LeicaTPS1100 Professional Series
Gebruiksaanwijzing Versie 2.2 Nederlands
Elektronische Tachymeters
Hartelijk geluk gewenst met de aankoop van uw TPS-Systeem 1100.
Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke veiligheidsaanwijzingen (raadpleeg hoofdstuk "Veiligheidsaanwijzingen") alsmede aanwijzingen voor het opstellen en het gebruik van het instrument. Lees voor u het apparaat in gebruik neemt de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door.
2
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Productidentificatie
De typeomschrijving en het serienummer van uw instrument staat op een sticker in het batterijvak vermeld. Vul deze gegevens op deze bladzijde van uw gebruiksaanwijzing in en refereer bij vragen aan onze vertegenwoordiging of servicedienst altijd aan deze gegevens.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Type:
Serienummer:
Software versie:
Taal:
3
Productidentificatie
Gebruikte symbolen De symbolen, die in dit handboek zijn gebruikt, hebben de volgende betekenis: GEVAAR: Direct gevaar bij gebruik, dat beslist leidt tot ernstig lichamelijk letsel of de dood. WAARSCHUWING: Gevaar bij gebruik of onjuist gebruik, dat kan leiden tot ernstig lichamelijk letsel of de dood. VOORZICHTIG: Gevaar bij gebruik of onjuist gebruik, dat tot gering lichamelijk letsel en/of aanzienlijke materiële-, financiële- of milieuschade kan leiden. Gebruiksinformatie, welke de gebruiker helpt om het instrument technisch juist en efficiënt toe te passen.
Gebruikte symbolen
4
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Overzicht van de hoofdstukken Inhoudsopgave
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
6
Inleiding
10
Beschrijving van het systeem
12
Meetvoorbereiding, opstellen
22
Testen en afstellen
29
Systeemfuncties
49
Systeem parameters
97
Dataformaat
108
Onderhoud en opslag
119
Veiligheidsaanwijzingen
121
Technisjche gegevens
143
Trefwoordenlijst (index)
156
5
Overzicht van de hoofdstukken
Inhoudsopgave Inleiding ....................................................... 10
Testen en afstellen ...................................... 29
Toepassingsgebied van de gebruiksaanwijzing ................... 11 Documentatie ...................................................................... 11 Instrumentenbeschrijvingen ................................................ 12
Elektronisch ........................................................................ 29 Compensator (elektronische waterpas) .......................... 32 Verticale collimatiefout .................................................... 34 Horizontale collimatiefout ................................................ 36 Kiepasfout ...................................................................... 38 Kiepasfout, vervolg ......................................................... 39 Gecombineerde foutbepaling .......................................... 40 Uitschakelen van de electronische instrument-fout correctie 40 ATR nulpuntsfout ............................................................ 41 Mechanisch ......................................................................... 44 Statief ............................................................................. 44 Doosniveau (op het instrument) ...................................... 44 Doosniveau op het stelschroevenblok ............................ 44 Optisch lood ................................................................... 45 Laserlood ....................................................................... 46 Reflectorloze afstandmeter ............................................. 47
Beschrijving van het systeem .................... 12 Afstandmetingen ................................................................. 13 Vergroot Bereik (Optie) ........................................................ 14 Automatische Beeldherkenning ATR / LOCK ...................... 15 Snel Prisma zoeken met PowerSearch ............................... 15 Zoeklicht EGL ..................................................................... 16 Afstandsbedieningsmode RCS (Remote Controlled Surveying) ........................................... 17 Systeemconcept ................................................................. 18 Leica Survey Office PC software pakket .............................. 20 Accu's en laders .................................................................. 21
Meetvoorbereiding, opstellen..................... 22 Uitpakken ............................................................................ 22 Laden van de accu .............................................................. 23 Plaatsing / vervanging van de accu ..................................... 24 Plaatsen PC-kaart ............................................................... 26 Opstellen van het instrument m.b.v. optisch lood of laserlood27 Inspelen van het elektronisch niveau ................................... 28
Inhoudsopgave
Systeemfuncties .......................................... 49 Dataconfiguratie .................................................................. 49 Databestand (Dbest) en meetbestand (Mbest) ............... 49 Codelijst ......................................................................... 50 Nieuwe codelijst maken (NIEUW) ................................... 51 Een codelijst kopiëren (COPIE) ...................................... 51 Databeheer .................................................................... 51 Importeren puntgegevens (IMPOR) ................................ 53
6
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Inhoudsopgave, vervolg Laatste puntnummer (L.Pt.) ............................................ 76 Verwijderen meetregel (Wis B) ....................................... 76 Afstand handmatig invoeren ........................................... 76 Richten op het laatste punt (LTSTE) ............................... 77 Verticale hoek mode ....................................................... 77 Richtpunt excentriciteit .................................................... 78 Schakelen tussen weergaveformaten (>DISP) ............... 78 Individueel puntnummer (INDIV / RUN) .......................... 79 Codering ......................................................................... 79 Snelcodering (QCod+ / QCod-) ...................................... 81 Controleer Oriëntatie ...................................................... 82 GSI communicatie parameters ....................................... 83 Communicatiepoort ............................................................. 83 Communicatiepoort (GeoCOM) ..................................... 83 RCS communicatie parameters ...................................... 84 On-line stand .................................................................. 84 Automatische Beeldherkenning ........................................... 85 Werkwijze ....................................................................... 85 ATR-Mode (ATR+ / ATR-) ............................................... 86 LOCK mode (LOCK+ / LOCK-) ....................................... 86 L.INT mode (L.INT+ / L.GO) ........................................... 87 Hz / V ............................................................................. 88 Automatisch Prisma Zoeken ............................................... 89 RCS Zoekvenster ........................................................... 90 Definieer Werkgebied (WERKG) .................................... 91 Activeren / Deactiveren Werkgebied (WERK+ / WERK -) 92 Algemene functies .............................................................. 92 Instrumenttype en software versie (INFO) ....................... 92
Weergeven en importeren van puntgegevens (TOON) ... 54 Weergeven en wijzigen GSI gegevens (ZOEK) .............. 54 Plaatsbepalers (wildcards) bij het zoeken naar punten ... 55 Handmatige invoer van coördinaten (INVR) .................... 56 Converteren gegevens ................................................... 56 Formatteren van een geheugenkaart (FORMT) .............. 59 Het registreerscherm instellen (R-FRM) .......................... 60 Het weergavescherm instellen (W-FRM) ........................ 61 GSI-parameters .............................................................. 62 Meetfuncties ........................................................................ 66 Oriëntering naar 1-punt ................................................... 66 Instellen en invoeren van de Hz-richting (Hz0) ................ 67 Afstandmeting ................................................................ 67 Selectie van het meetprogramma en prismatype ............ 68 Schakelen tussen IR / RL ............................................... 69 Schakelen tussen Standaard / Volgen ............................ 70 Schakelen tussen Snelle Meting / Snel Volgen ............... 70 Selecteren / definiëren prisma's ...................................... 70 Selecteren / definiëren prisma's, vervolg ......................... 71 Test afstandmeter (TEST) ............................................... 71 Correcties voor de afstand (ppm) .................................... 71 Gereduceerde invoer van ppm waarden ......................... 73 Meten & opslaan (REC) .................................................. 73 Meten van afstanden en hoeken, afzonderlijk (DIST + REC) .............................................. 74 Meten van afstanden en hoeken, gelijktijdig ................... 75 Opslaan standplaatsgegevens (REC) ............................. 75 Kijkerstand veranderen (I<>II) ........................................ 75
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
7
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave, vervolg Kijker I .......................................................................... 100 Compensator ............................................................... 101 Hz-Corr ........................................................................ 101 Sect. piep ..................................................................... 102 Sect. Hoek ................................................................... 102 Vrijgave V-hoek ............................................................ 102 Weergave V ................................................................. 103 Aan-, Uitzetten ............................................................. 103 Uitschakeltijd ................................................................ 103 Afst. display ................................................................. 103 PPM Invoer .................................................................. 104 Info / Atrib ..................................................................... 104 Auto Afst. ..................................................................... 105 Meetparameters ................................................................ 105 Pntnr Mode .................................................................. 105 Exc. Mode .................................................................... 105 Verhogen puntnummers .............................................. 106 Meetinstellingen ................................................................ 107 Starten meting ............................................................. 107 Bestandsbeheer ........................................................... 107 Codelijst ....................................................................... 107 Quick code ................................................................... 107
Elektronisch niveau (INSP.) ............................................ 92 Verlichting ....................................................................... 93 Accessoires .................................................................... 94 Laden van een configuratiebestand (LADEN) ................ 95 Laden van een systeem-parameterbestand .................... 96
Systeem parameters ................................... 97 Algemene parameters ......................................................... 97 Laad applicatie ............................................................... 97 Laden systeemtaal ......................................................... 97 Datum ............................................................................ 98 Datum form. ................................................................... 98 Tijd ................................................................................. 98 Tijd form. ........................................................................ 98 Alpha mode .................................................................... 98 Toets piep ....................................................................... 98 Configuratie parameters ...................................................... 99 Autostart ......................................................................... 99 Taal ................................................................................ 99 Afst.Eenh. ...................................................................... 99 Afst. Dec. ....................................................................... 99 Hoekeenh ...................................................................... 99 Hoek Dec. ...................................................................... 99 Atm.Temp ..................................................................... 100 Atm.Lucht ..................................................................... 100 Coord. vol. .................................................................... 100 Hz systeem .................................................................. 100
Inhoudsopgave
Dataformaat ............................................... 108 Inleiding ............................................................................ 108 GSI-registreerformaat met 8 of 16 karakters ..................... 108 Blokconcept ...................................................................... 109
8
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Inhoudsopgave, vervolg Structuur van een blok ...................................................... 109 Meetregel .......................................................................... 110 Coderegel ......................................................................... 110 Eindteken van een gegevensregel .................................... 110 Structuur van een gegevensblok ........................................ 111 Blok identificatie (positie 1 - 2) ..................................... 111 Extra informatie m.b.t. de gegevens (posities 3 - 6) ...... 112 Gegevens (posities 7 - 15/23) ....................................... 113 Afbreekteken (positie 16/24) ......................................... 114 Bloknummer ................................................................. 114 Meeteenheden ............................................................. 115 Voorbeeld van het gegevensformaat ................................. 115 Formaat van een tachymeter meetblok ......................... 116 Formaat van een coderegel .......................................... 118
Belangrijke gebruiksrisico's ........................................... 123 Laser classificatie .............................................................. 127 Geïntegreerde afstandmeter (EDM), (infrarood laser) .. 128 Geïntegreerde afstandmeter (EDM), (zichtbare laser) ... 129 Automatische beeldherkenning ATR ............................. 134 PowerSearch ................................................................ 136 Zoeklicht EGL ............................................................... 137 Laserlood ..................................................................... 138 Elektromagnetische verdraagzaamheid ............................ 140 FCC-aanwijzing (geldig in de VS) ...................................... 142
Technische gegevens ............................... 143 Zoeklicht EGL ................................................................... 148 Automatische beeldherkenning ATR ................................. 149 PowerSearch .................................................................... 150 Applicatieprogramma’s ...................................................... 150 Schaalcorrectie (ppm) ....................................................... 151 Atmosferische correctie DD1 ........................................ 152 Reductie op Zeeniveau DD2 ......................................... 153 Projectie vervorming DD3 ............................................. 153 Atmosferische correcties ................................................... 154 Reductie formules ............................................................. 155
Onderhoud en opslag ................................119 Transport ........................................................................... 119 Onderhoud voor gemotoriseerde aandrijving ..................... 119 Opslag .............................................................................. 120 Schoonmaken en drogen .................................................. 120
Veiligheidsaanwijzingen ........................... 121 Gebruiksdoel ..................................................................... 121 Gebruik conform de bepalingen .................................... 121 Ondeskundig gebruik .................................................... 121 Grenzen voor gebruik ........................................................ 122 Verantwoordelijkheids-gebieden ....................................... 123 Gebruiksrisico's ................................................................. 123
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Trefwoordenlijst (index) ............................ 156
9
Inhoudsopgave
Inleiding 6
TPS1100 betekent Total Station Positionerings Systeem. De TPS1100 instrumenten zijn leverbaar in diverse modellen en verschillende nauwkeurigheden. Nieuwe technologieën maken het mogelijk om de meetvolgorde grotendeels te automatiseren. Dit heeft de volgende voordelen: kortere meettijden, eenvoudiger bediening en een efficienter gebruik. De R-versies zijn voorzien van een laser met zichtbare rode straal. De afstandmeter kan afzonderlijk ingesteld worden op twee meetmodes: metingen met standaard infrarood of met de zichtbare rode laser. Met de zichtbare rode laser zijn geen prisma's nodig om afstanden te meten. Met infrarood kunnen afstanden tot zeven kilometer gemeten worden.
Alle TPS1100 instrumenten worden standaard voorzien van een laserlood, welke geplaatst is in de verticale as. De TPS1100 kan daardoor met behulp van de rode laserspot, snel en gemakkelijk opgesteld worden. De A-versies zijn voorzien van een automatische beeldherkenning (ATR) voor snelle en moeiteloze metingen. In de ATR-mode gebeurt het aanrichten automatisch. In de LOCKmode wordt een al aangericht punt automatisch gevolgd. In de LOCK mode wordt een al aangericht punt automatisch gevolgd. Voor de TPS1100plus instrumenten is een optionele PowerSearch module beschikbaar voor snelle automatische prismadetectie. Het EGL zoeklicht is een optioneel accessoire voor hulp bij het richten. De EGL is gelocaliseerd in de kijker
Inleiding
10
en knippert, zodat de prismahouder zich eenvoudig in één lijn met het instrument kan plaatsen. Met de optionele RCS1100 afstandbediening kunnen alle total stations op afstand worden bediend. Bediening kan geschieden op de afstandbediening of direct op het instrument zelf. De A-versies maken éénmansbediening mogelijk. De metingen kunnen ook gestart, onderzocht en gecontroleerd worden vanaf het richtpunt. Leica Geosystems biedt tevens applicatie- programma's voor verschillende landmeetkundige toepassingen. Kies de software, die het best past bij uw behoeften. Met het speciale GeoBasicprogramma kunnen eigen applicatieprogramma's ontwikkeld worden voor gebruik op de TPS1100 instrumenten. TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Toepassingsgebied van de gebruiksaanwijzing De PC-kaarten, zoals gebruikt in de computerindustrie, worden ook als opslagmedium gebruikt in de TPS1100. De gegevensstructuur is compatible met die van de bestaande Leica Total Stations. Leica Survey Office is een software pakket welke de TPS1100 en de RCS1100 ondersteund en waarmee gegevens uitgewisseld kunnen worden tussen software en hardware componenten.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Deze gebruiksaanwijzing is van toepassing voor alle TPS1100systemen. De verschillen tussen de types wordt duidelijk aangegeven en overeenkomstig ingedeeld. De algemene tekst heeft betrekking op alle types. Als illustratievoorbeeld is gekozen voor een TCA-model van de TPS1100-serie met de optie EGL. De illustraties gelden voor alle modellen .
11
Documentatie Gedrukte korte handleidingen voor het systeem en de applicaties zijn beschikbaar alsmede de gebruiksaanwijzing. De bijgesloten CD-rom bevat de complete documentatie. • Gebruiksaanwijzing: Bevat alle aanwijzingen voor het gebruik van het instrument en geeft een overzicht van het systeem tezamen met belangrijke instructies en veiligheidsvoorschriften. • Korte handleiding voor het systeem: Beschrijft de functies van het systeem bij standaardgebruik. • Korte handleiding voor de applicaties I en II: Beschrijft de functies van de applicaties bij standaardgebruik. • Referentie handboek, programma's: Alle programma's worden in detail beschreven.
Inleiding
6
Beschrijving van het systeem
10
Instrumentenbeschrijvingen 1
2
3
10 11 12 13 14
4
15
Beschrijving van het systeem
5
6
16
7
8
17
9
18
19 20
12
1100Z01
6
1 Draagbeugel 2 Optisch vizier 3 Kijker met geïntegreerde EDM, ATR en zoeklicht EGL en PowerSearch 4 Linker knipperende diode (geel) 5 Rechter knipperende diode (rood) 6 Coaxiale optiek voor hoek- en afstandmeting Uittreedtopening zichtbare laser (alleen R-model instrumenten) 7 PowerSearch sensor 8 Verdraaien tweede as 9 Scherpstelring 10 Vak voor geheugenkaart 11 Verdraaien eerste as 12 Stelschroevenblok 13 Beeldvenster 14 Draaiknop voor instrumentvergrendeling 15 Toetsenbord 16 Accuhouder 17 Accu 18 Doosniveau 19 Waarschuwingslampje uitzending - alleen voor XR-instrumenten (geel) 20 Verwisselbaar oculair TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Afstandmetingen
Zeer korte afstanden kunnen reflectorloos worden gemeten in Infrarood-mode (b.v. naar goed reflecterende doelen, zoals verkeersborden). In dat geval wordt de afstand gecorrigeerd met de constante, zoals gedefinieerd voor de actieve reflector. Voor applicaties zonder prisma, maken de TCR/TCRA versies ook gebruik van een zichtbare rode laserstraal welke op dezelfde manier het instrument verlaat. De nieuwe technologie van de EDM, maakt het mogelijk afstanden van TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Doordat de meettijd erg kort is, zal de landmeter in de praktijk altijd een manier vinden om kritische situaties te vermijden.
Wanneer een afstand wordt gemeten, zal de EDM meten naar het object dat zich op dat moment in de laserstraal bevindt. Personen, voertuigen, dieren, door de wind verplaatste objecten, etc. welke in de laserstraal komen tijdens de meting, zullen een gedeelte van het laserlicht reflecteren waardoor de afstandmeting foutief is. Het is niet toegestaan de laserstraal te onderbreken bij het meten naar reflectietape of het meten zonder prisma. Metingen naar prisma's (bij een afstand van meer dan 300 meter) zullen alleen foutief zijn als zich binnen 30 meter voor het prisma een object bevindt.
13
Foutief resultaat
1100Z46
Voor alle versies geldt, dat de afstand kan worden bepaald door een onzichtbare infrarode straal, die uittreedt uit het kijkerobjectief.
meer dan vijf kilometer te meten met standaardprisma's. Miniprisma's, 360° prisma's en reflectietape kunnen ook nog gebruikt worden. Ook het meten zonder prisma is mogelijk.
Juist resultaat
1100Z47
Een laser-afstandmeter (EDM) is geïntegreerd in de instrumenten van de nieuwe TPS1100-serie.
Beschrijving van het systeem
6 10
Vergroot Bereik (Optie) 6
10
De optionele "Vergroot Bereik" (XR) laser is een zichtbare rode laser met een vergroot meetbereik. De coaxiale XRlaser maakt het mogelijk reflectorloos afstanden te meten tot 170m (560ft) en tot 10km naar één prisma (zie ook Hoofdstuk "Technische Specificaties"). De werking van een XR-instrument is gelijk aan die van een conventionele TPS met rode laser. Houdt rekening met de volgende punten als u met een XR-laser meet (RL & Lange Afstand). Het objectief moet altijd schoon zijn. Vuil op de lens (stof, vingerafdrukken) kan leiden tot verminderde nauwkeurigheid. Reflectorloos Zorg ervoor, dat de laserstraal door niets gereflecteerd wordt in de nabijheid van de vizierlijn (b.v. sterk reflecterende objecten).
Beschrijving van het systeem
Als een afstandmeting wordt gestart, meet de EDM naar het object dat op dat moment in de baan van de straal ligt. In geval van tijdelijke obstructie (b.v. een passerende auto) of hevige regen, mist of sneeuw zal de EDM mogelijk naar de obstructie meten. Bij het meten van langere afstanden zal elke afwijking van de rode laserstraal van de vizierlijn mogelijk leiden tot minder nauwkeurige metingen. Dit komt doordat de laserstraal mogelijk niet wordt gereflecteerd op het punt waarop de kruisdraad is gericht. Wij raden u aan te verifiëren of de XRlaser goed evenwijdig loopt met de vizierlijn van de kijker (zie ook Hoofdstuk "Testen en Afstellen"). Deze controle moet op gezette tijden worden uitgevoerd. Meet niet met twee instrumenten tegelijkertijd naar één richtpunt.
14
Lange Afstand naar prisma's WAARSCHUWING: In verband met de veiligheidsvoorschriften en de meetnauwkeurigheid is gebruik van het Lange Afstand Programma alleen toegestaan naar prisma's op meer dan 1000m afstand. Indien mogelijk moeten nauwkeurige metingen naar prisma's altijd worden uitgevoerd met het standaardprogramma (IR). Lange Afstand naar reflecterende tape Het Lange Afstand Programma kan ook worden gebruikt bij metingen naar reflecterende tape. Om de nauwkeurigheid te garanderen moet de laserstraal loodrecht op de reflecterende tape staan en de XRlaser correct zijn afgesteld (zie ook Hoofdstuk "Testen en Afstellen"). TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Snel Prisma zoeken met PowerSearch
Automatische Beeldherkenning ATR / LOCK
ATR mode Deze mode maakt het mogelijk automatisch hoeken en afstanden te meten naar gewone prisma's. Het prisma wordt alleen aangericht d.m.v. het optisch vizier. Het activeren van een afstandmeting plaatst het instrument automatisch, m.b.v. de motoren, precies in het midden van het prisma. De V- en Hz-hoeken worden gemeten naar het midden van het prisma na voltooiing van de afstandmeting.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
De bepaling van de nulpuntsfout van de automatische beeldherkenning ATR moet, zoals alle andere instrumentfouten, periodiek worden uitgevoerd (zie het hoofdstuk "Testen en afstellen").
De PowerSearch sensor bestaat uit een zender (1) en een ontvanger (2). Beide zijn in het onderste gedeelte van de kijker geïnstalleerd.
LOCK mode 1 Lock-mode maakt het mogelijk, dat TCA-instrumenten een bewegend prisma kunnen volgen. De afstandmeting kan worden uitgevoerd wanneer het prisma kort stilstaat ("stop en go mode"). Indien de meetassistent te snel van positie verandert, kan de lock mode verloren gaan. Zorg er voor, dat de snelheid niet hoger is dan aangegeven in het figuur bij de technische gegevens.
15
2
1100Z55
TCA-instrumenten zijn gemotoriseerd en uitgerust met de, in de kijker, coaxiaal gemonteerde automatische beeldherkenning ATR. Het zoeklicht EGL, gemonteerd op de kijker, is optioneel.
Als PowerSearch is geactiveerd, roteert het instrument om de staande as. De zender zendt een verticale laserbundel uit.
Beschrijving van het systeem
6 10
PowerSearch kan op ieder moment worden gestart door het indrukken van de PowerSearch functietoets (PS) in het menu PROG. Als de RCS-modus is geactiveerd, kan PowerSearch worden ingeschakeld tijdens het zoeken naar het prisma door de ATR. Werkbereik: Straalbreedte Hz: Straalbreedte V:
5-200 m 0.025 gon ±20 gon
Beschrijving van het systeem
Het optionele zoeklicht EGL bestaat uit twee gekleurde knipperende lichten, die geïntegreerd zijn in de kijker van het instrument.
2
100 m (330 ft)
10
Zodra de laserbundel een prisma detecteert, stopt de rotatie van het instrument. Daarna wordt de fijnafstelling in verticale richting uitgevoerd door de ATR.
1
1100Z02
6
1100Z03
Zoeklicht EGL
1 Objectief voor het rode knipperende diode 2 Objectief voor het gele knipperende diode Alle TPS1100 instrumenten kunnen voorzien worden van het zoeklicht EGL1. De persoon bij het prisma kan zich in de richtlijn van het instrument plaatsen m.b.v. de knipperende lichten. Het wordt nu gemakkelijker om punten uit te zetten.
16
6m (20 ft)
6m (20 ft)
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Afstandsbedieningsmode RCS (Remote Controlled Surveying) Op een afstand van 100m (330ft) beslaan het rode- en gele licht elk een gebied van 6m (20ft). Hierdoor is het in één lijn plaatsen met het instrument een stuk gemakkelijker en sneller.
De RCS-optie (Remote Controlled Surveying) geeft de mogelijkheid om alle instrumenten te bedienen vanaf het richtpunt. Voor dit doel zijn in het bijzonder de TCA en TCRA instrumenten geschikt.
Het in één lijn plaatsen met het instrument is mogelijk met een nauwkeurigheid van 30mm. In dit gebied zullen de beide lichten gelijkmatig knipperen.
Bovendien bestaat de mogelijkheid tot een gecombineerde bediening op zowel de TPS1100 als het prisma. Hierdoor kunnen verschillende meetwerkzaamheden door één persoon worden uitgevoerd. Tevens bestaat de mogelijkheid de bediening van het instrument op de RCS1100 te bewaken en/of de codering op de RCS1100 in te voeren. Alle functies van de TPS1100, inclusief de applicatieprogramma’s, zijn via de RCS1100 beschikbaar. Weergave en de bediening van de toetsen zijn hetzelfde als op de TPS1100.
Werkbereik: 5 - 150m (15 -500ft) Divergentie: 12m (40ft) op 100m (330ft)
Raadpleeg voor meer informatie de gebruiksaanwijzing van de RCS1100. RCS 1100
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
17
Beschrijving van het systeem
6 10
6
10
Al deze modellen TPS 1100 maken gebruik van dezelfde softwarestructuur en van hetzelfde concept voor dataopslag en datacommunicatie.
Softwarestructuur De software van de TPS1100 kan worden ingedeeld in twee groepen: • De systeemsoftware, welke de basisfuncties omvat. • De applicatiesoftware, welke speciale landmeetkundige applicaties en procedures omvat. De systeemsoftware vormt een samenhangend geheel, terwijl de applicatiesoftware kan worden samengesteld naar de individuele wensen van de gebruiker. Met de meegeleverde Leica Survey Office software, kunnen door de gebruiker zowel de systeemsoftware als de applicatie- software geladen worden via een seriële kabel. De gebruiker is hierdoor in staat om nieuwe software versies te laden.
Beschrijving van het systeem
18
1100Z04
Systeemconcept Systeemsoftware, applicaties
Data
Survey Office
Het is mogelijk om in het instrument drie talen gelijktijdig te laden en één van deze te selecteren. De reeks van beschikbare talen wordt steeds uitgebreid. Als u een speciale taal wenst voor uw instrument, kunt u contact opnemen met Leica Geosystems b.v. te Rijswijk, afd. Support, tel.: 070-3078920
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Systeemconcept, vervolg
1100Z05
Geheugenconcept en datacommunicatie
De meetgegevens worden opgeslagen op een SRAM of ATA flash kaart overeenkomstig de PCMCIA standaard (hierna aangeduidt met PC-kaart). De gegevens worden opgeslagen in MS-DOS bestandsformaat. De gegevens kunnen worden uitgelezen met een PC m.b.v. een PCMCIA drive of een OMNI drive (optie) of via de seriële interface (kabel-verbinding tussen instrument en PC). De "Leica Survey Office" software, welke geleverd wordt bij het instrument, bevat een programma voor het uitwisselen van gegevens via de seriële interface. TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
In plaats van opslaan op de PC kunnen de gegevens ook worden overgedragen in het GSI-formaat via de seriële interface in een LOG-bestand.
GeoBasic De GeoBasic ontwikkelingsomgeving laat de professionele ontwikkeling van extra applicatieprogramma's voor de TPS1100 toe.
Wanneer de gegevens via de seriele interface worden opgeslagen op een externe PC, worden er geen gegevens vanuit de applicatieprogramma's uitgevoerd naar het LOG-bestand. Standplaatscoördinaten kunnen alleen vanaf een PC-kaart worden gelezen.
19
Beschrijving van het systeem
6 10
Leica Survey Office PC software pakket 6
10
De Leica Survey Office software bevat een aantal hulpprogramma's welke u ondersteunen bij het werken met de TPS1100 total station. Installatie op de PC Het installatieprogramma voor Leica Survey Office bevindt zich op de TPS1100 CD-rom, welke geleverd wordt bij deze gebruiksaanwijzing. Houdt u echter wel rekening mee, dat Survey Office alleen op computers met Windows 95 (of later) en op computers met Windows NT4 (of later) geïnstalleerd kan worden. Om het programma te installeren, start u het programma "setup.exe" in de directory \Survey Office\OSW\ SOffice\English\Disk1 op de CDrom en volgt u verder de instructies op het scherm. Voor meer informatie kunt u de gebruiksaan-wijzing of de on-line help van uw bedieningssyteem raadplegen.
Beschrijving van het systeem
Beschikbare programma's Als de installatie voltooid is, zijn de volgende functies beschikbaar: • Data Exchange Manager: Uitwisselen van gegevens tussen het instrument en de PC. • Codelists Manager: Het maken van codelijsten. • Software Upload: Voor het laden en verwijderen van systeemsoftware, applicatieprogramma's, systeemtalen en applicatietalen • Coördinaten Editor: Voor het bewerken van coördinaten.
Raadpleeg voor meer informatie over Leica Survey Office de uitgebreide on-line help.
Optioneel kunnen extra programma's worden geïnstalleerd.
20
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Accu's en laders Auto-accukabel
Lader GKL122
6
Lader GKL23
10
Voedingskabel
Uw Leica Geosystems-instrument wordt gevoed door herlaadbare accu's. De accu GEB121 (PRO) wordt aanbevolen voor gebruik met de TPS1100 Professional Series. De accu GEB111(BASIC) is een optioneel alternatief. Gebruik alleen de Leica Geosystems- accu's, laders en accessoires of accessoires, die door Leica worden aanbevolen. TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
De Professionele lader (GKL122) kan vier accu's tegelijk laden, ofwel via een voedingsbron van 230V of 115V of door een voedingsbron van 12V of 24V (sigarettenaansteker in een auto). Op elk moment kunnen twee Pro / Basic accu's en twee accu's met een vijfpins-aansluiting geladen worden. Met behulp van de adapterplaat (GDI121) kunnen vier Pro / Basic accu's geladen worden.
21
Adapterplaat GDI121
1100Z08
Laadkabel Adapterplaat GDI121
1100Z07
GEB121
1100Z06
GEB111
De adapterplaat GDI121 kan gekoppeld worden aan de Professionele lader (GKL122) of aan de GKL23 lader en maakt het mogelijk om twee PRO / BASIC accu's tegelijkertijd te laden.
Beschrijving van het systeem
Meetvoorbereiding, opstellen
10
12
Uitpakken Instrument uit de transportverpakking nemen en controleren op volledigheid: 1100Z09B
6
1 2 3
10 11
4
12 13 14
5
15 6 7
16
8
17
9
Meetvoorbereiding, opstellen
18
22
1 Datakabel RS232 (optie) 2 Wisseloculair / Zenitoculair (optie) 3 Contragewicht voor zenit oculair (optioneel) 4 Lader GKL111 (optie) 5 PC-kaart (optie) 6 Zakmes (optie) 7 Voorzetlens (optie) 8 Reserve accu (optie) 9 Adapter GKL111 (optie) 10 GHT196 afstandhouder (optie) 11 GHM007 Instrumenthoogtemeter (optie) 12 Mini prismastok (optioneel) 13 Gereedschapsset, bestaande uit 2 justeerpennen, 2 inbussleutels (één voor het doosniveau en één voor de afstandmeter) 14 Tachymeter 15 Mini prisma + houder (optioneel) 16 Verkorte instructies/ richtplaat (alleen voor reflectorloze meetinstrumenten) 17 Regenhoes, Zonnekap 18 Topje voor mini prisma (optioneel) TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Laden van de accu Voor het bereiken van de volledige capaciteit van de accu, is het essentieel, dat de GEB111 / GEB121 accu's drie tot vijf volledige laad/ontlaadcyclussen doorlopen.
Voor het laden van de accu kunt u de laadapparaten GKL111 of GKL122 gebruiken. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de laadapparaten voor het juiste gebruik.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
1100Z07
Lader GKL111
1100Z10
Lader GKL122
Adapterplaat GDI121
WAARSCHUWING: De laadapparaten zijn bedoeld voor gebruik binnenshuis en mogen alleen gebruikt worden binnen gebouwen en in droge ruimtes. Opladen van de accu's mag alleen geschieden bij een omgevings-temperatuur tussen 0°C en 35°C (32°F tot 95°F). Voor opslag van de accu's adviseren wij een temperatuur van 0°C tot +20°C (32°F tot 68°F).
23
Meetvoorbereiding, opstellen
6 10 12
Plaatsing / vervanging van de accu Zorg ervoor, dat de accu juist geplaatst wordt (controleer de polariteitsmarkeringen aan de binnenzijde van de houder) en plaats de houder daarna in het instrument.
6
10
3. Plaats de accu in de accuhouder.
1100Z12
1100Z49
1. Verwijder de accuhouder
1100Z50
1100Z48
12
2. Verwijder de accu en vervang deze. 4. Plaats de accuhouder in het instrument.
Meetvoorbereiding, opstellen
24
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Externe voeding voor de Tachymeter De door Leica Geosystems geleverde kabels zijn standaard voorzien van een ferriet stekker. In het geval dat u andere kabels gebruikt, moeten deze eveneens worden voorzien van een ferriet stekker. U kunt deze bestellen bij uw Leica-leverancier (bestelnummer voor de ferriet stekker: 703707).
De Lemo connector met de ferriet stekker moet altijd aan het einde van de voedingsdraad worden bevestigd.
6 10 12
1100Z58
Om aan de elektromagnetische competabiliteit (EMC) normen te voldoen, indien u de TPS1100 voedt vanuit een externe bron, is het nodig een zgn. ferriet stekker aan de kabel te monteren om het instrument op de externe voeding aan te sluiten.
1100Z57
Voor het aanbrengen van de ferriet stekker opent u deze en klikt deze vast dichtbij de Lemo connector voordat u de TPS1100 instrumenten gebruikt (ca. 2 cm vanaf de Lemo connector).
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
25
Meetvoorbereiding, opstellen
Plaatsen PC-kaart 6 5 4
2
1. Open de PC-kaart behuizing.
2. Plaats de PC-kaart met het TPSpijlsymbool naar boven gericht.
1100Z53
3
1100Z52
12
1
1100Z51
10
3. Sluit de PC-kaart behuizing. Bij het sluiten van de PCkaart behuizing moet de connector naar boven zijn gericht!!
Meetvoorbereiding, opstellen
26
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Opstellen van het instrument m.b.v. optisch lood of laserlood 6 1
6
5/8" schroefdraad
1
Stelschroevenblok GDF121/ GDF122
12 3
Statief GST20
2
4
4
1
1. Richt op het opstelpunt met het optisch lood of het laserlood. 2. Stel de GST120 op en centreer het statief zo goed mogelijk. Het laserlood is ingebouwd in de eerste as van de TPS1100 instrumenten (L-versies). Een rode spot, geprojecteerd op de grond, maakt het gemakkelijker om het instrument te centreren. TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
1100Z14
1100Z13
2
3. Gebruik de stelschroeven om het "Lood" te centreren boven het opstelpunt. 4. Verschuif de benen van het statief om het doosniveau in te spelen. Het laserlood kan niet gebruikt worden in combinatie met een stelschroevenblok, dat al een optisch lood heeft.
27
4
1100Z15
2
10
5. Speel het instrument nauwkeurig in m.b.v. het elektronisch niveau (zie hoofdstuk "Opstellen m.b.v. het elektronisch niveau"). 6. Het precies centreren geschiedt door het verschuiven van het stelschroevenblok over de statiefplaat. Herhaal de stappen 5 en 6 totdat de gewenste nauwkeurigheid behaald is.
Meetvoorbereiding, opstellen
Inspelen van het elektronisch niveau
12
Inspelen Elec. Niveau
Het instrument kan met de stelschroeven horizontaal worden gezet zonder het 90° (100 gon) of 180° (200 gon) te verdraaien. Op het scherm, dat het dichtst bij het niveau is, verloopt de beweging van de kleinste cirkel in de grafiek parallel aan de beweging van de luchtbel in de niveau. Op het tegenoverliggende scherm verlopen de bewegingen tegengesteld.
Zodra de kleinste cirkel is gecentreerd, is de TPS1100 perfect gehorizonteerd. Inspelen Elec. Niveau
MC
10
Grafische en numerieke weergave van scheefstand in de X-as (scheef D) en de Yas (scheef L) van de verticale as van het instrument (tweede as). De huidige instellingen van het laserlood worden weergegeven als percentage.
MC
6
Scheef L:-0°00'10" Scheef D:-0°00'20" LaserSL CONT
: 50 %
X LSL+ STOP
Scheef L:-0°03'40" Scheef D:-0°18'30" LaserSL CONT
: 50 %
X LSL+ STOP
Schakelt het laserlood aan of uit. Intensiteit van de laserspot aanpassen.
Meetvoorbereiding, opstellen
28
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Testen en afstellen Elektronisch Ieder instrument heeft ontegenzeggelijk mechanische afwijkingen, welke een effect kunnen hebben op het meten van hoeken. Het elektronisch hoekmeetsysteem van de TPS1100 corrigeert steeds de onderstaande instrumentfouten; de verticale hoeken relateren aan de loodlijn en de horizontale hoeken corrigeren de vizierlijnfout, de kiepasfout en de scheefstand van de verticale as: • l, d •i •c •a • ATR
Compensator indexfout Verticale collimatiefout Horizontale collimatiefout Kiep-as fout ATR nulpuntsfout (alleen TCA en TCAR versies)
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
6 De instrumentfouten kunnen in de loop van de tijd en door de temperatuur veranderen. Derhalve wordt geadviseerd: • voor het eerste gebruik • voor precisiemetingen • na langere transporten • na langere werktijden • bij temperatuurverschillen van meer dan 20°C de controle op instrumentfouten in de bovengenoemde volgorde uit te voeren. Om de fout op te sporen moet het instrument met het elektronisch niveau exact horizontaal worden gezet. Het instrument moet stevig en stabiel staan en tegen direct zonlicht worden beschermd, om verwarming aan één kant te vermijden.
29
Wij maken u erop attent,dat de bepaling van de instrumentfouten met de grootste zorgvuldigheid en precisie dient te worden uitgevoerd. Voor het bepalen van de instrumentfout kan bij een willekeurige positie van de telescoop worden gestart. Direct nadat de eerste meting gedaan is, zullen gemotoriseerde instrumenten automatisch naar de tweede kijkerstand gaan, waarna de gebruiker alleen nog de fijnafstelling dient te doen.
Testen en afstellen
10 12 21
Elektronisch, vervolg 6
Activeren van de "Instrument kalibratie" functie.
Gecombineerd bepalen van horizontale- en verticale collimatiefout en kiepasfout.
12
21
Hoofd\Instrument Kalibratie actueel (l) Comp Lengte: 0°00'37" (d) Comp Dwars-: -0°00'34" (i) Ver-coll. f: 0°00'28" (c) Hor-coll. f: 0°00'20" (a) Kiep-as fou: 0°00'26" l,d
i
c/a i/c/a
LOGB+
ATR
MC
10
EXIT STOP
Bepalen van de collimatiefout ATR (alleen voor TCA en TCRA-instrumenten).
De gevonden afwijkingen worden in de zin van een fout weergegeven. Bij de correctie van de metingen worden de fouten met omgekeerd voorteken aangebracht.
Inschakelen kalibratie Log-bestand (zie volgende pagina).
Bepalen van de compensatorindexfouten. Gelijktijdig wordt het elektronisch niveau afgesteld. Bepalen van de verticale collimatiefout (V-indexfout) Bepalen van de horizontale collimatiefout.
Testen en afstellen
30
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Elektronisch, vervolg Kalibratie Log-bestand Wanneer het Log-bestand is ingeschakeld (LOGB+), worden de metingen en resultaten opgeslagen in een ASCII-bestand. Dit bestand wordt aangemaakt in de directory LOG op de geheugenkaart. U kunt dit bestand daarna uitlezen op uw PC en een uitdraai maken van het Log-bestand.
10 Compensator Indexfout l,t Datum/Tijd : 03/04/2000 Oude waardes: Metingen
l=
0.0000g
0.0010g
Verticale Indexfout i Datum/Tijd : 03/04/2000 Oude waardes: Metingen
i=
i=
t=
0.0000g
T= T=
0.0298g 0.0164g
t=
0.0023g
V= V=
104.2828 g 295.7176 g
21
15:45
0.0000g
Hz= 377.0597 g Hz= 177.0562 g Nieuwe waarde:
12
15:43
L= -0.0126g L= 0.0368g Nieuwe waardes: l=
Nieuwe gegevens worden altijd toegevoegd aan het kalibratie Log-bestand.
6
TPS1100 - Instrument Kalibratie Instrument : TCRA1102plusSerial 619216
0.0001g
Voorbeeld van een Kalibratie Log-bestand (in dit voorbeeld compensator en verticale index fouten).
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
31
Testen en afstellen
Compensator (elektronische waterpas) Activeert de bepaling van de indexfout (zie dialoog, pagina 30)
verticale as
10
Daarna wordt de langs- en dwarsinclinatie (l, d) in het onderstaande menu weergegeven.
12 l
d
1100Z01
21
De bepaling van de indexfout voor de langs- en dwarsassen van de compensator (l, d) komt overeen met de bepaling van het midden van de bel in het doosniveau. Het instrument moet op omgevingstemperatuur zijn en tegen verwarmen aan één kant worden beschermd. De indexfouten voor de langs- en dwarsinclinatie worden voor aflevering af fabriek afgesteld en op nul gezet.
Testen en afstellen
HOOFD\ COMPENS. INDEXFOUT 1ste scheefstandmeting in een willekeurige kijkerstand L D
: :
MC
6
0°00'25" 0°00'04"
MEET STOP
Meting van de langs- en dwarsinclinatie (l, d) activeren.
32
Kan geen inclinatie worden gemeten, bijv. wanneer het instrument niet stabiel staat, dan verschijnt de foutmelding: 557 en de volgende toetsen verschijnen: Meting herhalen. Meting afbreken. Voor de tweede meting moet bij niet gemotoriseerde instrumenten de alhidade met 180° (200 gon), met een nauwkeurigheid van + 4° 30' (+ 5 gon) gedraaid worden. , Nadat de eerste meting met werd gestart, volgt de bepaling van l en d met de bijbehorende draaiing van het instrument bij gemotoriseerde instrumenten automatisch.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Compensator, vervolg
∆ Hz ∆V
: :
MC
POSITIONEREN TELESCOOP Hz. en V. positionering: Richting(en) op nul stellen 180°00'00" -----OK
De tweede inclinatiemeting activeren.
∆ Hz ∆V
: :
0°00'00" -----OK
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
MC
POSITIONEREN TELESCOOP Hz. en V. positionering: Richting(en) op nul stellen.
II
l Comp. d Comp.
: :
nieuw 0°03'02" -0°02'06"
De indexbepaling van de compensator afbreken. Na de tweede inclinatiemeting worden de beide nieuw bepaalde indexfouten voor de langs- en dwarsas van de compensator weergegeven.
AFBRK
33
JA
OPNW
6 10
nieuwe waarden accepteren?
De gebruiker wordt door een akoestisch signaal erop geattendeerd, dat "OK" aan de toets is toegewezen.
AFBRK
Verdraai het instrument 180° (200 gon) totdat DHz = 0° 00' 00" (0.0000 gon). Toont dan "OK".
HOOFD\ COMPENS. INDEXFOUT
MC
Liggen de verschillen van de horizontale en verticale richtingen binnen + 4° 30' (+ 5 gon) dan kan het scherm met worden verlaten.
Na de eerste scheefstandmeting wordt, voor niet-gemotoriseerde instrumenten, de volgende dialoog getoond:
NEE STOP
De nieuwe waarden worden opgeslagen. De volledige kalibreerprocedure herhalen. De oude waarden blijven behouden. Wanneer een waarde van 5' 24" (0,1 gon) voor de indexfout (l, d) werd overschreden, moet de meting herhaald worden, waarbij nogmaals moet worden gecontroleerd of het instrument horizontaal uitgericht en trillingsvrij is opgesteld. Bij meermaals overschrijden van de waarde moet de servicedienst van Leica geraadpleegd worden.
Testen en afstellen
12 21
6
i
1.
HOOFD\VER. COLLIMATIEFOUT Richt nauwkeurig op een punt op een afstand meer dan 100m
ca. 100m
10
Hz V
+/-9°
12
: :
MC
Verticale collimatiefout
343°18'54" 93°47'41"
MEET STOP
De verticale collimatiefout (i) is het verschil tussen de horizontale kruisdraad en het midden van de 2e as. De hoogte-indexfout wordt voor aflevering af fabriek bepaald en op "0.00" gezet. Alle gemeten verticale hoeken worden in principe met de hoogte-indexfout gecorrigeerd. Het instrument moet op omgevingstemperatuur zijn en tegen verwarmen aan één kant worden beschermd.
Testen en afstellen
Voor het bepalen van de hoogteindexfout een markant doel binnen een afstand van ca. 100m zo dicht mogelijk benaderen. Het doel moet zich binnen + 9° (+ 10 gon) ten opzichte van de horizontale lijn bevinden. De kalibreerprocedure activeren (zie dialoog, pagina 30). De twee-assige compensator wordt bij de bepaling van de V-indexfout automatisch uitgeschakeld. Dit wordt door het symbool
weergegeven.
34
Start de meting voor de verticale rand. Daarna verwijst het scherm naar een wissel waarbij de telescoop verdraaid wordt naar de andere kijkerstand. 2.
180° 180° 1100Z19
1100Z17
1100Z18
21
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Verticale collimatiefout, vervolg
POSITIONEREN TELESCOOP Hz. en V. positionering: Richting(en) op nul stellen. ∆ Hz ∆V
: :
MC
0°00'00" 0°00'00" OK
Hz V
: :
oud nieuw i V-co. : 0°00'03"-0°00'22"
163°18'54" 266°12'19"
MEET
JA
OPNW
STOP
Opnieuw nauwkeurig uitrichten op het doel.
10 NEE STOP
De nieuwe waarden worden opgeslagen. De bepaling van de Vindexfout herhalen.
AFBRK
Na de meting wordt de tot nu toe geldende en de nieuw bepaalde verticale collimatiefout weergegeven.
De oude waarden blijven behouden. Wanneer een waarde van 54' (1 gon) voor de indexfout ( i ) wordt overschreden, moet de meting worden herhaald. Bij meermaals overschrijden van de waarde moet de servicedienst van Leica geraadpleegd worden.
Klaar om te meten bevestigen en naar het meetmenu wisselen.
35
6
Nieuwe waarden accepteren?
De tweede meting activeren.
STOP
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
HOOFD\ Ver. Collimatiefout
MC
HOOFD\ Ver. Collimatiefout Richt nauwkeurig op hetzelfde punt in de andere kijkerstand
MC
Liggen de verschillen van de horizontale en verticale richtingen binnen + 27' (+ 0,5 gon), dan wisselt het scherm naar het scherm "klaar om te meten". De gebruiker wordt door een akoestisch signaal erop geattendeerd, dat "OK" aan de toets is toegewezen.
Testen en afstellen
12 21
10
12
21
De horizontale collimatiefout (c) is het verschil tussen de verticale kruisdraad en het midden van de 1e as. Deze wordt voor aflevering af fabriek bepaald en op "0.00" gezet. De horizontale richtingen worden alleen bij de instelling Hz-correcties "AAN" met de desbetreffende waarde aangepast (raadpleeg voor meer informatie de sectie "Uitschakelen van de electronische instrument/fout correctie").
Kie
De bepaling van de horizontale collimatiefout activeren (zie dialoog, pagina 30).
lijn ier z i V
c
Voor het bepalen van de horizontale collimatiefout dient een markant doel binnen een afstand van ca. 100 m zo dicht mogelijk te worden benaderd. Het doel moet zich binnen ±9° (±10 gon) ten opzichte van de horizontale lijn bevinden. De procedure is verder gelijk aan die voor de bepaling van de verticale collimatiefout.
De twee-assige compensator wordt bij de bepaling van de horizontale collimatiefout automatisch uitgeschakeld. p-a
Dit wordt door het symbool weergegeven.
s 1100z20
6
Testen en afstellen
36
HOOFD\ Hor. Collimatiefout Richt nauwkeurig op een punt op een afstand meer dan 100m Hz V
: :
MC
Horizontale collimatiefout
373°19'24" 90°51'15"
MEET STOP
Meting activeren. Daarna verwijst het scherm naar een wissel naar de andere positie van de telescoop. Liggen de verschillen van de horizontale en verticale richtingen binnen ±27’ (±0,5 gon), dan wisselt het scherm naar het scherm "klaar om te meten". De gebruiker wordt door een akoestisch signaal erop geattendeerd, dat "OK" aan de toets is toegewezen.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
: :
0°00'00" 0°00'00" OK
HOOFD\ Hor. Collimatiefout AFBRK
oud nieuw (c) Hor-co:-0°00'03"0°00'08"
HOOFD\ Hor. Collimatiefout
6 10 MC
Hz V
Zodra de nieuwe horizontale collimatiefout is bevestigd kan de kiep-as fout bepaald worden.
Na de meting wordt de tot nu toe geldende en de nieuw bepaalde richtlijnfout weergegeven. MC
POSITIONEREN TELESCOOP Hz. en V. positionering: Richting(en) op nul stellen
MC
Horizontale collimatiefout, vervolg
Doorgaan met de bepaling van de kiepasfout.
S
21
Nieuwe waarden accepteren? JA
Klaar om te meten bevestigen en naar het meetmenu wisselen.
Hz V
: :
MEET S
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
NEE STOP
De oude waarden blijven behouden. De nieuwe waarden worden opgeslagen.
193°19'24" 269°08'45"
Opnieuw nauwkeurig uitrichten op het doel. De tweede meting activeren.
OPNW
De bepaling van de horizontale collimatiefout herhalen. MC
HOOFD\ HOR-COLLIM. FOUT Richt nauwkeurig op hetzelfde punt in de andere kijkerstand
HELP
JA
NEE
Bevestiging, doorgaan met de bepaling van de kiepasfout. Beëindigen van de functie door terugkeer naar het kalibreermenu.
Wanneer een waarde van 5' 24" (0,1 gon) voor de horizontale collimatiefout (c) wordt overschreden, moet de meting worden herhaald. Bij meermaals overschrijden van de waarde moet het Technisch Service Centrum van Leica op de hoogte worden gesteld.
37
12
Testen en afstellen
10
12
21
Als de 1e as niet loodrecht staat op de 2e as, spreekt men van een kiepasfout a. De kiepasfout wordt voor aflevering af fabriek bepaald en op "0.00" gezet. De horizontale richtingen worden alleen bij de instelling Hz-correcties "AAN" met de waarde van de kiepasfout aangepast (raadpleeg voor meer informatie de sectie "Uitschakelen van de elektronische instrument-fout correctie").
Voor het bepalen van de kiepasfout dient een markant doel binnen een afstand van ca. 100 m zo dicht mogelijk te worden benaderd. Het doel moet een minimale V-hoek hebben van ±27° (±30 gon). De tweeassige compen-sator wordt bij de bepaling van de kiepasfout automatisch uitgeschakeld. Dit wordt door het symbool weergegeven.
Verticale as (1e as)
HOOFD\ Kiep-as fout Richt nauwk. op hoog/laag punt op minimaal 100m Hz V
: :
373°19'24" 90°51'15"
MEET STOP
De meting activeren. Daarna verwijst het scherm naar een wissel naar de andere positie van de telescoop. Liggen de verschillen van de horizontale en verticale richtingen binnen ±27' (±0,5 gon), dan wisselt het scherm naar het scherm "klaar om te meten". De gebruiker wordt door een akoestisch signaal erop geattendeerd, dat "OK" aan de toets is toegewezen.
Kie (2e p s - a as s )
k 1100Z21
6
MC
Kiepasfout
Testen en afstellen
38
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
∆ Hz ∆V
: :
0°00'00" 0°00'00" OK
Hz V AFBRK
: :
KIEP-AS FOUT
oud nieuw (a)Kiep-as:-0°00'03" 0°00'17"
193°19'24" 269°08'45"
JA
OPNW
S
Opnieuw nauwkeurig uitrichten op het doel. De tweede meting activeren. Na de meting wordt de tot nu toe geldende en de nieuw bepaalde kiepasfout a weergegeven.
NEE S
De nieuwe waarden worden opgeslagen. De bepaling van de kiepasfout herhalen. De oude waarden blijven behouden. Wanneer een waarde van 5' 24" (0,1 gon) voor de kiepasfout (a) wordt overschreden, moet de meting worden herhaald. Bij meermaals overschrijden van de waarde moet de servicedienst van Leica geraadpleegd worden.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
39
6 10
Nieuwe waarden accepteren?
MEET
STOP
Klaar om te meten bevestigen en naar het meetmenu wisselen.
hoofd\
MC
Hoofd\ KIEP-AS FOUT Richt nauwkeurig op hetzelfde punt in de andere kijkerstand
MC
POSITIONEREN TELESCOOP Hz. en V. positionering: Richting(en) op nul stellen.
MC
Kiepasfout, vervolg
Testen en afstellen
12 21
10
12
21
Uitschakelen van de electronische instrument-fout correctie
Door op de toets te drukken in de dialoog van pagina 30, is het mogelijk om de fouten voor de verticale en horizontale collimatie en de kiep-as (i/c/a) met één enkele procedure te bepalen.
Ook de mechanische instrumentfouten kunnen uitgeschakeld worden indien alleen de globale gegevens dienen te worden weergegeven en te worden opgeslagen. Voor het uitschakelen stelt u de compensator en de horizontale rand correctie in op UIT. De verticale hoeken, relaterend aan de verticale as, en de horizontale correcties worden niet verrekend.
De Verticale en Horizontale collimatiefout wordt aan de hand van een gemeenschappelijk doel bepaald, dat niet meer dan + 9° (+ 10 gon) buiten de horizontalen mag liggen. Voor de bepaling van de kiepasfout moet een ander doel worden gekozen met een hoogtehoek van tenminste + 27° (+ 30 gon).
HOOFD\COMPENSATOR Compensator AAN/UIT, Hz correcties AAN/UIT Compensator : Hz-corr. :
MC
6
Gecombineerde foutbepaling
AAN AAN
CONT STOP
Voor de afzonderlijke procedures wordt naar de eerder beschreven stappen verwezen.
Testen en afstellen
40
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
ATR nulpuntsfout
Hz-afwijking Midden v/h prisma
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
ATR COLLIMATIEFOUT
ATR Hor-coll. fou: ATR Ver-coll. fou:
actueel 0°00'05" 0°00'10"
Start de bepaling.
6
De twee-assige compensator wordt tijdens de bepaling van de ATR1nulpuntsfout automatisch uitgeschakeld, hetgeen met het symbool
wordt weergegeven.
Hoofd\ ATR COLLIMATIEFOUT richt nauwkeurig op een punt op een afstand meer dan 100m Hz V Bep.c/i
: : :
73°25'36" 88°45'14" NEIN
MEET STOP
Het prisma met behulp van de kruisdraad nauwkeurig richten. De meting starten.
1100Z30
C
41
10 12 21
MC
Start de bepalingsprocedure (zie scherm op pag. 30) De automatische richtinstelling ATR wordt automatisch ingeschakeld. Dit wordt met het symbool weergegeven. Het venster toont de huidige horizontale en verticale ATR collimatiefouten. Hoofd\
V-afwijking
Kruisdraad
Voor de bepaling van de ATRnulpuntsfout dient een prisma op ca. 100 m afstand nauwkeurig aangericht te worden. Het doel moet zich binnen + 9° (+ 10 gon) ten opzichte van het horizontale niveau bevinden. De procedure is analoog aan die voor de bepaling van de indexfout.
MC
(alleen voor TCA en TCRAinstrumenten) De ATR1-collimatiefout is de gecombineerde horizontale en verticale hoek afwijking van de vizierlijn t.o.v. de CCD-camera. De bepalingsprocedure kan als optie ook voor de bepaling van de verticale en horizontale collimatiefout dienen. De ATR1-nulpuntsfout wordt steeds aangebracht, onafhankelijk van het feit of de Hz-correcties in- of uitgeschakeld zijn. (raadpleeg voor meer informatie "Uitschakelen van de instrumentfout-correctie").
Testen en afstellen
ATR nulpuntsfout, vervolg
10
12
Schakelen tussen enkelvoudige en gecombineerde foutbepaling. JA
21 NEE
= gelijktijdige bepaling van de ATRnulpuntsfout, de verticale- en horizontale collimatiefout = alleen voor de bepaling van de ATRnulpuntsfout
Het wordt aangeraden om de ATR collimatifout, de Horizontale collimatiefout en de Vertikale collimatie-fout tegelijkertijd te bepalen.
Testen en afstellen
Na beëindiging van de eerste meting volgt automatisch een wissel naar de tweede kijkerstand. Hoofd\ ATR COLLIM. FOUTEN Richt nauwkeurig op hetzelfde punt in de andere kijkerstand Hz V
: :
MC
6
253°25'36" 271°14'46" MEET
Het prisma met behulp van de kruisdraad nauwkeurig richten. De meting activeren nadat het instrument in de andere positie is gezet.
42
Wanneer de verschillen tussen de horizontale en verticale richting meer dan + 27' (+ 0,5 gon) bedragen, wordt een foutmelding gegeven. De gebruiker wordt hier door een akoestisch signaal op geattendeerd en aan de toets wordt "OK" toegewezen. De meetprocedure kan daarna worden herhaald. Na een geslaagde tweede meting wordt de ATR nauwkeurigheid en, indien vooraf geselecteerd, ook de nauwkeurigheid van de verticale- en horizontale collimatiefout weergegeven.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
AFBRK
NEE
JA
HELP
De kalibreerprocedure wordt afgebroken. De oude waarden blijven behouden. Er zijn geen verdere herhalingsmetingen gewenst. De oude en nieuw bepaalde waarden van de ATR nulpuntsfout wordt als optie, samen met de horizontale collimatiefout (c) en de verticale collimatiefout ( i ) weergegeven.
Hoofd\ ATR COLLIM. FOUTEN oud nieuw ATR Hor-: 0°00'08" 0°00'05" ATR Ver-: 0°00'10" 0°00'09" (i) V in: 0°00'00" 0°00'10" (c) Hor-: 0°00'10" 0°00'02" Nieuwe waarden accepteren? OPNW
NEE
MC
Hoofd\ ATR NAUWKEURIGHEID Nr. v/d met: 2 s ATR Hor : 0°00'05" s ATR Ver : -0°00'08" s V-Index : ----s Hor-coll : ----Meer metingen uitvoeren?
MC
ATR nulpuntsfout, vervolg
II
JA
HELP
De bepaling van de ATR collimatiefout herhalen. De nieuwe waarden worden opgeslagen. De oude waarden blijven behouden.
Wanneer de waarde van 2' 42" (0,05 gon) voor de horizontale of verticale componenten van de nulpuntsfout overschreden wordt, dan moet de meting worden herhaald. De metingen moeten eveneens worden herhaald, wanneer de waarde voor de verticale collimatiefout ( i ) met 54' (1 gon) of de waarden voor de horizontale collimatiefout (c) met 5' 24" (0.1 gon) wordt overschreden. Wanneer deze waarden meermaals worden overschreden moet het Technische Service Centrum van Leica geraadpleegd worden.
Het kalibreren kan zo vaak worden herhaald tot de gewenste nauwkeurigheid is bereikt. Het resultaat is het gemiddelde van alle metingen. Wij adviseren u om tenminste 2 metingen uit te voeren. TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
43
Testen en afstellen
6 10 12 21
Mechanisch 6
Doosniveau (op het instrument)
Statief 1
Doosniveau op het stelschroevenblok
2
10
12
De verbinding van metaal en hout moet altijd stevig vastzitten. • zeskantschroeven (2) matig sterk vastdraaien. • scharnieren aan de statiefkop (1) aandraaien, net genoeg om de statiefbenen open te houden als het statief van de grond wordt getild.
De bel inspelen door gebruik te maken van het elektronisch niveau. Als de bel buiten de cirkel is, dan opnieuw afregelen door verstellen van de stelschroeven met de meegeleverde inbussleutel. Na het afregelen controleren of de schroeven niet los zitten.
1100Z24
1100z22
1100Z23
21
De bel van het niveau inspelen en daarna het instrument uit het stelschroevenblok nemen. Wanneer de bel niet binnen de instelzone ligt, dan kan men m.b.v. de justeerstift de twee voorste justeerschroeven corrigeren. Het draaien van de justeerschroeven: • naar links: de bel in het waterpas loopt naar de justeerschroef toe • naar rechts: de bel in het waterpas loopt van de justeerschroef weg. Na het afstellen mag geen van de justeerschroeven nog loszitten.
Testen en afstellen
44
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Optisch lood Testen met een schietlood
Testen door verzetten van het stelschroevenblok 2
1 120°
Justeren
6 10
3
12
120°
Instrument opstellen door gebruikt te maken van het schietlood. Vervolgens het schietlood verwijderen en het desbetreffende punt markeren. Controleer met het optisch lood of u exact boven het gemarkeerde punt staat. Haalbare nauwkeurigheid ca. 1 mm.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
1. Het instrument instellen met behulp van het elektronisch niveau en het punt op de grond markeren. De omtrekken van het stelschroevenblok op de statiefkop markeren met behulp van een potlood. 2. Verdraai het stelschroevenblok 120°, inpassen in de markering, horizontaal stellen en opnieuw het punt bepalen. 3. Procedure nogmaals herhalen voor de derde positie. Indien de drie punten niet samenvallen, stel de kruisdraad van het optisch lood dan in op het middelpunt van de driehoek, gevormd door de gemarkeerde punten.
45
1100Z27
1100Z25
1100Z26
21
Gebruik een kleine schroevedraaier om de twee justeerschroeven afwisselend te verdraaien, zodat de kruisdraad in het midden van het gemarkeerde punt op de grond ingesteld is. Controleer het optisch lood van het stelschroevenblok regelmatig, omdat elke afwijking van de vizierlijn t.o.v. de verticale as resulteert in een centreerfout.
Testen en afstellen
6
10
12
21
Het laserlood is ingebouwd in de eerste as van het instrument. Onder normale gebruikersomstandigheden is voor het laserlood geen correctie nodig. Als een correctie noodzakelijk is, als gevolg van externe invloeden, dan dient het instrument bij Leica Geosystems b.v. te Rijswijk gerepareerd te worden. Controleren door het instrument 360° te verdraaien: 1. Plaats het instrument op het statief, speel de bel in. 2. Schakel het laserlood aan en markeer het midden van de rode spot. 3. Verdraai het instrument langzaam 360°, houdt de beweging van de rode spot goed in de gaten. Controle van het laserlood dient op een glad, horizontaal en goed zichtbaar oppervlak uitgevoerd te worden (b.v. een vel papier).
Testen en afstellen
1100Z28
Laserlood 1
2 360° Laserspot Diam. 2.5 mm / 1.5 m
≤ 3 mm / 1.5 m Als de rode spot een duidelijke cirkelbeweging maakt of als het middelpunt meer als 3 mm verplaatst, dan is een correctie mogelijkerwijs noodzakelijk. Neem derhalve contact op met het Technisch Service Centrum van Leica Geosystems b.v. te Rijswijk.
46
De grootte van de laserspot kan, afhankelijk van helderheid (veel zon) en grondoppervlak, variëren. Op een afstand van 1.5 m is deze ongeveer 2.5mm. De maximale diameter van de cirkelbeweging, beschreven door het hart van de laserspot, mag niet groter zijn dan 3 mm op een afstand van 1.5m. TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Reflectorloze afstandmeter
De richting van de straal dient gecontroleerd te worden voordat een precisie afstandmeting gedaan wordt, omdat een extreme afwijking van de laserstraal t.o.v. de vizierlijn kan resulteren in onjuiste afstandmetingen.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Inspectie Een richtplaat wordt meegeleverd. Plaats deze tussen de 5 en de 20 meter van het instrument, met de grijze reflecterende zijde naar het instrument. Plaats de telescoop in kijkerstand 2. Schakel de rode laserstraal in door het activeren van de laserspotfunctie. Gebruik de kruisdraad van het instrument om deze uit te lijnen met het hart van de richtplaat, controleer vervolgens de positie van de rode laser spot op de richtplaat. De rode spot is normaal gesproken niet zichtbaar als er gekeken wordt door de telescoop, kijk daardoor vlak over of onder de telescoop naar de richtplaat . Indien de spot naast het kruis ligt, dient de richting van de straal afgeregeld te worden.
47
6
Gebruik de witte zijde van de richtplaat voor het uitvoeren van de inspectie, als de spot op de meest reflecterende zijde te fel (verblindend) is.
10 12 21
1100Z29
De zichtbare rode laserstraal, welke gebruikt wordt voor het meten zonder prisma, is coaxiaal gemonteerd met de vizierlijn van de telescoop en treedt uit via het objectief. Als het instrument juist gejusteerd is, zal de laserstraal samenvallen met de zichtbare vizierlijn. Externe invloeden, zoals een harde klap of extreme temperatuurverschillen, kunnen de rode laserstraal verschuiven t.o.v. de vizierlijn.
Testen en afstellen
Reflectorloze afstandmeter, vervolg
12
21
Zorg ervoor, dat tijdens de gehele justeerprocedure de telescoop op de richtplaat gericht blijft.
Verwijder de twee pluggen van de justeeropeningen aan de bovenzijde van de telescoopbehuizing. Plaats de schroevendraaier in de achterste justeeropening, om de hoogte van de straal te corrigeren, verdraai deze met de klok mee (spot op richtplaat verplaatst schuin omhoog) of tegen de klok in (spot op richtplaat verplaatst schuin omlaag). Plaats de schroevendraaier in de voorste justeer opening om de straal zijdelings te corrigeren, verdraai deze met de klok mee (spot op richtplaat verplaatst naar rechts) of tegen de klok in (spot op richtplaat verplaatst naar links).
Testen en afstellen
Plaats na iedere justering de pluggen weer in de telescoopbehuizing om vocht en vuil buiten te houden.
1100Z32
10
Afstellen van de richting van de straal
1100Z31
6
48
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Dataconfiguratie
Dit gedeelte beschrijft de systeemfuncties van de TPS1100 instrumenten. De weergave van de dialogen, de volgorde en de namen van de individuele functies zijn in overeenstemming met de standaard TPS1100 configuratie.
Databestand (Dbest) en meetbestand (Mbest) Er is onderscheid gemaakt tussen: • Invoergegevens, welke over het algemeen bekende coördinaten zijn, en • Uitvoergegevens, welke over het algemeen metingen, coördinaten, of waardes, verkregen van "nieuwe punten", zijn. Het is raadzaam om de in- en uitvoergegevens op te slaan in twee aparte bestanden, ze kunnen echter ook in hetzelfde bestand worden opgeslagen. Max. 60 bestanden kunnen beheerd worden. De namen zijn vrij te kiezen, maar de extentie dient te allen tijde GSI te zijn (bijv. "PROJ2563.GSI"). In de directory \LOG kunnen extra gegevens van de laadbare applicaties opgeslagen worden in een protocol- bestand.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
49
De gegevens kunnen in GSI-formaat opgeslagen worden via de seriële interface op de PC-kaart. Indien de gegevens worden opgeslagen via de seriële interface, worden er geen gegevens opgeslagen in een protocolbestand. Bekende coördinaten kunnen alleen ingelezen worden vanaf een PCkaart. De volgende dialoog (bijv. Starten Meting) kan gebruikt worden voor het maken, wijzigen en verwijderen van bestanden. Hoofd\Selectie Meetbestnd DEFAULT.GSI RS232
<
CONT NIEUW WYZIG |BEGINEINDE|
>
MC
Systeemfuncties
PC-Kaart RS232
WIS
αNUM STOP
Systeemfuncties
6 10 12 21 26
6
Kies het gewenste bestand.
10
Maken van een nieuw meetbestand (zie volg. dialoog).
12
21
26
Weergeven en wijzigen bestanden.
Nieuw bestand maken (NIEUW)
Codelijst
Mbest\Aanmaken nieuw best. Instrument : PC-Kaart REC Formaat : GSI Bestandsnm : 12345678
MC
Databestand (Dbest) en ..., vervolg
CONT STOP
Verwijderen van bestanden. Gaat naar het eerste bestand in de lijst.
Maakt een nieuw bestand met de opgegeven naam.
Gaat naar het laatste bestand in de lijst.
Systeemfuncties
50
Deze functie biedt de mogelijkheid om nieuwe codelijsten te maken. Bestaande codelijsten kunnen gewijzigd, verwijderd en gekopieerd worden. De codelijsten dienen te worden opgeslagen met de extentie *.CRF in de "CODE" directory op de PC-kaart, voordat het instrument deze zal herkennen. De toewijzing van de toetsen en de volgorde van de dialogen is gelijk aan die van de dialoog "Starten Meting", met uitzondering van de extra functie (COPIE). bij toets
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Een codelijst kopiëren (COPIE)
Databeheer
Alleen zogenaamde "vrije codelijsten" kunnen op het instrument gemaakt worden.
Deze functie maakt het mogelijk om een codelijst te kopiëren van de ene naar de andere PC-kaart.
De volgende drie algemene dialogen zijn ook van toepassing bij de beschrijving van de functies "OPEN", "TOON", "ZOEK" and "INVR".
Instrument
:
intern
CONT
Codelijst
:
12345678
Van Naar
: :
PC-Karte Intern
FNC\ DATA TOON & WIJZIG
CONT STOP
Selecteren en zoeken naar bestand / punt
STOP
Bestand
:FILE02.GSI
Zoeken naar Pnt/Codenr
: Punt/Code : 1
CONT
INVR
Maakt een nieuwe codelijst met de opgegeven naam.
Kopieert de codelijst.
TOON
Selecteer het bestand en kies de zoekcriteria en vul het volledige puntof codenummer in. Start het zoeken in het huidige bestand. Invoeren van de coördinaten. Weergeven van de gevonden gegevens.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
51
10 12 21 26
STOP
Weergave van de geselecteerde codelijst, de bronlocatie en de bestemmingslocatie.
6
MC
Naam nieuwe codelijst Naam : 12345678
Codel\ Kopieer Codelijst
MC
Codel\ Nieuwe codelijst
MC
Nieuwe codelijst maken (NIEUW)
Systeemfuncties
Databeheer, vervolg
10
12
21
Weergave gevonden gegevens \
FILE02.GSI
Puntnr X Y Z CONT NWE-Z
1/20 1 0.000 m 0.000 m 0.000 m
: : : : <--
-->
INV-C |<<-- -->>|
MC
6
Z <<< Z >>> WIS
STOP
26
Op volgorde weergeven van de punten naar het eind van het bestand. Herhaald het zoeken naar het puntnummer, naar het begin van het bestand, om te zoeken naar punten, die meerdere malen zijn opgeslagen met hetzelfde puntnummer of met "wildcards".
Op de eerste regel wordt, via een balk, een grafische weergave getoond van de positie van het punt in het bestand. Daarnaast is vermeld op welke regel het punt staat en het totaal aantal regels in het bestand.
Herhaald het zoeken naar het puntnummer, naar het eind van het bestand, om te zoeken naar punten, die meerdere malen zijn opgeslagen met hetzelfde puntnummer of met "wildcards".
Verplaatst de getoonde gegevens naar de overeenkomstige functie of applicatie.
Tussenvoegen van een codeblok (Code, Info 1…8) in de actieve file vóór de getoonde metingen.
Gaat naar het eerste blok van het bestand. Als het eerste blok al wordt weergegeven is deze toets niet aanwezig. Gaat naar het laatste blok van het bestand. Als het laatste blok al wordt weergegeven is deze toets niet aanwezig. Verwijdert de getoonde data.
Start het zoeken naar een nieuw punt. Dialoog "Data Toon & Wijzig" wordt geopend. Op volgorde weergeven van de punten naar het begin van het bestand.
Systeemfuncties
52
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Databeheer, vervolg
Importeren puntgegevens (IMPOR)
\
FILE01.GSI
Puntnr. Hz V Sch.Afst ppm/mm CONT NWE-Z
17/20 : 17 :286°12'36" :275°45'12" : 123.236m : +0051+000 <--
-->
|<<-- -->>|
MC
Gevonden GSI gegevens
Verwijderen van het getoonde gegevensblok van het bestand. Een waarschuwing wordt weergegeven voor de bevestiging van het verwijderen.
Met deze functie wordt in het huidige databestand gezocht naar de coördinaten van het ingevoerde punt. Na het starten van deze functie wordt de eerste dataset, die gevonden wordt, geaccepteerd. Deze dataset wordt echter niet weergegeven.
Z <<< Z >>> WIS
STOP
Indien er geen gegevens worden gevonden, wordt een waarschuwing weergegeven, dat geen punten gevonden zijn met dit puntnummer. Met "NWE-Z" wordt de dialoog "Bestand & Punt selectie" geopend. Er kan een nieuw bestand gekozen worden of een nieuw puntnummer worden ingevoerd.
De gegevens worden punt voor punt weergegeven in overeenstemming met het formaat, waarmee het is opgeslagen. De getoonde gegevens kunnen daardoor per punt verschillen. De toewijzing van de toetsen en de werking van het programma zijn gelijk aan die van de dialoog "Data Toon & Wijzig", met uitzondering van de volgende functie:
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Of: De ontbrekende gegevens kunnen met "INVR" worden ingevoerd.
53
Systeemfuncties
6 10 12 21 26
Weergeven en importeren van puntgegevens (TOON) 6
10
12
21
26
Met deze functie wordt in het huidige databestand gezocht naar de coördinaten van het ingevoerde punt. Na het starten van deze functie wordt de eerste dataset, die gevonden wordt, geaccepteerd. De gevonden dataset wordt te allen tijde weergegeven. Raadpleeg "Data Toon & Wijzig" als de puntgegevens zijn gevonden. Met "CONT" worden de getoonde gegevens geaccepteerd en wordt de functie beëindigd. Of:
Weergeven en wijzigen GSI gegevens (ZOEK)
Indien er geen gegevens worden gevonden, wordt een waarschuwing weergegeven met de melding dat er geen punten gevonden zijn met dit puntnummer. Met "NWE-Z" wordt de dialoog "Bestand & Punt selectie" geopend. Er kan een nieuw bestand gekozen worden of een nieuw puntnummer worden ingevoerd. Of: De ontbrekende gegevens kunnen met "INVR" worden ingevoerd.
Met "NWE-Z" wordt de dialoog "Bestand & Punt selectie" geopend. Er kan een nieuw bestand gekozen worden of een nieuw puntnummer worden ingevoerd.
Systeemfuncties
54
Met deze functie wordt in het huidige bestand gezocht naar gegevens die behoren bij het punt, dat gezocht wordt. De gebruiker heeft de mogelijkheid om de op de PC-kaart opgeslagen gegevens te bekijken en om datablokken te verwijderen. Individuele punten en punten, die meerdere malen voorkomen, kunnen gezocht, getoond en verwijderd worden. Het laatste punt in het bestand wordt automatisch weerge-geven. Indien het wijzigen van de gegevens is toegestaan kunnen punt-nummers, codes, info's, instrument- hoogte en prismahoogte gewijzigd worden. Gemeten waardes, zoals richting en afstand kunnen niet gewijzigd worden.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Weergeven GSI gegevens, vervolg
Plaatsbepalers (wildcards) bij het zoeken naar punten
Indien er geen punt of code wordt gevonden, wordt een waarschuwing getoond met de melding, dat het punt of de code niet gevonden zijn in het huidige meetbestand.
Het zoeken naar opgeslagen data kan gemakkelijker worden gemaakt als "wild cards" worden gebruikt i.p.v. het volledige puntnummer. In de TPS1100 wordt een decimale punt "." gebruikt i.p.v. de meer gebruikelijke ster "*", omdat het makkelijker is om in te voeren. Er is echter geen invoer die overeenkomt met "?".
Raadpleeg de dialoog "Data Toon & Wijzig", indien er geen punt of code is gevonden.
Voorbeeld voor het gebruik van "wild cards": Invoer
Opmerkingen
11.
11, 110, 1101, 11ABC5, 111111
Na 11 kan er elk karakter staan en in elke hoeveelheid.
.11
11, ABC11, 11111
Voor 11 kan er elk karakter staan en in elke hoeveelheid.
1.0
10, 100, 1ABCD0, 11111110
Tussen 1 en 0 kan er elk karakter staan en in elke hoeveelheid
.10.
10, 3410ABC, 111110, 1000000
Een 10 moet minimaal één keer aanwezig zijn.
.1.0.
10, 341ABC0, 1123Z0Y, 1001A000
Een 1moet minimal één keer voor een 0 staan en elke hoeveelheid karakters kunnen er tussen staan.
55
10 12 21
Resultaten
Als een nummer met een "wild card" is ingevoerd i.p.v. het volledige puntnummer, wordt altijd eerst Zoeken van coördinaten (Tonen) gestart en de eerst overeenkomende dataset wordt getoond. De opvolgende procedure is hetzelfde als was een volledig puntnummer ingevoerd. TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
6
Systeemfuncties
26
10
12
21
26
Converteren gegevens
Met deze functie is het mogelijk om puntcoördinaten in te voeren en op te slaan in het huidige databestand.
Met deze functie kunnen coördinaten geconverteerd worden (P, X, Y, (Z)).
\ OPGEVEN CO'S Bestand :papillon.gsi Invoer min. :PuntNr.+X+Y Puntnr. : 1 X : 0.000 m Y : 0.000 m Z : 0.000 m CONT
MC
6
Handmatige invoer van coördinaten (INVR)
REC STOP
Er worden drie verschillende formaten ondersteund: • GSI (Leica standaardformaat) = *.GSI • ASCII (normale ASCII tekst bestanden) = *.ASC • TDS (Tripod Data Systems) = *.CR5
Zodra deze functie wordt geactiveerd wordt de dialoog op de volgende bladzijde getoond. In deze dialoog kan het originele bestand gekozen worden met het juiste formaat, alsmede een naam ingevoerd voor het uitvoerbestand en het juiste formaat.
Verplaatst de gegevens naar de actieve functie. Instellen en opslaan van de gegevens in het databestand. De hoogte (Z) wordt alleen opgeslagen, als een waarde is ingevoerd.
Systeemfuncties
56
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Converteren gegevens, vervolg Uitvoerdirectory Selecteer de directory voor het uitvoerbestand. Uitvoerbestand Geef een naam voor het uitvoerbestand. STOP
Brondirectory Selecteer de directory waar het originele bestand staat. Bronbestand Selecteer het originele bestand.
Formaat Selecteer het bestandsformaat. Start de conversie. Activeert de configuratie.
Formaat Selecteer het bestandsformaat. Er is een keuze tussen de volgende formaten: GSI8, GSI16, ASCII, TDS opeenvolgend, TDS niet opeenvolgend.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
57
Configuratiedialoog
6
CONF\ Configuratie Bronbestand instellingen Zoek extensie : ASC Kopregels : 0
MC
Hoofd\ Selecteer Bestand Bron dir. : A:\DATA\ Bron best. : PAPILLON.CR5 Formaat : TDS sequent. Uitvoer dir : A:\GSI Uitvoerbest : PAPILLON.GSI Formaat : GSI 16 START CONF
MC
Converteerdialoog
Uitvoer bestandinstellingen Standaard extensie : GSI OK ASCII Decimalen
:
Als Systeem STOP
Instellingen voor het bronbestand Zoek extensie Bepaal de bestandsextentie welke gezocht dient te worden. Kopregels Bepaal het aantal regels, dat dient te worden overgeslagen aan het begin van het bronbestand (bereik van de waardes 0-999).
Systeemfuncties
10 12 21 26
Converteren gegevens, vervolg
10
12
21
26
Conversiedialoog, vervolg
ASCII configuratie dialoog
Instellingen uitvoerbestand Stndrd ext. Bepaal de extensie voor het uitvoerbestand. Decimalen Bepaal het aantal decimalen voor het uitvoerbestand als dit niet is vastgesteld door het formaat (b.v. GSI). Er is keuze tussen: "Als Systeem" en tot 6 decimalen.
Het ASCII bestandformaat kan worden gedefinieerd in de ASCII configuratiedialoog. Het gedefinieerde formaat geldt voor zowel ASCII bronbestanden als ASCII uitvoerbestanden.
Terug naar de conversiedialoog. Starten van de ASCII configuratiedialoog.
CONF\ ASCII Bestandformaat Separator : Spatie PtNr Pos : 1 X-co Pos : 2 Y-co Pos : 3 Z-co Pos : 4 Pt. Code Pos : 5 OK STNDR Attrib 1 Pos: Attrib 2 Pos:
PtNr, X-co, Y-co, … Positie De positie in het ASCII-formaat moet voor elk component worden gedefinieerd ("Geen" of 1, .., 10 kan worden ingesteld). Zet alle waarden terug naar de standaardinstellingen (als boven getoond).
MC
6
6 7 STOP
Separator Bepalen van het scheidingsteken tussen de gegevens gedurende datauitvoer. U kunt Spatie, Komma of Tab hiervoor instellen.
Systeemfuncties
58
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Converteren gegevens, vervolg
CONV\ DATA CONVERSIE Volbracht! Punten geconverteerd: 135 Regels niet geconv. : 12 NIEUW
Formatteren verwijderd alle gegevens van de geheugenkaart. OK
AFBRK
\FORMATTEER PC-KAART Kaart typ : SRAM Kaartnaam : TPS-1100 Totaal : 523776 Byte Vrij : 509952 Byte Status :Niet beveiligd Bat.kaart : Goed OK
STOP
MC
De afsluitdialoog geeft aan, dat de conversie klaar is. In deze dialoog kan de gebruiker zien, hoeveel punten geconverteerd zijn en hoeveel er niet geconverteerd zijn.
\ Formatteer PC-Kaart WAARSCHUWING: 1151
MC
Afluitdialoog
MC
Formatteren van een geheugenkaart (FORMT)
EXIT STOP
Punten geconverteerd Weergeven van het aantal punten, dat succesvol is geconverteerd. Regels niet geconverteerd Weergave van het aantal regels, dat niet is geconverteerd.
Wanneer de geheugenkaart geformatteerd wordt zal alle data onherstelbaar verloren gaan. Bevestigt het formatteren, de grootte van de kaart wordt vastgesteld en de kaart wordt op de juiste capaciteit geformatteerd.
Als de geheugenkaart is geformatteerd, wordt op het scherm het totale geheugen en het voor de gebruiker beschikbare geheugen getoond. Het verschil tussen de totale geheugencapaciteit en het beschikbare geheugen wordt voor het beheer van de indexen gebruikt.
Breekt de functie "Formatteren PC-Kaart" af.
Start een nieuwe conversie en opent de conversie- dialoog. Stopt de functie. TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
59
Systeemfuncties
6 10 12 21 26
Controleren van de PC-Kaart
10
12
CONT STOP
21
26
Weergeven van het type kaart (SRAM of ATA-Flash). Weergeven van de totale geheugencapaciteit en de beschikbare ruimte. Weergeven van de schrijfbeveiligings functie: NIET BEVEILIGD of BEVEILIGD.
Activeert de dialoog "REGISTREERFORMAAT". Er kunnen vijf registreerformaten gedefinieerd worden voor het opslaan van gegevens en één registreerformaat voor het instellen van standplaatsgegevens. Het puntnummer van de eerste regel kan niet worden verwijderd of veranderd. Voor de resterende 11 regels kunnen de registreergegevens uit een lijst geselecteerd worden, die soortgelijk is aan de lijst voor het instellen van het weergavescherm.
CONT 4e woord 5e woord 6e woord 7e woord 8e woord 9e woord 10e woord 11e woord 12e woord
STND : : : : : : : : :
Sch. Afst X Y Z ppm/mm (leeg) (leeg) (leeg) (leeg) STOP
Stelt het huidige registreerformaat weer terug op "Standaard", dit is het originele gedefinieerde registreerformaat.
Weergeven van de batterijstatus: GOED of LAAG (zodra LAAG getoond wordt, plaats dan direct een nieuwe batterij in de geheugenkaart).
Systeemfuncties
\ REC Registreerformaat Definiëren :Reg. Formaat 1 Formaat : Polair Reg. formaat : GSI16(16 kar) 1e woord : PntNr. (11) 2e woord : Hz (21) 3e woord : V (22)
MC
\CONTROLEER PC-KAART Kaart typ : SRAM Kaartnaam : TPS-1100 Totaal : 523776 Byte Vrij : 509952 Byte Status :Niet beveiligd Bat.kaart : Goed
MC
6
Het registreerscherm instellen (R-FRM)
De parameters in het registreerformaat kunnen, in tegenstelling tot het weergaveformaat, maar één keer ingesteld worden.
60
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Het weergavescherm instellen (W-FRM)
Het standaard registreerscherm komt niet met het standaard weergavescherm overeen. Het registreerscherm bevat bijv. geen reflectorhoogte. Mocht de hoogte op het kantoor moeten worden berekend, dan moet in het registreerscherm het woord "Prisma Hgt" worden toegevoegd.
Activeert de dialoog "WEERGAVESCHERM".
Iedere regel kan van alle beschikbare gegevens worden voorzien.
Er kunnen DRIE weergaveschermen gedefinieerd worden.
Stelt het huidige registreerformaat weer terug op "Standaard", dit is het originele gedefinieerde registreerformaat.
Op de 12 regels kunnen de weergave gegevens uit de betreffende lijsten worden geselecteerd.
CONT 5e woord 6e woord 7e woord 8e woord 9e woord 10e woord 11e woord 12e woord
STNDR : : : : : : : :
Horiz.Afst Hgt. Vers. X Y Z ppm/mm (leeg) (leeg) STOP
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
6 10 12 21 26
\ WEERGAVESCHERM Definieer : R-FRM 1 Naam frm. : Polair REC Format: GSI16 (16 kar) 2e woord : Hz 3e woord : V 4e woord : Sch. Afst
MC
Als informatie opgeslagen moet worden als een opmerking, moet dit in het registreerformaat gedefiniëerd worden. Als de opmerking ook in het weergaveformaat is gedefiniëerd, kunnen deze direct in de meetdialoog worden ingevoerd. In de optie "RiPnt" kunnen de Attributen eveneens worden ingevoerd in de gemeten datadialoog.
61
Systeemfuncties
GSI-parameters 6
Totaaloverzicht van de weergave- en registreerparameters (*) = alleen op het registreerscherm
10 WI-no.
Parameters
12
41
Code
21
--
Code Beschr.
Beschrijving van de huidige code
--
Codebeheer
Codelijst Beheer: bekijken, selecteren, aanmaken, toevoegen
--
Codelijst
--
Datum
26
Beschrijving Codeblokken, die worden gebruikt om extra informatie op te slaan voor verdere verwerking van de meetdata. De codeblokken worden separaat van de meetdata opgeslagen. Deze bevatten minstens een CODE-woord en eventueel tot 8 extra informatiewoorden (Info 1 tot 8)
Toon en selecteer codelijst Huidige datum
(*) 33
Delta Z
--
EDM prog.
Bekijk en selecteer EDM programma
--
Exc. haaks
Haakse excentriciteit van richtpunt
--
Exc. hoogte
Hoogte excentriciteit van richtpunt
Exc. lengte
Lengte excentriciteit van richtpunt.
---
Hoogteverschil tussen standplaatspunt en richtpunt met inachtneming van instrument- en reflectorhoogte
Excentriciteitmode Bekijken en selecteren excentriciteitmode, reset na REC of bewaren
--
GEM n max.
(*) 21
Hz
42 43 44 45 46 47 48 49
Info 1 Info 2 Info 3 Info 4 Info 5 Info 6 Info 7 Info 8
Systeemfuncties
Maximaal aantal afstandmetingen in de gemiddelde mode Horizontale richting Extra informatie voor de Code. Elk informatiewoord kan max. 8 of 16 alfanumerieke karakters bevatten.
62
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
GSI-parameters, vervolg WI-nr.
Parameters
(*) 88
Instr.Hgt.
--
Laatste Pntnr.
Laatste opgeslagen puntnummer
Instrumenthoogte Bekijk en selecteer meetproject
--
Meet proj.
(*) 52
n/s
--
Orien.Nr
Huidig oriënteringspunt
--
ppm atm.
Atmosferische ppm-waarde
--
ppm geom.
Geometrische ppm-waarde
(*) 59
ppm totaal
Totale ppm-correctie
(*) 51
ppm/mm
(*) 87
Prisma Hgt. Prismalijst
Toon de huidige prismanaam
--
Prismatype
Huidig prismatype, reflector of geen
--
Project Beheer Project
(*) 72 (*) 73 (*) 74 (*) 75 (*) 76 (*) 77 (*) 78 (*) 79
Remwoord 1 Remwoord 2 Remwoord 3 Remwoord 4 Remwoord 5 Remwoord 6 Remwoord 7 Remwoord 8
21 26
Reflectorhoogte
Prismanaam
PuntCode
12
Totale ppm-correctie en prismaconstante
--
--
10
Aantal keren gemeten afstand, gemiddeld, en de standaardafwijking in mm.
--
(*) 71
6
Beschrijving
Bekijk en selecteer een prisma
Project Beheer: bekijken, selecteren, aanmaken, toevoegen Toon en selecteer project Huidige puntcode De remwoorden (1-8) kunnen tevens worden gebruikt voor het opslaan van extra informatie. Elk remwoordenblok kan max. 8 of 16 alfanumerieke karakters bevatten. In tegenstelling tot de CODE-woorden, worden puntcodes en remwoorden opgeslagen in een meetdatablok, als de instelling tenminste dusdanig gedefinieerd is.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
63
Systeemfuncties
GSI-parameters, vervolg 6
10
12
21
26
WI-nr.
Parameters
Beschrijving
(*) 81
Richtpunt X
Richtpunt X-coördinaat (X)
(*) 82
Richtpunt Y
Richtpunt Y-coördinaat (Y)
(*) 83
Richtpunt Z
Richtpunthoogte (Z)
(*) (11)
RiPnt.nr.
Huidige richtpuntnummer
(*) (11)
RiPnt.nr.
Huidig individueel puntnummer
(*) 11
RiPnt.nr.
Puntnummer (ofwel het huidige puntnummer of het individuele puntnummer)
(*) 31
Sch. Afst.
Schuine afstand (reeds gecorrigeerd met gebruikmaking van ppm en de prismaconstanten).
--
Stndpl. nr.
Standplaatsnummer
--
Tijd
(*) 58
Toegev.con
--
Toon V
(*) 22
V
--
Verhogen
--
Vorige Code
--
Vorige Pntcode
--
Huidige systeemtijd Prisma constante Bekijk en selecteer de verticale hoek Verticale hoek Verhogen van het huidige puntnummer Laatste opgeslagen codenummer Laatste opgeslagen puntcode
Weergavenformaat Huidige formaat
(*) 84
X-coörd.
X-coördinaat standplaats
(*) 85
Y-coörd.
Y-coördinaat standplaats
(*) 86
Z-coörd.
Z-coördinaat standplaats
Systeemfuncties
64
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
GSI-parameters, vervolg Omdat weergave- en registreerformaat onafhankelijk van elkaar gedefinieerd kunnen worden, moet erop worden gelet, dat het registreerscherm alle parameters bevat, die voor de evaluatie nodig zijn.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Indien de coördinaten "X" en vervolgens "Ÿ" zijn gedefinieerd in het weergaveformaat en de coördinaatweergave staat ingesteld op "X/Y", dan zullen de coördinaten getoond worden in de meetmode. Er zijn echter vier instellingen mogelijk, in de combinatie van het weergaveformaat en de meetmode, waarmee rekening dient te worden gehouden:
6 10 12 21 26
W-FRM
Coördinaat volgorde
Weergave in meetmode
Veranderd
X/Y
X/Y als in W-Frm
X/Y
nee
X/Y
X/Y volgorde
Y/ X
ja
Y/ X
X/Y als in W-Frm
Y/ X
nee
Y/ X
X/Y volgorde
X/Y
ja
65
Systeemfuncties
Meetfuncties
12
21
26
Deze functie brengt in één dialoog alle relevante invoermogelijkheden samen, die nodig zijn om het instrument snel op te stellen en te oriënteren. Activeer de functie "Snel opstellen (Qset). \1-PNT. ORIENTERING Standpl.Nr : 1 Orien.Nr : A Inst.Hgt. : 1.500 m Pris.Hgt. : 1.000 m ∆ Hor. Afst : ----- m Meten naar OrienteringsPnt. DIST
CONT
INVR
ALL
REC I<>II TOON
STOP
Voer de nummers voor de standplaats en het richtpunt in. De ingevoerde puntnummers worden gelijk gezocht in het databestand. Als de zoekactie succesvol is, zullen de coördinaten worden toegewezen aan de standplaats en het richtpunt zonder te worden getoond.
Systeemfuncties
Als de instrument- en de prismahoogte zijn ingevoerd, richt dan op het richtpunt en meet de afstand en/ of de richting. Meet de afstand. Het verschil tussen de berekende afstand en de gemeten afstand tot het oriëntatiepunt wordt getoond. Bepalen van de richting, de waardes worden niet opgeslagen. De gradenrand is georiënteerd. Geef via het toetsenbord de coördinaten van de standplaats of het richtpunt in. Zie Hoofdstuk "Gegevensbeheer". Meet de afstand en bepaal de richting. Het meetblok wordt opgeslagen. De gradenrand is georiënteerd. Het verschil tussen de berekende afstand en de gemeten afstand tot het oriëntatiepunt wordt getoond.
66
Bepaal de richting en sla deze op, inclusief de voorafgaand gemeten afstand, indien van toepassing. De gradenrand is georiënteerd. Start een zoekactie binnen het gegevensbestand. Zie Hoofdstuk "Gegevensbeheer". HOOFD\ Snel opstellen Standplaats Nr.: 1 Instr. Hgte : 1.600 Stnd X-coörd :726530.424 m Stnd Y-coörd :256431.871 m Stnd Z-coörd : 459.173 m Instellen met REC of CONT STOP CONT REC
MC
10
Oriëntering naar 1-punt
MC
6
STOP
Standplaatsgegevens worden ingesteld. Standplaatsgegevens worden ingesteld en opgeslagen in het meetbestand.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Instellen en invoeren van de Hz-richting (Hz0)
Richt nauwkeurig op het oriënteringspunt. De richting moet altijd in kijkerstand I worden ingesteld. Zet Hz -richting naar 0° 00' 00" (0.0000 gon) of voer een bekende richting in.
De volgende dialoog wordt weergegeven bij de "eerste" afstandmeting:
Meet.Prog. : Normaal Pris.naam : Leica 360°Prisma Add.const. : ppm totaal : ->REF VOLG
23.1 mm 0.0 TEST
STOP M-PRG STOP
Loslaten van de rand.
Hz-Richting instellen Hz
Deze functie wordt ook in andere dialogen geactiveerd om de Hz-richting in te stellen.
:123°17'56"
INST.
Hz=0
VAST STOP
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Het scherm toont het huidige meetprogramma, het huidige prisma, de huidige Additive constante (prisma constante) en de totale ppm waarde. Schakelt tussen infrarood (met prisma) en (no reflector, RL).
Zet Hz naar 0° 00' 00" (0.0000 gon).
67
6 10
AFSTANDMETING
Huidige waarde vasthouden (klemmen van de rand). Richt nauwkeurig op het oriënteringspunt.
MC
\HZ-RICHTING INST.
In plaats van het invoeren van een waarde, kan deze ook ingesteld worden door het verdraaien van het instrument.
MC
Activeer de functie "Instellen horizontale rand".
Afstandmeting
Systeemfuncties
12 21 26
6
10
12
21
26
Activeert de volgmode indien het meetprogramma "Normaal" is geselecteerd, of de snelvolgmode indien het meetprogramma "Snel meten" is geselecteerd. Start de EDM test (signaal en frequentie) Stopt het huidige programma. Start de functie "Selectie meetprogramma".
Selectie van het meetprogramma en prismatype SELECTIE MEETPROGRAMMA Instellen EDM voor DIST/ALL Refl.Type : IR=Reflector EDM prog : Standaard IR Refl.Naam : Leica rondprisma Constante : 0.0 mm CONT
REFL STOP
Infrarood: Normaal. Normale afstandmeting. Nauwkeurigheid 2mm+2ppm. Meettijd 1.0 seconden. Snel meten. Snelle afstandmeting. Nauwkeurigheid 5mm+2ppm. Meettijd 0.5 seconden.
Systeemfuncties
MC
Afstandmeting, vervolg
Gemiddelde. Herhaal de meting in de normale meetmode met weergave van het aantal afstandmetingen (2≤n≤999), het huidige gemiddelde en de standaard afwijking van de gemiddelde afstand. Zeer korte afstanden kunnen reflectorloos worden gemeten in Infrarood-mode (b.v. naar goed reflecterende doelen, zoals verkeersborden). In dat geval wordt de afstand gecorrigeerd met de constante, zoals gedefinieerd voor de actieve reflector.
Normaal volgen. Continu meten. Nauwkeurigheid 5mm+2ppm. Meettijd 0.3 seconden.
Reflectorloos en lange afstand: (zichtbare rode laser) Normaal. Normale afstandmeting. Nauwkeurigheid 3mm+2ppm.
Snel volgen. Continu meten. Nauwkeurigheid 10mm+2ppm. Meettijd <0.15 seconden.
Gemiddelde. Herhaal de meting in de normale meetmode.
68
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Selectie van het meetprogramma en prismatype, vervolg
Schakelen tussen IR / RL
WAARSCHUWING: (alleen voor XRinstrumenten) Reflectorloos: De zichtbare laserstraal mag alleen worden gebruikt in een gecontroleerd gebied (zie Hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften") en moet een reflecterend materiaal raken aan het eind van de voorgenomen richting. Lange Afstand naar prisma's: Deze modus mag alleen gebruikt worden voor afstanden van meer dan 1000m gemeten vanaf de kijker. Er mogen zich geen personen bevinden binnen het straalbereik tot 1000m (=gecontroleerd gebied; zie Hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften").
[ >REF ]
Selecteren van het prismatype Deze regel is alleen aanwezig bij instrumenten, die reflectorloos kunnen meten. Er is een keuze tussen "Reflectorloos" en "Prisma". Een verkeerde keuze leidt tot slechte metingen.
[ >RL ]
Start een infrarood afstandmeting (met prisma). De laatst gebruikte ATR/LOCK instellingen worden gelijktijdig geactiveerd. Start een reflectorloze afstandmeting.
10 12 21 26
Prisma Het huidige prisma wordt weergegeven en op de volgende regel staat de bijbehorende additive constante. De additive constante is de waarde waarmee de afstand wordt gecorrigeerd. Deze waarde wordt in mm ingevoerd Start de functie "Prisma selectie". Een verkeerde prismaselectie leidt tot slechte metingen.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
6
69
Systeemfuncties
10
Schakelen tussen Snelle Meting / Snel Volgen
Selecteren / definiëren prisma's
[ >STD ]
Start een standaard afstandmeting.
[>STRK]
Start een snelle Volgmeting.
Activeer de functie "Prisma selectie".
[ >TRK ]
Start een Volgmeting.
[>SNEL]
Start een snelle afstandmeting.
12
21
PRISMA SELECTIE
MC
6
Schakelen tussen Standaard / Volgen
Selecteer prisma type Prisma : Leica Rondprisma Add.Const. : 0.0mm Def 1,2,3 voor nieuw prisma CONT
26
DEF 1 DEF 2 DEF 3 STOP
Kies het gewenste prisma. De bijbehorende additive constante wordt tegelijkertijd automatisch ingesteld. Een verkeerde prismaselectie leidt tot slechte metingen. Met bovenstaande toetsen kunnen prisma's gedefinieerd worden van andere fabrikanten.
Systeemfuncties
70
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Definieer prisma type Pris.Type1 :Niet gedefinieer Pris.naam1 Add.Const1
: :
--------- mm
CONT STOP
Correcties voor de afstand (ppm)
Toont de signaalsterkte of de meetfrequentie.
Correcties voor de afstand worden onderscheiden tussen atmosferische (ppm) en geometrische (ppm), samen opgeteld geeft dat het totaal van de correctie op de afstand.
\AFST. TEST SIGN.&FREQ Signaalsterkte 0% Geluid
:
75% UIT ▼ FREQ
100%
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Schakelt tussen signaalsterkte en meetfrequentie. De meetfrequentie wordt analoog ten opzichte van het hier boven getoonde scherm weergegeven. Einde en terugkeer naar vorige dialoog.
De atmosferische correctie voor de afstand wordt afgeleid van de drogebol-temperatuur en luchtdruk of hoogte boven zeeniveau en relatieve vochtigheid of natte-bol-temperatuur. \PPM Atmosferisch Temperatuur : Luchtdruk :1013.3 Rel.LVH : ppm atmosferisch:0.0 ppm geometrisch : ppm totaal : CONT
De signaalsterkte wordt begeleid door een akoestisch geluid (piep). Hoe sterker het signaal, hoe zwarter de balk zal worden naar 100%. Ook met een zwak signaal kunnen afstanden worden gemeten.
71
10 12 21
STOP STOP
De gebruiker kan voor 3 prisma’s een eigen naam invoeren en zelf de prismaconstante definiëren (toegevoegde constante) alsmede het type prisma aangeven (prisma of retro tape). De prismaconstante wordt altijd opgegeven in millimeters [mm]. Prismaconstanten voor andere prisma’s dan van Leica moeten op een kalibreertraject met bijbehorende methode worden bepaald. Voor de keuze van het prisma type kan niet "GEEN" worden gebruikt.
6
Atmosferische correctie
12.0 °C mBar 60.0 %
MC
MC
Def. nieuw prisma 1
Test afstandmeter (TEST)
MC
Selecteren / definiëren prisma's, vervolg
0.0 0.0
GEOM REFRA L<>Z %<>TN ATM=0 STOP
Kiest de parameters en instellingen voor de geometrische correctie.
Systeemfuncties
26
Correcties voor de afstand (ppm), vervolg
10
12
21
26
Kiest de parameters en instellingen voor de refractiecorrectie. Wisselt tussen luchtdruk of hoogte boven zeeniveau. Wisselt tussen relatieve luchtvochtigheid of natte-boltemperatuur. Zet de atmosferische ppm op "0.00". (Individuele parameters worden ingesteld op de standaard atmosferische waarden, welke overeenkomen met de atmosferische correctie ATM=0).
Geometrische correctie De geometrische afstandcorrectie wordt afgeleid van de kaartprojectie, de hoogte boven zeeniveau en een individuele correctie. Voor de berekening van de geometrische ppm wordt gebruik gemaakt van de formule voor de Transversale Mercator Projectie. De individuele factoren zijn: de schaalfactor t.o.v. de projectielijn (centrale meridiaan, Gauss-Krüger = 1.0, UTM = 0.9996, etc.); de excentriciteit t.o.v. de projectielijn; de hoogte boven het referentievlak (normaal is dit de hoogte boven zeeniveau); en een extra individuele ppm correctie. Voor het bepalen van het hoogteverschil wordt een afstand gebruikt zonder projectievervorming. De individueel ingestelde schaalcorrectie wordt te allen tijde toegepast op de afstand.
Systeemfuncties
72
De individuele schaalcorrectie kan gebruikt worden voor het invoeren van een totale geometrische correctie. \ GEOMETRISCHE CORR. Schlfactor : 1.0000000 N.V.T. : 51000 m Hgt b.Zeen. : 350 m Indiv. ppm : 0.0 ppm geometrisch:
-22.9
CONT ppm Hgt b Zeen.: ppm kaartprojectie:
MC
6
GEO=0 0.0 0.0 STOP
Zet de geometrische ppm op "0.00". De schaalfactor wordt op "1.0000000" gezet en de andere parameters worden eveneens op "0.00" gezet.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Gereduceerde invoer van ppm waarden
Refractiecorrectie
Voor de standaardapplicaties wordt de afstand alleen gecorrigeerd op basis van atmosferische invloeden. De geometrische correcties en de projectievervorming zijn ingesteld op "0.00". Hoogte's worden gereduceerd met de standaard refractiecoëfficient
Met de refractiecorrectie wordt rekening gehouden bij de berekening van het hoogteverschil.
CONT
Activeer de functie "PPM" via de functie "FNC" "PPM atmosferisch".
AAN 0.13
STNDR STOP
Instellen van refractiecoëfficiënt naar standaardwaarden.
\ PPM CORRECTIE opgeven correcties Luchtdruk Temperatuur
: :
ppm totaal
:
1013.3 mbar 12.0 °C
ALL
DIST
Hgt.Vers. X Y Z
REC : : : :
10
m
12
Hz=0 >DISP -----------------
m m m m
INVR WIS B I<>II INDIV STOP
De informatie, zoals hierboven getoond, is een presentatie van een standaard weergavescherm.
-0.0 STOP
73
6
m
CONT
Invoer van luchtdruk en temperatuur of Invoer van de ppm waarde. De waarde van luchtdruk en temperatuur worden gewist.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
MEET\ METEN & OPSLAAN PuntNr. : 1 Attribuut 1 : ----Pris.Hgt : 1.500 Hz :286°55'50" V : 91°16'20" Horiz.Afst. : -----
MC
Correctie : Refr.coeff. (k):
MC
\ REFRAKTIE CORR. Refr.coeff. instellen
Meten & opslaan (REC) MC
Correcties voor de afstand (ppm), vervolg
Meetblok wordt opgeslagen. Het geregistreerde meetblok komt overeen met het actieve registreerscherm. De laatst gemeten afstand wordt ook opgeslagen.
Systeemfuncties
21 26
Meten van afstanden en hoeken, afzonderlijk (DIST + REC)
12
21
26
1000QS36
10
Deze procedure biedt de mogelijkheid om de kijker op een ander punt te richten, na het meten van de afstand. Op deze manier kunnen twee punten gebruikt worden voor het meten van hoek en afstand. Dit maakt het mogelijk om moeilijk te bereiken punten te meten bijv. de hoek van een huis, hekken die omgeven zijn door heggen enz.
MEET AFSTAND
Voor berekeningen, die afhankelijk zijn van de afstand, worden de Vhoek (na voltooiing van de afstandmeting) en de huidige Hz-richting gebruikt. Hieruit volgt, dat berekende hoogte's en hoogteverschillen worden behouden en dat de X- en Ycoördinaten, gerelateerd naar de nieuwe Hz-richting, worden herberekend met gebruikmaking van de laatst gemeten afstand. De V-hoek, die weergegeven wordt, komt overeen met de stand van de kijker na voltooiing van de afstandmeting. De V-hoek verandert niet totdat de meting is opgeslagen, het laatst opgeslagen puntnummer is opgevraagd, een nieuwe afstand is gemeten of op is gedrukt.
Wanneer afstanden, hoogte's of hoogteverschillen worden weergegeven als lege velden (b.v.----- ), dan wordt de V-hoek continu weergegeven en veranderd. Als na het meten van een afstand, de richtpuntgegevens worden veranderd welke van invloed zijn op de gemeten afstand, hoogte of hoogteverschil (zoals: ppm, prismaconstante, prismahoogte, refractie-coëfficiënt) dan wordt de afhankelijke informatie eveneens opnieuw berekend.
1000QS37
6
OPSLAAN DATA
Systeemfuncties
74
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Meten van afstanden en hoeken, gelijktijdig
Opslaan standplaatsgegevens (REC)
Kijkerstand veranderen (I<>II)
Het bepalen van de Hz-waarde wordt uitgevoerd direct na de afstandmeting, waarna onmiddellijk alle data wordt opgeslagen.
De standplaatsgegevens (puntnummer, X-coörd., Y-coörd., Zcoörd., standplaatshoogte, reflectorhoogte en instrumenthoogte) worden op het actieve opslagmedia opgeslagen in het meetbestand. De coördinaten worden ingesteld als standplaatscoördinaten.
Positioneren in de andere kijkerstand. Weergave van DHz en DV. Indien het instrument dusdanig gedraaid is, dat deze waardes weer op "0.000" staan, wordt het richtpunt wederom zichtbaar in de kijker. Dit hulpmiddel is een voordeel onder slechte omstandigheden, b.v. slecht zicht.
Het instrument mag alleen verplaatst worden als de dataopslag is voltooid. Nadat de afstand gemeten is, wordt de informatie automatisch opgeslagen. De afstand en alle gegevens, die hiervan afhankelijk zijn, worden weergegeven met de aanduiding "-----". Dit duidt aan, dat de opslag van de gegevens afgerond is.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Indien het een gemotoriseerd instrument betreft, zal het instrument automatisch naar de andere kijkerstand gaan.
75
Systeemfuncties
6 10 12 21 26
6
10
Laatste puntnummer (L.Pt.)
Verwijderen meetregel (Wis B)
Afstand handmatig invoeren
Voer het laatste puntnummer in en gebruik het als het huidige puntnummer.
Deze functie verwijdert de laatste laatste regel uit het huidige meetbestand. Zodra deze functie wordt geactiveerd verschijnt een dialoog, waarin gevraagd wordt om de bevestiging voor het verwijderen van een punt of een code.
Hiermee kunt u b.v. een afstand invoeren, die met een meetband is gemeten. Direct na bevestiging van de invoer wordt de horizontale afstand, gecorrigeerd met de geometrische ppm, weergegeven. Na het invoeren van de afstand wordt de V-hoek ingesteld op "horizontaal" 90° (100 gon) of 270° (300 gon). De coördinaten worden berekend met gebruikmaking van de gecorrigeerde afstand, de Hz-richting en de V-hoek. Hoogtes worden altijd gecorrigeerd voor aardkromming en worden eveneens gecorrigeerd voor refractie, afhankelijk van de instellingen van de parameters.
12
21
26
De prismahoogte wordt tijdelijk ingesteld op dezelfde waarde als die van de instrumenthoogte, waardoor er altijd een hoogteverschil is van "0.000". De schuine afstand is gelijk aan de horizontale afstand.
Systeemfuncties
76
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Richten op het laatste punt (LTSTE)
Verticale hoek mode
(Alleen van toepassing bij gemotoriseerde instrumenten).
[>VRIJ]
De kijker wordt automatisch gericht op het laatste punt, dat is opgeslagen. De functie is alleen beschikbaar als er een punt is opgeslagen, nadat het instrument is ingeschakeld.
Deze functie start de verticale hoek mode "Doorlopend" voor de volgende metingen. In deze mode wordt de verticale hoek doorlopend bijgewerkt met de kijkerbeweging.
Na een afstandmeting worden de verticale hoek, schuine afstand, hoogteverschil en het Z-coördinaat getoond als lopende waarden. Schuine afstand, hoogteverschil en het Z-coördinaat van het richtpunt worden berekend uit de beginwaarde van de horizontale afstand en de huidige getoonde verticale hoek. De REC-functie slaat de getoonde waarde op in de meetfile.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
77
[>VAST]
Deze functie start de verticale hoek mode "Vast na DIST" voor de volgende metingen. In deze mode wordt de verticale hoek vastgezet na een afstandmeting, terwijl de horizontale hoek doorloopt.
6 10 12 21 26
Functie [VRUN] Deze functie verwijdert de laatste afstand en geeft hierdoor de geblokkeerde V-hoek weer vrij. (Alleen beschikbaar in speciale configuratie)
Systeemfuncties
Richtpunt excentriciteit
26
De waarden voor de excentriciteitpunten worden na opslag behouden met de functie "Permanent" in de Excentriciteitmode. De waarden worden weer op 0 gezet met "Reset na REC".
Systeemfuncties
+ gt len
-
c.
gt
Ex
Exc. haaks + Exc. hoogt +: Exc. pnt. ligt hoger dan de meetwaarde.
78
1100QS07
21
len
12
Deze functie is voor het schakelen tussen de weergaveformaten. Indien er geen weergaveformaat is gedefinieerd, of er is er maar één, zal deze functie niet verschijnen.
Exc. Pnt. Exc. haaks -
c.
10
Met de excentriciteitfunctie kunnen punten worden bepaald, b.v. als het prisma niet direct op een punt kan worden opgesteld. Dwarsrichting, lengterichting en/of schuine afstand kunnen worden gedefinieerd vanaf de prismapositie naar de standplaats. Alle getoonde en opgeslagen metingen worden berekend in verhouding tot het excentriciteitpunt.
Ex
6
Schakelen tussen weergaveformaten (>DISP)
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Codering
Met deze functie schakelt u tussen de individuele [INDIV] en doorlopende [RUN] puntnummers.
Code informatie Codeblokken worden gebruikt om extra informatie naast de meetdata in te voeren, bijv. objectcodes, projectgegevens etc. Deze informatie wordt in aparte blokken opgeslagen en bestaat minstens uit een codenummer en de resterende 8 blokken (Info 1 t/m Info 8). Elk te wijzigen blok bestaat uit 8 (of 16) karakters. Informatiewoorden die "-----" bevatten, worden niet opgeslagen. In het algemeen wordt de codefunctie opgeroepen, wanneer een meting of andere data set in het meetbestand kan worden opgeslagen. De codefunctie en de meetdialoog zijn in de meeste applicatieprogramma's beschikbaar.
6
Start de standaardcodering (Code, Info 1 tot 8) indien er geen codelijst aanwezig is. \ Code Info Info Info Info Info
CODERING (STANDAARD) : ----1 : ----2 : ----3 : ----4 : ----5 : -----
REC Info 6 Info 7 Info 8
10 MC
Individueel puntnummer (INDIV / RUN)
21 26
VORIG : : :
------------STOP
Wanneer een nieuwe codering is ingevoerd of na het gebruik van de toets, wordt de "REC" -toets toegewezen aan de toets. Alleen de regels (blokken), die informatie bevatten, worden opgeslagen.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
79
12
Systeemfuncties
Codering, vervolg
10
12
21
26
Standaardcoderingen (code, info 1... 8) worden in aparte blokken in het GSI-formaat achter de laatst opgeslagen meting geregistreerd. Deze zijn geen onderdeel van de meetdata. Opvragen van de laatste opgeslagen code met de bijbehorende WI's.
Puntcodering (zonder codelijst)
Standaardcodering met codelijst
In de TPS1000 instrumenten worden de "Remwoorden" gebruikt voor het opslaan van extra informatie bij de meetgegevens. Bij de TPS1100 echter zijn deze "Remwoorden" vervangen door een "Puntcodering" en "Attributen 1-8".
Deze functie wordt actief indien een standaardcodelijst is geselecteerd.
WI's voor opslag:
WI's voor opslag:
Code: Info 1 - 8:
PuntCode: Attrib. 1-8:
De vaste toets wordt gebruikt voor het activeren van de codelijst. MEET\ Code 101 102 103 104 REC
TEST.CRF 〈〉
MC
6
Boom Bos Gebouw Waterleiding NIEUW VORIG INFO
αNUM STOP
WI 41 WI 42 - 49
WI 71 WI 72-79 Opslaan van het codeblok. Maken van een nieuwe code. Oproepen van de laatst opgeslagen code. Invullen van de infovelden. Schakelt tussen numerieke en alfanumerieke invoer voor het snel zoeken van codes.
Systeemfuncties
80
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Codering, vervolg
Snelcodering (QCod+ / QCod-)
Puntcodering met codelijst Deze functie wordt actief, indien een puntcodelijst is geselecteerd. In de meetdialoog wordt de codelijst weergegeven op de regel "PuntCode". De lijst wordt geopend door een directe invoer of m.b.v. de toets.
Meten & Opslaan Test.CRF < >
Schakelt tussen numerieke en alfanumerieke invoer voor het snel zoeken van codes.
MC
MEET\ MEET\ Code 101 102 103 104
Invullen van de attribuutvelden.
De snelcodering kan aan- en uitgeschakeld worden met "QCod+ / QCod-". Wanneer de snelcodering actief is verschijnt in het onderste statusveld van de meetdialoog het symbool "C". Zodra de snelcodering is uitgeschakeld, zal dit symbool verdwijnen.
Boom Bos Gebouw Waterleiding
CONT NIEUW VORIG ATRIB
Met deze functie kunnen meet- en coderegels, voor een gedefinieerde code, opgeslagen worden d.m.v. het drukken op een toets (Quickcodering). Er kunnen 100 codes gedefinieerd worden in de codelijst, welke hierna aangeroepen kunnen worden door het invoeren van de toegewezen numerieke waarde (default 10 codes).
αNUM STOP
Bevestigt de selectie. Nieuwe puntcode maken. Oproepen laatste puntcode.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
81
Systeemfuncties
6 10 12 21 26
Controleer Oriëntatie
10
12
21
26
In de "Controleer Oriëntatie" dialoog kunt u de oriëntatie naar een bekend richtpunt controleren en, indien gewenst, de oriëntatie opnieuw instellen. Starten van de functie "Controleer Oriëntatie". ...\Controleer Orientatie Standpl.Nr : 1 Orien.Nr : BS Pris.Hgt : 1.650 m Argument : 100.2222 g Hz : 95.6650 g ∆ Hz : -0.0059 g CONT
MC
6
DIST POSIT INST. TOON VORIG
Horiz.Afst ∆ HorizAfst Z ∆Z
: : : :
----------------QUIT
Systeemfuncties
Voer het puntnummer van het wordt bekende richtpunt in. Met het betreffende punt onmiddellijk gezocht in het databestand en zodra deze is gevonden, worden de coördinaten toegewezen aan het bekende richtpunt. Tevens wordt het berekende argument van het punt getoond.
Positioneren van de kijker naar het bekende richtpunt. Geldt alleen voor gemotoriseerde instrumenten! De instrumentpositie gaat automatisch terug naar de startpositie als de "Controleer Orientatie" functie wordt verlaten. Dit is vooral handig bij de toepassing van RCS-applicaties.
Richt, nadat de prismahoogte is ingevoerd, op het bekende punt en meet de afstand en/of de richting en vergelijk het argument met de Hz.
Nauwkeurig richten op het bekende richtpunt en opnieuw instellen van de oriëntatie.
Verlaten van de dialoog.
Zoeken en tonen van de coördinaten van het gevonden punt in het actieve project.
Meten afstand. Afstand en verschil tussen de berekende en gemeten afstand naar het bekende richtpunt wordt getoond.
82
Als Oriëntatie meer dan eens is gebruikt, kan met VORIG het laatste bekende punt en het argument worden opgeroepen.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Communicatiepoort Communicatiepoort (GeoCOM)
GSI communicatie parameters De instellingen voor de interface parameters zijn geldig voor communicatie middels de GSI commandostructuur. De baudrate kan worden ingesteld tussen 2400 en 19200.
CONT Stoppbit
MC
\GSI-COMMUNICATIE Communicatie-Param. Instellen Baudrate : 2400 Protokoll : GSI Pariteit : Gerade Endmark : CR LF Databit : 7
Gedetailleerde informatie met betrekking tot de commando- en gegevensstructuur staat in het handboek "Wild Instruments OnLine" (document nr. G-366-0en), welke aan te vragen is (alleen in het Engels) bij Leica Geosystems B.V. te Rijswijk.
Gedetailleerde informatie met betrekking tot de commando- en gegevensstructuur staat in het handboek "GeoCOM Reference Manual" (document nr. G-560-0en), welke aan te vragen is (alleen in het Engels) bij Leica Geosystems B.V. te Rijswijk.
STNDR :
De interfaceparameters, die zijn ingesteld, gelden alleen voor de "GeoCOM commandostructuur". Alleen de baudrate kan gewijzigd worden, u kunt kiezen met LIJST in een range van 2400 en 19200. Alle andere waarden blijven ongewijzigd.
1 STOP
De standaardparameters komen overeen met het bovenstaande scherm.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
83
Systeemfuncties
6 10 12 21 26
On-line stand
De instellingen voor de interface parameters zijn geldig voor communicatie met de afstandbediening. De baudrate kan worden ingesteld tussen 2400 en 19200. Andere waardes zijn niet mogelijk. Raadpleeg voor gedetailleerde informatie de aparte handleiding.
Met "on-line bediening (GeoCOM)" wordt het instrument in een modus geschakelt, wat het mogelijk maakt om te communiceren of te bedienen d.m.v. een datarecorder of een PC. Deze modus opereert over de RS232 interface; de GeoCOM communicatieinstellingen worden gebruikt. \Communicatie mode LET OP: 59 Omschakelen naar on-line stand
MC
RCS communicatie parameters
Activeert "On-line stand". Het bedienen van het instrument gaat nu alleen nog via de RS232 interface. Voor informatie over de datastructuur, raadpleeg de "GeoCOM Reference Manual" (nr.. G-560-0en, alleen in het Engels), welke u kunt aanvragen bij Leica Geosystems B.V. te Rijswijk. De "On-line stand" kan alleen met ) worden verlaten. "EXIT" (
Nu on-line gaan ? GEO-C
JA
Terug naar het vorige menu. De on-line stand is nu niet
NEE
actief.
De dialoog voor het instellen van de communicatieparameters oproepen.
Systeemfuncties
84
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Automatische Beeldherkenning TCA en TCRA-instrumenten zijn gemotoriseerd en uitgerust met de in de kijker, coaxiaal gemonteerde automatische beeldherkenning ATR. Het zoeklicht EGL, gemonteerd op de kijker, is optioneel. Deze instrumenten laten automatische hoek- en afstandmetingen toe naar normale prisma's en reduceren de noodzaak van het precies aanrichten van een prisma. Het prisma wordt alleen aangericht d.m.v. het optisch vizier. Het activeren van een afstandmeting plaatst het instrument automatisch, m.b.v. de motoren, precies in het midden van het prisma. De V- en Hz-hoeken worden gemeten naar het midden van het prisma na voltooiing van de afstandmeting.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Werkwijze De bepaling van de nulpuntsfout van de automatische beeldherkenning ATR moet, zoals alle andere instrumentfouten, periodiek worden uitgevoerd (zie het hoofdstuk "Testen en afstellen"). Reflecties van vreemde lichten (b.v. koplampen van auto's) kunnen de ATR-metingen beïnvloeden.
85
De ingebouwde ATR zendt een laserstraal uit. Het gereflecteerde licht wordt op een ingebouwde camera (CCD) ontvangen. De stand van het gereflecteerde lichtpunt op de CCD-camera wordt geëvalueerd en de afwijking vanuit het centrum wordt in Hz en V bepaald. De waarden van de afwijking vanuit het centrum van de CCD-camera zijn een maatstaf voor de besturingscommando’s naar de motoren om de kruisdraad naar het midden van de reflectie te verplaatsen of een bewegend prisma te volgen. Om de meettijd te minimaliseren wordt de kruisdraad niet exact naar het midden van het prisma verplaatst. De offset kan maximaal 5mm. zijn.De Hz- en V-hoek worden dan met de afwijking tussen het draadkruis en het midden van het prisma gecorrigeerd. Derhalve hebben de hoeken betrekking op het midden van het prisma, onafhankelijk van het feit of de kruisdraad nauwkeurig in het midden van het prisma staat.
Systeemfuncties
6 10 12 21 26
Werkwijze, vervolg
ATR-Mode (ATR+ / ATR-)
LOCK mode (LOCK+ / LOCK-)
Als de offset meer dan 5mm bedraagt en het prisma exact is aangericht en in perfecte staat is, dan moet de ATR opnieuw gekalibreerd worden. Als extreme offsets regelmatig voorkomen, neem dan contact op met Leica Geosystems b.v. te Rijswijk.
Met deze mode is het mogelijk automatisch statische prisma's te herkennen.
Lock-mode maakt het mogelijk dat TCA-instrumenten een bewegend prisma kunnen volgen. De afstandmeting kan worden uitgevoerd wanneer het prisma kort stilstaat ("stop en go mode").
Door activeren van de afstandmeting wordt de kruisdraad met behulp van de motoren vrijwel naar het midden van het prisma verplaatst, om zo een afstandmeting mogelijk te maken.
Midden van prisma
Kruisdraad
1000Z19
V-afwijking
Hz-afwijking
De waarnemer moet het prisma met het richtglas grof benaderen, zodat het binnen het blikveld van de telescoop komt.
In deze mode moet de ATR na het inschakelen van de LOCK mode het prisma "herkennen". Hiervoor is één afstandmeting noodzakelijk. Deze meting is gelijk aan de meting in de ATR mode.
Het zichtveld van de kijker is het actieve bereik van de ATR. Binnen dit gebied wordt het prisma direct geïdentificeerd.
Als het prisma regelmatig verplaatst wordt, dan zal het instrument het automatisch volgen, zolang het prisma op het instrument is gericht.
De volgende functies zijn alleen geldig voor TCA en TCRA instrumenten.
Systeemfuncties
wordt getoond in het Het symbool linker ondergedeelte van het statusveld, als de LOCK-mode is geactiveerd en vóór een prisma is gevonden.
86
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
LOCK mode (LOCK+ / LOCK-), vervolg
L.INT mode (L.INT+ / L.GO)
De weergegeven hoeken hebben tijdens het volgen betrekking op de positie van de kruisdraad. Bevindt het prisma zich in een rusttoestand, dan kan een afstandmeting met "DIST" of "ALL" worden geactiveerd. In dit geval worden de hoeken na de afstandmeting op het midden van het prisma gemeten.
De LOCK-mode is onderbroken (Lint), b.v. bij meting tussen de verafgelegen punten zonder prisma (b.v. een torenspits). Nadat de afstand is gemeten, keert de ATR onmiddellijk terug naar de oorspronkelijk positie.
Na de afstandmeting worden deze gecorrigeerde hoeken (voor het midden van het prisma) weergegeven c.q. geregistreerd. Het symbool wordt links onder in de statusvelden weergegeven wanneer de LOCK mode actief is en als de telescoop het prisma volgt.
Na voltooiing van de afstandsmeting of na indrukken van L.GO wordt de LOCK-mode opnieuw geactiveerd en de betreffende icoon getoond in het linker ondergedeelte van het statusveld.
12
26
Wanneer de L.INT mode actief is, wordt op het meetscherm het symbool links onder in de statusvelden weergegeven. De gemeten waarden hebben betrekking op de richting van het kruisdraad.
87
10
21
Deze functie kan ook gebruikt worden voor het meten naar een tweede prisma (veranderen van prisma).
Elke onderbreking van het volgen van het prisma wordt voor ongeveer twee seconden links onder (grafisch) aangegeven in de statusvelden met het symbool en ook door een continu akoestisch signaal (piep). TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
6
Systeemfuncties
Hz / V
(alleen geldig voor gemotoriseerde instrumenten) De kijker wordt automatisch gericht op het laatste opgeslagen puntnummer. Deze functie is alleen beschikbaar als een punt is opgeslagen, nadat het instrument is ingeschakeld.
Start de Hz/V mode. RCS\
Hz/v
MC
VORIGE mode (VORIG)
Toets relatieve Hz- en V-hoek ∆Hz Hz/∆ V/∆ ∆V
: :
CONT
0°00'00" 0°00'00" ABS
De invoeropties zijn: • absolute hoekwaarden, gerelateerd aan de oriëntatie van de TPS1100 • relatieve hoekwaarden, die de TPS1100 met de ingegeven waarde wegdraaien van de huidige positie.
STOP
In de Hz/V mode kan de TPS1100 met vastgestelde hoekwaarden worden verdraaid.
Systeemfuncties
88
Verlaat de Hz/V mode en start de zoekmode, indien de ATR is geactiveerd. Schakelt tussen absoluut (ABS) en relatief (REL).
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Automatisch Prisma Zoeken Als het prisma zich in het zichtveld van de kijker bevindt, wordt de kruisdraad automatisch gepositioneerd op het prisma zodra een meting is gestart. Als het richtpunt zich buiten het zichtveld van de kijker bevindt, wordt Automatisch Prisma Zoeken gestart. Instrumenten, die zijn uitgerust met de optie PowerSearch kunnen worden omgeschakeld naar PowerSearch modus voor het snel detecteren van prisma's. Het zoekvenster ATR is rechthoekig en het gedefinieerde gebied wordt lijn voor lijn gescand, beginnend in het midden van het zoekvenster.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Afhankelijk van de werkmode van het instrument worden verschillende afmetingen van het zoekvenster en diverse zoekmethoden gebruikt. De afmeting van het zoekvenster in RCS mode kan worden gedefinieerd in de "RCS Zoekvenster" functie. In RCS mode is het tevens mogelijk een werkgebied te definiëren, dat automatisch wordt afgezocht, indien dit met locaal zoeken niet is gelukt. • ATR en LOCK mode: De gebruiker staat bij het instrument en kan op elk moment handmatig de kijker positioneren op het prisma. Als een meting is gestart, wordt een klein zoekvenster (Hz:2.5gon / V: 2.5gon) gebruikt om het prisma zo snel mogelijk te vinden. Als het richtpunt verloren is gegaan in LOCK mode, wordt het pad van het prisma nog enkele seconden aangehouden.
89
• RCS mode:
6
De gebruiker staat bij het prisma en richt de kijker op het richtpunt met de door hem gekozen methode (b.v. joystick). Omdat de kijker slechts grofweg gepositioneerd kan worden bij het prisma, wordt een groter zoekvenster gebruikt in RCS mode. Als het zoeken handmatig wordt gestart met ALL of DIST, wordt het RCS zoekvenster (standaard Hz: 30gon / V: 15gon) gescand in de huidige positie van de kijker. • De afmeting van het zoekvenster in RCS mode kan worden gedefinieerd in de "RCS Zoekvenster" functie. • In RCS mode kan een werkgebied worden gedefinieerd. Dit gebied wordt automatisch gescand, als het met de lokale zoekmethode niet gelukt is.
Systeemfuncties
10 12 21 26
Automatisch Prisma Zoeken, vervolg
RCS Zoekvenster
Als het richtpunt verloren is gegaan in LOCK mode, wordt het pad van het prisma nog enkele seconden aangehouden, gevolgd door het zoeken, hoofdzakelijk in horizontale richting. De afmeting van het zoekvenster is afhankelijk van de vorm van het aangegeven pad. Als een werkgebied is geactiveerd, wordt het hele werkgebied gescand ná de respectievelijke locale zoekmethoden.
Met deze functie kan de afmeting van het RCS zoekvenster worden ingesteld. Als het automatisch zoeken wordt gestart met ALL of DIST in RCS mode, wordt het vooraf ingestelde zoekvenster gescand in de huidige positie van de kijker.
Systeemfuncties
Met instrumenten, die zijn uitgerust met PowerSearch, kan snel naar een prisma worden gezocht. Zodra PowerSearch is geactiveerd, roteert het instrument 360° rond de staande as. Zodra de laserbundel van de PowerSearch sensor een prisma detecteert, stopt de rotatie en wordt de fijnafstelling in verticale richting uitgevoerd door de ATR. Als er een zoekgebied is gedefinieerd, is PowerSearch alleen actief binnen de gedefinieerde grenzen.
90
...\ RCS zoekvenster Definieer grootte voor zoekvenster Hz Zoek V Zoek CONT
: :
40 40
MC
• PowerSearch
g g
STNDR STOP
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Definieer Werkgebied (WERKG)
Hz Zoek
Met deze functie kan een werkgebied worden gedefinieerd, waarbinnen het instrument automatisch zoekt naar het prisma (in RCS-mode).
V Zoek
Uitbreiding van het zoeken in Hz-richting. Uitbreiding van het zoeken in V-richting.
Bevestigen van de getoonde waarden en verlaten van de dialoog. Zet alle waarden terug naar standaardwaarden.
...\
Definieer Werkgebied actuell Hz links : 171 g Hz rechts: 243 g V boven : 90 g V beneden :114 g CONT
DEF
CENTR
MC
RCS Zoekvenster, vervolg
TOON STOP
Hz links
Linkergrens van het werkgebied. Hz rechts Rechtergrens van het werkgebied. V boven Bovenste grens van het werkgebied. V beneden Onderste grens van het werkgebied.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
91
Bevestigen van de getoonde waarden en terug naar de vorige dialoog. Definiëren van een nieuw werkgebied door het richten van de kijker op twee tegenoverstaande hoeken van het werkgebied (linkerhoek tegenoverstaande rechterhoek). Centreren van het werkgebied in de huidige kijkerpositie (behoudt hetzelfde formaat van het werkgebied). Positioneren van de kijker op de bovenste linkerhoek / onderste rechterhoek van het werkgebied.
Systeemfuncties
6 10 12 21 26
Als het instrument is ingesteld in RCS mode en het vastgestelde werkgebied geactiveerd, wordt het gehele werkgebied gescand voor het prisma, als deze niet gevonden is met de standaard zoekmethode in de huidige positie van de kijker. Als Werkgebied niet is geactiveerd, wordt de standaard zoekmethode uitgevoerd in de huidige positie van de kijker.
Algemene functies Instrumenttype en software versie (INFO)
Elektronisch niveau (INSP.)
Deze functie geeft de meest belangrijke systeeminformatie weer.
Raadpleeg het gedeelte "Inspelen met het elektronisch niveau".
Hoofd\Instrument Informatie Instr. Type : TCRA1102plus Serienummer : 618775-2 Refl.loos : Normaal bereik BETA-FW : Jun 08 2000 2.03 EDM-versie : 2.00 ATR-versie : 2.00
MC
Activeren / Deactiveren Werkgebied (WERK+ / WERK -)
CONT
Het instrument volgt het prisma, zelfs als deze zich buiten het werkgebied bevindt. Als het richtpunt zich buiten het werkgebied bevindt, wordt locaal zoeken gestart. Als het prisma niet wordt gevonden, wordt het vooraf gedefinieerde werkgebied gescand. Bij instrumenten, uitgerust met de optionele PowerSearch kan Werkgebied worden gebruikt om het zoeken met PowerSearch tot een bepaald gebied te beperken. PowerSearch scant dan alleen binnen de gedefinieerde grenzen.
Systeemfuncties
GeoCOM vers. :
1.04 STOP
Weergeven van instrumenttype, serienummer, RL EDM type, softwareversie en aanmaakdatum, EDM versie, ATR versie PS (PowerSearch) en GeoCOM versie.
92
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Inschakeln van de displayverlichting en de kruisdraad.
INSTRUMENT VERLICHT. ⌧ Display : ⌧ Verwarming : Contrast : 50% ⌧ Kruisdraad : 80% ⌧ Zoeklicht : 100% ⌧ ⌧ Rode laser :
Instellingen voor: • Display aan/uit • Verwarming van het display aan/uit • Contrast van het display • Helderheid kruisdraadverlichting • Helderheid EGL zoeklicht (optioneel) • Oculair diode laser aan/uit (optioneel) • Zichtbare laser (optioneel) De huidige instellingen worden numeriek, percentueel en graphisch (als staafdiagram) weergegeven. De optionele instellingen zijn alleen mogelijk als het instrument is uitgerust met deze opties.
CONT DISP+ TEMP+
KRD+ EGL+ RodL+ STNDR STOP
Displayverlichting aan- en uitschakelen. Displayverwarming aan- en uitschakelen. Kruisdraadverlichting aan- en uitschakelen. De toewijzing van de functietoets is afhankelijk van de gemonteerde optie: Zoeklicht aan- en uitschakelen. (EGL); toets toewijzing "EGL+" . Of: Oculair diode laser aan- en uitschakelen.; toets toewijzing "DIOD+".
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
MC
Verlichting
93
Zichtbare rode laser aan- en uitschakelen (alleen voor TCR/ TCRM instrumenten). WAARSCHUWING: (alleen voor XRinstrumenten) Als de zichtbare rode laserstraal is ingeschakeld, richt dan niet op prisma's of reflecterende objecten naast of door het zichtveld. Richten op prisma's is alleen toegestaan met gebruikmaking van de kijker. Het gebruik van de laserspot is alleen toegestaan in een gecontroleerd gebied (zie Hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften"). Standaardwaardes instellen (contrast 50%, kruisdraad 80%). Bij extreem lage temperaturen of bij lichtreflecties dient het contrast ingesteld te worden op een hogere waarde dan 50%.
Systeemfuncties
6 10 12 21 26
Accessoires
MC
Hoofd\ Accessoires Accessoires gemonteerd: Oculair : NEE Lens : NEE Limiet voor horiz. rotatie Hz Limieten : NEE CONT
DEF
STNDR STOP
Een start- en eindwaarde worden weergegeven. Deze bepalen de beweging van de kijker voor gemotoriseerde instrumenten. Het bereik van de beweging tussen de start- en eindwaarde kan gedefiniëerd worden door een beweging met de klok mee. De limieten worden voor de verticale hoek, voor de objectiefzijde (lens), voor de oculairzijde en voor de horizontale richting ingegeven. De ingegeven waardes worden behouden als het instrument uitgeschakeld wordt.
CONT
TOLERANTIES : 87°18' : 114°18' : 24°18' : 130°30' : 180°00' : 180°00'
DEF
SET STOP
Waardes kunnen direct met het toetsenbord worden ingevoerd of bepaald worden door de positie van de kijker. Verplaatst de kijker naar de geldige limietwaarde. De waarde verandert tijdens de verplaatsing.
Stel de limiet voor de horizontale beweging in.
Accepteert de getoonde waarde als limiet voor de bewegingen.
Stel alle instellingen in op NEE.
Systeemfuncties
\ OPGEVEN Ocu. V begin Ocu. V eind Lens V begin Lens V eind Hz begin Hz eind
MC
Als accessoires, zoals een zenit oculair of een voorzetlens voor het meten op retro tape, worden gebruikt dan wordt de beweging van de gemotoriseerde instrumenten beperkt.
94
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Startwaarde voor de V-hoek van de oculairzijde.
Ocu. V eind
Eindwaarde voor de V-hoek van de oculairzijde.
Lens V beg
Startwaarde voor de V-hoek van de objectiefzijde.
Lens V eind
Eindwaarde voor de V-hoek van de objectiefzijde.
Indien de horizontale richting van het instrument buiten het toegestane bereik is maar het prisma ligt daar wel binnen, dan kan het instrument wel zelf naar deze richting draaien.
1100Z45
Ocu. V beg
Laden van een configuratiebestand (LADEN)
v/h ng i t h ric ent Hz trum ins Toegestane bereik
Hz begin
Startwaarde voor de Hz-richting.
Hz eind
Eindwaarde voor de Hz-richting.
De functie voor het overzenden van informatie tussen het interne geheugen en de pc-kaart worden onderstaand beschreven. Voor verzenden via de RS232 wordt Leica Survey Office gebruikt, hiermee wordt het instrument op afstand bediend en vereist geen gebruikersinterface. \Laden configuratie Huidige config : Standard Nieuwe config. : leica Taal 1. English 2. Nederlands
:
MC
Accessories, vervolg
Instelling English Nederlands
LADEN STOP
Rotatie naar het richtpunt mogelijk
Indien de horizontale richting van het instrument binnen het toegestane bereik is maar het prisma ligt daar buiten, dan is rotatie niet mogelijk en verschijnt een foutmelding.
Selecteer het configuratiebestand op de PC-kaart in de directory "\tps\conf\. Weergave van de beschikbare taal op het systeem of welke bij het configuratiebestand behoort. Laad de nieuwe configuratie.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
95
Systeemfuncties
6 10 12 21 26
Laden van een systeem-parameterbestand
Indien er geen bestand kan worden gevonden verschijnt de melding 659, waarin staat dat er geen configuratiebestand werd gevonden. Uit voorzorg verschijnt er een vraag (melding 658) voor het laden, hierin wordt gevraagd voor de bevestiging voor het laden van de nieuwe configuratie.
\ Laden Systeem parameters
"NEE" zal de functie afbreken. "JA" zal de configuratie laden.
Laatsts geladen : Nw par.bestand :
MC
Laden van een configuratiebestand , vervolg
T2 Elec_T16
Opslaan van de huidige systeemparameters. De volgende dialoog verschijnt:
LADEN SAVEP Hoofd\opsl param.naar PCkrt
MC
STOP
Bestandsnaam voor parameter: Param. bestand : TEST
Selecteer het nieuwe systeemparameterbestand op de pc-kaart.
SAVEP STOP
Laad het nieuwe systeemparameterbestand. Invoeren van een naam voor het systeem-parameterbestand. Opslaan van het bestand met de ingevoerde naam.
Systeemfuncties
96
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Systeem parameters
Algemene parameters
Dit gedeelte behandelt de systeemparameters van de TPS1100 instrumenten.
Laad applicatie
Syst. Taal : 1. ENGLISH 2. NEDERLANDS
Area 1.01
LaadC
...\ Laden systeemtaal 1. Taal 2. Taal 3. Taal
Prog.Taal: ENGLISH NEDERLANDS WIS
LaadC STOP
6 MC
...\ Laad applicatie Nieuw Prog : Versie :
MC
Laden systeemtaal
: ENGLISH : NEDERLANDS : -----
10 12 21
WIS-L STOP
26 Selecteren van de applicatie vanaf de PC-kaart in de directory "\tps\appl\". De kolom aan de rechterzijde van het display toont de taal, waarin de applicatie wordt geladen. Laad de geselecteerde applicatie. Nieuwe versies kunnen direct geladen worden, het is niet nodig de bestaande versie te wissen.
Selecteer de systeemtaal vanaf de PC-kaart in de directory "\tps\lang\". Een bestaande systeemtaal kan niet worden overschreven, deze moet eerst worden gewist. Laden van een geselecteerde systeemtaal. Wissen van een geselecteerde systeemtaal.
Wissen van de geselecteerde applicatie.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
97
Parameters
45
Algemene parameters, vervolg 6
Datum
Tijd form.
Toets piep
0
Instellen van de datum. Weergave keuze uit: 09-11-98 of 11.09.98.
Instellen van het tijdformaat. Keuze tussen 24h en 12h met am/pm
Instellen van het volume voor de piep wanneer er een toets wordt ingedrukt. De piep is altijd actief bij waarschuwingen. Er is een keuze tussen piep uit (Geen), zachte piep (Zacht) en luide piep (Luid).
2
Alpha mode
21
Datum form.
26
Selecteer het datumformaat. Weergave keuze uit: Dag/Maand/Jaar Maand/Dag/Jaar Jaar/Maand/Dag
45
De alphanumerieke invoer kan via de functietoetsen of via de numerieke toetsen. Indien de numerieke toetsen worden gebruikt is er keuze tussen "Numerieke toets" en Num. uitgebreid". Bij "Num. uitgebreid" zijn er meer karakters beschikbaar.
Tijd Instellen van de tijd.
Parameters
98
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Configuratie parameters Autostart
Afst.Eenh.
Hoekeenh
Selecteer de applicatie, welke automatisch gestart dient te worden als het instrument wordt ingeschakeld. De lijst bevat de volgende permanent beschikbare opties: "Hoofdmenu", "Meten & Opslaan" en "Setup". Ook de geladen applicatieprogramma's staan in de lijst. De functie of applicatie die geselecteerd is, zal automatisch gestart worden als het instrument wordt ingeschakeld.
Eenheid van de afstandmeting: Meter Meter (m) Int.ft Internationale voet, opslag in US voet [fi] IntFft/Inch Int. voet, inches en 1/8 inches (0' 00 0/8fi), opslag in US voet [fi] US Ft US voet [ft] US Ft/Inch US voet, inches en 1/8 inches (0' 00 0/8fi) [ft]
Eenheid voor hoekmeting: 400gon 360° ' " 360° dec 6400 mil
Taal
Afst. Dec.
Selecteer de systeemtaal (er kunnen maximaal drie talen geladen worden op het instrument). Engels is altijd beschikbaar en kan niet verwijderd worden.
Decimale posities voor afstanden: Meter 0,1,2,3 Int.Ft 0,1,2,3 Int.Ft/Inch 0 US Ft 0,1,2,3 US Ft/Inch 0
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
6
12 21 26
Hoek Dec.
45
Decimale posities voor hoeken: TCx1101/1102: • 400 gon, 360°'", 360°dec. => 2, 3, 4 • 6400 mil => 1, 2, 3
99
10
TCx1103/1105: • 400 gon, 360° dec. => 2, 3, 4 (in stappen van vijf eenheden) • 360°'" => 2, 3, 4 • 6400 mil => 1, 2, 3
Parameters
Configuratie parameters, vervolg 6
Atm.Temp
Coord. vol.
Hz systeem
0
Eenheid voor de temperatuur °C Graden Celsius °F Graden Fahrenheit
Volgorde van de coördinaten in het display Noord / Oost (X, Y) Oost / Noord (Y, X)
Oriëntatie van het Hz-rand systeem Noord Azimuth (+) Hoekmeting met de klok mee (+) startend bij Noord Noord klok (-) Hoekmeting tegen de klok in (+) startend bij Noord Zuid Azimuth Hoekmeting met de klok mee (+) startend bij Zuid
2
21 Atm.Lucht
Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte "GSI parameters".
26
45
Eenheid voor de luchtdruk mbar millibar mm Hg millimeter kwikzilver inch Hg inches kwikzilver hPa hectopascal psi pounds per square inch
Kijker I Definitie voor de kijkerstand: V-knop links Verticale beweging aan de linkerzijde V-knop rechts Verticale beweging aan de rechterzijde
Parameters
100
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Configuratie parameters, vervolg Compensator
Hz-Corr
AAN
AAN Hz-correcties worden ingeschakeld. De Hz-richtingen worden gecorrigeerd voor de volgende fouten: 1. Hor.-collimatiefout 2. Kiep-asfout 3. Scheefstand eerste as (alleen bij compensator AAN). OFF Hz-correcties worden uitgeschakeld. De Hz-metingen worden niet gecorrigeerd.
OFF
Schakelt de compensator in. De compensator meet de afwijking in de lengte en haaks daarop. De V-hoek is gerelateerd aan de loodlijn. Schakelt de compensator -icoon wordt uit. Het weergegeven in het statusveld. De V-hoek is gerelateerd aan de verticale as. Het werkgebied van de twee-assige compensator is 6' (0.10 gon) voor elk van de assen.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
6
Het -icoon wordt weergegeven in het status-veld. Voorbeelden van compensator / Hz correcties: 1. Compensator AAN, Hz correcties AAN. De V-hoek is gerelateerd aan de loodlijn. De Hz-metingen krijgen een correctie voor: horizontale collimatie, kiep-as fout en scheefstand eerste as.
101
2. Compensator AAN, Hz correcties UIT De V-hoek is gerelateerd aan de loodlijn. De Hz-metingen krijgen geen correctie voor: horizontale collimatie, kiep-as fout en scheefstand eerste as. 3. Compensator UIT, Hz correcties AAN De V-hoek is gerelateerd aan de verticale as. De Hz-metingen krijgen een correctie voor: horizontale collimatie en de kiep-as fout 4. Compensator UIT, Hz correcties UIT De V-hoek is gerelateerd aan de verticale as. Er worden geen correcties aangebracht.
Parameters
10 12 21 26 45
Configuratie parameters, vervolg 6
Sect. piep
Vrijgave V-hoek
0
Hz sector piep Instellen van de piep (AAN/UIT) voor hoeksectoren.
Doorloopend Deze parameter activeert de verticale hoek-mode "Doorlopend" voor de volgende metingen. In deze mode wordt de verticale hoek doorlopend bijgehouden met de kijkerbeweging.
2
21 Sect. Hoek
26
45
Hz sector hoek Hier ingeven onder welke hoeken de piep moet luiden. Wanneer de hoek benaderd is tot 4°30' (5 gon), hoort u een normale piep. Op 27' (0.5 gon) is de piep continu. Op 16" (0.005 gon) stopt de piep. Berekening van de hoeken start altijd op 0°00'00" (0.0000 gon).
Parameters
Let op het volgende wanneer u de V-hoek instelling "Doorlopend" gebruikt voor de bepaling van de hoogte van ontoegankelijke punten: De actieve prismahoogte wordt toegepast bij de berekening van de hoogte van ontoegankelijke punten. De prismahoogte moet handmatig op 0 worden gezet voor het tonen en opslaan van de hoogte van deze punten.
102
Na een afstandmeting worden verticale hoek, schuine afstand, hoogteverschil en de Zcoördinaten getoond als lopende waarden. Schuine afstand, hoogteverschil en de Z-coördinaten van het richtpunt worden berekend vanuit de oorspronkelijke horizontale afstand en huidig getoonde verticale hoek. De REC-functie slaat de getoonde waarde op in de meetfile.
Vast na DIST Deze parameter activeert de verticale hoek mode "Vast na DIST" voor de volgende metingen. In deze mode wordt de verticale hoek vastgezet na een afstandmeting, terwijl de horizontale hoek doorloopt.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Configuratie parameters, vervolg Weergave V
Aan-, Uitzetten
Uitschakeltijd
Selecteer de weergave voor de Vhoek
Instellen van de criteria voor het automatisch uitschakelen van het instrument. Deze functie treedt in werking, indien de ingestelde tijd wordt overschreden zonder dat er enige actie op het instrument is geweest. Selecteer de uitschakel optie • Pauze na ... Indien de ingestelde tijd is verstreken gaat het instrument in pauzestand. In deze stand is het stroomverbruik nog maar 60%. De huidige functies en applicaties zijn nog actief als het instrument uit de pauzestand komt. • Auto UIT na ... Het instrument schakelt na het verstrijken van de ingestelde tijd, in minuten, automatisch uit. • Blijft AAN Het instrument blijft permanent aan.
Selecteer de uitschakeltijd in minuten: Voer de tijdsduur in, waarna het instrument het instrument in de pauzestand gaat of uitschakelt.
• Zenith hoek V = 0 in zenit • Elev. hoek +/V = 0 bij horizontale kijkerstand (elevatie hoek) V-hoeken zijn positief boven het horizontale vlak en negatief beneden het horizontale vlak. • Elev. hoek % V = 0 bij horizontale kijkerstand V-hoeken worden in procenten weergegeven en zijn positief boven het horizontale vlak en negatief beneden het horizontale vlak.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
103
6 10 12 21
Afst. display 26 Ingeven hoelang de display getoond dient te worden gedurende een afstandmeting (waardes tussen de 0 en 3 seconden zijn mogelijk).
Parameters
45
Configuratie parameters, vervolg 6
PPM Invoer
0
Choice between display mask for reduced distance corrections (ppm atmospheric) for standard applications and display mask for extended distance corrections (ppm atmospheric + geometrical).
2
21
26
45
PPM Atmosferisch Directe invoer van de ppm waarde (ppm totaal) of invoer van temperatuur en druk voor automatische berekening van ppm atmosferisch.
Parameters
Info / Atrib PPM atm. + geom Een onderscheid wordt gemaakt tussen atmosferische correcties (temperatuur, relatieve luchtvochtigheid en luchtdruk) en geometrische correcties (projectie vervorming, schaalfactor en hoogte boven referentiepunt), de som hiervan wordt gebruikt als uiteindelijke afstandcorrectie.
104
Toont het laatst ingevoerde attribuut. Standaardwaarde De standaardwaarde, zoals gedefinieerd in de codelijst, wordt getoond en kan worden overschreven. Laatste gebruikte In plaats van de standaardwaarden of keuzelijsten, kunnen de laatste ingevoerde waarden worden getoond voor elke code. Let op: bij Info / Atrib met standaardwaarden wordt de standaardwaarde door de ingegeven waarde overschreven en is later niet meer oproepbaar !!
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Config. parameters, vervolg
Meetparameters
Auto Afst.
Pntnr Mode
Exc. Mode
Start automatische afstandmeting na keuze van het EDM programma met de functietoets.
In de meetdialoog en in de applicaties is het puntnummer gedefinieerd als doorlopend puntnummer met overeenkomende ophoging.
Instellen of de waardes voor de richtpunt excentriciteit actief dienen te blijven na opslag of teruggezet moeten worden op nul (keuze tussen "Permanent" en "Reset na REC").
Deactiveert automatische afstandmeting na keuze van het EDM programma met de functietoets.
Mode "Wissel naar Indiv": De gebruiker kan op ieder moment individuele puntnummers invoeren. Na opslag wordt het actieve lopende puntnummer weer getoond.
AAN
UIT
6
105
12 21 26 45
Mode "Handhaaf Lopend": Het handmatig invoeren van een puntnummer definieert een nieuw lopend puntnummer.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
10
Parameters
Meetparameters, vervolg Verhogen puntnummers
0
Ophoging van puntnummers De numerieke en alfanumerieke delen van een puntnummer kunnen gescheiden van elkaar worden verhoogd. De alfanumerieke verhoging wordt gedefinieerd als een numerieke waarde.
2
21
26
45
Voorbeeld, het lopende puntnummer 12A2001 wordt opgehoogd met 102001 nadat het puntnummer 12B22002 is opgeslagen, vervolgens wederom voor 12C23003, etc.
Enkele voorbeelden: RiPntnr.
12z001
12A999
12Az100
Ophoging
1000
000001
1001000
Verklaring
Geen overdracht van letters naar cijfers
Geen overdracht van letters naar cijfers
Geen overdracht van letters
MEET\ METEN & OPSLAAN WAARSCHUWING: 152 Puntnummer overloop wegens de ophoging.
MC
6
Controleer het puntnummer.
Letters van A tot Z (ASCII 065 - 122) kunnen worden opgehoogd. Dit voorkomt een tweerichtingsoverdracht (tussen letters en cijfers) binnen de alfanumerieke reikwijdte.
Parameters
OK
Bevestigt de waarschuwing en de verandering in het puntnummer of de ophoging.
106
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Meetinstellingen Starten meting
Codelijst
Quick code
Weergeven van de beschikbare meetbestanden en de selectie van één van deze bestanden.
Weergeven van de beschikbare codelijsten en de selectie van één van deze lijsten.
Opslaan van een coderegel voor of na de meting indien de quick-code methode wordt gebruikt. "REC voor Meten" en "REC na Meten".
6 10 12 21
Bestandsbeheer 26 Weergeven van de beschikbare databestanden en de selectie van één van deze bestanden.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
45
107
Parameters
Dataformaat 6
Inleiding
GSI-registreerformaat met 8 of 16 karakters
In dit hoofdstuk wordt de datastructuur en de organisatie van de Leica GSI (Geo Serial Interface) beschreven. De GSI-datastructuur wordt voor alle data gebruikt, die tussen de elektronische Leica meetinstrumenten moet worden uitgewisseld. Hier wordt ook het soort interne opslag van gegevens op de gegevensdrager bepaald. De onderstaande informatie geldt voor de instrumentserie TPS1100 en bevat enkele bijzonderheden, die alleen op dit instrument betrekking hebben. Data, welke tussen een Leicageheugen en een computer wordt uitgewisseld, is conform de GSI datastructuur.
Vanaf de software versie 2.20 voor de TPS1000 serie is er een keuze mogelijk uit twee GSI-formaten, met respectievelijk 8 en 16 karakters. Wanneer 16 karakters worden opgeslagen en ondersteund door uw verwerkingssoftware, zijn de volgende speciale omstandigheden van toepassing:
0 2
21
26
45
84
Dataformaat
• Een meetblok is voorzien van een * op de eerste positie. • Een gegevensblok bevat de gegevens op de posities 7 t/m 23 inplaats van 7 t/m 15.
108
GSI-8 formaat 84..10+12345123 WI AI
DA
BL
84..10+0000123456789123 GSI-16 formaat WI AI DA BL
Woordidentificatie Extra informatie bij de gegevens Gegevens Spatie = Afbreekteken
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Blokconcept De gegevens worden door het meetinstrument in de vorm van gegevensblokken opgeslagen. Ieder gegevensblok wordt als geheel behandeld en wordt door een eindteken (CR of CR LF) afgesloten. Er bestaan twee typen gegevensblokken: 1 Meetblokken 2 Codeblokken Meetblokken bevatten een puntnummer en meetinformatie. Ze worden in eerste instantie voor detail- en grondslagmeting gebruikt.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Structuur van een blok Codeblokken bevatten in eerste instantie coderingen voor de besturing van de gegevensverwerking en extra informatie zoals objectcode, topografische informatie enz. Er kunnen echter ook meetwaarden zoals instrumenthoogte, richtpunthoogte, spanmaten enz. worden opgeslagen. Aan iedere gegevensregel wordt een bloknummer toegewezen, dat met de gegevensregel wordt opgeslagen. De bloknummers beginnen met 1 en worden bij elke registratie automatisch met 1 verhoogd.
109
Een gegevensblok bestaat uit 16 (24) tekens. Het aantal blokken in de TPS1100 is maximaal 12.
6 10 12 21 26 45 84
Dataformaat
6 0 2
21
Meetregel
Eindteken van een gegevensregel
Een meetregel wordt bepaald door het ingestelde formaat.
Het eindteken wordt door het instrument verzonden na een meetof coderegel, na een antwoordteken (?) en na uitgezonden meldingen. Het standaard-eindteken is CR/LF (Carriage Return/Line Feed). De TPS1100 instrumenten kunnen zo ingesteld worden, dat ze alleen het eindteken CR zenden en ontvangen.
Voorbeeld standaard meetregel: Word 1
Word 2
.....
.....
Word n
Puntnummer
Hz-richting
V-hoek
Schuine afstand
ppm mm
.....
Word n
Term
26
45
Coderegel
84
Word 1
Word 2
.....
Codenumber
Info1
Info2
Info n
Term
In het eerste blok van een coderegel staat altijd het desbetreffende codenummer. Een coderegel kan uit maximaal 8 blokken bestaan.
Dataformaat
110
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Structuur van een gegevensblok
Ieder gegevensblok heeft een vaste lengte van 16 (24) tekens W1 w2 . . . . + 1 2 3 4 5 6 7 8 ↵ 1
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1516
Positie
Betekenis
1-2 3-6
Woordidentificatie Extra informatie bij de gegevens Gegevens Spatie = Afbreekteken
7 - 15 (23) 16 (24)
Blok identificatie (positie 1 - 2) Ieder blok beschikt ter herkenning over een identificatie van twee posities. De beide cijfers zijn toegewezen aan de eerste twee posities van het blok en hebben een waarde tussen 01 en 99. Een lijst met woordidentificaties vindt u op de volgende pagina’s. In een applicatieprogramma worden speciale woordidentificaties voor de opslag gebruikt. Deze worden onder de betreffende beschrijving weergegeven.
Woordidentificatietabel
6
Woord -ident. Betekenis
10
Algemeen 11 12 13 18
19
Hoek 21 22 25 Afstanden 31 32 33
Puntnummer (inclusief bloknummer) Serienummer van het instrument Type instrument Tijd-formaat 1: pos. 8-9 jaar, 10-11 seconden, 12-14 msec Tijd-formaat 2: pos. 8-9 maand, 10-11 dag, 1213 uren, 14-15 min
111
21 26 45 84
Horizintale richting (Hz) Verticale hoek (V) Verschil horizontale rand (Hz0-Hz) Schuine afstand Horizontale afstand Hoogteverschil
Codeblokken 41 Codenumber (inclusief bloknummer) 42 - 49 Informatie 1-8
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
12
Dataformaat
Blok identificatie (positie 1 - 2), vervolg 6 0 2
21
26
45
84
Blokident. Extra informatie m.b.t. de afstand 51 52 53 58 59 Punt codering 71 72 - 79 Coördinaten 81 82 83 84 85 86 87 88
Betekenis
Extra informatie m.b.t. de gegevens (posities 3 - 6) Onder de posities 3 - 6 is extra informatie opgenomen die op de gegevens onder positie 7 tot 15 (23) betrekking heeft. Positie Betekenis in het woord
Constanten (ppm,mm) Aantal meting, standaardafwijking Signaalsterkte Prismaconstante (1/10 mm) ppm Voorheen attributen Punt code Attrib. 1-8 Richtpunt (X) Richtpunt (Y) Richtpunt (Z) Standplaats (X) Standplaats (Y) Standplaats (Z) Prismahoogte Instrumenthoogte
De blokidentificaties 41 - 49 zijn gereserveerde nummers en kunnen niet in het invoerformaat worden ingesteld.
Geldt voor
3
Voorteken +positief / -negatief
Alle woorden
4
Compensatorinformatie 0 automatische hoogte-index en controle compensator: UIT 3 automatische hoogte-index en controle compensator: AAN
Alle blokken met hoekinformatie
5
Soort invoer 0 Waarde automatisch gemeten 1 Invoer met de hand via het toetsenbord 2 Hoek: alle Hz-correcties voor de vizierlijnfout, kiepas en neiging van de staande as (alleen met compensator: aan): AAN Afstand: correctie voor meting naar verticaal prisma. 3 Hoek: alle Hz-correcties: UIT 4 Resultaat berekend uit functies
Alle woorden die meetgegevens bevatten.
Een coderegel begint met 41.
Dataformaat
112
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Extra informatie m.b.t. de gegevens (posities 3 - 6), vervolg Positie in het woord 6
Betekenis
Geldt voor
Eenheden 0 metre (laatste plaats = 1mm) 1 US-Feet (laatste plaats = 1/1000ft) 2 400gon 3 360° decimaal 4 360° sexagesimaal 5 6400 mil 6 metre (laatste plaats = 1/10mm) 7 US-Feet (laatste plaats 1/10000ft) 8 metre (laatste plaats = 1/100mm)
Alle woorden die meetgegevens bevatten
Gegevens (posities 7 - 15/23) Positie Betekenis in het woord 7
Geldt voor
Uitbreiding woord identificatie
Alle woorden
8-15(23) De gegevens bevatten 8 (16) numerieke of alfanumerieke tekens
Alle woorden die gegevens bevatten
Bepaalde blokken bestaan uit twee gegevens. Deze worden door het meet-instrument automatisch met voorteken overgedragen bijv. 0123 -035 ppm mm
Woord 51 - 59
10 12 21 26 45 84
Een punt op een plaats tussen 3 en 6 betekent dat daar geen informatie is opgenomen. Voor de blokken, die beginnen met 11 (puntnummer) en 41 (code) staat het volgnummer op de posities 3 tot 6.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
6
113
Dataformaat
Afbreekteken (positie 16/24) 6 0
Bloknummer
Positie Betekenis in het woord
Geldt voor
16 (24) Spatie (afbreekteken)
Alle woorden
2
21
Het laatste blok van een regel moet eveneens een spatie bevatten en CRLF.
Aan iedere regel wordt door het instrument een oplopend nummer toegewezen. De nummers beginnen bij 1 en worden automatisch verhoogd. Het nummer wordt in het eerste blok van een regel opgeslagen. Het eerste blok van een meetregel is het puntnummer (Wi = 11). Het eerste blok van een coderegel is het codenummer (Wi = 41). Opbouw van het eerste blok in een regel:
26
Positie in Betekenis het woord
45
1-2 3-6 7 8-15(23) 16(24)
84
Dataformaat
114
Woord identificatie 11 of 41 Regelnummer (door registreerinstrument toegewezen) Voorteken + of Puntnummer of codenummer Spatie = afbreekteken
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Meeteenheden
Voorbeeld van het gegevensformaat
Het GSI-dataformaat bevat geen decimale punt. Bij de overdracht naar een computerprogramma moet de decimale punt overeenkomstig de gedefinieerde eenheden onder positie 6 van een gegevenswoord worden ingevoegd.
In deze paragraaf worden de gegevens, die door een elektronische theodoliet gemeten en overgedragen worden, beschreven.
Positie 6 in het gegevenswoord
Meeteenheid
Plaatsen voor de komma
Plaatsen achter de komma
21
Meter (laatste plaats = 1mm)
5
3
1
Feet (laatste plaats= 1/1000ft)
5
3
2
400gon
3
5
123.45670
3
360° decimaal
3
5
123.45670
4
360° sexagesimaal
3
5
123.45120
5
6400mil
4
4
1234.5670
6
Meter (laatste plaats= 1/10mm)
4
4
7
Feet (laatste plaats = 1/10000ft)
4
4
Meter (laatste plaats= 1/100mm)
3
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
26
12345.678
45
12345.678
84
1234.5678 1234.5678
5
115
10 12
Voorbeeld
0
8
6
123.45678
Dataformaat
Formaat van een tachymeter meetblok 6
Word 1
Word 2
Word 3
Word 4
Word 5
0
Puntnummer
Hz-richting
V-hoek
Schuine afstand
ppm mm
2
21
26
De onderstaande tabel bevat een gedetailleerde weergave van een meetblok voor 8 karakters: Blok
Positie
Inhoud
Teken
Punt-
1-2
Blokidentificatie voor puntnummer
11
nummer
3-6
Bloknummer (door registreerinstrument ingesteld)
num
7
Voorteken
+,-
8 - 15
Puntnummer
α num
45
84
16
Spatie = afbreekteken
Hz-
17 - 18
Blokidentificatie voor de Hz -richting
21
richting
19
N.v.t.
.
20
Compensatorinformatie
2, 3
21
Soort invoer
0-4
22
Meeteenheden
2,3,4,5
23
Voorteken
+,-
24 - 26
Graden
num
27 - 28
Minuten (resp. 1/100 graad)
num
29 - 31
Seconden (resp. 1/10000 graad)
num
32
Spatie = afbreekteken
Dataformaat
116
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Formaat van een tachymeter meetblok, vervolg 6
Blok
Positie
Inhoud
Teken
V-hoek
33 - 34 35 36 37 38 39 40 - 42 43 - 44 45 - 47 48
Blokidentificatie voor de V-hoek N.v.t. Compensatorinformatie Soort invoer Meeteenheden Voorteken Graden Minuten (resp. 1/100 graad) Seconden (resp. 1/10000 graad) Spatie = afbreekteken
22 . 2, 3 0-4 2,3,4,5 +,num num num
Schuine afstand 49 - 50 51 - 52 53 54 55 56 - 60 61 - 63 64
Blokidentificatie voor de Schuine afstand N.v.t. Soort invoer Meeteenheden Voorteken Meter/voet Decimalen voor meter/voet Spatie = afbreekteken
31 .. 0, 2 0,1 +,num num
ppm / mm
Blokidentificatie voor de ppm, mm N.v.t. Voorteken ppm Voorteken mm Spatie = afbreekteken
51 .... +,num +,num
Carriage Return Line Feed
CR LF
Eindteken
65 67 71 72 76 77 80
- 66 - 70 - 75 - 79
81 (82)
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
117
10 12 21 26 45 84
Dataformaat
Formaat van een coderegel 6 0 2
Word 1 Point No
Blok
Positie
Inhoud
Teken
Codenummer
1-2 3-6 7 8 - 15 16 17 - 18 19 - 22 23 24 - 31 32 33 - 34 35 - 38 39 40 - 47 48 49 - 50 51 - 54 55 56 - 63 64 65 - 66 67 - 70 71 72 - 79 80 81 (82)
Blokidentificatie voor het codenummer Bloknummer (door registreerinstrument ingesteld) Voorteken Codenummer Spatie = afbreekteken Blokidentificatie voor Informatie 1 N.v.t. Voorteken Informatie 1 Spatie = afbreekteken Blokidentificatie voor Informatie 2 N.v.t. Voorteken Informatie 2 Spatie = afbreekteken Blokidentificatie voor Informatie 3 N.v.t. Voorteken Informatie 3 Spatie = afbreekteken Blokidentificatie voor Informatie 4 N.v.t. Voorteken Informatie 4 Spatie = afbreekteken Carriage Return Line Feed
41 num +,α num
Informatie 1
45
84
Word 5 ppm / mm
De onderstaande tabel bevat een gedetailleerde weergave van een coderegel:
21
26
Word 2 Hz circle
Informatie 2
Informatie 3
Informatie 4
Eindteken
Dataformaat
118
42 .... +,α num 43 .... +,α num 44 .... +,α num 45 .... +,α num CR LF
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Onderhoud en opslag Transport Voor het transporteren of verzenden altijd de originele Leica Geosystems verpakking (transporthouder en verzenddoos) gebruiken. Let bij transport van uw uitrusting in het veld er altijd op dat u • hetzij het instrument in de transportuitrusting transporteert, • hetzij het statief met geplaatst en vastgeschroefd instrument rechtop tussen de poten van het statief over de schouder draagt.
Onderhoud voor gemotoriseerde aandrijving Vervoer het instrument nooit losliggend in een auto, het kan dan onderhevig zijn aan schokken en fibraties. Vervoer het instrument altijd in de transporthouder en zorg ervoor dat deze vast staat. Gebruik, wanneer het instrument getransporteerd wordt via trein, vliegtuig of schip, altijd de originele Leica Geosystemsverpakking (transporthouder en verzenddoos) of een gelijkwaardige verpakking om het instrumenten te beschermen tegen schokken en vibraties.
Inspectie van de aandrijving in TCM, TCMR, TCA of TCRA-instrumenten moet worden verricht in het Technisch Service Centrum van Leica Geosystems: • Na circa 4000 bedrijfsuren • Tweemaal per jaar in geval van doorlopend gebruik van het instrument (b.v. in controle applicaties).
119
10 12 21 26 45 84 92
Na transport of na een lange periode van opslag, altijd de justering controleren m.b.v. de justeerprocedure uit deze gebruiksaanwijzing, voordat u het instrument gaat gebruiken.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
6
Onderhoud en opslag
Opslag 6
10
12
21
26
45
84
Schoonmaken en drogen
Temperatuurlimiet Objectief, oculair en (-40°C tot +70°C / -40°F tot prisma's +158°F) Houdt rekening met deze temperatuurlimieten als het instrument • stof van lenzen en prisma's door wordt opgeslagen, vooral zomers, als blazen verwijderen. het instrument zich in een auto • glas niet met de vingers aanraken. bevindt. • alleen reinigen met een schone en zachte doek; Vochtige instrumenten dieindien nodig licht bevochtigen met nen uitgepakt te worden. alcohol. Het instrument, transporthouder, schuimopvullingen en accessoires Geen andere vloeistoffen gebruiken, drogen (hoogste temperatuur 40°C / omdat deze het kunststof kunnen 108°F) en reinigen. De uitrusting pas aantasten. inpakken als deze volledig droog is.
92
Kabels en stekkers Stekkers mogen niet vuil worden en moeten tegen vocht beschermd worden. Vuil geworden stekkers van de aansluitkabel schoonblazen. Het verwijderen van aansluitkabels of het verwijderen van de PCMCIA-kaart tijdens het meten kan leiden tot verlies van gegevens. Verwijder de verbindingskabel pas, nadat u het apparaat uitgeschakeld heeft. Beslagen prisma's Indien de reflectoren kouder dan de omgevingstemperatuur zijn, beslaan deze. Alleen afvegen is niet voldoende. De prisma's moeten onder de jas of in de auto enige tijd op omgevingstemperatuur komen.
Onderhoud en opslag
120
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Veiligheidsaanwijzingen Deze aanwijzingen dienen om de gebruikers van het TPS-Systeem 1100 in staat te stellen om eventuele gebruiksgevaren tijdig te ontdekken, d.w.z. indien mogelijk vooraf te vermijden. De gebruiker moet er op toezien, dat ook alle overige medewerkers/gebruikers deze aanwijzingen begrijpen en opvolgen.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Gebruiksdoel Gebruik conform de bepalingen
Ondeskundig gebruik
De elektronische theodolieten en total stations van het TPS1100systeem omvatten de volgende toepassingen:
• Het TPS1100-systeem gebruiken zonder instructie • Toepassing buiten de gebruiksgrenzen • Het onklaar maken van veiligheidsvoorzieningen • Verwijderen van aanwijzings- en waarschuwingsbordjes • Openmaken van het product met gereedschap (schroevendraaier enz.), voor zover niet uitdrukkelijk voor bepaalde gevallen toegestaan. • Doorvoeren van ombouwingen of veranderingen aan het product • Ingebruikname zonder technische keuring na ontvreemding • Gebruik van accessoires van andere fabrikanten die door Leica niet uitdrukkelijk goedgekeurd zijn • Direct naar de zon richten • Onvoldoende beveiliging van de plaats van de meetopstelling (bijv. uitvoeren van metingen op wegen enz.)
• Meten van horizontale en verticale hoeken • Meten van afstanden • Registreren van meetgegevens • Berekeningen middels applicatiesoftware • Automatische richtinstelling (met ATR) • Prismahouder kan zich orienteren in de 'richting' van het instrument (EGL ). • Zichtbaar maken van centreerpunt (met het laserlood).
121
Veiligheidsaanwijzingen
6 10 12 21 26 45 84 92
Grenzen voor gebruik
Ondeskundig gebruik, vervolg 6
• Besturing van machines, bewegende objecten e.d. met de automatische richtinstelling ATR • Doelbewust verblinden van derden.
1
WAARSCHUWING: Bij ondeskundig gebruik bestaat gevaar voor letsel, het niet functioneren of het ontstaan van materiële schade. De eigenaar informeert de gebruiker omtrent gevaren bij gebruik van de uitrusting en over beveiligende tegenmaatregelen. Het total station dient niet gebruikt te worden, totdat de gebruiker instructies heeft gehad over de bediening van het instrument.
Milieu: Geschikt voor gebruik in voor permanente bewoning door mensen geschikte atmosfeer, niet geschikt voor gebruik in agressieve of explosieve omgevingen. Een qua tijd beperkt gebruik bij regen is toegestaan. Zie hoofdstuk "Technische gegevens".
6 10 12 21 26 45 84
Veiligheidsaanwijzingen
122
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Verantwoordelijkheids-gebieden Verantwoordelijkheidsgebied van de fabrikant van de originele uitrusting: Leica Geosystems AG, CH-9435 Heerbrugg (kort Leica Geosystems): Leica Geosystems is verantwoordelijk voor de veiligheidstechnisch perfecte levering van het product inclusief gebruiksaanwijzing en originele accessoires. Verantwoordelijkheidsgebied van de fabrikant van de niet-Leica Geosystems accessoires: De fabrikanten van nietLeica Geosystems accessoires voor de total stations zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen, omzetten en communiceren van veiligheidsconcepten voor hun producten en voor het functioneren van hun producten in combinatie met het Leica-product. TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Gebruiksrisico's Verantwoordelijkheidsgebied van de gebruiker:
Belangrijke gebruiksrisico's
WAARSCHUWING: De gebruiker is verantwoordelijk voor het gebruik volgens de voorschriften van de uitrusting, het gebruik ervan door zijn medewerkers, hun instructie en de gebruiksveiligheid van de uitrusting.
WAARSCHUWING: Ontbrekende of onvolledige instructies kunnen leiden tot een onjuiste bediening of ondes-kundig gebruik. Daarbij kunnen zich ongelukken voordoen met ernstig lichamelijk letsel, aanzienlijke materiële- en/of financiële schade of schade aan het milieu. Tegenmaatregelen: Alle gebruikers volgen de veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant en de instructies van de operator op.
Voor de gebruiker gelden de volgende verplichtingen: • Hij begrijpt de beschermingsinformatie op het product en de instructies in de gebruiksaanwijzing. • Hij kent de ter plaatse gebruikelijke, bedrijfsmatige voorschriften met betrekking tot het voorkomen van ongelukken. • Hij stelt Leica Geosystems ervan op de hoogte zodra veiligheidstechnische gebreken aan de uitrusting optreden.
123
Veiligheidsaanwijzingen
6 10 12 21 26 45 84 92
Gebruiksrisico's, vervolg 6
1
WAARSCHUWING: Het laadapparaat is niet geschikt voor gebruik in natte en ruwe omgevingen. U kunt een elektrische schok krijgen wanneer vocht het toestel binnendringt. Tegenmaatregelen: Gebruik het laadapparaat alleen in droge binnenruimtes. Bescherm het apparaat tegen vocht. Instrumenten die nat geworden zijn, mogen niet gebruikt worden!
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING: Als u het laadapparaat openmaakt, kunnen de volgende oorzaken tot een elektrische schok leiden: • Aanraken van stroomvoerende onderdelen • Gebruik na een ondeskundige poging tot reparatie Tegenmaatregelen: Het laadapparaat niet openmaken. Laat het uitsluitend repareren door geautoriseerde technici van het Technisch Service Centrum van Leica Geosystems.
124
Voorzichtig: Kijk uit voor foutieve metingen bij gebruik van een defect instrument, na een val of andere ongeoorloofde belasting resp. veranderingen aan het instrument. Tegenmaatregelen: Voer periodiek controlemetingen en de in de gebruiksaanwijzing aangegeven veldcontroles uit. Vooral na uitzonderlijke belasting van het instrument en voor en na belangrijke meettaken.
6 10 12 21 26 45 84
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Gebruiksrisico's, vervolg GEVAAR: Bij het werken met de reflectorstok en de verlengstok in de onmiddellijke omgeving van elektrische installaties (bijv. hoogspanningskabels, elektrische treinrails) bestaat als gevolg van een elektrische schok acuut levensgevaar. Tegenmaatregelen: Houdt voldoende afstand ten opzichte van elektrische installaties. Is het werken in dergelijke installaties strikt noodzakelijk, dan moet voor het uitvoeren van deze werkzaamheden de/het voor deze installatie verantwoordelijke instantie of ministerie op de hoogte gesteld worden en hun instructies worden opgevolgd.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
WAARSCHUWING: Bij meetwerkzaamheden tijdens onweersbuien bestaat gevaar voor blikseminslag. Tegenmaatregelen: Voer tijdens onweersbuien geen meetwerkzaamheden uit. Voorzichtig: Kijk uit voor het direct richten in de zon van het total station. De telescoop werkt als een brandglas en kan derhalve uw ogen, het binnenwerk van de afstandmeter of het zoeklicht beschadigen. Tegenmaatregelen: De telescoop niet direct in de zon richten.
125
WAARSCHUWING: Bij het volgen van het doel, doelafbakening door de meetassistent kan door onoplettendheid op de omgeving (bijv. verkeer, hindernissen, sloten/greppels) een ongeluk gebeuren. Tegenmaatregelen: De eigenaar instrueert de meetassistenten en de gebruikers over deze mogelijke bronnen van gevaar. WAARSCHUWING: Onvoldoende bescherming resp. markering van uw meetplaats kan aanleiding geven tot gevaarlijke situaties in het wegverkeer, op bouwplaatsen, industriecomplexen enz. Tegenmaatregelen: Let altijd op voldoende beveiliging van uw meetplaats. Neem de regionale voorschriften voor het voorkomen van ongelukken en verkeersvoorschriften in acht.
Veiligheidsaanwijzingen
6 10 12 21 26 45 84 92
Gebruiksrisico's, vervolg 6
1
Voorzichtig: Bij langdurig inschakelen of extreme omgevingstemperaturen kan de temperatuur van de behuizing van het accessoire richtschijnwerper, bij aanraking de pijngrens bereiken. Bij vervanging van de halogeenlamp bestaat bij directe aanraking van het halogeenelement zonder afkoeling vooraf, gevaar voor brandwonden. Tegenmaatregelen: Aanraking van de richtschijnwerper na een langere bedrijfstijd alleen met de nodige voorzorgsmaatregelen (handschoenen, wollen doek ... enz.). Indien mogelijk de halogeenlamp af laten koelen, voordat deze wordt vervangen
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING: Bij gebruik van computers waarvan het gebruik niet door de fabrikant is goedgekeurd, kunnen gevaarlijke situaties door een elektrische schok ontstaan. Tegenmaatregelen: Let op de fabrikant-specifieke aanduidingen voor gebruik in het veld bij het systematisch gebruik van onze apparaten. Voorzichtig: Bij het verzenden resp. bij het weggooien van geladen accu's kan bij ondeskundige of mechanische invloeden op de accu's brandgevaar ontstaan. Tegenmaatregelen: Verzend resp. gooi uw uitrusting alleen weg met ontladen accu's (instrument in de volgmode laten meten tot de accu's leeg zijn of deze ontladen met de GKL23/GKL121).
126
Voorzichtig: Bij ondeskundig gebruik van de uitrusting bestaat de mogelijkheid, dat door mechanische invloeden (bijv. val, slag, enz.) of niet deskundig passend maken van accessoires, uw uitrusting beschadigd raakt of personen verwond raken. Tegenmaatregelen: Let er bij het opstellen van uw uitrusting op, dat de accessoires (bijv. statief, stelschroevenblok, opzet afstandmeter met contragewicht, verbindingskabel, ...) vakkundig passend gemaakt, gemonteerd, vastgemaakt en vergrendeld zijn. Bescherm uw uitrusting tegen mechanische invloeden. Het instrument mag nooit los op het statief liggen. Draai de centrale aantrekschroef daarom altijd direct vast nadat u het instrument op het statief heeft gezet c.q. verwijder het instrument onmiddellijk nadat u de centrale aantrekschroef heeft losgedraaid. TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
6 10 12 21 26 45 84
Laser classificatie
Gebruiksrisico's, vervolg
•
•
•
•
WAARSCHUWING: Bij ondeskundig verwijderen van de uitrusting kunnen zich de volgende verschijnselen voordoen: Bij het verbranden van kunststof onderdelen ontstaan giftige afvalgassen, waardoor personen ziek kunnen worden. Accu's kunnen bij beschadiging of sterk verwarmen exploderen en daarbij vergiftiging, verbranding, corrosie of milieuschade veroorzaken. Bij lichtvaardig weggooien maakt u het onbevoegde personen mogelijk om de uitrusting ondeskundig te gebruiken. Daarbij kunnen derden zwaar gewond raken en kan het milieu vervuild raken. Het vrijkomen van siliconenolie uit de compensator kan leiden tot beschadigingen aan optische en elektronische modules.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Tegenmaatregelen: Zorg voor deskundig verwijderen van de uitrusting. Volg de specifieke regionale voorschriften voor afval storten. Bescherm te allen tijde de uitrusting tegen het zich toeëigenen door onbevoegde personen.
Voorzichtig: Alleen geautoriseerde technici van het Technisch Service Centrum van Leica Geosystems mogen deze producten repareren.
6 10 12 21 26 45 84 92
127
Veiligheidsaanwijzingen
Geïntegreerde afstandmeter (EDM), (infrarood laser)
Het product komt overeen met laser klasse 1 volgens: • IEC 60825-1:1993 "Veiligheid van laserinstallaties" • EN 60825-1:1994+A11:1996 "Veiligheid van laserinstallaties" Dit product is een Klasse I laserproduct in overeenstemming met: • FDA 21CFR Ch.I §1040: 1988 (US Department of Health and Human Service, Code of Federal Regulations) Klasse 1/I laser producten zijn dusdanig gefabriceerd, dat zij onder normaal gesproken te voorziene omstandigheden en bij gebruik en onderhoud volgens de voorschriften veilig en ongevaarlijk voor de ogen zijn.
Veiligheidsaanwijzingen
6 Klasse 1 laser product conform IEC 60825-1:1993
S traaldivergentie:
1.8 m rad
Impulsduur:
800 ps
M ax. uitgangsvermogen
0.33 m W
Maximum uitgangsvermogen per pulse
4.12 m W
Uittreedopening van de infrarood straal (onzichtbaar).
45 84
Type: TC..... Art.No.: ...... Power: 12V/6V ---, 1A max Leica Geosystems AG CH-9435 Heerbrugg Manufactured:1998 Made in Switzerland S.No.: ......
128
12
26
M eetnauwkeurigheid: ± 5%
This laser product complies with 21CFR 1040 as applicable. This device complies with part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation.
10
21
1100Z33
1
De in de tachymeter geïntegreerde afstandmeter geeft een onzichtbare infrarode straal, die uit het objectief van de kijker uittreedt.
1100Z38
6
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Geïntegreerde afstandmeter (EDM), (zichtbare laser) Als een alternatief voor de infrarode laserstraal, produceert de geïntegreerde afstandmeter ook een zichtbare rode laserstraal welke uit het objectief van de kijker uittreedt.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
WAARSCHUWING: Er zijn twee typen afstandmeters met zichtbare laserstraal beschikbaar: • Total stations met afstandmeters laser Klasse 3R resp. IIIa herkenbaar aan: • het typeplaatje in het batterijcompartiment met vermelding "+Reflectorless Ext. Range", • een uitzend-waarschuwingslampje op de oculairzijde van de kijker • een waarschuwingssticker onder het geheugencompartiment: "Laser Class 3R" en "Class IIIa LASER PRODUCT". • Total Stations met afstandmeters laser Klasse 2 resp. II herkenbaar aan: • het typeplaatje in het batterijcompartiment zonder vermelding "+Reflectorless Ext. Range", • een waarschuwingssticker onder het geheugencompartiment: "Laser Class 2" en "Class II LASER PRODUCT".
129
Producten met een geïntegreerde afstandmeter van laser Klasse 3R resp. IIIa Het product is een Klasse 3R laser in overeenstemming met: • IEC60825-1:1993 + A1:1997 + A2:2000 : "Stralingsveiligheid van laserproducten" Het product is een Klasse IIIa laser in overeenstemming met: • FDA 21CFR Ch.I §1040 : 1988 (US Department of Health and Human Service, Code of Federal Regulations).
6 10 12 21 26 45 84 92
Klasse 3R / IIIa laserproducten: Het direct kijken in de laserstraal is altijd gevaarlijk. Vermijdt direct oogcontact. De toegestane uitstoot ligt binnen vijf maal de toegestane uitstoot voor Klasse 2 / II lasers in de golflengte van 400nm tot 700nm.
Veiligheidsaanwijzingen
Geïntegreerde afstandmeter (EDM), (zichtbare laser), vervolg 6
1
WAARSCHUWING: Het direct kijken in de laserstraal is altijd gevaarlijk. Tegenmaatregelen: Niet in de straal staren of onnodig op iemand richten. Deze maatregelen zijn tevens van toepassing voor een reflecterende straal.
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING: Het direct in de straal kijken kan gevaarlijk zijn voor de ogen als de laserstraal wordt gericht op objecten, die als een spiegel fungeren (b.v. prisma's, spiegels, metalen oppervlakken, ramen). Tegenmaatregelen: Richt niet op gebieden, die wezenlijk reflecterend zijn, of die ongewenste reflectie veroorzaken, zoals spiegels. Kijk niet door of langs de vizierlijn naar prisma's of reflecterende objecten als de laser is ingeschakeld (in Laserspot of Afstandmeten modus). Richten op prisma's is alleen toegestaan met gebruikmaking van de kijker.
130
WAARSCHUWING: Het gebruik van Laser Klasse 3R / IIIa producten kan gevaarlijk zijn. Tegenmaatregelen: Om verwonding te voorkomen is het essentieel voor iedere gebruiker de veiligheidsvoorschriften en controlemaatregelen, gespecificeerd in de norm IEC60825-1:1993 + A1:1997 + A2:2001, in acht te nemen. Lees vooral Deel 3 van de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door.
6 10 12 21 26 45 84
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Geïntegreerde afstandmeter (EDM), (zichtbare laser), vervolg Onderstaand volgt een overzicht van de belangrijkste punten uit de vermelde norm. Klasse 3R laserproducten, gebruikt op bouwplaatsen en buitenshuis (landmeten, uitrichten, waterpassen): a) Alleen gekwalificeerd en getraind personeel mogen worden belast met de installatie en het gebruik van de laserapparatuur. b) Gebieden, waarin de laser wordt gebruikt, moeten worden voorzien van een laserwaarschuwingsbord. c) Er moeten voorzorgsmaatregelen worden genomen, zodat niemand, met of zonder optische hulpmiddelen, direct in de laserstraal kan kijken.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
d) De laserstraal moet stoppen aan het eind van de baan en dient in alle gevallen gestopt te worden als de gevaarlijke straal zich buiten de limiet van de baan bevindt (gevaarlijke afstand*) in het gebied, waarin de aanwezigheid en activiteiten van het personeel worden gecontroleerd om veiligheidsredenen. e) De baan van de laserstraal dient ruim boven of onder oogniveau te worden ingesteld. f) De laserproducten dienen, als zij niet worden gebruikt, te worden opgeslagen in een ruimte, waar niet geautoriseerd personeel geen toegang heeft.
131
g) Er dienen voorzorgsmaatregelen te worden genomen, zodat de laserstraal niet onopzettelijk op reflecterende objecten kan worden gericht (b.v. spiegels, metalen oppervlakken, ramen). In het bijzonder niet op platte of holle op spiegels gelijkende oppervlakken. *) De gevaarlijke afstand is de afstand van de laseruitgang of uitstralingspunt gelijk is aan de maximaal toegestane waarden waaraan personeel mag worden blootgesteld zonder gevaar voor hun gezondheid.
6 10 12 21 26 45 84 92
Bij producten met een geïntegreerde afstandmeter met laser Klasse 3R resp. IIIa is deze afstand 1000m. Op deze afstand is de laserstraal nog slechts Klasse 1 (= direct kijken in de straal is niet gevaarlijk).
Veiligheidsaanwijzingen
Geïntegreerde afstandmeter (EDM), (zichtbare laser), vervolg 6
Stickers op het instrument
6 10
Laserstraal Vermijd contact met de ogen Klasse 3R laser product conform IEC 60825-1:1993 + A2:2001 P0 ≤ 4.75 mW λ = 620 - 690 nm
Uitgang voor laserstraal (zichtbaar)
21 26
1100Z54
1
12
1100Z33
45 A V O ID E X P O SU R E L a ser ra diation is em itted fro m this ap ertu re
Type: TCR....
+Reflectorless Ext. Range
...... Art.No.
Power: 12V/6V ---, 1A Leica Geosystems AG CH-9435 Heerbrugg Manufactured: ...... Made in Switzerland
S.No. ......
This laser product complies with 21CFR 1040 as applicable. This device complies with part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation.
Veiligheidsaanwijzingen
Straaldivergentie
0.15 x 0.35 mrad
Impulsduur
800 ps
Max. uitgangsvermogen
4.75 mW
Maximum uitgangsvermogen per pulse
59.4 mW
Meetnauwkeurigheid ± 5%
132
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
84
Geïntegreerde afstandmeter (EDM), (zichtbare laser), vervolg
Het product is een Klasse-2 laserproduct in overeenstemming met: • IEC 60825-1:1993 "Veiligheid van laserinstallaties" • EN 60825-1:1994+A11:1996 "Veiligheid van laserinstallaties" Dit product is een Klasse-II laserproduct in overeenstemming met: • FDA 21CFR Ch.I §1040: 1988 (US Department of Health and Human Service, Code of Federal Regulations) Klasse-2/II laser producten: Niet in de straal staren of onnodig op iemand richten. Oogbescherming wordt normaal verkregen door het afschermen van de ogen en ook het knipperen met de ogen. TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
WAARSCHUWING: Het direct in de straal kijken met behulp van optische hulpmiddelen (zoals bijv. verrekijkers of telescopen) kan gevaarlijk zijn. Tegenmaatregelen: Niet direct in de straal kijken met behulp van optische hulpmiddelen.
6 Laserstraal Kijk niet in de laserstraal Klasse 2 laser product conform IEC 60825-1:1993 P0 ≤ 0.95 mW λ = 620 - 690 nm
10 12 21 26 45
Stickers op het instrument
84 A V O ID E X P O SU R E L a ser ra diation is em itted fro m this ap ertu re
Type: TCR.... Art.No.: ...... Power: 12V/6V ---, 1A max Leica Geosystems AG CH-9435 Heerbrugg Manufactured:1998 Made in Switzerland S.No.: ......
1100Z39
Producten met een geïntegreerde afstandmeter van laser Klasse 2 resp. II
This laser product complies with 21CFR 1040 as applicable. This device complies with part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation.
133
LASER RADIATION - DO NOT STARE INTO BEAM 620-690nm/0.95mW max. CLASS II LASER PRODUCT
2
1/4s
Veiligheidsaanwijzingen
92
Geïntegreerde afstandmeter (EDM), vervolg
1
Straaldivergentie:
0.15 x 0.35 mrad
Impulsduur:
800 ps
Max. uitgangsvermogen
0.95 mW
Maximum uitgangsvermogen per pulse
12 mW
De geïntegreerde, automatische beeldherkenning ATR1 produceert een onzichtbare laserstraal, die uit het objectief van de telescoop treedt. Het product komt is een Klasse 1 laserproduct in overeenstemming met: - IEC 60825-1:1993 "Veiligheid van laserinstallaties" - EN 60825-1:1994+A11:1996 "Veiligheid van laserinstallaties"
Meetnauwkeurigheid: ± 5%
Uittreedopening van de laserstraal (zichtbaar)
1100Z33
6
Veiligheidsaanwijzingen
Automatische beeldherkenning ATR
Dit product is een Klasse I laserproduct in overeenstemming met: - FDA 21CFR Ch.I §1040: 1988 (US Department of Health and Human Service, Code of Federal Regulations)
6 Klasse 1 laser product conform IEC 60825-1:1993
12 21
Straaldivergentie:
26.2 mrad
Impulsduur:
9.8 ms
Max. uitgangsvermogen
0.76 mW
45
Maximum uitgangs1.52 mW vermogen per pulse
84
Meetnauwkeurigkheid: ± 5%
Klasse 1/I laser producten zijn dusdanig gefabriceerd, dat zij onder normaal gesproken te voorziene omstandigheden en bij gebruik en onderhoud volgens de voorschriften veilig en ongevaarlijk voor de ogen zijn.
134
10
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
26
Automatische beeldherkenning ATR, vervolg 6 10
Type: TCA.... Art.No.: ...... Power: 12V/6V ---, 1A max Leica Geosystems AG CH-9435 Heerbrugg Manufactured:1998 Made in Switzerland S.No.: ......
12 21
This laser product complies with 21CFR 1040 as applicable. This device complies with part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation.
1100Z34
26 45 84 92
1100Z33
Uittreedopening van de infrarood straal (onzichtbaar).
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
135
Veiligheidsaanwijzingen
PowerSearch
Dit product is een Klasse 1 laserproduct conform: • IEC 60825-1:1993+A1:1997+A2:2001 "Stralingveiligheid van laserproducten" • EN 60825-1:1994+A11:1996+A2:2001 "Stralingveiligheid van laserproducten" Dit product is een Klasse 1 laser product conform: • FDA 21CFR Ch.l §1040: 1988 (US Department of Health and Human Service, Code of Federal Regulations). Klasse 1/I laserproducten zijn dusdanig gefabriceerd, dat zij onder normaal gesproken te voorziene omstandigheden en bij gebruik en onderhoud volgens de voorschriften veilig en ongevaarlijk voor de ogen zijn.
Veiligheidsaanwijzingen
6 Klasse 1 laser product conform IEC 60825-1:1993 + A1:1997 + A2:2001
Straaldivergentie:
0.4 x 700 mrad
Impulsduur:
80 ns
Max. uitgangsvermogen:
1.1 mW
Uitgang voor laserstraal (onzichtbaar)
45
Meetnauwkeurigkheid: ± 5% Type: TCA.... Art.No.: ...... Power: 12V/6V ---, 1A max Leica Geosystems AG CH-9435 Heerbrugg Manufactured:1998 Made in Switzerland S.No.: ......
136
12
26
Maximum uitgangs5.3 W vermogen per pulse:
This laser product complies with 21CFR 1040 as applicable. This device complies with part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation.
10
21
1100Z56
1
De geïntegreerde PowerSearch genereert een onzichtbare laserstraal vanuit de onderkant van de kijker.
1100Z59
6
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
84
Zoeklicht EGL Het geintegreerde zoeklicht EGL1 wekt een zichtbare LED-lichtstraal op, die uit het bovenste gedeelte aan de voorzijde van de kijker uittreedt. Het product voldoet aan de LED klasse 1 *) volgens: - IEC 60825-1:1993 "Veiligheid van laserinstallaties" - EN 60825-1:1994+A11:1996 "Veiligheid van laserinstallaties" *) Binnen het gespecificeerde werkbereik van > 5 m ( > 16 ft).
Knipperende LED Straaldivergentie
Geel
Rood
2.4 °
2.4 °
Impulsduur
2 x 35 ms
35 ms
Max. uitgangsvermogen
0.28 mW 0.47 mW
12 21
Meetnauwkeurigheid
26
±5%
±5%
45 84 2
VOORZICHTIG: Gebruik het zoeklicht EGL1 alleen binnen het gespecificeerde werkbereik van > 5 m (> 16 ft) van de telescoop.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
10
Maximum uitgangs- 0.75 mW 2.5 mW vermogen per pulse
LED klasse 1-producten zijn dusdanig gefabriceerd, dat deze onder normaal gesproken te voorziene omstandigheden en bij gebruik en onderhoud volgens de voorschriften veilig en ongevaarlijk voor de ogen zijn.
Klasse 1 LED product conform IEC 60825-1:1993
6
1
1100Z02
92
1 Uittreedopening van de straal voor knipperende, rode LED 2 Uittreedopening van de straal voor knipperende, gele LED
137
Veiligheidsaanwijzingen
Laserlood 6
1
Het geïntegreerde laserlood produceert een zichtbare laserstraal, die uit de onderkant van het instrument uittreedt.
Stickers op het instrument
10 Laserstraal Kijk niet in de laserstraal Klasse 2 laser product conform IEC 60825-1:1993
Het product is een Klasse-2 laserproduct in overeenstemming met: - IEC 60825-1: 1993 "Veiligheid van laserinstallaties" - EN 60825-1:1994+A11:1996 "Veiligheid van laserinstallaties" Dit product is een Klasse-II laserproduct in overeenstemming met: - FDA 21CFR Ch.I §1040: 1988 (US Department of Health and Human Service, Code of Federal Regulations) Klasse-2/II laser producten: Niet in de straal staren of onnodig op iemand richten. Oogbescherming wordt normaal verkregen door het afschermen van de ogen en ook het knipperen met de ogen.
Veiligheidsaanwijzingen
6
12 21
P0 ≤ 0.95 mW λ = 620 - 690 nm
26 45 84 WAARSCHUWING: Het direct in de straal kijken met behulp van optische hulp-middelen (zoals bijv. verrekijkers of telescopen) kan gevaarlijk zijn. Tegenmaatregelen: Niet direct in de straal kijken met behulp van optische hulpmiddelen.
138
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
1100Z41
Laserlood, vervolg
Type: TC..... Art.No.: ...... Power: 12V/6V ---, 1A max Leica Geosystems AG CH-9435 Heerbrugg Manufactured:1998 Made in Switzerland S.No.: ...... This laser product complies with 21CFR 1040 as applicable. This device complies with part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation.
Straaldivergentie:
0.16 x 0.6 mrad
Impulsduur:
c.w.
Maximum uitgangsvermogen per pulse
n/a
Max. uitgangs-vermogen
0.95 mW
Meetnauwkeurigheid:
± 5%
6 10 12 21 26 45
LASER RADIATION - DO NOT STARE INTO BEAM
84
620-690nm/0.95mW max. CLASS II LASER PRODUCT 1/4s
A V O ID E X P O SU R E L a ser ra diation is em itted fro m this ap ertu re
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
92
Laserstraal (zichtbaar)
139
Uittreedopening van de laserstraal (zichtbaar)
1100Z42
2
Veiligheidsaanwijzingen
Elektromagnetische verdraagzaamheid 6
1
De term "elektromagnetische verdraagzaamheid" houdt in, dat het total station in staat is om zonder problemen te functioneren in een omgeving met elektromagnetische straling en elektrostatische ontladingen, zonder daarbij storing in andere apparaten te veroorzaken.
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING: Elektromagnetische straling kan storingen veroorzaken in andere apparaten. Hoewel de total stations voldoen aan de desbetreffende richtlijnen en normen, kan Leica Geosystems de mogelijkheid van het storen van andere apparaten niet volledig uitsluiten.
140
Voorzichtig: De mogelijkheid bestaat, dat storingen ontstaan in andere apparaten als het total station wordt gebruikt in combinatie met accessoires van andere fabrikanten (bijv.: veldcomputers, PC's, radio's, diverse kabels, externe accu's,...). Tegenmaatregelen: Gebruik alleen door Leica Geosystems geadviseerde uitrusting of accessoires. Deze voldoen in combinatie met de total stations aan de strenge eisen van de desbetreffende richtlijnen en normen. Let bij het gebruik van PC's en radiotoestellen op de fabrikantspecifieke gegevens over de elektromagnetische verdraagzaamheid.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
6 10 12 21 26 45 84
Elektromagnetische verdraagzaamheid, vervolg Voorzichtig: Mogelijkheid van tolerantieoverschrijding van metingen bij storingen door elektromagnetische straling. Hoewel de total stations voldoen aan de strengste desbetreffende richtlijnen en normen, kan Leica Geosystems de mogelijkheid niet geheel uitsluiten, dat zeer intensieve elektromagnetische straling de total stations stoort, bijv. de straling in de onmiddellijk omgeving van radiozenders, portofoons, dieselgeneratoren, enz. Bij metingen onder deze omstandigheden, meetresultaten controleren op aannemelijkheid.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
WAARSCHUWING: Bij het werken met het total station met aan één zijde van het apparaat aangesloten kabels (bijv. externe voedings-, verbindingskabel,...) kan een overschrijding van de toelaatbare elektromagnetische stralingswaarde optreden, waardoor andere apparaten gestoord kunnen worden. Tegenmaatregelen: Tijdens het gebruik van de total stations moeten kabels aan beide zijden (bijv. instrument/externe accu, instrument/computer, ..) aangesloten zijn.
141
6 10 12 21 26 45 84 92
Veiligheidsaanwijzingen
FCC-aanwijzing (geldig in de VS)
1
WAARSCHUWING: Dit apparaat heeft in tests de grenswaarden aangehouden die in paragraaf 15 van de FCCbepalingen voor digitale apparaten uit de klasse B gedefinieerd zijn. Deze grenswaarden garanderen wat het gebruik in woongebieden betreft voldoende bescherming tegen het uitzenden van storende straling. Apparaten van dit type produceren en gebruiken hoogfrequente straling en kunnen deze ook uitzenden. Ze kunnen daarom, wanneer ze niet overeenkomstig de aanwijzingen geïnstalleerd en gebruikt worden, storingen aan de radio- en tvontvangst veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij bepaalde installaties niet toch nog storingen kunnen optreden.
Veiligheidsaanwijzingen
Indien dit apparaat storingen in de radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, hetgeen door het uit- en weer inschakelen van het apparaat kan worden nagegaan, dan is de gebruiker verplicht de storingen door middel van de volgende maatregelen te verhelpen: • De ontvangstantenne opnieuw richten of verplaatsen. • De afstand tussen apparaat en ontvanger vergroten. • Het apparaat aansluiten op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten. • Laat u helpen door uw dealer of een ervaren radio- en tv-monteur.
FCC-plaatje op product:
6
This device complies with part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation.
12
26
This device complies with part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation.
45 84
WAARSCHUWING: Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk door Leica Geosystems zijn toegestaan, kunnen het recht van de gebruiker beperken om het apparaat in gebruik te nemen.
142
10
21
1100Z43
6
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Technische gegevens Afstandmeting (infrarood)
Bereik: (normaal en snel meten)
• Type • Golflengte • Meetsysteem
infrarood 0.780 µm speciaal frequentiesysteem basis 100 MHz = 1.5 m • EDM uitrichting coaxial • Weergave (kleinste eenheid) 1 mm P rogramma afstandmeting
N auw keurigheid **
Tijd per meting
Normale meting
2 mm + 2 ppm
1.0 sec.
S nel meting
5 mm + 2 ppm
0.5 sec.
Normaal volgen
5 mm + 2 ppm
0.3 sec.
S nel volgen
10 mm + 2 ppm
< 0.15 sec.
Middelen
2 mm + 2 ppm
-----
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
3 prisms (GPH3)
360° prisma
Reflectietape 60 x 60
Mini prisma
1
1800 m (6000 ft)
2300 m (7500 ft)
800 m (2600 ft)
150 m (500 ft)
800 m (2600 ft)
2
3000 m (10000 ft)
4500 m (14700 ft)
1500 m (5000 ft)
250 m (800 ft)
1200 m (4000 ft)
3
3500 m (12000 ft)
5400 m (17700 ft)
2000 m (7000 ft)
250 m (800 ft)
2000 m (7000 ft)
Atmosferische omstandigheden: 1) Zeer nevelig, zicht 5 km, of zeer zonnig, met felle zonreflectie. 2) Iets nevelig, zicht ongeveer 20 km, of gedeeltelijk zonnig, met zwakke zonreflectie. 3) Bewolkt, geen nevel, zicht ongeveer 40 km, geen zon-reflectie.
* Onderbrekingen in de straal, hittetrillingen en bewegende objecten in het pad van de straal kunnen afwijkingen in de gespecificeerde nauwkeurigheden veroorzaken.
Prisma constanten (additive constanten) • Leica Standaard prisma • Leica Mini prisma • 360° Prisma • 360° Leica Mini prisma • Reflectietape
Standaard prisma
0.0 mm +17.5 mm +23.1 mm +30.0 mm +34.4 mm
Kortste meetafstand • Leica Standaard prisma • Leica Mini prisma • 360° Prisma • 360° Leica Mini prisma • Reflectietape
0.2 m 0.2 m 1.5 m 1.5 m 1.5 m
Als het reflectietape gebruikt wordt kan zonder het gebruik van een voorzetlens (GDV3), een afstand gemeten worden.
143
Technische gegevens
Technische gegevens, vervolg Afstandmeting (lange afstand of zonder prisma) • Type zichtbare rode laser • Golflengte 0.670µm • Meetsysteem speciaal frequentiesysteem basis 100 MHz = 1.5 m • EDM uitrichting coaxial • Weergave (kleinste eenheid) 1mm • Laserspot Grootte: ~ 7mm x 14mm at 20m ~ 10mm x 20mm at 50m Standaardmeting
Nauwkeurigheid **
Meettijd
Reflectorloos tot 30 m
3 mm + 2 ppm
≤ 3.0 sec
Reflectorloos vanaf 30 m
3 mm + 2 ppm
3.0 sec +1.0 sec/10m
Lange afstand
5 mm + 2 pmm
typ.2.5 sec max. 8 sec
Bereik (zonder prisma) Geen prisma (met richtplaat)*
Geen prisma (grijs, reflectiefactor 0,25)*
4
60 m (200 ft)
30 m (100 ft)
5
80 m (260 ft)
50 m (160 ft)
6
80 m (260 ft)
50 m (160 ft)
* Kodak Grey Card gebruikt, met een belichtingsmeter voor het meten van het gereflecteerde licht. 4) Object in zonnige omgeving met felle zonreflectie 5) Object in de schaduw of een bewolkte lucht 6) Dag, nacht en schemering
Afstandmeting (lange afstand) • Meetbereik: • Weergave foutloos:
vanaf 1000m tot 12 km
Bereik (lange afstand) Atmosferische omstandigheden
* Onderbrekingen in de straal, hittetrillingen en bewegende objecten in het pad van de straal kunnen afwijkingen in de gespecificeerde nauwkeurigheden veroorzaken.
Afstandmeting (zonder prisma) • Meetbereik: 1.5 m to 80 m (naar richtmerk, art. nr. 710333) • Weergave foutloos: tot 760 m • Prisma constante (additive constante): + 34.4 mm
Technische gegevens
Atmosferische omstandigheden
Standaard prisma
Drie prisma's (GPH3)
1
1500 m (5000 ft)
2000 m (7000 ft)
2
5000 m (16000 ft)
7000 m (23000 ft)
3
> 5000 m (16000 ft) > 9000 m (30000 ft)
1) Zeer nevelig, zicht 5 km, of zeer zonnig, met felle zon-reflectie. 2) Iets nevelig, zicht ongeveer 20 km, of gedeeltelijk zonnig, met zwakke zonreflectie. 3) Bewolkt, geen nevel, zicht ongeveer 40 km, geen zon-reflectie.
144
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Technische gegevens, vervolg Afstandmeting Vergroot Bereik (Lange afstand, of zonder reflector) • Type zichtbare rode laser • Golflengte 0.670µm • Meetsysteem speciaal frequentiesysteem basis 100 MHz = 1.5 m • EDM uitrichting coaxial • Weergave (kleinste eenheid) 1mm • Laserspot Grootte: ~ 7mm x 14mm / 20m ~ 15mm x 30mm / 100m ~ 30mm x 60mm / 200m Standaardmeting
Nauwkeurigheid **
Meettijd
Reflectorloos
3 mm + 2 ppm
typ. 3 - 6 sec max. 12 sec
Lange afstand
5 mm + 2 pmm
typ.2.5 sec max. 8 sec
Bereik (zonder prisma) Geen prisma (met richtplaat)*
Geen prisma (grijs, reflectiefactor 0,25)*
4
140 m (460 ft)
70 m (230 ft)
5
170 m (560 ft)
100 m (330 ft)
6
>170 m (560 ft)
> 100 m (330 ft)
* Kodak Grey Card gebruikt, met een belichtingsmeter voor het meten van het gereflecteerde licht. 4) Object in zonnige omgeving met felle zonreflectie 5) Object in de schaduw of een bewolkte lucht 6) Dag, nacht en schemering
Afstandmeting (lange afstand) • Meetbereik: • Weergave foutloos:
vanaf 1000m tot 12 km
Bereik, lange afstand
** Onderbrekingen in de straal, hittetrillingen en bewegende objecten in het pad van de straal kunnen afwijkingen in de gespecificeerde nauwkeurigheden veroorzaken.
Afstandmeting Vergroot Bereik (zonder reflector) • Meetbereik: 1.5 m tot 300 m (naar richtmerk, art. nr. 710333) • Weergave foutloos: tot 760 m • Prisma constante (additive constante): + 34.4 mm TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Atmosferische omstandigheden
Atmosferische omstandigheden
Standaard prisma
Reflector tape (60 x 60 mm)
1
2200 m (7200 ft)
600 m (2000 ft)
2
7500 m (24600 ft)
1000 m (3300 ft)
3
> 10000 m (33000 ft)
1300 m (4200 ft)
1) Zeer nevelig, zicht 5 km, of zeer zonnig, met felle zon-reflectie. 2) Iets nevelig, zicht ongeveer 20 km, of gedeeltelijk zonnig, met zwakke zonreflectie. 3) Bewolkt, geen nevel, zicht ongeveer 40 km, geen zon-reflectie.
145
Technische gegevens
Technische gegevens, vervolg Hoekmeting
Typen Nauwkeurig- Weergave heid Hz, V (kleinste (ISO 17123-3) eenheid) 1101
1.5" (0.5 mgon)
1" (0.1 mgon
1102
2" (0.6 mgon)
1" (0.1 mgon)
1103
3" (1.0 mgon)
1" (0.5 mgon)
1105
5" (1.5 mgon)
1" (0.5 mgon)
• Keuzemogelijkheden:
• Methode:
360° ' ", 360 dec., 400 gon, V%, 6400 mil absoluut, continu diametraal
Technische gegevens
Kijker • Vergroting: 30x • Telescoopbeeld: rechtop • Vrije diameter objectief: 40 mm • Kortste richtafstand: 1.7 m (5.6 ft) • Focusseren: alleen grof • Zichtveld: 1°30' (1.66gon) • Zichtveld kijker op 100m 2.7 m • Hellingsbereik: volledige uitslag
Compensator • Type: vloeistofcompensator • Aantal assen: twee (in-/uitschakelbaar) • Instelbereik: 4' (0.07 gon) • Instelnauwkeurigheid: Type 1101 0.5" (0.2 mgon) Type 1102 0.5" (0.2 mgon) Type 1103 1" (0.3 mgon) Type 1105 1.5" (0.5 mgon)
146
Gevoeligheid waterpas • Dooswaterpas: 6'/2 mm • Alhidadewaterpas: geen • elektronische waterpas: resolutie 2"
Kiep-as hoogte • boven stelschroevenblok: 196mm Optisch lood • Locatie: • Vergroting:
in stelschroevenblok 2x, focusseerbaar
Laserlood • Locatie:
in verticale as (1ste as) van het instrument • Nauwkeurigheid: Afwijking van laserlood 1.5mm (2 sigma) op 1.5m instrumenthoogte • Diameter van laserspot: 2.5 mm / 1.5 m
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Technische gegevens, vervolg Accu • Type • •
• •
Toetsenbord en weergave
Nikkel-metaal hydride (NiMH) Nominaal voltage 6V Capaciteit GEB121 (Standaard) 3.6 Ah GEB111 (Optioneel) 1.8 Ah Insteekvak in steun Voeding Indien er een externe kabel gebruikt wordt, dient het voltage ingesteld te worden tussen de 11.5V en 14V, voor het verkrijgen van een nominale spanning van 12V (DC). Aantal metingen (hoek en afstand)
TC/TCR
600
TCM/TCRM/ TCA/TCRA
400
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Positie
Alfanumerieke karakters Karaktersets
beide kijkerstanden (kijkerstand 2 is een optie) maximaal 256 Uitgebreide ASCII karakterset als standaard. Extra karaktersets kunnen geladen worden.
Type scherm
LCD
Grootte scherm
8 regels x 32 karakters
Grafische mogelijkheden
Gewicht
Type
Gewicht
TC/TCR
4.7 kg (10.4 lbs)
TCM/TCRM/ TCA/TCRA
4.9 kg (10.8 lbs)
Stelschroevenblok 0.8 kg (1.7 lbs) Insteekaccu
0.4 kg (0.8lbs)
Ja, 64 x 256 pixels
147
Technische gegevens
Technische gegevens, vervolg Bestendigheid/ Temperatuur • Meting: -20° tot +50° C (-4° tot +122° F) • Opslag: -40° tot +70° C (-40° tot +158° F)
Speciale kenmerken • Programmeerbaar • Zoeklicht
Automatische correcties • Hor. collimatiefout • Ver. collimatiefout • Kiepasfouten • Scheve staande as • Aardkromming • Refractie • Excentriciteit van de cirkel
ja als optie
ja ja ja ja ja ja ja
Zoeklicht EGL Registratie • RS232 interface ja • Intern geheugen: Ja Totale capaciteit: 5 Mbytes Beschikbare capaciteit voor programma's en teksten:~ 1.7 Mbytes • Insteekbaar Datageheugen (SRAM): PC kaart voor gegevens: Ja Capaciteit: 0.5 / 2 / 4 Mbytes Aantal gegevensblokken: 4500 tot 36000 • Insteekbaar Datageheugen (ATA Flash): PC kaart voor gegevens: Ja Capaciteit: 4 / 10 Mbytes Aantal gegevensblokken: 36000
• Werkbereik
5m - 150m 15 ft - 500 ft)
• Positioneerbereik op 100 m: • Links- / rechtsindicatie • TCA/TCRA instrumenten: • Alle overige instrumenten:
50mm Ja EGL2 EGL3
tot 90000 Zij-aandrijving • Aantal Hz/V • Verplaatsing
1 Hz, 1V eindeloos
Overige aandrijvingen • TCM, TCA gemotoriseerd
Technische gegevens
148
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Automatische beeldherkenning ATR Positioneernauwkeurigheid (TCA1102 / Standaard prisma, enkele statische ATR meting)
Bereik (bij gemiddelde omstandigheden, zonder zichtonderbreking)
Afstand
Nauwkeurigheid
Meettijd
tot 300 m
3 mm
3sec
> 300 m
*
3-4
* afhankelijk van de hoek meetnauwkeurigheid Te gebruiken prisma’s • Standaard prisma's • Leica Mini prisma • 360° Prisma • 360° Leica Mini prisma • Reflectietape Speciale actieve prisma's niet noodzakelijk Herkenningsmethode • Videotechniek • EDM techniek TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Ja Ja Ja Ja Ja
ja nee
Draaisnelheid (LOCK mode)
ART Mode
LOCK mode
Volgen? Nee
tot 20 m
5 m/sec
standaard prisma
1000 m (3300 ft)
800 m (2600 ft)
Nee
tot 100 m
25 m/sec
500 m (1600 ft)
400 m (1300 ft)
Ja
tot 20 m
3.5 m/sec
Mini prisma
Ja
tot 100 m
18 m/sec
360° reflector
600 m (2000 ft)
500 m (1600 ft)
Volgen?
Afstand
Max. radiale snelheid
Ja
4 m/sec.
360° Mini prisma
350 m (1150 ft)
300 m (1000 ft)
0 tot max. afstand
Reflectietape 60 x 60
65 m (200 ft)
niet mogelijk
Kortste meetbereik (360° prisma) • ATR 1.5 m • LOCK 5m Draaisnelheid Positionering
Afstand
Max. tang. snelheid
Beeldherkenning Typische zoekduur in zichtveld van de kijker Zoekbereik
Normale metingen = 2.5 sec + 1 sec positionering 1°30'
Zoekbereik met afstandbediening
18° (20 gon)
Kijkonderbreking
Ja, kort
tot 50 gon/sec
149
Technische gegevens
PowerSearch Bruikbare prisma's • Standaard prisma's ja • Miniprisma ja • 360º Prisma ja • 360° Miniprisma niet aanbevolen • Reflectietape nee Speciale actieve prisma's zijn niet nodig.
Applicatieprogramma’s Beeldherkenning Kortste meetafstand 5m Rotatiesnelheid tot 50 gon/sec Definieerbaar zoekgebied ja Zoekgebied 400 gon x 40 gon Typische zoektijd <10 sec.
Bereik* (onder gemiddelde condities zonder zichtonderbreking) Standaard prisma 200 m 360º prisma** 200 m Miniprisma 100 m *
Zie de gebruiksaanwijzing "TPS1100 progamma's". Geïntegreerde programma's Excentriciteit richtpunt Handmatige coördinaatinvoer 1-Punts oriëntatie Data converteren (ASCII/GSI) Standaard programma's Vrije Standplaats Oriëntering en Hoogte Standplaats Achterwaartse Insnijding Uitzetten Spanmaat Hoogte Meting
Metingen aan de boven- of onderkant van de stralenbundel of onder slechte atmosferische omstandigheden kunnen het maximale bereik verminderen.
** optimaal uitgelijnd
Technische gegevens
150
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Applicatieprogramma’s, vervolg
Schaalcorrectie (ppm)
Survey programs Oppervlakte COGO Verborgen punten Locale achterwaartse insnijding Referentielijn Road Plus/File editor Seriemeting Polygonering Auto Record DTM uitzetten Face Scan Programmeerbaar met programmeertaal GEOBASIC. Geen DOS op total station noodzakelijk.
TPS Advanced + + + + + + + + + + + +
Verklaring van de tekens: + : als optie verkrijgbaar
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Alle standaardprogramma's, Oppervlakte, COGO, Locale achterwaartse insnijding, Referentielijn, Seriemeting, Polygonering
Door het invoeren van een schaalcorrectie, wordt rekening gehouden met reducties welke evenredig zijn voor de afstand (bijv. atmosferische correcties, reductie op zeeniveau of projectie).
TPS Expert Alle standaardprogramma's, TPS Advanced landmeetkundig pakket, DTM uitzetten Auto Record Verborgen punten Referentielijn Face Scan
151
Technische gegevens
Atmosferische correctie ∆ D1 De afstand wordt alleen juist weergegeven indien de ingevoerde ppm correctie (mm/km) correspondeert met de atmosferische omstandigheden op het tijdstip van de meting. De atmosferische correctie bevat correcties voor luchtdruk, temperatuur en relatieve vochtigheid. Indien de atmosferische correctie bepaalt dient te worden voor precisie afstandmetingen met een nauwkeurigheid van 1 ppm, dienen de volgende parameters opnieuw vastgesteld te worden: Temperatuur tot op1°C; luchtdruk tot op 3 millibar; relatieve luchtvochtigheid tot op 20%. Het is meestal voldoende om de atmosferische correctie over te nemen van de grafiek en deze in het instrument in te voeren.
Technische gegevens
De luchtvochtigheid beïnvloedt de afstandmeting indien het klimaat extreem heet en vochtig is. Voor precisie afstandmetingen dient de relatieve luchtvochtigheid te worden gemeten en tezamen met de luchtdruk en de temperatuur te worden ingevoerd. ppm +5 +4
100%
+3
80% 60% 40% 20%
+2 +1 +0 -20 -10 0
10 20 30 40 50 °C
Atmosferische correctie in mm/km (ppm), temperatuur in °C, relatieve luchtvochtigheid in %
152
De waarde n voor de infrarood afstandmeter (golflengte 780nm) = 1.0002830. Voor de zichtbare rode laser (golflengte 670nm), n = 1.0002859. De waarde n wordt berekend m.b.v. de formule van Barrel en Sears en is geldig voor luchtdruk p = 1013.25 mbar, voor temperatuur t = 12°C en relatieve luchtvochtigheid h = 60%. Formule voor infrarood afstandmeter: ∆D1 = 283.04 -
0.29195 · p (1 + α · t)
4.126 · 10-4 · h · 10x (1 + α · t)
Formule voor zichtbare rode laser: ∆D1 = 285.92 -
0.29492 · p (1 + α · t)
4.126 · 10-4 · h · 10x (1 + α · t)
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Atmosferische correctie ∆ D1, vervolg
Reductie op Zeeniveau ∆ D2
Projectie vervorming ∆ D3
∆D1 = atmosferische correctie [ppm]
De waardes voor DD2 zijn altijd negatief en worden verkregen d.m.v. de volgende formule:
De grootte van de projectievervorming is in overeenstemming met de projectiemethode welke in een land gebruikt wordt en waar ook officiële tabellen beschikbaar zijn. De volgende formule is geldig voor cylindrische projecties, zoals die van Gauss-Krüger:
p t h α x
= = = =
luchtdruk [mbar] temperatuur [°C] relatieve luchtvochtigheid [%] 1 / 273.16 7.5 t = + 0.7857 237.3 + t
Als de standaardwaarde van 60% relatieve luchtvochtigheid wordt gebruikt voor de afstandmeting, zal de maximale fout in de berekende atmosferische correctie 2 ppm (2 mm/km) zijn.
∆D2 = -
H · 103 R
∆D2 = reductie op Zeeniveau [ppm] H = hoogte van de afstandmeter boven Zeeniveau [m] R = 6378 km
∆D3 =
X2 · 106 2R2
∆D3 = projectievervorming [ppm] X = noordelijke declinatie, afstand t.o.v. projectie nullijn met schaalfactor 1 [km] R = 6378 km In landen, waar de schaalfactor niet eensluidend is, kan deze formule niet direct worden toegepast.
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
153
Technische gegevens
Atmosferische correcties Atmosferische correctie in ppm met °C, mb, H (meter) bij een relatieve luchtvochtigheid van 60%
Technische gegevens
Atmosferische correctie in ppm met °F, inch Hg, H (Feet) bij een relatieve luchtvochtigheid van 60%
154
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Reductie formules = D0 · (1 + ppm · 10-6) + mm
Prisma
= D0 = ppm = mm =
ζ Instrument
getoonde schuine afstand [m] ongecorrigeerde afstand [m] schaalcorrectie [mm/km] prismaconstante [mm] =Y-A·X·Y = X + B · Y2
Zeeniveau
Bij het afstand meetprogramma "Middelen", worden de volgende waardes weergegeven: D = schuine afstand, rekenkundig gemiddelde van de metingen s = standaardafwijking van een afzonderlijke meting n = aantal metingen Deze waardes worden als volgt berekend:
Hoogte meting
1100Z36
D=
Het instrument berekent de schuine afstand, horizontale afstand en het hoogteverschil in overeenstemming met de volgende formules. Met de aardkromming en het refractiecoëfficient (k = 0.13) wordt automatisch rekening gehouden. De berekende horizontale afstand is gerelateerd aan de instrumenthoogte en niet aan de prismahoogte. TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Y X ζ A B k R
= horizontale afstand [m] = hoogteverschil [m] = · |sin ζ | = · cos ζ = verticale randaflezing 1-k/2 R 1-k = 2R =
∑ Di
s=
= 1.47 · 10-7 [m-1] = 6.83 · 10-8 [m-1]
= 0.13 = 6.37 · 106 m
155
1 · ∑ni = 1 Di n
= som = afzonderlijke meting ∑ni = 1 (Di - D)² n-1
=
(∑D )² ∑ni = 1 Di² - n i n-1
De standaardafwijking SD van de rekenkundig gemiddelde afstand kan als volgt berekend worden: SD =
s n
Technische gegevens
Trefwoordenlijst (index) 6
A
10
12
21
26
45
84
92
B
C
Code informatie .................................................... 79 Codelijst ........................................................ 50, 107 Coderegel ............................................................ 110 Codering ............................................................... 79 Communicatiepoort .............................................. 83 Communicatiepoort (GeoCOM) ........................... 83 Compensator ................................................ 32, 101 Controleren van de PC-Kaart ............................... 60 Converteren gegevens ......................................... 56 Coord. vol. .......................................................... 100 Correcties voor de afstand (ppm) ......................... 71
D
Databeheer ........................................................... 51 Databestand (Dbest) ............................................ 49 Dataformaat ........................................................ 108 Datum ................................................................... 98 Datum form. .......................................................... 98 Decimale posities ................................................. 99
E
Een codelijst kopiëren (COPIE) ............................ 51 Elektromagnetische competabiliteit (EMC) ........... 25 Elektronisch niveau .............................................. 28 Elektronisch niveau (INSP.) .................................. 92 Exc. Mode ........................................................... 105 Externe voeding .................................................... 25
156
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Absolute hoekwaarden ......................................... 88 Accessoires .......................................................... 94 Accu .................................................................... 147 Afst. Dec. .............................................................. 99 Afst. display ........................................................ 103 Afst.Eenh. ............................................................. 99 Afstand handmatig invoeren ................................. 76 Afstandmetingen ................................................... 13 Afstandsbedieningsmode RCS ............................. 17 Alpha mode .......................................................... 98 Atm.Lucht ........................................................... 100 Atm.Temp ........................................................... 100 Atmosferische correctie ................................ 71, 152 ATR mode ............................................................. 15 ATR nulpuntsfout .................................................. 41 ATR-Mode (ATR+ / ATR-) ..................................... 86 Automatische beeldherkenning ATR ............ 85, 149 Autostart ............................................................... 99
Beschrijving van het systeem ............................... 12 Bestandsbeheer ................................................. 107
Trefwoordenlijst (index)
Trefwoordenlijst (index), vervolg F
G
H
Formaat met 8 of 16 karakters ........................... 108 Formatteren van een geheugenkaart (FORMT) ... 59
Gebruikte symbolen ................................................ 4 Geheugenconcept en data- communicatie ........... 19 GeoBasic .............................................................. 19 Geometrische correctie ........................................ 72 Gereduceerde invoer van ppm waarden ............... 73 GEVAAR ................................................................. 4 Gevoeligheid waterpas ....................................... 146 GSI communicatie parameters ............................. 83 GSI-parameters .................................................... 62
I
6 10 12
K
Kiepasfout ............................................................. 38 Kijker ................................................................... 146 Kijkerstand veranderen (I<>II) .............................. 75
21 26
L
Handmatige invoer van coördinaten (INVR) ......... 56 Hoek Dec. ............................................................. 99 Hoekeenh ............................................................. 99 Hoekmeting ........................................................ 146 Horizontale collimatiefout ...................................... 36 Hz systeem ......................................................... 100 Hz-Corr ............................................................... 101
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Importeren puntgegevens (IMPOR) ...................... 53 Individueel puntnummer (INDIV / RUN) ................ 79 Inhoudsopgave ....................................................... 6 Inleiding ................................................................ 10
157
L.INT mode (L.INT+ / L.GO) ................................. Laatste puntnummer (L.Pt.) .................................. Laden van de accu ............................................... Laden van een configuratiebestand (LOAD) ........ Laden van een systeem-parameterbestand ......... Langs- en dwarsinclinatie ..................................... LOCK mode .......................................................... LOCK mode (LOCK+ / LOCK-) .............................
87 76 23 95 96 32 15 86
Trefwoordenlijst (index)
45 84 92
Trefwoordenlijst (index), vervolg 6
M
10
12
21
26
45
N
Meetbestand (Mbest) ............................................ 49 Meetbestanden ................................................... 107 Meetfuncties ......................................................... 66 Meetprogramma ................................................... 68 Meetregel ............................................................. 110 Meetvoorbereiding ................................................ 22 Meten & opslaan (REC) ........................................ 73 Meten van afstanden en hoeken, afzonderlijk (DIST .................................................................... 74 Meten van afstanden en hoeken, gelijktijdig ......... 75
Nieuw bestand maken (NIEUW) ........................... 50 Nieuwe codelijst maken (NIEUW) ........................ 51
84
92
O
P
Plaatsbepalers (wildcards) .................................... 55 Plaatsing / vervanging van de accu ...................... 24 PowerSearch ............................ 12, 15, 90, 136, 150 Prisma constanten ............................. 143, 144, 145 Prismatype ............................................................ 68 Productidentificatie ................................................. 3 Projectie vervorming ........................................... 153 Puntcodering .................................................. 80, 81
Q
Quick code .......................................................... 107
R
RCS communicatie parameters ............................ 84 Reductie op Zeeniveau ....................................... 153 Refractiecorrectie ................................................. 73 Registreerscherm (R-FRM) .................................. 60 Relatieve hoekwaarden ........................................ 88 Richten op het laatste punt (LTSTE) ..................... 77 Richtpunt excentriciteit ......................................... 78
On-line stand ........................................................ 84 Onderhoud en opslag .......................................... 119 Opgeven toleranties .............................................. 94 Ophoging van puntnummers .............................. 106 Opslaan standplaatsgegevens (REC) .................. 75 Opstellen van het instrument ................................ 27 Oriëntering naar 1-punt ......................................... 66 Overzicht van de hoofdstukken .............................. 5
Trefwoordenlijst (index)
158
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
Trefwoordenlijst (index), vervolg S
T
U
Schaalcorrectie (ppm) ........................................ 151 Schakelen tussen weergaveformaten (>DISP) ..... 78 Sect. Hoek .......................................................... 102 Sect. piep ............................................................ 102 Selecteren / definiëren prisma's ..................... 70, 71 Snelcodering (QCod+ / QCod-) ........................... 81 Standaardcodering ............................................... 80 Systeem parameters ............................................ 97 Systeemfuncties ................................................... 49
V
Veiligheidsaanwijzingen ...................................... 121 Verhogen puntnummers ..................................... 106 Verlichting ............................................................. 93 Verticale collimatiefout .......................................... 34 Verwijderen meetregel (Wis B) ............................. 76 VOORZICHTIG ....................................................... 4 Voorzichtig .............................................................. 4 VORIGE mode (VORIG) ....................................... 88
W WAARSCHUWING ........................................... 4, 23
Waarschuwing .................................................. 4, 23 Weergave V ........................................................ 103 Weergavescherm (W-FRM) ................................. 61 Weergeven en importeren van puntgegevens (TOON) ................................................................. 54 Weergeven en wijzigen GSI gegevens (ZOEK) .... 54
Taal ....................................................................... 99 Technische gegevens ......................................... 143 Temperatuur ....................................................... 100 Test afstandmeter (TEST) .................................... 71 Testen en afstellen ................................................ 29 Tijd ........................................................................ 98 Tijd form. ............................................................... 98 Toets piep ............................................................. 98
Z
Zoeklicht EGL ............................................... 16, 148
159
Trefwoordenlijst (index)
Uitschakeltijd ...................................................... 103 Uitzetten .............................................................. 103
TPS1100 - Gebruiksaanwijzing 2.2.1nl
6 10 12 21 26 45 84 92
Leica Geosystems AG, Heerbrugg, Switzerland beschikt over een kwaliteitssysteem, dat voldoet aan de internationale standaard, voor Kwaliteitsmanagement en Kwaliteitssystemen (ISO standaard 9001) en Omgevings Management Systemen (ISO standaard 14001).
710484-2.2.1nl Gedrukt in Zwitserland - Copyright Leica Geosystems AG, Heerbrugg, Zwitserland 2003 Vertaling van de originele tekst (710476-2.2.1de)
Total Quality Management Our commitment to total customer satisfaction Meer informatie over ons TQM-programma is verkrijgbaar bij uw plaatselijke Leica Geosystems-leverancier.
Leica Geosystems AG CH-9435 Heerbrugg (Switzerland) Phone +41 71 727 31 31 Fax +41 71 727 46 73 www.leica-geosystems.com