»J3&?&f&^
>>7prap>roeX3p7^^
900 800 600
4000-I
400
2000
200
o-
25
100
0
1. weerstand in Q 2. temperatuur in °C
weerstand temperatuursensor koelvloeistof en temperatuursensor inlaatlucht temperatuursensor inlaatlucht weerstand; contact uit aansluiting naar pen meetwaarde 9 zie figuur wit bruin/wit
temperatuursensor koelvloeistof weerstand; contact uit naar pen aansluiting meefwaarc/e 10 bruin/blauw zie figuur bruin/wit luchthoeveelheidsmeter weerstand; contact uit; stekker van gaskleppotentiometer losgetrokken naar pen aansluiting meetwaarde 17 blauw/zwart 0,5 - 1 ,0 kQ bruin/wit 6 weerstand; contact uit; stekker van gaskleppotentiometer losgetrokken; stuwklep bewegen naar pen aansluiting meetwaarde blauw/zwart 17 weerstandsverandering 21 bruin/rood gaskleppotentiometer weerstand; contact uit; stekker van luchthoeveelheidsmeter losgetrokken; gasklep dicht naar pen aansluiting meetwaarde 6 bruin/wit ca. 1 kQ 11 rood/blauw
-f
weerstand; contact uit; stekker van luchthoeveelheidsmeter losgetrokken; gasklep dicht meetwaarde naar pen aansluiting M ca. 2,5 kQ blauw/zwart 11 rood/blauw weerstand; contact uit; stekker van luchthoeveelheidsmeter losgetrokken; gasklep geheel open meetwaarde naar pen aansluiting 17 ca. 1 kQ blauw/zwart 11 rood/blauw verstuiver weerstand; contact uit aansluiting meten op de verstuiver
naar pen
•^:;:^::.:::ii:F/:i:'.::v r - • : • • • • " • ontstekingseindtrap
^"rw
voedingssignaal; contact aan aansluiting naar pen meetwaarde 4; zwart ca. accuspanning 2; bruin werking; contact aan; aansluiten op bobine aansluiting naar pen meetwaarde 15 op bobine minstens 2V, moet na enkele seconden 1 op bobine teruglopen tot 0 V Regelsystemen
meetwaarde 15-20Q
Hall-sensor voedingssignaal; contact aan meetwaarde aansluiting naar pen minstens 10V 8 3; rood/geel 6 1; bruin/wit werking; contact aan; gebruik LED-tester meetwaarde naar pen aansluiting LED moet knipperen 2; groen/wit massa
Ontstekingsaanpassing Laat de bedrijfswarme motor stationair draaien. Trek de stekker van de koelvloeistoftemperatuursensor. Noteer het ontstekingstijdstip bij 2500/min. Steek de stekker weer op de sensor. Het ontstekingstijdstip moet nu bij hetzelfde toerental in de richting vroeg verschuiven: 30°. Als het ontstekingstijdstip niet verschuift: Controleer het elektrische gedeelte van het Digifant-systeem. Als het ontstekingstijdstip maar 15° verschuift: Controleer de luchthoeveelheidsmeter.
^
1. ontstekingseindtrap 2. regeleenheid 3. relais regeleenheid 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. BL = blauw; BR = bruin; GE = geel; GN = groen; GR = grijs; LI = lila; RT = rood; SW = zwart; WS = wit
elektrisch schema Digifant 3F tot 10/1990
relais brandstofpompen temperatuursensor koelvloeistof gaskleppotentiometer luchthoeveelheidsmeter temperatuursensor inlaatlucht naar toerenteller Hall-sensor lambdasonde naar klem 50 contactslot naar brandstofpomprelais verwarming lambdasonde extra-luchtschuif brandstofdrukpomp brandstofopvoerpomp contactslot idem
- Digifant (3F motor), uitvoeringen vanaf 10/1990
Ontstekingsvolgorde
1-3 _ 4 -2
Het betreft een multipoint inspuitsysteem gecombineerd met een elektronische ontsteking. Een regeleenheid regelt beide systemen met behulp van diverse sensoren en schakelaars. technische specificaties bougies, merk en type Bosch W6DTC elektrodenafstand bougies bobineweerstand, primair bobineweerstand, secundair systeemdruk
Beru 14-6DTU 0,7 - 0,9 mm 0,5 - 0,7 Q 3-4 kQ 2,5 bar
3
4
5
6
7 \ \8
1. luchthoeveelheidsmeter 2. stelschroef CO-percentage 3. brandstofdrukregelaar
72]
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
temperatuurregelaar voor inlaatlucht gasklephuis stelschroef stationair toerental gaskleppotentiometer stekker van lambdasonde relais voor brandstofpomp en regeleenheid regeleenheid aansluiting voor meten brandstofdruk bobine temperatuursensor koelvloeistof CO-testaansluiting extra-luchtschuif koolstoffilter brandstofdampafsluitklep
plaatsing componenten
Afstellingen
Stationair toerental en CO-percentage
Ontstekingstijdstip
ontstekingsmerktekens dynamisch ontstekingstijdstip
5 ± 1 ° voor BDP bij 2000 - 2500 /min
Start de motor. Trek de stekker van de koelvloeistoftemperatuursensor. Controleer het ontstekingstijdstip met een toerenteller en een stroboscooplamp. Stel af door de stroomverdeler te verdraaien.
stelschroef stationair toerental
Controleer bij bedrijfswarme motor en correct afgestelde ontsteking. Trek de PCV-slang los en plug de slang af. Controleer of de gaskleppotentiometer in orde is. Start de motor en laat de motor stationair draaien. Trek na ca. 1 minuut de stekker van de koelvloeistoftemperatuursensor (blauwe draad). Geef drie keer gas; minstens 3000 toeren. Laat de motor stationair draaien. Controleer het stationair toerental en het CO-percentage volgens de tabel. Zo nodig corrigeren.
stelschroef CO percentage stationair toerental stekker van koelvloeistoftemperatuursensor losgetrokken stekker van koelvloeistoftemperatuursensor aangebracht CO-percentage stekker van koelvloeistoftemperatuursensor losgetrokken stekker van koelvloeistoftemperatuursensor aangebracht
Sluit de stekker weer aan op de koelvloeistoftemperatuursensor. 920 ± 25/min 875 ± 25/min
1 ,2 ± 0,2 % 0,7 ± 0,4 %
Geef opnieuw drie keer gas; minstens 3000 toeren. Controleer opnieuw het stationair toerental en het CO-percentage volgens de tabel. Als de waarden afwijken kan de oorzaak worden gezocht in het aanzuigen van valse lucht. Ook kan het storingsgeheugen van de regeleenheid worden uitgelezen. Storingsdiagnose De regeleenheid is voorzien van een zelfdiagnosesysteem dat door middel van knippercodes kan worden uitgelezen.
Activeer de eerste storingscode door de draad ca. 5 seconden aan massa te houden.
Storingscodes
Lees de eerste storingscode uit. \J L
JL ID ^
N.B. De code wordt herhaald totdat de volgende storingscode wordt geactiveerd. De LED brandt na het activeren eerst 3 seconden aan een stuk. Daarna wordt de storingscode weergegeven. De LED brandt weer 3 seconden tussen de herhalingen van de storingscode in. Houd de draad opnieuw 5 seconden aan massa voor het activeren van de volgende storingscode. Na uitlezen van alle codes kan het storingsgeheugen worden gewist door de draad minimaal 15 seconden aan massa te houden.
1. plus 2. min 3. knippercodes
pinbezetting diagnosestekkers Sluit de LED-tester aan op de plus en de knippercode-uitgang (op de knippercode-uitgang staat een spanning van 1,5V). Leg een extra draad aan de knippercode-uitgang.
code 1111 2111 2113 2212 2234 2312 2322 2323 2341 2342 4444
storingscodelijst diagnose regeleenheid defect Hall-sensor Hall-sensor gaskleppotentiometer voedingsspanning regeleenheid temperatuursensor koelvloeistof temperatuursensor inlaatlucht luchthoeveelheidsmeter lambda-regeling lambda-sensor geen defecten
Simulatie van basissignalen Simulatie van het Lambdasignaal Zie bij sensoren/stelelementen bij de lambdasonde, in de algemene informatie over elektronische regelsystemen .
relais voor voedingsspanning regeleenheid werking; contact aan aansluiting zwart/wit, V+ bruin, V-
naar pen 23 13
meetwaarde ca. accuspanning
Diagnosemetingen N.B. Stekker = stekker van de betreffende sensor / schakelaar / klep, tenzij anders vermeld. N.B. Pen = aansluiting van de regeleenheidsstekker, tenzij anders vermeld. N.B. Aansluiting = aansluiting van de sensorstekker, tenzij anders vermeld. N.B. Zie bij afwijkende meetwaarden eventueel de vervolgcontroles. Zie bij de betreffende sensoren/stelelementen, in de algemene informatie over elektronische regelsystemen . regeleenheid voedingssignaal; contact aan aansluiting naar pen zwart/geel, V+ 14 13 bruin, V-
meetwaarde ca. accuspanning
900 800
(D 7000 6000 \
600
4000
400
2000 \
200
o-
0
25
50
100
0
1. weerstand in Q 2. temperatuur in °C weerstand temperatuursensor koelvloeistof en temperatuursensor inlaatlucht
i>$i!if»^
fiti;^*'*-: *'•'• • • : '• •
weerstand; contact uit aansluiting 1; wit 2; bruin/wit
weerstand; contact uit; stekker van luchthoeveelheidsmeter losgetrokken; stekker van gaskleppotentiometer aangesloten, gasklep dicht aansluiting naar pen meetwaarde bruin/wit 6 ca. 1 ,5 kQ rood/blauw 11 weerstand; contact uit; stekker van luchthoeveelheidsmeter losgetrokken; stekker van gaskleppotentiometer aangesloten; gasklep dicht aansluiting naar pen meetwaarde rood/blauw 11 ca. 2,5 kQ blauw/zwart 17 weerstand; contact uit; stekker van luchthoeveelheidsmeter losgetrokken; stekker van gaskleppotentiometer aangesloten; gasklep geheel open aansluiting naar pen meetwaarde rood/blauw 11 ca. 2,5 kQ blauw/zwart 17
naar pen 9
meetwaarde zie figuur
temperatuursensor koelvloeistof weerstand; contact uit meetwaarde aansluiting naar pen 1; bruin/blauw 10 zie figuur 2; bruin/wit luchthoeveelheidsmeter weerstand; contact uit; stekker van gaskleppotentiometer losgetrokken naar pen meetwaarde aansluiting 3; blauw/zwart 17 0,5-1,OkQ 4; bruin/wit 6 weerstand; contact uit; stekker van gaskleppotentiometer losgetrokken; stuwklep bewegen naar pen meetwaarde aansluiting 3; blauw/zwart 17 weerstandsverandering 2; groen/rood 21
: ::
•' • • :-: gaskleppotentiometer
• • " • : • • - : • . • • • • • ; • •;
verstuiver weerstand; contact uit aansluiting meten op de verstuiver
naar pen
meetwaarde 15-20Q
Steek de stekker weer op de sensor. voedingssignaal; contact aan aansluiting naar pen meetwaarde 3; rood/geel 8 minstens 10V 6 1; bruin/wit werking; contact aan, gebruik LED-tester aansluiting naar pen meetwaarde 2; groen/wit LED moet knipperen massa ontstekingseindtrap voedingssignaal; contact aan aansluiting naar pen meefwaarde 3; zwart ca. accuspanning 1; bruin werking; contact aan, aansluiten op bobine aansluiting naar pen meeftvaarde 15 op bobine minstens 2 V, moet na enkele seconden 1 op bobine teruglopen tot 0V Regelsystemen Ontstekingsaanpassing Laat de bedrijfswarme motor stationair draaien. Trek de stekker van de koelvloeistoftemperatuursensor. Noteer het ontstekingstijdstip bij 2500/min.
Het ontstekingstijdstip moet bij hetzelfde toerental nu in de richting vroeg verschuiven: 20°. Als het ontstekingstijdstip niet verschuift: Controleer het elektrische gedeelte van het Digifant-systeem. Als het ontstekingstijdstip maar 10° verschuift: Controleer de luchthoeveelheidsmeter.
I
1 101
1,5
1,0
ro
br/ws
2$
[ I
^l
w
Ir5
---crnj r 2/67
1/5
iw/ge 1
1
T3/1
J2sn '
. 13/3
0.5
sw/gn 1
12505 iT25» 4T25/I8 W25/6 OS m'g«
05 gn/«3
1
1
O5 brft»s
iw/ws
**
1
sw
i
^
1
|3^ 87/17 i—^ ro/g^ ra'gc
r
125/10 • •125/11
c3 br/bl
1 05
ra/bl
I
I l_
1. naar klem 50 contactslot 2. relais voor regeleenheid 3. brandstofpomprelais
£"?! 86/10
6
I
f25/14 TT25/23
4 1T3/2
0^
1 1 1
125/3
k
H/66o
I
4. ontstekingseindtrap 5. regeleenheid 6. Hall-sensor
**
I
•T32/1
5 1T25/I7 OJ bl/™
1T25/21 AT25/9 ^725/2 il25/13 AT25/20 il25/19 - |T25/ 0,5 gr/ro
0^ ws
0^ 1'
1^ br
05 ge/wi
,
1,5 br/sw
1i brfge B
7. 8. 9. 10. 11.
temperatuursensor koelvloeistof gaskleppotentiometer luchthoeveelheidsmeter temperatuursensor inlaatlucht lambdasonde
12. 13. 14. 15. 16. 17.
naar diagnosestekker verstuivers verwarming lambdasonde extra-luchtschuif brandstofdrukpomp brandstofopvoerpomp
BL = blauw; BR = bruin; GE = geel; GN = groen; GR = grijs; LI = lila; RT = rood; SW = zwart; WS = wit
elektrisch schema Digifant 3F vanaf oktober 1990
^^
- Digifant (PY motor), uitvoeringen tot 10/1990
zi
Ontstekingsvolgorde
1-3-4-2
Het betreft een multipoint inspuitsysteem gecombineerd met een elektronische ontsteking. Een regeleenheid regelt beide systemen met behulp van diverse sensoren en schakelaars. technische specificaties bougies, merk en type Bosch W5DTC elektrodenafstand bougies 0,7 - 0,9 mm bobineweerstand, primair 0,5 - 0,8 Q bobineweerstand, secundair 2,4 - 3,5 kQ 1 ,9 bar systeemdruk
1. luchthoeveelheidsmeter met temperatuursensor inlaatlucht 2. brandstofdrukregelaar 3. nullastschakelaar 4. gasklephuis 5. stelschroef stationair toerental 6. 7. 8. 9. 10.
vollastschakelaar stekker voor extra-luchtschuif stekker voor pingelsensor brandstofpomprelais regeleenheid
11. 12. 13. 14. 15.
stelschroef CO-percentage pingelsensor extra-luchtschuif intercooler temperatuursensor koelvloeistof voor Digifant-systeem 16. koelvloeistoftemperatuursensor voor temperatuurmeter 17. bobine
piaatsing componenten
Afstellingen
Stationair toerentai en CO-percentage
Ontstekingstijdstip
stelschroef stationair toerentai ontstekingsmerktekens dynamisch ontstekingstijdstip
5 ± 1 ° voor BDP bij 2000 - 2500 /min
Start de motor. Trek de stekker van de koelvloeistoftemperatuursensor. Controleer het ontstekingstijdstip met een toerenteller en een stroboscooplamp. Stel af door de stroomverdeler te verdraaien.
vxf>i*ifJ9?!5jvs>^
Storingsdiagnose Diagnosemetingen N.B. Stekker = stekker van de betreffende sensor / schakelaar / klep, tenzij anders vermeld. N.B. Pen = aansiuiting van de regeleenheidsstekker, tenzij anders vermeld. N.B. Aansluiting = aansluiting van de sensorstekker, tenzij anders vermeld.
stelschroef CO-percentage stationair toerental CO-percentage zonder katalysator met katalysator
900 ± 50/min 1,0 ±0,5% 0,7 ± 0,3 %
Controleer bij bedrijfswarme motor en correct afgestelde ontsteking. Trek de PCV-slang los en plug de slang af. Start de motor en laat de motor stationair draaien. Uitvoeringen met katalysator: Verbreek de stekkerverbinding met de lambda-sonde. Meet het CO-percentage aan de testaansluiting op het uitlaatspruitstuk. Laat de motor stationair draaien. Controleer het stationair toerental en het CO-percentage. Zo nodig corrigeren.
N.B. Zie bij afwijkende meetwaarden eventueel de vervolgcontroles. Zie bij de betreffende sensoren/stelelementen, in de algemene informatie over elektronische regelsystemen . regeleenheid voedingssignaal; contact aan naar pen aansluiting zwart/wit, V+ 14 Vmassa
meetwaarde ca. accuspanning
nullast-/vollastschakelaar weerstand; contact uit; gasklep gesloten aansluiting naar pen meetwaarde 11 1, 3; rood/blauw max. 1 ,5 Q 6 2; bruin/blauw
weerstand; contact uit; gasklep open tot vlak voor vollast meetwaarde naar pen aansluiting ooQ 11 1, 3; rood/blauw 6 2; bruin/blauw weerstand; contact uit; gasklep helemaal open meetwaarde naar pen aansluiting 11 1, 3; rood/blauw 1,5Q 6 2; bruin/blauw
900 800
7000 6000
600
4000:
400
2000:
200
o-
25
50
100
0
1. weerstand in Q 2. temperatuur in °C weerstand temperatuursensor koelvloeistof en temperatuursensor inlaatlucht
temperatuursensor inlaatlucht (in iuchthoeveelheidsmeter) weerstand; contact uit aansluiting
1; wit blauw/bruin
naar pen
9 6
meetwaarde
zie figuur
temperatuursensor koelvloeistof weerstand; contact uit aansluiting 1; rood/blauw 2; bruin/geel
naar pen 10 6
meetwaarde zie figuur
luchthoeveelheidsmeter weerstand; contact uit aansluiting naar pen meetwaarde 3; lila 17 0,5-1,OkQ 4; blauw/bruin 6 weerstand; contact uit; stuwklep bewegen aansluiting naar pen meetwaarde 3; lila 17 weerstandsverandering 2; wit/geel 21 verstuiver weerstand; contact uit aansluiting meten op verstuiver
naar pen
meetwaarde 15-20Q
: :;::
' '*^':'':::":::;':':?"*::":-: • •• • • •
• •
'Hall-sensor
'
:
voedingssignaal; contact aan aansluiting naar pen meefwaarde 3; zwart/geel 18 minstens 10V 1; bruin/wit 6 werking; contact aan; gebruik LED-tester; krukas ronddraaien aansluiting naar pen meetwaarde 2; groen/wit 18 LED moet knipperen Vmassa Regelsystemen Ontstekingsaanpassing Laat de bedrijfswarme motor stationair draaien. Noteer het ontstekingstijdstip. Verhoog het toerental: 2500/min. Het ontstekingstijdstip moet minstens 15° in de richting vroeg verschuiven. Als het ontstekingstijdstip niet verschuift: Controleer de koelvloeistoftemperatuursensor en de regeleenheid.
1. naar klem 50 van startmotor 2. naar klem 50 contactslot 3. klopsensor
BE 1 I
4. regeleenheid 5. Hall-sensor 6. nullastschakelaar 7. vollastschakelaar 8. temperatuursensor koelvloeistof Digifant-systeem 9. luchthoeveelheidsmeter 10. temperatuursensor inlaatlucht 11. lambdasonde 12. verwarming lambdasonde 13. brandstofdrukpomp 14. brandstofopvoerpomp 15. relais regeleenheid 16. relais brandstofpompen 17. verstuivers 18. extra-luchtschuif 19. contactslot 20. idem
BL = blauw; BR = bruin; GE = geel; GN = groen; GR = grijs; LI = lila; RT = rood; SW = zwart; WS = wit
elektrisch schema Digifant PY tot 10/1990
Digifant (PY motor), uitvoeringen vanaf 10/1990
Ontstekingsvolgorde
1 - 3 - 4- 2
Het betreft een multipoint inspuitsysteem gecombineerd met een elektronische ontsteking. Een regeleenheid regelt beide systemen met behulp van diverse sensoren en schakelaars.
technische specificatfes bougies, merk en type elektrodenafstand bougies contacthoek bij starttoerental bobineweerstand, primair bobineweerstand, secundair systeemdruk
Bosch W5DPO 0,7 - 0,9 mm geen opgave 0,5 - 0,7 Q
3-4kQ 2,5 bar
1. brandstofdampafsluitklep 2. brandstofdrukregelaar 3. pingelsensor 4. gasklephuis 5. stelschroef stationair toerental 6. nullast-/vollastschakelaar 7. stelschroef CO-percentage 8. CO-potentiometer met stelschroef en temperatuursensor inlaatlucht 9. stekker van lambdasonde 10. regeleenheid met MAP-sensor 11. relais voor brandstofpomp en regeleenheid 12. stekker van pingelsensor 13. bobine 14. koelvloeistoftemperatuursensor voor Digifant systeem 15. CO-testaansluiting 16. aansluiting voor meten brandstofdruk 17. extra-luchtschuif 18. koolstoffilter
plaatsing componenten
Stationair toerental en CO-percentage
Afstellingen Ontstekingstijdstip
stelschroef stationair toerental ontstekingsmerktekens dynamisch ontstekingstijdstip
6 ± 1 ° voor BDP bij 2000 - 2500 /min
Start de motor. Trek de stekker van de koelvloeistoftemperatuursensor. Controleer het ontstekingstijdstip met een toerenteller en een stroboscooplamp. Stel af door de stroomverdeler te verdraaien.
Controleer bij bedrijfswarme motor en correct afgestelde ontsteking. Trek de PCV-slang los en plug de slang af. Sluit de CO-meter aan op de CO-testaansluiting. Start de motor en laat de motor stationair draaien. Trek na ca. 1 minuut de stekker van de koelvloeistoftemperatuursensor (blauwe draad). Geef drie keer gas; minstens 3000 toeren. Laat de motor stationair draaien. Controleer het stationair toerental en het CO-percentage volgens de tabel. Zo nodig corrigeren. stelschroef CO-percentage stationair toerental stekker van temperatuursensor koelvloeistof losgetrokken stekker van temperatuursensor koelvloeistof aangesloten CO-percentage stekker van temperatuursensor koelvloeistof losgetrokken stekker van temperatuursensor koelvloeistof aangesloten
Sluit de stekker weer aan op de koelvloeistoftemperatuursensor. 920 ± 25/min 975 ± 25/min
Geef opnieuw drie keer gas; minstens 3000 toeren. Controleer opnieuw het stationair toerental en het CO-percentage volgens de tabel. Als de waarden afwijken kan de oorzaak worden gezocht in het aanzuigen van valse lucht. Storingsdiagnose
0,7 ± 0,2 % 0,7 ± 0,4 %
De regeleenheid is voorzien van een zelfdiagnosesysteem dat door middel van knippercodes en met behulp van een LED-proeflampje kan worden uitgelezen.
;?K¥K?K^?ftJ$g;SffiB^?
Storingscodes
Leg een extra draad aan de knippercode-uitgang. Activeer de eerste storingscode door de draad ca. 5 seconden aan massa te houden. Lees de eerste storingscode uit. N.B. De code wordt herhaald totdat de volgende storingscode wordt geactiveerd. De LED brandt na het activeren eerst 3 seconden aan een stuk. Daarna wordt de storingscode weergegeven. De LED brandt weer 3 seconden tussen de herhalingen van de storingscode in. Houd de draad opnieuw 5 seconden aan massa voor het activeren van de volgende storingscode. Na uitlezen van alle codes kan het storingsgeheugen worden gewist door de draad minimaal 15 seconden aan massa te houden.
storingscodelijst code
2222 2234 2242 2312
diagnose regeleenheid defect Hall-sensor Hall-sensor pingelsensor MAP-sensor in regeleenheid voedingsspanning regeleenheid CO-potentiometer temperatuursensor koelvloeistof
2322
temperatuursensor inlaatlucht
1111 1. plus
2111 2113
2. min
2142
3. knippercodes
pinbezetting diagnosestekkers Sluit de LED-tester aan op de plus en de knippercode-uitgang (op de knippercode-uitgang staat een spanning van 1,5V).
2323 2341
2342 4444
luchthoeveelheidsmeter lambda-regeling lambda-sensor geen defecten
relais voor voedingsspanning regeleenheid werking; contact aan aansluiting naar pen meetwaarde groen/rood, V+ 23 ca. accuspanning Vmassa
Diagnosemetingen N.B. Stekker = stekker van de betreffende sensor / schakelaar / klep, tenzij anders vermeld. N.B. Pen = aansluiting van de regeleenheidsstekker, tenzij anders vermeld. N.B. Aansluiting = aansluiting van de sensorstekker, tenzij anders vermeld. N.B. Zie bij afwijkende meetwaarden eventueel de vervolgcontroles. Zie bij de betreffende sensoren/stelelementen, in de algemene informatie over elektronische regelsystemen . regeleenheid voedingssignaal; contact aan naar pen aansluiting 14 zwart/wit, V+ massa V-
meetwaarde ca. accuspanning
nullastschakelaar weerstand; contact uit; gasklep gesloten aansluiting naar pen meetwaarde zwart, V+ 11 max. 1 ,5 kQ bruin/blauw, V6 weerstand; contact uit; gasklep geheel open aansluiting naar pen meetwaarde ooQ 11 zwart, V+ bruin/blauw, V6 vollastschakelaar weerstand; contact uit; gasklep gesloten aansluiting naar pen meetwaarde ooQ blauw/zwart 15 bruin/blauw, V6
?'''&''«''«w;^^^«;
weerstand; contact uit; gasklep helemaal open aansluiting naar pen meetwaarde blauw/zwart 15 1,5kQ 6 bruin/blauw, V-
" 900 800 600 4000
400
2000
200
25
50
100
1. weerstand in Q
temperatuursensor inlaatlucht (in luchthoeveelheidsmeter) weerstand; contact uit aansluiting naar pen meetwaarde 2; blauw/wit 9 zie figuur 3; blauw/bruin, V6 temperatuursensor koelvloeistof weerstand; contact uit aansluiting naar pen meetwaarde 1; bruin/blauw, V+ 10 zie figuur 2; bruin/wit, V6 CO-potentiometer weerstand; contact uit aansluiting naar pen 1; blauw 5 6 3; blauw/bruin
meetwaarde 0-2kQ
2. temperatuur in °C
weerstand temperatuursensor koelvloeistof en temperatuursensor inlaatlucht
verstuiver weerstand; contact uit aansluiting meten op verstuiver
naar pen
meetwaarde 15-20Q
Hall-sensor voedingssignaal; contact aan meetwaarde aansluiting naar pen minstens 10V zwart/geel 8 bruin/wit 6 werking; contact aan; gebruik LED-tester; krukas ronddraaien meetwaarde aansluiting naar pen 2; groen/wit 18 LED moet knipperen bruin/wit 6 Regelsystemen Ontstekingsaanpassing Laat de motor stationair draaien. Trek de stekker van de koelvloeistoftemperatuursensor. Noteer het ontstekingstijdstip bij 2000 - 2500/min. Steek de stekker weer op de sensor. Het ontstekingstijdstip moet nu bij hetzelfde toerental in de richting vroeg verschuiven: 15°. Als het ontstekingstijdstip niet verschuift: Controleer het elektrische gedeelte van het Digifant-systeem.
~^
J f
1
1
1,5 s
d5
D c5
'i
li/i w
OJ sw
IjO ro
^87/14 1>30/5
^1 87/11
*87/17
*86/10
0,5
T
T
86/7
u •
ro/ge
.
L
m~m* 1,5 1,0 ro/go ro/ge
2 14
• 85/9
(T]
5
it
ro/iW
i
TO
0^ iw
^•30/2
485/12
04
t-J
1. naar contactslot klem 50 2. relais voor regeleenheid 3. relais brandstofpompen 4. ontstekingseindtrap 5. regeleenheid met MAP-sensor
I
6. Hall-sensor 7. temperatuursensor koelvloeistof 8. nullastschakelaar 9. vollastschakelaar 10. CO-potentiometer 11. temperatuursensor inlaatlucht 12. pingelsensor 13. lambdasonde 14. naar diagnosestekker 15. verstuivers 16. verwarming lambdasonde 17. extra-luchtschuif 18. brandstofdrukpomp 19. brandstofopvoerpomp
BL = blauw; BR = bruin; GE = geel; GN = groen; GR = grijs; LI = lila; RT = rood; SW = zwart; WS = wit
elektrisch schema Digifant PY vanaf 10/1990
Distributie Distributieriem j
De distributieriem drijft via de waterpomp de bovenliggende nokkenas aan. De riem moet elke 120.000km worden vervangen. Uit- en inbouwen
V?
z o
-'J
merktekens motoren met tuimelaars
merktekens motoren met hydraulische klepstoters
Bouw de V-riem en de distributiekap uit. Zet de krukas en de nokkenas in de aangegeven positie
Nokkenas(sen) -
Maak de waterpomp los en ontspan de distributieriem. Controleer voor inbouwen de juiste stand van de krukas en de nokkenas. Monteer de distributieriem; span de riem door verdraaien van de waterpomp. De riem moet tussen nokkenastandwiel en waterpomp nog juist een kwartslag gedraaid kunnen worden.
Motoren met tuimelaars (GK, GL, GT, HB, HH, HJ, HK en KW) Uit- en inbouwen
Voordat de nokkenas kan worden uitgebouwd, moet eerst de distributieriem worden verwijderd. Verwijder de stroomverdeler, de flens, de benzinepomp en de tuimelaarklemmen. Verwijder de tuimelaars: Laat de bij de tuimelaar behorende nok (op de nokkenas) omhoog wijzen. Trek de tuimelaar met een tang los. Verwissel de tuimelaars onderling niet. Verwijder het nokkenastandwiel en trek de nokkenas uit de cilinderkop. Inbouwen gaat in omgekeerde volgorde van uitbouwen.
aantrekkoppels distributiekap
10 Nm
nokkenastandwiel
80 Nm
kleppendeksel
10 Nm
-
Motoren zonder tuimelaars (HZ, MH, NU, 2G, ACM, AAK, AAU, AAV, NZ, PY en 3F) Uitbouwen
Voordat de nokkenas kan worden uitgebouwd, moet eerst de distributieriem worden verwijderd.
Verwijder de stroomverdeler, de brandstofpomp en de nokkenaspoelie. Bouw de buitenste lagerkappen en de middelste lagerkap uit. Draai de overige lagerkappen kruiselings los.
Kleppen, tuimelaars en stoters Klepspeling -
Inbouwen Let op de juiste inbouwstand van de lagerkappen; de brede nok moet naar het inlaatspruitstuk wijzen. aantrekkoppels aantrekvolgorde nokkenaslagerkappen (vanaf distributiezijde) moeren van lagerkappen 2 en 4 kruiselings vastzetten
6Nm
moeren van overige lagerkappen vastzetten
6Nm
alle moeren natrekken
Motoren met tuimelaars (GK, GL, GT, HB, HH, HJ, HK en HW)
De bovenliggende nokkenas bedient via tuimelaars de kleppen. Draai de nokkenas totdat de twee nokken van de betreffende cilinder omhoog wijzen. De klepspeling wordt tussen tuimelaar en klep gemeten en met een kogelbout op de tuimelaar afgesteld. Controleren en afstellen klepspeling
90° hoekverdraaiing
warme motor inlaat
0,15mm 0,25 mm
bouten van lagerkap 5 vastzetten nokkenastandwiel
10 Nm
uitlaat koude motor
80 Nm
inlaat
0,10mm
distributiekap
10 Nm
uitlaat
0,20 mm
kleppendeksel
10 Nm
Hydraulische klepstoters -
Motoren zonder tuimelaars (HZ, MH, NU, 2G, ACM, AAK, AAU, AAV, NZ, PY en 3F)
Alle motoren zonder tuimelaars -zijn voorzien van hydraulische klepstoters.
Aantrekkoppels Carburatiemotor met tuimelaars in Nm, tenzij anders aangegeven
VYrYrYr^
7
.O.OAQ aantrekvolgorde cilinderkopbouten fase 1 fase2 fase 3 hoofdlagerkappen drijfstanglagerkappen / nekkenastaridWtel kpukastandwiel M12 M14 N
' "v
krukaspoelie distributiekap/deksel kleppendeksel vliegwiel uitlaatspruitstuk
r-i
3
cilinderkopbouten 1
40 60 180° hoekverdraaiing 65 30 Nm + 90° hoekverdraaiing 80 -*80 90 Nm + 180° hoekverdraaiing 20 10 10 30 Nm + 90° hoekverdraai-ing geen opgave
uitlaat op spruitstuk carterpan oliedruksensor / schakelaar olie-aftapplug
25 20 25 30
Controleren max. stoterspeling
0,1 mm
Controleer de stoters door ze met een plastic wig of lets dergelijks in te drukken. Vervang de stoters als de maximale stoterspeling overschreden wordt. N.B. Als nieuwe hydraulische klepstoters worden ingebouwd mag de motor pas na 30 minuten worden gestart. Draai de krukas eerst een paar keer met de hand rond om te controleren of de kleppen de zuigers niet raken.