Mijn oorlog een verhaal door
Piet Duthoy (1929-2004) deel 4
De Geallieerden landden op dinsdag 6 juni in Normandië. Ons vader was zot van geluk. Reeds weken voordien had hij op de radio in de "messages personnels" de eerste verzen van Paul Verlaine's gedicht 'Chanson d'Automne' gehoord: "Les sanglots longs des violons de lAutomne..." en wist hij dat de landing nakende was. Met de daarop volgende regels van het gedicht: "... blessent mon coeur d'une langueur monotone", werd ook hij op 5 juni verwittigd dat het 's anderendaags zou gebeuren en dat ze zich moesten klaar houden voor verdere orders, informatieopdrachten en sabotagedaden. Reeds vroeg in de voormiddag van zes juni kwamen de Weerstanders van zone III in Waregem hun wapens, springstoffen en munitie afhalen. Die waren door de Geallieerden ergens in Henegouwen gedropt, dan met de hulp van Anna Vandenbroucke naar Waregem gesmokkeld en in de magazijnen van Windels in de Oude Vijvestraat (nu Marcel Windelsstraat) opgeslagen. Het was de taak van mijn zusters en ik om de mannen onopvallend naar daar te loodsen, in groepjes van een tiental man. Eerst kregen ze van ons vader in zijn bureau in de Stormestraat de laatste instructies. Dan vertrok één van ons met de fiets en volgden een tiental mannen ons op afstand. Wij moesten hen iedere keer langs een andere omweg tot aan het magazijn gidsen en hen dan teken doen dat ze op hun bestemming waren aangekomen. Tot in de late namiddag duurde deze actie voort, recht onder de neus van de Duitsers. Alles verliep naar wens en ons vader zei dat ze allemaal waren gekomen en alle wapens hadden afgehaald. Vader nam nu zelf afscheid van ons moeder en vertrok te voet naar een hoeve in Desselgem, waar hij zou onderduiken. Ik moest hem een vijftiental minuten na zijn vertrek met een valiesje op mijn fiets, waarin zijn persoonlijke spullen staken, achterna rijden en hem vinden langs de Gentse weg. Net toen ik vertrok, kwamen een paar mannen op een motorfiets een pint drinken in het café rechtover ons huis. Zij zagen mij vertrekken. Eerst dachten wij dat het een paar telaatkomers van het verzet waren, die nog wapens kwamen halen. Maar volgens ons moeder waren alle verzetsleden al langs gekomen en konden we beter geen contact opnemen met die mannen in het café. Deze ondervroegen Bertha, de waardin van het café, over haar overburen. Zij wilden weten waar die jongen met dat valiesje heen ging. Bertha was er rap bij om te beweren dat ik in Kortrijk op school zat en, gezien de oorlogsomstandigheden, nu en dan naar huis kwam om wat eten te halen. Ze hebben dat blijkbaar geloofd en zijn weer vertrokken. Achteraf zou blijken dat het Gestapomannen waren, die waren komen kijken of de vogel niet was gaan vliegen. Ze kwamen inderdaad een paar minuten te laat. Op het fietspad tussen Vijve en Desselgem kwam ik ons vader tegen en terwijl ik hem voorbijreed zei hij mij onopvallend waar ik moest afslaan en op hem wachten. Daar heb ik hem dan verlaten. Ik kreeg een laatste kruisje op mijn voorhoofd en een klopje op mijn wang. Langs een andere weg fietste ik daarna terug naar Waregem. Niemand kon vermoeden dat het nog drie maanden zou duren voor wij elkaar zouden terugzien. Toen het al donker was, is de Gestapo dan zelf maar komen zoeken naar ons vader. Zij
de Gavergids 2005 / 1
22
belden aan en bleven bellen tot ons moeder met de schrik in haar hart de deur ging openmaken. Zij had ons op het hart gedrukt om kost wat kost in bed te blijven en te doen alsof we sliepen. Naar wij later vernamen, stonden op de markt twee vrachtwagens met SS-soldaten die samen met de Gestapo naar ons huis kwamen gestapt. De soldaten drongen binnen bij de buren en zetten een perimeter rond het huis af. Zij stonden op de koer van de buren met hun wapens over de muur en de daken gericht, om iedere vluchtpoging te onderscheppen. Pas toen alles was afgezet, klonk er een fluitsignaal en dan kwam de Gestapo aan onze voordeur aanbellen. Van zodra de deur openging, stormden ze binnen. Ze stoven recht naar vaders bureau en begonnen alles om te keren, terwijl soldaten het huis van boven naar beneden onderzochten. Hoe zij zomaar de weg naar het bureau kenden, blijft nu nog een raadsel. Misschien zat één van moeders pianoleerlingen er voor iets tussen. Maar zeker hebben we dat nooit geweten. Moeder werd door een drietal Gestapomannen in zwarte lederen jassen onaflatend ondervraagd. Eén van hen was een Duitse Gestapoman die zijn vragen in het Duits stelde. Deze werden dan door de anderen in het Frans vertaald. Af en toe kwamen in hun verhoor van mijn moeder eerder gestelde vragen nog eens terug. Zo wilden ze uitvissen of er niet werd gelogen. Moeder wist natuurlijk niet waar ons vader was. Zij verstond ook zeer goed Duits en zo kon zij de meeste vragen tweemaal horen en er even over nadenken vooraleer ze te beantwoorden. Sommige van hun vragen waren eigenaardig. Zo waren zij bijzonder geïntrigeerd door de naam van ons ma, Esther. Ze vroegen haar zelfs waarom ze zo heette. Intussen stonden ze stijf met hun houten stokje onder de arm of waren er mee aan het spelen. Eén van hen heeft het zijne bij zijn vertrek zelfs nog laten liggen ook. Wij hebben het later verbrand, omdat het zo stonk. Wij, de kinderen, sliepen natuurlijk als rozen en dus lieten zij ons ongemoeid. Ik hoor hen nog zeggen "sie schlafen". Zij wilden ons niet nodeloos wakker maken. Uit de kleerkast haalden ze pa's mooie uniformjas en namen die mee, maar vergaten zijn uniformbroek die op een stoel hing. We hoorden hen op de zoldertrap en op onze zolder zoeken met hun taslampen. Onze ouders hadden ons nooit op de zolder laten gaan, omdat de planken zogezegd in slechte staat waren. Nu liepen de Duitsers er met hun zware botten rond en wij wensten vurig dat er een paar zouden doorzakken. Dat is jammergenoeg niet gebeurd. De revolver van ons vader zat verscholen in de asbak van de kachel in de voorkamer. Hoewel de Duitsers alles doorzochten en omkeerden, hebben ze daar nooit in gekeken. Ons moeder vertelde later dat ze daar hard voor gebeden had gedurende de ondervraging. Uiteindelijk zijn zij onverrichter zake vertrokken. Ze namen het uniformjasje mee en dreigden dat ze nog wel eens zouden terugkeren. Eenmaal ze weg waren hebben wij de ramen eens wagenwijd opengezet, om de vieze geur van al die Duitse soldaten uit ons huis te krijgen. Ons moeder was doodop van angst en vroeg mij om zo snel mogelijk de revolver in de grond te begraven. Diezelfde nacht heb ik langs de muur op de koer een kuiltje gegraven en er het wapen in begraven, in alle stilte en zonder licht te maken. D-Day is voor ons een bewogen dag geweest. Om te beginnen werd ons huis de volgende dagen nog extra in het oog gehouden. Soms stond er iemand 'onopvallend' tegen de muur geleund zijn gazet te lezen. In een gemeente als Waregem viel dit onmiddellijk op en de voorbijgangers lieten dat ook meteen blijken. En ja, die volgende dagen kwamen ze nog terug, om te achterhalen of er nieuws was. Voor ons moeder die telkens de deur openmaakte, was het moeilijk om iedere keer weer oog in oog te staan met de Gestapo, zonder iets van haar bezorgdheid over haar echtgenoot te laten blijken. Het was bij één van die daarop volgende bezoeken dat ze ook de broek van pa's uniform hebben meegenomen. Ze waren die 'vergeten'. Ondertussen waren de Amerikanen op 15 augustus 1944 ook vlak bij Saint-Tropez in
de Gavergids 2005 / 1
23
Zuid-Frankrijk geland. De Duitsers werden nu langs alle kanten in de tang genomen. De dagen en de weken gingen voorbij en we wisten dat het front naderde. Alles wat op de wegen ook maar bewoog, werd door de jagers van de Geallieerden vanuit de lucht beschoten en het Duitse leger verplaatste zich voornamelijk 's nachts. Dan begon de aftocht van de Duitse soldaten die vanuit het zuiden en vanuit Kortrijk met paard en kar, met steekkarren, te voet of met de fiets in Waregem voorbijtrokken, moe en afgemat na dagen en nachten zonder rust noch slaap. Hun karretjes waren met bladgroen en boomtakken gecamoufleerd. De soldaten zaten op de bok te slapen. Zelfs de paarden waren afgepeigerd. Ze schuimden de boerderijen op hun weg af voor eten of voor verse paarden. Bij het minste vliegtuigalarm stopte de colonne en doken de vermoeide soldaten strompelend het veld in. Wanneer de soldaten iemand op een fiets zagen, werd deze zonder pardon aangeslagen en meegenomen voor verder gebruik door het Duitse leger. Aanvankelijk dachten de burgers om slim te zijn en bij gevaar hun fietsbanden plat te zetten. Ze beweerden dan dat ze een gat hadden gereden. Maar het duurde niet lang of de soldaten trapten daar niet meer in. Ze bliezen de banden weer op en gingen er op de in beslag genomen fiets vandoor. 's Nachts hoorden we dan ook de vrachtwagens en de tanks door de pikdonkere straten rijden. Zij hadden hun lichten gedempt, uit angst voor de luchtaanvallen van de Geallieerden. Soms klonken er luide scherpe bevelen boven het geratel van de kettingen over de kasseien uit. En toen kwam eindelijk de dag waarvan we allen dachten dat het de laatste van de oorlog was. De aftocht van de vijand was zo goed als stil gevallen. De mensen waren ervan overtuigd dat zij de laatste Duitser hadden gezien. Langs alle kanten begonnen we te vernemen dat de Geallieerde troepen hier en daar in de streek reeds waren opgemerkt en als bevrijders waren ontvangen. Op 4 september keerden de Weerstanders vanuit hun schuiloord "Le Grébe" naar het centrum terug. Ze waren allen gekleed in de witte overalls van het Geheime Leger en waren gewapend. Het was al laat en pikdonker op straat. Ons vader was er ook bij. Ik denk dat ons moeder reeds van hun komst afwist want wij stonden allemaal al op straat, nog voor de groep Weerstanders voor onze deur halt hield. In het donker zagen we plots ons vader die ons allen kwam omhelzen en ons tegen zich aantrok. Vader snelde de trap op om klein Geert je, die boven sliep, een knuffel te gaan geven. Toen vader boven kwam, viel zijn revolver uit zijn holster en kletterde trede per trede naar beneden, tot in de gang. Gelukkig is hij niet afgegaan. Ondertussen was er veel volk op straat gekomen om te vieren. We hoorden de familie Windels aan komen lopen, terwijl zij de Brabançonne zongen. Het gebeurde allemaal in het donker, maar in de oorlog waren wij daaraan gewoon geraakt. Iedereen weende van geluk. We waren eindelijk vrij! De verzetsmannen zijn nog tot in het centrum gegaan om alles nog eens te controleren en zijn dan weer naar hun schuiloord gegaan. Waregem was bevrijd door zijn eigen soldaten. Die nacht zijn we laat gaan slapen. In bed vroegen wij ons af of alles nu werkelijk gedaan zou zijn: gedaan met die Duitsers en die SS-ers in de straten; weg met de angst voor de Gestapo die ons voortdurend bedreigde. De volgende ochtend was er al vroeg in de morgen veel volk op de been en spoedig stond de markt vol van het volk. Bij Windels in de Statiestraat kwamen de leiders van het verzet samen voor een beraad en om eens goed op de bevrijding te klinken. Mevrouw Windels herinnerde ons vader er aan dat hij beloofd had om een cognac te drinken als de bevrijding een voldongen feit was. Ons vader dronk nooit sterke drank en weigerde eerst, maar hief tenslotte toch het glas. Er waren twee Amerikanen bij, Jim Cockriel en John Mahony, die bij de familie Vanden Broecke in Ingooigem ondergedoken hadden gezeten. Samen met de Weerstand waren zij naar buiten gekomen en werden nu aan Palmer Desmet en zijn familie
de Gavergids 2005 / 1
24
toevertrouwd die ze bij hen thuis opnamen en er een toer van de gemeente mee deden. Zij werden er daverend onthaald. Door de straten kwamen de eerste Engelse gevechtswagens gereden. Ze kwamen in hun vrachtwagens door de Holstraat aangereden en verlieten het centrum door de Keukeldamstraat. De Weerstand patrouilleerde door de straten om te beletten dat boze burgers de huizen van de collaborateurs plunderden. Dat lukte hen niet altijd en op sommige plaatsen vlogen de meubels en soms wel een piano door de ramen de straat op. Ik zie ons vader nog de menigte in de Stormestraat tot kalmte aanmanen. Hij liet de rolluiken van de winkel van de collaborateur neerlaten en schreef er met krijt op dat op plundering de doodstraf stond. De bedreigde collaborateurs werden in het gemeentehuis in veiligheid gebracht. Een bakker op de markt die zich bedreigd voelde toen men ook zijn ramen begon in te slaan, had zich verstopt bij zijn buren. Ons vader ging hem daar ophalen. Aanvankelijk weigerde de bakker doodsbleek om zijn schuilplaats te verlaten, maar uiteindelijk is hij toch meegegaan, nadat mijn vader hem de verzekering had gegeven dat er hem niets zou overkomen. Hij liep voorop tussen een menigte van schreeuwende en dreigende mensen, met ons vader achter hem om hem te beschermen. Plots stormde een vrouw van tussen de mensenmassa naar voren en begon de man aan te vallen. Zij had echter zonder ons vader gerekend. Met een slag heeft hij haar op haar plaats gezet. Het werd plots doodstil op de markt en iedereen ging een stapje achteruit. De bakker en mijn vader werden ongestoord doorgelaten tot aan de poort van het gemeentehuis. Vader had zijn verantwoordelijkheid genomen. De Engelsen reden met hun gevechtswagens door de straten van Waregem tot aan de ijzergieterij in Vijve, waar in allerijl een erepoort was opgetimmerd. Iedereen moest daar eens opzitten met de soldaten, voor de foto. Er reed ook een tommy met een klein tankje door de straat. Hij had ergens een Duitse vlag veroverd, tot groot jolijt van de omstaanders. Aan het monument op de markt werden kransen neergelegd en in de straten waar de Weerstanders voorbij kwamen, kregen ook zij bloemen. Iedereen wilde met ons vader op de foto. Het was een echte triomftocht. Ook Jim en John, de twee Amerikaanse piloten die maanden lang in Ingooigem ondergedoken hadden gezeten, liepen als burger gekleed door de straten van het dorp en hadden veel bijval. Een groep van de Weerstanders vertrok nog om de Rommelasperges te gaan opruimen die in de weiden langs de Leie opgesteld waren. Dat was een groep Duitsers die zich daar in een 'zak' te Deerlijk ophielden en die onschadelijk zou worden gemaakt met behulp van zweefvliegtuigen. Dat is hen echter nooit gelukt. Tegen de middag, toen alles weer rustig was in de streek, kwam vader naar huis om te eten. Ma had net de soep uitgeschept toen er aan de deur gebeld werd en een buurvrouw binnenkwam. Zij had een familielid die een beetje 'verbrand' was en er was sprake dat zijn ruiten zouden worden ingeslagen. Ons vader stond meteen recht, liet zijn soep staan en ging mee om erger te voorkomen en de gemoederen te bedaren. We hebben hem nooit meer levend teruggezien. In de loop van de namiddag waren ze er weer, die gehate Duitsers. Een paar van hun motorrijders waren vanaf de weg naar Vijve onze gemeente binnengereden en hadden bij het zien van al die vlaggen, al die versieringen en de feestdrukte snel rechtsomkeer gemaakt. De stationschef had hen opgemerkt en had wijselijk de slagbomen naar beneden gelaten om de Duitsers de toegang tot het dorp te ontzeggen. Hij had ook de Weerstand laten verwittigen, maar die was in stoet naar het Amerikaans kerkhof getrokken voor een bloemenhulde. Ook ons vader was daar bij. Nu ontstond er in het dorp een noodsituatie. Er moest snel gehandeld worden. In het college zat nog een groot aantal Duitse krijgsgevangenen, waar zij eten kregen en werden verzorgd. De Weerstanders die hen in het college bewaakten lieten hen ter plaatse. Hun orders
de Gavergids 2005 / 1
25
waren om zich bij dreigend gevaar onmiddellijk naar hun schuiloord terug te trekken. Eén van de mannen die de gevangen soldaten bewaakte, zat met zijn geweer in de eetzaal, waar het eten net was uitgedeeld. Hij ruste wat uit en zat met zijn vermoeide voeten in een emmer water. Toen hij het nieuws van de terugkerende Duitsers hoorde, heeft hij kalm zijn voeten afgedroogd, zijn geweer genomen en is er stil vandoor gegaan. Adolf Cannie kwam ook van het college. In de Statiestraat werd hij door de binnentrekkende Duitsers aangehouden en ter plaatse terechtgesteld. Een andere Weerstander werd ook aangehouden maar hij overtuigde de Duitsers ervan dat hij het witte uniform van het Rode Kruis droeg. Hij kon zich nog snel van zijn handgranaat ontdoen ergens achter de hekkens van het kasteel Casier. Hij hoestte eens goed luid om het geluid van de vallende granaat te verdoezelen. Hij kon ontkomen. Op weg naar de hoeve Decraene hebben de Weerstanders hun uniformen achtergelaten op het hof van Hector Vandenbroucke aan de Hoogmolen. Henri Lebbe was al heel de dag in de weer met zijn vaders camionette en reed over en weer met de mannen en het materiaal naar het hof van Decraene. In hun schuiloord beslisten de Weerstanders om de bewoners van de gemeente niet nodeloos in gevaar te brengen en zich te gaan verschuilen in de Wortegemse bossen tot het gevaar was geweken. In Waregem zelf was het feest snel gedaan en werden de vlaggen in een mum van tijd binnengehaald. Iedereen haastte zich naar huis en een aantal feestvierders liepen nog langs de huizenrijen toen het donker werd, sommigen onder hen met een pint je te veel op. Het was al donker toen ik bij ons boven de Belgische vlag binnenhaalde. Op geen tweehonderd meter daar vandaan, op het Driekoningenplein, hoorde ik moto's stilvallen. Er werd in het Duits geroepen. Dan hoorde ik plots een auto afkomen uit de richting van Deerlijk. Er werd "Halt" geroepen. Het bleek Henri Lebbe te zijn die met zijn wagentje van de hoeve Decraene naar huis reed. Zijn auto was versierd met vlaggetjes en bloemen en de boze Duitsers wierpen een handgranaat naar binnen, trokken de gewonde bestuurder uit het voertuig en maakten hem ter plaatse af. Nog andere burgers die zich iets te laat naar huis haastten, werden wat verder in een hoek samengedrongen en doodgeschoten. Eén van de laatsten die daar werden vermoord, was Callant. Die was op weg naar huis en wilde zoals hij het gewoon was bij Montie nog een glas gaan drinken. Maar de deur van het café was al gesloten. Bertha, die aan de deur hoorde trekken, kwam op het balkon zag de man en riep: "Callantje, ik zal de deur rap openmaken. Kom maar snel naar binnen, want de Duitsers zijn er weer." In plaats van rustig te wachten op Bertha, keerde Callant zich om en riep overmoedig: "Waar zijn die Duitsers". Hij stapte zijn dood tegemoet. Met één schot werd ook hij afgemaakt en bij de hoop met de andere doden achtergelaten. Bertha kwam te laat om hem binnen te laten. De terugtocht van het restant van de Duitse troepen heeft tot diep in de nacht geduurd. De meesten onder hen waren soldaten die uit Deerlijk kwamen en die van de duisternis gebruik wilden maken om te vluchten. Ook de Duitse krijgsgevangenen die nog in het college zaten en misschien blij dachten dat de oorlog voorbij was en zij tenminste nog leefden, moesten onder druk van een SS-officier die de leiding had genomen met tegenzin mee optrekken. Pas nadat alle Duitsers het dorp waren uitgemarcheerd, werd het stil en donker op straat. Doodstil zelfs, ook al konden we in de verte nog de donderende schoten van kanonnen horen. Tegen de ochtend kwamen de mensen weer voorzichtig op straat. Maar de schrik zat er nog in. Van zodra iemand ook maar iets hoorde, stoof hij snel weer zijn veilige huis binnen. Maar deze keer kwamen er geen Duitsers meer voorbij. De oorlog was gedaan. De burgers die de terugtrekkende Duitsers in de gemeente hadden gefusilleerd, lagen op een hoop ergens in een hoek aan het huis van Fieneke Beirlaen. Ze zagen er koud en be-
de Gavergids 2005 / 1
26
bloed uit, en lagen nog in de houding waarin ze de grond hadden geraakt, nadat ze waren afgemaakt. Het was raar. Niemand sprak erover maar de mensen weenden in stilte. Dan kwam ook voor ons het uur van de trieste waarheid. Toen de principaal bij ons kwam aanbellen, wist ons ma meteen wat er was gebeurd. Zij was ontroostbaar en wij stonden allemaal verstomd en verweesd dicht tegen haar aan. Ook Commandant Duyck kwam ons troosten. We gingen samen met hem naar het College, waar de gesneuvelde Weerstanders in de turnzaal opgebaard lagen. Het was doods en stil op straat toen we ernaar toe stapten. De mensen volgden onze stoet vanuit hun deurgat en iedereen die ons op straat zag voorbijkomen, keek ons droevig en gelaten aan. Ondertussen kwamen de eerste Geallieerde tanks weer door de straat gedonderd, met soldaten die verwacht hadden om overal uitbundig door de bevolking te worden onthaald. Zij waren verwonderd over de doodse stilte in Waregem en gingen navraag doen op het Gemeentehuis wat hiervoor de reden was. Daar in de turnzaal van het college hebben wij allemaal ons vader nog een kruiske op zijn koud voorhoofd gegeven en een kus, voor de laatste maal. Hij was niet gekwetst aan het hoofd. Ik herinner me enkel een klein schrammetje naast zijn linker oog. Dat was het einde van mijn oorlog.
massaal bijgewoonde openlucht begrafenismis voor Jozef Duthoy en de andere gesneuvelde Weerstanders
de Gavergids 2005 / 1
27