«"«••<••
P.O.O.-memorandum Mededelingen van de Vakgroep Planning. Ontwerpen en Organisatie
EEN NADERE ANALYSE VAN HET REGERINGSSTANDPUNT MET BETREKKING TOT DE VESTIGINGSPLAATSEN VOOR KERNCENTRALES P. van Eek, P.H. Koekebakker W.H. Tutnarima, J. de Vries P.O.O.-Memorandum 1985-6 .
•poo-M— M3£~-€.
TH Delft Technische Hogeschool Delft
Afdritng Ö9t Civtoto TtchnMt Vakgroep Planning, Ontwerpen en Organisatie
ISSN 0169-4499
EEN NADERE ANALYSE VAN HET REGERINGSSTANDPUNT MET BETREKKING TOT DE VESTIGINGSPLAATSEN VOOR KERNCENTRALES P. van Eek, P.H. Koekebakker W.H. Tutuarima, J. de Vries P.O.O.-MemoraiKkim 19*5-6 »
? o o -M —
A\9S~-6.
Onderzoek in het kader van de planologische kernbeslissing (PKB) "Vestigingsplaatsen kerncentrales", oktober 1985 (verbeterde versie).
Tech*JeetK Hofeeehesl Delft, Afdeling der CMete Ttdudek, Peetbw* S04I, MM CA Delft, t e l 0IS-7I39U Delft Urfvenlt/ of Technology, Dept. «f Clrtl Engineering, P.O. Bes 5041, M00 CA Delft, The Netherlend» P.O,0.*Memoreno«m U «on «Jtgeve vee de vakgroep Planning, Ontwerpen «n Organisatie ran de Afdeling der Civiele Techniek ran de Technische Hogeschool te Delft. Het Ie een voort letting ven de reek* Planologisch Memorandum, uitgegeven deer de Vakgroep Civiele Planologie. Exemplaren ran dit rapport kunnen worden aenfevraogd MJ eovontoiid adres.
Inhoudsopgave
Verantwoording
Biz.
2
1.
Aanleiding
3
2.
Opzet van de analyse
*»
3.
Resultaten
9
k.
Konklusies
12
Literatuur
13
Bijlage 1
Kriteria-set 1
1
Bijlage 2
Kriteria-set 2
15
Bijlage 3
Kriteria-set 3
16
Bijlage <»
Beknopte toelichting op de gehanteerde EVAMIX-benadering
17
Bijlage 5
Voorbeeld uitdraai EVAMIX (kriteria-set 2)
22
Bijlage 6
Analyse van de optelling van de waarderingen in het beleidsvoornemen van de regering.
30
Bijlagen
- 1 -
Verantwoord i ng In het kader van de Planologische Kern Beslissing (PKB) "Vestigingsplaatsen Kerncentrales" hebben we gemeend een onderzoek te moeten doen naar het regeringsstandpunt in deze. Voor onze motieven en aanpak wordt verwezen naar het eerste hoofdstuk van dit memorandum. In verband met de strikte sluitingsdatum (1 november 1985) voor het indienen van de inspraakreacties draagt onze oorspronkelijke versie sporen van haast. We hebben daarom de tekst hier en daar gecorrigeerd en aangevuld en presenteren hierbij de definitieve versie. Omdat ons is gebleken dat het onderwerp vestigingsplaatsen kerncentrales gevoeliger ligt dan een willekeurig ander onderwerp op het gebied van de infrastructuurbeleidsplanning, wijzen wij erop dat de uitkomsten van dit onderzoek niet noodzakelijkerwijs de officiële men>ng van vakgroep, afdeling of hogeschool vertegenwoordigen. Wel maakt het onderhavige onderzoek deel uit van het onderzoeksterrein van de vakgroep Planning, Ontwerpen & Organisatie en is derhalve onder verantwoordeijkheid van de vakgroep uitgevoerd. Met dit onderzoek is tevens ingespeeld op een maatschappelijke behoefte blijkens de reacties van o.a. de RARO-inspraokcommissie en de PvdA Zevenbergen op het voorlopige onderzoeksrapport.
Ir P. van Eek Ir P.H. Koekebakker Ir U.H. Tutuarima Ing. J. de Vries
2
i.
Aanleiding In het kader van de procedure van de Planologische Kern Beslissing (PKB) over vestigingsplaatsen van nieuw te bouwen kerncentrales wordt de mogelijkheid van inspraak geboden aan een ieder die zich bij deze problematiek betrokken voelt. Zoals eerder het geval was bij de PKB-procedure n.a.v. het Struktuurschema Elektriciteitsvoorziening(Brezet e.a. 1975) heeft een aantal medewerkers van de Afdeling Civiele Techniek van de Technische Hogeschool te Oei ft een onderzoek verricht naarde wijze van beleidsvoorbereiding en beleidskeuzen van de regering, tot uitdrukking komend in het Beleidsvoornemen Vestigingsplaatsen voor Kerncentrales.*) Met name is onze nieuwsgierigheid gewekt door de ondoorzichtige en onverwachte wijze waarop bepaalde lokaties, die in vroegere beleidsnota's als het Aanvullend Structuurschema Electrïciteitsvoorzienïng (EZ e.a, 1977) en de Nota Energiebeleid Deel 3 Hoofdstuk 13 (EZ e.a. I98O) al bij een eerste selekt ie waren afgevallen, later toch weer in de afweging zijn betrokken. Dit betreft vooral de voorkeur van de regering voor de lokatie Moerdijk aangezien deze lokatie bij de eerdere studies, zowel uit een oogpunt van koelwater- mogelijkheden als vanwege de relatief dichte bevolking op betrekkelijk korte afstand, was afgevallen. Wij hebben onze analyse dan ook voornamelijk gericht op de afweging van de verschillende lokaties. met speciale aandacht voor de lokatie Moerdijk. Aangezien het binnen het daarvoor beschikbare tijdsbestek niet mogelijk was een uitgebreid onderzoek uit te voeren, is besloten ons te beperken tot een analyse op basis van de gegevens zoals die in het beleidsvoornemen zelf staan aangegeven. Dit houdt in, dat we uitsluitend het door de regering gehanteerde afwegingsproces hebben geanalyseerd zonder daar zelf andere kriteria, lokatiemogelijkheden of waarderingen aan toe te voegen. Het voordeel hiervan is, dat op deze wijze zo objektief, kontroleerbaar en systematisch mogelijk de onderbouwing en resultaten van dit afwegingsproces worden bekeken. Een bezwaar van deze wijze van werken is dat andere dan de door de regering gehanteerde kriteria en normen (hoe aanvechtbaar deze laatste in bepaalde opzichten ook zijn) niet worden meegenomen. Zo blijft buiten beschouwing dat -bij consequente toepassing- de concept-normen van het IMP-Milieubeheer voor de aanwezige bewoners in de verschillende zones voor de lokatie Moerdijk ruimschoots worden overschreden (zie WRRO 1985)* Ook de waarderingen die de regering aan de verschillende lokaties geeft worden niet expliciet geanalyseerd.
Bedoeld beleidsvoornemen is als onderdeel nr. k opgenomen in de Nota "Electrïciteitsvoorzienïng in de jaren negentig". Tweede Kamerstuk 18830, nrs. 1~4 (EZ e.a. 1985)» van hetzelfde beleidsvoornemen bestaan ook losse uitgaven» maar waar wij verwijzen naar een specifieke bladzijde eruit, doelen wij steeds op eerstgenoemde (volledige) versie) in de rest van ons verhaal zulten wij hiervoor consequent de term "het beleidsvoornemen" hanteren.
- > -
Opzet van de analyse In het beleidsvoornemen "Vestigingsplaatsen voor Kerncentrales" worden lokaties geselekteerd, die geschikt zouden zijn voor de vestiging van een kerncentrale. Na een eerste selektïe blijven er van de 29 in Deel e van het Struktuurschema Elektriciteitsvoorziening (EZ e.a. 1981) genoemde potentiële vestigingsplaatsen 13 over die op zich geschikt zouden zijn voor de vestiging van nucleair vermogen. Deze 13 plaatsen worden daarna onderling vergeleken op grond van een drietal invalshoeken, t.w. * bevolkingsomvang, ~ ruimtelijke ordening en milieu, » technische en ekonomische aspekten. Op grond hiervan wordt een voorselektie gemaakt, die de basis vormt voor een eindselektie. Daarbij wordt nog een aantal andere elementen in de beschouwing becrokken. De zes lokaties die overblijven (waaronder Moerdijk) doorlopen de PKB-procedure. De selectiemethodiek die in het beleidsvoornemen wordt gevolgd, is om de volgende redenen twijfelachtig: *
Door het op vrij willekeurige wijze samenvoegen van kriteria halverwege het selektieproces worden allerlei verschillen in skores, die wel degelijk invloed op het eindresultaat kunnen hebben, genivelleerd. Dit geldt tevens voor het ordinaal maken (» een rangorde geven op een bepaalde schaal) van gegevens die in kwantitatieve vorm voorhanden zijn.
*
Het splitsen in een voor- en eindselektie, waarbij het verschil tussen een skore 2 en 3 in de voorselektie reeds kan uitmaken of een lokatie afvalt of niet, maakt het zeer twijfelachtig of uiteindelijk de meest geschikte lokaties overblï jven.
*
Het toepassen van kriteria die exclusief voor een bepaalde lokatie gelden (bijvoorbeeld financiële problemen bij het industrieterrein Moerdijk) moet -methodisch gezien- worden afgewezen.
Bovengenoemde zaken maken onzorgvuldig.
de gehanteerde selektiemethodiek bijzonder
Voor de evaluatie van een aantal alternatieven op grond van verschillende kriteria zijn betere methoden beschikbaar. De door ons toegepaste EVAMIX methode is ontwikkeld door Voogd (Voogd 1983, zie bijlage U). Een belangrijk kenmerk van deze methode is, dat tegelijkertijd met zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens kan worden gewerkt. Verder kan expliciet rekening worden gehouden met bepaalde methodische vooronderstellingen en met subjectieve voorkeuren van bepaalde belangen(groepen). Bij de opzet van deze muiti-kriter ia-analyse (M.K.A.) hebben wij ons door een tweetal omstandigheden laten leiden 1 *
De snelle procedure die door de regering wordt gevolgd, naakt het onmogelijk een M.K.A. uit te voeren, waarin de invloed van allerlei faktoren (zoals een aanpassing van de waarderingen of
- 4 -
toevoeging van andere kriteria) op het eindresultaat wordt onderzocht. *
Op de waarderingen van de diverse alternatieven en de wijze waarop deze tot stand zijn gekomen is reeds door verschillende andere organisaties kritiek geleverd (o.a. URRO 198$, VMO 1985. PvdA Zevenbergen 1985).
Op grond hiervan hebben wij besloten tot de volgende opzet: Er is een H.K.A. uitgevoerd op basis van dezelfde 13 lokaties, dezelfde kriteria en dezelfde waarderingen van de alternatieven, die de regering in het beleidsvoornemen hanteert. Er zijn dus geen kriteria toegevoegd of weggelaten en geen waarderingen gewijzigd. Wel zijn in het beleidsvoornemen samengevoegde kriteria weer afzonderlijk in de analyse betrokken om zodoende na te gaan wat de invloed is van de samenvoeging van kriteria (waarmee immers verschillen in de oorspronkelijke gegevens worden opgeheven). Kriteria zoals een evenwichtige spreiding van het vermogen zijn in deze analyse nog niet meegenomen; dat kan pas zodra een keuze voor een eerste lokatie is gemaakt. De zin van de uitgevoerde H.K.A. is dan ook dat er op deze manier een beter en helderder beeld ontstaat van de invloed van de in het beleidsvoornemen gehanteerde methodiek op de relatieve (on)geschiktheid van de alternatieven. De analyse is uitgevoerd voor verschillende sets van kriteria (deze worden op de volgende bladzijden toegelicht). Per kriteria-set zijn vier uitvoeren gemaakt m.b.v. het computerprogramma EVAHIX (zie bijlage k). Deze vier uitvoeren representeren verschillende visies. Bij visie 0 wordt aan alle kriteria een gelijk gewicht toegekend; elk kriterium telt dus even zwaar. Bij visie 1 wordt een groot gewicht toegekend aan bevolkingskriteria. Bij visie 2 worden kriteria t.a.v. ruimtelijke ordening en milieu extra zwaar meegeteld, terwijl bij visie 3 de nadruk ligt op technische en ekonomische kriteria. De kriteria die op grond van een bepaalde visie worden benadrukt, krijgen in dat geval alle een gewicht 3. terwijl de overige kriteria dan een gewicht 1 krijgen. De preciese verhouding van de gewichten is van minder belang, omdat het er om gaat inzicht te krijgen in de relatieve verschillen in geschiktheid van de alternatieven, wanneer verschillende visies worden gehanteerd. Hierna volgt een korte toelichting op de 3 kriteria-sets. Daarbij is steeds aangegeven welke kriteria in een bepaalde visie worden benadrukt. Voor de bijbehorende waarderingsmatrices, waar de concrete gegevens uit het beleidsvoornemen zijn ingevuld, wordt verwezen naar bijlagen 1, 2 en 3. (Voor een omschrijving van de kriteria wordt kortheidshalve verwezen naar het beleidsvoornemen, blz. 123 e.v.).
- 5-
Kriteria-set 1*
Deze set krïterïa is gelijk aan de set die de regering in het beleidsvoornemen hanteert. Ook de bijbehorende waarderingsmatrix (bijlage 1) is in beginsel hetzelfde als die van blz. Ikk in het beleidsvoornemen,*) zij het dat in onze analyse niet tussentijds kriter ia worden samengevoegd tot een totaalindruk, maar alle afzonderlijk in de analyse worden betrokken. Bij deze kriteria-set wordt alleen gewerkt met waarderingen op een ordinale schaal.
Invalshoek:
Kriterïa:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Bevolkingsdichtheid Vlottende bevolking Koelwaterkwaliteit Ckologie en landschap Ruimtelijk beleid Aard bodemgebruik Aanwezigheid infrastruktuur Aankoppel ing aan het net Koelwatervermogen
*'
In de matrix op blz. ^kk van het beleidsvoornemen wordt voor Markerwaard/Houtrïbdïjk t.a.v. de aard van het bodemgebruik de waardering 1 a 2 gebruikt* Aangezien deze waardering niet eenduidig is en als zodanig niet in de computeranalyse verwerkt kan worden, is deze waardering door ons op 2 gesteld. De invloed hiervan op het uiteindelijke resultaat is overigens nihil.
Bevolking Ruimtelijke ordening en milieu
}
Technische en ekonomische aspekten
- 6-
Kriteria—set 2s
Van een aantal van de in set 1 gehanteerde kriteria zijn de oorspronkelijke kwantitatieve gegevens bekend. In kriteria-set 2 worden deze kwantitatieve gegevens ook als zodanig in de analyse betrokken. Aanwezige verschillen tussen lokaties werken dan ook door in de resultaten, hetgeen niet gebeurt wanneer deze verschillen worden geëgaliseerd door het ordinaal maken van de waarderingen. Voor de bijbehorende waarderingsmatrix zie bijlage 2*). Behalve het feit dat de waarderingen voor de bevolkingskriteria en die voor het kriterium koelwatervermogen nu kwantitatief zijn opgenomen, is de kriteria-set met de bijbehorende waarderingsmatrix nog steeds gelijk aan die uit het beleidsvoornemen. Kriteria: 1. 2. 3. li. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
*'
Invalshoek:
Bevolkingsdichtheid 0-20 km Bevolkingsdichtheid 0-20 km, 45* sektor } Bevolking Vlottende bevolking 0-5 km Vlottende bevolking 5-10 km Koelwaterkwaliteit "\ EKologie en landschap > Ruimtelijke ordening en milieu Ruimtelijk beleid J Aard bodemgebruik Aanwezigheid infrastruktuur ^ Technische en ekonomische aspekten Aankoppel ing aan het net Koelwatervermogen (NUe)
T . a . v . de vlottende bevolking wordt in het beleidsvoornemen voor een aantal lokaties gesteld dat de koncentraties van ondergeschikt belang z i j n . Daarvoor is in de matrix de waarde 0 opgenomen.
- 7 -
Kriteria-set 3
Naast het feit dat een aantal kwantitatieve gegevens is vereenvoudigd tot ordinale waarderingen, zijn in het beleidsvoornemen enkele andere kriteria niet in de uiteindelijke afweging (waarderingsmatrix biz. '\kk) mee- genomen of reeds in een eerder stadium samengevoegd met andere kriteria. In kriteria-set 3 worden nu alle in het beleidsvoornemen genoemde kriteria, waarvoor kwantitatieve of ordinale waarderingen zijn gegeven, afzonderlijk in de analyse betrokken. De bijbehorende waarderingsmatrix is te vinden in bijlage 3Opgemerkt moet worden dat kriteria 3 en k (bevolkingsdichtheid 0-100 km) hier wel in de analyse worden betrokken, terwijl dat in het beleidsvoornemen niet het geval is. De regering kent aan deze kriteria slechts een betrekkelijke rol toe. Volgens ons zijn ze echter wel degelijk relevant, zeker warneer men in aanmerking neemt dat recente studies (zie THT 1985) hebben aangetoond dat de gevolgen van een ernstig ongeval waarschijnlijk veel verder reiken dan 20 km. Daarnaast speelt bijvoorbeeld in het specifieke geval van Moerdijk nog een rol, dat de exacte lokatie nog niet vastligt. Een kleine verschuiving van de aangenomen plaats naar het noorden betekent een aanzienlijke stijging van de bevolkingsaantallen binnen een straal van 20 km, t.o.v. de in het beleidsvoornemen gehanteerde aantallen. Dergelijke effekten worden enigszins gekompenseerd door het opnemen van genoemde kriteria voor de bevolkingsdichtheid van 0-100 km.
Kriteria:
1. 2. 3. k.
5. 6. 7. 8. 9> 10. 11. 12. 13. ^k. 15. 16. 17.
Bevolkingsdichtheid Bevolkingsdichtheid 4 5 • sektor Bevolkingsdichtheid Bevolkingsdichtheid ky sektor
Invalshoek:
0-20 km 0-20 km, 0-100 km 0-100 km.
Vlottende bevolking 0-S km Vlottende bevolking 5-10 km Koelwaterkwal i te it Nabijheid zoet water Landschap Natuur en milieu Rekreatie Ruimtelijk beleid Aard bodemgebruik Aanwezigheid infrastruktuur Aansluiting aan het net Elektrotechnische aspekten Koelwatervermogen (MVe!
f
Bevolking
\ Ruimtelijke ordening en milieu
f Technische en ekonomische aspekten
- 8-
3»
Resultaten
De resultaten van de multi-kriter ia-analyses, uitgevoerd met het programma EVAMIX geven voor elk alternatief een skore, met daarop gebaseerd een rangorde voor de relatieve geschiktheid van de alternatieven. Een voorbeeld van een uitvoer is opgenomen in bijlage 5* Vanwege de overzichtelijkheid zijn niet alle computeruitvoeren opgenomen, maar zijn de resultaten samengevat in de volgende tabel. Hierin zijn de rangordes vermeld voor de drie verschillende kriteriasets, de vier onderscheiden visies en de drie assumptie-sets. ledere assumptie-set vertegenwoordigt een bepaalde "rekentechniek" (of exacter: methodische vooronderstelling). Meestal zijn de uitkomsten voor de verschillende assumptie-sets gelijk. De rangorde is dan eenduidig. Voor de interpretatie van ongelijke uitkomsten voor verschillende assumptie-sets: zie bijlage U. Uit tabel 1 blijkt dat de lokatie Moerdijk vrijwel in alle gevallen zeer slecht skoort. Met name bij krateria-set 3, wanneer veel waarde wordt gehecht aan bevolkingsaspekten (visie 1 ) . is dit het geval. Moerdijk komt hier op de een na laatste (« 12e) plaats. Alleen bij k"iteria-set 3 <*et de nadruk op technische en ekonomische aspekten (visie 3) 'S de lokatie goed voor een zesde plaats, echter nog steeds geen bijster goede skore. Het frappante is eigenlijk dat een nauwkeurige vergelijking met het beleidsvoornemen uitwijst, dat onze uitkomsten niet eens zoveel verschillen van die in het beleidsvoornemen. Onze uitkomsten zijn uiteraard nog iets ongunstiger voor Moerdijk, m.n. omdat het kriterium "gewogen inwonersaantallen 0-20 km" in feite boven de maximum norm uitkomt. Maar ook in het beleidsvoornemen komt Moerdijk pas op een gedeelde 9e plaats. Alleen, door het laten schieten van drie (betere) lokaties aan het IJsselmeer en door het laten afvallen van de (ex aequo 9e) lokatie Bath (op grond van nabijheid t.o.v. Borssele), wordt Moerdijk alsnog bij de "laatste zes" gesleept (zie bijlage 6 ) . Een analyse van de effecten van het steeds verder samenvoegen van kriteria (zie bijlage 6) leert bovendien dat Moerdijk daardoor iets hoger in de rangorde komt. Bij verschillende vormen van optellen, als de kriteria minder zijn samengevoegd, komt de lokatie steeds op een 10e of 11e plaats. Dit alles maakt het meenemen van Moerdijk in de uiteindelijke selectie dan ook uiterst twijfelachtig. Bij de interpretatie van onze resultaten is de nodige voorzichtigheid geboden. Er is een aantal onzekerheden bij het gebruik van een dergelijke methode (zie ook bijlage k)t *
Beoordelingsonzekerheidt geweest?
is de keuze van de kriteria juist
*
Preferentie-onzekerhedeni worden de visies middels de prioriteitenmatrix (in onze analyse de toekenning van gewichten 3 tn I, afhankelijk van de beschouwde visie) volledig weergegeven?
-9 -
TABEL l . RAMGORDES VAN DE ALTERNATIEVE LOKATIES VOOR DE VESTIGING VAN KERNCENTRALES, ZOALS BEREKEND M . B . V . HET COMPUTERPROGRAMMA EVAMIX ( c ) , MET INACHTNEMING VAN 3 VERSCHILLENDE KRITERIASETS, 4 VISIES EN 3 ASSUMPTIESETS, WAARBIJ OVERIGENS DEZELFDE LOKATIES, KRITERIA EN GEGEVENS ZIJN GEHANTEERD ALS I N HET BETREFFENDE BELEIDSVOORNEMEN VAN DE REGERING.
kriteriaset
1. de uiteindelijk in het beleidsvoornemen gehanteerde set ktiteria 2. tussenvorm tussen 1 en 3 3. alle kriteria waarover in het beleidsvoornemen gegevens (zo mogelijk kwantitatief) zijn opgenomen
visie
0. 1. 2. 3.
alle kriteria gelijk gewicht bevolking groter gewicht ruimtelijke ordening & milieu groter gewicht technische & ekonomische aspekten groter gewicht
assunptieset 1) 2) vertegenwoordigen diverse methodische vooronderstellingen (zie bijlage 4) 3)
fiau tiran I
I
I
2
3
»
9
» t
2
3
t
t
»
• ( •
i
2
i
I
2 12 12 7
1 Iwmlt
4
4
4
7
7
7
12 IX 12 12 12 12
7 0
S
3
5
t
•
9
f
»
4 4 I I 12 12
2 2 5 3
I
I
I
i
i
2
2
2
9
9 10
*
*
3
4
4
7 7
i
» »»
7
7 7 10 10 10 •
0
3
J
S 5
3
3 3 J
7
7
7 7
5
» 3 0
2
2
O T i m mmit
7
7 7
S
7 buhHf
3
3 3
3
ORMSvUfcta 13 13 13 13 13 13 » S 4 * 4
10 10 10 10 10 10 I I
12 WMMl. • « - « i j k
I
i) « « r i r a m n r
• »» • • •
I
I
2 2 3
3 3 2 2
5 S •
2 4
II
II
2
2
4 *
• » •
* 4
» » »I I I 1 0
I
3 II
1 » 10 10 I
13 13 13 I ) 13 13 13 I ) I 13 13 l )
» » o4
11 II
2 12 12 II 12 I 12 12 12
3
2
II üMcKijk
* « 2
ï
2
5
4
12 12 12 11 II II
4
3
3 3
10 10
12 12
» 10 10
S 3 )
7
7
7
2 2
1 7
4
0
0
7 7
4
13 13 13
10 I I
7 3
3
13 IJ 13 13 13
• • »
i
I I I I 12 I I
3
4
M
*
7
0
0
0
0
2 II
II
I
1
I
I
I
I
1
I
2
2
2
1 4
4
4
3
4
4
4
4 10 10 10
I
2 1 1
1
3 3 3 2
2
10 1
I
I
2
2
3 Urn
«I
I
1
I
J
t
2
2
2
11 II II 11 I I I I 10 10 10 10 10 10 O I O
2
c
2 3
I
I
( 4 4
I
J 3
I
2
3
»
7
7
7 13 13
I
10 10 11 10 10 I I 3
3
11 I I
II
I
»
» I I II
S
1 I
2
2
3 3 3 0
4
4
i t *
7
7 12
• •
2
4
9
9
3
4
4
2
13 13 13 13 13 12 4
*
• • •
7
12 12 10 12 12
I I
4
2
2
I
3 5
3
i
i 10 10 10
-t
R.B. DEZE TABEL MAG UITSLUITEND (JEUtTHUTtETEERD W R D E H IN SAMENHANG MET DE TEKST ?AN DIT MEMORANDDH! f (c)
vEck/Koekebakker/Tutuarima/deVries, POO-raemorandum 1985-6, Vakgroep Planning, Ontwerpen & Organisatie, TH Delft
- 10 -
I
I
*
I nhoudel i j'ke onzekerheid; geven de kriter iumskores de kenmerken van de lokaties goed weer?
Met name de eerst- en laatstgenoemde onzekerheden spelen hier een grote rol. T.a.v. de eerste onzekerheid kan gesteld worden, dat de in het beleidsvoornemen gehanteerde kriteria onzes inziens nog geen volledig beeld geven. Kriteria als: *
muit i-effecten (kettingreacties, kumulatieve of synenergetische effecten): wat gebeurt er bij een ongeval met een kerncentrale in de buurt van een concentratie van chemische industrie en andere milieugevaarlijke aktiviteiten,
*
(drink)watervoorziening: wat zijn de risiko's voor dergelijke essentiële voorzieningen (spaarbekkens Biesbosch bijv.),
*
vliegroutes: effect van een vliegramp (een vliegtuig dat in moeilijkheden verkeert, kan uit de koers raken en v«r buiten de luchtroute neerstorten),
*
toepassing koeltorens: extra ongevalskansen door constructiefouten, een vliegramp of sabotage,
worden ai te lichtzinnig van de hand gewezen of gewoon niet onderkend. Gezien de nodige onzekerheden rond kernenergie zou het zelfs voor de hand hebben gelegen voor enkele van bovenstaande aspecten uitsluitingskriteria te formuleren (bijv. voor de drinkwatervoorziening). T.a.v. de laatstgenoemde onzekerheid beperken we ons tot Moerdijk. De in het beleidsvoornemen ingevulde kriteriumskores (waarderingen) zijn in vele gevallen op zijn minst twijfelachtig. Dit geldt met name t.a.v. de methode waarmee de (gewogen) bevolkingsaantallen zijn vastgesteld. Voor een goed overzicht van deze tekortkomingen wordt hier kortheidshalve verwezen naar het advies van de URRO aan G.S. van Zuid-Holland (WRRO 1985). T.a.v. Moerdijk blijkt hieruit, dat voor een groot aantal kriteria de skores te gunstig zijn ingeschat. In een aantal gevallen (met name bevolking) blijken de werkelijke skores zelfs zo slecht te zijn, dat een vergelijking met de referentievestigingsplaats tot een veto voor Moerdijk zou moeten leiden.
- 11 -
4.
Konklusies
Op grond van de resultaten van onze analyse (tesamen met de konstater ing dat de skores voor Moerdijk over de gehele linie relatief te gunstig zijn ingeschat), komen we tot de konklusie dat Moerdijk onder alle omstandigheden een bijzonder slechte keus is. Zeker wanneer men aan de veiligheid van de bevolking een belangrijk gewicht toekent, is deze keus onverantwoord. Ook wanneer men de financiële problemen van het Industrie en Havenschap Moerdijk als krïterium zou opnemen -hetgeen overigens methodisch onjuist is- blijft deze konklusie overeind. Dit kriterium zou alleen een gunstige eindwaardering voor Moerdijk kunnen opleveren als er een onwaarschijnlijk groot gewicht aan zou worden toegekend. Konklusies over de relatieve (on)geschïktheid van de andere lokaties kunnen op basts van deze analyse (gezien de eerdergenoemde onzekerheden) niet worden getrokken, vooral omdat ons niet bekend is hoe reëel de kriteriumskores voor deze lokaties zijn ingevuld. Voor deze lokaties zijn de in tabel 1 opgenomen resultaten hoogstens enigszins indikatief. De gehanteerde methodiek in het beleidsvoornemen laat waardevolle informatie verloren gaan, ten eerste door het omzetten van kwantitatieve gegevens in ordinale en ten tweede doordat in de loop van het betoog bepaalde gegevens niet meer worden meegenomen. Bovendien wordt door het herhaaldelijk samenvoegen van kriterïa de lokatie Moerdijk enigszins "bevoordeeld". De methodiek is wetenschappelijk gezien onzes inziens dan ook onder de maat en daardoor is met name de uiteindelijke selectie van de lokatie Moerdijk niet verantwoord.
- 12
Brezet e.a. 1975: Brezet, Han, e.a. (werkgroep van studenten en medewerkers van de TH Delft), Kritiek op het Structuurschema Electriciteitsvoorziening in Nederland, TH Delft, 1975E.Z. e.a. 1977: Ministerie van Economische Zaken,e.a.. Aanvullend Structuurschema Electriciteitsvoorziening, 's-Gravenhage, 1977E.Z. e.a. 1980s Ministerie van Economische Zaken,e.a., Nota Energiebeleid, 's-Gravenhage, 1980. E.Z. e.a. 1981: Ministeries van Economische Zaken en van Volkshuisvesting & Ruimtelijke Ordening, deel E (definitieve tekst na parlementaire behandeling) van het Structuurschema Electriciteitsvoorziening, 's-Gravenhage, 1981. E.Z. e.a. 1985s Ministerie van Economische Zaken, e.a., Electr ie i te itsvoorzk.i ing in de jaren negentig, 's-Gravenhage, 1985* PvdA Zevenbergen 1985* Wetering, K. v.d., e.a.. Inspraakreactie in het kader van de PKB "Vestigingsplaatsen voor Kerncentrales", PvdA Zevenbergen, 1985 THT 1985» Smit, W.A., e.a., Kerncentrale-ongeva11 en, de brontermdiskussie. Boerderijcahier No. 85.01, TH Twente, Enschede, 1985. VMD 1985» Bakker, Johan en Henk Heykers (sectie Energie van de Vereniging Milieudefensie), Kerncentrale Borssele gevaar voor drinkwater, in: de Volkskrant (rubriek Open Forum) van 2k december 1985 (definitieve nota verschijnt eind januari 1986). Voogd 1983t Voogd, H., Multi-criteria evaluation for urban and regional planning. Pion, London, 1983» een meer "gebruikersvriendelijke" versie; Multïkriter ia-evaluatie met gemengde data, int Op 't Veld, van der Smagt en Timmermans (red.). Waar harde data ontbreken, Bonn, Schultema & Bolkema, Utrecht, 1983, blz. 129-143. WRRO 1985t Werkgroep Rijksbeleid Ruimtelijke Ordening (provincie Zuid-Holland), Reactie op het beleidsvoornemen van de regering inzake de vestigingsplaatsen voor kerncentrales, 's-Gravenhage, 1985.
- 13 -
- *7l
«
ot
•J
*• » a
8 S •r * C O
t
ar» -o2 • a
u»
a. a sr ar» oi •o a 3»" •* o Bi JO
2• £3
a N
3"
a
oo a9
ï
a 9 sr a r» 3
a rr
w
Ui
a a
i a cS ' © w
% •0 .
3
H,
3 s•1rr
• r»
*•
<0
Ui ft % B* C
or a•— «• a r*<
£
•»•
a
a
u». *•
a
a 3*
a — at a.
a r*« & f-
*-* "1 O 1
3a C
ff>
2
K' *•
3
ro < O " r»
a
7 g.
•< a •r
—
«r a < ro*r 3
90
a
X 90
M
S
SO M
2 f £ £«•3H
>- •- < 3" r> a n— i— o rr s& 3" a «r a • " H- a o n 009 •*• ar a. a
•a*
'
19
e•r
!
»•e <
5
*
<• o
X 3d
a a•»• •^ o. n V
§ 3*•
ï»
a JC aa
i Q.
»(a
3
fa»r*9
"
IO
K)
U>
IS)
ro
ro
ro
—
Ul
ro
U)
i\J
—
ro
—
Ul
—
Ul
—
Ul
Ul
ui
ro
ro
—
u»
M
ro
ro
—
ro
ro
—
UJ
—
Ul
ro
ui
ro
ro
ui
Ul
u>
u>
Kl
—
—
u>
—
Ul
Ul
u»
u»
W
to
u>
«o
—
Ul
ul
Ul
rO
Ul
—
ro
ro
w
ro
ro
—
IO
M
ro
ro
—
ro
ro
-
Ul
K>
ro
i»
ro
ui
—
Ul
U»
—
Ul
Ul
~
ro
ro
ro
ro
^
1 Bath/Hoedekenskerke
1
O
a 3*
o na ia
2 Bergum
—
3 Borssele
A
a jr
0
•i
4 Boxmeer
a
3"
a
—
W
aa
o* O" a a fT fa e. i " o O o e
3 a I -
5 Eens
6 Flevo-noord
7 Ketelmeer
a
B Maasvlakte
9 Maas/Uaal
! o a a H
10 Markerwaard/ Houtribdijk 11 Moerdijk
a Ul
12 Westelijke NOP-dijk
Ul
13 U i e r i n g e r meer
= •
r*a
1 i 3DYina
N)
Ul
—
K>
ro
Ul
Ul
—
to
-2264
-2747
-3338
2 bevolkingadichth. 0-20 km. 45°
-2302
-2493
-1333
-907
3 vlottende bevolking 0-5 km 4 vlottende bevolking 5-10 km
9 Maas/Waal
4 Boxmeer
2 Bergum
9 "°
M
m >
* «0
ü.-s JStJ o
-5237 -13237 -2713
-4059
-3225
-1008
0 -10000
0
0 -60000 -15000 -10000
-7000 -15000
0
0
0
0
-2828
0 -10000
0 -90000 -15000
-2446 -14767 -1401
12 Westelijke NOP-dijk
7 Ketelmeer
-6780 -14198
w u
I I Moerdijk
6 Flevo-noord
-6638 -10822
3 Borssele
1 bevolkingsdichth. 0-20 km
KRITERIASET 2
1 Bath/Hoedekenskerke
5 Eems
WAARDERINGSMATRIX KRITERIASET 2 (zie toelicht inp op blz. 7)
3 it
-1767
-2798
l«
et
e lx lx
t) «
-3776
-625
-985
0 -10000
0
0
0
0
0
0
5 koelwaterkwaliteit
2
1
3
2
2
1
1
3
2
1
2
1
6 ekologie en landschap
2
2
3
1
2
3
2
2
1
3
2
3
3
7 ruimtelijk beleid
3
3
3
2
3
1
3
2
2
2
2
3
3
2
2
2
2
3
2
2
8 aard bodemgebruik 9 aanwezigheid infrastruktuur 10 aankoppeling aan het net 11 koelwatervermogen (KUe)
NB.
2
2
1
2
2
1
2
2
3
3
2
3
2
2
3
2
2
1
1
1
3
1
3
3
2
2
2
3
3
1
1500
4000
0
4000
4000
3000
4400
4100
1000
0
4000
4000
5000
Sij her programma EVAMIX geldt: hoe hoger de skore, hoe beter. Dus: I - slecht, 3 - goed. Daarom zijn de hier ingevulde ordinale skores precies omgekeerd aan die in het beleidsvoornemen? Om dezelfde reden sijn de (kwantitatieve) bevolkingsskores van een min-teken voorzien.
op b l z .
8) •
WAARDERINGSMATRIX KRITERIASET 3 ( z i e t o e l i c h t i n g
1 bevolkingsdichth. 0-20 km
-6638 -10822
2 bevolkingsdichth. 0-20 km, 45°
-2302
3 bevolkingsdichth. 0-100 km
6 vlottende bevolking 5-10 km
in
•6780 -14198
-2264
-2747
-3338
-2493
-1008
-1333
-907
-3225
-31292 -17303 -26403 -48674
4 bevolkingsdichch. 0-100 km, 45° -7675 5 vlottende bevolking 0-5 km
-2828
1
-3474
0 -IO0OQ
-6246
tl k.
•fiS o
12 Westelijke NOP-dijk
IN
8 s
2.-2
I l Moerdijk
£
tl
• tt
9 Maas/Waal
KRITERIASET 3
oa jt
u
U .m
8 Maasvlakte
•C M <* t t
§
7 Ketelmeer
~ï *
3 Borssele
X tl
"O Jt
6 Flevo-noord
»
t> •o «i
-5237 -13237
-2446 -14767
-2733
-1401
-4059
-3776
i
u ti K
e U
ki
tl tl
-1767
-2798
-625
-985
-9130 -21284 -20727 -29410 -45861 -20435 -48270 -16154 -12047
-9008
-2594
-6028
-5412 -13030
-7521
-7318 -12419
-4556
-6914
0 -10000
0
0 -60000 -15000 -10000
0 -10000
0
0
-7000 -15000
0
0
0
0
0 -90000 -15000
0
0
0
0
1
2
1
1
7 koelwaterkwaliteit
2
1
3
2
2
1
1
3
2
8 nabijheid zoetwater
3
2
3
3
3
1
t
3
3
1
2
1
i
2 2
2 3
2 3
2
2
3
1
3
3
10 natuui en milieu
2
2
3
2
1
3
2 2
's 3
1 2
2 3
J| rekreatie
2
2
2
2
2
3
2
1
2
3
2
3
3
12 ruimtelijk beleid
3
3
3
2
3
1
3
2
2
2
2
3
3
13 aard bodemgebruik
2
2
1
2
2
1
2
1
2
2
1
2
2
14 aanwezigheid infrastruktuur
2
3
3
2
3
2
2
3
2
2
3
2
2 1
9 landschap
15 aansluiting aan het net
1
1
1
3
1
3
3
2
2
2
3
3
16 elektrotechnische aspekten
1
1
1
3
1
3
3
3
2
2
3
2
2
3000
4400
4100
1000
0
4000
4000
5000
1500
4000
0
4000
4000
17 koelwatervermogen (MWe) NB.
Bij het programma EVAMIX Reldt: hoe hoger de skore, hoe beter. Dus: I - s l e c h t , 3 - goed. Daarom zijn de hier inge vulde ordinale skores precies omgekeerd aan die in het beleidsvoornemen! Om dezelfde reden zijn de (kwantitatieve) bevolkingsskores van een rain-teken voorzien.
BIJLAGE H
Beknopte toelichting o p d e g e h a n t e e r d e EVAHIX-benadering*)
Hoe kunnen geselekteerde lokaties met elkaar vergeleken worden? Oat kan m . b . v . een zogenaamde multi-kriteria-evaluatie. Dit is r->r\ methode die de verschillende lokaties zodanig met elkaar vergelijkt, dat verschillen in prioriteit en waardering van kriteria zichtbaar worden. Het specifieke van multi-kriteria-evaluaties is dat kriteria niet in dezelfde eenheid kwantificeerbaar hoeven te zijn (de een kan bijvoorbeeld in g u l d e n s , de ander in hektares worden u i t g e d r u k t ) . T e v e n s kan expliciet rekening w o r d e n gehouden met politieke prioriteitstellingen. D e struktuur van een multi-kriteria-evaluatiemethode is eenvoudig. In een effektenmatrix w o r d e n per alternatief (in o n s geval de lokaties) de skores voor de kriteria weergegeven (bijvoorbeeld de b e v o l k i n g s d i c h t h e i d ) . Daarnaast staat in een prioriteitenmatrix aangegeven welk gewicht door betrokken belangengroepen (visies) aan d e kriteria wordt gegeven. Uit de effectenmatrix en de prioriteitenmatrix wordt een w a a r d e r i n g s m a t r i x gedestilleerd (zie figuur 1 ) . Deze w a a r d e r i n g s m a t r i x bevat per v i s i e de voorkeursvolgorde van d e alternatieven. In dit geval is gebruik gemaakt van een speciale e v a l u a t i e m e t h o d e , de z g n . EVAMIX-benadering (Voogd 1 9 8 3 ) . De EVAHIX-benadering is gebaseerd op het uitgangspunt dat zo volledig mogelijk gebruik moet worden gemaakt van de beschikbare informatief naast " z a c h t e " kriteria d i e alleen in kwalitatieve zin (groter dan, beter d a n ) kunnen worden meegenomen moeten voor de " h a r d e " kriteria de beschikbare kwantitatieve schattingen van de effekten v o l l e d i g worden benut (de toevoeging - m i x duidt op d e z e "gemengde data"-benutting.
lokaties kriteria A B C... 1 2 3
visies
kriteria 1 2 3««»
visies
I II + 1 1 1
-
EFFEKTENMATRIX
PRIORI TEITENMATRIX
Figuur 1i struktuur
multi-kriteria-evaluatiemethode.
*)
lokaties A B C.
I II III
WAARDERINGSMATRIX
Deze tekst is een enigszins bewerkte versie van een gedeelte van het volgende artikelt Eek, Peter van en Derk Huetfng. T l j d e l l j k e opslagpaatsen voor verontreinigde grond, een methodiek voor de lokatiekeuze, int Milieutechniek (bijvoegsel b i j Land 6 Water - N u ) , ( 1 9 8 5 ) , n r . 2 , pagina 2-7*
- 17 -
De effektenmatrix Bij' het opstellen van de ef fektenmatr ix (zie figuur 2) moet d£» drie voorwaarden worden voldaan. Allereerst moeten de gebruikte kriter ia op een goede manier beoordeeld kunnen worden. Dat w : l zeggen dat ze op eenduidige wijze meetbaar gemaakt moeten worden, kwalitatief dan wel kwantitatief. Dat stelt eisen aan de indikatoren die voor het "meten" van de kriter ia worden gebruikt (in dit geval bijvoorbeeld het meten van de bevolkingsdichtheid via de dichtstbevolkte Uy sektor). Een tweede belangrijke voorwaarde is dat de kriteria onafhankelijk van elkaar zijn. Voorkomen moet worden dat kriteria meerdere malen gemeten worden doordat ze elkaar overlappen of vaker in het lijstje kriteria voorkomen. Tenslotte stelt de prioriteitenmatrix een belangrijke eis aan de effektenmatrix. In de prior7teitenmatrix zijn diverse gewichtensets opgenomen. Het opstellen van een gewichtenset is pas mogelijk als er sprake is van een beperkt aantal, duidelijk omschreven en onafhankelijke kriteria. Het is dan gemakkelijker een gewichtenset op te stellen dan bij een groot aantal kriteria die ook nog eens veel op elkaar lijken. (In de onderhavige analyse "vestigingsplaatsen kerncentrales" is overigens bewust gewerkt met exact dezelfde kriteria als in het beleidsvoornemen).
Lokaties A B Kriteria
1. Aanwezigheid
infrastruktuur
2. Landschappelijke inpassing
**
*
***
**
2
3. Vlottende bevolking 5-10 km
0
7
4
13
k.
2
10
6
8
Koelwatervermogen
***
5. Ruimtelijk beleid
Figuur 2t
Voorbeeld van een effektenmatrix (de kwalitatieve data zijn met sterretjes aangegeven; meer sterretjes betekent beter/ groter).
- 18 -
Krïteria 1 Visie
Bedrijfsekonomie
***
Omwonenden
****
Figuur 3*
Een gedeelte van een prioriteïtenmatrFx. Meer sterretjes betekent dat meer belang aan een kriterium wordt gehecht.
De prioriteitenmatrix Het probleem van de lokatiekeuze van kerncentrales kan vanuit verschillende invalshoeken (visies) bekeken worden. Elke betrokkene bij hft probleem heeft zijn eigen visie* d.w.z. vindt sommige kriteria zwaarder wegen dan andere. Zo zijn in dit onderzoek als "visies" onderscheiden die van de omwonende bevolking* die van ruimtelijke ordening en milieu en die van technische en (bedrijfs)ekonomische belangen. In de EVAMIX-benadering wordt een visie weergegeven door een prioriteitenrangorde of subjectieve wegingsfaktoren van de kriteria. Als voorbeeld: de omwonende bevolking hecht uiteraard de meeste waarde aan kriteria betreffende de bevolkingsdichtheid, terwijl vanuit bedrijfsekonomisch oogpunt zaken als aankoppel ing aan het elektriciteitsnet en koelwatervermogen voorop worden gesteld (zie figuur 3)* Bewerking van de matrices Kenmerk voor de EVAMIX-benadering is dat de effektenmatrix wordt gesplitst in een kwalitatief en een kwantitatief deel. Deze matrices worden in eerste instantie afzonderlijk behandeld. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het principe van het paarsgewijs vergelijken van de alternatieven (bekend uit de konkordanti e-analyse). Hieruit volgen de zgn. dominant!eskores (de mate waarin ten aanzien van een bepaald kriterium een alternatief een ander altenatief overheerst). Bij de kwalitatieve effektenmatrix wordt alleen gebruik gemaakt van het feit dat een alternatief beter is t.o.v. een ander alternatief. Bij de kwantitatieve matrix wordt ook de mate waarin een alternatief beter is meegenomen. O.m.v. standaardisatie en sommatie wordt de uiteindelijke waarder ingsmat'-ix samengesteld. In kader 1 is een eenvoudig voorbeeld uitgewerkt. Wanneer meerdere alternatieven en kriteria aan de orde zijn, is het al snel niet meer mogelijk de berekeningen met de hand te verrichten. Voor die gevallen is een computerprogramma ontwikkeld (Voogd 1983)*
- 19 -
KADER 1 Viwtrncekl EVAMlX-benadertne. STAP I. Wc gaan uit van ccn gemengde effectenmatnx. In dit voorbeeld wordt bovendien uitgegaan van ccn kwantitatieve gcwichtcnvct die bier direkt gegeven is.
Cl Cl C3 C4 I
;
i
locaties Al A2 1.0 0.50 •• * *** 0 0.17 »
*
•
*
gewicht A3 0 • ** 1.0
0.4 0.2 0.1 0.3
STAP 2. Splits de effectenmatnx in een kwalitatief en kwantitatief deet. KWALITATIEF DEEL Al
Cl
A2
KWANTITATIEF DEEL
A3
gew Cl C4
0.2 0.1
*»•
CJ
Al 1.0 0
A 0.50 0.17
A3
gew.
0 1.0
0.4 0.3
STAP 3. Bepaal dominantiescoresd.m.v. paarsgewijze vergelijking. voorbeeld: dominantie van Alt.o.v. A3. T.a.v. C2domineert Al. het gewicht voor dit criterium is 0.2. De dominantie is dan 0.2. Voor C3 domineert A1 niet t.o.v A3, het gewicht is 0.1. De totale dominantie wordt dan0.2-0.l«0.1.
Al A2 A3
Al — +0.3 -0.1
A2 -0.3 -0.3
voorbeeld: dominantie van Alt.o.v. A3 T a v Cl domineert AI. De waarde van de dominantie is(I.O-0)x0.4=0.4. T a v . C4: (0-1.0)x0.3=» -0.3 De totale dominantie wordt dan 0.4-0.3=0.1.
A3 +0.1 +0.3 -
Al
Al A2 A3
A2
A3
+0.15 +0.10 -0.15 -0.05 -0.10 0.05 -
STAP 4. Om de eenheden van de scores uit beide dominantiemamces vergelijkbaar te maken, moeten deze worden gestandaardiseerd. Een mogelijke standaardisatie is het delen van de afzonderlijke scores door de som van alle scores (in absolute termen) van de dominanticmatnx. B. v.: de som van de kwalitatieve dommantiemairix is 1.4. De gestandaardiseerde kwalitatieve dominantiescore van Al t.o.v. A2 is derhalve - 0.3/1.4» -0.21 Al Al A2 A3
A2
A3 -0.21 +0.07 +0.21 +0.21 -0.07 -0.21 -
Al Al A2 A3
A2
A3
+0.25 + 0 J 7 -0.25 -O.08 -0.17 +0.08 -
STAP 5. De totale dominantiematrix wordt bepaald door de som var: de afzonderlijke matrices, waarbij wel rekening moet worden gehouden met het totale gewicht van de matrices. Het totale gewicht van de kwalitatieve matrix is 0.2+0.1 «0.3. dat van de kwantitatieve 0.4+0,3«0.7. Dus0,3x element kwalitatieve dominantiematrix + 0.7 x element kwantitatieve dominantiematrix - element totale waardenngs-mamx Al
Al A2 A3
-0.112 -0.140
A2
A3
+0.112
+0.140 +0.007
+0.007
-
TOTAAL +0.25 -0.11 -0.15
STAP ft. Op grond van de rijtotalen kan nu worden bepaald in welke mate een alternatief alle overige alternatieven domineert. Hieruit wordt de volgende rangschikking verkregen: AI>A2>A3.
MIUtUTECXWEN MR 2 K U S I
- 20 -
Interpretatie van de resultaten In de EVAHIX-benadering met het computerprogramma wordt rekening gehouden met methodische vooronderstellingen. Hierdoor wordt enigszins tegemoetgekomen aan de algemene kritiek op dergelijke evaluatiemethodes dat het resultaat afhankelijk is van de gebruikte rekentechniek (voor bijvoorbeeld de standaardisatie of het berekenen van de dominantieskores). Bij EVAMIX zijn drie verschillende sets vooronderstellingen c.q. rekentechnieken ingebouwd en voor elke set wordt een resultaat uitgerekend. Dat betekent dat per visie drie prioriteitenvolgorden worden gegeven. Als deze drie verschillen, kan toch vaak een uitspraak gedaan worden over een totale eindrangschikking. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Stel dat de volgende uitkomsten worden gegeven: Visie x: rekentechniek 1 D > A >E > F > 8 > C > G Visie x: rekentechniek 2 D>E>A>B>C>F> G
Visie x: rekentechniek 3 Dy A > E > C > F > B ^ G
In alle gevallen komt alternatief D als beste uit de bus en G als slechtste. In alle gevallen komen A en E op de tweede of derde plaats; welke van deze twee de beste is kan niet worden gezegd. Datzelfde geldt voor B, C en F. Op deze manier kunnen de drie reeksen dus min of meer tot een visie worden samengevoegd. Op dezelfde manier kunnen de uiteindelijke rangschikkingen (1 per visie) bekeken worden om tot een definitieve locatie te komen. EVAMIX heeft twee duidelijke voordelen t.o.v. andere evaluatiemethoden. Allereerst treedt minder informatiever!ies op door de volledige benutting van zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens* Ten tweede wordt rekening gehouden met methodische vooronderstellingen; daardoor zijn de resultaten minder afhankelijk van de gebruikte rekentechnieken. Toch blijft een aantal onzekerheden bij het gebruik van een dergelijke methode bestaan. Deze zijn te splitsen int *
Beoordelingsonzekerheid; is de keuze van de kriteria juist geweest?
*
Preferentie-onzekerheden; worden de visies middels de priori teitenmatrix volledig weergegeven?
*
De inhoudelijke onzekerheid; geven de kriteriumskores een goed inzicht in de kenmerken van de lokaties?
Daarom blijft enige voorzichtigheid geboden bij het interpreteren van de uitkomsten.
- 21 -
BIJLAGE 5
Voorbeeld uitdraai EVMIIX
kriteria-set 2 3 visies
- 22 -
£££££** ££c£-** - »
ta
VB C
E V A II I X -
— a_ w
^
C •
C
fc
i— ^ » ^
V
p
C
v e r s i e 2 . 3 **£££££ **£££££
fc.»»»^»»^*»»,^».
S ^ - B —
v
w
^
^
w
^
v
v
w
££££££££££££££££££ (c)1983 Kern: Voogd ££££
Dit procranna voert aen 'gemengde' m>ltil:riteria evaluatie uit, «*aar~ij expliciet rekening i;an worden gehouden net datakwaliteit en niethodische onzekerheden (technische veronderstellingen). Voor inhoudelijke informatie zie: K. Voogd, Multicriteria Evaluatie for Urban and Regional Planning, ?ion, London (1983)
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
D E
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
I N G E V O E R D E
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
E V A L U A T I E -
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
M A T R I X
**************************************************************************
crit.
1
crit.
2
crit.
3
crit.
4
crit.
5
crit.
6
crit.
7
-6638.000-•10822.000 - 6 7 8 0 . 0 0 0 -•14198.000 -2264.000 -2747.000 -3338.000 -5237.000-•13237.000 - 2 4 4 6 . 0 0 0 -•14767.000 -1767.000 -2798.000 -2302.000 -2828.000 -2493.000 -3225.000 -1008.000 -1333.000 -907.000 -2733.000 -4059.000 -1401.000 -3776.000 -625.000 -935.000 0.000-•10000.000 0.000-•10000.000 0.000 0.000 -50000.000- •15000.000-•10000.000 0.000-•10000.000 0.000 0.000 -7000.000-•15000.000 0.000 0.000 0.000 0.000 0.000- •90000.000-•15000.000 0.000 0.000 0.000 0.000 2.000 1 .000 3.000 2.000 2.000 1.000 1.000 3.000 2.000 1.000 2.000 1.000 1.000 2.000 2.000 3.000 1.000 2.000 3.000 2.000 2.000 1 .000 3.000 2.000 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000 2.000 3.000 1 .000 3.000 2.000 2.000 2.000 2.000 3.000 3.000
- 23 -
*
*
^
r
crit.
c
en-.
5
cril
10
enz..
11
2.000 2.0ÖÖ 2.000 2.000 2.000 2.000 1.000 3.000 1.000 3000.000 4000.000 4000.000
2.0G0 1.ÜC0
1 .000 2.000
2.000
2 . : oo
2.OOG 1.000
1 .OCü 2.000
3.000 3.000
3.000 2.000
2.000 2.000
3.000 3.000
2.300 2.000
1.000 2.000
1 .000 2.000
000 * . 00
1.000 3.000
3.000 3.000
4400.000 5000.000
4100.000 1500.000
1000.000 4000.000
0.000 0.000
4000.OOG 4000.000
J
*********************************************************************
G E S T A N D A A R D I S E E R D E
E V A L U A T I E - M A TR
IX
*********************************************************************
krit.
1
krit.
2
krit.
3
krit.
4
krit.
5
krit.
6
xrit.
7
krit.
8
krit.
9
krit.
10
krit.
11
.625 .879 .921 .512 .918 .895 1.000 0.000 1.000 .922 1.000 1.000 2.000 1.000 1.000 2.000 2.000 3.000 3.000 3.000 3.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000 1.000 3.000 1.000 .600 .800 .800
.303 .733
.614 .118
.044 .948
.962 0.000
.925 1.000
.358 .386
.456 0.000
.243 .774
.888 .082
.794 1.000
.833 .750
1 .000 .833
.833 1.000
1.000 .833
1 .000 1 .000
.833 0.000
1.000 .833
1.000 1.000
1.000 1.000
1.000 1.000
1 .000 3.000
3.000 2.000
2.000 1.000
2.000 2.000
1.000 1 .000
2.000 2.000
3.000 1 .000
1.000 3.000
2.000 2.000
3.000 3.000
3.000 2.000
3.000 2.000
2.000 2.000
3.000 2.000
1 .000 3.000
2.000 1.000
1 .000 2.000
2.000 2.000
2.000 1.000
1 .000 2.000
3.00G 3.000
3.000 2.000
2.000 2.000
3.000 3.000
2.000 2.000
1 .000 2.000
1 .000 2.000
3.000 2.000
1.000 3.000
3.000 3.000
.330 1.000
.320 .300
.200 .300
0.000 0.000
. 3 30 .300
- 2k -
*********************************************************************
DE INGEVOERDE GEWICHTEN VOOR VISIE 1 ****************x****************************************************
krit. 1 krit. 4 krit. 7 krit. 10
= = = =
3.000 3.000 1.000 1.000
krit. 2 = krit. 5 = krit. 8 = krit. 11 =
3.000 1.000 1.000 1.000
krit. krit. krit.
3 = 6 = 9 =
3.000 1.000 1.000
*********************************************************************
DE INGEVOERDE GEWICHTEN VOOR VISIE
2
*********************************************************************
krit. 1 krit. 4 krit. 7 krit. 10
= = = =
1.000 1.000 3.000 1.000
krit. 2 = krit. 5 = krit. 8 = krit. 11 s
1.000 3.000 1.000 1.000
krit. krit. krit.
3 = 6 = 9 =
1.000 3.000 1.000
*********************************************************************
DE INGEVOERDE GEWICHTEN VOOR VISIE
3
*********************************************************************
krit. 1 krit. 4 krit. 7 krit. 10
* = = =
1.000 krit. 2 1.000 krit. 5 1.000 krit. 8 3.000 krit. 11
s s s s
1 .000 krit. 1.000 krit. 3.000 krit. 3.000
- 25 -
3 5 9
= s s
1 .000 1 .000 3.000
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
DE VOLGENDE KEIIMERKEN Z I J N
IT
INGEVOERD:
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * x***-.
Evaluatie-onderwerp: vestigingsplaatsen kerncentrales Het aantal alternatieven is: 13 Het aantal kriteria is: 11 kriteriun 1 = bevolkingsdichth. -20 km kriterium 2 = bevolkingsdichth. 45 gr. kriterium 3 = vlott. bevolking -5 km kriterium 4 = vlott. bevolking 5-10 km kriterium 5 = koelwaterkwaliteit kriterium 6 = ekologie en landschap kriterium 7 = ruimtelijk beleid kriterium 8 = aard bodemgebruik kriterium 9 = aanwezigheid infrastruktuur kriterium 10 * aankoppeling aan net kriterium 11 * koelwatervermogen (MWe) Kwalitatieve kriteria zijn: 5 6 7 8 9 10 Kwantitatieve kriteria zijn: 1 2 3 4 11 Er wordt gewerkt met kwantitatieve gewichten De schalingsparameter is: 1 Er zijn 3 alternatieve visies Gewichtenset 1
****************************************************************
DE UITKOMSTEN VOOR DE VERSCHILLEMDE ASSUMPTIES LUIDEN: ****************************************************************
ASSUMPTIE-SET
ALTERNATIEF
RANGORDE
SKORE
1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
7 9 5 11 2 6 8 10 13 4 12 1 3
5.2532E-4 -3.29612E-3 4.11369E-3 -7.14919E-3 6.57575E-3 2.73261E-3 9.30317E-5 -5.86448E-3 -1.04715E-2 4.61008E-3 -7.56756E-3 9.79957E-3 5.39875E-3
2
1 2 3 4
8 9 3 12
6.8371ÓE-3 -7.25268E-2 .128293 -.171474
26 -
5
7 8 9 10 11 12 13 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 Gewichtenset
2 ó 7 10 13 5 11 1 4
.170662 1.99S943-2 9.13037E-3 -.126579 -.263465 8.72724E-2 -.161792 .248631 .125072
3 9 3 12 2
1.02453 .772205 1.53356 .533559 1.35722 1.07346 1.0329 .633306 .363388 1.36594 .554315 2.5761 1.56958
o
7 10 13 5 11 1 4
2
•••••UT**********************************************************
DE UITKOMSTEN VOOR DE VERSCHILLENDE ASSUMPTIES LUIDEN: ****************************************************************
ASSUMPTIE-SET
ALTERNATIEF 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 1 2 3 4 5 6 7 3 9
RANGORDE
SKORE
========= =============
5 9 1 12 3 11 7 6 13 8 10 2 4
1.59187E-3 -1.27785E-3 8.41332E-3 -5.04884E-3 3.36144E-3 -3.83688E-3 -5.45597E-4 -7.27735E-6 -6.24884E-3 -1.02093E-3 -2.49399E-3 4.62173E-3 2.49181E-3
5 9 1 12 3 10 7 8 13
4.74639E-2 -4.33827E-2 .242512 -.170139 .101323 -.031802 -1.33969E-2 -1.65693E-2 -.209302
- 27
Gewichtenset
10 11 12 13
ii 2 4
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
5 9 1 12 3 10 7 8 13 ó 11 2 4
e
-3.576792-3 -.109301 .159S29 9.62419E-2 1.17319 .360194 2.44904 .544699 1.42581 .751752 .954636 .944192 .467787 .937634 .681535 1 .76649 1 .40018
3
****************************************************************
DE UITKOMSTEN VOOR DE VERSCHILLENDE ASSUMPTIES LUIDEN: ****************************************************************
ASSUMPTIE-SET 1
ALTERNATIEF
RANGORDE
SKORE
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
12 4 5 9 3 11 2 / 13 6 8 1 10
-3.4434E-3 1.78328E-3 7.44854E-4 -1.31615E-3 2.23586E-3 -3.33921E-3 3.72965E-3 1.47523E-5 -5.71597E-3 4.72294E-4 -9.74415E-4 7.38185E-3 -1.57342E-3
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
11 4 5 9 3 12 2 7 13 6 8 1 10
-.116027 5.85084E-2 2.03585E-2 -3.38642E-2 7.93683E-2 -.118953 .122548 -2.30207E-4 -.181076 8.7143S-3 -1 .831322-2 .238767 -ó.029562-2
- 28 -
11 4 5 9 3 12 2 7 13 6
ö 1 10
- 29 -
. 6 ó •) 1 7
1.22203 1.07389 .890633 1.31363 .66224 1.52952 .999214 .52752 1.03022 .939317 2.37757 .31324
BIJLAGE 6 ANALYSE VAN DE OPTELLING VAN OE UAAROERINGEN I N HET BELEIDSVOORNEMEN VAN OE REGERING
A. ALLE (KWALITATIEVE) WAARDERINGEN UIT HET BELEIDSUOORNEMEN
lokaties 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. IQ 11 12 13
Bath/H Bergum Borss. Boxm. Eems FlevoN Ketelm fflaasvl Maas/W Marker fioerd. U/NOP Wier. J
bevolkingsomvang r u i m t e l i j k e 0-2Q km u l o t t koelwater tonabij kwal. heid 45° taal 2 3 2 3 1 1 1 2 3 1 3 1 1
2 2 2 3 1 1 1 2 3 1 3 1 1
2 2 2 2 1 1 1 2 2 1 2 1 2
1 2 1 1 1 3 3 1 1 3 2 3 3
2 3 1 2 2 3 3 1 2 3 2 3 3
ordening & m i l i e u e k o l . & landschap r . o . land- n a t . A schap m i l . rekr. 2 2 1 3 1 1 2 1 3 2 2 2 2
2 2 1 2 3 1 2 1 2 1 2 1 1
2 2 2 2 2 1 2 3 2 1 2 1 1
1 1 1 2 1 3 1 2 2 2 2 1 1
technische & ekonomische asp. boden i n f r a aankoppel. koelui elektoaansl t r o t . taal 2 2 3 2 2 3 2 3 2 1,5 3 2 2
2 1 1 2 1 2 2 1 2 2 1 2 2
3 3 3 1 3 1 1 2 2 2 1 1 3
3 3 3 1 3 1 1 1 2 2 1 2 2
2 3 1 3
1
28 31 24 29 23 23 23 23 31 23,5 29 22 25
1.5 2,5
2 3 1 3 1 1 1 1 3 1 3 1 1
17,5 19 15,3 18,8 13,5 16 14 15,2 19,8 14,8 19 13,8 15,8
3 3 3 1 3 1 1 2 2 2 1 1 3
2 3 1 3 1 1 1 1 3 1 3 1 1
18 20 15 20 14 16 14 16 21 14,5 19 13 16
1
3. REKENKUNDIGE SAMENVOEGING VAN BOVENSTAANDE TABEL A. ( z i e noot 1) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10 11 12 13
2 2.5 2 3 1 1 1 2 3 1 3 1 1
2 2 2 2 1 1 1 2 2 1 2 1 2
1,5 2,5 1 1,5 1.5 3 3 1 1.5 3 2 3 3
2 2 1,3 2,3 2 1 2 1,7 2,3 1,3 2 1.3 1,3
1 1 1 2 1 3 1 2 2 2 2 1 1
2 2 3 2 2 3 2 3 2 1,5 3 2 2
2 1 1 2 1 2 2 1 2 2 1 2 2
3 3 3 1 3 1 1 1,5 2 2 1
C. GEMOGEN SAMENVOEGING VAN TABEL A. VOLGENS HET BELEIDSVOORNEMEN (zie noot 2) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10 11 12 13
2 3 2 3 1 1 1 2 3 1 3 1 1
2 2 2 2 1 1 1 2 2 1 2 1 2
2 3 1 2 2 3 3 1 2 3 2 3 3
2 2 1 3 2 1 2 2 3 1 2 1 1
1 1 1 2 1 3 1 2 2 2 2 1 1
2 2 3 2 2 3 2 3 2 1,5 3 2 2
_• V-.
- 30 -
2 1 1 2 1 2 2 1 2 2 1 2 2
~~*v^"
rangorde 9 12 7 10 2 2 2 2 12 6 10 1 8
3. SEKEfiKUNQIGE SAi^NUOEGING VAN BOVENSTAANDE TABEL C. (zie noot 1)
lokaties 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10 11 12 13
bevolkingsomvang r u i m t e l i j k e v l o t t koelwater Q-20 km tonabij t a a l 45° kwal. heid
Bath/H Bergum Borss. Boxm. Eems FlevoN Ketelra flaasvl maas/U Clarker Woerd. W/NOP Ulier.
ordening & m i l i e u e k o l . S landschap r . o . l a n d - nat.4 ! schap m i l . jrekr.
2 2,5 2 2,5 1 1 1 2 2,5 1 2,5 1 1,5
technische & ekonomische asp. bodem i n f r a [aankoppel. koelu toelekjaansl t r o t . taal
1.7 2 1 2,3 1,7 2,3 2 1,7 2,3 2 2 1,7 1,7
2,3 2,3 2 2 1,8 1,8 1,5 1,8 2,3 1,6 2 1,5 2
6 6,8 5 6,8 4,5 5,1 4,5 5,5 7,1 4,6 6,5 4,2 5,2
3 3 2 2 2 2 1 2 3 1,5 2 1 2
7
rangorde 9 11 5 11 2 6 2
a 13 4 10 1 7
E. GEWOGEN SAMENVOEGING VAN TABEL C. VOLGENS HET BELEIDSVOORNEMEN (zie noot 2) 2 3 2 3 1 1 1 2 3 1 3 1 1
1 »
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10 11 12 13
a 5 8 5 6 4 6 9 4,5 7 4 5
9 11 4 11 4 7 1 7 13 3 9 1 4
noot 1. in de tabellen B. resp. 0. heeft een puur rekenkundige bewerking plaatsgevonden van de daarbovenstaande tabellen A. resp. C. (bijv. de waarderingen 3 en 2 samengevoegd tot 2,5); deze bewerking is derhalve neutraal en niet gekleurd door onze opvatting noot 2. in de tabellen C. resp. E. heeft samenvoeging plaatsgevonden jan diezelfde tabellen A. resp. C , maar dan volgens de redeneringen uit het beleidsvoornemen (waarbij bezaaide kriteria zwaarder wegen dan andere; zie voor deze redeneringen het beleidsvoornemen, blz. 123 e.v.) N.B. in alle
tabellen is 1 goed en 3 slacht {In "onze" tabellen is dat precies
SAMENVATTING RANGORDES BOVENSTAANDE TABELLEN
1 , Bath/H 2. Bergum 3. Borss. 4. Boxm. 5. Eems 6. FlevoN 7. Ketelm 8. fflaasvl 9. daas/W 10 darker 11 floerd. 12 U/NOP 13 Uier.
A 9 12 7 10 2 2 2 2 12 6 10 1 8
8 9 11 6 10 1 8 3 5 13 4 11 2 7
C 9 11 5 11 0
6 2 6 13 4 10 1 6
0 9 11 5 11 2 6 2 8 13 4 10 1 7
E 9 11 4 11 4 7 1 7 13 3 9 1 4
31
)!"
SLQnEDE.MERIMG IM HET SELEIOSUOORICCM I N SCHEflA geen waarderina 3
de 8 beste
extra gew. g e l i j k t . h . aan bevolk. voorg. 3
nog eentje slechts 1 aan Usselm e r b i j
overweg. keuze
1 uiteind, 1 sa'ektie
1 ex aequo 9e te dicht b i j Sorss. ft
1 . Bath/H 2. Bergum 3 . Borss.
*
*
*
*
•
*
*
*
*
*
*
*
B
*
4 . Boxm. 5. Eems 6 . FievoN 7 . Ketelm
*
*
*
*
8 . Raasvl
•
*
*
*
*
*
(* 2e) *
1
*
1 9 . naas/UI 10 marker
*
*
*
*
valt af
11 Ptoerd.
ex aequo 9e
12 W/NOP
*
*
*
*
(* i e )
13 Uier.
*
*
*
•
valt af
!
• *
1
toelichting: Deze slotredenering (zie beleidsvoornemen blz. 145 e.v.) verloopt globaal als volgt. Als men lokaties met een waardering 3 op een van de invalshoeken (overeenkomstig bovenstaande tabel E) laat afvallen blijven er 7 lokaties over (zie 1e kolom). Op grond van de beste totaalskores moet de lokatie Flevo-N aan deze 7 worden toegevoegd omdat deze dezelfde skore heeft als de lokatie Plaasvlakte (2e kolom). Als aan de invalshoek bevolkingsomvang een extra gewicht wordt toegekend, blijken diezelfde 8 lokaties het beste (3e kolom). Bij gelijktijdige toepassing van de voorgaande drie redeneringen valt Flevo-N uiteraard weer af en blijven er 7 lokaties over (4e koloa). Omdat 4 van deze lokaties aan het IJsselmeer zijn gelegen maar het niet wenselijk wordt geacht meerdere kerncentrales hieraan te vestigen, wordt hierop een nadere selektie toegepast: tf/NOPolderdiJc heeft de voorkeur, Ketelmeer is hierna het beste alternatief (5e kolom). Aan de resterende 5 lokaties wil men nog een zesde toevoegen gezien mogelijke bezwaren voortkomend uit het inspraakproces» Hiervoor komen de volgende twee in de rangorde in aanmerking, te weten Bath en noerdijk die op een gedeelde 9e plaats staan (6e kolom); omdat de Borssele al bij de geselekteerde lokaties zit en Bath op een steenworp afstand hiervan ligt, laat men Bath afvallen en blijft floerdijk over (7e kolom). Uan Ploerdijk worden enkele positieve kanten belicht, zoals de centrale ligging t.o.v. elektriciteitsvraag en -infrastruktuur en als specifieke overweging de grote financiële problemen bij het industrie- en havenschap. Aldus wordt gekomen tot de eindselektie van 6 lokaties (zie laatste kolom).
- 32 -
Deze POO-Memoranda zijn een vervolg op onderstaande Planologische Memoranda.
PLANOLOGISCHE MEMORANDA 1984/1985 1984-1 1984-2 1984-3 1984-4 1984-5 1984-6 1984-7 1985-1
H. Voogd Prescriptive analysis in planning. R. van Gameren Plannen voor stadsvernieuwing. M. Jeleniewski Etnisch ondernemerschap en de stadsvernieuwing. A. Dekker, P. van Eek, D. Hueting Tijdelijke opslagplaatsen voor verontreinigde grond; verschillen in aanpak per provincie. MA. Mentzel Zuidwest-Nederland ontsloten. vervallen S.J. Bennema, P. Ike, H. Voogd Het ontgrondingenbeleid: ontwikkelingen aangaande planvorming en kooVdinatie. J.P.C van Zwieten Drinkwatervoorziening in Nicaragua.
P.O.O.-MEMORANDA 1985-1 1985-2 1985-3 1985-4 1985-5 1985-6 1985-7 1985-8 1985-9
M. Maimone Technology Assesment: een verkenning. John Maybee, Henk Voogd Qualitative modeling for regional planning. Heleen van Camp, Elly Klooster Rechtvaardigheid en doelmatigheid. M. Maimone, P. Ike, S.J. Bennema Toekomstige beschikbaarheid oppervlaktedelfstoffen. R. Krabbe, A. Oskam Een beoordelings- en planvormingsmethodiek voor herbestem mingsvraagstukken. P. van Eek, P. Koekebakker, W.H. Tutuarima, J. de Vries Een nadere analyse van het regeringsstandpunt met betrekking tot de vestigingsplaatsen voor kerncentrales. H, Wiggerts, M.A. Mentzel Studies in urban infrastructure. A,A.J. Pols Perspectief op informatica als wetenschaps- en vakgebied. H. Wiggerts Zorg voor de technische infrastructuur in een verstedelijkt Nederland.
Inlichtingen m.b.t. verzending publikaties bij: Judith van Buuren, Afdeling der Civiele Techniek, Vakgroep Planning, Ontwerpen en Organisatie (POO), (bibliotheek en dokumentatie), Postbus 5048, 2600 GA Delft, tel. 0-15-784678.