Lesbrief bij ‘Mijn broer is een boef’ van Netty van Kaathoven voor groep 7 en 8
Inhoud van deze lesbrief - - - - -
Thema’s in het boek Lesopzet Doel van de les Uitwerking Bijlage: opdrachtenblad
Thema’s in het boek Meedoen om een ander niet teleur te stellen. Veroordeeld worden om fouten van familielid.
Lesopzet • • • •
Introductie onderwerp en instructie werkblad Opdrachten werkblad: Haltpuzzel, stripverhaal en zinnen aanvullen Eventueel: Groepswerk – rechtszaak naspelen Nabespreking en afsluiting
± 10 minuten ± 15 minuten ± 15 minuten ± 5 minuten
Doel van de les: De kinderen… • maken kennis met het fenomeen ‘Bureau Halt’; • gaan begrijpen dat criminaliteit soms schijnbaar klein en onschuldig begint; • bedenken wat zij zouden doen als ze in Jimmy’s schoenen zouden staan; • leren hoe een rechtszaak gaat en welke mensen daar een rol in spelen.
Uitwerking Voorbereiding - Kopieer voor elk kind het werkblad in de bijlage. - Voor de Halt-puzzel kan het handig zijn als kinderen, bijvoorbeeld via www.halt.nl, informatie op kunnen zoeken. - Lees de beschrijving van de rechtszaak door.
Introductie Indien u in het bezit bent van ‘Mijn broer is een boef’, leest u een stukje uit het boek voor. Bijvoorbeeld bladzijde 31 en 32. Heeft iemand uit de groep het boek gelezen? Hoe vonden ze het boek? Wat was het spannendste uit het boek? Wat was het stomste uit het boek? Wat weten ze na het lezen van het boek, wat ze ervoor niet wisten? Let op: wanneer u weet of vermoedt dat een kind uit uw klas in een soortgelijke situatie als Jimmy zit of zat, bedenk dan dat dit onderwerp gevoelig ligt. Wees alert op emoties van het kind en eventuele negatieve reacties van de klas. Instructie opdrachten werkblad Vertel de kinderen dat ze het werkblad gaan maken. U kiest of u het werkblad individueel, in tweetallen of groepjes laat maken. Eventueel kunt u de ene helft van de groep met het werkblad aan de slag laten gaan, en met de andere helft de rechtszaak uitspelen. Na ongeveer een kwartier wisselt u.
Groepswerk Print het rollenblad uit en knip de rollen los. Kies een kind bij elke rol, of laat de kinderen zelf een rol kiezen. Laat de kinderen hun rol lezen. Richt voor in de klas een ‘rechtszaal’ in, met een plek voor de rechtbank, een verdachtenbankje, een tafel voor de advocaat en voor de officier van Justitie, een plek voor de griffier en een ruimte voor het publiek. Laat de kinderen de rechtszaak spelen. Als de rechter een uitspraak heeft gedaan, is het spel afgelopen. Bespreek met de kinderen wat ze gezien hebben. Wat hebben ze daarvan geleerd? Afsluiting Kijk de antwoordbladen met zijn allen na. Bespreek daarbij klassikaal de puzzel en de aanvulzinnen. Geef gelegenheid aan de kinderen hun antwoorden toe te lichten. Hang de strips voor iedereen zichtbaar op in de klas of de gang. Sluit eventueel af met het voorlezen uit ‘Mijn broer is een boef’. Bijvoorbeeld bladzijde 88 de tweede helft tot en met bladzijde 91. Antwoorden bij de puzzel 1. Twaalf 2. Bureau 3. Verhaal 4. Kiezen 5. Afspraken 6. Handtekening 7. Regeling 8. Halt 9. Strafblad Van boven naar beneden moet te lezen zijn: taakstraf
Bijlage – opdrachtenblad Haltpuzzel Los de puzzel op en je vindt van boven naar beneden een woord dat bij dit onderwerp past. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Een Halt-afdoening is voor jongeren van … tot achttien jaar. Als je een overtreding hebt begaan, word je door …-Halt uitgenodigd voor een gesprek. Je mag daar je … vertellen. Bureau-Halt doet daarna een voorstel voor een taakstraf en een leerstraf. Je mag daarna … of je een Haltafdoening wilt, of dat je wilt dat de zaak naar de kinderrechter gaat. Als je gaat voor de Halt-afdoening, dan worden er … op papier gezet. Daar moet je je … onder zetten. Je belooft je aan de afspraken te houden. Als je schade aangericht hebt, wordt er een schade... getroffen om de schade terug te betalen. Als je je houdt aan de afspraken met bureau-…, heb je na de Halt-afdoening geen …
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Van boven naar beneden lees je wat een belangrijk onderdeel van een Halt-afdoening is: de ........................................... Weet jij wat dat inhoudt? Schrijf het hieronder in je eigen woorden op. ....................................................................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................
Stripverhaal Bedenk een stripverhaal waarbij duidelijk wordt dat crimineel gedrag vaak met iets kleins begint. Bijvoorbeeld met het stelen van een pakje kauwgom uit de supermarkt. De eerste keer is dat spannend en eng. Maar het went. Je durft dan iets ‘ergers’ te doen. Hoe gaat dat verder? Hoe loopt het af?
Als ik in Jimmy’s schoenen stond… Vul de volgende zinnen aan: Als mijn broer elke avond weg zou gaan en ik vertrouwde het niet, dan zou ik ....................................................................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................................................................... Als ik graag een mobieltje wil hebben, dan zou ik ....................................................................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................................................................... Als iemand mij zou dwingen mee te doen met iets crimineels, dan zou ik ....................................................................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................................................................... Als iemand uit mijn gezin iets crimineels zou doen, dan voel ik me ....................................................................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................................................................... Mijn tip voor Jimmy is ....................................................................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................
Bijlage – rollenblad
Hieronder staan de rollen voor een rechtszaak over een kind dat de ruit van de bakker ingegooid heeft om koeken uit de etalage te stelen. Knip de kaartjes los en verdeel de rollen. Maak voor in de klas een opstelling zoals bij de rechtbank. Speel de rechtszaak na volgens onderstaande volgorde. Volgorde: De officier van Justitie en de griffier zitten al op hun plek. De verdachte en de advocaat komen binnen en gaan op hun plaats zitten. Iedereen gaat staan; de rechter komt binnen. De officier van Justitie vertelt wat de verdachte ten laste wordt gelegd. De rechter stelt vragen aan de verdachte om erachter te komen wat er precies gebeurd is. De advocaat houdt het pleidooi. De officier van Justitie vertelt welke straf hij / zij eist. De rechter doet uitspraak; hij / zij vertelt welke straf de verdachte verdient. Indien daar behoefte aan is, kunt u de rechtszaak nabespreken. U kunt daarbij de volgende vragen gebruiken: • Wat wist je al over een rechtszaak? • Wat was er nieuw? • Wie had jij willen spelen? • Wat had jij anders gedaan als jij een rol had mogen spelen? • Deed iedereen goed zijn best tijdens de rechtszaak? • Heeft de verdachte een eerlijke straf gekregen?
Verdachte Je speelt degene die de ruit bij de bakker met een baksteen ingegooid heeft. Je had honger en wilde de koeken stelen die in de etalage lagen. Bedenk wat je nu van je actie vindt. De rechter gaat je straks vragen stellen over wat je gedaan hebt en waarom je dat gedaan hebt. Beantwoord die vragen eerlijk, daar kom je het verst mee.
Advocaat van de verdachte Jij helpt de verdachte. Je weet alles van wetten en regels. Je houdt in de gaten of de verdachte wel goed behandeld wordt. Je mag in je ‘pleidooi’ ook uitleggen waarom de verdachte de ruit bij de bakker ingegooid heeft. Vertel duidelijk of jij vindt dat de verdachte het expres en bewust heeft gedaan. Leg daarna uit waarom jij vindt dat de verdachte geen straf verdiend heeft.
Officier van Justitie Je vertelt wat de verdachte ten laste gelegd wordt. Dat betekent dat je zegt wat Justitie denkt dat de verdachte gedaan heeft. In dit geval denk je dat de verdachte expres en bewust met een baksteen de ruit van de bakker ingegooid heeft. Je vertelt ook welke straf jij vindt passen bij deze overtreding.
Rechter Als de officier heeft verteld wat hij denkt dat de verdachte gedaan heeft en welke straf daarbij past, mag jij vragen stellen aan de verdachte. Stel vragen over de overtreding. Deed de verdachte het expres? Deed de verdachte het bewust, dus had de verdachte er van tevoren over nagedacht? Waarom wilde de verdachte zo graag die koeken hebben? Je luistert naar de advocaat van de verdachte die zijn ‘pleidooi’ houdt. Daarna doe je uitspraak en vertel je welke straf de verdachte krijgt.
Griffier Jij schrijft alles wat gezegd wordt op. Als dat nodig is lees je voor wat je geschreven hebt. Zo weet iedereen steeds wat er precies gezegd is.