshinder kleiner.
29
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Hinder bedrijven op Lage Weide Naast omwonden kunnen ook medewerkers van bedrijven hinder ondervinden van de windmolens op Lage Weide. Deze hinder kan bestaan uit een combinatie van geluidsoverlast, slagschaduw en visuele hinder. De hinder voor bedrijven is weergegeven in Tabel 20. Tabel 20
Hinder werknemers bedrijven Lage Weide
Hinder bedrijven Lage Weide
1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
--
-
-
-
-
-
0
0
0
0
Het effect op medewerkers van bedrijven is niet kwantitatief onderzocht in de MER. In het gezondheidsadvies van de GG&GD wordt hier wel aandacht aan besteed. Voor de MKBA nemen we aan dat de eventuele hinder voor bedrijven zal oplopen met het aantal opgestelde turbines. Het effect is daarom meest negatief beoordeeld (--) voor Alternatief 1 en negatief (-) voor de overige alternatieven. Bij Alternatief 6 en 7 is er geen sprake van hinder. Deze alternatieven zijn daarom neutraal beoordeeld (0).
Landschap Alternatieven 1 en 2 scoren slechter op het aspect landschap dan Alternatief 3, omdat het aantal windturbines hoger is en hun opstelling meer verspreid is. Hierdoor neemt de landelijke kwaliteit van het ommeland af en het effect op omliggende wijken toe. Alternatieven 4 en 5b scoren beter dan Alternatief 3 vanwege de meer herkenbare opstelling van de windturbines. Alternatief 5a scoort op alle aspecten het beste van de alternatieven vanuit het oordeel van het expertpanel. Bij plaatsing van zonnepanelen (alternatieven 6, 7, 8 en 9) zijn er geen significante negatieve effecten op landschap. Daarbij is het eventuele effect van schitteringen van een zonneweide buiten beschouwing gelaten. De effecten op landschap en ecologie zijn weergegeven in Tabel 21. Tabel 21
Effecten landschap
Landschap
1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
--
--
-/--
-
-/0
-
0
0
0
0
Ecologie Op het aspect ecologie geldt dat effecten negatiever uitpakken naarmate het aantal windmolens en het aantal locaties waar ze geplaatst worden toeneemt. Plaatsing langs de Plas Lage Weide wordt eveneens minder positief voor ecologie beoordeeld hoewel hier compenserende maatregelen getroffen kunnen worden. Hierdoor scoren alternatieven 2 en 5a beter dan de overige alternatieven. Bij plaatsing van zonnepanelen (alternatieven 6, 7, 8 en 9) zijn er geen significante negatieve ecologische effecten te verwachten. Tabel 22
Effecten ecologie
Ecologie
30
April 2013
1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 =(5a)
9 (=1)
--
-/0
--
--
-/0
--
0
0
0
0
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Externe veiligheid Als gevolg van de risicocontour rondom de windturbines kunnen bij aangrenzende percelen beperkingen optreden voor uitbreiding van het oppervlak kantoorruimte als ondergeschikte functie voor het bedrijf. In de meeste gevallen is maatwerk mogelijk en zal dit in de praktijk weinig belemmeringen met zich mee brengen. Een dergelijk effect kan echter niet volledig uitgesloten worden. Het effect is kwalitatief beoordeeld en weergegeven in Tabel 23. Tabel 23
31
April 2013
Effecten externe veiligheid 1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
--
--
-
-
0
-
0
0
0
0
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
32
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
5
MKBA-resultaat
5.1
Inleiding In dit hoofdstuk is het MKBA-resultaat weergegeven. Sectie 5.2 beschrijft het resultaat vanuit het perspectief Utrecht. Sectie 5.3 geeft het MKBA-resultaat op nationaal niveau weer. In Sectie 5.4 geeft de gevoeligheidsanalyse weer en in Sectie 5.5 zijn de verdelingseffecten weergegeven.
5.2
MKBA-resultaat perspectief Utrecht Het MKBA-resultaat vanuit het perspectief Utrecht is weergegeven in Tabel 24.
Tabel 24
MKBA-resultaat perspectief Utrecht (NCW, € mln.) 1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
Investeringskosten
46,2
28,0
25,2
25,2
16,8
16,8
86,5
217,7
51,4
129,4
Jaarlijkse kosten
24,7
15,4
13,7
13,6
9,3
9,3
9,3
23,3
20,6
51,8
2,5
1,5
1,4
1,4
0,9
0,9
0,0
0,0
0,0
0,0
73,5
45,0
40,3
40,2
27,0
27,1
95,7
241,0
72,0
181,2
Elektriciteit
56,0
36,4
31,6
31,2
22,2
22,4
84,8
213,4
22,2
56,0
SDE
16,7
10,1
9,1
9,1
6,1
6,1
0
0
20,0
50,2
GVO
1,1
0,7
0,6
0,6
0,4
0,4
0
0
0,4
1,1
Werkgelegenheid
0,1
0,1
0,1
0,1
0,04
0,04
1,7
4,2
1,1
2,9
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2,5
1,5
1,4
1,4
0,9
0,9
0,0
0,0
0,0
0,0
19,0
12,3
10,7
10,6
7,5
7,6
7,5
19,0
7,5
19,0
Kosten
Kosten EnergieU fonds Totaal kosten Baten
Toename bestedingen EnergieU fonds Vermeden kosten klimaatmaatregelen Voorzieningszekerheid
5,6
3,4
3,1
3,1
2,1
2,1
2,1
5,6
2,1
5,6
-2,5
-1,5
-0,8
-1,1
-1,1
-0,5
0
0
0
0
Hinder bedrijven Lage Weide
--
-
-
-
-
-
0
0
0
0
Landschap
--
--
-/--
-
-/0
-
0
0
0
0
Ecologie
--
-/0
--
--
-/0
--
0
0
0
0
Externe veiligheid
--
--
-
-
0
-
0
0
0
0
Totaal baten
98,6
63,1
55,8
54,9
38,3
39,0
96,0
242,2
53,4
134,8
Saldo
25,2
18,2
15,5
14,7
11,2
11,9
0,3
1,2
-18,6
-46,4
Hinder omwonenden
Alternatieven windenergie Tabel 24 laat zien dat, vanuit het perspectief Utrecht, de maatschappelijke baten van alle alternatieven voor windenergie groter zijn dan de kosten. Van alle alternatieven is het monetaire saldo van Alternatief 1 het meest gunstig. Dit alternatief scoort echter het minst gunstig op de gezondheidseffecten en de hinder voor omwonenden. Ook op de effecten die niet in geld zijn uitgedrukt, hinder voor werknemers van bedrijven Lage Weide, landschap, externe veiligheid en ecologie scoort Alternatief 1 het meest ongunstig.
33
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Het positieve resultaat komt vooral omdat de vermeden kosten van overige klimaatmaatregelen en de baten van voorzieningszekerheid in monetaire zin groter zijn dan de hinder voor omwonenden, naast het positieve saldo voor de initiatiefnemer. De omvang van het batig saldo is afhankelijk van het opgestelde vermogen en daarmee het gemoeide investeringsbedrag. Met deze lineaire trend is dan ook de voorkeursvolgorde van Alternatief 2 t/m 5 te duiden.
Alternatieven zon De alternatieven waarbij een equivalente hoeveelheid zonnepanelen wordt geplaats op daken van particuliere woningen, zijn vanuit het perspectief van de gemeente Utrecht rendabel. Het resultaat pakt positief uit, omdat gerekend is met het eindgebruikerstarief voor een consument en niet met de producententarief. Hierin wordt dus verondersteld dat een particulier de volledige stroomopbrengst kan salderen met zijn stroomgebruik. Aangezien de baten van vermeden klimaatmaatregelen aanzienlijk positief zijn, is dit voor Utrecht in theorie een gunstige optie. Bij Alternatief 6 en 7 gaat om respectievelijk 27.000 tot 68.000 huishoudens die tot plaatsing van zonnepanelen overgaan. Het is om die reden echter onwaarschijnlijk dat in korte tijd (< 3 jaar) inderdaad deze hoeveelheid zonnepanelen op particuliere daken kan worden gerealiseerd. Per saldo is het resultaat minder gunstig dan windenergie, omdat de financiële rentabiliteit van zonnepanelen lager is bij een vergelijkbare omvang van klimaatbaten. Zonnepanelen zijn vooral duurder in aanschaf en laten zich in langere tijd terugverdienen. Zonnepanelen scoren daarentegen wel gunstiger op de aspecten bijdrage aan de regionale werkgelegenheid, beperking van de hinder omwonenden en de effecten die niet in geld zijn uitgedrukt, zoals landschap en ecologie. De centrale zonneweide scoort negatief. Voor de optie geldt dat gerekend is met het producententarief. De SDE+ subsidies en de klimaatbaten zijn ontoereikend om de centrale zonneweide tot een rendabel optie te maken voor de stad Utrecht. Hierbij vermelden we nadrukkelijk dat het monetaire saldo gaat over het netto resultaat voor de gemeente Utrecht en omliggende wijken van Lage Weide. Voor specifieke groepen als de direct omwonenden kan het resultaat anders liggen. Bij Alternatief 1 kan in specifieke situaties een daling van het woongenot optreden in de Schepenbuurt, Elinkwijk, Terwijde, Boomstede en Bloemstede, Oud-Zuilen en Opbuuren. Dit effect treedt op tot een afstand van 1.000 meter voor alle genoemde buurten. Uitzondering is de Schepenbuurt, waar het effect kan optreden tot 1.500 meter. Het totaal aan effecten voor overige alternatieven is gebaseerd op ramingen van het aantal woningen binnen een straal van 1.000 meter rondom het windmolenpark per alternatief, ten opzichte van Alternatief 1 Een uitgebreide verantwoording van de cijfers en aanpak is weergegeven in Ecorys (2013).
34
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
5.3
MKBA-resultaat nationaal perspectief In Tabel 25 is het resultaat vanuit nationaal perspectief weergegeven.
Tabel 25
MKBA-resultaat nationaal perspectief (NCW, € mln.) 1
2
3
4
5a
5b
6
7
8
9
Investeringskosten
46,2
28,0
25,2
25,2
16,8
16,8
86,5
217,7
51,4
129,4
Jaarlijkse kosten
24,7
15,4
13,7
13,6
9,3
9,3
9,3
23,3
20,6
51,8
2,5
1,5
1,4
1,4
0,9
0,9
0,0
0,0
0,0
0,0
73,5
45,0
40,3
40,2
27,0
27,1
95,7
241,0
72,0
181,2
56,0
36,4
31,6
31,2
22,2
22,4
22,2
56,0
22,2
56,0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
GVO
1,1
0,7
0,6
0,6
0,4
0,4
0,0
0,0
0,4
1,1
Werkgelegenheid
0,2
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
3,4
8,5
2,3
5,7
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2,5
1,5
1,4
1,4
0,9
0,9
0,0
0,0
0,0
0,0
19,0
12,3
10,7
10,6
7,5
7,6
7,5
19,0
7,5
19,0
Reductie overige emissies
4,0
2,6
2,2
2,2
1,5
1,6
1,5
4,0
1,5
4,0
Voorzieningszekerheid
5,6
3,4
3,1
3,1
2,1
2,1
2,1
5,6
2,1
5,6
-2,5
-1,5
-0,8
-1,1
-1,1
-0,5
0,0
0,0
0,0
0,0
Hinder bedrijven Lage Weide
--
-
-
-
-
-
0
0
0
0
Landschap
--
--
-/--
-
-/0
-
0
0
0
0
Ecologie
--
-/0
--
--
-/0
--
0
0
0
0
Externe veiligheid
--
--
-
-
0
-
0
0
0
0
Totaal baten
86,0
55,6
49,0
48,0
33,8
34,5
36,7
93,0
36,1
91,4
Saldo
12,5
10,7
8,7
7,9
6,7
7,5
-59,0
-148,0
-35,9
-89,8
Kosten
Kosten EnergieU fonds Totaal kosten Baten Elektriciteit SDE
Toename bestedingen EnergieU fonds Vermeden kosten klimaatmaatregelen
Hinder omwonenden
Tabel 25 laat zien dat het MKBA-saldo van Alternatief 1 ook vanuit nationaal perspectief het meest positief is. Net als bij het perspectief gemeente Utrecht, is het saldo van Alternatief 5a het minst positief binnen de alternatieven voor windenergie. Het positieve monetaire saldo is lager dan vanuit het perspectief van de gemeente Utrecht, omdat SDE-inkomsten geen positief welvaartseffect meer zijn. De positieve welvaartseffecten voor de ontvanger van de subsidie (Energie-U) worden geneutraliseerd door negatieve welvaartseffecten voor de overheid (kosten SDE+ subsidie). Daar staat tegenover dat de reductie van overige emissies vanuit nationaal perspectief een positief welvaartseffect is. Door de opwekking van duurzame elektriciteit worden NOx, SO2 en fijnstof uitstoot vermeden, naast de baten voor klimaat. Door nationale beleidsdoelen voor deze luchtverontreinigende stoffen zullen de nationale kosten van maatregelen om hieraan te voldoen door de alternatieven lager uitpakken Per saldo is het effect ook vanuit nationaal perspectief voor alle alternatieven van wind positief. Het monetaire saldo van de maatschappelijke baten is groter dan het monetaire saldo van de maatschappelijke kosten. Hieruit zou dus de conclusie getrokken kunnen worden dat de SDE+ subsidie voor windenergie een maatschappelijk efficiënt instrument is om bij te dragen aan
35
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
onder meer CO2-reductie. Dit geldt bij een CO2-prijs van € 25 per ton voor emissies in 2012 oplopend tot € 40 in 2035. Het monetaire saldo van Alternatief 6 en 7 (zonnepanelen op particuliere daken) is, in tegenstelling tot het perspectief van de gemeente Utrecht, vanuit nationaal perspectief negatief. De reden is dat de elektriciteitsbaten voor Nederland fors lager uitpakken, omdat het grootste deel van de elektriciteitsprijs voor consumenten uit belastingen bestaat. In feite moet de BV Nederland rekening houden met belastingderving via de energiebelasting (en BTW), een negatief welvaartseffect. Vanuit het perspectief van de gemeente Utrecht is het positieve welvaartseffect berekend door de geproduceerde elektriciteit van zonnepanelen te vermenigvuldigen met de elektriciteitsprijs (inclusief belastingen) die consumenten betalen. Vanuit nationaal perspectief zijn de welvaartbaten berekend door de elektriciteitsproductie te vermenigvuldigen met de elektriciteitsprijzen exclusief belastingen. Samenvattend kennen alleen de alternatieven voor wind een positief nationaal MKBA-saldo. Voor de BV Nederland zijn de beide alternatieven voor zon (zonnepanelen op particuliere daken, als de zonneweide) te duur en daardoor maatschappelijk niet efficiënt.
5.4
Gevoeligheidsanalyse De gevoeligheidsanalyse geeft de robuustheid van het resultaat weer. Met andere woorden: hoe veranderen de resultaten als wordt gevarieerd binnen de onzekerheidsmarges van de gehanteerde waarden? De
volgende gevoeligheidsanalyses zijn uitgevoerd: de marginale kosten van vermeden klimaatmaatregelen zijn 50% lager; de effecten op voorzieningszekerheid zijn 50% lager; de hinder voor omwonenden wordt de bovenwaarde van Ecorys (2013) gehanteerd; bovenstaande drie effecten in combinatie. Het effect vanuit het perspectief Utrecht is weergegeven in Tabel 26. Tabel 26
MKBA-resultaat Utrecht bij variatie parameters (NCW, € mln.) 1
2
3
4
5a
5b
Initieel saldo
25,2
18,2
15,5
14,7
11,2
11,9
Vermeden kosten klimaatmaatregelen 50%
15,7
12,0
10,2
9,5
7,4
8,1
Voorzieningszekerheid 50%
22,3
16,4
14,0
13,2
10,2
10,9
Hinder omwonenden bovenbandbreedte
23,6
17,2
15,1
14,0
10,6
11,7
Effecten in combinatie
11,3
9,3
8,2
7,2
5,8
6,9
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
0,3
1,2
-18,6
-46,4
-3,5
-8,3
-22,4
-55,9
-0,7
-1,6
-19,6
-49,2
0,3
1,2
-18,6
-46,4
-4,5
-11,1
-23,4
-58,7
Tabel 26 laat zien dat de voorkeursvolgorde niet verandert bij variatie van de parameters, ook niet als de drie gevoeligheidsanalyses in combinatie worden uitgevoerd. Het resultaat voor de gemeente Utrecht is daarom robuust te noemen.
36
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Toepassing van de gevoeligheidsanalyses, inclusief een reductie van de overige emissies van -50%, op de resultaten vanuit nationaal perspectief levert het volgende beeld op. Tabel 27
MKBA-resultaat nationaal perspectief bij variatie parameters (NCW, € mln.) 1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
12,5
10,7
8,7
7,9
6,7
7,5
-59,0
-148,0
-35,9
-89,8
3,0
4,5
3,4
2,6
2,9
3,7
-62,8
-157,4
-39,7
-99,3
10,6
9,4
7,6
6,8
5,9
6,7
-59,8
-149,9
-36,7
-91,7
9,7
9,0
7,2
6,3
5,7
6,4
-60,0
-150,8
-36,9
-92,6
Hinder omwonenden bovenbandbreedte
11,0
9,7
8,3
7,2
6,1
7,2
-59,0
-148,0
-35,9
-89,8
Effecten in combinatie
-3,3
0,6
0,3
-0,8
0,5
1,6
-64,6
-162,2
-41,5
-104,1
Initieel saldo Vermeden kosten klimaatmaatregelen 50% Reductie overige emissies -50% Voorzieningszekerheid 50%
Tabel 27 laat zien dat de voorkeursvolgorde binnen de windalternatieven wijzigt bij variatie van de gehanteerde parameters. Als de kosten van vermeden klimaatmaatregelen halveren, scoort Alternatief 2 het meest positief in plaats van Alternatief 1.12 Als de effecten in combinatie optreden scoort Alternatief 5b het meest positief en Alternatief 1 het minst gunstig binnen de alternatieven voor windenergie. Hierbij merken we op dat wij het onwaarschijnlijk achten dat de effecten in combinatie optreden. Het resultaat van de gevoeligheidsanalyse laat zien, dat bij (relatief forse) wijzigingen van de uitgangspunten, de onderlinge voorkeursvolgorde van de alternatieven van windenergie kunnen wijzigen. Het monetaire saldo van de alternatieven van windenergie blijft bij alle gevoeligheidsanalyses gunstiger dan het saldo van zonnepanelen op particuliere daken en de zonneweide.
5.5
Verdelingseffecten Per saldo is het monetaire resultaat voor windenergie gunstig vanuit het perspectief van de gemeente Utrecht en vanuit nationaal perspectief. Voor individuele groepen kan het resultaat verschillen. Het effect voor een aantal groepen is weergegeven in Tabel 28. Hierbij is een onderscheid gemaakt in het financieel resultaat voor Energie-U, de kosten voor omwonenden die verlies in woongenot ervaren, de opbrengsten voor de omgeving door het Energie-U-fonds, en een aantal belangrijke kosten- en opbrengstenposten voor de gemeente Utrecht.
12
37
April 2013
De vermeden kosten van klimaatregelen moeten met 66% dalen om het resultaat voor alternatief 1 vanuit nationaal perspectief te doen omslaan. Voor alternatief 2, 3, 4, 5a en 5b is dit respectievelijk 87%, 81%, 74% en 94%, 89% en 99%.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Tabel 28
Verdelingseffecten per actor (contante waarde, € mln.)
Financiële baten Energie-U Hinder omwonenden EnergieU fonds Vermeden kosten maatregelen gemeente Utrecht OZB-inkomsten wind en zonneweide OZB-inkomsten woningen
1
2
3
4
5a
5b
0,4
2,3
1,1
0,8
1,7
1,8
-2,5
-1,5
-0,8
-1,1
-1,1
-0,5
6 (=5a) 0,0
7 (=1) 0,0
8 (=5a)
9 (=1)
-29,3
-73,9
0,0
0,0
2,5
1,5
1,4
1,4
0,9
0,9
0
0
0
0
19,0
12,3
10,7
10,6
7,5
7,6
7,5
19,0
7,5
19,0
3,1
1,9
1,7
1,7
1,1
1,1
2,9
7,4
-0,03
-0,02
-0,01
-0,01
-0,01
-0,01
1,02
2,57
Tabel 28 laat zien dat het resultaat voor windenergie positief is voor de initiatiefnemers (Energie-U). De business case is positief. Ook omwonenden kunnen hiervan profiteren, door te participeren in het windplan. Het is op dit moment echter nog niet duidelijk hoe dit vormgegeven gaat worden. Het financiële saldo bij Alternatief 8 en 9 is negatief. De zonneweide kan niet rendabel worden geëxploiteerd. Het financiële saldo voor Alternatief 6 en 7 is moeilijk te bepalen op basis van deze MKBA. In de MKBA is gerekend met de door het ministerie van Financiën voorgeschreven reële maatschappelijke discontovoet van 5,5% (7,5% inclusief inflatie). Voor de alternatieven voor windenergie en de centrale zonneweide is dit een rendement representatief voor het in de markt gehanteerde rendement. Bij Alternatief 6 en 7 is het financiële rendement afhankelijk van de discontovoet die particulieren bereid zijn te accepteren. Uitgaande van de maatschappelijk voorgeschreven discontovoet zijn zonnepanelen echter nog niet rendabel. Voor specifieke woningeigenaren omliggend aan Lage Weide is het effect per saldo negatief. Het effect bedraagt € 2,5 mln. in Alternatief 1. Voor een uitgebreide onderbouwing verwijzen wij naar Ecorys (2013). Hier staat tegenover dat er positieve effecten voor omwonenden zijn via het Energie-Ufonds. De opbrengsten uit het Energie-U-fonds zijn voor alle alternatieven groter dan of gelijk aan de negatieve effecten op het woongenot. Een uitzondering vormt alternatief 5a. Bij dit alternatief zijn de opbrengsten van het fonds kleiner dan de effecten op het woongenot. Voor de gemeente Utrecht is het effect per saldo positief. Dit geldt voor alle alternatieven. De belangrijkste baten zijn kosten van alternatieve maatregelen die uitgespaard worden om klimaatneutraal te worden en ontvangen OZBinkomsten. De negatief OZB-inkomsten door woningwaardedaling zijn een fractie van de OZB-inkomsten die worden gerealiseerd met het windmolenpark. Ook bij Alternatief 6 en 7 zijn de OZB-inkomsten positief, omdat verondersteld is dat de woningwaarde stijgt door zonnepanelen op daken van huiseigenaren.13
13
38
April 2013
De woningwaardestijging bij Alternatief 6 en 7 is echter niet opgenomen in de MKBA, omdat dat een dubbeltelling zou opleveren. Immers, de baten van de zonnepanelen zijn al opgenomen bij elektriciteitsopwekking. Of iemand blijft in zijn woning wonen en heeft elektriciteitsbaten, of hij verhuist en verkoopt zijn woning voor een hogere prijs.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
5.6
Conclusie Het monetaire MKBA-resultaat voor windenergie is zowel vanuit het perspectief van de gemeente Utrecht als nationaal perspectief positief. Voor zonnepanelen op particuliere daken is het resultaat vanuit het perspectief van de gemeente Utrecht positief, echter vanuit nationaal perspectief niet. Een zonneweide is kan voor een mogelijke exploitant financieel niet uit en zowel vanuit het perspectief van de gemeente Utrecht als nationaal perspectief wegen de baten niet op tegen de kosten. Het resultaat voor windenergie is echter niet voor alle actoren gunstig; het is duidelijk dat er winnaars en verliezers zijn. Omwonenden kunnen gezondheidsschade ondervinden (slaapverstoring, stress, psychische klachten) en zullen een daling van de woongenot ondervinden. Voor een uitgebreide onderbouwing van de daling van het woongenot verwijzen we naar Ecorys (2013). Van alle alternatieven is het monetaire saldo van Alternatief 1 het meest gunstig. Dit alternatief scoort echter het minst gunstig op het aspect hinder voor omwonenden. Ook op de effecten die niet in geld zijn uitgedrukt, hinder voor werknemers van bedrijven Lage Weide, landschap, ecologie en externe veiligheid scoort Alternatief 1 het meest ongunstig. De kwalitatieve effecten moeten worden afgewogen tegen de kwantitatieve effecten om te komen tot een voorkeursvolgorde.
39
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
40
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Literatuurlijst Awerbuch and Sauter, 2006 Shimon Awerbuch and Raphael Sauter Exploiting the oil-GDP effect to support renewables deployment In: Energy Policy, Vol. 34, no.17(2006); p. 2805-2819 Beacon Hill Institute, 2004 Jonathan Haughton, Douglas Giuffre, John Barrett en David G. Tuerck An Economic Analysis of a Wind Farm in Nantucket Sound Boston MA : Beacon Hill Institute, Suffolk University, 2004 Bosch en Van Rijn, 2011 Beoordeling windenergievoorstel van Energie-U. Analyse van aannames en risico’s. Utrecht : Bosch en Van Rijn, 2011 Carter. 2011 J. Carter The Effect of Wind Farms on Residential Property Values in Lee County, Illinois Illinois : Illinois State University, 2011 CE Delft, 2004 J.P.L. Vermeulen, B.H. Boon, H.P. van Essen, L.C. den Boer, J.M.W. Dings (allen CE Delft), F. R. Bruinsma (VU), M. J. Koetse (VU) De prijs van een Reis Delft : CE Delft, 2004 CE Delft, 2010a Sander de Bruyn, Marisa Korteland, Agnieszka Markowska, Marc Davidson, Femke de Jong, Mart Bles, Maartje Sevenster Shadow Prices Handbook Valuation and weighting of emissions and environmental impacts Delft : CE Delft, 2010 CE Delft, 2010b M.H. (Marisa) Korteland, M.J. (Martijn) Blom Herstructurering van het bedrijventerrein Boven-Hardinxveld : Een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) Delft : CE Delft, 2010 CE Delft, 2012a G.E.A. (Geert) Warringa, M.J. ( Martijn) Blom, M. (Mart) Bles MKBA Windenergie Flevoland Delft : CE Delft, 2012 CE Delft, 2012b J.H.B. (Jos) Benner, G.E.A. (Geert) Warringa Potentieel energiebesparing en duurzame energie Utrecht Onderbouwingsnotitie voor de gemeente Utrecht Delft : CE Delft, 2012 Clarkson University, 2011 Martin D. Heintzelman en Carrie M. Tuttle Values in the Wind: A Hedonic Analysis of Wind Power Facilities Potsdam, NY : Clarkson University, 2011
41
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
ECN, 2009 ECN facts windenergie Petten : Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), 2009 Beschikbaar via: http://cop15.ecn.nl/uploads/media/factsheet_wind.pdf ECN, 2010 K. Schoots Innovatie en leercurven : Rapportage naar aanleiding van kennisvragen Werkgroep Energie en Klimaat Petten : Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), 2010 ECN, 2013a S.M. Lensink (ECN) J.A. Wassenaar (DNV KEMA) M. Mozaffarian (ECN) S.L. Luxembourg (ECN) C.J. Faasen (DNV KEMA) Basisbedragen in de SDE+ 2013 Eindadvies. September 2012 ECN-E--12-038 Petten : Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), 2013 ECN, 2013b Wim Sinke Prepare(d) for impact. Zonnestroom van niche naar gigawatts. Presentatie bijeenkomst Zonvisie Club TROUW, Amsterdam 14 februari 2013 Petten : Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), 2013 Ecofys, 2012 Key results from Quick Scan Lage Weide Utrecht : Ecofys, 2012 Ecorys, 2009 Kosten-batenanalyse Luchthaven Twente Rotterdam : Ecorys, 2009 Ecorys, 2013 Michel Briene en Joachim Schellekens Windmolenparken en woningwaarde. Raming effecten windmolenpark Lage Weide Utrecht Rotterdam : Ecorys, 12 maart 2013 EWEA, 2004 Wind Energy – the Facts, Volume 3: Industry and Employment Brussel : European Wind Energy Association (EWEA), 2004 FCN, 2012 Yasin Sunak en Reinhard Madlener The Impact of Wind Farms on Property Values: A Geographically Weighted Hedonic Pricing Model. FCN Working Paper Nr. 3 Aachen : Institute for Future Energy Consumer Needs and Behavior (FNC), 2012 Hoen et al., 2010 B. Hoen, R. Wiser, P. Cappers, M. Thayer en G. Sethi Wind Energy Facilities and Residential Properties: The Effect of Proximity and View on Sales Prices American Real Estate Society Annual Conference, Naples, Florida, 14-17 April 2010 In: Journal of Real Estate Research (JRER), Vol. 33, No. 3-2011
42
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Jordal-Jørgensen, 1996 J. Jordal-Jorgenson Social Assessment of Wind Power; Visual Effect and Noise from Windmills – Quantifying and Valuation Beschikbaar via: http://www.windaction.org/documents/165 Ladenburg en Dubgaard, 2007 J. Ladenburg en A. Dubgaard Willingness to Pay for Reduced Visual Disamenities from Off-Shore Wind Farms in Denmark In: Energy Policy Volume 35, nr. 8, pag. 4059–4071 Laposa en Mueller, 2010 S. Laposa en A. Mueller Wind Farm Announcements and Rural Home Prices : Maxwell Ranch and Rural Northern Colorado In: Journal of Sustainable Real Estate (JOSRE), Volume 2, nr. 1 LBNL, 2009 B. Hoen, R. Wiser, P. Cappers, M. Thayer en G. Sethi The Impact of Wind Power Projects on Residential Property Values in the United States: A Multi-Site Hedonic Analysis Berkeley, CA : Ernest Orlando Lawrence Berkely National Laboratory (LBNL), 2009 Ministerie van Financiën, 2011 Kamerbrief: Reële risicovrije discontovoet en risico-opslag in maatschappelijke kostenbatenanalyses. 24 augustus 2011 Den Haag : Ministerie van Financiën, 2011 Nissenbaum et al., 2012 Nissenbaum M., Aramini J. en Hanning C. Effects of industrial wind turbine noise on sleep and health In: Noise Health, 2012 Sep-Oct; 14(60): 237-43 Pedersen et al., 2009 E. Pedersen, F. van den Berg, R. Bakker, J. Bouma Response to noise from modern wind farms in The Netherlands In: Journal of Acoustical Society of America 2009 Aug; 126(2): 634-43 Pedersen en Waye, 2004 E. Pedersen en K. Waye Perception and annoyance due to wind turbine noise—a dose-response relationship In: Journal of Acoustical Society of America 2004 Dec; 116(6): 3460–70 SEO, 2008 Michiel de Nooij Freddie Rosenberg Maatschappelijke kosten-batenanalyse voor de planstudie versterking zwakke schakel Scheveningen. Amsterdam : SEO economisch onderzoek, 2008 Sims en Dent, 2007 S. Sims en P. Dent Property stigma: Wind farms are just the latest fashion In: Journal of Property Investment and Finance Vol. 25 nr. 6 pag. 626 - 651
43
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Sims en Reed, 2008 S. Sims en R. Reed Modelling the impact of wind farms on house prices in the UK In: International Journal of Strategic Property Management, Vol. 12, Issue 4, 2008 SMZ, 2012 Wilfried van Sark (Sark Solar Energy Consultancy), Peter Muizebelt (NewEnergy-Works), Jadranka Cace (RenCom) Inventarisatie PV markt Nederland Utrecht : Stichting Monitoring Zonnestroom (SMZ), 2012 University of Groningen et al., 2008 Frits van den Berg (University of Groningen), Eja Pedersen (Göteborg University), Jelte Bouma en Roel Bakker (University Medical Centre Groningen) Project WINDFARM-perception. Visual and acoustic impact of wind turbine farms on residents. Specific Support Action Project no. 044628 EU FP-6 framework. Groningen : Universiteit Groningen, 2008 VNG, 2013 Lokaal energiek: decentrale duurzame elektriciteit Business case en maatschappelijke kosten-batenanalyse Den Haag : Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), 2013
Geraadpleegde URL Agentschap NL, 2013a http://www.agentschapnl.nl/programmas-regelingen/berekening-stimuleringduurzame-energieproductie-sde Agentschap NL, 2013b http://senternovem.databank.nl/quickstep/QsBasic.aspx Belastingdienst, 2013 http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdien st/zakelijk/overige_belastingen/belastingen_op_milieugrondslag/tarieven_mili eubelastingen/tabellen_tarieven_milieubelastingen BVLW, 2012 http://burenvanlageweide.nl/wp-content/uploads/2012/03/Resultaten-BucaN100-5b-web.pdf Cijfersnieuws, 2013 http://www.cijfernieuws.nl/ozb-tarieven/utrecht/ Groene courant, 2012 http://groenecourant.nl/zonne-energie/grootste-zonnepark-nederland-inaanbouw/ Milieucentraal, 2012 http://www.milieucentraal.nl/themas/energie-besparen/energieprijzen
44
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Bijlage A Investeringskosten A.1
Windenergie De investeringskosten van windenergie bestaan uit verschillende posten. Op dit moment zijn de turbines nog niet exact gespecificeerd (type, etc.). Wij gaan daarom uit in de MKBA van gemiddelde investeringskosten voor windturbines zoals nu bekend in Nederland. Mocht het windpark daadwerkelijk doorgang vinden, dan kunnen de investeringskosten worden aangescherpt op basis van de exacte specificaties van de windmolens. In Tabel 29 zijn de investeringskosten op basis van verschillende bronnen weergegeven.
Tabel 29
Investeringskosten windenergie Energie-U 14 (2,5 MW)
CE Delft, 2012 (2-3 MW)
ECN (3-4 MW)15
Eenheid
Wind turbines
1,10
€ mln./MW
Civiele infrastructuur
0,10
Bekabeling
0,02
Netaansluiting
0,05
0,01
€ mln./MW
Project ontwikkeling
0,03
0,02
€ mln./MW
Onvoorzien
0,13
0,06
€ mln./MW
Rente tijdens bouw
0,05
0,05
€ mln./MW
Totaal
1,48
1,40
€ mln./MW
1,26
€ mln./MW
1,2-1,6
€ mln./MW
Tabel 29 geeft aan dat de range van investeringskosten van ECN varieert van € 1,2 mln. per MW tot € 1,6 mln. per MW. De investeringskosten bepaald door Energie-U en CE Delft (2011) vallen binnen deze range. Het gaat bij de alternatieven om windmolens van 3 MW en 4 MW. Van de bronnen in Tabel 29 heeft ECN een range weergegeven op basis van meerdere gerealiseerde parken in Nederland. Wij gaan daarom in de MKBA uit van de middenwaarde: € 1,4 mln. per MW. Deze waarde is in lijn met investeringskosten voor 3 MW molens zoals gehanteerd in CE Delft (2012). De investeringskosten geraamd door Energie-U zijn € 0,08 mln. hoger. Ook deze waarden vallen echter binnen de range die is aangegeven door ECN.
45
April 2013
14
Bron: Uitdraai financiële parameters business case Energie-U. Per email ontvangen van dhr. De Bruin op 19-12-2012.
15
Bron: Email dhr. Lensink (ECN). 2-1-2013.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
A.2
Zonnepanelen Door Stichting Monitoring Zonnestroom (SMZ) wordt in opdracht van Agentschap NL elk kwartaal een marktverkenning uitgevoerd voor de op de Nederlandse markt beschikbare PV-systemen, in de laatste versie (augustus 2012) 531 typen modules en 229 verschillende omvormers op basis van 1.782 systemen. Inclusief installatiekosten gaat men in deze rapportage uit van de volgende prijzen voor typische systemen voor consumenten.
Tabel 30
Investeringskosten zonnepanelen
Vermogen (kWp) Prijs (€/Wp) Installatie (€/Wp) Totaalprijs (€/Wp)
A
B
C
0,6
2,5
5
2,14
1,67
1,4
0,6
0,4
0,3
2,74
2,07
1,7
Tabel 30 laat zien dat de totaalprijs inclusief installatie varieert van € 1,7 per Wp tot € 2,74 per Wp voor systemen van respectievelijk 5 kWp tot 0,6 kWp. In Nederland wordt gerekend met een opbrengst van 850 vollasturen per jaar. Oftewel 1 kWp levert jaarlijks 850 kWh op. De investeringskosten voor de minimumvariant zijn weergegeven in Tabel 31. We gaan er hierbij vanuit dat de benodigde opgewekte hoeveelheid elektriciteit van Alternatief 5a evenredig wordt verdeeld over de drie pakketten. Tabel 31
Investeringskosten per pakket Pakket
A
B
C
0,6
2,5
5
Benodigde E productie minimum (MWh)
10.237
10.237
10.237
30.712
Benodigd kWp minimum
12.044
12.044
12.044
36.132
33,0
24,9
20,5
78,4
Vermogen (kWp)
Benodigde investering (€ mln.)
Totaal
Daarnaast is een herinvestering noodzakelijk na 10 jaar. De gemiddelde kosten van een omvormer zijn in SMZ (2012) vastgesteld op € 0,46 per kWp. De benodigde investering bedraagt 36.321 kWp (zie Tabel 31) vermenigvuldigd met € 0,46 per kWp = € 16,6 mln. Omdat deze investering pas over 10 jaar hoeft te worden gemaakt, wordt deze in economische termen lager gewaardeerd. Bij een discontovoet van 7,5% bedragen de investeringskosten € 16,6 / (1+0,075)10 is € 8,1 mln. De totale investeringskosten voor Alternatief 6 bedragen hiermee € 78,4 mln. plus € 8,1 mln. is € 86,5 mln. voor het alternatief overeenkomend met de opbrengsten van Alternatief 5a. De investeringskosten voor Alternatief 7 (overeenkomend met opbrengsten van Alternatief 1) zijn weergegeven in Tabel 32.
46
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Tabel 32
Investeringskosten Alternatief 7 (exclusief herinvestering omvormer) Pakket
A
B
C
0,6
2,5
5
Benodigde E-productie maximum (MWh)
25.769
25.769
25.769
77.307
Benodigd kWp maximum
30.316
30.316
30.316
90.949
83,1
62,8
51,5
197,4
Vermogen (kWp)
Benodigde investering (€ mln.)
Totaal
Inclusief herinvesteringskosten na 10 jaar van € 41,8 mln., gedisconteerd € 20,3 mln., bedragen de totale investeringskosten € 217,7 mln.
A.3
Zonneweide De investeringskosten van de zonneweide zijn geraamd op basis van kengetallen van ECN (2013a) en VNG (2013). In deze rapportages wordt uitgegaan van investeringskosten van € 1,2 per Wp. Uitgaande van een opbrengst van respectievelijk 30.712 MWh en 77.307 MWh, en 850 vollasturen per jaar, is 36 MWp tot 91 MWp noodzakelijk. De investeringskosten zijn geraamd op € 43,4 mln. tot 109,1 mln.16 Daarnaast is na 10 jaar een herinvestering noodzakelijk voor de omvormer. Deze kosten bedragen € 0,46 per kWp. De totale kosten bedragen voor Alternatief 8 (overeenkomend met opbrengsten 5a) bedragen 36 Mwp maal € 0, 46 per kWp / (1+0,075)10 is € 8,1 mln. De totale investeringskosten komen hiermee uit op € 51,4 mln. voor Alternatief 8. Voor Alternatief 9 bedragen de totale investeringskosten € 109,1 mln, plus 91 MWp maal 0,46 € /Wp / (1+ 0,075)10 = € 129,4 mln.
16
47
April 2013
59 MW * € 1,2 per Wp = € 70,6 mln.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
48
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Bijlage B Jaarlijkse kosten B.1
Windenergie Ook voor de jaarlijkse kosten geldt dat een exacte raming nog niet mogelijk is door het ontbreken van specificaties. Ook daarom gaan we uit van gemiddelde kosten voor windparken gerealiseerd in Nederland. De jaarlijkse kosten op basis van verschillende bronnen zijn weergegeven in Tabel 33.
Tabel 33
Jaarlijkse kosten windenergie Energie-U (2013)
CE Delft (2012)
Pachtkosten
0,010
0,010
Verzekeringskos ten machines
0,007
Verzekeringskos ten stilstand
0,010
OZB
0,007
Overige kosten
0,003
Totaal vaste kosten
0,038
0,015
1,1
1,6
Totaal variabele kosten
ECN (2013a)
Eenheid € mln./MW/jaar € mln./MW/jaar
0,005
€ mln./MW/jaar € mln./MW/jaar
0,002
€ mln./MW/jaar € mln./MW/jaar €ct/kWh
De waarden in Tabel 33 zijn moeilijk vergelijkbaar, omdat het gaat om een combinatie van vaste jaarlijkse kosten (uitgedrukt in € mln./MW) en variabele kosten (uitgedrukt in €ct/kWh). Om bovenstaande waarden vergelijkbaar te maken, moeten de variabele kosten worden omgerekend naar een bepaalde hoeveelheid productie per MW. Als wordt uitgegaan van een hoeveelheid van 2.600 vollasturen, dat wil zeggen dat de molens 2.600 uur per jaar op maximaal vermogen draaien, dan levert dat de volgende kosten op per MW. Tabel 34
Jaarlijkse kosten windenergie (per MW) Energie-U
ECN
Eenheid
0,066
0,057
€ mln./MW/jaar
Jaarlijkse kosten
Tabel 34 laat zien dat bij 2.600 vollasturen Energie-U relatief de hoogste kosten per MW geïnstalleerd vermogen raamt en ECN de laagste. In de MKBA gaan wij uit van de kosten zoals geraamd door Energie-U, omdat deze kostenrelatief het meest gespecificeerd zijn voor de situatie in Utrecht. Ten opzichte van de overige bronnen zijn de jaarlijkse kosten aan de hoge kant.
49
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
De jaarlijkse kosten bestaan uit vaste kosten en variabele kosten: de vaste kosten zijn berekend door per alternatief het opgestelde vermogen te vermenigvuldigen met € 0,038 mln. per jaar. de variabele kosten zijn berekend door per alternatief de hoeveelheid opgewekte elektriciteit (in MWh) te vermenigvuldigen met € 0,000011 mln. per MWh. De jaarlijkse kosten lopen op met 2% per jaar en zijn gedisconteerd met 7,5%.
B.2
Zonnepanelen De onderhoudskosten van zonnepanelen baseren wij op SMZ (2012). In deze rapportage wordt uitgegaan van 1% van de investeringskosten jaarlijks. De onderhoudskosten bedragen jaarlijks 1% van resp. 78,4 mln. en € 197,4 mln. is € 0,8 mln. en € 2,0 mln. jaarlijks. De jaarlijkse kosten lopen op met 2% per jaar en zijn gedisconteerd met een discontovoet van 7,5%. De berekening van de contante waarde van de onderhoudskosten van de zonnepanelen is weergegeven in Tabel 35.
Tabel 35
Berekening jaarlijkse kosten zonnepanelen (€ mln.) 6 (=5a)
7 (=1)
0,8
2,0
2016
0,8
2,0
2017
Disco
6
7
0,93 (=1/1,075)1
0,7
1,8
0,87
0,7
1,7
0,7
1,7
(=1/1,075)2
0,8
2,1
2018
0,80 (=1/1,075)3
0,8
2,1
2019
0,75
0,6
1,6
0,8
2,1
2020
0,70
0,6
1,5
0,9
2,2
2021
0,65
0,6
1,4
0,9
2,2
2022
0,60
0,5
1,3
0,9
2,3
2023
0,56
0,5
1,3
0,9
2,3
2024
0,52
0,5
1,2
0,9
2,4
2025
0,49
0,5
1,1
1,0
2,4
2026
0,45
0,4
1,1
1,0
2,5
2027
0,42
0,4
1,0
1,0
2,5
2028
0,39
0,4
1,0
1,0
2,6
2029
0,36
0,4
0,9
1,0
2,6
2030
0,34
0,3
0,9
1,1
2,7
2031
0,31
0,3
0,8
1,1
2,7
2032
0,29
0,3
0,8
1,1
2,8
2033
0,27
0,3
0,8
1,1
2,8
2034
0,25
0,3
0,7
1,1
2,9
2035
0,24
0,3
0,7
Som (contante waarde)
9,3
23,3
Tabel 35 laat zien dat de onderhoudskosten zijn berekend door de jaarlijkse onderhoudskosten te vermenigvuldigen met de discontofactor en deze bij elkaar op te tellen. De onderhoudskosten lopen jaarlijks met 2% op. Door de nominale waarden (kolom 2 en 3), te vermenigvuldigen met de discontofactor (kolom 3), zijn gedisconteerde waarden berekend (kolom 4 en 5). De bij elkaar
50
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
opgestelde gedisconteerde waarde is de contante waarde van de onderhoudskosten (€ mln.).
B.3
Zonneweide De jaarlijkse kosten van een zonneweide bestaan uit verschillende posten. Voor de jaarlijkse kosten baseren wij ons op VNG (2013). De kosten zijn samengevat in Tabel 36.
Tabel 36
Jaarlijkse kosten zonneweide Post Grondkosten Aantal MW/ha Grootonderhoud en verzekeringen Jaarlijks onderhoud Beheerskosten Aansluiting systeem op netwerk OZB
Waarde 1.000 0,7 2% investeringen 5 1.000 11.000
Eenheid €/Ha/jaar MW/Ha % €/MWh €/ha €/MW/jaar
0,5%
Voor de productie van respectievelijk 30.712 MWh en 77.307 MWh is een vermogen 36 MWp tot 91 Mwp en een oppervlakte van 52 tot 131 ha benodigd. Dit leidt tot de volgende jaarlijkse kosten voor Alternatief 8. Tabel 37
Jaarlijkse kosten Alternatief 8 Post
Waarde
Eenheid
Groot onderhoud en verzekeringen
0,9
€ mln./jaar
Grond en beheer
0,1
€ mln./jaar
Aansluiting op netwerk
0,4
€ mln./jaar
OZB
0,2
€ mln./jaar
Variabel
0,2
€ mln./jaar
Totaal jaarlijkse kosten
1,7
€ mln./jaar
De totaal jaarlijkse kosten voor Alternatief 9 zijn weergegeven in Tabel 38. De totaal jaarlijkse kosten bedragen € 4,4 mln. per jaar. Tabel 38
Jaarlijkse kosten Alternatief 9 Post
Waarde
Eenheid
Onderhoud groot
2,2
€ mln./jaar
Grond en beheer
0,3
€ mln./jaar
Aansluiting op netwerk
1,0
€ mln./jaar
OZB
0,5
€ mln./jaar
Variabel
0,4
€ mln./jaar
Totaal jaarlijkse kosten
4,4
€ mln./jaar
De jaarlijkse kosten lopen op met 2% per jaar en zijn gedisconteerd met een discontovoet van 7,5%.
51
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
52
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Bijlage C Financiele opbrengsten C.1
Elektriciteit De elektriciteit opbrengsten zijn vooral afhankelijk van het aantal vollasturen dat geproduceerd wordt door het park. Het aantal vollasturen is het aantal uur dat een windmolen in jaar op vol vermogen draait. Hoe harder het waait, hoe meer vollasturen. Het aantal vollasturen is een maat voor de hoeveelheid elektriciteit wordt opgewekt. Inschattingen van het aantal vollasturen op basis van verschillende bronnen zijn weergegeven in Tabel 39.
Tabel 39
Inschatting aantal vollasturen
Vermogen (MW) Vollasturen (#)
Bosch en van Rijn (2011)
ECN17
Ecofys (2012)
Ecofys (2012)
2,5
3-4
2
3-3,6
2.520
2.400-2.800
2.900
2.600
Het aantal vollasturen is afhankelijk van de windsnelheid en de specificaties van het type turbine. Ecofys heeft het aantal vollasturen voor een Vestas V90 molen van 2 MW in Lage Weide met het programma Windpro berekend op 2.900 vollasturen. Het aantal vollasturen voor molens van Enercon E101 (3 MW) en Siemens SWT 3.6 (3,6 MW) zijn berekend op 2.600 vollasturen. ECN schat in dat met moderne molens een aantal van 2.400-2.800 vollasturen haalbaar moet zijn. Bosch en Van Rijn gaan in de beoordeling van de business case van Energie-U uit van een aantal vollasturen van 2.800 voor een molen van 2 MW. Gecorrigeerd voor parkeffecten (windmolens die elkaar wind afvangen), recent tegenvallende windjaren en onzekerheden schat Bosch en Van Rijn het aantal vollasturen in op 10% lager 2.520 (90%). Wij gaan uit van 2.600 vollasturen voor de locatie Lage Weide voor windmolens met de meest gunstige opstelling. Dit aantal ligt in het midden van de range van de inschatting van ECN en ligt in lijn met de berekening van Ecofys voor de molen van 3 MW en 3,6 MW. Gecorrigeerd voor parkeffecten en mitigerende maatregelen voor slagschaduw en geluid is de opbrengst echter lager. Met Windpro zijn de parkeffecten berekend per opstelling. Alternatief 5b heeft de gunstige opstelling. Het totaal aantal vollasturen is weergegeven in Tabel 40. Hierbij is ook het aantal vollasturen weergegeven voor Alternatief 6 en 7. Wij gaan uit van 850 vollasturen voor zonnepanelen (SMZ, 2012). De jaarlijkse elektriciteitsproductie wordt berekend door het opgestelde vermogen te vermenigvuldigen met het aantal vollasturen.
17
53
April 2013
Bron: Email de heer Lensink, 3-1-2012.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Tabel 40
Jaarlijkse elektriciteitsproductie per alternatief
Alternatief
1
2
3
4
5a
5b
Vollasturen
2.600
2.600
2.600
2.600
2.600
2.600
850
850
850
850
-8%
-1%
-5%
-8%
-1%
0%
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Correctie voor mitigerende maatregelen
-2,3%
-2,3%
-1,7%
-0,4%
-0,4%
-1,1%
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Vollasturen na correctie
2.343
2.511
2.422
2.394
2.559
2.571
850
850
Opgesteld vermogen
33
20
18
18
12
12
36
91
Jaarlijkse productie (MWh)
77.307
50.213
43.597
43.087
30.712
30.857
30.712
77.307
30.712
77.307
Correctie voor parkeffecten t.o.v. 5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
De opbrengsten in Euro’s zijn berekend door de jaarlijkse productie te vermenigvuldigen met de elektriciteitsprijs. De elektriciteitsprijs is gebaseerd op ECN (2010), waarbij we conform de uitgangspunten van de vaststelling van de SDE-subsidie, uitgaan van een gemiddelde inflatie van 2%. De elektriciteitsbaten zijn berekend door de prijs opbrengst voor de producent te vermenigvuldigen met de jaarlijkse elektriciteitsproductie. In Alternatief 6 en 7wordt de opbrengst voor de producent vermenigvuldigd met de elektriciteitsprijs voor consumenten. Omdat het om toekomstige opbrengsten gaat, wordt hierbij gecorrigeerd voor het beoogde rendement van 7,5%. Dus in jaar 2016 worden de opbrengsten gedeeld door 1,075; in jaar 2017 worden de opbrengsten gedeeld door 1,0752, in jaar 2017 met 1,0753 enzovoort. De elektriciteitsprijs is weergegeven in Figuur 4. Hierbij gaan we uit van ECN (2010), waarin een stijging van de reële groothandelsprijs wordt verwacht van € 62 per MWh in 2020 tot € 80 per MWh in 2040. Een reële prijsstijging wil zeggen dat geen rekening wordt gehouden met inflatie. Gecorrigeerd voor inflatie met 2% stijgt de elektriciteitsprijs naar € 116 per MWh in 2035. ECN (2010) verwacht geen stijging van de reële prijs van het consumententarief. Het grootste deel van de elektriciteitsprijs voor consumenten bestaat uit belastingen. De energiebelasting op elektriciteit is sinds het jaar 2000 gestegen van 4 €ct per kWh (2000) naar 11 €ct (huidig).18 Voor de toekomst gaan er vanuit dat de overheid de belastingen laat meestijgen met de inflatie. Daarom gaan we uit van een nominale prijsstijging van 2% voor consumenten. Hierdoor stijgt de prijs naar € 340 per MWh in 2035.
18
54
April 2013
Bron: Agentschap NL, 2013b.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Figuur 4
C.2
Ontwikkeling elektriciteitsprijs voor groothandel en consumenten (€/MWh)
SDE-subsidie Met uitzondering van Alternatief 6 en 7 is SDE-subsidie beschikbaar. Wij hanteren de aanname dat Energie-U inschrijft in fase II. Dit houdt in dat de SDE-subsidie € 100 per MWh bedraagt voor maximaal 2.240 vollasturen. Dit is echter niet het bedrag dat de initiatiefnemer ontvangt, de subsidie wordt gecorrigeerd voor de elektriciteitsprijs. Voor 2013 bedraagt het correctiebedrag € 55 per MWh. Dit houdt in dat subsidie € 100/MWh € 55/MWh is € 45/MWh bedraagt. Voor Alternatief 8 en 9 bedraagt de SDEsubsidie € 148 per MWh minus het correctiebedrag van € 55 is € 93 per MWh. De opbrengsten zijn berekend door de jaarlijkse productie te vermenigvuldigen met de opbrengst in MWh. Omdat we aannemen dat de elektriciteitsprijs stijgt, zal de ontvangen SDE-subsidie jaarlijks afnemen. De opbrengsten per MWh per jaar zijn weergegeven in Figuur 5.
55
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Figuur 5
Opbrengsten SDE wind t.o.v. elektriciteitsprijs en basisbedrag (€/MWh) 120
Prijs (€/MWh)
100 Elektriciteitsprijs (€/MWh)
80
60
SDE Wind basisbedrag (€/MWh)
40
SDE wind werkelijk ontvangen bedrag (€/MWh)
20
0
2030
2029
2028
2027
2026
2025
2024
2023
2022
2021
2020
2019
2018
2017
2016
De SDE-opbrengsten voor de zonneweide jaarlijks zijn weergegeven in Figuur 6. Figuur 6
Opbrengsten SDE zonneweide t.o.v. elektriciteitsprijs en basisbedrag (€/MWh) 160 140
Prijs (€/MWh)
120 Elektriciteitsprijs (€/MWh)
100
SDE zon basibedrag (€ / MWh)
80 60
SDE zon werkelijk ontvangen bedrag (€ / MWh)
40 20 0 2030
2029
2028
2027
2026
2025
2024
2023
2022
2021
2020
2019
2018
2017
2016
De jaarlijkse SDE-opbrengsten zijn gedisconteerd met 7,5%.
56
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Bijlage D Werkgelegenheidseffecten EWEA schat de werkgelegenheid van windenergie in op 0,1 fte per eenheid vermogen (MW) (EWEA, 2004). Quintel19 gaat uit van 1.400 arbeidsuren per MW voor de installatie en 250 uur per MW voor het onderhoud van een windmolenpark. Uitgaande van 1.500 productieve arbeidsuren per jaar zou dit 0,93 fte voor plaatsing en 0,17 fte voor onderhoud betekenen. Wij hanteren 0,93 fte per MW voor installatie (Quintel) en 0,13 fte per MW voor onderhoud (gemiddelde EWEA en Quintel) Hiermee varieert de eenmalige werkgelegenheid door plaatsing van 11 (Alternatief 5a/5b) tot 31 (Alternatief 1). De jaarlijks terugkerende werkgelegenheid door windenergie varieert van 1,2 fte (Alternatief 5a/5b) tot 3,3 fte (Alternatief 1). De werkgelegenheidsbaten bij Alternatief 6 en 7 zijn hoger. De installatiekosten van de pakketten zonnepanelen variëren van € 0,3 tot € 0,6 per Wp. Hierbij gaan we uit van een gemiddeld uurtarief van € 40 voor de plaatsing van de panelen. Op basis van 1.500 productieve uren per jaar 20, bedraagt het aantal fte voor de installatie zo’n 261. Tabel 41
Berekening aantal fte Alternatief 6
Benodigd kWp minimum Installatie (€/Wp)
A
B
C
Totaal
12.044
12.044
12.044
36.132
0,6
0,4
0,3
Installatiekosten totaal (€ mln.)
7,2
4,8
3,6
16
Werkgelegenheid uren (1.000)
181
120
90
391
Aantal fte*
120
80
60
261
Het aantal fte voor de installatie van zonnepanelen die dezelfde hoeveelheid elektriciteit opwekken als Alternatief 1 bedraagt 657. Tabel 42
Berekening aantal fte Alternatief 7
Benodigd kWp maximum Installatie (€/Wp)
A
B
C
Totaal
30.316
30.316
30.316
90.949
0,3
0,6
0,4
18,2
12,1
9,1
39
Werkgelegenheid uren (1.000)
455
303
227
985
Aantal fte*
303
202
152
657
Installatiekosten totaal (€ mln.)
Ook voor de zonneweide gaan we uit van een gemiddeld uurtarief van € 40 en 1.500 werkzame uren per jaar. De arbeidskosten van installatie zijn geraamd op 5% van de investering van respectievelijk € 43,4 mln. (Alternatief 8) en € 109,1 mln. (Alternatief 9). De werkgelegenheid voor de zonneweide bedraagt hiermee zo’n 36 fte tot 91 fte éénmalig.
57
April 2013
19
Bron: Email de heer Kruip (Quintel), 14-12-2012.
20
In een arbeidsjaar van 47 weken zitten 1.880 uur. Aannemend dat een onderhoudsbedrijf zo’n 80% van de tijd declarabel dient te zijn voor een gezond bedrijfsvoering, zijn per fte 1.500 uren benodigd.
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Een toename van werkgelegenheid leidt niet één op één tot welvaartsbaten. Positieve welvaartseffecten binnen Utrecht treden alleen op als: de werkgelegenheid wordt ingevuld door personeel uit Utrecht; een werkloos persoon aan een baan wordt geholpen. Wij achten de kans dat aan beide voorwaarden wordt voldaan groter in het geval van zonne-energie dan bij windenergie. Voor zonne-energie zijn een aantal Utrechtse bedrijven en ZZP-ers actief, terwijl de onderhoudsfabrikanten van windenergie zich buiten Utrecht bevinden. Wij hanteren daarom de aanname dat 10% van de werkgelegenheid van windenergie additioneel is en 25% van de werkgelegenheid voor zonne-energie. Op nationaal niveau is het effect groter, omdat het schaalniveau niet wordt beperkt tot Utrecht en omgeving. Daarom gaan we uit van een additioneel effect van respectievelijk 20 en 50% voor windenergie en zonnepanelen op nationaal niveau. Als een werkloze een baan vindt, volgt een combinatie van welvaartseffecten en overdrachten. Alles bij elkaar opgeteld bestaat de netto welvaartswinst uit de gewonnen arbeidsproductiviteit minus de waarde van verloren vrije tijd. De hoogte van het welvaartseffect wordt in Nederlandse MKBA’s (o.a. Ecorys, 2009; CE Delft, 2010b) geraamd op ongeveer € 15.000. Het welvaartseffect is berekend door de additionele werkgelegenheid te vermenigvuldigen met € 15.000 (zie Tabel 43). Tabel 43
Welvaartseffecten werkgelegenheid 1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
Bruto werkgelegenheid installatie (fte)
31
19
17
17
11
11
261
657
36
91
Bruto werkgelegenheid onderhoud (fte)
3,3
1,9
1,8
1,8
1,2
1,2
13,1
32,9
18,8
47,2
Additionele werkgelegenheid installatie (fte)
3,1
1,9
1,7
1,7
1,1
1,1
65,2
164,2
9,0
22,7
Additionele werkgelegenheid onderhoud (fte)
0,3
0,2
0,2
0,2
0,1
0,1
3,3
8,2
4,7
11,8
Werkgelegenheidsbaten € mln. (installatie)
0,05
0,03
0,03
0,03
0,02
0,02
0,98
2,46
0,14
0,34
Werkgelegenheidsbaten € mln. (onderhoud)
0,005
0,003
0,003
0,003
0,002
0,002
0,05
0,12
0,07
0,18
De effecten op werkgelegenheid zijn berekend door de jaarlijkse werkgelegenheidsbaten voor onderhoud in de periode 2016-2035 bij elkaar op te tellen en te disconteren met 5,5%. Hierbij worden de eenmalige werkgelegenheidsbaten voor installatie (in het jaar 2015) opgeteld.
58
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Bijlage E Hinder omwonenden E.1
Kosten geluidshinder op basis van schaduwprijzen De kosten van geluidshinder als gevolg van de plaatsing van windmolens kan voor ieder alternatief op basis van de volgende formule berekend worden: Toename gehinderde huishoudens*percentage gehinderden*gemiddeld aantal personen per huishouden*schaduwprijs geluid per persoon. Voor de toename van het aantal gehinderde huishoudens is gebruik gemaakt van tellingen uitgevoerd door Royal Haskoning. Per geluidsklasse boven de 49 dB is bepaald hoeveel woningen voor en na uitvoering van het alternatief in de betreffende geluidsklasse gaan vallen, gegeven het achtergrondgeluid van snelwegen, spoorwegen, etc. (zie Tabel 44).
Tabel 44
Toename aantal gehinderden per geluidsklasse t.o.v. referentiesituatie Alternatief Geluidsklasse
1
2
50-54 dB
-445
-310
55-59 dB
682
579
60-64 dB
94
64
65-69 dB
3
70-74 dB >=75dB
3
4
5a
5b
-73
-19
-100
-47
178
102
132
81
7
8
47
-3
3
-1
-2
2
-3
6
66
4
5
4
5
0
1
0
0
0
1
Het percentage gehinderde per geluidsklasse is gebaseerd op onderzoek van TNO uit 2008 naar de geluidsoverlast van verschillende geluidsbronnen. De gegevens uit dit onderzoek zijn geëxtrapoleerd voor geluidsklassen boven de 60 dB. Het percentage gehinderden van windturbinegeluid loopt dan uiteen van 20% in de klasse 50-54 dB tot 100% bij 70 dB en daarboven. Omdat niet alle onderzochte alternatief hetzelfde gebied omsluiten, is de gemiddelde huishoudengrootte bepaald voor ieder alternatief. Het gemiddeld aantal personen per huishouden ontstaat uit middeling van CBS-gegevens voor de gemiddelde huishoudengrootte per wijk, met als wegingsfactor de gehinderde woningen per wijk en alternatief. Tabel 45
Gemiddelde huishoudengrootte per alternatief
Gemiddelde huishoudengrootte
1
2
3
4
5a
5b
2,14
2,22
2,47
2,11
2,09
2,46
De schaduwprijs van hinder en gezondheidsschade per persoon en geluidsklasse is afkomstig uit Europees onderzoek (HEATCO, 2006). Hierbij zijn werkelijke gezondheidskosten en het bedrag dat geënquêteerden wensen te ontvangen voor blootstelling aan geluidoverlast gebruikt. De voornaamste gezondheidseffecten zijn stress, slaapverstoring en psychische klachten
59
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
(Royal Haskoning, DHV, 2013). Deze schaduwprijzen zijn omgerekend naar Euro’s uit 2012. Tabel 46
Schaduwprijzen per geluidsklasse per persoon Geluidsklasse
In Euro’s per jaar
45-49 dB
0
50-54 dB
28,20
55-59 dB
98,80
60-64 dB
169,40
65-69 dB
240,00
70-74 dB
310,60
>=75dB
353,3
Vermenigvuldigen van de kengetallen levert de volgende jaarlijkse kosten van geluidshinder per alternatief op (uitgedrukt in Euro’s in 2012). Tabel 47
Jaarlijkse kosten geluidshinder per alternatief Alternatief Geluidsklasse
1
2
3
4
5a
5b
50-54 dB
-5.488
-3.961
-1.041
-232
-1.206
-666
55-59 dB
56.280
49.893
17.115
8.402
10.740
7.736
60-64 dB
20.605
15.533
1.773
1.737
10.077
-755
65-69 dB
1.328
1.375
-512
-876
866
-1.524
70-74 dB
3.986
4.149
3.072
3.289
2.599
3.814
0
783
0
0
0
866
77.160
66.753
20.408
12.319
23.075
9.472
>=75dB Totaal
Gedisconteerd (5,5%) over een periode van 20 jaar bedraagt de jaarlijkse hinder € 0,1 mln. tot €0,9 mln. Voor Alternatief 6 tot en met 9 is er geen sprake van geluidshinder. Tabel 48
E.2
Effecten hinder (contante waarde, € mln.) 1
2
3
4
5a
5b
0,9
0,8
0,2
0,1
0,3
0,1
Woningwaarde-onderzoeken Nederlands onderzoek naar de effecten van windmolenparken op woningwaarden is nog niet gepubliceerd. Gerechtelijke uitspraken over de hoogte van de WOZ-beschikking en planschadevergoeding zijn niet bruikbaar, omdat de verleende schadevergoeding conform de wens van de eisers wordt toegekend (SenterNovem, 2005). Buitenlandse onderzoeken naar de effecten van windmolens op huizenprijzen laten geen eenduidig beeld zien (zie Tabel 49). Stated preference-onderzoeken op basis van ondervraging van omwonenden tonen aan dat zij een forse schadevergoeding tegemoet willen zien wanneer er offshore-windparken geplaatst gaan worden (o.a. Jordal-Jorgenson, 1996; Beacon Hill Institute, 2004 en Ladenburg en Dubgard, 2007).
60
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Revealed preference-onderzoeken gaan uit van de prijsdaling van woningen, waarbij prijzen van woningen die dichtbij en veraf van windmolenparken staan worden vergeleken (hedonische prijsmethode) of de prijsdaling van dezelfde woningen beken wordt vlak voor en nadat de windmolens geplaats zijn (repeat sales). Twee van deze onderzoeken lieten een prijsdaling zien, het merendeel van de onderzoeken vond geen enkel en in sommige gevallen zelfs een waarde vermeerderend effect. Een eerste verklaring voor deze paradoxale uitkomst is dat stated prefenceonderzoeken leunen op kortstondige effecten. Hoen et al. (2010) lieten zien dat waar huizenprijzen dalen, dit bij aankondiging van de bouw plaatsvindt, waarna de prijzen weer oplopen. Twee jaar na de bouw zijn prijzen weer terug op het niveau waar zij lagen voordat de aankondiging plaats vond. In de stated preference-onderzoeken is ook geen onderscheid gemaakt naar type effect (slagschaduw-, geluids- en zichthinder of stigma). Mogelijk meet men het stigma-effect van een verlies aan onbelemmerd uitzicht op de zee. Revealed preference-onderzoeken die geen enkel effect zagen, hanteerden misschien niet de juiste methodiek (bijv. meten op afstand i.p.v. gebruik van hindercontouren), hielden geen rekening houden met verdiscontering van jaarlijks uitgekeerde planschadevergoedingen in de prijs in de V.S., en maakten de fout om de in de statistiek gebruikelijke werkwijze om outliers uit de dataset te halen eveneens toe te passen. Onder deze outliers kunnen woningen zitten die juist de meeste hinder ondervinden. Onderzoeken die wel een effect vonden, leunden wellicht te veel op het effect van stigma. De onderzoeken van FCN (2012) en van Clarkson University (2011) vonden plaats in landelijke woonomgevingen waar grote windparken geplaatst zijn. Een verdere aanwijzing komt uit het onderzoek van Clarkson University. Zij zagen wel prijsdalingen optreden op twee plekken waar duurdere, grotere woningen verspreid in het landschap stonden, maar niet in een woonwijk met goedkopere woningen in hetzelfde gebied. De synthese van de buitenlandse literatuur luidt dat er wellicht een prijsdaling op woningen plaatsheeft, dat dit effect niet bestendig hoeft te zijn en dat dit ook sterk afhankelijk is van de lokale context. Men kan hier denken aan offshore windmolenpark dat het onbelemmerd uitzicht op zee doet verliezen, of een windmolen park in een landelijke woonomgeving waar duurdere, vrijstaande woningen liggen. Het gebied verliest hierdoor zijn identiteit. Prijseffecten van zichthinder pur sang kunnen niet bewezen worden. Dat op één enkel onderzoek (FCN, 2012) na geen enkel prijseffect van geluid en slagschaduw is aangetoond, waar deze effecten toch de meeste hinder veroorzaken, toont voor ons vooral aan dat de huidige stand van onderzoek onvoldoende is om tot al te harde uitspraken omtrent het waarde dalend effect van windmolens te komen.
61
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Tabel 49
Onderzoeken prijseffecten windmolens
*
62
April 2013
Auteur
Plek
Methode
Effect
Jordal-Jorgenson (1996)
Denemarken
Stated preferences
Daling
Ladenburg en Dubgard (2007)
Denemarken
Stated preferences
Daling
Beacon Hill Institute (2004)
Massachusetts, V.S.
Stated preferences
Forse daling
Sims en Dent (2007)*
Cornwall, V.K.
Hedonische prijsregressie
Lichte daling
Sims en Reed (2008)*
Cornwall, V.K.
Hedonische prijsregressie
Geen
LBNL (2009)
10 windparken in de V.S.
Hedonische prijsregressie en repeat sales
Geen
Canning en Simmons (2010)
Ontario, Canada
Repeat sales
Geen
Laposa en Muller (2010)
Colorado, V.S.
Hedonische prijsregressie
Geen
Hoen et al. (2010)
10 windparken in de V.S.
Hedonische prijsregressie en repeat sales
Geen
Carter (2011)
Illinois, V.S.
Hedonische prijsregressie
Geen
Clarkson University (2011)
New York, V.S.
Hedonische prijsregressie en repeat sales
Forse daling
FCN (2012)
Noordrijn-Westfalen, Duitsland
Hedonische prijsregressie
Forse daling
Sims en Reed (2008) is een vervolgonderzoek op Sims en Dent (2007).
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Bijlage F Notitie Voorkeursalternatief F.1
Inleiding Het programma Utrechtse Energie! Is gericht op een reductie van 30% van de broeikasgassen in 2020. Eén van de initiatieven om dit te bereiken is een Windmolenplan in Lage Weide. Om tot een goede beoordeling en integrale afweging van voor- en nadelen van de alternatieven te komen (in het kader van de ontwerpstructuurvisie), zijn een maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA) en een milieueffectrapportage (MER) uitgevoerd. De MKBA brengt alle economische effecten (ook wel welvaartseffecten genoemd) van het plan in kaart. De focus van de MER ligt primair bij de beoordeling van milieu- en omgevingseffecten. De MKBA ondersteunt samen met de MER de alternatievenafweging en daarmee de bestuurlijke keuze voor een voorkeursalternatief. Dit voorkeursalternatief wordt vastgelegd in een ontwerpstructuurvisie waarover College en Raad een besluit kunnen nemen. In de MKBA en MER zijn zes verschillende alternatieven beoordeeld (1 tot en met 5b). Het VKA maakt echter geen onderdeel uit van de alternatieven. De reden dat het VKA niet in de MER is beoordeeld, is dat het VKA een afgeleide en afgezwakte variant is van Alternatief 4, waarbij nu aangenomen wordt dat er molens met minder vermogen (2,5 i.p.v. 3MW) worden geplaatst. Hiermee scoort het VKA in ieder geval gelijk, of beter, op milieu en omgevingseffecten dan Alternatief 4. Daarom is een aparte beoordeling in de MER niet noodzakelijk. Een lager vermogen pakt echter wel negatief uit op een aantal belangrijke posten in de MKBA. De financiële opbrengsten zijn kleiner en daarbij zal de gemeente Utrecht meer alternatieve maatregelen moeten treffen om klimaatneutraal te worden. Daar staat tegenover dat de financiële kosten ook lager zijn. In deze notitie geven wij daarom het MKBA-saldo weer voor het VKA. Deze notitie is uitdrukkelijk bedoeld als aanvulling op deze MKBA.
63
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
F.2
Voorkeursalternatief Het VKA gaat uit van plaatsing van 4 tot 6 molens. De locatie van de molens is weergegeven in Figuur 7.
Figuur 7
Opstelling windmolens VKA
De locatie van de molens in het VKA is gelijk aan Alternatief 4 onderzocht in MER/MKBA. Het verschil is dat in VKA is het vermogen van de molens kleiner (2,5 MW in plaats van 3 MW).In de doorrekening van de maatschappelijke kosten en baten gaan we uit van 6 molens van 2,5 MW, oftewel 15 MW in totaal. Hiermee geven we inzicht hoe het VKA scoort vanuit maatschappelijk perspectief.
64
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
F.3
Maatschappelijke kosten en baten perspectief Utrecht De maatschappelijke kosten en baten van het VKA, vanuit het perspectief Utrecht, zijn weergegeven in Tabel 50 (eerste kolom). Ter vergelijking zijn ook de resultaten opgenomen van de overige onderzochte alternatieven in de MKBA.
Tabel 50
MKBA-resultaat perspectief Utrecht (€ mln.) VKA
1
2
3
4
5a
5b
6 (=5a)
7 (=1)
8 (=5a)
9 (=1)
Investeringskosten
21,0
46,2
28,0
25,2
25,2
16,8
Jaarlijkse kosten
11,3
24,7
15,4
13,7
13,6
9,3
16,8
86,5
217,7
51,4
129,4
9,3
9,3
23,3
20,6
1,1
2,5
1,5
1,4
1,4
51,8
0,9
0,9
0,0
0,0
0,0
33,5
73,5
45,0
40,3
0,0
40,2
27,0
27,1
95,7
241,0
72,0
181,2
26,0
56,0
36,4
31,6
31,2
22,2
22,4
84,8
213,4
22,2
56,0
SDE
8,1
16,7
GVO
0,5
1,1
10,1
9,1
9,1
6,1
6,1
0,0
0,0
20,0
50,2
0,7
0,6
0,6
0,4
0,4
0,0
0,0
0,4
Werkgelegenheid
0,1
1,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,04
0,04
1,7
4,2
1,1
2,9
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Kosten
Kosten EnergieU fonds Totaal kosten Baten Elektriciteit
Toename bestedingen EnergieU fonds
1,1
2,5
1,5
1,4
1,4
0,9
0,9
0,0
0,0
0,0
0,0
Vermeden kosten klimaatmaatregelen
8,8
19,0
12,3
10,7
10,6
7,5
7,6
7,5
19,0
7,5
19,0
Voorzieningszekerheid Hinder omwonenden Hinder bedrijven Lage Weide Landschap
2,6
5,6
3,4
3,1
3,1
2,1
2,1
2,1
5,6
2,1
5,6
-1,1
-2,5
-1,5
-0,8
-1,1
-1,1
-0,5
0,0
0,0
0,0
0,0
-
--
-
-
-
-
-
0
0
0
0
-
--
--
-/--
-
-/0
-
0
0
0
0
--
--
-/0
--
--
-/0
--
0
0
0
0
-
--
--
-
-
0
-
0
0
0
0
Totaal baten
46,1
98,6
63,1
55,8
54,9
38,3
39,0
96,0
242,2
53,4
134,8
Saldo
12,6
25,2
18,2
15,5
14,7
11,2
11,9
0,3
1,2
-18,6
-46,4
Ecologie Externe veiligheid
De tabel laat zien dat het maatschappelijke saldo van het VKA, net als de overige alternatieven van windenergie, positief is. Zoals geconcludeerd in de MKBA (CE Delft, 2013) loopt het maatschappelijke resultaat op met het geïnstalleerde vermogen. Dit geldt voor het VKA niet anders. Door het lagere vermogen scoort het VKA minder dan Projectalternatief 4, maar beter dan Projectalternatief 5a en 5b.
65
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
F.4
Maatschappelijke kosten en baten perspectief Nederland Het maatschappelijke saldo vanuit het perspectief Nederland is weergegeven in Tabel 51.
Tabel 51
MKBA-resultaat nationaal perspectief (€ mln.) VKA
1
2
3
4
5a
5b
6
7
8
9
Investeringskosten
21,0
46,2
28,0
25,2
25,2
16,8
16,8
86,5
217,7
51,4
129,4
Jaarlijkse kosten
11,3
24,7
15,4
13,7
13,6
9,3
9,3
9,3
23,3
20,6
51,8
1,1
2,5
1,5
1,4
1,4
0,9
0,9
0,0
0,0
0,0
0,0
33,5
73,5
45,0
40,3
40,2
27,0
27,1
95,7
241,0
72,0
181,2
26,0
56,0
36,4
31,6
31,2
22,2
22,4
22,2
56,0
22,2
56,0
Kosten
Kosten EnergieU fonds Totaal kosten Baten Elektriciteit SDE
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
GVO
0,5
1,1
0,7
0,6
0,6
0,4
0,4
0,0
0,0
0,4
1,1
Werkgelegenheid
0,1
0,2
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
3,4
8,5
2,3
5,7
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
EnergieU fonds
1,1
2,5
1,5
1,4
1,4
0,9
0,9
0,0
0,0
0,0
0,0
Vermeden kosten klimaatmaatregelen
8,8
19,0
12,3
10,7
10,6
7,5
7,6
7,5
19,0
7,5
19,0
Reductie overige emissies
1,8
4,0
2,6
2,2
2,2
1,5
1,6
1,5
4,0
1,5
4,0
Toename bestedingen
Voorzieningszekerheid Hinder omwonenden Hinder bedrijven Lage Weide Landschap Ecologie Externe veiligheid Totaal baten Saldo
2,6
5,6
3,4
3,1
3,1
2,1
2,1
2,1
5,6
2,1
5,6
-1,1
-2,5
-1,5
-0,8
-1,1
-1,1
-0,5
0,0
0,0
0,0
0,0
-
--
-
-
-
-
-
0
0
0
0
-
--
--
-/--
-
-/0
-
0
0
0
0
--
--
-/0
--
--
-/0
--
0
0
0
0
-
--
--
-
-
0
-
0
0
0
0
39,9
86,0
55,6
49,0
48,0
33,8
34,5
36,7
93,0
36,1
91,4
6,4
12,5
10,7
8,7
7,9
6,7
7,5
-59,0
-148,0
-35,9
-89,8
Vanuit nationaal perspectief scoort het VKA positief, maar wel minder dan de overige windalternatieven. Ook vanuit maatschappelijk perspectief geldt dat het maatschappelijke saldo toeneemt met het opgestelde vermogen. De verschillen tussen de alternatieven zijn echter kleiner, omdat de positieve SDE+ inkomsten wegvallen (deze nemen toe met het opgestelde vermogen). Alhoewel het opgestelde vermogen in het VKA groter is dan in Alternatief 5a en 5b, scoort het VKA toch iets minder gunstig. De reden is dat de parkeffecten bij het VKA groter zijn dan bij Alternatief 5a en 5b. Hierdoor zijn de windopbrengsten per geïnstalleerde MW lager in het VKA. Dit laat onverlet dat ook vanuit nationaal perspectief het VKA echter positief scoort ten opzichte van nietsdoen, zonnepanelen en een zonneweide.
66
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
F.5
Gehanteerde aannames bij berekeningen De berekeningen zijn uitgevoerd conform de uitgangspunten in de MKBA (CE Delft, 2013). De belangrijkste uitganspunten zijn weergegeven in Tabel 52.
Tabel 52
Belangrijke uitgangspunten berekening kosten en baten VKA Variabele Opgesteld vermogen Aantal vollasturen Elektriciteitsproductie
Waarde 15 2.394 35.906
Eenheid MW # MWh
We gaan voor het VKA uit van hetzelfde aantal vollasturen dat is gehanteerd voor Projectalternatief 4. De opstelling, en dus de parkeffecten, zijn immers gelijk. Voor de berekening van de effecten is gebruik gemaakt van dezelfde (ken)getallen per eenheid opgesteld vermogen/geproduceerde hoeveelheid elektriciteit als de overige alternatieven voor windenergie. Dit geldt voor de financiële kosten en opbrengsten (o.a. elektriciteitsprijs), de werkgelegenheidseffecten, de opbrengsten van het Energie-U-fonds, de vermeden kosten van klimaatmaatregelen, de reductie van overige emissies en voorzieningszekerheid. De effecten op woongenot zijn verondersteld gelijk te zijn aan Alternatief 4. Dit geldt ook voor de kwalitatief gewaardeerde effecten.
67
April 2013
7.930.1 – MKBA Windenergie Lage Weide
Windmolenparken en woningwaarde Raming effecten windmolenpark Lage Weide Utrecht
Opdrachtgever: Gemeente Utrecht Rotterdam, 25 april 2013
Windmolenparken en woningwaarde
Raming effecten windmolenpark Lage Weide Utrecht
Opdrachtgever: Gemeente Utrecht Michel Briene Joachim Schellekens
25 april 2013
Over Ecorys
Met ons werk willen we een zinvolle bijdrage leveren aan maatschappelijke thema’s. Wij bieden wereldwijd onderzoek, advies en projectmanagement en zijn gespecialiseerd in economische, maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkeling. We richten ons met name op complexe markt-, beleids- en managementvraagstukken en bieden opdrachtgevers in de publieke, private en not-forprofit sectoren een uniek perspectief en hoogwaardige oplossingen. We zijn trots op onze 80-jarige bedrijfsgeschiedenis. Onze belangrijkste werkgebieden zijn: economie en concurrentiekracht; regio’s, steden en vastgoed; energie en water; transport en mobiliteit; sociaal beleid, bestuur, onderwijs, en gezondheidszorg. Wij hechten grote waarde aan onze onafhankelijkheid, integriteit en samenwerkingspartners. Ecorys-medewerkers zijn betrokken experts met ruime ervaring in de academische wereld en adviespraktijk, die hun kennis en best practices binnen het bedrijf en met internationale samenwerkingspartners delen. Ecorys Nederland voert een actief MVO-beleid en heeft een ISO14001-certificaat, de internationaal erkende kwaliteitsstandaard voor milieumanagementsystemen. Wij hebben onze doelen op het gebied van duurzame bedrijfsvoering vertaald in ons bedrijfsbeleid en in praktische maatregelen, zoals het printen van onze documenten op FSC-gecertificeerd papier en het compenseren van onze CO2-voetafdruk.
ECORYS Nederland BV Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Nederland T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E
[email protected] K.v.K. nr. 24316726 W www.ecorys.nl
Ecorys Regio, Strategie & Ondernemerschap T 010 453 87 99 F 010 453 86 50
2
Windmolenparken en woningwaarde
Inhoudsopgave
Voorwoord
5
Samenvatting
7
1
2
Inleiding Achtergrond en doel
11
1.2
Werkwijze en inkadering
11
1.3
Leeswijzer
12
Effecten bestaande windparken
13
2.1
Inleiding
13
2.2
Windenergie in Nederland
13
Effecten op de woningmarkt
15
2.3
3
4
5
11
1.1
2.3.1
Algemeen beeld
16
2.3.2
Globaal beeld per windmolenlocatie.
16
Effecten windmolenpark Lage Weide
19
3.1
Inleiding
19
3.2
Algemeen beeld
20
3.3
Beeld per wijk
20
Kwantificering effecten woongenot
25
4.1
Inleiding
25
4.2
Raming maximaal initieel effect
25
4.3
Verschillen per alternatief
26
Conclusies
29
Geraadpleegde bronnen
33
Bijlagen
35
Bijlage 1 Selectie windparken Nederland
36
Bijlage 2 Locaties windmolens per alternatief
43
Bijlage 3 Achtergrond tabellen raming effecten woongenot
45
Bijlage 4 Adressen per functie en afstandscategorie rondom windmolenpark (alternatief 1)
50
Bijlage 5 Woningwaarde onderzoeken uit het buitenland
51
Windmolenparken en woningwaarde
3
4
Windmolenparken en woningwaarde
Voorwoord
In deze rapportage worden de uitkomsten gepresenteerd van een studie naar de mogelijke effecten van de komst van een windmolenpark op Lage Weide op het woongenot van bewoners in omliggende wijken en buurten. Voor het meten van deze effecten is gekeken naar de ervaringen met al gerealiseerde windmolenparken elders in Nederland en naar de verwachtingen van makelaars die actief zijn op de woningmarkt in en rondom Utrecht. De resultaten laten zien dat de verwachte effecten relatief beperkt zijn, zeker als deze worden afgezet tegen de totale woningwaarde in de omliggende wijken. Het effect is uiteraard het grootste bij het alternatief waarbij de meeste windmolens worden geplaatst. Het effect wordt snel minder bij een afname van het aantal molens en een sterkere ruimtelijke clustering. Om rekening te houden met onzekerheden is bij de raming van de te verwachten effecten uitgegaan van een bandbreedte. Bij het bepalen van de ondergrens is ervan uitgegaan dat het effect van de komst van de windmolens na 3 jaar is uitgewerkt en de prijzen weer terugkeren naar het oude prijsniveau. Er is in dat geval sprake van een tijdelijke aantasting van het woongenot. Voor het bepalen van de bovengrens is aangenomen dat het effect op het woongenot structureel is en gedurende de veronderstelde levensduur van het park in stand blijft. Of dit in de praktijk ook daadwerkelijk in die mate gebeurt lijkt niet waarschijnlijk. Ervaringen elders in Nederland, maar ook in het buitenland laten zien dat in de praktijk na een gewenningsfase meestal sprake is van prijsherstel. Omdat de termijn van herstel echter met onzekerheid is omgeven en ook de duur van de planfase leidt tot onzekerheid, hebben we hier voorzichtigheidshalve gekozen voor een uiterste (boven)grens. Het gaat derhalve om een conservatieve schatting. Bij de ramingen moet worden benadrukt dat het gaat om een verwachting op basis van de thans beschikbare informatie. Het daadwerkelijke effect kan uiteraard pas worden vastgesteld nadat de windmolens zijn gerealiseerd. In die zin zijn de gepresenteerde effecten in deze studie niet meer dan een benadering.
Windmolenparken en woningwaarde
5
6
Windmolenparken en woningwaarde
Samenvatting
1) Aanleiding en doel Initiatief voor windmolenpark op Lage Weide De Utrechtse bewonersorganisatie Energie-U heeft plannen ontwikkeld om op het bedrijventerrein Lage Weide in Utrecht een windmolenpark te realiseren. Het college van B en W van de gemeente Utrecht heeft in oktober 2012 besloten de mogelijkheden voor de bouw van windmolens op Lage Weide verder te onderzoeken en hiervoor een planproces te starten. Tijdens het planproces moet de haalbaarheid van windenergie op Lage Weide verder in beeld worden gebracht en worden de randvoorwaarden geformuleerd waaronder de plaatsing van windturbines mogelijk is. Planproces windmolenpark lage Weide Onderdeel van het formele planproces is het opstellen van een Structuurvisie. Hiervoor worden verschillende varianten tegen elkaar afgezet met behulp van een milieueffectrapportage (MER) en een MKBA. Als onderdeel van de MKBA wil de gemeente aanvullende onderbouwing van de mogelijk effecten op de woningwaarde. De gemeente heeft Ecorys gevraagd om hiervoor een studie te verrichten. In deze rapportage worden de resultaten van de studie gepresenteerd.
2) Werkwijze en inkadering Voor het in beeld brengen van de effecten van een windmolenpark op de woningwaarde is in deze studie ervoor gekozen om de verwachte effecten zoveel als mogelijk te onderbouwen met feitelijke marktgegevens. Daarbij is gekeken naar ervaringen met al gerealiseerde windmolenparken elders in Nederland en naar de mening van makelaars die actief zijn op en rondom Lage Weide. a) Ervaringen met al gerealiseerde windmolenparken elders in Nederland Voor het beschrijven van de effecten van bestaande windmolenparken op de woningwaarde, is allereerst een groslijst opgesteld van parken die qua omvang en opgesteld vermogen (zoveel als mogelijk) vergelijkbaar zijn met het beoogde park op Lage Weide. Voor de geselecteerde locaties is vervolgens, via gesprekken met makelaars in de omgeving van de betreffende locaties, een beeld gevormd van het effect van de windmolens op de woningprijzen. b) Toetsing bevindingen bij makelaars in de regio De resultaten uit de eerste stap zijn voorgelegd aan makelaars die actief zijn op en rondom Lage Weide en omgeving. Aan deze marktpartijen is gevraagd of de gevonden resultaten ook van toepassing zijn op het plangebied en wat mogelijke verschillen zijn. Deze input is vervolgens gebruikt om een raming op te stellen van het te verwachten effect van de komst van het windmolenpark op Lage Weide op het woongenot in de omliggende wijken.
3) Ervaringen met bestaande windmolenparken Effect beperkt tot markt voor koopwoningen Een belangrijke constatering op basis van de gesprekken met de makelaars elders in het land is dat bij het analyseren van de effecten van de realisatie van de windmolenparken een onderscheid
Windmolenparken en woningwaarde
7
moet worden gemaakt in het huur- en het koopsegment. Voor het huursegment geldt in algemene zin dat omgevingskenmerken eigenlijk geen of nauwelijks invloed hebben op de verhuurbaarheid en op het prijsniveau. De huurmarkt is in vergelijking met de markt voor koopwoningen veel sterker gereguleerd en huurders hebben vaak veel minder keuzevrijheid. Daarbij komt dat de woonduur van huurders gemiddeld genomen (veel) korter is en eerder doorstroming plaats vindt. Ook hierdoor wordt het effect van omgevingskenmerken (sterk) verminderd. Omvang prijseffect van bestaande windparken op koopprijzen (zeer) beperkt. Vrijwel alle makelaars die actief zijn in de omgeving van de geselecteerde parken elders in Nederland geven aan dat de realisatie van de betreffende windmolenparken niet of een te verwaarlozen effect hebben gehad op de prijzen van omliggende koopwoningen. Dit effect is doorgaans minder dan 1%. Sommige makelaars zijn zelfs heel stellig en zeggen dat "het prijseffect gelijk is aan nul". In een enkel geval is het prijseffect groter geweest, maar meestal gaat het dan om een hele specifieke situatie en een beperkt aantal woningen. Als voorbeeld worden onder andere een landelijk en vrij gelegen woonboerderij genoemd waarbij het windmolenpark uiteindelijk vol in het zicht is gerealiseerd. Prijseffect mede beïnvloedt door andere verstorende omgevingseffecten Het relatief beperkte prijseffect wordt mede beïnvloed door het feit dat in de nabijheid van de windmolenparken vaak ook sprake is van andere storende omgevingsinvloeden. Zo staat een van de parken vlakbij een kassengebied en wordt het licht uit die kassen als veel storender ervaren dan de aanwezigheid van het windmolenpark aldus een van de betreffende makelaars. Andere voorbeelden hebben betrekking op het effect van de nabijheid van een bedrijventerrein, de ligging nabij een snelweg of de nabijgelegen zendmast waarvan “wij veel meer last hebben”. Samenstelling van het prijseffect In de gesprekken met de makelaars is ook gevraagd naar de samenstelling van het prijseffect. Hieruit blijkt dat het beeld sterk afhankelijk is van de specifieke lokale omstandigheden. Soms is geluid een bepalende factor, maar in andere gevallen ook weer niet omdat er andere verstorende bronnen in de nabijheid zijn. Dat geldt ook voor mogelijke visuele hinder. Na komst windmolenpark is sprake van snelle gewenning Een laatste relevante aspect betreft de duur (in de tijd gezien) van een effect vanwege de realisatie van een windmolenpark. Op basis van de gevoerde gesprekken met makelaars elders in Nederland kan weliswaar worden geconcludeerd dat de komst van het windmolenpark aanvankelijk in enkele gevallen tot lokale protesten heeft geleid, maar dat na de bouw vrijwel altijd sprake is van een snelle gewenning.
4) Kwalitatieve verwachtingen voor windmolenpark Lage Weide Effecten in Utrecht eveneens beperkt tot koopsector De makelaars die actief zijn in de woonwijken rondom Lage Weide zijn, net als de makelaars elders in Nederland van mening dat de mogelijke effecten vanwege de realisatie van het windmolenpark beperkt blijven tot het koopsegment. (Potentiele) huurders laten zich bij de keuze van een woning veel meer leiden door de kenmerken (en de prijs) van de woning zelf en veel minder door externe (omgevings)factoren) die worden bepaald door de externe omgeving. De ongevoeligheid voor omgevingsfactoren heeft onder andere te maken met het feit dat men vaak minder lang in de betreffende woningen woont, maar ook omdat een huurder veel minder keuze mogelijkheden heeft in vergelijking met een potentiele koper.
8
Windmolenparken en woningwaarde
Onzekerheid in planvorming Lage Weide heeft effect op lokale woningmarkt Wat betreft omvang en samenstelling van het (prijs)effect voor Lage Weide zijn de makelaars in Utrecht voorzichtig. Tot nu toe zijn er nog weinig signalen vanuit de markt die erop wijzen dat het gedrag van potentiele kopers wordt beïnvloed door de voorgenomen plannen, maar dat hoeft volgens de makelaars niet zo te blijven. Daarbij speelt met name de onzekerheid omtrent de uiteindelijke invulling van de plannen. Zolang de plannen zich in de voorbereidingsfase bevinden is er sprake van onzekerheid hetgeen een (tijdelijk) negatief effect heeft op de markt. Als de plannen eenmaal zijn gerealiseerd zal sprake zijn van een snelle gewenning hetgeen ook overeenkomt met de ervaringen met windmolenparken elders in het land. Te verwachten prijseffect sterk afhankelijk van wijk en buurt in Utrecht Of er sprake is van een prijseffect en in welke mate, is sterk afhankelijk van de specifieke omstandigheden ter plaatse. In omliggende wijken of buurten waarin het uitzicht nu al in sterke mate wordt beïnvloed door de aanwezigheid van Lage Weide, maakt de plaatsing van windmolens niet echt het verschil. Ook binnen een buurt of wijk kan sprake zijn van grote verschillen. Denk in dit geval bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van een bomenrij die Lage Weide, maar ook de windmolens aan het zicht onttrekken.
5) Kwantificering effecten woongenot Verwachte verandering toekomstig woongenot € 0,9 tot 4,0 miljoen (NCW) voor alternatief 1 De uitkomsten van de gesprekken met makelaars elders in Nederland en in Utrecht zijn gebruikt als basis voor de kwantificering van de te verwachten effecten van de realisatie van het windmolenpark op Lage Weide. Om rekening te houden met onzekerheid over de uiteindelijke duur van de aantasting van het woongenot, is in de ramingen uitgegaan van een onder- en bovengrens. Voor de bovengrens is aangenomen dat de aantasting van het woongenot vanwege de komst van het windmolenpark een structureel karakter heeft en in de tijd gezien gedurende de gehele looptijd/ levensduur van het windmolenpark (20 jaar) niet verandert. Voor het bepalen van de ondergrens is uitgegaan van een gewenningsfase van 3 jaar en is vervolgens aangenomen dat het initiële effect op het woongenot daarna zal zijn verdwenen. Uitgaande van deze onder- en bovengrens is de netto contante waarde van de verwachte verandering in het woongenot voor het meest uitgebreide alternatief 1) geraamd op respectievelijk € 0,9 miljoen en € 4,0 miljoen. Effect neemt sterk af bij daling aantal molens Dit effect wordt snel minder bij een afname van het aantal molens en een sterkere ruimtelijke clustering (tabel 1). Alternatief 5b scoort het beste. In dit alternatief wordt uitgegaan van 3 molens van 4 mW en bedraagt de onder- en bovengrens voor de netto contante waarde van de aantasting van het woongenot respectievelijk € 0,2 en € 0,7 miljoen.
Windmolenparken en woningwaarde
9
Tabel 1 Netto contante waarde (NCW) b) verwachte toekomstige verandering in woongenot per alternatief uitgaande van een structureel effect gedurende de gehele looptijd (20 jaar) en uitgaande van een temporeel effect gedurende gewenningsfase van 3 jaar (x miljoen euro) a)
(1) Bovengrens
(2)
Alternatieven (3) (4)
(5a)
(5b)
Uitgaande van een € 4,0 € 2,4 € 1,2 € 1,8 € 1,7 € 0,7 structureel effect gedurende de gehele looptijd (20 jaar) Ondergrens Uitgaande van temporeel € 0,9 € 0,5 € 0,3 € 0,4 € 0,4 € 0,2 effect gedurende gewenningsfase van 3 jaar a) Toedeling naar rato van aantal woningen binnen een straal van 1000 meter rondom windmolenpark per alternatief b) Uitgaande van discontovoet van 5,5%
10
Windmolenparken en woningwaarde
1 Inleiding
1.1
Achtergrond en doel Initiatief voor windmolenpark op Lage Weide De Utrechtse bewonersorganisatie Energie-U heeft plannen ontwikkeld om op het bedrijventerrein Lage Weide in Utrecht een windmolenpark te realiseren. Het college van B en W van de gemeente Utrecht heeft in oktober 2012 besloten de mogelijkheden voor de bouw van windmolens op bedrijventerrein Lage Weide verder te onderzoeken en hiervoor een planproces te starten. Tijdens het planproces moet de haalbaarheid van windenergie op Lage Weide verder in beeld worden gebracht en worden de randvoorwaarden geformuleerd waaronder de plaatsing van windturbines mogelijk is. Planproces windmolenpark lage Weide Onderdeel van het formele planproces is het opstellen van een Structuurvisie. Hiervoor worden verschillende varianten tegen elkaar afgezet met behulp van een milieueffectrapportage (MER) en een MKBA. De beide studies dienen inzicht te geven in welke effecten een windmolenpark op de omgeving heeft en welke maatregelen genomen kunnen worden om deze effecten te verminderen. Het uiteindelijke doel is te komen tot een zo optimaal mogelijke variant, waarin tegemoet gekomen wordt aan de belangen van de initiatiefnemer van het windmolenpark en van de omwonenden. De MKBA loopt parallel aan het opstellen van het MER die voor de Structuurvisie uitgevoerd moet worden. Voor zowel MER als MKBA is een startdocument opgesteld en wordt de eigenlijke MER en MKBA momenteel opgesteld. Uitvoering MKBA parallel aan MER Als onderdeel van de MKBA wil de gemeente aanvullende onderbouwing van de mogelijk effecten op de woningwaarde op basis van de uitvoering van enkele casestudies en aanvullende gesprekken met makelaars die actief zijn in het gebied. De gemeente heeft Ecorys gevraagd om hiervoor een studie te verrichten. In deze rapportage worden de resultaten gepresenteerd.
1.2
Werkwijze en inkadering Voor het in beeld brengen van de effecten van een windmolenpark op de woningwaarde zijn verschillende methoden denkbaar. In deze studie is ervoor gekozen om de effecten van de realisatie van een windmolenpark op Lage Weide zoveel als mogelijk te onderbouwen met feitelijke marktgegevens op basis van ervaringen van makelaars met al gerealiseerde windmolenparken elders in Nederland en een inschatting van de te verwachten effecten door makelaars in Utrecht die actief zijn in het marktgebied rondom Lage Weide. Effecten bestaande windparken op woningmarkt Voor het beschrijven van de effecten van de windmolens op de woningwaarde, is in deze studie gestart met een onderzoek naar effecten als gevolg van de realisatie van andere windparken in Nederland. Op basis van een lijst met bestaande windmolenparken is een groslijst opgesteld van parken die qua omvang en opgesteld vermogen vergelijkbaar met het beoogde park op Lage Weide. Door vervolgens te kijken naar aanvullende kenmerken zoals de nabijheid van verstedelijkt gebied en de afstand tot de woonbebouwing is op basis van de groslijst een nadere selectie
Windmolenparken en woningwaarde
11
gemaakt van windmolenparken die vervolgens nader zijn onderzocht. Voor de geselecteerde locaties is, via een aantal (deels telefonische ) gesprekken met makelaars in de omgeving van de betreffende locaties, een eerste beeld gevormd van het effect van de windmolens op de woningprijzen Toetsing bevindingen bij makelaars in de regio De hoogte van de woningwaarde wordt in de praktijk bepaald door een complex aan factoren. Daarbij spelen niet alleen de kenmerken van de woning zelf een rol, maar ook allerlei externe factoren waaronder de ligging, nabijheid van scholen en andere voorzieningen en minder tastbare factoren zoals het imago van een bepaalde buurt of wijk. De aanwezigheid van windmolens is in dit complex van factoren, maar een van de factoren die invloed zullen hebben op de woningprijs. Hierdoor is het lastig om de gevonden resultaten bij andere al gerealiseerde windmolenparken één op één n door te vertalen naar een nieuwe locatie. Om die reden zijn de resultaten uit de eerste stap voorgelegd aan marktpartijen met gebiedskennis in (de omgeving van) Lage Weide. Aan deze marktpartijen is gevraagd in hoeverre en waarom de gevonden resultaten ook of juist niet van toepassing zijn op het plangebied, in hoeverre sprake zal zijn van afwijkingen. Deze input is vervolgens gebruikt om ook daadwerkelijk een berekening te kunnen maken van de komst van het windmolenpark op Lage Weide voor de woningwaarde.
1.3
Leeswijzer •
In hoofdstuk 2 gaan wij nader in op de effecten van bestaande windmolenparken op de omgevingskwaliteit en mogelijke prijseffecten op de woningmarkt.
•
Hoofdstuk 3 staan de te verwachten effecten van de komst van het windmolenpark op Lage Weide centraal. Om deze effecten in beeld te brengen zijn de ervaringen met windmolenparken elders getoetst en aangescherpt op basis van gesprekken met makelaars in Utrecht die actief zijn op de woningmarkt in de omliggende wijken.
•
De uitkomsten van de gesprekken met makelaars elders in Nederland en in Utrecht zijn vervolgens gebruikt als basis voor de kwantificering van de te verwachten effecten van de realisatie van het windmolenpark op Lage Weide. In hoofdstuk 4 worden de uitkomsten gepresenteerd.
•
De belangrijkste conclusies van de uitgevoerde analyse worden in hoofdstuk 5 op een rij gezet.
In de bijlagen zijn nadere detailleringen en achtergrondinformatie opgenomen. Het rapport wordt voorafgegaan door een samenvatting.
12
Windmolenparken en woningwaarde
2 Effecten bestaande windparken
2.1
Inleiding In dit hoofdstuk gaan wij nader in op de effecten van bestaande windmolenparken op de omgevingskwaliteit en mogelijke prijseffecten op de woningmarkt. Om hierop zicht te krijgen is op basis van een aantal criteria een selectie gemaakt van bestaande windmolenparken die qua omvang en ligging (zo veel als mogelijk) gelijkenis vertonen met de voorgenomen plannen voor het windmolenpark op Lage Weide. Uitgaande van de geselecteerde windmolenparken zijn vervolgens makelaars die actief zijn in het betreffende gebied bevraagd over effecten voor de lokale woningmarkt vanwege de komst van het windmolenpark.
2.2
Windenergie in Nederland Huidig beeld Energie is een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van de economie. De productie van goederen en diensten vraagt om energie, hetgeen ook geldt voor het transport van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten van de productielocaties naar de eindgebruiker. Om ervoor te zorgen dat Nederland ook in de verdere toekomst over voldoende energie kan beschikken, wordt vanuit het beleid actief ingezet op maatregelen om de energiehuishouding duurzamer en minder afhankelijk te maken van schaarser wordende fossiele brandstoffen. Voor Nederland is de (Europees) wettelijk verplichte beleidsdoelstelling maatgevend om in 2020 een aandeel van 14% duurzame energie te behalen. Dat aandeel is gedefinieerd als de hoeveelheid in Nederland opgewekte duurzame energie afgezet tegen de ‘finale’ Nederlandse energievraag (ook wel ‘eindverbruik’ genoemd). Het kabinet Rutte-II heeft deze doelstelling aangescherpt naar 16% duurzame energie in 2020. Die 16% is fors meer in vergelijking met de huidige situatie en de autonome ontwikkeling. Op dit moment is vrijwel alle energie die in Nederland wordt gebruikt afkomstig van de energiebronnen gas, kolen, olie en uranium. Vanwege het aanwezige aardgas kan Nederland voor een aanzienlijk deel in de eigen energiebehoefte voldoen. Het aandeel van hernieuwbare energie bedroeg in 2010 circa 3,7%. De bijdrage die windenergie (zowel op land als op zee) levert aan het aandeel hernieuwbare energie is op dit moment nog relatief bescheiden. Onderstaande tabel geeft de verdeling weer van de hernieuwbare energie uitgesplitst naar technologie.
Windmolenparken en woningwaarde
13
Tabel 2.1
Energetisch eindverbruik hernieuwbare energie (2010) uitgesplitst naar technologie (Pj) Energetisch eindverbruik (Pj)
Wind op land
13,0
Wind op zee
2,8
Zon PV
0,2
Meestook kolencentrales
13,0
Zonnewarmte
1,0
Geothermie
0,3
Bodemwarmte
2,1
Buitenluchtwarmte
1,9
AVI
11,0
Vergisting
8,6
Overige biomassa verbranding
6,4
Houtkachels- en ketels en ketels op biogas
15,3
Biobrandstoffen transport
9,6
Totaal hernieuwbaar
86,0
Overig
2218,0
Totaal energetisch eindverbruik
2304,0
Aandeel hernieuwbaar
3,7%
Bron: Planbureau voor de Leefomgeving & ECN (2012)
Selectie bestaande windparken Voor de opwekking van windenergie beschikt Nederland momenteel over 306 windmolenparken inclusies de off-shore parken en de parken in overzees gemeenten uitgaande van het bestand gebaseerd op het bestand van www.windenergie-nieuws.nl. Als de offshore parken en de parken in overzeese gemeenten buiten beschouwing worden gelaten gaat het in totaal om 296 gerealiseerde windmolenparken op het vaste land. Op basis van alle op het land gevestigde windmolenparken is een groslijst opgesteld van parken die qua omvang en opgesteld vermogen vergelijkbaar zijn met het beoogde park op Lage Weide. Daarbij zijn de kleine windmolenparken met minder dan 3 windmolens buiten beschouwing gelaten, is een verdere selectie aangebracht door alleen te kijken naar windmolenparken die op relatief korte afstand staan van de woonbebouwing (als criterium is een maximale afstand aangehouden van 2.500 meter) en zijn windmolenparken met een relatief beperkt vermogen (minder dan 1 MW) niet verder in beschouwing genomen. Voor de resterende parken is op basis van Google Earth gekeken naar de specifieke locatie. Omwille van de vergelijkbaarheid met Lage Weide zijn daarbij alleen die windparken meegenomen die liggen nabij verstedelijkt gebied. Per locatie is bovendien gekeken naar de nabijheid van een bedrijven terrein. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een lijst met 11 windmolenparken die vervolgens nader zijn onderzocht.
14
Windmolenparken en woningwaarde
Figuur 2.1 Selectie relevante windmolenparken in Nederland
Kenmerken geselecteerde parken 3 Onderstaande tabel geeft voor de geselecteerde windmolenparken een overzicht van de belangrijkste kenmerken waaronder de gemeente, omvang, opgesteld vermogen nabijheid van verstedelijkt gebied. Tabel 2.2 Nr
2.3
Kenmerken geselecteerde windparken
Windpark
Gemeente
kW
Aantal
Afstand tot
Verstede-
Op/bij
turbi-
woon-
lijkt
bedrijven-
nes
bebouwing
gebied
terrein
(m)
(ja/nee/
(ja/nee/
half)
dichtbij)
2
Afrikahaven
Amsterdam
27.000
9
2.500
nee
ja
40
Culemborg
Culemborg
6.000
3
1.000
nee
dichtbij
67
Rachel Carson
Zeewolde
18.000
18
1.000
ja
nee
94
Hagenwind
Aalten
16.000
8
500
nee
nee
100
Harlingen
Harlingen
5.300
3
500
half
ja
103
Hartelbrug
Rotterdam
12.000
6
1.000
ja
ja
105
Hazerswoude-
Hazerswoude-
12.000
4
500
ja
nee
Rijndijk
Rijndijk
154
Lopik
Lopik
12.000
6
500
half
bij
199
Pallandtpolder
Middelharnis
14.000
7
1.000
nee
bij
232
Spookverlaat
Rijnwoude
12.000
4
500
half
nee
262
Waddinxveen
Waddinxveen
12.000
4
2.000
ja
ja
Effecten op de woningmarkt Voor de geselecteerde locaties is, via een aantal gesprekken met makelaars in de omgeving van de betreffende locaties, een eerste beeld gevormd van het effect van de windmolens op de woningprijzen. In totaal is (verspreid over het land) met 18 makelaars gesproken die actief zijn in het betreffende woninggebied. Tijdens deze gesprekken is aan de hand van een checklist nader ingegaan op onder andere het geconstateerde prijseffect, de componenten waaruit dit prijseffect is opgebouwd alsmede de duur van het effect in de tijd. Het algemene beeld dat uit de gesprekken met de makelaars naar voren komt is redelijk eenduidig. Hierna zetten we de belangrijkste
Windmolenparken en woningwaarde
15
algemene constateringen op een rij. Vervolgens wordt gekeken naar het beeld per afzonderlijke windmolenlocatie. 2.3.1 Algemeen beeld Effect beperkt tot markt voor koopwoningen Een belangrijke constatering op basis van de gesprekken met de makelaars is dat bij het analyseren van de effecten van de realisatie van de windmolenparken een onderscheid moet worden gemaakt in het huursegment en het koopsegment. Voor het huursegment geldt daarbij in algemene zin dat omgevingskenmerken eigenlijk geen of nauwelijks invloed hebben op de verhuurbaarheid en op het prijsniveau. De huurmarkt is in vergelijking met de markt voor koopwoningen veel sterker gereguleerd en huurders hebben vaak veel minder keuzevrijheid. Daarbij komt dat de woonduur van huurders gemiddeld genomen veel korter is en eerder doorstroming plaats vindt. Ook hierdoor wordt het effect van omgevingskenmerken (sterk) verminderd. Omvang prijseffect van windpark op koopprijzen (zeer) beperkt. Vrijwel alle makelaars geven aan dat de realisatie van de betreffende windmolenparken niet of een te verwaarlozen effect heeft gehad op de prijzen van omliggende koopwoningen. Dit effect is doorgaans minder dan 1%. Sommige makelaars zijn zelfs heel stellig en zeggen dat "het prijseffect gelijk is aan nul". In een enkel geval is het prijseffect groter geweest, maar meestal gaat het dan om een hele specifieke situatie en een beperkt aantal woningen. Als voorbeeld worden onder andere een landelijk en vrij gelegen woonboerderij genoemd waarbij het windmolenpark uiteindelijk vol in het zicht is gerealiseerd. Het beperkte prijseffect blijkt overigens ook uit buitenlandse ervaringen. Bijlage 5 bevat een overzicht van een aantal relevante studies. Prijseffect mede beïnvloedt door andere verstorende omgevingseffecten Het relatief beperkte prijseffect wordt mede beïnvloed door het feit dat in de nabijheid van de windmolenparken vaak ook sprake is van andere storende omgevingsinvloeden. Zo staat een van de parken vlakbij een kassengebied. Het licht uit die kassen wordt als veel storender ervaren dan de aanwezigheid van het windmolenpark aldus een van de betreffende makelaars. Andere voorbeelden hebben betrekking op het effect van de nabijheid van een bedrijventerrein, de ligging nabij een snelweg of de nabijgelegen zendmast waarvan “"wij veel meer last hebben”. Samenstelling van het prijseffect In de gesprekken met de makelaars is ook gevraagd naar de samenstelling van het prijseffect. Uit de gesprekken blijkt dat het beeld sterk afhankelijk is van de specifieke lokale omstandigheden. Soms is geluid een bepalende factor, maar in andere gevallen ook weer niet omdat er andere verstorende bronnen in de nabijheid zijn. Dat geldt ook voor mogelijke visuele hinder. Na komst windmolenpark is sprake van snelle gewenning Een laatste relevante aspect betreft de duur (in de tijd gezien) van een effect vanwege de realisatie van een windmolenpark. Op basis van de gevoerde gesprekken kan weliswaar worden geconcludeerd dat de komst van het windmolenpark aanvankelijk in enkele gevallen tot lokale protesten heeft geleid, maar dat na de bouw vrijwel altijd sprake is van een snelle gewenning. 2.3.2 Globaal beeld per windmolenlocatie. Het geschetst algemene beeld geldt in meer of minder mate ook voor de afzonderlijke windmolenparken. Afhankelijk van de specifieke lokale omstandigheden waaronder de ligging en
16
Windmolenparken en woningwaarde
ruimtelijke inpassing is er wel sprake van nuanceverschillen. Onderstaande tabel geeft een toelichting per windmolenpark. Tabel 2.3
Nadere uitwerking per windmolenparken
Nr.
Windmolenpark
2
Afrikahaven
Effecten Windmolenpark “Afrikahaven” telt in totaal 9 turbines met een opgesteld vermogen van in totaal 27 MW. Het park ligt in de gemeente Amsterdam in het westelijk havengebied. De afstand tot de dichtstbijzijnde woonbebouwing (Spaarndam) is circa 2500 meter. Vanwege de afstand tot de bestaande bebouwing is geen sprake van visuele hinder. Het park ligt op een bedrijventerrein terwijl tussen het windmolenpark en het bedrijventerrein en de woonbebouwing nog een natuurpark ligt. Wat betreft geluidsoverlast is het effect van vliegtuigen (veel) groter in vergelijking met het windmolenpark. Het uiteindelijke effect van het windmolenpark is voor het nabijgelegen Spaarndam niet aanwezig, met een mogelijk uitzondering voor een aantal woningen in het buitengebied. Na de komst van het windmolenpark is sprake geweest van een snelle gewenning.
40
Culemborg
Het windmolenpark in Culemborg telt 3 turbines met een totaal vermogen van 6 MW. Het park is in 2005 gerealiseerd en ligt bij een bedrijventerrein op circa 1.000 meter van de dichtstbijzijnde woonbebouwing. Volgens een inschatting van de lokale makelaar is het effect van het windmolenpark op de lokale woningprijzen te verwaarlozen geweest (“0effect”). Deze conclusie wordt versterkt door het feit dat sprake is geweest van een snelle gewenning, waardoor een eventueel effect snel is weggeëbd.
67
Rachel Carson
Dit park ligt aan de Eemmeerdijk in Lelystad. Met een totaal aantal turbines van 18 en een opgesteld vermogen van 18 MW behoort dit park tot de grotere in ons land. Het park ligt op circa 1000 meter van de dichtstbijzijnd woonbebouwing en is zichtbaar vanuit Spakenburg dat aan de andere kant van het Emmer lig. Aanvankelijk was er een kleine actiegroep die ageerde tegen de plannen, maar na de realisatie (2002) is sprake geweest van een snelle gewenning. Het uiteindelijk effect op de woningprijzen is nihil geweest.
94
Hagenwind
Windmolenpark “Hagenwind” ligt in het Gelderse Aalten en telt 8 turbines met in totaal 16 MW. Het park ligt op circa 500 meter afstand van de dichtstbijzijnde woonbebouwing ten midden van landelijk gebied met enige bebossing. Makelaars die actief zijn in het gebied en waarmee gesproken is geven aan dat het (prijs) effect op de bebouwde kom eigenlijk nihil is geweest. Het aanpalende Lichtenvoorde bouwt zelfs nieuwbouw richting het windmolenpark. Alleen voor specifieke woningen in het buitengebied kan het effect groter zijn (tot 10% op een afstand van 2 kilometer).
100
Harlingen
Het windmolenpark “Harlingen” ( 3 turbines, 5,3 MW) ligt op circa 500 meter afstand van de dichtstbijzijnde woonbebouwing op een bedrijventerrein naast stedelijk gebied. Het park is in 2004 gerealiseerd 9eerst 3 molens en later nog een vierde). Naar verwachting is wel sprake geweest van “enige prijsdaling, maar is het effect lastig vast te stellen vanwege het beperkte aantal woningen dat in dit gebied wordt verkocht. Ook hier was in het begin oppositie maar is het gewenningsproces snel verlopen.
Windmolenparken en woningwaarde
17
Nr.
Windmolenpark
Effecten
103
Hartelbrug
De “Hartelbrug” ligt in Rotterdam op circa 1.000 meter afstand van de woonbebouwing en staat op een bedrijventerrein. Vanwege de nabijheid van de Botlek, havengebied en snelweg A15 is de relatieve verstoring (zowel qua geluid als visuele hinder) vanwege de komst van het windmolenpark marginaal geweest. Van enig effect op de woningprijzen is hierdoor geen sprake geweest.
105
Hazerswoude-
Het park in Hazerswoude-Rijndijk telt 4 turbines met een totaal vermogen
Rijndijk
van 12 MW en ligt op circa 500 meter van de dichtstbijzijnde bebouwing. Het park (gebouwd in 2005-2008) ligt naast de N11 op circa 2.000 meter van het centrum van Alphen a/d Rijn. In dit gebied is geen sprake geweest van een prijseffect van woningen in het aangrenzende verstedelijkt gebied. De nabijgelegen woningen in het landelijke gebied hebben wel hinder ondervonden met een (mogelijk) prijseffect tot gevolg. Ook in relatie tot dit park wordt opgemerkt dat de sprake is van een snel gewenningsproces.
154
Lopik
De windmolens in Lopik (3 turbines, 6 MW) liggen op circa 1.000 meter afstand tot de woonbebouwing. Het gebied is licht verstedelijkt en het park staat op een bedrijventerrein. De realisatie van het park (bouwjaar 2007) heeft volgens de betreffende marktpartij geen effect gehad op de prijs.
199
Pallandtpolder
Tussen windmolenpark “Pallandtpolder” (7 turbines, 14 MW) in Middelharnis (Zuid-Holland) en de dichtstbijzijnde woonbebouwing (circa 1.000 meter) ligt een bedrijventerrein. Omdat hierdoor weinig woningen uitkijken op het park is, is geen sprake van visuele hinder en is het effect op de woningmarkt nihil (“geen effect, nog nooit een klacht of opmerking gehoord”).
232
Spookverlaat
Dit park “Spookverlaat” ( 4 turbines, 12 MW) ligt vlakbij het eerder genoemde park in Hazerswoude- Rijndijk. Het park is weliswaar vanuit alle locaties in Alphen zichtbaar, maar omdat het park achter een bedrijventerrein ligt en bij Hazerswoude-Rijndijk een spoorlijn loopt die overlast geeft, is geen sprake geweest van een additioneel effect op de woningmarkt vanwege de realisatie van de windmolens.
262
Waddinxveen
De windmolens in Waddinxveen (4 turbines, 13 MW) staan op het distripark dat gelegen is aan de A12. De afstand tot de dichtstbijzijnde bebouwing van Waddinxveen is circa 2500 meter. Omdat in een straal van 500 meter slechts 25 woningen zijn gelegen en de afstand tot de bebouwde kom groot is geen sprake van visuele hinder. Het effect van geluidshinder van de molens valt weg vanwege de geluidhinder die door de snelweg wordt veroorzaakt. Ook voor dit park is sprake van een snelle gewenning, zeker wat betreft geluid.
18
Windmolenparken en woningwaarde
3 Effecten windmolenpark Lage Weide
3.1
Inleiding Alternatieven De uitkomsten van de gesprekken met makelaars elders in Nederland en in Utrecht zijn gebruikt als basis voor de kwantificering van de te verwachten effecten van de realisatie van het windmolenpark op Lage Weide. Uitgangspunt hierbij zijn de verschillende alternatieven die daarbij zijn onderscheiden. In onderstaand kader zijn de verschillende alternatieven en varianten beknopt toegelicht. In bijlage 2 zijn kaarten opgenomen waarbij de locaties van de windmolens per onderscheiden alternatief zijn weergegeven.
Alternatieven Voor de opstelling van windmolens in Lage Weide zijn door de initiatiefnemer de mogelijke posities binnen het bedrijventerrein geïnventariseerd. Hiervoor is gezocht naar onbebouwde plekken op het bedrijventerrein en is overleg gevoerd met bedrijven en grondeigenaren. In een proces met meerdere stappen is een zestal alternatieven gekozen die in het MER worden onderzocht op milieueffecten. Voor de plaatsing van de windmolens zijn op het bedrijventerrein Lage Weide uiteindelijk 11 mogelijke posities voor windmolens gevonden. De alternatieven verschillen van elkaar door variatie in: • aantal te plaatsen molens, • te gebruiken posities, • vermogen van de windmolens. In onderstaande tabel zijn de projectalternatieven weergegeven. Clusteropstelling
Aantal en vermogen windmolens
1
Groot cl us ter- ma xi ma l e opbrengs t
11 mol ens va n 3 MW
2
Ges prei d cl us ter
5 mol ens va n 4 MW
3
Noord-zui d cl us ter
6 mol ens va n 3 MW
Alternatief
4
Compa ct cl us ter
6 mol ens va n 3 MW
5a
Mi ni ma a l cl us ter - mi ni ma l e opbrengs t - dri ehoek
3 mol ens va n 4 MW
5b
Mi ni ma a l cl us ter - mi ni ma l e opbrengs t - l i jn
3 mol ens va n 4 MW
Selectie van de makelaars Een belangrijke randvoorwaarde voor de keuze van de makelaars is dat deze een goed beeld hebben van de lokale omstandigheden op de woningmarkt in de omgeving van Lage Weide en weten welke onderliggende mechanismen daarbij een rol spelen. Om hiermee rekening te houden is op basis van Funda gegevens een lijst op gesteld van het aantal te koopstaande woningen per makelaar in een straal van 2.000 meter vanaf het middelpunt van bedrijven terrein Lage Weide. Uit deze lijst zijn vervolgens de makelaars geselecteerd met het hoogste aanbod aan woningen die vervolgens zijn benaderd voor een interview. In totaal is met 6 makelaars gesproken (zie ook bijlage 1). Deze makelaars waren via de verschillende beschikbare media al goed op de hoogte
Windmolenparken en woningwaarde
19
van de voorgenomen invulling van de plannen. Dit beeld is bij aanvang van de gesprekken verder aangescherpt op basis van de gemaakte visualisaties voor de verschillende alternatieven (bron: Royal HaskoningDHV ) die laten zien hoe de windturbines zich verhouden tot Lage Weide, de omliggende buurten en wijken en de stedelijke skyline van Utrecht.
3.2
Algemeen beeld Effecten beperkt tot koopsector De makelaars die actief zijn in de woonwijken rondom Lage Weide zijn net als de makelaars elders in Nederland de mening toegedaan dat de mogelijke effecten vanwege de realisatie van het windmolenpark beperkt blijven tot het koopsegment. (Potentiele) huurders laten zich bij de keuze van een woning veel meer leiden door de kenmerken (en de prijs) van de woning zelf en veel minder door externe (omgevings)factoren) die worden bepaald door de externe omgeving. De ongevoeligheid voor omgevingsfactoren heeft onder andere te maken met het feit dat men vaak minder lang in de betreffende woningen woont, maar ook omdat een huurder veel minder keuze mogelijkheden heeft in vergelijking met een potentiele koper. Onzekerheid in planvorming heeft effect op lokale woningmarkt Wat betreft omvang en samenstelling van het (prijs)effect zijn de makelaars voorzichtig. Tot nu toe zijn er nog weinig signalen vanuit de markt die erop wijzen dat het gedrag van potentiele kopers wordt beïnvloed door de voorgenomen plannen, maar dat hoeft volgens de makelaars niet zo te blijven. Daarbij speelt met name de onzekerheid een rol omtrent de uiteindelijke invulling van de plannen. Zolang de plannen zich in de voorbereidingsfase bevinden is er sprake van onzekerheid hetgeen een (tijdelijk) negatief effect heeft op de markt. Als de plannen eenmaal zijn gerealiseerd verwacht men een snelle gewenning hetgeen ook overeenkomt met de ervaringen met winmolenparken elders in het land. Te verwachten prijseffect sterk afhankelijk van wijk en buurt Of er sprake is van een prijseffect en in welke mate is sterke afhankelijke van de specifieke omstandigheden ter plaatse. In omliggende wijken of buurten waarin het uitzicht nu al in sterke mate wordt beïnvloed door de aanwezigheid van Lage Weide maakt de plaatsing van windmolens niet echt het verschil. Ook binnen een buurt of wijk kan sprake zijn van grote verschillen. Denk in dit geval bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van bomenrijen die de aanwezigheid van Lage Weide, maar ook de windmolens ter plaatse aan het zicht onttrekken.
3.3
Beeld per wijk Aangrenzende wijken en buurten De beoogde locatie voor het windmolenpark op bedrijventerrein Lage Weide wordt aan de de noordoostkant begrensd door de spoorlijn tussen Amsterdam en Utrecht en het Amsterdam Rijnkanaal. Aan de zuidwestkant loopt de A2 langs het bedrijventerrein. Lage Weide ligt in de Utrechtse wijk West en wordt omringd door de Utrechtse buurten Schepenbuurt, Elinkwijk, Zuilen (Zuilen Noord en overige Zuilen en Leidsche Rijn (met het aangrenzende bedrijventerrein De Wetering en de woonwijken Terwijde- West en Terwijde Oost). Ten noorden ligt de nieuwe gemeente Stichtse Vecht die op 1 januari 2011 is ontstaan door samenvoeging van de gemeenten Breukelen, Loenen en Maarssen. In deze gemeenten grenzen de buurten Oud-Zuilen, Opbuuren, Boomstede en Bloemstede aan bedrijventerrein Lage Weide. Op basis van genoemde buurten is tijdens de gesprekken met de makelaars successievelijk ingegaan op de te verwachten effecten.
20
Windmolenparken en woningwaarde
Beeld per wijk Onderstaande tabel laat zien dat de, door de geinterviewde makelaars, verwachte effecten op de woningmarkt (voor zover ze zullen optreden) zijn geconcentreerd in een beperkt aantal buurten. Voor woningen die in deze wijken (visuele) hinder ondervinden van de komst van de windmolens is volgens de makelaars in uitzondingsgevallen en voor een zeer beperkt aantal woningen een prijseffect van maximaal 5 à 10% denkbaar voor zover dat in dit stadium al te beoordelen valt. In andere gevallen treedt geen of een (veel) geringer effect op al naar gelang de ligging en de uiteindelijke (visuele) hinder die wordt ondervonden. Als we inzoomen op de afzonderlijke wijken en buurten (tabel 3.1), is het te verwachten effecten vooral geconcentreerd in Elinkwijk en in mindere mate ook in de Schepenbuurt. Het effect in termen van hinder/ overlast en prijseffect is waarschijnlijk het grootste voor Oud-Zuilen. Omdat het aantal woningen met hinder in deze wijk echter relatief beperkt is, werkt dit niet sterk door in het totaaleffect. Aan de west- en zuidzijde van Lage Weide is het effect vanwege de afstand en afscherming hoogstwaarschijnlijk zeer gering en beperkt tot enkele straten/ woningen.
Windmolenparken en woningwaarde
21
Tabel 3.1
Lage Weide
Nadere uitwerking per (omliggende) wijk/ buurt Makelaar 1
Makelaar 2
Makelaar 3
Makelaar 4
Makelaar 5
Makelaar 6
Effect op (bedrijfs)woningen Lage
Geen effect
Geen effect
Geen effect
Weinig/ geen effect op
Minimaal effect vanwege bedrijfs-
huizenprijzen.
huisvestingen. Men gaat daar niet
Weide nihil. Men woont hier vanwege nabijheid (eigen) bedrijf. Schepenbuurt
Wijk ondervindt wellicht enige last.
wonen voor de rust/uitzicht. Uitzicht is nu ook al weinig
In huidige situatie zorgt nabijheid
Effect wel beperkt vanwege afstand.
aantrekkelijk. Met de komst van
Ook nu kijkt men al uit op (weinig
de windmolens blijft dat zo.
aantrekkelijk) bedrijventerrein.
Niet actief
Wijk heeft uitzicht op Lage
Effect minimaal. Slechts beperkt aantal
van DE vooral voor overlast.
Weide, maar beeld is niet
woningen met zicht op Lage Weide
Paar woningen met view die
aantrekkelijk. Met of zonder
straks last hebben van
molens maakt hier niet verschil.
windmolens. Elinkwijk
Vanwege veel kleinere woningen (<
?
In deze wijk speelt mogelijkerwijs
Niet actief
Niet actief
Groter effect dan bij Amsterdamse
100 m2 is wijk aantrekkelijk voor
alleen visuele hinder. Vraag is
starters. Doorstroming hierdoor
alleen of windmolens hier in het
dorpsachtig karakter en effect van
relatief hoog. Externe
zicht staan. Effect op
molens is nadelig voor dit dorpsgevoel.
omgevingsfactoren hebben daardoor
woningprijzen hierdoor per saldo
Veel starters in de wijk. Windmolens
minder effect. Spoorlijn is bovendien
gering.
geeft op aantal plekken vooral visuele
Straatweg. Wijk heeft kleinschalig
alom aanwezig waardoor mogelijke
hinder.
geluidhinder van windmolens minder
Bossemerlaan heeft zichtlocatie op
relevant is. Visuele hinder vanwege
Schepenbuurt en die straat zal dus
komst windmolens voor Elinkwijk veel
geen last hebben van de windmolens.
minder relevant. Richting Julianapark neemt effect snel af. Zuilen-
Hier speelt met name effect van
Effect zeer beperkt. Men kijkt nu
Vanuit Amsterdamse straatweg
Noord
mogelijke geluidhinder,
ook al uit op (weinig aantrekkelijk bedrijventerrein
Niet actief
Geen visueel effect. Bomen zijn
Het gebied is al verrommeld en bomen
kijkt men nu al naar drukke rivier
goede camouflage. Effect is
schermen zicht af. Geen effect
en bedrijventerrein. Windmolens
onzekerheid voor mogelijk
derhalve.
zorgen hier waarschijnlijk voor
slagschaduw/geluid overlast.
(zeer) beperkt effect. Overig
Effect zeer beperkt vanwege afstand
Geen effect vanwege ligging/
Afstand te groot.
Niet actief
?
?
Makelaar 1 Noord-west Oud-Zuilen
Makelaar 2
Makelaar 3
Makelaar 4
Makelaar 5
Makelaar 6
Niet actief
afstand Ligt langs drukke weg die al voor
Nu open landschap.
Hier verstoring van open
Historisch landschap en uitzicht.
Wijk met grootste verwachtte impact
overlast zorgt. Extra geluidhinder
Windmolens doen hieraan
landschap. Aantal woningen met
Grootste deel wijk heeft geen
door plaatsing molens.
door windmolens hierdoor beperkt.
afbreuk. Omvang effect gering
hinder echter gering
overlast. Uitzicht wordt al beperkt
Hier is sprake van landelijk wonen, met
Wel visuele hinder en aantasting
vanwege beperkt aantal
door bestaande bebouwing. Paar
een verwacht prijseffect van rond de
waardevol landschap.
woningen.
woningen kennen dus
5%.
uitzichtvervuiling. Geluid en slagschaduw waarschijnlijk geen effect hier. Gewenning aan uitzicht in deze wijk zal langzaam gaan. Opbuuren
Hier met name last van visuele hinder
Nu is woonwijk afgeschermd
Windmolens waarschijnlijk niet
en minder effect vanwege geluid.
van Lage Weide. Met komst
zichtbaar. Hierdoor waarschijnlijk
Niet actief
Gebied al verrommeld, weinig effect qua beeld. Effect geluid en
windmolens komt Lage Weide
geen effect
slagschaduw onbekend.
Niet actief
(visueel) dichterbij Boomstede
Effect komst van windmolens hier
Effect zeer beperkt/ nihil omdat
In huidige situatie is effect van
en
zeer beperkt. Woningen nu al niet
men ook nu al dicht bij
Bloemstede
gewild en er staat veel te koop, Als er
industriegebied woont en dat
al sprake is van een effect dan vooral
ook zo beleeft.
geluid.
Niet actief
Slagschaduw beïnvloedt waarde
Effect hier kleiner dan 1% tot 0%.,
snelweg (geluid) al bepalend.
van woningen, zon staat in het
Bomen langs gebied beperken sterk de
Mogelijk effect van nabijheid
zuiden en windmolen 3 staat op
overlast. Verder geeft alleen molen 3
windmolens hier hooguit 5%. Wel
1,1 kilometer afstand van
overlast.
tijdelijk.
grensbebouwing.
Leidsche
De woningen in Terwijde liggen op
In delen van de wijk kijkt men nu
Nabijheid en uitzicht op
Aantal straten (met
Effect zal laag zijn, vanwege A2
Rijn
relatief grote afstand. Tussen
al op waterzuivering en naar
rioolzuivering nu bepalend. Effect
duurdere woningen)
en een bedrijventerrein die
(Terwijde-
woningen en Lage Weide ligt
autoboulevard. Effect
windmolenpark hier beperkt, met
ondervindt straks visuele
tussen de woonwijk en het
west en
bovendien snelweg, geluidsscherm
windmolens hierdoor te
uitzondering van sommige
hinder. In ruime markt
windmolenpark ligt.
Terwijde-
en bedrijventerrein De Wetering.
verwaarlozen.
plekken (met grotere en
kan dit bij verkoop net
oost)
Effect hierdoor (zeer) beperkt.
duurdere) woningen.
verschil maken.
Niet actief
24
Windmolenparken en woningwaarde
4 Kwantificering effecten woongenot
4.1
Inleiding De uitkomsten van de gesprekken met makelaars elders in Nederland en in Utrecht zijn gebruikt als basis voor de kwantificering van de te verwachten effecten van de realisatie van het windmolenpark op Lage Weide. In dit hoofdstuk worden de uitkomsten gepresenteerd. Daarbij kijken we allereerst in paragraaf 4.2 naar de hoogte van het initiële effect voor het meest uitgebreide alternatief. In paragraaf 4.3 wordt vervolgens gekeken naar de verschillen tussen de onderscheiden alternatieven.
4.2
Raming maximaal initieel effect Werkwijze Voor het bepalen van de te verwachten verandering in woongenot als gevolg van de komst van het windmolenpark is allereerst het effect bepaald op basis van het grote cluster (11 molens van 3 MW). Op basis van deze bovengrens zijn vervolgens de effecten voor de alternatieven 2 t/m 5b afgeleid. Voor het bepalen van het effect voor alternatief 1 zijn verschillende deelstappen doorlopen. Op basis van tellingen van Royal HaskoningDHV is allereerst het aantal woningen bepaald dat ligt binnen een aantal afstandscategorieën van het beoogde windmolenpark in alternatief 1. Op basis van de uitkomsten van de gesprekken met makelaars die actief zijn op en rondom Lage Weide is vervolgens per wijk/ buurt het aantal woningen bepaald dat op enigerlei wijze qua woongenot wordt beinvloedt door de komst van het windmolenpark (zie ook tabel 3.1). Voor deze woningen is per wijk/ buurt de totale marktwaarde bepaald uitgaande van NVM gegevens over de mediane verkoopprijs. Voor de gemeente Stichtse Vecht waren dergelijke gegevens niet beschikbaar op wijk/ buurt niveau en is gebruik gemaakt van door de gemeente verstrekte gegevens over de WOZ-waarden. Op basis van aanvullende veronderstellingen over het te verwachten prijseffect (conform gesprekken met de makelaars zal deze per wijk verschillen) is een inschatting gemaakt van de verwachte toekomstige verandering in het woongenot. In bijlage 3 worden de verschillende deelstappen en de daarbij gehanteerde aannamen en veronderstellingen stapsgewijs in tabelvorm gepresenteerd. Bepaling onder- en bovengrens Een onzekere factor in relatie tot de uiteindelijke aantasting van het woongenot is de periode waarin de aantasting zal plaatsvinden. Om met deze onzekerheid in de ramingen rekening te houden is uitgegaan van een ondergrens en bovengrens. Bij het bepalen van de bovengrens is aangenomen dat de aantasting van het woongenot vanwege de komst van het windmolenpark een structureel karakter heeft en in de tijd gezien gedurende de gehele looptijd/ levensduur van het windmolenpark (20 jaar) niet verandert. In dat geval is het berekende effect op het woongenot derhalve maximaal. Omdat de meeste makelaars echter aangegeven dat sprake is van een snel gewenningsproces is deze bovengrens in de praktijk hoogstwaarschijnlijk te hoog. In de ramingen is ook uitgegaan van een ondergrens. Voor het bepalen van deze ondergrens is aangenomen dat het te verwachten effect op het woongenot van tijdelijke aard is en het initiële effect na verloop van tijd zal wegebben. Om hiermee rekening te houden is in de ramingen voor het bepalen van de
Windmolenparken en woningwaarde
25
ondergrens uitgegaan van een gewenningsfase van 3 jaar waarna het initiële effect op het woongenot weer zal zijn verdwenen.
Netto contante waarde van het prijseffect Onderstaande tabel toont het resultaat van de uitgevoerde berekeningen voor het alternatief dat uitgaat van een groot cluster (alternatief 1 met 11 molens van 3 MW). De netto contante waarde van de verwachte verandering in het woongenot wordt voor dit alternatief geraamd om € 0,9 miljoen (ondergrens) en € 4,0 miljoen (bovengrens). Tabel 4.1 Netto contante waarde (NCW) a) verwachte toekomstige verandering in woongenot voor alternatief 1 uitgaande van een structureel effect gedurende de gehele looptijd (20 jaar) en uitgaande van een temporeel effect gedurende gewenningsfase van 3 jaar.
NCW (x miljoen euro) voor Alternatief 1 Bovengrens
Uitgaande van structureel effect gedurende de gehele levensduur (20 jaar)
€ 4,0
Ondergrens
Uitgaande van temporeel effect gedurende gewenningsfase van 3 jaar
€ 0,9
a) Uitgaande van een discontovoet van 5,5%
4.3
Verschillen per alternatief De voorafgaande ramingen zijn gebaseerd op de meest uitgebreide variant voor het windmolenpark. Door minder windmolens te plaatsen en te kiezen voor een plek waar dat minder of geen kwaad kan, zal het effect per saldo snel afnemen. Zo heeft Boomstede/ Bloemstede vooral last van molen 3. Als deze molen niet geplaatst wordt (dat geldt voor alle alternatieven met uitzondering van de meest uitgebreide variant) is het effect voor dit deel van het gebied te verwaarlozen. Om de verschillen per alternatief inzichtelijk te maken zijn aanvullende ramingen opgesteld. Uitgangspunt voor deze ramingen is het aantal woningen binnen een straal van 1.000 meter rondom het windmolenpark per alternatief, ten opzichte van alternatief 1. Dit resulteert in de ratio’s per alternatief zoals opgenomen in tabel 4.2. Tabel 4.2 Aandeel woningen b innen een straal van 1000 meter van windmolenpark ten opzichte van alternatief 1 a)
Alternatieven
Aandeel woningen binnen straal van 1000 van windmolenpark ten opzichte van alternatief 1
(1)
(2)
(3)
(4)
(5a)
(5b)
1,00
0,60
0,31
0,46
0,43
0,17
b) Gebaseerd op tellingen MER (RoyalHaskoningDHV) Toepassing van deze ratio’s en de gevonden waarden voor alternatief 1 (tabel 4.1) levert per onderscheiden alternatief een beeld op van de verwachte toekomstige verandering in woongenot uitgaande van een structureel effect gedurende de gehele looptijd (20 jaar) en uitgaande van een temporeel effect gedurende gewenningsfase van 3 jaar. De gevonden waarden uit tabel 4.3 laten
26
Windmolenparken en woningwaarde
zien dat het effect sterk afneemt bij een afname van het aantal molens en een sterke ruimtelijke clustering. Alternatief 5b scoort het beste. In dit alternatief wordt zoals eerder aangegeven uitgegaan van 3 molens van 4 MW. Tabel 4.3 Netto contante waarde (NCW) b) verwachte toekomstige verandering in woongenot per alternatief uitgaande van een structureel effect gedurende de gehele looptijd (20 jaar) en uitgaande van een temporeel effect gedurende gewenningsfase van 3 jaar (x miljoen euro) a)
(1)
(2)
Alternatieven (3) (4)
(5a)
(5b)
Bovengrens
Uitgaande van een € 4,0 € 2,4 € 1,2 € 1,8 € 1,7 € 0,7 structureel effect gedurende de gehele looptijd (20 jaar) Ondergrens Uitgaande van temporeel € 0,9 € 0,5 € 0,3 € 0,4 € 0,4 € 0,2 effect gedurende gewenningsfase van 3 jaar c) Toedeling naar rato van aantal woningen binnen een straal van 1000 meter rondom windmolenpark per alternatief d) Uitgaande van discontovoet van 5,5%
Windmolenparken en woningwaarde
27
28
Windmolenparken en woningwaarde
5 Conclusies
Algemeen beeld op basis van bestaande windmolenparken 1) Effect beperkt tot markt voor koopwoningen Een belangrijke constatering op basis van de gesprekken met de makelaars elders in het land is dat bij het analyseren van de effecten van de realisatie van de windmolenparken een onderscheid moet worden gemaakt in het huursegment en het koopsegment. Voor het huursegment geldt daarbij in algemene zin dat omgevingskenmerken eigenlijk geen of nauwelijks invloed hebben op de verhuurbaarheid en op het prijsniveau. De huurmarkt is in vergelijking met de markt voor koopwoningen veel sterker gereguleerd en huurders hebben vaak veel minder keuzevrijheid. Daarbij komt dat de woonduur van huurders gemiddeld genomen veel korter is en eerder doorstroming plaats vindt. Ook hierdoor wordt het effect van omgevingskenmerken (sterk) verminderd. 2) Omvang prijseffect van bestaande windparken op koopprijzen (zeer) beperkt. Vrijwel alle makelaars die actief zijn in de omgeving van de geselecteerde parken elders in Nederland geven aan dat de realisatie van de betreffende windmolenparken niet of een te verwaarlozen effect heeft gehad op de prijzen van omliggende koopwoningen. Dit effect is doorgaans ingeschat als minder dan 1%. Sommige makelaars zijn zelfs heel stellig en zeggen dat "het prijseffect gelijk is aan nul". In een enkel geval is het prijseffect groter geweest, maar meestal gaat het dan om een hele specifieke situatie en een beperkt aantal woningen. Als voorbeeld worden onder andere een landelijk en vrij gelegen woonboerderij genoemd waarbij het windmolenpark uiteindelijk vol in het zicht is gerealiseerd. Het beperkte prijseffect blijkt overigens ook uit buitenlandse ervaringen (zie bijlage 5). 3) Prijseffect mede beïnvloedt door andere verstorende omgevingseffecten Het relatief beperkte prijseffect wordt mede beïnvloed door het feit dat in de nabijheid van de windmolenparken vaak ook sprake is van andere storende omgevingsinvloeden. Zo staat een van de parken vlakbij een kassengebied. Het licht uit die kassen wordt als veel storender ervaren dan de aanwezigheid van het windmolenpark aldus een van de betreffende makelaars. Andere voorbeelden hebben betrekking op het effect van de nabijheid van een bedrijventerrein, de ligging nabij een snelweg of de nabijgelegen zendmast waarvan “"wij veel meer last hebben”. 4) Samenstelling van het prijseffect In de gesprekken met de makelaars is ook gevraagd naar de samenstelling van het prijseffect. Uit de gesprekken blijkt dat het beeld sterk afhankelijk is van de specifieke lokale omstandigheden. Soms is geluid een bepalende factor, maar in andere gevallen ook weer niet omdat er andere verstorende bronnen in de nabijheid zijn. Dat geldt ook voor mogelijke visuele hinder. 5) Na komst windmolenpark is sprake van snelle gewenning Een laatste relevante aspect betreft de duur (in de tijd gezien) van een effect vanwege de realisatie van een windmolenpark. Op basis van de gevoerde gesprekken met makelaars elders in Nederland kan weliswaar worden geconcludeerd dat de komst van het windmolenpark aanvankelijk in enkele gevallen tot lokale protesten heeft geleid, maar dat na de bouw vrijwel altijd sprake is van een snelle gewenning.
Windmolenparken en woningwaarde
29
Kwalitatieve verwachtingen voor windmolenpark Lage Weide 6) Effecten in Utrecht eveneens beperkt tot koopsector De makelaars die actief zijn in de woonwijken rondom Lage Weide zijn net als de makelaars elders in Nederland de mening toegedaan dat de mogelijke effecten vanwege de realisatie van het windmolenpark beperkt blijven tot het koopsegment. (Potentiele) huurders laten zich bij de keuze van een woning veel meer leiden door de kenmerken (en de prijs) van de woning zelf en veel minder door externe (omgevings)factoren). De ongevoeligheid voor omgevingsfactoren heeft onder andere te maken met het feit dat men vaak minder lang in de betreffende woningen woont, maar ook omdat een huurder veel minder keuze mogelijkheden heeft in vergelijking met een potentiele koper. 7) Onzekerheid in planvorming Lage Weide heeft effect op lokale woningmarkt Wat betreft omvang en samenstelling van het (prijs)effect zijn de makelaars voorzichtig. Tot nu toe zijn er nog weinig signalen vanuit de markt die erop wijzen dat het gedrag van potentiele kopers wordt beïnvloed door de voorgenomen plannen, maar dat hoeft volgens de makelaars niet zo te blijven. Daarbij speelt met name de onzekerheid omtrent de uiteindelijke invulling van de plannen een rol. Zolang de plannen zich in de voorbereidingsfase bevinden is er sprake van onzekerheid hetgeen een (tijdelijk) negatief effect heeft op de markt. Als de plannen eenmaal zijn gerealiseerd zal sprake zijn van een snelle gewenning hetgeen ook overeenkom met de ervaringen met winmolenparken elders in het land. 8) Te verwachten prijseffect sterk afhankelijk van wijk en buurt in Utrecht Of er sprake is van een prijseffect en in welke mate is sterk afhankelijk van de specifieke omstandigheden ter plaatse. In omliggende wijken of buurten waarin het uitzicht nu al in sterke mate wordt beïnvloed door de aanwezigheid van Lage Weide maakt de plaatsing van windmolens niet echt het verschil. Ook binnen een buurt of wijk kan sprake zijn van grote verschillen. Denk in dit geval bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van bomenrijen die de aanwezigheid van Lage Weide, maar ook de windmolens ter plaatse aan het zicht onttrekken.
Kwantificering effecten woongenot 9) Verwachte verandering woongenot voor alternatief 1 € 0,9 tot 4,0 miljoen (NCW). De uitkomsten van de gesprekken met makelaars elders in Nederland en in Utrecht zijn gebruikt als basis voor de kwantificering van de te verwachten effecten van de realisatie van het windmolenpark op Lage Weide. Om rekening te houden met onzekerheid over de uiteindelijke duur van de aantasting van het woongenot is in de ramingen uitgegaan van een ondergrens en bovengrens. Bij het bepalen van de bovengrens is aangenomen dat de aantasting van het woongenot vanwege de komst van het windmolenpark een structureel karakter heeft en in de tijd gezien gedurende de gehele looptijd/ levensduur van het windmolenpark (20 jaar) niet verandert. Voor het bepalen van de ondergrens is uitgegaan van een gewenningsfase van 3 jaar en is vervolgens aangenomen dat het initiële effect op het woongenot weer zal zijn verdwenen. Uitgaande van deze onder- en bovengrens is de netto contante waarde van de verwachte verandering in het woongenot voor het meest uitgebreide alternatief 1) geraamd op respectievelijk € 0,9 miljoen en € 4,0 miljoen. 10) Effect neemt sterk af bij daling aantal molens Dit effect neemt sterk af bij een afname van het aantal molens en een sterkere ruimtelijke clustering. Alternatief 5b scoort het beste. In dit alternatief wordt uitgegaan van 3 molens van 4
30
Windmolenparken en woningwaarde
MW en bedraagt de onder- en bovengrens voor de netto contante waarde van de aantasting van het woongenot respectievelijk € 0,2 en € 0,7 miljoen.
Windmolenparken en woningwaarde
31
32
Windmolenparken en woningwaarde
Geraadpleegde bronnen
Literatuur Brink Groep (2012), Ruimte voor Ambitie: Woningrapportage gemeente Utrecht, vierde kwartaal 2011 en jaaroverzicht. Leidschendam/ Eindhoven. CE Delft (2013), MKBA Windenergie Lage Weide (concept februari 2013) , Delft. CBS (2012), Economic Radar of the Sustainable Energy Sector in the Netherlands, Heerlen/ Voorburg. Gemeente Utrecht (2012), Startdocument voor de Ontwikkeling van een participatief windmolenplan Lage Weide d.d. 2 oktober 2012. Utrecht. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (2011), Energierapport 2011, Den Haag.
Internet http://windenergie.nl/onderwerpen/cijfers http://www.windenergie-nieuws.nl www.funda.nl www.energie-U.nl. http://burenvanlageweide.nl http://statline.cbs.nl/statweb
Gesprekspersonen Makelaars Utrecht Windpark
Gemeente
Naam makelaar
Gesprekspersoon
Lage Weide (0)
Utrecht
•
Mw. J. Kavelaars
De Keizer Makelaarsgroep (kantoor Maarsen)
•
ERA Makelaardij Utrecht
Dhr. D. Kraaijkamp
•
IREA Makelaars
Dhr. D. van der Lee
•
NKM Makelaardij Vleuten
Mw. E. Verkleij
•
Van Scherpenzeel Makelaars
Dhr. P. van Slooten
(vesting Utrecht) •
Waltman Makelaars
Dhr. A. Embrechts
Makelaars Overig Nederland Windpark
Gemeente
Naam makelaar
Gesprekspersoon
Afrikahaven (2)
Amsterdam
•
Borghout Makelaars
Dhr. N.van den Hoek
Culemborg (40)
Culemborg
•
Heleen van Donk Makelaardij
Mw. H. van Donk
Rachel Carson (67)
Zeewolde
•
Maerwaarde Makelaars
Mw. T. Duys
Windmolenparken en woningwaarde
33
Windpark
Gemeente
Naam makelaar
Gesprekspersoon
Hagenwind (94)
Aalten
•
Steentjes Makelaars
Dhr. P. Huining
•
Gierkink Makelaars
Dhr. S. Gierkink
•
Makelaardij Stegenga
Dhr. R. Westra
•
Makelaardij Friesland
Dhr. S. van Tuinen
•
Het Noorden
Dhr. A. Tadema
•
Bakker en Berkman Makelaars
Dhr. A. Bakker
•
H+F Makelaars
Dhr. C. Martins
•
A3 Makelaars
Dhr. Van Wijk
•
Yvonne Segaar Makelaars
Mw. Y. Segaar
Harlingen (100)
Hartelbrug (103)
34
Harlingen
Rotterdam
Hazerswoude-
Hazerswoude-
Rijndijk (105)
Rijndijk
Lopik (154)
Lopik
•
Roelse Makelaardij
Dhr. S. Roelse
Pallandtpolder (199)
Middelharnis
•
Marcel Bal Makelaardij
Dhr. M. Bal
•
Struik en Struik Makelaars
Dhr. M. Akkers
Spookverlaat (232)
Rijnwoude
•
Makelaardij van Brussel vof
Dhr. J.van Brussel
•
Deerenberg en van Leeuwen
Dhr. P. van Leeuwen
Waddinxveen (262)
Waddinxveen
•
Gouwestad Makelaardij
Dhr. P. de Joden
Windmolenparken en woningwaarde
Bijlagen
Windmolenparken en woningwaarde
35
Bijlage 1 Selectie windparken Nederland
36
Windmolenparken en woningwaarde
Windmolenparken en woningwaarde
37
38
Windmolenparken en woningwaarde
Windmolenparken en woningwaarde
39
40
Windmolenparken en woningwaarde
Windmolenparken en woningwaarde
41
42
Windmolenparken en woningwaarde
Bijlage 2 Locaties windmolens per alternatief
Projectalternatief 1
Projectalternatief 2
Projectalternatief 3
Windmolenparken en woningwaarde
43
Projectalternatief 4
Projectalternatief 5a (rood)
5Projectalternatief 5b (zwart)
44
Windmolenparken en woningwaarde
Bijlage 3 Achtergrond tabellen raming effecten woongenot Tabel b.0.1 Totale aantal woningen per wijk/ buurt en het aantal woningen binnen een straal van 500 meter, 500 tot 1000 meter en 1000 tot 1500 meter tot het windmolenpark (alternatief 1).
Wijk/ buurt a)
Utrecht
>500 m
<1000 m
<500 m
<1000 m
<1500 m
Lage Weide
90
29
69
0
Schepenbuurt
485
0
0
477
Elinkwijk e.o.
2035
0
614
1421
Zuilen-Noord
1490
91
1399
0
Prins Bernardplein e.o.
1585
0
800
785
Terwijde-West
1580
0
1045
535
Terwijde-Oost
1050
23
697
180
Wijk 01 Maarsenbroek
Boomstede en Bloemstede
1425
0
113
1054
Wijk 02 Oud zuilen
Oud-Zuilen
770
0
552
218
Opbuuren
572
0
450
122
11082
143
5739
4792
Wijk 01 West Wijk 02 Noordwest
Wijk 09 Leidsche Rijn Stichtse Vecht
Aantal woningen Totaal aantal binnen een woningen per straal wijk/buurt
Totaal
a) Bron CBS Statline (aantal woningen 2011) en RoyalhaskoningDHV Tabel b.0.2 Totale aantal koopwoningen per wijk en aandeel koopwoningen binnen een straal van 500 meter, 500 tot 1000 meter en 1000 tot 1500 meter tot het windmolenpark (alternatief 1).
Aandeel (%) Wijk/ buurt a)
Utrecht
<1000 m
<1000 m 49
<1500 m 0
Lage Weide
<500 m 21
Schepenbuurt
88
0
0
421
Elinkwijk e.o.
43
0
265
612
Zuilen-Noord
49
44
683
0
Prins Bernardplein e.o.
43
0
345
338
Terwijde-West
61
0
634
325
Terwijde-Oost
61
14
423
109
Wijk 01 Maarsenbroek
Boomstede en Bloemstede
64
0
72
675
Wijk 02 Oud zuilen
Oud-Zuilen
84
0
464
183
Opbuuren
70
0
315
85
79
3250
2749
Wijk 01 West
Wijk 09 Leidsche Rijn
Totaal
>500 m
71
Wijk 02 Noordwest
Stichtse Vecht
koop a)
Aantal koopwoningen binnen een straal
Windmolenparken en woningwaarde
45
Tabel b.0.3 Assessment aandeel gehinderde woningen binnen een straal van 500 meter, 500 tot 1000 meter en 1000 tot 1500 meter tot het windmolenpark (alternatief 1).
Wijk/ buurt a)
Veronderstelde aandeel gehinderde woningen >500 m
<1000 m
Lage Weide
<1000 m 0
<1500 m
0
Schepenbuurt
0
0
10
Elinkwijk e.o.
25
10
0
Zuilen-Noord
10
0
0
Prins Bernardplein e.o.
10
0
0
Terwijde-West
100
10
0
Terwijde-Oost
100
10
0
Wijk 01 Maarsenbroek
Boomstede en Bloemstede
50
50
0
Wijk 02 Oud zuilen
Oud-Zuilen
25
25
0
Opbuuren
25
25
0
<500 m Utrecht
Wijk 01 West Wijk 02 Noordwest
Wijk 09 Leidsche Rijn Stichtse Vecht
0
Tabel b.0.4 Inschatting aantal gehinderde woningen binnen een straal van 500 meter, 500 tot 1000 meter en 1000 tot 1500 meter tot het windmolenpark (alternatief 1).
Wijk/ buurt a)
Aantal gehinderde woningen
<500 m Utrecht
<1500 m
0
<1000 m 0
Schepenbuurt
0
0
42
Elinkwijk e.o.
0
26
0
Zuilen-Noord
4
0
0
Prins Bernardplein e.o.
0
0
0
Terwijde-West
0
63
0
Terwijde-Oost
14
42
0
Wijk 01 Maarsenbroek
Boomstede en Bloemstede
0
36
0
Wijk 02 Oud zuilen
Oud-Zuilen
0
116
0
Opbuuren
0
79
0
18
363
42
Wijk 01 West
Wijk 09 Leidsche Rijn
46
<1000 m
Lage Weide
Wijk 02 Noordwest
Stichtse Vecht
>500 m
Windmolenparken en woningwaarde
0
Tabel b.0.5 Totale woningwaarde gehinderde woningen binnen een straal van 500 meter, 500 tot 1000 meter en 1000 tot 1500 meter tot het windmolenpark (alternatief 1).
Mediane Wijk/ buurt a)
Utrecht
Wijk 01 West Wijk 02 Noordwest
Wijk 09 Leidsche Rijn
Stichtse Vecht
Wijk 01 Maarsenbroek
Wijk 02 Oud zuilen
verkoopprijs
Totale woningwaarde
>500 m
<1000 m <1500 m 0,0
Lage Weide
214.667
<500 m 0,0
<1000 m 0,0
Schepenbuurt
214.667
0,0
0,0
9,0
Elinkwijk e.o.
181.100
0,0
4,8
0,0
Zuilen-Noord
181.100
0,8
0,0
0,0
Prins Bernardplein e.o. TerwijdeWest TerwijdeOost Boomstede en Bloemstede
181.100
0,0
0,0
0,0
259.550
0,0
16,5
0,0
259.550
3,6
11,0
0,0
220.000
0,0
8,0
0,0
Oud-Zuilen
477400
0,0
55,3
0,0
Opbuuren
236000
0,0
18,6
0,0
4,4
114,1
9,0
Totaal
Tabel b.0.6 Verwacht maximaal prijseffect gehinderde woningen (alternatief 1)
Verwacht maximaal prijseffect a) Wijk/ buurt a)
Utrecht
Lage Weide
0,0%
Schepenbuurt
2,5%
Elinkwijk e.o.
5,0%
Zuilen-Noord
1,0%
Prins Bernardplein e.o.
1,0%
Terwijde-West
1,0%
Terwijde-Oost
5,0%
Wijk 01 Maarsenbroek
Boomstede en Bloemstede
1,0%
Wijk 02 Oud zuilen
Oud-Zuilen
7,5%
Opbuuren
2,5%
Wijk 01 West Wijk 02 Noordwest
Wijk 09 Leidsche Rijn Stichtse Vecht
a) Inschatting op basis van gesprekken makelaars
Windmolenparken en woningwaarde
47
Tabel b.0.7 Maximale waardering (in miljoen euro’s) van de verwachte toekomstige verandering in woongenot uitgaande van een 100% structureel effect (alternatief 1)
Wijk/ buurt
Utrecht
Wijk 02 Noordwest
Wijk 09 Leidsche Rijn
Stichtse Vecht
>500 m
<1000 m
<500 m 0,0
<1000 m 0,0
<1500 m 0,0
0,0
Schepenbuurt
0,0
0,0
0,2
0,2
Elinkwijk e.o.
0,0
0,2
0,0
0,2
Zuilen-Noord
0,0
0,0
0,0
0,0
Prins Bernardplein e.o. TerwijdeWest Terwijde-Oost
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,2
0,0
0,2
0,2
0,5
0,0
0,7
Boomstede en Bloemstede
0,0
0,1
0,0
0,1
Oud-Zuilen
0,0
4,2
0,0
4,2
Opbuuren
0,0
0,5
0,0
0,5
0,2
5,6
0,2
6,1
Lage Weide
Wijk 01 West
Wijk 01 Maarsenbroek
Verwachte toekomstige verandering in woongenot (x miljoen euro) uitgaande van 100% structureel effect Afstanden Totaal
Wijk 02 Oud zuilen Totaal
Tabel b.0.8 Netto contante waarde (NCW) a) verwachte toekomstige verandering in woongenot voor alternatief 1 uitgaande van een structureel effect gedurende de gehele looptijd (20 jaar) en uitgaande van een temporeeleffect gedurende gewenningsfase van 3 jaar.
NCW (x miljoen euro) voor Alternatief 1 Bovengrens
Uitgaande van structureel effect gedurende de gehele levensduur (20 jaar)
€ 4,0
Ondergrens
Uitgaande van temporeel effect gedurende gewenningsfase van 3 jaar
€ 0,9
a) Uitgaande van discontovoet van 5,5% Tabel b.0.9 Aandeel woningen binnen een straal van 1000 meter van windmolenpark ten opzichte van alternatief 1 a)
Aandeel woningen binnen straal van 1000 van windmolenpark ten opzichte van alternatief 1
(1)
(2)
1,00
0,60
a) Gebaseerd op tellingen MER (RoyalHaskoningDHV)
48
Windmolenparken en woningwaarde
Alternatieven (3) (4)
0,31
0,46
(5a)
(5b)
0,43
0,17
Tabel b.0.10 Netto contante waarde (NCW) b) verwachte toekomstige verandering in woongenot per alternatief uitgaande van een structureel effect gedurende de gehele looptijd (20 jaar) en uitgaande van een temporeel effect gedurende gewenningsfase van 3 jaar. a)
(1)
(2)
Alternatieven (3) (4)
Bovengrens
(5a)
Uitgaande van een € 4,0 € 2,4 € 1,2 € 1,8 € 1,7 structureel effect gedurende de gehele looptijd (20 jaar) Ondergrens Uitgaande van temporeel € 0,9 € 0,5 € 0,3 € 0,4 € 0,4 effect gedurende gewenningsfase van 3 jaar a) Toedeling naar rato van aantal woningen binnen een straal van 1000 meter rondom windmolenpark per alternatief b) Uitgaande van discontovoet van 5,5%
Windmolenparken en woningwaarde
(5b) € 0,7
€ 0,2
49
Bijlage 4 Adressen per functie en afstandscategorie rondom windmolenpark (alternatief 1)
Bijlage 5 Woningwaarde onderzoeken uit het buitenland In deze bijlage worden de resultaten van een aantal studies naar de prijseffecten van windmolens in het buitenland op een rij gezet. De bijlage is opgesteld door CE Delft en eveneens opgenomen in het rapport “MKBA Windenergie Lage Weide” (CE Delft 2013).
Nederlands onderzoek naar de effecten van windmolenparken op woningwaarden is nog niet gepubliceerd. Gerechtelijke uitspraken over de hoogte van de WOZ-beschikking en planschadevergoeding zijn niet bruikbaar, omdat de verleende schadevergoeding conform de wens van de eisers wordt toegekend (Senter-Novem, 2005). Buitenlandse onderzoeken naar de effecten van windmolens op huizenprijzen laten geen eenduidig beeld zien (zie Tabel b.5.1). Stated preference onderzoeken op basis van ondervraging van omwonenden tonen aan dat zij een forse schadevergoeding tegemoet willen zien wanneer er offshore-windparken geplaatst gaan worden (o.a. Jordal-Jorgenson, 1996; Haughton e.a., 2004 en Ladenburg en Dubgard, 2007). Revealed preference-onderzoeken gaan uit van de prijsdaling van woningen, waarbij prijzen van woningen die dichtbij en veraf van windmolenparken staan worden vergeleken (hedonische prijsmethode) of de prijsdaling van dezelfde woningen vergeleken worden vlak voor en nadat de windmolens geplaats zijn (repeat sales). Twee van deze onderzoeken lieten een prijsdaling zien, het merendeel van de onderzoeken vond geen enkel effect en in sommige gevallen zelfs een waardevermeerderend effect. Een eerste verklaring voor deze paradoxale uitkomst is dat stated prefence onderzoeken leunen op kortstondige effecten. Hoen e.a. (2010) lieten zien dat waar huizenprijzen dalen, dit bij aankondiging van de bouw plaatsvindt, waarna de prijzen weer oplopen. Twee jaar na de bouw zijn prijzen weer terug op het niveau waar zij lagen voordat de aankondiging plaats vond. In de stated preference onderzoeken is ook geen onderscheid gemaakt naar type effect (slagschaduw-, geluidsen zichthinder of stigma). Mogelijk meet men het stigma-effect van een verlies aan onbelemmerd uitzicht op de zee. Revealed preference onderzoeken die geen enkel effect zagen, hanteerden misschien niet de juiste methodiek (bv. meten op afstand i.p.v. gebruik van hindercontouren), hielden geen rekening met verdiscontering van jaarlijks uitgekeerde planschadevergoedingen in de prijs in de V.S., en maakten de fout om de in de statistiek gebruikelijke werkwijze om outliers uit de dataset te halen eveneens toe te passen. Onder deze outliers kunnen woningen zitten die juist de meeste hinder ondervinden. Onderzoeken die wel een effect vonden, leunden wellicht te veel op het effect van stigma. De onderzoeken van Susak en Madlener (2012) en van Heintzelmann en Tuttle (2011) vonden plaats in landelijke woonomgevingen waar grote windparken geplaatst zijn. Een verdere aanwijzing komt uit het onderzoek van Heintzelman en Tuttle. Zij zagen wel prijsdalingen optreden op twee plekken waar duurdere, grotere woningen verspreid in het landschap stonden, maar niet in een woonwijk met goedkopere woningen in hetzelfde gebied. De synthese van de buitenlandse literatuur luidt dat er wellicht een prijsdaling op woningen plaatsheeft, dat dit effect niet bestendig hoeft te zijn en dat dit ook sterk afhankelijk is van de lokale context. Men kan hier denken aan een offshore windmolenpark dat het onbelemmerd uitzicht op
Windmolenparken en woningwaarde
51
zee doet verliezen, of een windmolen park in een landelijke woonomgeving waar duurdere, vrijstaande woningen liggen. Het gebied verliest hierdoor zijn identiteit. Prijseffecten van zichthinder pur sang kunnen niet bewezen worden. Dat op één enkel onderzoek (Susak en Madlener, 2011) na geen enkel prijseffect van geluid en slagschaduw is aangetoond, waar deze effecten toch de meeste hinder veroorzaken, toont voor ons vooral aan dat de huidige stand van onderzoek onvoldoende is om tot al te harde uitspraken omtrent het waardedalend effect van windmolens te komen. Tabel b.5.1 Onderzoeken prijseffecten windmolens Auteur
Plek
Methode
Effect
Jordal-Jorgenson
Denemarken
Stated preferences
Daling
Denemarken
Stated preferences
Daling
Haughton e.a. (2004)
Massachusetts, V.S.
Stated preferences
Forse daling
Sims en Dent (2007)*
Cornwall, V.K.
Hedonische
Lichte daling
(1996) Ladenburg en Dubgard (2007)
prijsregressie Sims en Reed (2008)*
Cornwall, V.K.
Hedonische
Geen
prijsregressie Hoen e.a. (2009)
10 windparken in de V.S.
Hedonische
Geen
prijsregressie en repeat sales Canning en Simmons
Ontario, Canada
Repeat sales
Geen
Colorado, V.S.
Hedonische
Geen
(2010) Laposa en Muller (2010)
prijsregressie
Hoen e.a. (2010)
10 windparken in de V.S.
Hedonische
Geen
prijsregressie en repeat sales Carter (2011)
Illinois, V.S.
Heintzelman en Tuttle
New York, V.S.
Hedonische
Geen
prijsregressie
(2011)
Hedonische
Forse daling
prijsregressie en repeat sales
Susak en Madlener
Noordrijn-Westfalen,
Hedonische
(2012)
Duitsland
prijsregressie
*) Sims en Reed (2008) is een vervolgonderzoek op Sims en Dent (2007)
52
Windmolenparken en woningwaarde
Forse daling
Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Nederland
Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam Nederland
T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E
[email protected]
W www.ecorys.nl
Sound analysis, inspiring ideas
BELGIË – BULGARIJE – HONGARIJE – NEDERLAND – POLEN – RUSSISCHE FEDERATIE – SPANJE – TURKIJE - VERENIGD KONINKRIJK - ZUID-AFRIKA