Macht en Gezag
Mark Eyskens
MACHT EN GEZAG Witsand Uitgevers
‘We bouwen huizen omdat we willen leven. We schrijven boeken omdat we niet willen sterven.’ Chinees filosoof die onbekend wenst te blijven
INHOUD Proloog
7
1.
Welke macht voor een premier?
21
2.
Hoe machtig is een minister? En een politicus?
43
3.
Macht en gezag. Winston Churchill
107
4.
Macht door gezag. Franklin Delano Roosevelt
125
5. Gezag van en ontzag voor een vrouw. Eleanor Roosevelt 6. Voorzichtig met macht. Omzichtig met gezag
163
7.
187
Macht en kracht van een land. De Verenigde Staten
141
8. De voorbije macht van de natie
231
9.
289
De multiculturele macht van Globalistan
10. Kennis is macht
303
11. De machteloosheid van een paus
323
12. De macht van het woord
347
13. Gods almacht
379
Epiloog
399
Proloog
‘Macht verwerven en er nadien geen gebruik van maken, is een bewijs van grote beschaafdheid’ – Chinees filosoof die niet vertaald wenst te worden
Het Nederlandse woord ‘macht’ vertoont in de Oudnederlandse en Oudgermaanse talen etymologisch stamverwantschap met het werkwoord ‘mogen’, in de eerste persoon: ‘ik mag’. Wat betekent: ‘ik kan het mij veroorloven’, ‘ik ben daartoe in staat’. De verwijzing naar de eerste persoon is belangrijk want meteen wordt de betekenis opgeroepen van verregaand egocentrisch individualisme en zelfbevestiging van een individu of van een groep. In primitieve maatschappijen ging vaak macht uit van personen die fysiek sterk waren of stammen die erin slaagden andere stammen te onderwerpen. Macht werd echter vrij snel geïnstitutionaliseerd en verbonden met de uitgeoefende maatschappelijke functie, zoals de macht van het stamhoofd, de vorst, de leider, de militaire bevelhebber. Gezag echter is van een totaal andere aard en heeft een uitgesproken morele draagwijdte. Het woord ‘gezag’ zelf lijkt etymologisch verband te houden met de werkwoorden ‘zeggen’ en ‘zien’. Iemand met gezag heeft ook zeggingschap. Niet alleen hoort men hem als hij spreekt, maar men luistert ook naar hem. En bovendien ziet men hem. Hij is zichtbaar, hij valt op door het gezag dat hij uitstraalt. Hij heeft morele zichtbaarheid en vervult een voorbeeldfunctie. Wel is het zo dat in andere talen het verschil tussen macht en gezag minder tot uiting komt. In het Frans gaat het om puissance/pouvoir tegenover autorité en in het Engels om power versus authority, woorden met een toch enigszins andere kleuring. Het is gebleken dat in de loop van de geschiedenis van het mense7
lijke denken en van de geschiedenis tout court beide begrippen niet zelden door elkaar zijn gehaald en verward. De bevolking keek op naar de machtigen, de stamhoofden, de hogepriesters, de vorsten, de keizers, die ontzag inboezemden omdat zij hun macht uitoefenden, vaak in naam van hogere machten – le roi de droit divin – omringd door indrukwekkende rituelen, ceremonies en taalgebruik. Machtsuitoefening ging eveneens gepaard met een uitgebreide beloningsethiek voor wie gehoorzaamde en repressieve moraal en bestraffing voor wie verzet bood. De machthebbers werden vaak gevreesd en zelfs gehaat en bezaten daardoor geen greintje gezag. De stelling die in dit boek wordt verdedigd en geïllustreerd is dat macht in een wereld van apocalyptische bewapening, wereldwijde economische machtsconcentraties en ultramediatisering via de moderne communicatie- en informatiemiddelen, meestal een potentieel of reëel gevaar inhoudt van machtsmisbruik en bedreiging of aantasting van fundamentele rechten en vrijheden. Vooral met het oog op een optimale werking van de democratie lijken macht en machtsopbouw bedreigende fenomenen. Democratisch gecontroleerde machtsuitoefening is uiteraard noodzakelijk, vaak door gebruikmaking van tegenmacht (countervailing power, zeggen de Amerikanen). Indien macht op efficiënte wijze wordt uitgeoefend, kan ze worden omgezet in gezag. De moderne democratie, in haar idealistische opvatting, evolueert in die zin. Daarbij geholpen door de horizontalisering van de machtsstructuren, als gevolg van het ontstaan van de netwerkmaatschappij. De weg van macht naar gezag lijkt de uitweg die moet leiden naar een meer humane maatschappij, waarbij de wenselijkheid van meer medemenselijkheid voorop wordt gesteld. Mijn reflecties betreffen in eerste instantie de politieke macht in haar uiteenlopende verschijningsvormen. Het gaat om de al dan niet dwingende invloed die een meerderheid in een democratie, één persoon in een eenmansdictatuur, een beperkt aantal personen in een oligarchie of één organisatie in bijvoorbeeld een eenpartijstaat – noem het een tirannie – kunnen uitoefenen op de burgers, hun handelingen, hun bezittingen, hun welvaart en welzijn, zelfs hun denken en de talrijke andere aspecten van hun samenleven. In een democratie wordt macht of invloed gekenmerkt door raadpleging, 8
overleg, lobbyen, onderhandeling, overreding via vrije toegang tot de media. Vrije, algemene en geheime verkiezingen zijn de conditio sine qua non van elke democratie: een noodzakelijke voorwaarde die echter niet voldoende is. Als het one man one vote-systeem wordt toegepast, leidt dit tot de vorming van meerdere partijen, die, behalve in meerderheidskiesstelsels, zich verplicht zien een coalitie te vormen om een parlementaire meerderheid tot stand te brengen. Overdreven invloed van de politieke partijen wordt particratie genoemd. De indruk overheerst dat de representatieve democratie, die steunt op vormen van volksvertegenwoordiging, de jongste decennia aan geloofwaardigheid heeft ingeboet. Deze evolutie is enigszins paradoxaal als men beseft dat tijdens de Tweede Wereldoorlog de meeste landen van Europa hebben gezwicht onder fascistische en nazidictaturen en tijdens de Koude Oorlog in Oost-Europa communistische dictaturen er de democratie hebben onderdrukt. De huidige onvrede met de representatieve democratie heeft te maken met het feit dat haar besluitvaardigheid te wensen overlaat. Dit is het gevolg van de complexiteit van de problemen die zich op alle domeinen aandienen – vooral op economisch vlak – en vaak ook van de urgentie waarmee moet worden opgetreden. Op het Europese continent kan de Europese integratie, die al sinds meer dan een halve eeuw werkzaam is, de machtsverhoudingen tussen de lidstaten zeer grondig wijzigen, waarbij de Europese overheid – de Europese Commissie, de Europese Raad en het Europees Parlement – steeds meer de kenmerken vertonen van een federale overheid. De regeringen zijn immers te klein voor de grote aangelegenheden en te groot voor de kleine aangelegenheden, wat ook wijst op de noodzaak om niet alleen bevoegdheden over te dragen naar een hoger Europees niveau, maar ook omgekeerd toe te vertrouwen aan een meer gedecentraliseerde bestuurslaag, naargelang de aard van de problemen. Men noemt dit in verscheidene Europese verdragen het beginsel van subsidiariteit. In dit boek behandel ik niet de geschiedenis van de machtsuitoefening, die begint bij het stamhoofd en die zich via allerlei vormen van autoritair bewind in de loop van talloze eeuwen heeft ontwikkeld tot veel glorievolle beschavingen die praal en pracht genereerden en hun 9
macht etaleerden door reusachtige paleizen, torens, piramiden, ziggurats, tempels en kathedralen te bouwen en Chinese muren op te trekken. Vanaf de periode van de Verlichting is echter de democratie geleidelijk aan en met vallen en opstaan beginnen te gedijen. Wat in het oude Athene in de vijfde eeuw voor Christus is gebeurd, in de schoot van een relatief kleine stadstaat met een beperkt aantal burgers, is een uniek en bijna miraculeus politiek experiment van democratische besluitvorming met rechtstreekse inspraak van de burgers geweest. Die burgers waren ten tijde van Perikles evenwel weinig talrijk, want de vreemdelingen (barbaroi) en de slaven hadden geen burgerrechten. Alleen de echte burgers werden samengebracht op de Areopaag. Dit was de naam van een heuvel buiten Athene. Later kreeg het woord ‘areopaag’ de betekenis van een volksvergadering, die samenkwam in de arena om zich uit te spreken. In democratieën met tientallen of honderden miljoenen – soms zelfs miljarden – burgers is deze methode uiteraard niet meer toepasselijk, gezien ook de ingewikkeldheid van de beleidsproblemen. Representatie wordt een onvermijdelijke noodzaak. Ofschoon toch rekening zal moeten worden gehouden met de revolutionaire mogelijkheden van raadpleging van de bevolking, zoals dat tegenwoordig reeds gebeurt, dankzij de moderne communicatiemedia, zoals internet en sociale netwerksites. Het is vooral de trias politica, uitgedacht door de Franse filosoof Montesquieu, die kan worden beschouwd als de basis van een formele electorale democratie, maar ook van een inhoudelijk democratische samenleving. De scheiding van de machten, dat wil zeggen van de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht, als garantie tegen willekeur, ligt aan de basis van elk antiautoritair bewind, en historisch gezien van het uitschakelen van het vorstelijk absolutisme dat het ancien régime had gekenmerkt. In de eenentwintigste eeuw zijn er op de planeet steeds meer landen waar algemene en geheime verkiezingen plaatsvinden. Wat bewijst dat de democratie in haar vormelijke aspect aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt. Dat wil echter niet zeggen dat de democratische waarden ook overal in werkelijkheid worden gerespecteerd. Die waarden verwijzen niet alleen naar de scheiding van de machten maar veronderstellen in onze tijd ook dat elementaire mensenrechten, zoals gecodificeerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, worden geëerbie10
digd en nageleefd. Wat helaas in heel veel zogenaamd democratische landen nauwelijks of niet het geval is. Macht, gezag en democratie lijken wel degelijk onderling dialectisch verbonden, ook vaak door tegenstellingen. Een fundamentele vraag is hoe men in een democratie met macht moet omgaan en hoe in een democratische samenleving de macht voldoende kan worden gecontroleerd. Recente gebeurtenissen in heel wat moslimlanden – de zogenaamde Arabische Lente – tonen aan dat algemene en geheime verkiezingen een noodzakelijke maar onvoldoende voorwaarde zijn om te komen tot een democratische samenleving. Een democratie dient ook om bepaalde problemen op te lossen en als zij daar niet toe in staat is, dreigt de democratie zichzelf te vernietigen. Inspraak, afspraak, opspraak zijn uitingen van democratische vrijheid, maar als nooit een uitspraak volgt, die het mogelijk maakt uitdagingen uit de weg te ruimen, bewijst de democratie haar schadelijke ondoelmatigheid en zoekt men naar alternatieven. ‘Men’ zijn dan vaak demagogische populisten, die het misnoegen van de bevolking uitbuiten. In een maatschappij, gedomineerd door de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, spelen ook de media een kolossaal invloedrijke rol. Aan de trias politica van Montesquieu mag men vandaag gerust vaak die ‘vierde macht’ toevoegen. De media en vooral de telecratie zijn uitgegroeid tot machtige hefbomen van macht en invloed. Een optreden van een politicus op de televisie kan zijn politieke toekomst maken of kraken. Handige politici weten gebruik te maken van de media om zich in de belangstelling te werken of populair te worden. Volksverlakkerij is dan nooit veraf. Pragmatische politiek bestaat vaak in het ontkennen van feiten. Want de feiten kunnen de politicus ongelijk geven. En in de politiek is een gram imago meer waard dan een pond ideeën. Politiek is bovendien de kunst om net zo veel water bij de wijn te doen dat de meeste mensen nog steeds menen echte wijn te drinken. En als alle politieke methoden falen, probeert de meest begaafde politicus het eens met nadenken, zegt de cynische criticaster. Samen met de bankiers zijn het de politici die in onze maatschappij vandaag de slechtste reputatie hebben. Een jong en veelbelovend politicus zei onlangs tegen zijn 11
vriend: ‘Vertel mijn moeder nooit dat ik in de politiek zit. Ze denkt dat ik pianospeel in een bordeel.’ De relatie tussen leiderschap, macht en gezag in de huidige samenleving is intrigerend. Echt leiderschap stoelt in een humane samenleving op gezag en geloofwaardigheid, die gevoed worden door een aantal deugden die de burgers aanspreken. En die reeds door Marcus Tullius Cicero werden beklemtoond. De grote Romeinse redenaar prees, in navolging van Plato, vier kardinale deugden aan: de voorzichtigheid (prudentia), de rechtschapenheid (justitia), de moed (fortitudo) en de gematigdheid en zelfbeheersing (temperantia). In een moderne democratie gaat het hoofdzakelijk over de zichtbare behartiging van het algemeen welzijn, waarbij belangenvermenging wordt uitgesloten, beleidsdoelmatigheid wordt nagestreefd en maatschappelijke samenhorigheid wordt beoogd. Alleen in de verdediging van de rechtvaardigheid is extremisme geen ondeugd. Alleen in de verdediging van de solidariteit is gematigdheid geen deugd. In alle andere gevallen zijn redelijkheid, gematigdheid, luisterbereidheid, openheid van geest en de kunst om bruggen te bouwen tussen diverse opvattingen met het oog op het algemeen belang, levensbelangrijke maatschappelijke waarden. Dat klinkt zeer idealistisch. Maar idealen zijn vaak nodig om stapsgewijs vorderingen te maken. Golda Meir zei ooit: ‘Wie niet in mirakels gelooft, is geen realist.’ Hiervan bestaat een aantal voorbeelden. Voor wie na de Tweede Wereldoorlog op de Europese puinhopen heeft gezeten, is de Europese eenmaking vandaag, ondanks de problemen, niet minder dan de realisatie van een mirakel. Macht krijgt, in onze complexe samenleving, steeds meer het uitzicht van een zeer veelzijdige veelhoek. De macht in de politiek wordt beïnvloed en bepaald door andere machten en tegenmachten, door allerhande drukkingsgroepen, door economische invloeden. Het is vrij banaal te stellen dat de macht van de markt en in het bijzonder van de financiële markten regeringen op de knieën kan dwingen en landen en regeringen kan verplichten een overheidsbeleid te aanvaarden dat door de burgers wordt uitgespuwd. Naast economische macht is er ook de sociale macht, uitgeoefend door onder meer 12
de georganiseerde werknemers maar ook door de werkgevers. De vakbonden kunnen staken, soms op onredelijke wijze, als blijkt dat werkonderbreking het vinden van een oplossing bemoeilijkt. Werkgevers kunnen, steeds meer vanuit hun buitenlandse hoofdkwartieren, vrij ongenaakbaar beslissen om, soms onverwacht, hun bedrijven te sluiten en arbeiders af te danken, zonder veel mededogen. Steeds belangrijker wordt de macht die uitgaat van de wetenschap en haar toepassingen. Wellicht is dit op termijn de allerbelangrijkste macht. Het is steeds mijn overtuiging geweest dat de geschiedenis wordt gestuwd en gestuurd door de wetenschap, haar ontdekkingen en uitvindingen en de daaruit voortvloeiende innovaties, die vaak, maar niet altijd, bijdragen aan de verbetering van het menselijk lot. Niet alleen de ontdekking van het vuur, heel lang geleden, heeft de loop van de menselijke geschiedenis totaal gewijzigd, maar nadien ook en misschien nog meer de uitvinding van de stoommotor en daarna van de trein (einde achttiende eeuw), de ontdekking van de elektriciteit, de uitvinding van de ontploffingsmotor, en van de auto (einde negentiende eeuw), van de atoomkracht, met de uitvinding van de atoombom (medio twintigste eeuw), en meer recent de uitvinding van het fabeltuig dat computer werd genoemd (tweede helft twintigste eeuw) en waarvan de toepassingen een ware tsunami aan mutaties hebben verwekt. Historici pleegden de wereldgeschiedenis op te delen in twee perioden: voor Christus en na Christus, of in het Engels: bc (before Christ) en ac (after Christ). Vandaag echter betekenen deze acroniemen: bc en ac: before Computer en after Computer. De planeet aarde is nog steeds rond en hard. Maar de wereld van de mensen wordt steeds meer vlak en vloeibaar. De wereld wordt een nieuwe wereld. Het werelddorp komt eraan, maar bij gebrek aan wereldbestuur zijn het vaak anonieme krachten die er de macht uitoefenen en de burgers met angst vervullen. Het wereldbeeld lijkt vooralsnog op het beeld dat de moderne astronomie ophangt van het heelal. 96 procent van het universum bestaat uit krachten die wij niet kennen en dus ook niet kunnen beheersen en die wij, bij gebrek aan een betere term, ‘donkere materie’ en ‘donkere energie’ noemen. Met horten en stoten profileert zich aan de horizon de eenwording van de wereld in een wereldgemeenschap, die globaal is maar ook 13
nood blijft hebben aan allerlei lokale verankeringen, ook als die geen kans meer maken. ‘Think globally, act locally’ is een mooie slogan, maar ook een slogan die wijst op de spanning tussen universalisme en particularisme. Uit allerlei opiniepeilingen blijkt dat de burgers zich, in het bijzonder in West-Europa, ondanks de crisis, nog steeds tamelijk ‘goed in hun vel’ voelen. Het is de maatschappij met haar ingewikkelde reilen en zeilen, die zij zeer kritisch inschatten. Hun enigszins paradoxale houding kan als volgt worden samengevat: ‘Met mij gaat het goed. Met ons gaat het slecht.’ Jean-Jacques Rousseau, de verlichtingsfilosoof, had het reeds beweerd: de mens is goed; de maatschappij is slecht. * * * Dit boek is geen systematisch traktaat, waarin macht en gezag wetenschappelijk onder de loep worden genomen, met verwijzing naar talrijke auteurs en hun geschriften. Ik behandel veeleer een thema – macht en gezag – met variaties. Het is ook geen toeval dat ik mijn boek heb opgedeeld in dertien hoofdstukken. Veel mensen beschouwen dertien als een ongeluksgetal, maar ze dwalen. Dertien is een uitzonderlijk getal, namelijk een priemgetal, alleen deelbaar door zichzelf en één. In feite is het ondeelbaar en is het dus atomair. In de christelijke traditie wordt gezegd dat dertien een ongeluksgetal is, omdat aan het laatste avondmaal dertien personen aanzaten, Christus met de twaalf apostelen, inclusief Judas. Volgens sommige christelijke schrijvers is dertien evenwel een geluksgetal, want het is ook tien plus drie, de tien van de tien geboden, plus de drie van de heilige drie-eenheid. Met de vlucht van de Apollo-13 raket liep het anderzijds wel slecht af. Heel veel hoge gebouwen kennen ook geen dertiende verdieping en in hotels ontbreekt kamer nummer dertien weleens, alsook de dertiende verdieping. In China wordt dan weer het getal vier gemeden en een vierde etage vindt men niet in een Chinees hotel. Toch waag ik het erop en serveer ik de lezer dertien hoofdstukken. For better or for worse. Elk hoofdstuk staat op zich en kan dus ook afzonderlijk worden gelezen, zonder rekening te 14
houden met de volgorde van de hoofdstukken. De bedoeling is dat sommige hoofdstukken en thema’s in het onderwijs of in bepaalde segmenten van het verenigingsleven zouden kunnen dienstdoen als aanbevolen lectuur. Het thema van dit boek werd aangekaart in bovenstaande beschouwingen, bij wijze van inleiding. De hoofdstukken zelf behandelen diverse variaties, die beschouwd kunnen worden als illustraties van macht, onmacht, gezag en ontzag. Ik probeer een impliciete duiding te geven, waarin ik ruimte openlaat voor persoonlijke invulling door de lezer. Vanwege mijn eigen intellectuele belangstelling en voor een deel ook door beroepsmisvorming ga ik vooral in op macht en gezag in de politiek. Andere belangrijke machtsgebieden, zoals die van de economische en zakelijke relaties, de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers, artsen en patiënten, leraren en leerlingen, ouders en kinderen, rijken en armen, autochtonen en allochtonen, religieuze leiders en hun volgelingen, of van de seksuele relaties tussen mensen, komen niet of slechts zijdelings ter sprake. Behalve in de laatste hoofdstukken, waar ik het heb over de verhouding tussen de mens, het mysterie van zijn bestaan en de manier waarop hij hiermee omgaat vanuit zijn eigen gevoel. Mijn eerste overweging is gewijd aan de macht of schijnmacht van de premier. Onlangs schreef ik een uitgebreid stuk in een boek gewijd aan de macht en het gezag van de regeringsleider in België en Nederland. In België gaat het dan over de ‘eerste minister’, terwijl in Nederland de eerste minister de meer republikeins klinkende titel voert van ‘minister-president’. Een terminologie en concept die ook in Vlaanderen sinds de vierde staatshervorming scheepsrecht hebben verworven. Vervolgens maak ik een meer systematische analyse van de rol, de invloed, de macht, eventueel het gezag van de minister en de politicus. Is een minister echt machtig? Of is hij veeleer beperkt in zijn manoeuvreerruimte omdat hij, in onze moderne democratie, met haar talrijke checks and balances, niet zelden verstrikt raakt in de talrijke praktische, tactische en strategische bezwaren die oprijzen tussen droom en daad? 15
Drie historische personages heb ik uitgekozen als belichamers van macht en gezag, omdat zij zo sterk betrokken zijn geweest bij de uitdagingen, de tegenstellingen, de vertwijfelingen maar ook de bekoringen en verleidingen van macht en gezag. Het is een hachelijke onderneming om een selectie te maken uit de lijst van persoonlijkheden die vooral op politiek vlak, in apocalyptische tijden van machtsstrijd en beproeving, diepe sporen hebben nagelaten in ons verleden en het collectieve geheugen. Daarom heb ik me beperkt tot een van de meest tragische periodes uit de geschiedenis van de mensheid, namelijk de Tweede Wereldoorlog. Winston Churchill en Franklin Delano Roosevelt zullen tot aan het einde der tijden in de geschiedenishandboeken, ook in digitale vorm, worden beschouwd als de monumentale hoofdrolspelers in dit wereldwijde drama. Ik had ook nog twee andere personen kunnen opvoeren, die door extreme kwaadaardigheid als het ware de tegenhangers zouden zijn geweest van Churchill en Roosevelt, namelijk Adolf Hitler en Jozef Stalin. Maar ik heb dit bewust niet gedaan omdat de asymmetrie te opvallend zou zijn geweest en ik bovendien wilde vermijden te vervallen in extreme zwart-wittekeningen. Mijn voorkeur is bijna spontaan uitgegaan naar mevrouw Eleanor Roosevelt, vooral bekend als de weduwe van de Amerikaanse president Franklin Roosevelt, die als vrouw haar man heeft bijgestaan, niet alleen in de politiek, maar ook in de wereld en in de maatschappij. Zij heeft daarbij getuigenis afgelegd van een opmerkelijke inzet voor essentiële waarden, zoals die onder meer werden verwoord in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die zij boven de doopvont heeft helpen te houden. Het leven van Eleanor Roosevelt was ook exemplarisch in een tijd dat de maatschappelijke rol van de vrouw in een door mannen gedomineerde samenleving sterk werd gehinderd. Macht en gezag nopen ook tot enige moraliserende reflectie en vandaar dat ik ook een hoofdstuk wijd aan de noodzaak om voorzichtig om te gaan met macht en omzichtig met gezag. Niet alleen mensen maar ook staten oefenen invloed en macht uit. Een staat, een land, is meer dan alleen maar de optelling van zijn bewoners. Talrijke factoren, vaak van wetenschappelijke, militaire, industriële of sociaal-economische aard, of oorzaken die te maken 16
hebben met geografische lokalisatie of de aanwezigheid van belangrijke bodemrijkdommen, maken staten machtig en maken hen niet zelden tot grootmachten. Hegemonische bekoringen zijn dan niet probleemloos te bedwingen. De geschiedenis van machtige staten is in grote mate ook de geschiedenis van hun onderlinge machtsverhoudingen, die vaak het resultaat zijn van hun onderlinge machtsstrijd, inclusief de meest gruwelijke oorlogen. Ik heb een hoofdstuk gewijd aan de Verenigde Staten van Amerika, een land waar ik het voorrecht heb gehad te studeren en waar ik talrijke malen ben teruggekeerd, ook vanuit de diverse functies die ik in mijn leven heb mogen bekleden. Ik ‘out’ mijn sympathie, mijn bewondering en zelfs mijn liefde voor de VS, wat niet wil zeggen dat ik alles goedpraat wat er gebeurt of dat ik steeds goedkeur wat de Amerikaanse regeringen verrichten of aanrichten. De Verenigde Staten zijn alvast dragers van heel typische kenmerken, die ook fel contrasteren met de karakteristieken van het Europese Avondland. Het Europese schiereiland, waarvan vaak de onmacht blijkt, heeft dan toch maar sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog werk gemaakt van zijn eigen eenmaking. De financiële en economische crisis, die begonnen is eind 2007, heeft bijna geruisloos geleid tot een zeer aanzienlijke overdracht van nationale soevereiniteit naar het Europese beslissingsniveau. Toen ik minister van Buitenlandse Zaken was, overkwam het mij weleens op ogenblikken van ontgoocheling over het gebrek aan Europese eensgezindheid uit te roepen: ‘Europa is een economische reus, een politieke dwerg en een militaire worm.’ Deze wat onbesuisde verklaring werd later door allerlei eurosceptici herhaald op een wijze en in een context die haaks staan op mijn eigen zeer gedreven Europese overtuiging. Tot mijn verbazing constateerde ik dat de gewezen Amerikaanse staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, Henry Kissinger, mij met mijn uitspraak citeert in een van zijn publicaties. Kissinger is immers de man die ooit gezegd heeft: ‘Ik wil weleens naar Europa en de Europeanen telefoneren, maar ik weet niet wat hun telefoonnummer is en tot wie ik mij daar moet wenden!’ In plaats van tegenstellingen ontdek ik vandaag echter steeds meer complementariteiten tussen de continenten aan beide oevers van de Atlantische oceaan. De gelijkenissen nemen zeker toe als men 17
constateert dat Europa gebukt gaat onder een kolossaal schuldenprobleem en zichzelf drastische besparingen oplegt, terwijl ook de Verenigde Staten zwichten onder een astronomische schuld, en dus in hetzelfde bedje ziek zijn. Europeanen spreken van het wegsmelten van de euro en van de mogelijkheid van een ‘Grexit’, de Amerikanen van een bedreigende fiscal cliff. Maar de aankondiging in 2013 van president Obama dat zijn regering werk wil maken van het oprichten van een vrijhandelszone (tafta of Trans-Atlantic Free Trade Agreement) is zeer hoopgevend wat betreft nieuwe samenwerkingssynergieën tussen Europa en Amerika. Ik heb mij in dit boek ook gebogen over de natiestaat en dan vooral vanuit een Europees perspectief, in het bewustzijn dat de natiestaat, als gevolg van de mondialisering van de wetenschap en de globalisering van de economie, sterk aan invloed heeft ingeboet. Men zou vandaag, zeker in de Europese Unie, die de financiële en economische crisis zo goed als kan probeert te bestrijden, kunnen gewagen van een toenemende onmacht van de natiestaat. Wat op zich een goede zaak is, voor zover men voorstander is van de Europese eenmaking. Dit heeft tot gevolg dat het nationalisme, dat nochtans om zich heen grijpt, in feite veel wegheeft van een krampachtige wanhoopskreet, als het gaat om onze omgang met de toekomst, die er een is van interdependentie. Daarbij moet ook het fenomeen van de instroom van migranten en de toenemende en onomkeerbare multiculturaliteit van Europa koelbloedig onder ogen worden genomen, in de overtuiging dat multiculturaliteit niet zonder gevaren is. Ze kan immers leiden tot heftige, psychologische maar ook daadwerkelijke reacties van apartheid, xenofobie en rassenhaat. De enige oplossing – maar het is ook een enorme uitdaging – bestaat erin de multiculturaliteit om te zetten in waarachtige interculturaliteit. Vervolgens ontwikkel ik een beschouwing die veel meer van economische aard is en die te maken heeft met wat soms de ‘marktmacht’ wordt genoemd en met de wereldwijde heerschappij die wordt uitgeoefend door de intercontinentale markteconomie. Ook hier, in de schoot van wat ik Globalistan noem, spelen macht en zelfs machtsmisbruik een belangrijke rol. Maar ook hier zijn de aan gang zijnde mutaties onomkeerbaar, zoals de internationalisering, en rijst de vraag wat 18
kan worden gedaan om te komen tot een wereldeconomie die ten dienste staat van de mensheid. Dat kennis macht is, weten we sinds de tijd van Francis Bacon, maar het is heilzaam ook even te reflecteren over de paradoxen van deze kennismaatschappij, die vreemd genoeg ook veel onwetendheid afscheidt, als een soort koud zweet. De laatste hoofdstukken van dit boek zijn van een totaal andere aard. Wellicht komen ze voor de lezer wat onverwacht aan. Zij handelen over de zogenaamde almacht van God en dus meer bepaald over het godsconcept en de wijze waarop hiervan gebruik en ook misbruik werd en wordt gemaakt. Op het toppunt van zijn macht stelde Stalin openlijk de vraag naar de macht van de paus van Rome toen hij uitriep: ‘Over hoeveel tanks beschikt de paus?’ De macht van de paus is, in vergelijking met wat die in het verleden is geweest, onder meer ten tijde van het Caesaropapisme, erg gekrompen. Maar daarnaast dient zich een belangrijkere problematiek aan in vooral christelijke samenlevingen die toch altijd min of meer op zoek zijn geweest naar zingeving. De vraag namelijk wat de betekenis kan zijn van het geloof in een almachtige God die tevens oneindig liefdevol is, in een wereld die niet alleen gekenmerkt wordt door schoonheid en goedheid maar ook door heel veel kwaad en kwalen, rampspoed, catastrofes, ziektes, ondergang en dood. Kortom, hoe verzoent de huidige generatie het idee van een goede en almachtige God met de werkelijkheid die gekenmerkt wordt door de vreselijke wet van de entropie, die de wet is van de ontbinding en de ondergang? Troost kan misschien worden gevonden in de macht van het woord, omdat sommige woorden in al hun kracht proberen te verwoorden wat onuitsprekelijk is en daardoor juist, stamelend, verwijzen naar het transreële. Dan blijkt dat betekenissen belangrijker zijn dan gebeurtenissen. Met de jaren daagt het ons dat ons menselijke bestaan een groot vraagteken bevat, omdat de verklaring van wat we zijn en waarom we zijn wat we zijn, niet zomaar kan worden gevonden in een antwoord op de vraag wie we zijn en hoe we zijn. Wat wij aarzelend ‘het zijnsmysterie’ noemen, werpt een schaduw af en blijft ons, licht gevend, achtervolgen. Deze laatste hoofdstukken zijn de neerslag van een decennialange pelgrimstocht op zoek naar het schijnsel 19
van een onverklaarde klaarte. Ten slotte dringt zich tenminste één conclusie op: Niet de selectie van de intellectueel sterksten, maar die van de moreel besten, is vereist voor de overleving van de menselijke soort.
Dit boek wordt gepubliceerd dankzij de goede zorgen van uitgeverij Witsand. Voor het omslag viel de keuze op een van mijn vijfhonderd schilderijen, met als onderwerp: een droomvogel die geboren wordt uit de wolken en de hemelen. Hij symboliseert de macht van het zachte gezag en het geloof in en de hoop op een toekomst van meer medemenselijkheid. Mark Eyskens Leuven 2013
20