2011
current Maintenance. Functie eerst, dan techniek. Goud op de werkvloer. Vertrouwen als basis.
2
ma in ten an ce klimaatneutraal natureOffice.com | DE-179-088863
gedrukt
Colofon Current is een opiniërend magazine, dat ontwikkelingen belicht die van invloed zijn op de elektrotechnische branche. Current signaleert relevante trends en ontwikkelingen en beschrijft innovatieve projecten. Current geeft meningen en visies weer van personen die actief zijn binnen en buiten de branche. Zo schetst Current een beeld van de veranderende omgeving, waarbinnen de elektrotechnische branche opereert. Current is een uitgave van Croon Elektrotechniek. Croon is de grootste in elektrotechniek gespecialiseerde onderneming van Nederland.
UITGEVER
Inhoud Functie eerst, dan techniek
4
6
Automonteurs worden servicemonteurs voor rijdende hightech
Hightech: uitbesteding biedt kansen
14
17
Croon Elektrotechniek B.V. Schiemond 20-22 3024 EE Rotterdam
[email protected] www.croon.nl
REDACTIE Croon Elektrotechniek, Marketing & Business Development
Goud op de werkvloer
Maintenance Competence Centre
Maintenance PRO’s
REALISATIE Bureau Lorient Communicatie BV, Valkenburg - ZH Goedinvorm grafische producties BV, Scheveningen Van der Weij grafische bedrijven BV, Hilversum
FOTOGRAFIE EN BEELD Croon Elektrotechniek (39), Bureau Lorient Communicatie (4,5,7,15,26,33,37,38), Sluiskiltunnel (20-23), Sam Rentmeester (1,10,13), Van Gansewinkel Groep (40,41), NWP (31), Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (18), Keppel Verolme (19,34,35), HTAS (14), Provincie Zeeland (36), Holland Casino (24,26), TU Eindhoven (18) en Eddy Westveer (9,17), Dennis Wisse (31), Willem Woznitza (30,37) en Your Captain Luchtfotografie (28,29) voor DNA Beeldbank op www.laatzeelandzien.nl. Niets uit deze uitgave mag, geheel of gedeeltelijk, worden overgenomen en/ of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. ©2011 Croon Elektrotechniek
24 Geavanceerd onderhoud goed voor bedrijf en milieu
Maintenance in utiliteit
38
10
Van goed naar beter Sluiskiltunnel
20 Watersector wil de wereld mooie projecten tonen
27 Scheepsonderhoud
32
Kennis regionaal opbouwen en wereldwijd inzetten
28 Zeeland als synoniem voor maintenance
34 Afval bestaat niet
40
36 Summary
42
3
Maintenance
Eerst de functie, dan de techniek
De maintenance-opgave voor de komende jaren is interessant. Heel verschillende zaken eisen er hun rol in op. Zo vraagt maintenance anno 2011 om rekenen op basis van ervarings4
gegevens én om een blik op toekomstige ontwikkelingen. Hierbij een visie, met vooral ook veel vragen. De juiste functionaliteit Het thema van deze Current is ‘maintenance’. “Het is prettiger om een Nederlandse term te hebben, maar ‘onderhoud’ dekt de lading niet”, zegt marketing- en business development manager bij Croon Elektrotechniek David Knops. “‘To maintain’ is ‘in stand houden’ en dat is meer dan alleen onderhouden. Bij in stand houden gaat het erom dat een functie behouden blijft.” Een voorbeeld. In een kantooromgeving gaat het er niet in de eerste plaats om dat de TL-buizen blijven branden. Wat telt is, dat de functie ‘licht’ beschikbaar is, welke technische ontwikkelingen zich ook voordoen; en dat voor een optimale prijs/kwaliteitsverhouding. De wereld verandert steeds sneller als gevolg van de versnelling in de technologische ontwikkeling. Dat was het thema van de vorige editie van Current, maar dit thema heeft ook invloed op maintenance. Kies je voor het onderhouden van bestaande producten? Of voor vervanging door een nieuw product dat een verbruiksgoed is? En welke keuze maak je nu klimaateisen steeds belangrijker worden en grondstoffen steeds schaarser? “De omstandigheden dwingen ons na te denken over de levenscyclus van producten en om efficiënter en effectiever om te gaan met grondstoffen”, aldus Knops.
Betalen voor gebruik Het vraagstuk van maintenance heeft beschikbaarheid, kwaliteit, veranderingen, kosten en efficiëntie als ingrediënten. Dit maakt de kosten van aanschaf
In het kielzog van verdienmodellen veranderen veel andere zaken mee. Zo wijzigt de rol - niet het belang van technologie. De ‘technology push’, het aanbod van een nieuw product, veroorzaakt een ‘technology pull’, de vraag naar de juiste functionaliteit. Centraal staat de vraag hoe de functionaliteit gedurende de levenscyclus zo goed mogelijk geborgd kan worden.
Flexibele OLED
van een product, systeem, transportmiddel of gebouw relatief onbelangrijker. Het draait om Total Cost of Ownership (TCO). “Op dit gebied heeft de ratio nog wel een weg te gaan om de emotie te overwinnen”, merkt Knops op. “Zelfs in een professionele omgeving hebben status, competitiedrang en kortetermijnoverwegingen nog regelmatig de overhand. Hopelijk helpt een toenemend gevoel van verantwoordelijkheid voor de planeet de rationaliteit om steeds vaker de overhand te krijgen.” Verdienmodellen die vroeger waren gebaseerd op verkoop en bezit maken plaats voor modellen waarin de beschikbaarheid van een functie per tijdseenheid of per eenheid product op de eerste plaats staat. Knops: “Je koopt geen printer, maar je rekent af per bedrukte bladzijde. Een zuivelfabrikant koopt geen machine meer, maar betaalt de machinebouwer per pak melk of yoghurt dat hij verkoopt. Het gaat minder om het product dan om wat je ermee doet.”
kantooromgeving denken aan een lamp. Maar welk type lamp kies je dankzij de steeds snellere technologische ontwikkeling uit het tegenwoordige aanbod? De TL-spaarlamp of LED-verlichting? Houd je rekening met de komst van grote vlakken met oplichtende OLEDs, die geen armaturen meer nodig hebben? Hoe zorg je voor een optimaal energiebesparende en comfortabele besturing van die lampen? Ontwerp je met voldoende grote ramen en gebruik je spiegels om de lichtopbrengst te vergroten?” Maintainability betekent vooral: eerst ‘voordenken’ op een abstract functieniveau en vervolgens nog eens nadenken over de feitelijke invulling op technisch niveau. Het vraagt om ver vooruit zien in een toekomst die zich steeds lastiger laat voorspellen. “Soms betekent het alleen maar: weten dat je iets niet weet
“Efficiënter en effectiever omgaan met grondstoffen” “Dat betekent niet alleen dat goed technisch onderhoud nodig is tegen aantrekkelijke kosten. Het betekent bijvoorbeeld ook dat een product goed moet zijn voorbereid op toekomstige functievragen”, zegt Knops. Het voorbeeld van de Amsterdamse kantorenmarkt maakt duidelijk wat dit in de praktijk betekent. Een groot deel van het kantooroppervlak staat leeg en toch worden er nog nieuwe kantoren gebouwd. Technisch perfect onderhouden kantoren voldoen niet meer aan de actuele standaard voor kantoorfunctionaliteit, maar zijn ook niet zonder meer geschikt voor andere gebruiksmogelijkheden.
‘Voordenken’ en nadenken Rekening houden met toekomstige functionaliteit is de overtreffende trap van maintenance: maintainability. Het maakt het ontwerpen nog interessanter. Knops: “Bijna iedereen zal bij de functie ‘licht’ in een
en een verantwoorde keuze maken op basis van de kennis van vandaag, met in het achterhoofd dat de behoeften over een aantal jaren anders kunnen en zullen zijn”, aldus Knops.
Rekenwerk Maintainability in het kader van TCO vergt veel meer rekenwerk dan tot voor kort. Knops: “Gegevensanalyse is heel belangrijk om een feitelijke basis te leggen voor kosteneffectieve maintenance. Nauwkeurig bijgehouden ervaringsgegevens - bijvoorbeeld over de omstandigheden waaronder een product is gebruikt maken duidelijk wanneer iets onderhouden of vervangen moet worden. Ideaal zou het zijn wanneer de fabrikant en de verantwoordelijke voor de instandhouding over de keten heen kijken hoe ze gezamenlijk de levensduur en de functie kunnen verbeteren. Daar willen we graag aan bijdragen.”
5
Er is nog veel winst te behalen op de maintenance-kosten per eenheid product, weet emeritus prof. ir. Klaas Smit. Om die winst te behalen kent de maintenance-wereld veel concepten en benaderingen, maar sommige verzanden in papieren tijgers. “Vaak ligt dat niet aan de concepten, maar 6
aan de manier waarop de
7
organisatie er inhoud aan geeft. Uitgaan van de juiste parameters is belangrijk, benutting van de ervaringskennis van de werkvloer een voorwaarde.”
Het goud ligt op de werkvloer Veel van de ontwikkelingen die nu praktijk worden, hebben een lange geschiedenis. Dat geldt bijvoorbeeld voor het Britse concept ‘Tero-technology’ uit de jaren zeventig. Het stelt niet alleen de technische, maar ook de economische aspecten centraal en beschouwt de levensduurkosten, waarbij instandhouding al in de ontwerpfase is meegenomen. Smit: “Heel actueel, maar destijds leidde het concept niet tot praktisch succes. Het vergt ondersteuning met lange-termijn risico- en bedrijfszekerheidsgegevens. Zonder die verzamelde historische onderhoudsgegevens slaagt het niet; een belangrijke les.” Een verwant concept uit Amerikaanse defensiekringen is ‘Systems Engineering’ en ‘Integrated Logistics Support’. Ook hierin is ontwerpen op onderhoudsgedrag belangrijk. “Onder andere Rijkswaterstaat
Emeritus prof.ir. Klaas Smit
heeft deze filosofie omarmd”, vertelt Smit. “Ook Nederland heeft bijgedragen aan het denken over onderhoudsmanagement, bijvoorbeeld via de classificatie van preventieve onderhoudsvormen, en methoden om onderhoudsprogramma’s te ontwikkelen zoals Reliability Centered Maintenance. In het denken over de inrichting van onderhoudsbesturingssystemen loopt Nederland mee voorop in de wereld.”
Recent is Asset Management populair geworden. Dit staat voor optimale inzet van bedrijfsmiddelen, met verhoging van efficiëntie en effectiviteit van instandhouding als belangrijk doel. “Via het identificeren, analyseren en beoordelen van risico’s moeten deze uiteindelijk beperkt worden”, aldus Smit. “De genoemde kenmerken komen allemaal samen in de huidige trend naar Design, Build, Finance and Maintain (DBFM) contracten. Daarbij wordt een
hoofdaannemer verantwoordelijk voor ontwerp, bouw, financiering en instandhouding over een aantal jaren. Deze trend gaat van infrastructuur naar andere industriële sectoren, waar deze opgave doorgaans nog complexer is.”
Kennis en contracten Het afrekenen met de opdrachtgever op basis van levensduurkosten biedt de hoofdaannemer kansen.
8
Het ontwerpen op gespecificeerde onderhoudseigenschappen en -gedrag kan tot kosteneffectieve exploitatie leiden. Smit: “Maar garantie voor succes is het niet, want de eisen zijn hoog. Veel aannemers moeten nog in deze nieuwe, zware rol groeien. Het ontwikkelen van de juiste contracten en samenwerkingsvormen is een pittige opgave. Het vraagt veel kennis om vijf, tien of zelfs twintig jaar bedrijfszekerheid, technische beschikbaarheid en onderhoudbaarheid te overzien.” De basiskennis van onderhoudsmanagement en -technologie is daarvoor nog niet op het vereiste niveau, meent Smit. Hoe dat komt? “Eén van de boosdoeners is ‘jobhoppen’ van onderhoudsmanagers. Mensen nemen geen zes jaar de tijd meer om het vak onder de knie te krijgen.” Dat vergroot de noodzaak van goede kennisborgings- en management developmentsystemen binnen organisaties. Universiteiten en hogescholen kunnen overheid en bedrijfsleven steunen met toepassingsgerichte kennis, maar de afstand tussen kenniswereld en de praktijk, tussen concept en werkvloer is te groot. Smit: “Daardoor dreigen concepten tot papieren tijgers te leiden in plaats van pragmatische toepassingen. Het analyseren van risico’s is bijvoorbeeld nuttig, maar om welke risico’s gaat het dan? Technische risico’s, externe veiligheidsrisico’s of commerciële risico’s? Elke consultant geeft een andere invulling aan asset management, dus wat is het eigenlijk? Concretisering is dringend gewenst. Het initiatief van World Class Maintenance waarbij Technische Universiteiten Twente, Eindhoven en Delft, de Universiteit Tilburg en de Nederlandse Defensie Academie betrokken zijn, kan leiden tot de gewenste veel nauwere samenwerking met de industrie en tot praktijkresultaat.”
Vooruitgang en achteruitgang Dat is hard nodig. De lonkende perspectieven van nieuwe onderhoudsmanagementconcepten zijn hogere waardetoevoeging, betere kosteneffectiviteit en operationele winstgevendheid. Maar maken ze het ook waar? Op bepaalde punten is er de laatste decennia spectaculaire vooruitgang geboekt. Betere ontwerpen en meer gericht preventief onderhoud hebben in verschillende sectoren geleid tot meer dan een halvering van de onderhoudskosten per eenheid product of per output-eenheid. Maar niet op alle fronten waren de resultaten zo spectaculair. Het aantal productieve uren van onderhoudsmonteurs liep juist hard terug. “In de jaren zeventig zagen we dat bij Unilever”, zegt Smit.
“Hoewel de verschillen per locatie aanzienlijk waren, lag het gemiddeld aantal productieve uren per monteur op ruim vier per werkdag. Dat is sindsdien gehalveerd: gemiddeld twee á drie van de acht uren! Te laat komen, eerder weggaan, praten, wachten, zoeken en overleggen dragen daar allemaal aan bij. Daarnaast is de verhouding tussen directen of uitvoerenden en indirecten in een maintenanceorganisatie veranderd. De indirecten dienen om met planning en werkvoorbereiding de doelmatige inzet van de uitvoerenden te verhogen. Vroeger was de verhouding directen-indirecten 1 op 0,4-0,5. Nu is dat 1 op 1-1,2. Waarom zijn er zoveel indirecten nodig? Daarvoor is grotendeels geen ratio.”
“De witte en de blauwe boorden zijn te ver uit elkaar gegroeid” Smit schetst de ontwikkeling: de cultuur is veranderd, waarbij er een grotere nadruk is gekomen op het besturen en beheersen van werkprocessen. Dit heeft geleid tot een groot aantal Key Performance Indicators (KPI’s). Die zouden de zaak efficiënter moeten maken. “Maar hoe meer je er hebt, hoe minder relevant ze worden. De registratie van onderhoudsdata heeft over het algemeen niet de vereiste betrouwbaarheid, mede als gevolg van een nieteenduidige classificatie. Dan maken KPI’s de zaak juist inefficiënter. Alles wordt bijgehouden, maar werkprocessen zijn veelal te vergaand opgeknipt om nog efficiënt te kunnen zijn.” Daardoor ziet Smit de groei van het aantal indirecten als oorzaak voor de afname van het aantal productieve uren. “Verminder het aantal KPI’s en de taakdifferentiatie. Meer eenvoud, terug naar de kern. Ook is een betere structuur van de classificaties van data elementen in onderhoudsbesturingssystemen nodig: registreer niet alles, maar alleen dat wat relevant is.”
Ervaring benutten De maintenance-kosten per eenheid product kunnen nog veel verder omlaag: verminder de onderhoudsbehoefte, verhoog de beschikbaarheid en bedrijfszekerheid. Smit: “Dat moeten de indirecten doen, maar ze ontmoeten daarbij twee problemen. Hun informatiesystemen zijn vaak te gebrekkig om
onderhoudskosten-drivers en prestatie-’killers’ te identificeren en primaire faaloorzaken te bepalen. Dat komt doordat ze teveel achter de computer blijven zitten. Gebruik de ervaringskennis van monteurs en operators! Betrek hen bij deze oorzaakanalyses, want zij kennen vaak de primaire faaloorzaken en het leidt tot hogere motivatie.” Dat gebeurt te weinig omdat de witte en de blauwe boorden te ver uit elkaar zijn gegroeid, vindt Smit. “Er is te weinig waardering voor het werk van blauwe-boordenwerkers.” Tegenwoordig heten ze ‘handjes’. Dat geeft duidelijk aan waar het fout zit. “Er is te weinig belangstelling voor werk dat vuile handen oplevert en de belangstelling voor techniek is alarmerend laag. Dat is een maatschappelijk probleem geworden.” De vermindering van het aantal direct productieve uren komt deels doordat mensen te weinig worden aangesproken op hun verantwoordelijkheden, meent Smit. Er is een andere kant aan deze medaille: waarom voelen ze zich niet verantwoordelijk? “Ze krijgen te weinig verantwoordelijkheid in hun werk. Bovendien kent dat werk vaak te weinig afwisseling.”
Specialisatie terugdringen Hoewel Total Productive Maintenance (TPM) initiatieven vroeger ook vaak mislukten, zijn ondernemingen in de voedings- en genotmiddelenindustrie er recent in geslaagd hun kosteneffectiviteit hierdoor
te laten groeien. Deze Japanse benadering pakt verschillende van de geschetste problemen tegelijk aan. Smit: “De kern is, dat operators bepaalde routinematige onderhoudswerkzaamheden uitvoeren. Dat maakt hun werk afwisselender. De betrokkenheid bij ‘hun’ productielijn neemt toe. Dan komen ze niet te laat en stoppen niet te vroeg. Hun veelzijdiger inzet is efficiënter. Bovendien zijn ze beter in staat onderhoudsmonteurs een probleem uit te leggen dat ze niet zelf kunnen oplossen. Het plaatst operators en onderhoudsmonteurs op een verdiend voetstuk.” Uitvoerenden in maintenance kunnen een deel van het voorbereidende werk zelf doen. “De procesautomatisering, waar dat al lang gebruikelijk is, bewijst dat”, zegt Smit. “In de E & I regelen de technici voorbereidende werkzaamheden in zekere mate zelf, maar in de werktuigbouw wordt dat de uitvoerenden nooit toevertrouwd.” Als maintenance en reliability engineers beter gebruik maken van de input van uitvoerenden ligt het goud op de werkvloer. Het vraagt wel een lange adem en hoge investeringen in de basiskennis van operators en monteurs, die daardoor in meer disciplines kunnen worden ingezet. Het terugdringen van specialisatie is een belangrijk aspect, want dat maakt de organisatie en coördinatie veel eenvoudiger. Klussen waarvoor eerst een team van drie nodig was, kunnen voortaan door twee mensen of zelfs één worden uitgevoerd.
9
Commissaris van de Koningin Karla Peijs over maintenance:
“Kennis regionaal opbouwen en wereldwijd inzetten”
Maintenance is volgens drs. Karla Peijs een “belangrijk en kansrijk onderwerp”. De Zeeuwse Commissaris van de Koningin heeft alle reden om die conclusie te trekken, want mede dankzij maintenance is Zeeland veiliger, groener en gaat het de provincie economisch voor de wind. Maar de lat ligt nog een stuk hoger, zegt ze. En daarin moeten alle partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Zeker ook het Rijk.
We kennen uw provincie van de Deltawerken, de historische steden, de Michelin-sterren, de zonuren, de rust en de ruimte... Wat heeft Zeeland met maintenance? 10
“Zeeland heeft ook een andere, industriële kant. Met name de procesindustrie en de maritieme sector zijn belangrijke aanjagers van onze economie. Verschillende internationale ondernemingen hebben Zeeland gekozen als vestigingsplaats, met name door onze ligging aan diep vaarwater. Andere zitten direct over de grens van onze provincie, in Vlaanderen of Noord-Brabant. We hebben een nucleair cluster waar niets verkeerd mag gaan. Al deze bedrijvigheid vereist onderhoud: zonder maintenance staat alles stil. Het een kan niet zonder het ander. En aangezien we bedrijven van wereldklasse in huis hebben, streven we ook naar maintenance van wereldklasse.”
Hoe gaat u dat bereiken? “Dat ga ík niet bereiken, daar staan we met zijn allen voor. Primair zijn dat de ondernemingen zelf, natuurlijk. Het is in hun eigen belang dat ze vooroplopen op het gebied van maintenance. Goed onderhoud leidt ertoe dat hun installaties langer meegaan en korter stilstaan, dat bedrijven zuiniger produceren en milieuvriendelijker opereren. Dat houdt bedrijven concurrerend en is dus in het eigen belang. Maar het is ook in het belang van Zeeland, want dankzij onze goed draaiende economie zijn we wél de provincie met de laagste werkloosheid van het hele land. En als bedrijven op het juiste moment het juiste onderhoud plegen, is hun milieubelasting lager. Daarom dragen ook kennisinstellingen, lokale overheden en de Provincie een steentje bij. De Provincie wil de juiste voorwaarden scheppen voor de groei en bloei van de sector.”
Wat houdt dat concreet in? “We brengen partijen bij elkaar: bedrijven, (lokale) overheden en kennisinstellingen. We geven
– of eigenlijk moet ik zeggen gáven – inhoud aan het programma ‘Pieken in de Delta’, we voeren haalbaarheidsonderzoeken uit en co-financieren projecten. Ook zijn we partij in het Dutch Institute World Class Maintenance (DIWCM). Dat instituut heeft in september 2010 voor vijf jaar financiering gekregen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de drie zuidelijke provincies. Er zijn al verschillende innovatieve projectvoorstellen ingediend voor subsidie bij de nationale overheid. Het ontbreekt niet aan ambitie, noch voor de korte, noch voor de lange termijn.”
Wat is dan die ambitie van het DIWCM? “Om door samenwerking en het delen van kennis het niveau van maintenance in vijf samenhangende sectoren te bevorderen: procesindustrie, energie, infrastructuur, maritiem en luchtvaart. Het DIWCM bestrijkt heel Zuid-Nederland: Zeeland, NoordBrabant en Limburg. Voor Zeeland focussen we echter op de sectoren procesindustrie en maritiem. We hebben twee clusters binnen de provinciegrenzen: Maintenance Value Park Terneuzen, met Dow Chemical als spil, en Zeeland Maritiem. Ik kom er regelmatig en ben onder de indruk van wat er daar allemaal gebeurt.”
Zijn de clusters al op stoom? Ze bestaan nog niet zo lang, dus je kunt geen wonderen verwachten, maar naar ik begrijp zit de vaart er wel in. Bedrijven hebben de wil om de schouders te zetten onder het onderwerp ‘kwaliteit van maintenance’. Dat doen ze individueel, maar ook als maintenance community. De schaal van dit netwerk is kleiner dan in bijvoorbeeld Brabant, waar bedrijven als Philips en ASML hun thuisbasis hebben, maar ook hier weten we dat je moet samenwerken om iets te bereiken. De relatieve kleinschaligheid is ook een voordeel: ‘ons kent ons’ en de lijnen zijn kort.
11
Onlangs besloot het kabinet Rutte om het innovatieprogramma Pieken in de Delta te beëindigen...
12
“Dat betreur ik buitengewoon. Pieken in de Delta is een subsidieregeling die prima werkte. De regeling was bedoeld om zogeheten ‘gebiedsspecifieke economische sterkten’ te stimuleren. Via de regeling konden samenwerkingsverbanden van bedrijven, decentrale overheden, onderzoeks- en onderwijsinstellingen subsidie aanvragen om het ondernemers- en vestigingsklimaat te bevorderen. Dat heeft onze regio, Zuidwest Nederland, veel goed gedaan, zeker ook op het gebied van maintenance. Overigens overstijgt het belang van een sterke maintenance sector het regionaal belang verre. De kennis die we hier ontwikkelen, kunnen we wereldwijd uitdragen. Net zoals onze kennis op het gebied van waterbouw. Het is dus van nationaal belang. Met het wegvallen van Pieken in de Delta zullen de ontwikkelingen vertragen. Er zijn niet alleen minder middelen beschikbaar, maar er verdwijnt ook een stok achter de deur. We hopen erop dat we via het Topsectorenbeleid van het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie de doelstellingen toch kunnen bereiken. Daarvoor is het de vraag welke plaats maintenance krijgt in de negen Topsectoren die het ministerie aangewezen heeft. Wij vinden dat maintenance binnen al deze sectoren belangrijk is. Uit informele contacten hebben we begrepen dat dit ook wordt onderkend door het Rijk. Dat hopen we, want we hebben het Rijk hierbij nodig. Het regeerakkoord maakt al melding van West- en Midden Brabant als ‘hot spot’, maar daar hoort Zeeland toch ook echt bij.”
Een andere bottleneck is het aanbod aan goed gekwalificeerde medewerkers. “Dat klopt. De sector heeft goed opgeleide mensen nodig. En die zijn schaars en gewild, niet alleen in de maintenance-sector, maar ook in andere beroepsgroepen. Eén van de doelstellingen van het DIWCM is dan ook om het onderhoudsberoep te promoten en het onderwijs te stimuleren. Dat gebeurt al. Er is bijvoorbeeld een Maintenance Education Centre (MEC) opgericht: een samenwerkingsverband van diverse onderwijsinstituten in de regio Zuid-Nederland op het gebied van maintenance. De ROC’s en Hogeschool
Zeeland zijn daar belangrijke partners in. Met name op MBO-niveau zijn mensen nodig. In september 2010 is daarom een technische MBO-opleiding van start gegaan met een duidelijk maintenance profiel. Maar vanaf 2011 gaat ook het HBO van start met de bacheloropleiding International Maintenance Management, een joint degree van Avans Hogeschool en Hogeschool Zeeland. En we hebben dan wel geen universiteit in de provincie, maar de lijnen naar alle Nederlandse technische universiteiten, en naar de universiteit van Gent, zijn bijzonder kort.”
Zorgt dat allemaal voor voldoende aanwas? “We zullen ook mensen van buiten Zeeland moeten aantrekken. Daar werken we aan, door de provincie te profileren in de rest van Nederland. Maar makkelijk is dat niet. Er is wel veel belangstelling, omdat Zeeland zowel werk als een prettig leefklimaat te bieden heeft, maar er is ook een probleem: veel partners van mensen ‘van buiten’ werken ook. Zij zijn vaak actief in een administratieve baan bij een overheidsdienst. En juist die diensten worden door Den Haag uit Zeeland weg gehaald.”
Misschien is het aantrekken van werknemers uit Vlaanderen een optie? “Dat is goed mogelijk. We vormen tenslotte één arbeidsregio en het industriële complex rond Antwerpen heeft nogal wat overeenkomsten met dat van Zeeland. Daar wonen mensen met de juiste opleiding en ervaring, waarvan een aantal best graag in Zeeland aan de slag zou gaan. Maar het is nog steeds lastig om werknemers uit het buitenland in Nederland werk te bieden, ook al wonen ze op een boogscheut afstand. Om dit allemaal wat soepeler te laten verlopen, hebben we contact met de nationale overheden. Aan Belgische zijde is dat momenteel wat lastig, omdat de regering demissionair is. Gelukkig hebben we ook goede contacten met onze collega’s in Vlaanderen. We trekken intensief met elkaar op in dossiers die in beide landen spelen. Een goed voorbeeld daarvan is de ontwikkeling van de Kanaalzone tussen Terneuzen en Gent. ‘Eendracht maakt macht’ was tenslotte de spreuk van de Republiek der Verenigde Nederlanden, toen België en Nederland nog één vlag deelden.”
13
“Het belang van een sterke maintenance sector overstijgt het regionaal belang verre”
Maintenance in mobiliteit
Hoe onderhoud je rijdende hightech? De auto van vandaag is de auto van gisteren niet. En de auto van morgen wordt 14
weer helemaal anders. Het voertuig blijft zich razendsnel ontwikkelen dankzij
15
lichtere kunststof-constructies, hybride motoren, volledig elektrische auto’s en computersystemen met een uitgebreid netwerk van sensoren, actuatoren en software. Dat heeft gevolgen voor het gebruik en het onderhoud. “De automonteur van morgen is een servicemonteur voor rijdende hightech”, aldus Anton Wolthuis, programmadirecteur van HTAS Automotive Innovation in Helmond.
Zestig computers
“De automotive-sector verandert snel en rigoureus”, constateert Anton Wolthuis. “Ik geef een voorbeeld. Toen HTAS begon had ik een oriënterend gesprek met een ICT-directeur. Het ging erover wat we voor elkaar konden betekenen. ‘Helemaal niets’, antwoordde hij tot mijn verbazing. ‘De auto-industrie werkt met ontwikkeltijden van vijf jaar, bij ons liggen die op drie maanden. Daar kunnen we niets mee.’” Maar inmiddels heeft de snelle wereld van ICT en elektronica massaal zijn intrede gedaan in de van oudsher mechanische automotive-wereld. Wolthuis: “Er is sinds een paar jaar een enorme cultuuromslag gaande. Niets blijft hetzelfde in de moderne auto.”
Decennialang veranderde er in de basis weinig aan de auto: een stalen constructie, voortgedreven door een verbrandingsmotor. Maar dit traditionele recept is inmiddels helemaal op de schop gegaan. Wolthuis ziet drie belangrijke ontwikkelingen: “Elektrificering, automatisering en de opkomst van lichtere constructies, bijvoorbeeld van kunststof. De moderne auto heeft al zo’n zestig computers aan boord. Eigenlijk is het een rijdend hightech-netwerk van sensoren, actuatoren, software en displays. Vooral de laatste vijf jaar zijn de ontwikkelingen in de automotive technologie heel hard gegaan.” Die overgang heeft grote gevolgen voor de maintenance van auto’s, vervolgt Wolthuis: “De moderne monteur ligt nog maar zelden onder een auto. Als er een probleem is, wordt de auto in de garage ingeplugd in een computer en verschijnt op het beeldscherm de complete ‘plot’ van de computers
en systemen aan boord. Met behulp van sensoren stelt de ICT een diagnose. Nog niet zo lang geleden was dat ondenkbaar. De monteur moest toen aan de kleur van de uitlaat aflezen waar hij het probleem ongeveer moest zoeken.”
Bredere kennisbasis Dat is niet de enige verandering waar automonteurs mee te maken krijgen. Door de opkomst van nieuwe aandrijftechnieken in de vorm van hybride en volledig elektrische motoren herbergt deze categorie auto’s ook andere aandachtsgebieden. “In deze auto’s komt gelijkspanning tot wel 380 Volt voor”, legt Wolthuis uit. “Gelijkspanning boven de 60 Volt kan theoretisch al dodelijk zijn. Daarom vraagt het huidige batterijsysteem in elektrische auto’s om flinke veiligheidsmaatregelen. Na een ongeval bijvoorbeeld
moeten hulpdiensten en monteurs precies weten wat ze doen, anders kan het levensgevaarlijk zijn. Monteurs moeten dan ook goed getraind worden in de do’s en don’ts, protocollen en technische gedragingen van de moderne auto.”
“Er woedt een ware technologie- en cultuuromslag” En dat kan, bij Innovam in Utrecht. Daar wordt volgens Wolthuis een opleidingsprogramma ontwikkeld voor monteurs van elektrische auto’s. Een goede zaak, stelt hij: “Vroeger kregen automonteurs
een VMBO-opleiding in verbrandingsmotoren, mechanica en hydraulica. Ik heb nog ervaren monteurs bij DAF meegemaakt die zo’n motor geblinddoekt uit elkaar konden halen en weer in elkaar konden zetten. Nu moeten ze ook met printplaatjes uit de voeten kunnen, met software en elektronica. De mechanica blijft, maar er komt van alles bij. Dat maakt de maintenance alleen maar complexer. Om daarin mee te kunnen, hebben monteurs een bredere kennisbasis nodig. Ze moeten zich ontwikkelen tot servicemonteurs voor rijdende hightech-apparatuur.”
Coöperatief rijden
16
Wolthuis verwacht dat de snelle ontwikkeling van auto’s de komende jaren door zal zetten. Twee ontwikkelingen in het bijzonder zullen grote gevolgen hebben. “Enerzijds de opmars van de elektrische auto”, verklaart hij. “Dat is toch een heel ander voertuig dan de auto’s die we gewend zijn. Daarnaast zullen verkeersmanagementsystemen (VMS) hun stempel steviger gaan drukken. Nu is iedereen nog ‘king of the road’ achter het stuur. Maar in de toekomst zullen auto én bestuurder steeds nadrukkelijker een integraal onderdeel gaan uitmaken van het VMS.” Nu vertellen matrixborden boven de weg hoe hard we mogen rijden. “Straks krijgen we die en andere informatie allemaal via een server door op displays in de auto zelf. Deze displays gaan wellicht op ter-
mijn de matrixborden vervangen. Op de Automotive Week in mei hebben we al een mooie demonstratie gezien van dit ‘coöperatief rijden’-concept.”
Elektrische auto’s Wolthuis denkt dat er de komende jaren snel meer elektrische auto’s op de Nederlandse wegen zullen rijden. In 2015 moeten dat er 20.000 zijn, in 2020 zelfs 200.000. “Die doelstellingen zijn volgens mij reëel, want ook de elektrische auto wordt snel goedkoper. De batterijen maken de auto nu nog erg duur. Maar we verwachten dat hun capaciteit de komende tien jaar zal verdubbelen, terwijl hun prijs vijf keer lager zal zijn. Ook de stijgende vraag naar elektrische auto’s en de toenemende productiecapaciteit zullen de prijs drukken.” Wolthuis vindt dat Nederland er alles aan moet doen om zich internationaal te profileren als hét pilotland voor elektrisch rijden: “De omstandigheden zijn hier perfect: een plat landschap met dichtbevolkte gebieden en korte afstanden.” Samenwerking met een partner die een sterke positie in de automotive-sector heeft kan de positie verder verbeteren. “Daarom tekenen we waarschijnlijk nog voor de zomer een samenwerkingsovereenkomst met de Duitse regio Nordrhein-Westfalen als partners in elektrisch rijden.”
www.htas.nl
Naar 24 miljard in 2020 Het HTAS-innovatieprogramma (High Tech Automotive Systems) is een publiek-privaat samenwerkingsverband van de Nederlandse automotive-sector. De eerste fase van het programma loopt eind 2011 af. In die vijf jaar heeft HTAS zich vooral ingezet voor voertuigefficiëntie en begeleiding- en infomatiesystemen voor mobiliteit - gebieden waarop Nederland internationaal kan excelleren. Dat gebeurde binnen zes programmalijnen: Efficient Powertrain, Lightweight Constructions, Connected
Car, Vehicle Dynamics Control, Human Machine Interaction en Electric Vehicle Technology. Tot en met 2010 werden op deze gebieden 35 R&D-projecten opgestart en 33 Enabler-programma’s. Inmiddels zijn 38 bedrijven uit de automotive-sector en kennisinstellingen lid van het HTAS-platform. Hoe gaat het na 2011 verder? “We gaan door met ons werk, maar wel anders georganiseerd”, antwoordt Anton Wolthuis. “De automotive-sector in Nederland gaat steeds meer een eenheid vor-
men. Wij gaan daarin mee, door vanaf 1 januari 2012 samen met het Automotive Technology Centre (ATC) en de High Tech Automotive Campus (HTACampus) één organisatie te gaan vormen. Ons motto wordt ‘Driving for Value’ en ons doel een omzetgroei in de Nederlandse automotive van vijftig procent tot 24 miljard euro in 2020. Dat willen we bereiken door innovatie en valorisatie op drie focusgebieden: Smart Mobility, Future Powertrain en een optimaal Eco-systeem.”
Hightech industrie:
Uitbesteden onderhoud biedt kansen voor iedereen De afgelopen tien à twintig jaar heeft de hightech industrie een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Apparatuur en installaties zijn veel geavanceerder geworden. Dat heeft gevolgen voor het onderhoud, zegt prof. dr.ir. Geert-Jan van Houtum. “Maintenance is meer en meer specialistenwerk geworden: de eigenaar kan het niet meer zelf. Tegelijkertijd neemt zijn afhankelijkheid van de kapitaalgoederen toe.” Uitbesteden van onderhoud biedt kansen voor alle partijen.
De trend is momenteel om het onderhoud uit te besteden aan de leverancier of aan een derde partij. Dat is een logische ontwikkeling, vindt Van Houtum. “Het wordt te ingewikkeld voor de eigenaar om het onderhoud zelf te doen. Er is vaak specialistische apparatuur voor nodig, die de eigenaar niet in huis heeft maar de producent of een gespecialiseerde derde partij wel. Deze partijen hebben ook onderhoudstechnici in dienst die dagelijks bezig zijn met het onderhoud van deze apparatuur en installaties. Doordat de herhalingsgraad van de activiteiten hoger is, neemt de kwaliteit van het onderhoud toe. En doordat de specialisten registreren welke problemen zich vaker voordoen, hebben ze goed zicht op de zwakkere punten van de apparatuur. De producent kan met deze informatie de apparatuur of installatie structureel verbeteren.”
Win-win Er zit ook een kostenaspect aan het uitbesteden van het onderhoud: doordat de producent of derde partij het onderhoud voor meerdere afnemers uitvoert, kan hij efficiënt werken. Het onderhoud wordt dus niet alleen beter, maar ook tegen lagere kosten uitgevoerd. Voor de producent wordt het erg aantrekkelijk om ook het onderhoud uit te voeren.
Het betekent én een gegarandeerde omzet aan onderhoudswerk én een kans om zijn producten te verbeteren én een stevige band met de afnemer, waardoor hij op de eerste rij zit als er nieuwe apparatuur moet worden aangeschaft. Van Houtum benadrukt dat ook de afnemer in de voordelen moet delen. “Er moet een win-win-situatie ontstaan. De afnemer moet te allen tijde op de juiste service, goed onderhoud en snelle levering van reserve-onderdelen kunnen rekenen. Daarnaast moet hij financieel meeprofiteren van de efficiencywinst. Alleen dan is er sprake van een evenwichtige en duurzame relatie.”
17
www.bom.nl
Afhankelijkheid beperken
18
Het uitbesteden van het onderhoud ontslaat de afnemer niet van zijn verplichting om voldoende expertise in huis te houden om het proces te kunnen begrijpen en te sturen, zegt Van Houtum. “Ook moet hij offertes van leveranciers inhoudelijk kunnen blijven beoordelen. Het belang daarvan mag niet onderschat worden; het maakt afnemers immers afhankelijk van de uitvoerders van onderhoud, terwijl ze dat ook al zijn van het functioneren van het kapitaalgoed zelf.” Afnemers van apparatuur en installaties zijn zich niet altijd bewust van die afhankelijkheid. “De afgelopen jaren is lean management de norm geworden. Bedrijven beperken de voorraden tot een minimum en hebben weinig productiecapaciteit op reserve. Maar hun klanten rekenen op tijdige levering. De productie moet dus ongestoord verlopen. Een machine die enkele uren buiten bedrijf is, kan al grote problemen veroorzaken. Natuurlijk, een bedrijf valt niet meteen om als contracten niet stipt nageleefd kunnen worden door een storing, maar het kan zich ook niet alles permitteren. Bedrijven moeten een duidelijk beleid ontwikkelen dat hen beschermt tegen het uitvallen van apparatuur. Ze moeten hun onderhoudscontracten op orde hebben én houden; want wat nu goed is, hoeft dat over vijf jaar niet meer te zijn.”
Op volle toeren In bijvoorbeeld de gezondheidszorg is het uitbesteden van onderhoud al heel gebruikelijk. Maar ook voorheen onneembare bastions, zoals de luchtvaart, gaan de kant van uitbesteding op. Zelfs Defensie
Prof.dr.ir. Geert-Jan Van Houtum: “Ook de afnemer moet delen in de voordelen van uitbesteden. Alleen dan is er sprake van een evenwichtige en duurzame relatie.”
19
gaat overstag, zegt Van Houtum: “Defensie onderhield altijd zijn eigen luchtvloot, maar met de Joint Strike Fighter is dat afgelopen.” De Nederlandse hightech industrie gaat geavanceerd te werk. Van Houtum: “Neem DAF. De vrachtwagenproducent heeft een uitgebreid servicenetwerk. Gaat er iets mis onderweg, dan kan DAF vanuit Eindhoven regelen dat er een gekwalificeerde monteur naar de truck komt en dat de juiste reserve-onderdelen snel beschikbaar zijn. In de toekomst zal er gebruik gemaakt worden van gegevens die nu al per truck in een controle unit worden geregistreerd. Met die gegevens kan men een deel van de storingen voorspellen en handelen voordat het probleem ontstaat.” De onderhouds- en service-afdelingen van fabrikanten draaien op volle toeren, weet Van Houtum: “De inkomsten uit maintenance belopen vaak al een derde van de omzet. Dan heb je een goede basis voor je onderneming, ook in slappe tijden. Maintenance is in feite een nieuw concurrentiemiddel geworden en Nederland loopt voorop. Misschien komt dat wel doordat we een land van organisatoren zijn. We blijken in staat om de logistiek van maintenance goed te organiseren. Onderschat dat niet: een bedrijf als ASML moet bijvoorbeeld over de hele wereld specialistisch onderhoud uitvoeren. Als je dat niet goed organiseert, heb je echt een probleem.”
“Nederland blijkt in staat om de logistiek van maintenance goed te organiseren” Hoger plan Van Houtum vindt het belangrijk dat maintenance op een hoger plan wordt getild. Wat dat betreft is het spijtig dat het niet tot één van de negen Topsectoren is benoemd door het Rijk. “Logistiek heeft bijvoorbeeld een eigen topinstituut, maintenance niet. Het Dutch Institute World Class Maintenance is goed bezig, maar het is geen erkend topinstituut met bijbehorende fondsen. Dat beperkt de mogelijkheden voor kennisontwikkeling en -uitwisseling.” En er is nog een andere bedreiging, aldus Van Houtum: “Er is een tekort aan goed opgeleide onderhoudsmedewerkers, terwijl het werk ingewikkelder wordt. We moeten dus meer mensen opleiden, op alle niveaus. ROC’s trekken er momenteel hard aan, en ook op HBO-niveau gaan opleidingen van start met een sterk maintenance-profiel. Op dit moment werkt een aantal universiteiten samen aan een masteropleiding Maintenance. We hopen dat die van start kan gaan in september 2013.”
Full service leidt tot ander ontwerp Wanneer de producent van een kapitaalgoed een full service-overeenkomst aangaat met de afnemer, verschuift de focus waarmee hij het kapitaalgoed ontwerpt. Het gaat immers niet meer alleen om de aanschafprijs, maar ook om de onderhoudskosten gedurende de levensduur van het kapitaalgoed. En die kosten liggen vaak fors hoger dan de oorspronkelijke aanschafprijs. Doordat de producent de onderhoudsdata van de apparatuur registreert, weet hij bovendien nauwkeurig op welke punten verbetering mogelijk is. “De beweging naar full servicecontracten is nog recent, dus het zit nog niet helemaal in de genen van de ontwerpers”, aldus prof.dr.ir. Van Houtum, “maar deze ontwikkeling zal zich de komende tijd zeker doorzetten.” Een goede zaak vanuit het perspectief van duurzaamheid en kosten.
Sluiskiltunnel
“Wederzijds vertrouwen
is belangrijk”
20
21
RELIABILITY, AVAILABILITY, Het contract voor ontwerp, bouw en instandhouding van de Sluiskiltunnel kon gebruik maken van ervaringscijfers. Het bevat bijvoorbeeld nauwgezette afspraken over de jaarlijkse onderhoudskosten. Maar nog belangrijker dan afspraken is een gedeeld vertrouwen van opdrachtgever en opdrachtnemer in de afgesproken aanpak, zeggen Wim van de Linde en Geert Henk Wijnants van de BV KKS (Kanaalkruising Sluiskil). “Dat vertrouwen is er.”
MAINTENANCE, SAFETY Afzinken of boren? “Die vraag moesten we voorafgaand aan aanbesteding beantwoorden”, zegt Wim van de Linde, manager Techniek bij de Sluiskiltunnel. “De kosten bleken dicht bij elkaar te liggen. Gelet op de risico’s rond het kruisen van drie spoorlijnen en een weg en toekomstige kanaalverdieping viel de keuze op boren. De aanbesteding kon beginnen.” Het voortraject bood de nieuwe mogelijkheid van ‘concurrentiegerichte dialoog’. “Dat betekent dat de opdrachtgever en potentiële opdrachtnemers
met elkaar kunnen spreken om onduidelijkheden vooraf op te lossen”, legt Van de Linde uit. “Van die mogelijkheid is dankbaar gebruik gemaakt.” Qua veiligheidsvoorzieningen was de Westerscheldetunnel zijn tijd vooruit. Van de Linde: “De technische installaties liepen zover voorop, dat ze nog altijd een goed uitgangspunt vormen, dat voldoet aan de huidige uitgebreide wet- en regelgeving. Daarom kon de aannemerscombinatie voor de Sluiskiltunnel de ervaring uit de Westerscheldetunnel
“Voorheen was het theorie. Inmiddels weten we uit ervaring dat de cijfers kloppen en zijn ze vertaald in prestatie-afspraken”
22
benutten.” Geert Henk Wijnants, manager Integratie en Exploitatie van de Sluiskiltunnel: “Van het Westerscheldetunnel-project is geleerd dat het goed is om alle betrokken partijen al bij het opstellen van de vraagspecificatie te betrekken. Zo hebben we met de veiligheidsmanager alle veiligheidsscenario’s doorlopen om die ervaring in de technische eisen te verwerken. Dat is veel effectiever dan mensen achteraf met een ontwerp confronteren.”
23
RAMS Het DBM-contract van de Combinatie BAM TBI (CBT) voor de Sluiskiltunnel omvat het onderhoud voor twee jaar met een optie voor verlenging tot tien jaar. In dit contract krijgt toekomstig onderhoud meer aandacht dan bij de Westerscheldetunnel, zegt Wijnants. “Voor de Westerscheldetunnel deed Leo van Ruijven, nu manager technologieontwikkeling bij Croon, al Reliability, Availability, Maintainability en Safety (RAMS) analyses. Maar de destijds beschikbare gegevens waren nog niet zo uitgebreid, dus ging het om globale verwachtingen. Nu hebben we harde ervaringsgegevens over reparatie- en hersteltijden om afspraken over bijvoorbeeld beschikbaarheid op te baseren.” Het contract voor de Sluiskiltunnel vermeldt dat er maximaal 0,63% beschikbaarheid verloren mag gaan vanwege technische storingen.” Ook het denken in levensduur en Total Cost of Ownership (TCO) is nadrukkelijker in het contract gekomen. Wijnants: “Voorheen was het theorie. Inmiddels weten we uit de praktijk dat de getallen kloppen en zijn ze vertaald in prestatie-afspraken. Zo ligt vast dat de jaarlijkse onderhoudskosten niet boven 0,6% van de stichtingskosten mogen uitkomen. We zijn het eerste project dat een dergelijk getal hanteert.”
Vertrouwen Het is volgens Wijnants een uitdagend getal. “Maar wel haalbaar als je het goed organiseert. Het dwingt de leverancier tot optimalisatie. En het vraagt van ons het vertrouwen dat onze contractpartner het op
de juiste manier aanpakt.” Van de Linde wijst op het belang van wederzijds vertrouwen: “Dat is historisch niet vanzelfsprekend. Maar naast de concurrentiegerichte dialoog en het trackrecord van je partners moet je samen vertrouwen hebben in de aanpak. En dat hebben we; we zijn blij met de combinatie die het werk gaat doen.” Gaat doen - en al doet. Kabels en leidingen worden momenteel omgelegd en het archeologisch onderzoek is afgerond. Deze zomer start het heiwerk voor de oostelijke toerit. Het bouwplan ligt bij de Commissie Tunnelveiligheid (CTV). Van de Linde: “De aannemer legt daarin een goed verhaal neer. Wij staan daar als opdrachtgever helemaal achter.”
Zegen voor het wegverkeer Waar intensief wegverkeer en intensief scheepvaartverkeer elkaar kruisen ontstaan knelpunten, zoals bij de brug over het Kanaal van Gent naar Terneuzen. De brug bij Sluiskil gaat gemiddeld 23 keer per dag open en dat duurt in totaal vijf uur. Daarom gaan veel automobilisten langs het sluizencomplex in Terneuzen. De Sluiskiltunnel betekent dan ook een zegen voor het wegverkeer én voor Terneuzen. De tunnel krijgt twee geboorde buizen van 1.150 meter lang met ieder twee rijstroken en een externe diameter van elf meter. Het diepste punt ligt ruim 33 meter beneden NAP. Het boren start begin 2013 en medio 2015 moeten er auto’s door de tunnel rijden. Er komt een informatiecentrum en een uitkijkpunt over de bouwplaats. www.sluiskiltunnel.nl
Maintenance Competence Centre
Kenniscentrum voor anders werken aan onderhoud Holland Casino Rotterdam
24
Door marktontwikkelingen en prestatiecontracten krijgt Croon steeds vaker de verantwoordelijkheid voor maintenance. Kennis is cruciaal om die verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Sinds begin 2010 beschikt Croon over een Maintenance Competence Centre. Het verzamelt en verspreidt kennis en ervaring op het gebied van maintenance. Het Centre staat symbool voor anders werken aan onderhoud en instandhouding.
Afgelopen jaar heeft de business group Building Technologies van Croon verschillende landelijke integrale meerjarencontracten afgesloten voor het onderhoud en beheer van gebouwen van de Rijksgebouwendienst, Holland Casino en Achmea. Bij de business group Infra getuigen contracten rond de verbreding van de A15 Maasvlakte, de Coentunnel en de Sluiskiltunnel van een veranderende klantvraag. Consultant ing. Jeroen van Driel van het Maintenance Competence Centre: “Steeds meer Design, Build, Finance and Maintain-contracten doen hun intrede. Het betekent onder andere dat je al bij het ontwerp van iets nadenkt over de onderhoudbaarheid, betrouwbaarheid en Total Cost of Ownership. Een meerinvestering in het ontwerp kan gedurende de hele levenscyclus kosten besparen. Samen met de klant loop je de installaties in een ontwerp door en identificeer je de risicos en kansen. Ook duurzaamheid is erg belangrijk. Je baseert beheermaatregelen onder andere op een optimale beschikbaarheid. Je betrekt eventuele gevolgschades van mogelijke storingen in het beeld. De daadwerkelijke totale kosten van instandhouding vormen het uitgangspunt voor een contract.” Nu is de DBFM-benadering nog vooral populair bij Building Technologies en Infra. Van Driel is ervan overtuigd dat deze ook binnen Industry en Marine & Offshore steeds gebruikelijker zal worden. “Dat stimuleren we trouwens ook bij klanten. Op die manier kunnen we de kennis die we bij andere markten hebben opgebouwd breed toepassen. Uiteindelijk is tachtig procent van de kennis en kunde in alle projecten hetzelfde. De resterende twintig procent maakt het verschil. Tachtig procent kun je standaardiseren, waardoor je kunt focussen op de twintig procent die om maatwerk vraagt.”
Kennisbehoefte
Het MCC draagt bij aan een fundamentele omslag in de manier van werken en denken
In de ontwerpfase nadenken over onderhoudbaarheid kan natuurlijk alleen bij nieuwbouw of renovatie. Maar ook bij bestaande installaties zijn prestatiecontracten in opkomst. Van Driel: “Daar wordt steeds meer de norm NEN2767 toegepast. Aan de hand daarvan stel je objectief de conditie vast van de installaties die je gaat beheren. Vervolgens bepaal je samen met de klant de gewenste conditie van de installaties. Door vervanging, renovatie en onderhoud breng je de installaties op dat gewenste niveau. Vervolgens is het uitgangspunt voor de instandhouding dat de installaties op dat niveau blijven functioneren.” Door deze ontwikkeling nemen de omvang en de complexiteit van contracten en werkzaamheden toe. Maintenance is een specialisme geworden dat op centraal niveau om hoogstaande kennis vraagt. Het Maintenance Competence Centre is opgericht om in die behoefte aan specialistische kennis te voorzien.
Dynamisch “Het MCC is geen gebouw of afdeling. We slaan ook geen kennis op in een archief om er nooit meer een beroep op te doen”, bepaalt Van Driel de gedachten. “Het is de plek in de organisatie waar maintenance-kennis uit alle business groups en vestigingen samenkomt. Het is de spin in het web in de contacten tussen alle in- en externe partijen en klanten.”
25
26
Consultants, maintenance-engineers en managers van grote, complexe projecten halen, brengen en borgen de kennis. De betrokkenen bij het MCC zijn intensief geschoold in maintenance, zodat ze volwaardige gesprekspartners zijn voor de eigen Croon-organisatie, klanten en kennispartners. De omgang met kennis is dynamisch, benadrukt Van Driel: “Het draait om het samenbrengen en structureren van versnipperde kennis en het verspreiden en ter beschikking stellen daarvan voor de organisatie. Het gaat om weten wat we kunnen en het toepassen van methodieken en ervaring. Het leggen van verbindingen en het opsporen en invullen van kennislacunes zijn belangrijk voor ons.”
Praktisch resultaat Een doel van het MCC is om het kennisniveau binnen Croon op een hoog peil te brengen en te houden. “We halen zo veel mogelijk expertise in eigen huis. We merken dat klanten één aanspreekpunt willen en ontzorgd willen worden. Croon wil de kennis zelf in huis hebben, om de klant nog meer toegevoegde waarde te kunnen leveren.” Concepten en methodieken als risicogestuurd asset management, Reliability Centered Maintenance, risicomanagement, Reliability, Availability, Maintainability, Safety analysis (RAMS analyse), Failure Modes, Effects and Criticality Analysis (FMECA) moeten gesneden koek zijn. Beheersing en (door)ontwikkeling van dergelijke concepten en methodieken behoort dan ook tot de taken van het MCC. Ook is het zaak de maintenance-benadering te standaardiseren. Dat maakt de uitvoering van maintenance in de praktijk gemakkelijker en biedt een basis onder contractvormen en inspectie- en onderhoudsformats.
Jeroen van Driel
Maintenance PRO’S:
“Anderen behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden” Van Driel geeft een voorbeeld: “Deze week kreeg ik de vraag of we een rapportagemethodiek voor de inspectie van flowmeters hebben. Een goede vraag, want als we die hebben hoef je die natuurlijk niet meer te gaan ontwikkelen. En inderdaad bleek zo’n rapportagemethodiek al ergens in de organisatie te zijn opgesteld. Dit eenvoudige voorbeeld geeft aan hoe ons werk eenvoudiger en efficiënter wordt door bestaande ervaring te benutten.” Andere praktijkvoorbeelden vanuit het MCC zijn de ondersteuning in tendertrajecten en bij het opstellen van een Plan van Aanpak.
“Continuïteit en partnerschap staan centraal bij prestatiecontracten.” Omslag Het MCC draagt bij aan de omslag in de manier van werken en denken bij Croon, maakt Van Driel duidelijk: “De focus op maintenance betekent dat het capaciteits- en projectdenken minder centraal staat. De nadruk ligt meer op continuïteit en partnerschap. Wat goed is voor de klant is ook goed voor ons. Meedenken met de klant, daar draait het om. Daar komen voorstellen voor verbeteringen en modificaties uit voort. Die leiden tot oplossingen voor problemen, hogere betrouwbaarheid, veiligheid, beschikbaarheid en kostenreducties. Dat is waar het om gaat.” In de praktijk kan dat bijvoorbeeld betekenen: nagaan wat een kritisch onderdeel in een installatie is, daar vaker op controleren en het op voorhand op het juiste moment vervangen. Ervaringen dienen eerst om de meest effectieve strategie voor instandhouding te ontwikkelen. Vervolgens dragen ze eraan bij om die strategie steeds verder te verfijnen en te verbeteren. Die verbetering komt goed van pas bij vervolgcontracten en tendertrajecten bij nieuwe klanten.
Maintenance engineer Frank van Dongen is het (meestal lachende) gezicht van Croon in de vestiging Rotterdam. Voor hem is een maintenance engineer een ambassadeur van Croon.“Wat voor mij de kern is van Maintenance PRO’S? Goed en respectvol met de klant omgaan: met inlevingsvermogen en aangepast aan de omgeving, of dat nu een ministerie is of een winkelvestiging. Het betekent vakkundig uitvoeren en luisteren naar de klant tijdens overleg. Voor mij houdt het namelijk ook in: met klanten meedenken, adviezen geven. Dat kan als je vanuit je opleiding en ervaring een volwaardig gesprekspartner bent voor de klant. Het gaat erom, anderen te behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden. Een eenvoudig uitgangspunt, maar heel belangrijk.” Maintenance PRO’S zijn niet alleen maar maintenance professionals. PRO’S is een afkorting die staat voor Professioneel, Relatie, Open en Samenwerken. Het is opgekomen bij Building Technologies, maar bij Industry en Infra en Marine & Offshore is het net zo goed belangrijk. Ga maar na: daar zijn flexibiliteit, een proactieve houding, klantgerichtheid en transparantie cruciaal. En ook afspraken nakomen, meedenken, adviseren vanuit vakkennis en binnen budget blijven zijn in elke professionele omgeving nodig.
27
Investeren, onderhouden en beheren in de watersector
Evenwicht vinden in drieluik
Kreek Krak Sluizen Rilland
Oosterscheldekering
28
Nederland heeft een sterke watersector. Vooral in de delta- en drinkwatertechnologie is de Nederlandse thuismarkt uitstekend. Maar er is nog veel te winnen, meent Sybe Schaap, voorzitter van het Netherlands Water Partnership (NWP), ook op het gebied van maintainability: “Onderhoud, beheer en investeren vormen een onafscheidelijk trio. Het is altijd zaak om evenwicht te vinden in dat drieluik. Daarvoor moeten we watervraagstukken integraal en bottom-up benaderen. Samenwerking is daarbij de sleutel.”
29
Sybe Schaap is sinds 1 januari 2011 voorzitter van het NWP, de publiek-private netwerkorganisatie die optreedt als onafhankelijk coördinatie- en informatiepunt voor de Nederlandse watersector. Vlak na zijn aantreden presenteerde het NWP de ‘Toekomstvisie van de Nederlandse watersector tot 2020’. De ambities daarin zijn hoog. “We willen de wereld veroveren”, stelt Schaap. “Hoewel de Nederlandse watersector klein is, hebben we op een aantal terreinen een zeer sterke thuismarkt. Onze projecten op het gebied van delta- en drinkwatertechnologie worden wereldwijd geroemd. Maar willen we internationaal blijven meedraaien, dan moeten we onze expertise en technologieën wel doorontwikkelen. En we moeten die capaciteitsopbouw aan de wereld kunnen demonstreren met mooie projecten. Dan betalen investeringen in het waterprogramma zich vanzelf terug uit export. Succes over de grens begint hier.”
en voorzieningen. Daar kunnen we in Nederland nog scherper in worden.” In het bouwen van dijken bijvoorbeeld is ons land zeer bedreven. Maar volgens Schaap betekent dat niet dat we achterover kunnen gaan leunen: “Het is belangrijk dat we ons blijven afvragen of het niet goedkoper kan én of we de beheermogelijkheden kunnen verbeteren. Dat evenwicht is een heel belangrijk uitgangspunt, ook op technologisch gebied. Wat je nu doet, is over twintig jaar misschien wel achterhaald. Op dit moment investeren we veel in grote waterzuiveringen, maar wie zegt hoe we daar straks naar kijken? En bouwen we die dan nog steeds in beton? Die vragen moeten we onszelf nu al stellen.”
Beheer als uitgangspunt Investeringen en ‘maintainability’ zijn volgens Schaap onafscheidelijk met elkaar verbonden. “Investeren, onderhouden en beheren vormen een drieluik”, meent hij. “Als je gaat investeren, bijvoorbeeld in dijken of riolering, moet beheer altijd het uitgangspunt zijn. Investeringen moeten ten eerste passen in die beheertaak en ten tweede resulteren in zo laag mogelijke jaarlasten. Bij nieuwe projecten zou er minder gekeken moeten worden naar de bouwkosten en meer naar de kosten van de totale levensduur van gebouwen, installaties
Keten slimmer inrichten Een knelpunt daarbij is dat er op het gebied van beheer en onderhoud weinig onderzoek plaatsvindt. Dat komt volgens Schaap doordat de watersector sterk overheidsgedomineerd is: “De overheid financiert, de waterschappen voeren het beheer en onderhoud uit. Onderzoek, en ook onderwijs, is een beetje een ondergeschoven kindje in de sector. Ook
daarin moet een beter evenwicht komen. Gelukkig gebeurt dat al, bijvoorbeeld op het gebied van waterkering. Waterschappen moeten daaraan mee gaan betalen van staatssecretaris Atsma van Milieu. Dat bevordert de ontwikkeling van slimme, innovatieve oplossingen.”
“Complexe techniek vraagt om echte specialisten” Hetzelfde speelt in de afvalwaterketen. Gemeenten gaan over het riool, terwijl de waterschappen de zuiveringen onder hun hoede hebben. Waarom die twee niet samenbrengen? “Daar ben ik een groot voorstander van”, zegt Schaap. “Het gebeurt ook al op kleine schaal. Dan zie je ook meteen de enorme efficiencywinst in beheer en onderhoud die dat oplevert. Maar daar is echt nog heel veel meer winst te behalen. In geld uitgedrukt gaat dat om honderden miljoenen op jaarbasis.”
Schaalvergroting
30
Dat is allemaal belastinggeld. In deze tijden van bezuinigingen worden ook de waterschappen gedwongen om efficiencyslagen te maken, mede onder ‘druk’ van de kritische burger. “Mensen worden steeds scherper in hun kritiek op het uitgavenpatroon van de overheid”, legt Schaap uit. “Iedereen moet de broekriem aanhalen, dus ook de watersector. Er is geen onbeperkte geldstroom meer. Daarom zie je ook steeds meer fusies ontstaan. Waterschappen op de Veluwe en in Oost-Nederland bijvoorbeeld kiezen door samen te gaan voor schaalvergroting. Dat biedt meer slagkracht en meer mogelijkheden tegen lagere kosten. Die ontwikkeling zet de komende jaren zeker door, net als de trend van uitbesteding. Ook daarin moeten we zoeken naar het optimale evenwicht: wat doen we zelf en wat besteden we uit?” De trends van schaalvergroting en uitbesteding hebben gevolgen voor de markt. De rol van toeleveranciers als Croon verandert, zegt Schaap: “Neem waterzuiveringen. Daar komt steeds meer elektrotechniek in om alles beheersbaar te houden. Dat gaat niet meer alleen om stroomdraden, maar om uitgebreide elektrotechnische installaties en voorzieningen en om systemen met complexe software. Echte specialisten worden daarin onmisbaar.”
manier van aanbesteden, verklaart Schaap: “Design & Construct was al een grote verandering, maar nu vragen klanten in de watersector hun toeleveranciers actief mee te denken in het grotere geheel van de totaaloplossing. De toeleveranciers worden partners in projecten, zij moeten partnerships aangaan met bijvoorbeeld aannemers. Doen ze dat goed, dan biedt dat ook mogelijkheden voor projecten over de grens. Dat zie je in de baggerwereld, waar Nederlandse partijen in consortia samen de wereld veroveren.” Die kunst moeten de partijen in de watersector afkijken, meent Schaap. “Voor succes in het buitenland moeten we het hebben van twee pijlers: hoogwaardige technologie en integrale concepten. Een gemaal bouwen in Saigon kan iedereen, maar een heel stroomgebied veilig maken is een lastiger verhaal. Dat vraagt om technologisch maatwerk en om inlevingsvermogen in de omgeving, bijvoorbeeld in de volksgezondheid. Zo werkte een Nederlands consortium aan een oplossing voor de overstromingsproblematiek in het Indonesische Semarang. Daar was de steun van de plaatselijke bevolking voor nodig. Dat is toen gerealiseerd door het afvalprobleem dat in de regio speelde mee te nemen in het project, want dat vonden de mensen veel erger dan de wateroverlast.”
Beheersuitdaging Totaalconcepten Maar er wordt meer van de gespecialiseerde toeleveranciers verwacht. Zij moeten totaalconcepten kunnen bieden. Dat heeft te maken met de huidige
Overslagproeven bij dijk
Maar wat de situatie of het probleem ook is, het moet altijd vanuit het beheer benaderd worden. En niet top-down, maar bottom-up, benadrukt Schaap: “De beheersuitdaging begint bij het begin, bijvoorbeeld bij de aanleg van een gebouw of installatie. Hoe kun je dat het best doen om het ook op de lange termijn beheersbaar te houden? Hoe zorg je dat het onderhoudsvriendelijk blijft? Je kunt er niet achteraf zomaar een standaard blauwdruk voor beheer overheen leggen. Goed beheer blijft maatwerk.” Daarom is het zo belangrijk dat de toeleverende partijen luisteren naar hun klanten. Waar zijn ze mee bezig? Wat speelt er precies? En hoe staan die klanten daarin? “In de watersector is de klant vaak de overheid. Tussen de overheid en de markt ligt vaak nog een kloof, het zijn gescheiden werelden. In de grond-, weg- en waterbouw is die kloof de laatste jaren al een stuk kleiner geworden, maar in andere sectoren zijn marktpartijen vaak niet goed zichtbaar binnen de overheid. Daarom is het belangrijk dat Croon zich goed profileert, binnen maar ook buiten de sector, bijvoorbeeld met aansprekende projecten. Je kunt je het best profileren door te laten zien wat je kunt”, aldus Schaap.
Sybe Schaap Dr. ing. Sybe Schaap trad op 1 januari 2011 aan als voorzitter van het Netherlands Water Partnership (NWP). Die functie is een logisch vervolg op zijn lange carrière in de Nederlandse watersector. 25 jaar lang was Schaap actief als dijkgraaf: van 1986 tot 1993 bij Waterschap Noordoostpolder, van 1993 tot 1997 bij Zuiveringschap West-Overijssel en
“Nederland moet het hebben van hoogwaardige technologie en integrale concepten” van 1997 tot 2011 bij Waterschap Groot Salland (Overijssel). Daarnaast was hij van 2004 tot 2011 voorzitter van de Unie van Waterschappen. Sinds 2007 combineert Schaap zijn werk in de waterwereld met het lidmaatschap van de Eerste Kamer namens de VVD.
31
Kennis is de sleutel
Geavanceerde maintenance goed voor bedrijf en milieu Vakkundig onderhoud en optimalisatie verlengen de levensduur van industriële installaties. Ook verbeteren de milieuprestaties. De afgelopen jaren is er veel bereikt, maar er moet nog een slag 32
33
gemaakt worden, zeggen experts.
In de regio Rotterdam dateren veel installaties uit de jaren ‘60, ‘70 en ‘80. Destijds state of the art, nu in goede conditie maar gedateerd. “Zou je een nieuwe fabriek bouwen, dan verhoogt dat de efficiency”, zegt Chris Jordan. Jordan kent de regio als zijn broekzak, als voormalig directielid van AVR Rozenburg en stafmedewerker Milieu en Veiligheid bij werkgevers-organisatie Deltalinqs. Tegenwoordig is hij als consultant actief. “Helaas is het doorgaans goedkoper om een installatie te optimaliseren dan te vervangen. Fabrieken worden tot de laatste draad versleten. Wat dat betreft trekt het milieu aan het kortste eind.” Dat neemt niet weg, dat er ook milieutechnisch veel verbeterd is, niet in de laatste plaats door betere maintenance. “Zowel de deskundigheid van onderhoudsmedewerkers als de technologie hebben zich sterk ontwikkeld. Vroeger werd bijvoorbeeld op gezette tijden onderhoud gepleegd. Installaties werden stil gelegd en weer opgestart, wat heel veel energie kostte, spanning op de installaties zette en de kans op fouten met zich meebracht. In de petrochemie gaat dat opstarten met affakkelen gepaard, wat slecht voor het milieu is. Tegenwoordig werken we volgens het systeem van ‘just in time maintenance’: onderhoud op het moment dat het nodig is, en niet omdat het nu eenmaal gepland staat. Geavanceerde meetapparatuur geeft aan wanneer dat moment is. Data worden beter geregistreerd, geanalyseerd en geïnterpreteerd.
Het resultaat: minder, maar gerichter en dus beter onderhoud, zonder de bijkomende nadelen.”
Kennis delen Door aanpassingen aan de installaties gaan deze langer mee: onderdelen worden vervangen door betere en de isolatie van de installaties wordt geoptimaliseerd. Geavanceerde meet- en regelapparatuur zorgt ervoor dat problemen vroegtijdig gedetecteerd worden en de processen ongestoord verlopen. “Al met al zetten we dus zowel kwalitatief als milieutechnisch flinke stappen vooruit”, vertelt Jordan. “Maar het zou nog beter kunnen als alle bedrijven in een regio hun kennis op het gebied van maintenance zouden delen: kennis van pompen, betere koelers, materialen, lasmethodes, noem maar op. Dat gebeurt nog onvoldoende, het gaat nog lang niet hard genoeg. Gaat het om veiligheid, dan is iedereen graag bereid zijn kennis te delen. Maar gaat het om maintenance, dan ligt het moeilijk. In theorie zijn de bedrijven het eens: als ze van elkaar kunnen leren, zal het gemiddelde niveau stijgen. Daar heeft iedereen baat bij. Maar in de praktijk beschermen bedrijven hun kennis, omdat ze hun concurrenten niet wijzer willen maken dan nodig. Ze hebben fors geïnvesteerd in het opbouwen van die kennis en geven die niet graag prijs. Ik begrijp dat, maar betreur het. Hopelijk kan het Dutch Institute World Class Maintenance als breekijzer fungeren, maar zover zijn we nog niet.”
Ir. Ab de Buck: “Industrie en utiliteit laten kansen liggen” Namens kennisinstelling CE Delft adviseert ir. Ab de Buck instellingen en bedrijven over energie en duurzaamheid. Maintenance komt daarbij vaak aan de orde. “Het is bijvoorbeeld vaak mogelijk om onderdelen te vervangen door nieuwe, die zoveel energie besparen dat ze zichzelf binnen vijf jaar terugverdienen. Dat zijn zowel bedrijfsmatig als milieutechnisch verstandige investeringen, die ook nog eens wettelijk verplicht zijn.” Helaas gebeurt dat nog te weinig, constateert hij. “Bedrijven opereren ‘lean’ en hebben onvoldoende tijd om hun kennis van de nieuwste mogelijkheden op peil te houden.”
Besparing tot 50% haalbaar Pompen vormen een goed voorbeeld van wat er mogelijk is, aldus De Buck. “In de procesindustrie worden pompen vaak vervangen door hetzelfde type, terwijl met efficiëntere types besparingen van twintig tot vijftig procent haalbaar zijn. Denk bijvoorbeeld aan frequentie-gereguleerde pompen in plaats van conventionele pompen. De kostprijs is hoger,
maar de terugverdientijden zijn kort. Ons advies is dan ook, om het periodiek onderhoud te gebruiken om deze installaties te vervangen door modernere, energie-efficiënte types. Gaat het om grote aanpassingen, doe die dan bij voorkeur op een moment van uitbreiding of verbouwing.” CE heeft ook onderzoek gedaan naar het energieverbruik in de utiliteitssector. “Daar is het energieverbruik enorm hoog. Het blijkt dat, wanneer alle rendabele maatregelen worden genomen, het equivalent van het energieverbruik van 500.000 huishoudens (47 petajoules) bespaard kan worden.” De Buck denkt dat de industrie en de utiliteitssector veel kansen laten liggen, doordat de energieefficiency niet hun core business is. “Uitbesteden van het onderhoud aan een specialist, zeker wanneer het grotere gebouwen en installaties betreft, kan verstandig zijn”, zegt hij. “De uitbestedende partij moet er wel voor zorgen dat hij altijd de relevante informatie krijgt om te begrijpen wat er gebeurt en de ruimte houden om zaken zelf te doen.”
Scheepsonderhoud is niet meer wat het geweest is. Zeegaande schepen hebben een enorme technologische verdiepingsslag ondergaan, waardoor voor reparatie en onderhoud meer nodig is dan gezond verstand. Scheepswerven schakelen voor die specialistische kennis steeds vaker leveranciers in. “Het is een markt van ketensamenwerking geworden”, vertelt Harold Linssen, managing director bij Keppel Verolme in de Rotterdamse Botlek. “Door je netwerk slim in te richten kun je snelheid en klantgerichte service bieden. Daarmee gaan we de concurrentiestrijd met het Oosten aan.”
Scheepsonderhoud bij Keppel Verolme
34
Meer nodig dan alleen gezond verstand In 1957 richtte Cornelis Verolme de Verolme Dok- en Scheepsbouw Maatschappij op. Daar in de Rotterdamse Botlek ligt nu scheeps- en offshore werf Keppel Verolme, sinds 2002 onderdeel van het wereldwijde netwerk van het Singaporese Keppel Offshore & Marine. De werf is actief in drie markten: onderhoud en reparatie aan zeegaande schepen, onderhoud en reparatie van offshore units (booreilanden) en, sinds kort, windmolens. “Zeegaande schepen die in Rotterdam laden en lossen, dokken bij ons voor onderhoud en reparatie”, legt Harold Linssen uit. “Zo slaat de scheepseigenaar twee vliegen in één klap. We voeren eerst inspectiewerk uit, een soort APK-keuring. Eventuele problemen die daarbij aan het licht komen, lossen we op. Soms is er op voorhand een probleem en hebben we een reparatieplan klaarliggen als het schip arriveert. Dat voeren we in enkele dagen tot maximaal twee weken uit. Snelheid is geboden, want scheepseigenaren willen altijd varen. Kortetermijncontacten in langetermijnrelaties, daar draait het hier om.”
Beloften nakomen Dat vraagt veel van de werf, maar ook van haar leveranciers. Zij moeten klaarstaan als Keppel Verolme aan de bel trekt. “De afgelopen jaren is
veel onderhoudswerk naar het Oosten verhuisd, naar bijvoorbeeld Polen en Zuidoost-Azië”, verklaart Linssen. “Tegen de lage kosten daar kunnen we niet concurreren. Maar we kunnen scheepseigenaren wel overhalen hun schepen hier te brengen door snel te werken, kwaliteit te bieden en vooral na te komen wat we beloven. Vier dagen is vier dagen en geen halve méér. In betrouwbaarheid ligt onze onderscheidende kracht.” Voor een werf als Keppel Verolme is een goed netwerk met intensieve contacten in de omgeving dan ook van levensbelang. Gelukkig biedt de Botlek daarvoor alle mogelijkheden. Linssen: “Onderhoud aan grote schepen is tegenwoordig een zaak van ketensamenwerking. Vroeger trok een scheepswerf al het werk aan en was er weinig spin-off naar de omgeving. Nu ‘delen’ we veel werk met onze primaire leveranciers - en zij met ons.”
Waanzinnig flexibel De opmars van moderne technologie aan boord heeft grote gevolgen voor het onderhoud aan zeegaande schepen. Volgens Linssen kom je er met gezond verstand niet meer, tegenwoordig heb je specialistische kennis nodig, bijvoorbeeld van communicatiesystemen. “Het komt nog zelden voor dat
schepen tegen een rots varen en zes weken in ons dok liggen. In de jaren negentig waren een gsm en een laptop aan boord nog uitzonderingen. Tegenwoordig beschikt een scheepseigenaar over alle gegevens die hij nodig heeft. Daardoor is de markt waanzinnig flexibel en dat maakt marktbeheersing voor ons vrijwel onmogelijk. Om klanten te binden kunnen we maar één ding doen: net zo snel en flexibel zaken voor elkaar krijgen als zij.” Ook duurzaamheid is een belangrijk uitgangspunt in de scheepvaart, maar dat speelt volgens Linssen vooral bij nieuwbouw. “Wel zien we in het onderhoud de coatingsystemen en straaltechnieken om de verf aan te brengen verduurzamen. Ook aanpassingen aan systemen, bijvoorbeeld van brandstofsystemen om rookgasemissie te beperken en ballastsystemen om lozing van exotische micro-organismen te voorkomen, vinden vaak plaats.”
Comfortabel Al met al ziet Linssen de toekomst van scheepsonderhoud en -reparatie in de Botlek redelijk zonnig in. “Door de efficiency-slag die we de afgelopen jaren hebben gemaakt, heeft de verhuizing van activiteiten naar het Oosten haar hoogtepunt gehad”,
verwacht hij. “Plus, het aantal scheepsbewegingen groeit, net als de activiteiten in de olie- en gasindustrie en de wind- en getijdenenergie. Daar kunnen wij in West-Europa een rol in spelen. Nieuwe scheepswerven zullen waarschijnlijk niet meer ontstaan, maar als we luisteren naar de behoeften van onze klanten en onze beloften nakomen, hebben we als scheepswerf zeker toekomst. Onze uitdaging is te zorgen dat klanten zich maximaal comfortabel bij ons voelen. Die uitdaging gaan we met veel zin aan.”
Harold Linssen
“Onze uitdaging is te zorgen dat klanten
zich maximaal comfortabel bij ons voelen”
35
Gedeputeerde Ben de Reu:
“Wie ‘maintenance’ zegt, moet aan Zeeland denken”
“In sommige sectoren is meer behoefte aan maintenance dan in andere”, stelt Gedeputeerde Ben de Reu van de 36
Provincie Zeeland vast. “Zeeland heeft veel kapitaalintensieve industrie: de proces- en chemische industrie, bedrijven op het gebied van energie en in de maritieme sector. Maintenance is cruciaal voor de veiligheid, duurzaamheid en het concurrerend vermogen van deze ondernemingen. De basis voor een succesvolle maintenance sector is hier dus solide. Aan de beste randvoorwaarden werken we hard.” Gedeputeerde Ben de Reu van de
5 x 15% Het Maintenance Valuepark Terneuzen is een belangrijke troef in het realiseren van de ambitieuze doelstellingen van het Dutch Institute World Class Maintenance. “In 2014 moet de ‘5 x 15 % -doelstelling’ gehaald zijn”, aldus De Reu. “Dat wil zeggen: 15% betere beschikbaarheid van onderhoud tegen lagere kosten voor de industrie, 15% meer omzet via serviceconcepten voor leveranciers van kapitaalgoederen en OEMs, 15% meer studenten op maintenance-disciplines, 15% meer omzet voor asset maintainers / serviceleveranciers en 15% meer maintenance gerelateerde werkgelegenheid.” Of dit haalbaar is, zal onder andere afhangen van Europa en de nationale overheid. De Reu is teleurgesteld dat de subsidieregeling ‘Pieken in de Delta’ wordt afgeschaft, maar hoopt op een goede positie voor maintenance in de negen Topsectoren waar het Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie op inzet. “We hebben een buitenboordmotor nodig”, zegt hij. “Gelukkig wil Dow Chemical in Terneuzen zich er sterk voor maken en hebben ook andere bedrijven toezeggingen gedaan.”
“In 2014 moet de ‘5 x 15 % doelstelling’ gehaald zijn”
Provinciale Staten Zeeland
Onderhoudswerkzaamheden in de industrie worden vaak uitbesteed aan gespecialiseerde onderhoudsbedrijven. Vaak hebben die bij grote opdrachtgevers een vestiging aan huis. Dat heeft voordelen, maar ook nadelen voor de onderhoudssector. Zo is er sprake van beperkte kennisdeling, zijn er weinig mogelijkheden voor opleiding en training en blijft de groei van de individuele bedrijven beperkt: ze kunnen nu eenmaal geen werk voor derden gaan uitvoeren vanaf het terrein van een opdrachtgever. “Daarom is het Maintenance Valuepark in Terneuzen zo’n goed initiatief”, zegt Gedeputeerde Ben de Reu van de Provincie Zeeland. “Als verschillende onderhoudsbedrijven zich daar vestigen, in de buurt van hun opdrachtgevers maar zonder daarvan afhankelijk te zijn, kan er synergie ontstaan.”
Eindhoven goed voorbeeld De Reu verwijst naar de regio rond Eindhoven, waar
op en rond de High Tech Campus een concentratie van bedrijven is ontstaan die samen het niveau en de concurrentiekracht van de sector opstuwen. “Het is belangrijk om elkaar vaak te ontmoeten, om kennis uit te wisselen en initiatieven te ontplooien die je in je eentje niet van de grond krijgt. Zeker op het gebied van maintenance, omdat goed onderhoud fabrieken niet alleen betrouwbaar en veilig, maar ook concurrerend houdt. In onze economie gaan productie-installaties vaak al decennia mee. Door innovatief te zijn op het gebied van onderhoud, kunnen deze fabrieken de concurrentie aan met fabrieken in opkomende economieën. Maar innovatie vraagt inspiratie. De Provincie Zeeland onderkent dat en stimuleert daarom een mooie campus. Maar we doen dat alleen omdat de bedrijven aangeven daar behoefte aan te hebben. Zij zijn de drijvende kracht achter de campus, de Provincie helpt bij het scheppen van de juiste voorwaarden.”
Hot spot in maintenance Als het aan De Reu ligt, wordt Zeeland dé hot spot in maintenance. “Wie ‘maintenance’ zegt, moet aan Zeeland denken. Hier willen we kennis ontwikkelen, toepassen en exporteren. Bedrijven en kennisinstellingen werken daar samen aan. De kwaliteit van de opleidingen hier is hoog, blijkt uit onderzoek. Ook hebben we nauwe contacten met de TU Delft en de Universiteit van Gent.” De werkgelegenheid in de sector zal een flinke impuls krijgen. Voor een deel zullen daarvoor mensen van buiten de provincie aangetrokken moeten worden. De Reu: “Wellicht uit Vlaanderen, maar de huidige wet- en regelgeving vormt een belemmerende factor. En nu is er nog het ‘Belgisch Bureau’, dat werknemers bij staat die over de grens willen werken, maar dat wordt mogelijk opgeheven. Daarvoor zullen we een oplossing moeten zoeken. Voorlopig ontbreekt het ons niet aan uitdagingen.”
37
Croon verzorgt sinds jaar en dag onderhoud in diverse sectoren. Zo ook in de utiliteitsmarkt, waar de activiteiten vooral gericht zijn op de zakelijke dienstverlening, zorginstellingen, overheidsgebouwen, onderwijsinstellingen en projectontwikkeling. Ook in deze markt heet onderhoud tegenwoordig ‘maintenance’. “Dat tekent de professionalisering die hierin plaatsvindt”, zegt Hans Vogel, directeur Building Technologies bij Croon. “Er vindt een evolutie plaats van inspanning
“Onderhoud is niet meer iets wat je er bij doet”
naar prestatie. Wij groeien daar goed in mee.”
38
39
Evolutie in utility-maintenance:
Van inspanning naar prestatie Hans Vogel
Onderhoud is niet nieuw, maintenance wel. De naamsverandering typeert de ontwikkeling die de onderhoudsmarkt sinds een aantal jaren doormaakt. Een professionaliseringslag, noemt Hans Vogel het: “Vroeger stond onderhoud voor het verwisselen van kapotte lampjes. Tegenwoordig gaat het veel verder. We tekenen contracten waarin we garant staan voor de werking en instandhouding van installaties. Daarmee worden we verantwoordelijk voor de prestaties daarvan.”
Volwassen worden Vroeger lag die verantwoordelijkheid bij de interne facilitaire diensten. Maar die worden steeds vaker uitbesteed, vooral in de utiliteitsmarkt. “Daar speelt de evolutie van inspanning naar prestatie heel sterk”, vervolgt Vogel. “Maintenance maakt onderhoud volwassen; het is niet meer iets wat je er even bij doet.”
Vogel vindt dat een goede ontwikkeling. In de eerste plaats voor Croon zelf, want de specialist in elektrotechniek heeft de professionaliteit, ervaring en expertise in huis om met de markt mee te evolueren. “Wij zijn professioneel genoeg om de vereiste prestaties te kunnen leveren, op korte en lange termijn”, legt hij uit. Daarnaast bevorderen de ontwikkelingen in maintenance het denken in ‘Total Lifecycle Costs’ (TLC) van gebouwen en installaties. Want dat gebeurt nog weinig, ziet Vogel: “Er wordt nog te vaak gekeken naar de realisatiekosten, in plaats van naar de kosten die gebouwen en installaties tijdens hun hele levensduur met zich meebrengen. Dat neemt wel toe, vooral in de publiek-private sector, maar er zijn vaak teveel partijen (eigenaars, huurders, exploitanten, gebruikers, beleggers) bij betrokken om het als één gecombineerde aanbieding in de markt te zetten.”
Van nieuwbouw naar verduurzaming De TLC-gedachte brengt per afzonderlijk project andere afwegingen met zich mee. Investeer je veel in goede voorzieningen die goedkoop in onderhoud zijn? Of investeer je minder in de realisatie en juist meer in de instandhouding? “Ook bij die keuze hangt het ervan af of er een sterke facilitaire dienst in huis is of niet”, verklaart Vogel. “Zoals gezegd komt dat steeds minder voor, zeker nu de complexiteit van installaties toeneemt. Denk aan e-installaties, w-installaties, gebouwbeheersysteem en de koppeling daartussen. Dat zelf onderhouden vraagt flinke investeringen in de opleiding van mensen. Dan moet je wel zeker weten dat dit, ook op lange termijn, de moeite loont.” Een ander aandachtspunt in de utiliteitsmarkt is de grote leegstand van kantoorgebouwen. Die ligt in
Amsterdam zelfs rond de twintig procent en dreigt nog verder toe te nemen. Het gevolg is dat er minder nieuwbouw plaatsvindt en meer aandacht komt voor renovatie en verduurzaming. Vogel: “We zien nieuwbouw in de utiliteitsmarkt een stevige pas op de plaats maken, in sommige plaatsen zelfs op last van de gemeente, en herontwikkeling van bestaande omgevingen een vlucht nemen. Voor ons betekent dat een grotere focus op ver- en ombouw.” Verduurzaming speelt daarin een belangrijke rol. Croon maakt bijvoorbeeld veel gebouwen energiezuiniger en milieuvriendelijker. “Dat vraagt opnieuw om professionaliteit, want werken in bestaande omgevingen is een stuk complexer dan nieuwbouw. Ook deze ontwikkeling biedt dus kansen voor ons, we krijgen de mogelijkheid om ons te onderscheiden met onze expertise. We zien de toekomst in de utiliteitsmarkt dan ook met vertrouwen tegemoet”, aldus Vogel.
Ondanks uitgekiende maintenance komt aan elke levenscyclus een eind. Tijd voor vervanging, de sloop- en afvalfase vangt aan! Maar afval bestaat niet voor de Van Gansewinkel Groep. Als het wèl zou bestaan, dan sloot het aan bij maintainability: het zorgen dat na instandhouding van het product
Grondstoffenleverancier
het materiaal in de keten blijft. Het einde en het begin van productlevens-
Van Gansewinkel heeft allerlei trajecten met klanten waarin vanuit een ketenbenadering een terugnameen recycling-oplossing tot stand komt. Voorbeelden zijn keramiek toiletpotten die in nieuwe keramische tegels van Mosa veranderen of handdoeken die weer handdoeken worden. Van Gansewinkel transformeert steeds meer tot grondstoffenleverancier. Slob: “In het afvalstoffenmanagement zijn we top vijf in Europa en marktleider in de Benelux. Tot voor kort waren klanten vooral geïnteresseerd in slimme, kostenefficiënte afvalverwerking. Nu komt een steeds groter deel van ons werk voort uit de vraag naar grondstoffen. Als grondstoffenleverancier zullen we sneller groeien dan als afvalverwerker.” Klanten vragen gericht om de levering van hoogwaardige grondstoffen. Slob: “Het gaat dan bijvoorbeeld om zuivere stromen PE, PP, ABS en zo meer. Als we daarvoor geen bron hebben, dan kijken we uit welke afvalstromen we die soort kunnen winnen.”
cycli raken steeds inniger verbonden. Zo komen productontwikkelaars en designers graag een een kijkje nemen in de keuken van Van Gansewinkel. Dat helpt hen om in hun ontwerpen nog meer rekening te houden met hergebruik en recycling. De Van Gansewinkel Groep manifesteert zich steeds nadrukkelijker als kennis- en grondstoffenleverancier. 40
stoffen zijn moeilijk (mechanisch) recycleerbaar. Klikverbindingen zijn veel makkelijker te scheiden en kunnen vaak evenzeer voldoen – of gewoon één type kunststof gebruiken natuurlijk.”
Het einde is een nieuw begin - een nieuw begin is het einde
Florens Slob “Wij worden steeds meer grondstoffenleverancier. Met C2C Van Gansewinkel Office paper sluiten we de keten helemaal”
“Het gaat om verder kijken dan je eigen deel van de keten en ontdekken wat er bij je ketenpartners gebeurt. Dat kan eenvoudig starten, zo hebben we bijvoorbeeld met productontwerpers van Philips een busreis gemaakt langs onze recyclinglocaties”, vertelt Florens Slob, manager marketing bij de Van Gansewinkel Groep in Eindhoven. Hij betrekt de cradle-to-cradle-benadering en duurzame business development nadrukkelijk in zijn werk. “Philips koppelt onze kennis van recycling en grondstoffen aan de eigen kennis van product development. Daar leren wij ook veel van; de productontwerpers maken bepaalde ontwerpkeuzen vanwege bijvoorbeeld maakbaarheid of (productie)kosten. Recycleerbaarheid komt daar nu steeds nadrukkelijker bij. Ontwerpers kijken hoe hun product na de gebruiksfase weer kan dienen als hoogwaardige grondstof.” Soms is daarmee eenvoudig rekening te houden, vertelt Slob: “Twee verschillende verlijmde kunst-
“We groeien als grondstoffenleverancier sneller dan als afvalverwerker” Beter dan Gouderts Metalen zoals koper en edelmetalen worden schaarser en duurder. De grondstoffenhonger van China en andere opkomende economieën maakt recycling steeds belangrijker - zeker van zeldzame aardmetalen die maar op een paar plekken als delfstof voorhanden zijn. Daarom winnen bedrijven als Umicor in Antwerpen of Boliden uit Zweden goud en andere metalen terug uit printplaten. Het goudgehalte in printplaten is veel hoger dan in gouderts!
Eén van de bronnen voor zuivere gerecycleerde kunststoffen is Plastic Herverwerking Brabant in Waalwijk, een dochter van de Van Gansewinkel Groep. Dit bedrijf verwerkt de kunststof stromen uit de recycling van WEEE-stromen, ‘alle producten met een stekker’. “Na het shredderen krijg je daaruit een basisstroom met kleine brokjes gemengde kunststof. Via onder andere waterbaden en watertafels met een verschillend soortelijk gewicht en tegendruk selecteren we die uit op soort”, meldt Slob. Deels is dat oude mijnbouwtechnologie, maar die voldoet goed, want de eisen aan de ‘secundaire’ grondstoffen zijn hoog en worden steeds hoger.
Cradle to Cradle Kantoorpapier Samen met TNO ontwikkelde Van Gansewinkel in 2010 een online afvalbarometer, waarop de klant kan aangeven hoeveel afval hij gescheiden aanlevert. In 2011 volgde een nieuw initiatief, vertelt Slob: “Samen met Océ en papierfabrikant Steinbeis brengen we kantoorpapier op de markt gemaakt uit 100% gerecycled papier. Dit Van Gansewinkel Office paper is het eerste C2C gecertificeerde kantoorpapier ter wereld.”
www.afvalbarometer.nl
41
Summary
Maintenance
Technology follows function, ratio beats emotion
42
Many different aspects demand attention in modern maintenance. One aspect is calculation, based on data derived from practice. At the same time future developments should be taken into account. Not existing technology is leading, but the maintenance of a certain function over time. Lighting in an office can for instance be provided by TL-tubes, by LED’s, but also by...larger windows. The maintainabilitypuzzle has availability, quality, cost, change, sustainability and efficiency as the pieces that should be fitted. Acquisition of a new product in itself gets less important than Total Cost of Ownership. This is easily said, but it requires ratio to beat emotion. Availability of a function per unit of time or product dominates the present earnings models. A crucial question is, how the (evolving) functionality can be maintained throughout the product lifecycle.
Zeeland synonym for Maintenance
Gold on the floor There is still much to be gained on the maintenance cost per product unity. Many concepts and approaches are aimed at attaining this gain. Some of these prove to be mere paper tigers in daily practice. Not the concepts themselves are to blame for that, but the ways in which organisations carry them out. A top to bottom approach will mostly be doomed. Choosing a limited amount of the right parameters is on the other hand advisable. This contrasts with the present trend to use loads of key performance indicators. These KPI’s are the playground for the growing amount of indirectly active employees and have led to too much specialisation. The actual work must still be carried out by the directly active employees. In line with the concept of Total Productive Maintenance, companies should try to benefit from the experience of their blue collar workers. The gold lies on the floor of the plant, it is time to pick it up.
The province of Zeeland is more or less a synonym for Maintenance, Repair, Overhaul & Upgrade (MRO&U); it thrives from it. The presence of a lot of capital intensive process, maritime and energy industries make Zeeland a logical place to have high ambitions for its role in maintenance. This ambition is shown in the existence of the Dutch Institute World Class Maintenance (DIWCM), in which Zeeland participates. World class maintenance should be built on knowledge; developed in the region and then implemented on a global scale. The ambitions for the short term as well as the long term are high. Co-operation and knowledge sharing should stimulate the overall performance levels in maintenance in the five closely interrelated sectors of process industry, energy, infrastructure, maritime and aerospace. Zeeland focuses on two clusters: Maintenance Value Park and Zeeland Maritime.
In the air, on the road, at sea and in hightech The World Class Maintenance initiative started out in West-Brabant and Zeeland to respond to global opportunities in demand for high-class maintenance. The focus initially was only on the maritime and aerospace sectors. Now also the hightech sector in the Eindhoven region with companies like ASML, Philips Medical, FEI and Océ sees the opportunities of, for instance, more intense customer contacts and the recurrent income model. Does this perhaps help to explain why the Eindhoven region was recently voted ‘the smartest region in the world’?
Tunnelhopping: from good to better The Westerscheldetunnel-project meant a revolution in tunnel building around 2000 thanks to its safety approach, integrated design of all installations ànd civil engineering. On top of this came
the Design, Build and Maintain contract. Where in tunnelling it is not uncommon to start from scratch and to ignore previous experiences, the present Sluiskiltunnel-project carefully evaluates the merits of the Westerscheldetunnel and the experience from eight years of maintenance. The Sluiskiltunnel is not a mere copy of the Westerscheldetunnel, but optimizes the same concept on the basis of an already solid foundation. Copying what’s good is not bad at all.
Waste doesn’t exist Despite smart and effective maintenance, every product lifecycle comes to an end. It is time for replacement and to get rid of the old product. But the end and the beginning of product lifecycles is getting more and more connected. Waste does not exist, at least not in the philosophy of the Van Gansewinkel Group. And if it would exist, it would have
Maintenance Competence Centre For Croon, thinking in terms of capacity and projects is largely a thing from the past. Thanks to performance contracts, the organisation is more and more responsible for long term maintenance. Knowledge is the crucial factor to effectively manage this responsibility. Since the start of 2010 Croon’s Maintenance Competence Centre collects and distributes knowledge, experience and data on maintenance. The centre, a virtual organisation, is a symbol for the new approach towards maintainability. everything to do with maintainability. Product developers from Philips nowadays contact Van Gansewinkel and look at the recycling processes. This helps them to design and develop their products with the re-use or recycling phases already in mind. Van Gansewinkel itself transforms, driven by market demand, more and more from mere waste management specialist into a raw materials supplier as well.
43
Het onderhoud van een high tech ziekenhuis begint al op de bouwtekening
Onderhoud is meer dan het oplossen van pro-
in gebouwen. En de investeringen daarvoor
blemen. Ook een high tech ziekenhuis wordt
vallen een stuk lager uit als er vooraf goed
ingehaald door de tijd. Nieuwe generaties
over is nagedacht. Daarom waren onze tech-
medische apparatuur zullen wellicht veel meer
nici al met het onderhoud van het Martini
van de gebouwgebonden installaties vragen.
Ziekenhuis bezig, toen het nog gebouwd
Misschien moet er straks weer extra worden
moest worden. In een ziekenhuis kennen ze
bespaard op elektriciteit. En wanneer gaan
het belang van preventie. Wilt u meer weten
we oplaadpunten bouwen voor bezoekers
over het grootste in elektrotechniek gespecia-
met elektrische auto’s? Maatschappelijke
liseerde bedrijf, of wilt u een onderhoudend
ont wikkelingen vragen vaak om aanpassingen
gesprek over uw gebouw, kijkt u dan op croon.nl
ontwerp . realisatie . maintenance croon.nl