MKBA Lokaal Energiek Frequently Asked Questions eerste versie 29 januari 2013 tweede versie 14 februari 2013 Wat is een MKBA? Een MKBA is een methode waarmee op gestructureerde wijze de maatschappelijke kosten en baten van project (interventies door de overheid) voor de maatschappij op een rij worden gezet. Met de methode wordt verder gekeken dan alleen de bedrijfseconomische gevolgen van een project voor een initiatiefnemer. Wanneer het saldo van maatschappelijke kosten en baten positief is, verhoogt het project de welvaart van Nederland. Een negatief saldo duidt op een welvaartverlies. De resultaten van een MKBA vormen een van de bouwstenen voor de besluitvorming om een project al dan niet uit te voeren. Hoe weet ik of dit een ‘goede’ MKBA is? Bij het uitvoeren van deze MKBA is de zogenaamde OEI-richtlijn gevolgd. De OEI-methodiek, oorspronkelijk ontwikkeld voor maatschappelijke kosten-batenanalyses die zich richten op infrastructuur, wordt steeds vaker gebruikt – in aangepaste vorm – op andere beleidsterreinen. Ook op het gebied van verduurzaming van energieproductie, slimme netten, etc. zijn de afgelopen jaren enkele van dit soort toepassingen uitgevoerd. Inherent aan de methodiek richten deze studies zich op het schetsen van een integraal beeld van baten en kosten, het netto welvaartseffect voor Nederland, rekening houdend met herverdelingseffecten. De methodiek geeft in beginsel een zo volledig mogelijk beeld en is wetenschappelijk geaccepteerd. Daarnaast is er door het onderzoeksteam zoveel als mogelijk gesproken met betrokken organisaties en heeft prof. dr. Carl Koopmans als onafhankelijk deskundige het team terzijde gestaan. Hoe onafhankelijk is dit onderzoek? Geen enkel onderzoek is waardevrij. Om de onafhankelijkheid van dit onderzoek (zoveel als mogelijk is) te borgen is bij de opdrachtverstrekking en financiering alleen gebruik gemaakt van overheden die geen enkel deelbelang dienen. Daarnaast is met een breed palet aan organisatie met soms tegengestelde belangen gesproken en zijn zowel lokale initiatieven als rijksambtenaren middels workshops en interviews bij het onderzoek betrokken. Daarnaast is door extern adviseur prof. dr. Carl Koopmans een positieve kwaliteitsverklaring afgegeven (op verzoek beschikbaar). Hoe worden kosten en baten gewaardeerd? De waardering van kosten in een MKBA gebeurt op basis van marktprijzen van de ingezette middelen. De waardering van de welvaartseffecten vindt plaats door middel van het meten van veranderingen in consumenten- en producentensurplus als gevolg van de interventie. De theoretische onderbouwing van een MKBA gaat ervan uit dat de kosten van een interventie een afname van de welvaart vormen, terwijl de effecten van een interventie uit zowel positieve als negatieve welvaartseffecten kunnen bestaan. De som van de welvaartseffecten vormen de baten van een interventie. Door deze baten met de kosten te vergelijken kan worden bepaald of een project of beleidsbeslissing resulteert in een toe- of afname van de maatschappelijke welvaart.
Hoe zijn de effecten bepaald? Naast de aanwezige kennis binnen het onderzoeksteam is dankbaar gebruik gemaakt van beschikbare literatuur, de bijdragen van de begeleidingsgroep, geïnterviewden, deelnemers aan de workshops en extern adviseur prof. dr. Carl Koopmans (SEO). Wat is een ‘nul-alternatief’ Het nulalternatief voor een project omvat de best mogelijke andere oplossing(en) voor het probleem dat we met de interventie willen oplossen. Er mag immers worden aangenomen dat de overheid, als van het project of beleid wordt afgezien, de situatie niet volledig uit de hand zal laten lopen. Het nulalternatief is daarom niet persé gelijk aan ‘niets doen’. Wat is een ‘project-alternatief’ Een projectalternatief omvat een (set van) interventies die op het bestaande beleid ingrijpen. Wat is een maatschappelijke discontovoet? Officieel door het ministerie van Financiën, op advies van het Centraal Planbureau, vastgesteld rentepercentage dat gebruikt wordt in alle maatschappelijke kosten-batenanalyses die voor / door de overheid worden opgesteld. Wat is rentabiliteit? De verhouding tussen inkomen (winst) en het vermogen dat het inkomen heeft voortgebracht Wat is een (netto) contante waarde? De contante waarde is de huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Door de contante waarde van de kosten af te trekken van de contante waarde van de opbrengsten, ontstaat de zogenaamde Netto Contante Waarde (NCW). Hierin zijn dus letterlijk alle toekomstige stromen van opbrengsten en kosten verdisconteerd. Met welke percentages zijn de netto contante waarden berekend? Voor de kosten 5,5%, bestaande uit 2,5% discontovoet + 3% risicotoeslag. Voor de baten zelfde discontovoet, maar met een lagere risicotoeslag, namelijk 2%. Samen dus 4,5%. Deze lagere risicotoeslag voor de baten is een manier om het effect ‘voorzieningszekerheid’ te waarderen. De toekomstige baten tellen door de lagere risicotoeslag echter langer/zwaarder mee. Deze werkwijze is afgestemd met het CPB. Waarom is er alleen gekeken naar zonne- en windenergie? In de praktijk maken lokale initiatieven en individuele burgers hoofdzakelijk gebruik van zonne- en windenergie als hernieuwbare bron voor elektriciteitsopwekking. In dit onderzoek beperken we ons daarom tot deze opwekkingstechnieken voor decentrale duurzame elektriciteitsproductie. Wat is het effect op de MKBA als het CO2 effect niet verloren gaat in het ETS? Zie hiervoor tabel 33 versus tabel 32 van het rapport. In tabel 33 is de ‘volledige waarde’ van CO2 meegenomen. De baten/kostenratio neemt dan toe, bijvoorbeeld bij zonnepark van 0,90 naar 0,94. Waarom zijn de baten van Smart Grids niet meegenomen? Er is geen zicht op dat (althans, zeker vóór 2020) deze baten ook gerealiseerd zullen zijn. Als dat wel het geval is dan heeft dat –in positieve- zin invloed op het resultaat.
Kan het resultaat van de MKBA door innovatie nog verbeteren? Ja. In deze MKBA is geen rekening gehouden met een systeeminnovatie die voor een energietransitie nodig is. De aannames die zijn gedaan zijn aan de voorzichtige conservatieve kant en er is uitgegaan van ‘business as usual’. Waar vind ik de resultaten van de MKBA terug? Tabel 31 en 32 bevatten de resultaten van de MKBA. In de MKBA vergelijken we de effecten van het projectalternatief (na interventies) t.o.v. het referentiealternatief (zonder interventies). Tabel 31 bevat de effecten in het eerste analysejaar (2020), tabel 32 bevat de netto contante waarde van de effecten voor de gehele analyseperiode (2020-2045). Waar vind ik de resultaten van de lokale business case terug? Hoofdstuk 8.1 heeft betrekking op de business case, niet op de MKBA. In 8.1 vergelijken we de kostprijsniveaus van de verschillende opwekkingsalternatieven in de business case in de basissituatie met de situatie na mogelijke interventies. Waar staat het fiscale effect van de verschillende interventies, of is dat alleen uitgewerkt voor saldering? Het fiscale effect zoals vervat bij ‘energiebelasting’ in tabellen 31 en 32 betreft het bedrag dat gemoeid is met het compenseren van het verschil in kostprijsniveau. Dit bedrag blijft hetzelfde, ongeacht de interventie. In het geval van salderen zijn de gederfde opbrengsten in de schatkist. Bij tariefdifferentiatie van de EB is dit het bedrag dat de grijze stroomgebruikers moeten betalen. Bij een hoger feed-in tarief komt de rekening voor dit bedrag in eerste instantie bij de energiebedrijven, die deze waarschijnlijk zullen verhalen op hun klanten. Bij een hogere SDE+ vergoeding/kWh is dit het extra bedrag dat de overheid betaalt bovenop de reeds toegenomen SDE+ uitgaven conform de huidige vergoedingsstructuur. Langdurige stimulering is toch niet nodig? De markt pakt dit toch zelf op? Het is de vraag of dit zal gebeuren, zolang de kostprijs van decentrale duurzame energie hoger is dan grijze stroom zonder interventie. We gaan daarbij al uit van kostendalingen in de periode tot 2020 (zie hoofdstuk 7.2.1) De SDE+ is toch gemaximeerd? Hoe kan het dat het SDE+ bedrag toeneemt? We veronderstellen, in lijn met de algemene ‘what if’ benadering van de analyse, dat de vergoeding per kWh gelijk blijft en de totale uitgaven meegroeien met het aantal geleverde kWh. Is bij de EIA en de SDE rekening gehouden met gedeeltelijke toekenning vanwege het niet maken van winst (EIA) en uitputting van het subsidiebedrag (SDE)? Uitgangspunt bij EIA is dat de investeringen (41,5%) in drie jaar worden afgetrokken van de winst en dat de winst voldoende is om dit te doen. Dus in het model is sprake van volledige toekenning. Bij de SDE+ is er van uitgegaan dat deze niet uitgeput raakt (zie ook het antwoord op de vorige vraag). Deze aanname is ook om rekentechnische redenen gedaan.
Toegevoegd op 7 februari 2013: Waarom gaat het onderzoek niet over onze warmtevoorziening? Op verzoek van VNG en in overleg met de begeleidingscommissie is voor deze studie een inperking gemaakt tot de meest voorkomende situatie bij energievoorziening door lokale coöperaties, namelijk elektriciteitsproductie o.b.v. wind en zon-pv. Waarom wordt er gerekend met de SDE+ terwijl daar maar erg weinig beschikkingen voor worden afgegeven? De algemene denklijn van het onderzoek is ‘what if’: stel dat 50% van de huishoudens hun stroom zouden betrekken op basis van lokale zon of windproductie. In dat geval is, conform de huidige regelgeving, bij productie met windmolens of met een zonnepark, SDE+ relevant. Waarom wordt er gerekend met de SDE+ terwijl burgers daar geen gebruik van kunnen maken? Met SDE+ wordt alleen gerekend voor de alternatieven ‘wind’ en ‘zonnepark’. Waarom is er gerekend met ‘50% van de huishoudens’? Dat wordt toch nooit gehaald?! Het voorspellen van de ingroei van lokale energieproductie vanuit de huidige situatie is lastig. De opzet van deze studie is niet geweest om een prognose te maken voor lokale energieproductie, maar om de maatschappelijke waarde te duiden van het fenomeen zelf. Daarom is in deze studie de redeneertrant van achter naar voren. Dus stel dat in 2020 50% van de huishoudens voorzien zou zijn van elektriciteit op basis van lokale productie met zon of wind, wat betekent dat dan? Hoe zit het met onbalans, voorzieningszekerheid en leveringszekerheid? Bij onbalans gaat het om de leveringszekerheid aan de gebruikers, niet om de voorzieningszekerheid van energie voor Nederland. Lokale productie door zon of wind draagt juist bij aan deze voorzieningszekerheid door een betere spreiding van de energiemix. In 2020 is er nog geen sprake van een breed uitgerold smart grid, waarmee fluctuaties in vraag en aanbod beter op elkaar kunnen worden afgestemd. De aanwezigheid hiervan in 2020 of op een later tijdstip zal zeker kunnen bijdragen om de kosten van onbalans verder te beperken. Waaruit bestaat een optimale energiemix? Wat optimaal is, hangt af van de criteria die je gebruikt. In de MKBA kijken we door een economische bril. Waarom wordt er ook gerekend voor zonneparken terwijl daar in Nederland nauwelijks ruimte voor is? In de studie zijn de verschillende mogelijke invullingen van zon-pv belicht, dus zowel op daken (individueel of collectief) als in de vorm van een park. De ruimte die nodig is voor het realiseren van de benodigde hoeveelheid opwekvermogen op daken of in parken, is sterk afhankelijk van het ruimtelijke ordeningsbeleid van lokale overheden. Stelt dit onderzoek een verhoging voor van ‘grijze’ stroom van 4 cent/kWh? In het onderzoek is nagegaan hoe lokaal opgewekte duurzame elektriciteit voor de gebruikers financieel aantrekkelijker gemaakt zou kunnen worden t.o.v. grijze stroom. Dat kan op meerdere manieren, waaronder het verhogen van de energiebelasting op grijze stroom. In dat geval zou de betreffende verhoging circa 4 cent per kWh moeten bedragen.
Hoe is die 4 cent per kWh berekend? Dat is de prijsstijging die nodig is om in de business case de gebruikerskosten van stroom o.b.v. 100% grijs en o.b.v. 50% lokaal groen/50% grijs aan elkaar gelijk te doen zijn. De gebruikerskosten zonder interventies zijn ook bepaald in de business case. Betekent een prijsverschil tussen grijze en lokale groene stroom van 4 cent/kWh dat huishoudens die grijze stroom afnemen dan ook 4 cent/kWh meer gaan betalen? Dit is afhankelijk van hoe de prijsverhoging wordt geïntroduceerd. Als direct 4 cent/kWh als tariefstijging grijze stroom wordt vastgesteld, dan is er sprake van een prijsverschil van 4 ct/kWh tussen (lokaal) groen en grijs. Als het afhankelijk wordt van het feitelijk gebruik van lokale groene stroom (ingroeimodel), dan zal het in eerste instantie lager kunnen zijn. Wat zijn de financiële gevolgen voor huishoudens die geen gebruik maken van lokale duurzame energie? In het onderzoek is in de business case uitgegaan van een denkbeeldig dorp van 5000 huishoudens, waarvoor de totale kosten van het elektriciteitsverbruik zijn doorgerekend, uitgaande van 50% lokale duurzame productie. In die kosten zijn ook de (meer)kosten verwerkt van een toename van de energiebelasting op grijze stroom. Wat betekent de optie om de SDE+ te verhogen? Dit houdt in dat de tarieven van SDE+ verhoogd worden. Is deze MKBA een ‘model’ dat uitgerold kan worden? Ja. Is op termijn een herziening van het energiebelastingstelsel noodzakelijk? Dat is uiteindelijk een politieke keuze. In het onderzoek wordt aangegeven dat de fiscale gevolgen van een sterke groei van lokale duurzame elektriciteitsproductie aanzienlijk zijn, gegeven de huidige fiscale regelgeving. Waarom wordt gederfde energiebelasting in het rapport opgenomen als maatschappelijke kostenpost? Er wordt toch duurzame energie en energiebesparing mee gestimuleerd? Dat klopt, maar die stimulering heeft ook een prijs, waaronder uitgaven (SDE+) en/of gederfde belastinginkomsten. Dit zijn ook maatschappelijke kosten die in de MKBA inzichtelijk gemaakt zijn. Er is gerekend met subsidies voor zonnepanelen vanuit ‘Meer Met Minder’. Maar deze regeling is toch bedoeld voor energiebesparing en niet voor opwekking van energie? Dat klopt, dit is een verschrijving in het rapport. Met deze subsidie wordt de subsidieregeling Zonnepanelen bedoeld van de Rijksoverheid. Hiervoor is voor de periode van 2 juli 2012 t/m 28 december 2013 € 50.882.000,-. beschikbaar. Zie ook het Erratum.