Laeve op straot, Ôs (a-)sociaal kapitaal? Overlast van zwervers en verslaafden in de gemeente Venlo
zaak_id bericht_nummer
VEILIGHEID EN HANDHAVING
bericht_id
team VHBOP
ZAAK_ZAAKNUMMER
steller MSc. MJM Hal van doorkiesnummer +31 77 3596227 registratienummer datum februari 2012 (versie 2)
Inhoudsopgave 1
Lijst van afkortingen ......................................................................................................... 1
2
Samenvatting..................................................................................................................... 2
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.4.1 3.5 3.6
Inleiding.............................................................................................................................. 7 Aanleiding............................................................................................................................ 7 Werkwijze ............................................................................................................................ 7 Criminogene factoren .......................................................................................................... 8 Regietaak Veiligheidshuis en CMA...................................................................................... 8 Regiobinding ....................................................................................................................... 8 Ontwikkelingen .................................................................................................................... 9 Leeswijzer ........................................................................................................................... 9
4 4.1.1 4.2 4.3 4.3.1 4.4
Overlastbeleving en criminaliteit ................................................................................... 10 Overlastbeleving................................................................................................................ 10 Professionals..................................................................................................................... 10 Overlastmeldingen............................................................................................................. 10 Gedoogplek en overlast.................................................................................................... 11 Overlast of last?................................................................................................................. 12
5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.3 5.3.1 5.3.1.1 5.3.2 5.3.3 5.3.3.1 5.3.4 5.3.5 5.3.5.1 5.3.5.2 5.3.5.3 5.3.6 5.3.6.1 5.4 5.4.1.1 5.5
Doelgroepanalyse............................................................................................................ 14 Algemeen beeld van de groep........................................................................................... 14 Demografische kenmerken................................................................................................ 15 Geslacht en leeftijd ............................................................................................................ 15 Inkomen............................................................................................................................. 15 Herkomst (geboorteregio).................................................................................................. 15 Justitiecontacten, regie en criminogene factoren............................................................... 16 Operationele regie Veiligheidshuis Noord-Limburg en CMA.............................................. 17 Justitie en operationele regie Veiligheidshuis Noord-Limburg en CMA ............................. 17 Arbeid en opleiding............................................................................................................ 18 Verblijf ............................................................................................................................... 18 Justitie en verblijf ............................................................................................................... 18 Inkomen en schulden ........................................................................................................ 18 Middelengebruik, psyche en gedrag.................................................................................. 19 Middelengebruik ................................................................................................................ 19 Justitie en middelengebruik ............................................................................................... 20 Psyche............................................................................................................................... 20 Sociale relaties en sociaal kapitaal.................................................................................... 21 Motivatie ............................................................................................................................ 21 Groepsdynamiek ............................................................................................................... 22 Sociaal kapitaal nader bekeken......................................................................................... 23 Conclusie........................................................................................................................... 24
6 6.1 6.1.1
…op weg naar een andere aanpak................................................................................. 25 Theoretische beschouwing................................................................................................ 25 Huidige kaders en beleid ................................................................................................... 26
6.1.2 6.1.2.1 6.1.2.2 6.1.2.3 6.1.2.4 6.1.2.5 6.1.3 6.1.3.1 6.1.3.2
Voorbeelden uit het land.................................................................................................... 27 Straatteam in Breda en outreachend werker in Apeldoorn (groeps-, persoons- en domeingericht)................................................................................................................... 28 Gemeente Utrecht (persoonsgericht en maatschappelijke opvang) .................................. 28 Dwang en drang in Roermond (maatschappelijke opvang en persoonsgericht)................ 28 Uitzendbureau voor daklozen in Eindhoven (persoonsgericht, dagbesteding) .................. 29 Groepenpellen en straatcoaches in de gemeente Venlo (groepsgericht) .......................... 29 Advies voor een andere aanpak........................................................................................ 29 Rollen en verantwoordelijkheden....................................................................................... 31 Uitvoering .......................................................................................................................... 31
7
Bijlage 1: operationele regie en openstaande zaken OM en CJIB............................... 32
8
Bijlage 2: Bestuursrechtelijke kaders............................................................................ 34
1 AMWML APV Awb BOA CMA CIZ CJIB IBS MO MOVEOO OM V&H VVGI WIZ WWB
Lijst van afkortingen Algemeen Maatschappelijk Werk Midden-Limburg Algemene Plaatselijke Verordening Algemene wet bestuursrecht Buitengewoon Opsporingsambtenaar Centraal Meld- en Actiepunt Centrum Indicatiestelling Zorg. Met deze indicatie kan hulp worden aangeboden welke vergoed wordt door de verzekeraar Centraal Justitieel Incasso Bureau In Bewaring Stelling Maatschappelijke Ontwikkeling (afdeling gemeente Venlo) Maatschappelijke opvang voorziening (voormalig MOV) Openbaar Ministerie Veiligheid en Handhaving (afdeling gemeente Venlo) Vincent Van Gogh Instituut Werk Inkomen Zorg Wet Werk en Bijstand
Doelgroepanalyse
1
2
Samenvatting
Onderliggende doelgroepanalyse betreft een nulmeting met betrekking tot de ervaren overlast van adres- en thuislozen in Venlo. Naar aanleiding van de motie d.d. 26 januari 20111 over de aanpak van overlastgevende adres- en thuislozen bij de nachtopvang in Blerick is gestart met het in kaart brengen van deze groep.2 Vanwege extreem toenemende overlast op het Vleesplein van deze groep is naar aanleiding van de motie van 25 mei 20113 een aantal korte termijn acties uitgezet. Omdat de acties gericht zijn op dezelfde personen is besloten om beide moties tegelijkertijd uit te voeren en wordt gewerkt aan een aanpak voor de korte, middellange en lange termijn om overlast van de groep te verminderen. Het college heeft op 31 mei 2011 ingestemd met de uitvoering van de laatstgenoemde motie en daaraan gekoppelde maatregelen. Uitvoering moties Naar aanleiding van extreem toenemende overlast op het Vleesplein is op 25 mei 2011 een motie aangenomen door de raad om de rotspartij op het plein per direct te verwijderen. Op basis hiervan is een aantal acties uitgevoerd4: 1. Verwijderen van de rotspartij op het Vleesplein 2. Aanwijzen van een tijdelijke gedoogplek aan de Maaskade ter hoogte van de St. Urbanusweg 3. Samenscholingsverbod voor de groep overlastgevers in het centrum (geldig van 9 juni tot 9 oktober 2011). Vanwege de preventieve werkingvan het samenscholingsverbod is deze verlengd tot 9 april 2011. Deze acties betreffen korte termijn activiteiten om de rust in het centrum terug te laten keren. In de periode van het samenscholingsverbod zal toegewerkt worden naar een middellangeen langere termijn oplossing. De basis hiervoor ligt in onderliggende doelgroepanalyse waarin de groep en waargenomen overlast in kaart wordt gebracht. Bij aanvang van de analyse is er vanuit gegaan dat de overlastgevende groep allemaal adres- en/of thuisloos zijn. De korte termijn acties hebben de rust in het centrum van Venlo terug doen keren. Door het aanwijzen van en actief doorverwijzen naar de gedoogplek is de groep zich daar op gaan houden. Bewoners van de Sliënenbergflat ervaren veel overlast. Het gevoel van onveiligheid van de bewoners van de Sliënenbergflat is groter dan de daadwerkelijk waargenomen onveiligheid door de politie. Uitkomsten analyse De analyse is gebaseerd op een lijst van 43 overlastgevende personen die zich in afwisselende samenstelling als groep ophouden. De overlast in het centrum is in eerste instantie het gevolg van het verplaatsen van de groep van de Deken van Oppensingel (bij het postkantoor, tegenover de dagopvang) naar het centrum. De groep heeft zich vermoedelijk verplaatst doordat de drunkiesruimte is gesloten en vanwege bouwwerkzaamheden. 1
“Motie aanpak overlast Blerick” Betrokken organisaties: Politie, OM, Veiligheidshuis Noord-Limburg, CMA, MOV, VVGI (voormalig GGZNML), Gemeente Venlo, afdelingen MO, WIZ en V&H 3 “Motie ter bestrijding overlast openbare ruimte Vleesplein en Kleine Beekstraat” 4 Betrokken organisaties: Politie, OM, MOV, CMA , Gemeente Venlo afdelingen Openbare Werken, Ontwikkelbedrijf, MO, V&H 2
2
Doelgroepanalyse
Er kan gesteld worden dat de groep adres- en thuisloze verslaafden overlast veroorzaken. Het gaat om aanhoudend onaangepast gedrag, dat niet aan te pakken is met alleen repressieve maatregelen. Overlastgevend gedrag uit zich voornamelijk in luidruchtig zijn, gebruik van drugs en alcohol in de openbare ruimte en bij sommige individuen provocerend en intimiderend gedrag naar burgers en de politie. De groep lijkt wel ontvankelijk voor begrenzing van gedrag. Dat wil zeggen, wanneer zij een gelegenheid hebben waar zij kunnen drinken en gebruiken, zonder dat zij worden opgejaagd. Communicatie en duidelijke afspraken met de groep zijn hierbij van belang. De groep kent leiders die (tot bepaalde hoogte) invloed hebben op het gedrag van de groep. Dit blijkt onder meer uit het gegeven dat de korte termijn acties (samenscholingsverbod en gedoogplek) effect sorteren; de rust is teruggekeerd in het centrum, mede op basis van gesprekken met de groep is er een gedoogplek aangewezen en zijn voorzieningen geplaatst (grotere vuilnisbakken en een afdak). Op de gedoogplek is het relatief rustig, ondanks dat bewoners van de Sliënenbergflat overlast ervaren als gevolg van het schreeuwen en het uitzicht vanuit de flat. De groep kenmerkt zich als “los- vast” en is relatief oud (gemiddeld 45 jaar). Er zijn 3 personen onder de 30 jaar en het grootste deel van de groep is geboren in de regio Noorden Midden-Limburg. Daarnaast heeft 65% geen vaste woon- of verblijfadres. Opvallend is dat meer dan de helft van de groep zowel harddrugs- als alcoholverslaafd is, namelijk 53% ten opzichte van het landelijk gemiddelde van 19 %. Er is een duidelijk verband tussen multi-middelengebruik en openstaande strafbare feiten. Dit verband wordt ondersteund door het gegeven dat met name drugsverslaafden meer geld nodig hebben om aan drugs te komen dan zij met hun uitkering ontvangen. Het merendeel van de openstaande strafzaken heeft dan ook betrekking op strafbare feiten gericht op vermogensdelicten. Over het algemeen geldt wel dat het delictgedrag van de individuen relatief laag is. Er staan op 31 mei 2011 in totaal 33 strafbare feiten open bij de groep van 43 personen. Echter, de kosten voor het voorzien in hun verslaving is buitenproportioneel ten opzichte van hun inkomsten. Jaarlijks zal een verslaafde gemiddeld € 100 000,- nodig hebben om in de behoefte te kunnen voorzien. Het jaarinkomen van een dakloze verslaafde is gemiddeld € 3900,-. Het gedrag van veelplegers (1/3 van de groep) is niet veel anders dan dat van de nietveelplegers. Wel is er een onderscheid tussen raddraaiers, leiders en volgers en kan op basis van onder meer CIZ-indicaties worden gesteld dat een belangrijk deel van de groep niet in staat is om zelfstandig te wonen. Daar komt bij dat de groep veel waarde hecht aan autonomie (vrijheid en eigen wil) en zich niet wil laten betuttelen. Voor wat betreft het aantal openstaande strafzaken laat de analyse geen (zichtbaar) verband zien tussen het regieschap van het Veiligheidshuis en het CMA5 en het al dan niet plegen van strafbare feiten. Dat er geen (zichtbaar) verband is tussen strafbare feiten en regie kan mogelijk verklaard worden door de invulling van de persoongerichte aanpak, zoals wordt ingezet voor deze doelgroep. Er lijkt onvoldoende rekening te worden gehouden met het sociaal kapitaal (toegang tot legitieme middelen zoals huisvesting, eten, drinken en sociaal netwerk) en groepsdruk. Deze groepsdruk ontstaat doordat de personen zich afhankelijk van elkaar opstellen. Dit uit zich onder andere in de voorziening van drugs en het in bescherming nemen van groepsleden (bijvoorbeeld als het gaat om het plegen van strafbare feiten). Daarnaast lijkt het huidige aanbod van professionals (capaciteit en voorzieningen) onvoldoende toegesneden op de groep zodat motivatieontwikkeling ten behoeve van gedragsverandering plaats kan vinden. 5
Het Veiligheidshuis Noord-Limburg (veiligheidshuis) voert in deze context regie op veelplegers. Het CMA voert regie op de in-, door- en uitstroom van adres- en thuislozen van de dag- en nachtopvang van MOVEOO. Het Veiligheidshuis en het CMA werken nauw samen wanneer een veelpleger gebruik maakt van de dag- en nachtopvang. Regieschap voor de veelplegers blijft bij het veiligheidshuis.
Doelgroepanalyse
3
De groep maakt weinig gebruik van de dagopvang. Deze wordt als niet aantrekkelijk ervaren: Het huiskamergevoel is met het huidige versoberde beleid weg Conclusies 1. Mede als gevolg van het sluiten van de “drunkiesruimte” bij de dagopvang van MOVEOO en bouwwerkzaamheden op het Stationsplein nabij de Deken van Oppensingel heeft de groep zich verplaatst van het “postkantoor” tegenover de dagopvang naar het Vleesplein. 2. Mede als gevolg van de sluiting van de “drunkiesruimte” lijkt het gebruik van de dagopvang door de groep afgenomen. 3. Als gevolg van het uitvoeren van de korte termijn acties is de groep verplaatst naar de gedoogplek. Op deze plek is het aantal overlastmeldingen toegenomen; 4. De huidige persoonsgerichte aanpak dient aangevuld te worden met een groeps- en domeinaanpak. De persoonsgerichte aanpak is namelijk gericht op het individu, terwijl de individuen veel optrekken met de groep en beperkte toegang hebben tot reguliere voorzieningen en een “normaal” sociaal netwerk. De invloed hiervan op het effect van de aanpak is groot. Om overlastgevend en crimineel gedrag te verminderen zou hier meer in geïnvesteerd moeten worden; 5. Een “eigen stek” voor de groep is wenselijk om rust in de gemeente te bewaren. Onderzocht dient te worden of dit gecombineerd kan worden met ontwikkelingen rondom het project “Housing First” en het bouwen van een nieuwe 24-uursvoorziening voor adres- en thuislozen. Bovendien zou moeten worden bekeken in welke mate de dagopvang aantrekkelijk gemaakt kan worden voor de adres- en thuislozen en welke mogelijkheden er bestaan om de openingstijden van de dag- en nachtopvang op elkaar aan te laten sluiten (in de winter); 6. Het overgrote deel van de groep heeft regiobinding wat betekent dat deze individuen gebruik mogen maken van publieke voorzieningen zoals de dag- en nachtopvang. De personen zonder regiobinding, kunnen echter niet zomaar de gemeente “uitgezet” worden (regiobinding geldt immers niet voor de openbare ruimte). 7. De groep lijkt op het eerste gezicht aanspreekbaar op hun gedrag. Dat wil zeggen, wanneer de groep en plek heeft om alcohol te nuttigen en drugs te gebruiken en daar met rust wordt gelaten. 8. Er lijkt een discrepantie te ontstaan tussen het gevoel van onveiligheid en daadwerkelijk waargenomen veiligheidsproblematiek bij de bewoners van de Sliënenbergflat. Onderzocht moet worden wat nodig is om het verschil tussen objectieve en subjectieve veiligheid te verkleinen. Advies aanpak Om de overlast en criminaliteit van de adres- en thuislozen verslaafden te verminderen zal de persoonsgerichte aanpak aangevuld worden met elementen uit het sociaal kapitaal en een groepsaanpak. Een dergelijke aanpak kent de volgende elementen: 1. Persoonsgericht, conform toepassing in het Veiligheidshuis Noord-Limburg 2. Inzicht in de invloed van en status binnen de groep 3. Domeingericht; omgevingsgericht zoals het aantrekkelijker maken van voorzieningen zodat overlast op straat verminderd. 4. Verhogen sociaal kapitaal 5. Motivatieontwikkeling met het oog op timing, werkwijze en duur 6. Begrenzen en belonen 7. Eigen verantwoordelijkheid en vertrouwen 8. Vastpakken en niet mee loslaten 9. Indirecte drang en dwang als het kan, directe drang en dwang als het moet
4
Doelgroepanalyse
De aanpak zal op de volgende niveaus Niveau Domeinniveau
Voorstel 1. Opvangmogelijkheden: a. Woonladder: sober regime van dag- en nachtopvang met een zichtbaar perspectief op aantrekkelijkere woonvoorzieningen b. Dagopvang aansluiten op behoeften - Aansluiten van de openingstijden dag- en nachtopvang - Heropenen van de drunkiesruimte/ recreatieruimte - “looks en feels” verbeteren (warme maaltijden, activiteiten, huiskamergevoel) 2. Inzicht in (directe en indirecte) drang- en dwangmaatregelen: a. Samenscholingsverbod verlengen met 6 maanden b. Lik- op-stuk beleid raddraaiers en veelplegers
Groepsniveau
Team van straathoekwerkers die een schakel vormt tussen de zwervers en de instanties en inwoners. - Het team bestaat uit maximaal 3 personen die vertrouwen winnen bij deze doelgroep. - De groep wordt als groep benadert - Cliëntspecifiek wordt indien nodig dwang en drang toegepast 2. Afspraken met justitie, zorg- en welzijnspartners over de inzet van de aanpak 1. Sluitend maken van vraag en aanbod gericht op criminogene factoren (faciliteiten zoals huisvesting, inkomen, dagbesteding, begeleiding en behandeling) 2. Inzicht in begeleidingsmogelijkheden (onder meer één casemanager met een kleine caseload)
Individueel niveau
1.
Rollen en verantwoordelijkheden De aanpak van overlast in de gemeente Venlo, specifiek de groep overlastgevende adresen thuislozen, vraagt van zowel zorg- als justitiepartners inzet. Onderdeel Veiligheid
Preventie en (na)zorg/ welzijn
Partijen Gemeente Venlo afdeling V&H:BOA’s en beleid OM Politie Limburg Noord Veiligheidshuis NoordLimburg CMA Gemeente Venlo, afdeling WIZ
Doelstelling 1. Sanctioneren van normoverschrijdend gedrag 2. Opsporen van risico’s en handhaven, primaire doelstelling is veiligheid 3. Scheppen van randvoorwaarden om overlast beheersbaar te houden Bieden van voorzieningen en arrangementen met als doel het voorkomen van terugval en het verder
Doelgroepanalyse
5
Gemeente Venlo, afdeling MO Veiligheidshuis NoordLimburg
afglijden (verval)
Groenewold Kerk MOVEOO VVGI: bemoeizorg, Verslavingszorg Woningbouwcorporaties
Uitvoering De aanpak op verschillende niveaus zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden om het gewenste effect te bereiken. De financiële consequenties hiervan zijn vooralsnog niet inzichtelijk. Dit zal op zeer korte termijn uitgezocht moeten worden. De uitvoering van de aanpak dient aan te sluiten op het beleid van het Regionaal Kompas.
6
Doelgroepanalyse
3
Inleiding
3.1
Aanleiding
Aanleiding van dit rapport is de toenemende ervaren overlast van adres- en thuislozen in Venlo. Dit rapport geeft inzicht in de aard en omvang van overlastgevende adres- en thuislozen in het centrum van de gemeente. Hierbij is niet alleen gekeken naar de doelgroep zelf, maar ook naar de ervaren overlast van bewoners in het betreffende gebied. De basis voor deze analyse ligt in twee moties, namelijk 1. “Motie aanpak overlast Blerick” van adres- en thuislozen (d.d. 26 januari 2011); 2. “Motie ter bestrijding overlast openbare ruimte Vleesplein en Kleine Beekstraat” (d.d. 25 mei 2011) Naar aanleiding van de eerste motie was reeds gestart met het in kaart brengen van de groep. De tweede motie is ingediend omdat de groep zich medio 2011 heeft verplaatst naar het hartje centrum van de gemeente, het Vleesplein. De mate van overlast is daar in korte tijd in extreme mate toegenomen. Op basis van de laatste motie is vanwege de aard en ernst van de overlast een aantal maatregelen genomen: 1. Verwijderen van de rotspartij op het Vleesplein 2. Aanwijzen van een tijdelijke gedoogplek aan de maaskade ter hoogte van de St. Urbanusweg 3. Samenscholingsverbod voor de groep overlastgevers in het centrum (geldig van 9 juni tot 9 oktober 2011) Aangezien de in beide moties genoemde overlast wordt veroorzaakt door dezelfde groep, is besloten om beide moties tegelijkertijd uit te voeren. Dit rapport dient als basis (c.q. nulmeting) voor het ontwikkelen van een aanpak voor deze groep.
3.2
Werkwijze
Om inzicht te krijgen in de groep is gekozen om de samenstelling en dynamiek van de groep nader te bekijken teneinde een op maat gesneden aanpak te kunnen ontwikkelen. Hierbij is de methodiek groepenpellen6 als uitgangspunt genomen. In samenwerking met professionals is een lijst van 43 overlastgevende personen opgesteld. Om inzicht te krijgen in de personen en de groep is deze lijst verstuurd naar het Veiligheidshuis Noord-Limburg (Veiligheidshuis), Politie Limburg Noord (Politie), OM, VVGI, WIZ, CMA en het Stichting MOVEOO Venlo (MOVEOO) met het verzoek om informatie te delen over criminogene factoren. Naast het opvragen van deze informatie is enkele malen gesproken met verschillende personen uit de groep, professionals en bewoners van de Sliënenbergflat. Het beheer van de lijst ligt bij het CMA. Bij aanvang van de analyse is er vanuit gegaan dat alle personen van de groep adres- en/of thuisloos waren.
6
Groepenpellen wordt met name gebruikt om jeugdgroepen in beeld te krijgen en aan te pakken. Hiermee wordt dynamiek binnen de groep, samenstelling van de groep in beeld gebracht. Professionals hebben contact met individuen uit de groep om een zo passend mogelijk aanbod te doen. De groep wordt “gepeld”. Bron: Groepen Pellen (Stracticus F. Nissen en O. Schildknegt)
Doelgroepanalyse
7
3.3
Criminogene factoren
De kans op het plegen van overlast en criminaliteit hangt nauw samen met de beïnvloedbaarheid van een aantal factoren. Deze factoren worden ook wel criminogene factoren genoemd. De belangrijkste zijn:7 1. Arbeid en opleiding: leervermogen, werkervaring, arbeidsongeschiktheid etc.; 2. Huisvesting: zelfredzaamheid (mate van zelfstandigheid), verleden (schulden woningbouw, nachtopvang e.d.); 3. Inkomen/schulden: uitkeringgerechtigd, overzicht schulden (inclusief boetes); betalingsbereidheid, omgaan met geld; 4. Verslaving: middel, duur, relatie met psychiatrische problematiek; 5. Psychische en lichamelijke gezondheid; stoornissen, lichamelijke beperkingen, aandoeningen; 6. Sociale relaties; relatie familie, vrienden, type sociaal milieu; 7. Denken en gedrag:IQ, aanpassingsvermogen, inlevingsvermogen, normbesef; 8. Motivatie: mate van lijdensdruk (last hebben van de situatie).
3.4
Regietaak Veiligheidshuis en CMA
In de analyse is tevens rekening gehouden met de regietaken van het Veiligheidshuis NoordLimburg en die van het CMA. Deze regie ligt in het opstarten en monitoren van plannen van aanpak rondom geprioriteerde personen. Voor het Veiligheidshuis betreft het in deze context regie op met name veelplegers (en in een enkel geval huiselijk geweld). Voor het CMA betreft het regie op die personen die gebruik maken van de dag- en nachtopvang. Wanneer een veelpleger gebruik maakt van de dag- en nachtopvang werken het veiligheidshuis en het CMA nauw samen (regie blijft bij het veiligheidshuis liggen).
3.4.1
Regiobinding
Met regiobinding wordt de toegang tot voorzieningen in de maatschappelijke opvang beperkt. Een persoon heeft regiobinding, wanneer “de klant in de laatste 3 jaar, 2 jaar woonachtig is geweest in de regio”8 Beleid voor het toepassen van regiobinding in de gemeente Venlo (afdeling WIZ) is volop in ontwikkeling. In de landelijke handreiking van de VNG wordt regiobinding verbonden aan toegankelijkheid in de maatschappelijke opvang. In de handreiking worden de volgende richtlijnen gehanteerd:9 1. De gemeente zorgt er voor dat iedere adres- en thuisloze zich kan aanmelden voor maatschappelijke opvang. 2. Na de aanmelding wordt zo spoedig mogelijk een onderzoek uitgevoerd om te bepalen in welke centrumgemeente de maatschappelijke opvang van de cliënt het beste kan plaatsvinden. 3. Om vast te stellen waar een cliënt het beste maatschappelijke opvang kan krijgen, gelden de volgende beoordelingscriteria: De gemeente/regio waar de kans op een succesvol traject voor de cliënt het grootst is. Om dit te kunnen bepalen, wordt gekeken naar de volgende feiten en omstandigheden: 7
Handboek Meerderjarige Veelplegers Veiligheidshuis Noord-Limburg, juni 2010. zie ook Peter Nelissen (2010) en Tervoort en Leeuw: criminaliteit, gestoordheid en forensische psychiatrische interventies (2006) 8 Regionaal Kompas Noord- en Midden-Limburg, maart 2008 9 Handreiking Landelijke Toegankelijkheid in de maatschappelijke opvang, VNG juli 2011:7
8
Doelgroepanalyse
o De cliënt heeft gedurende drie jaar voorafgaand aan het moment van aanmelding minimaal twee jaar aantoonbaar zijn of haar hoofdverblijf in de centrumgemeente of regio gehad. Dit moet blijken uit inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie of het bekend en geregistreerd zijn bij zorginstellingen; o De aanwezigheid van een positief sociaal netwerk (familie en vrienden); o Bekendheid bij de zorginstellingen of MO-instellingen; o Bekendheid bij de politie; o Geboorteplaats; o Redenen om de cliënt uit zijn oude sociale netwerk te halen. De voorkeur van de cliënt: gegronde redenen om tegemoet te komen aan de wens van de cliënt om in een bepaalde gemeente/regio te worden opgevangen.
3.5
Ontwikkelingen
Gedurende de korte termijn acties (zie paragraaf 3.1) om overlast per direct te stoppen is het aantal overlastmeldingen op het Vleesplein geminimaliseerd. Echter, de meldingen komen momenteel voornamelijk van bewoners van de Sliënenbergflat. Deze flat is gesitueerd tegenover de gedoogplek. Op basis hiervan is het gebied van het samenscholingsverbod uitgebreid tot en met deze flat. Naast de verplaatsing van de groep bleek al snel dat de groep continu van samenstelling lijkt te veranderen. Inmiddels zijn enkele personen uit beeld (al dan niet gedetineerd) en zijn andere personen toegetreden tot de groep. De genoemde ontwikkelingen geven een beeld van de overlast, maar ook van de beweeglijkheid van de groep. De korte termijn acties zoals benoemd zullen daarom opgevolgd dienen te worden met een middellange en lange termijn aanpak.
3.6
Leeswijzer
Het rapport is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 4 wordt ervaren overlast door burgers en (signalen) van professionals beschreven. Vervolgens worden deze signalen gekoppeld aan de definitie van overlast. In hoofdstuk 5 wordt de doelgroep nader beschreven. Er wordt gekeken in hoeverre er verband is tussen criminaliteit en het leven op straat, maar ook tussen regie en justitiecontacten. In hoofdstuk 6 worden de huidige beleidsafspraken beschreven en een advies gedaan voor een effectieve aanpak.
Doelgroepanalyse
9
4
Overlastbeleving en criminaliteit
4.1.1
Overlastbeleving
4.2
Professionals
Eind 2010 en begin 2011 zijn van verschillende instanties (CMA, Veiligheidshuis, WIZ, Moveoo) ernstige signalen binnengekomen over de onveilige situatie in en om de dagopvang in Venlo (Deken van Oppensingel). Deze situatie kenmerkt zich door onder meer geweldpleging tussen bezoekers van de dagopvang, danwel tegen het personeel van Moveoo. De personeelsleden durven geen aangifte te doen uit angst voor represailles. Men vermoedt dat het gedrag een reactie is op het aanscherpen van de huisregels op alle Venlose locaties van Moveoo (dag- en nachtopvang). Deze huisregels hebben betrekking op gedragregels en bijbehorende sancties. Doordat Moveoo geen aangiften deed van incidenten heeft het CMA begin 2011 een bijeenkomst georganiseerd met betrokken partners. Er zijn duidelijk afspraken gemaakt met de politie in geval van escalaties. Daarnaast is inzichtelijk gemaakt welke mogelijkheden er zijn bij het doen van aangifte door de medewerkers van Moveoo. Intimiderend en/of agressief gedrag wordt ook berispt bij de gemeente (afdeling WIZ). Er zijn enkele gebouwontzeggingen afgegeven aan personen uit de groep wegens onbehoorlijk gedrag. Op 1 april 2011 is de “drunkiesruimte” van de dagopvang gesloten. Alcoholverslaafden konden in deze ruimte alcohol nuttigen. Er maakten slechts enkele personen van de groep gebruik van de “drunkiesruimte”. De personen die hier geen gebruik van maakten hingen tot die tijd vooral rond bij het postkantoor tegenover de dagopvang op de Deken van Oppensingel. Overlast die de professionals van met name Moveoo en de politie constateerden had onder meer betrekking op het rondhangen bij het postkantoor, onderlinge ruzies en dealen. Mede als gevolg van het sluiten van de “drunkiesruimte” is de groep zich meer in het centrum gaan ophouden, met name op het Vleesplein. Daar werd behoorlijk overlast ervaren door winkeliers en andere burgers of bezoekers van de stad. Het opjagen door de politie had weinig effect. Algemeen beeld van de professionals is dat sommige personen uit de groep provocerend gedrag vertonen in de groep, naar de politie en personeel van Moveoo. Deze provocateurs vallen het meest op met hun gedrag. In hoofdstuk 5 wordt verder ingegaan op het gedrag van de groep.
4.3
Overlastmeldingen
In de afgelopen periode is het aantal meldingen fors toegenomen op verschillende plekken: - Vleesplein - Maaskade - Blerick Burgers en winkeliers melden veelal bij de politie. Via het Veiligheidshuis (7 meldingen in 1 maand) worden meldingen van veelplegers bijgehouden. De meeste meldingen hebben betrekking op: 10 - Schreeuwen en onderlinge vechtpartijen 10
Sfeerrapportage opgesteld d.d. 10 januari 2005 Politie Limburg-Noord, meldingen via het Veiligheidshuis en van de meldkamer
10
Doelgroepanalyse
-
Hangen in of voor portieken Doen van natuurlijke behoefte in openbare ruimtes Op een intimiderende manier aanspreken van burgers Hangen voor winkels Openbaar gebruik van drugs en alcohol Plegen van winkeldiefstallen
Winkeliers uit Blerick hebben daarnaast hun zorgen geuit over aanhoudende overlast in het winkelcentrum, specifiek de rode bank (kunstwerk) op de overgang van de Kloosterstraat naar Wieënplein. Deze overlast heeft betrekking op onder meer drugsdealen en drugs- en alcoholgebruik, rondhangen, intimiderend gedrag, diefstal et cetera. 11 Hierbij spreken zij tevens hun zorgen uit dat de groep die zich op het Vleesplein begeeft, zich mogelijk zouden verplaatsen naar Blerick. Hier zijn echter geen politiemeldingen van bekend.
4.3.1
Gedoogplek en overlast
Naar aanleiding van de overlast op het Vleesplein is door de burgemeester een gedoogplek aangewezen, waarbij drankgebruik tot zekere mate is toegestaan, druggebruik niet. Het betreft vooralsnog een tijdelijke plek aan de Maaskade ter hoogte van de St. Urbanusweg (tegenover de Sliënenbergflat). De betreffende gedoogplek is aangewezen om verschillende redenen: 1. De locatie, welke is gelegen aan de rand van het centrum 2. De plek wordt door de groep zelf voorgesteld 3. Er is cameratoezicht. 4. Deze plek is voldoende dicht bij een supermarkt, maar ook voldoende afgelegen om overlast te beperken. De aangewezen gedoogplek en het eerdergenoemde samenscholingsverbod hebben gedurende enkele weken geleid tot een versnippering van de groep in de stad. Door het actief verwijzen van de groep naar de gedoogplek en deze daadwerkelijk “met rust” te laten op deze plek, zoekt de groep deze plek steeds meer op. Afhankelijk van onder meer het weer, is de groepsgrootte op de gedoogplek tussen de 3 en 15 personen (van de 43). Nadat de groep zich heeft verplaatst naar de gedoogplek zijn ook meldingen binnengekomen van overlast op de Maaskade. De meldingen zijn afkomstig van de bewoners van de Sliënenbergflat. Sinds het aanwijzen van de gedoogplek zijn er tot en met 19 september 2011, in totaal 34 meldingen gedaan bij de politie.12 De meeste meldingen hebben betrekking op onderlinge ruzie in de groep en geschreeuw (12) en (over)last zoals vervuiling (13 meldingen). Vervolgens volgen alcohol en/of druggebruik (4 meldingen) en het rondhangen bij de ingang van de flat (3 meldingen). Een veel gehoorde klacht uit gesprekken en overleggen is tevens het uitzicht (uitkijken op de groep). Volgens een van de bewoners trekt de groep anderen aan die “niet eens dakloos zijn”. Naar aanleiding van de klacht over het rondhangen van de groep bij de ingang van de flat (met name bij slecht weer) is besloten om het gebied van het samenscholingsverbod uit te breiden tot en met de flat. Daarnaast is er op 20 juli jongstleden een abri geplaatst (schuilplaats bij slecht weer) en grotere vuilnisbakken. De politie heeft op de meeste meldingen actief gereageerd. Acties variëren van “ter plaatse gaan”, het “observeren via camera’s” en “terugbellen van de melder”. Wanneer via de camerabeelden een rustige situatie werd geconstateerd, ging de politie meestal niet ter 11 12
Brief ontvangen d.d.27 juni 2011 (nr. 11/12763) Van de 34 meldingen zijn er 13 meldingen door 5 personen gedaan
Doelgroepanalyse
11
plaatse. In een enkel geval kon de politie niet ter plaatse in verband met andere spoedeisende gevallen. Opvallend aan de meldingen van de bewoners is dat deze regelmatig afwijken van de bevindingen van de politie. De bewoners van de Sliënenbergflat zijn met name oudere mensen die zich onveilig voelen als gevolg van het ophouden van de groep op de gedoogplek.
4.4
Overlast of last?
Tabel 1: Delicttype Delicttype Bedreiging Belediging Diefstal Mishandeli ng Opium Verduistering Verkeers wet Vernieling Eindtotaal
Aantal 4 3 12 2 5 1 3 3 33
% 12% 9% 36% 6% 15% 3% 9% 9% 100%
De meest objectieve vorm van overlast en criminaliteit is te meten aan de hand van het aantal politie- en justitiecontacten welke daadwerkelijk hebben geleid tot een veroordeling. In bovenstaande tabel is weergegeven welke zaken bij de personen van de groep op 31 mei 2011 openstaan bij het OM (er is niet gekeken naar gebied, enkel op persoonsniveau). Het betreft relatief kleine vergrijpen, waarbij diefstal er met kop en schouders bovenuit steekt. Juist delicten zoals opgesomd, gecombineerd met de meldingen geven een goed beeld van de overlastbeleving bij de burgers inzake deze groep. Hierbij dient wel onderscheidt te worden gemaakt tussen overlast en last: Overlast13 is de overtreffende trap van last. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen overlast, namelijk overlast op het gebied van criminaliteit (strafrechtelijk), openbare orde (bijvoorbeeld samenscholing), audiovisuele overlast (meest subjectieve vorm zoals irritant, hinderlijk of onaangepast gedrag). Er is sprake van overlast wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. Handelingen van anderen die redelijkerwijs door de meeste mensen (direct betrokkenen en/of direct- belanghebbende) als hinderlijk en onaanvaardbaar beschouwd worden; 2. Er is sprake van schending van privacy, inbreuk op woon- en leefgenot, waaronder ook vernieling en beschadiging van objecten; 3. Men voelt zich als gevolg van bovenstaande soms bedreigd; 4. Gedragingen die niet beantwoorden aan het algemeen maatschappelijk- aanvaarde verwachtingspatroon, waarbij men zich ongewild gedrongen voelt het eigen gedrag aan te passen. Zoals de omschrijving suggereert is overlast vaak subjectief; wat door de ene als overlast wordt ervaren hoeft dat voor een ander niet te zijn. Het hangen van een groep jongeren wordt bijvoorbeeld niet per definitie als overlast getypeerd. Hier kan niet op worden gehandhaafd. Het gedrag dat hieruit voortvloeit kan echter wel als overlast worden getypeerd. Rommel op straat hoeft ook niet per se als overlast te worden getypeerd. De mate waarin de straat bevuild is kan impact hebben op het woon- en leefgenot, waardoor dit op den duur wel als overlast kan worden ervaren. 13
Opgesteld d.d. 10 januari 2005
12
Doelgroepanalyse
Met betrekking tot de groep adres- en thuislozen kan gesteld worden dat het gedrag van de groep impact heeft op het veiligheidsgevoel van de burgers. Echter, de overlast is niet continu aanwezig. Bovendien is er een discrepantie tussen de meldingen van de bewoners van de Sliënenbergflat en geconstateerde overlast door professionals. Op basis van dit gegeven kan wel gesteld worden dat met name de bewoners van de Sliënenbergflat zich vooral onveilig voelen door het aanwezig zijn van de groep. Uitspraken zoals “het lijkt wel een achterbuurt” typeren de aantasting van het woon- en leefgenot van de bewoners. Geschreeuw, samenscholing en het gedrag in de groep wordt daarbij duidelijk als hinderlijk ervaren. Bij de aanpak is het van belang dat de kloof tussen de objectieve en subjectieve overlast kleiner wordt.
Doelgroepanalyse
13
5
Doelgroepanalyse
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de aard en omvang van de groep. Informatie voor de analyse is afkomstig van betrokken professionals. Naast de ontvangen data en gesprekken met professionals is tevens meerdere malen gesproken met (enkele personen uit) de groep. Het hoofdstuk begint met een algemeen beeld van de groep. Vervolgens zal de samenstelling van de groep en hun gedrag in relatie tot de ervaren overlast nader worden besproken.
5.1
Algemeen beeld van de groep
Kenmerkend voor de groep is dat zij allen verslaafd zijn aan drugs en/of alcohol, het merendeel geen vaste woon- of verblijfadres heeft, onvoldoende financiële middelen en geen of beperkt sociaal netwerk (ze hebben vaak alleen contact met de personen uit de groep) heeft. De groep heeft, veelal als gevolg van hun leefstijl, een slechte lichamelijke conditie. Psychische gestoordheid kan aanleiding zijn geweest voor het gebruik van middelen. Andersom heeft middelengebruik ook invloed op het gedrag van de personen. Uit gesprekken met de personen blijkt dat een deel weinig last heeft van het eigen gedrag, echter enkelen hebben behoefte aan een eigen “stek” waarbij ze niet worden opgejaagd en “hun ding” kunnen doen. Een deel van de groep heeft een CIZ indicatie ten behoeve van begeleid wonen en verzorging. Dit is een concrete aanwijzing dat een deel van de groep niet in staat is om voor zichzelf te zorgen (zelfredzaamheid). Dit heeft verschillende oorzaken. Opvallend is dat het normbesef van een aantal laag is. Het gedrag van deze personen kenmerkt zich door zich agressief te uiten tegenover groepsgenoten en derden. De groep is bovendien niet gevoelig voor alleen repressief optreden door de politie en BOA’s. Dit hangt samen met de leefstijl van de groep, waarbij zij weinig te verliezen hebben. Bij dat deel van de groep die zich niet opgejaagd wil voelen, lijkt de inspanning van de politie wel enig effect te hebben. Hierbij lijkt leeftijd en fysieke gesteldheid een extra beïnvloedende factor. De personen in de groep kenmerken zich daarnaast als zorgmijdend. Het is echter een punt van discussie of dit geen combinatie van factoren is en in hoeverre deze beïnvloedbaar zijn. Enerzijds gaat het om het onvoldoende aansluiten van vraag en aanbod waarbij 1) acceptatie van jarenlang middelengebruik (en leefstijl) en 2) begrip voor het beperkte c.q. gekleurde inzicht van de procedures, een belangrijke voorwaarde is. Anderzijds lijkt de groep weinig vertrouwen te hebben in hulpverleningsinstellingen, willen zij hun vrijheid kunnen behouden (niet conformeren aan regels die zij niet hebben gemaakt), zijn zij loyaal aan elkaar (dit is het enige wat ze hebben) en heeft een deel van de groep dusdanige gedragsproblemen waardoor zij moeilijk te benaderen zijn. Zorgmijdende daklozen zijn niet per definitie “kansloos”. De totale groep kent een kleine vaste kern, maar kent geen vaste samenstelling. Er komen continue mensen bij en er vallen mensen af. De indruk bestaat dat de personen in de groep elkaar wel kennen, loyaliteit jegens elkaar is hoog. Dit kenmerkt zich door onder andere het gegeven dat men elkaar in bescherming neemt ten aanzien van de politie bij bijvoorbeeld hoogoplopende onderlinge ruzies (welke ook fysiek kunnen worden). Daarnaast zorgen de personen onderling voor elkaar (sociale cohesie). In de groep zijn enkele “leiders” die invloed hebben op de groep. Degenen waarop de invloed in mindere mate effect heeft zijn over het algemeen ook de “raddraaiers”. Dit betreft echter maar ± 4 personen. Ten tijde van de analyse zijn deze allemaal gedetineerd. Deze personen zullen naar verwachting wel terugkeren naar de groep. Eén van de vrouwen in de groep zorgt voor veel onrust door haar verstoorde gedrag. Dit uit zich met name in schreeuwen en jaloers gedrag.
14
Doelgroepanalyse
Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een informele overlastgevende groep. Informeel vanwege onderlinge relaties en het ontbreken van een formeel doel (zoals bij een organisatie), overlastgevend vanwege het moeilijk te corrigeren gedrag met behulp van de huidige middelen.14
5.2
Demografische kenmerken
5.2.1
Geslacht en leeftijd
Tabel 2: Leeftijd en geslacht Geslacht/ Leeftijdcategorie 20-25 26-35 36-45 46-55 56-65 Eindtotaal
Man
Vrouw Eindtotaal 2 7 12 14 1 36
1 5 1 7
2 8 17 15 1 43
In de groep zijn 7 vrouwen en 36 mannen. Van 4 vrouwen is bekend dat zij in ieder geval niet dakloos zijn. Ten tijde van het bezoek aan de groep waren telkens 1 tot 3 vrouwen aanwezig. De gemiddelde leeftijd van de individuen in de groep van de groep is 45 jaar. De jongste personen (2x) zijn 23 jaar, één persoon is 27. De rest van de groep is boven de 30 jaar. De oudste persoon (1x) is 56. Het is niet bekend hoelang de individuen op straat leven.
5.2.2
Inkomen
Van 30 personen is bekend dat zij inkomsten ontvangen in de vorm van een uitkering. Dit varieert van een WWB-uitkering tot een WAO- of Wajong-uitkering. De gemeente Venlo heeft als centrumgemeente een verantwoordelijkheid in het verstrekken van WWBuitkeringen aan adres- en thuislozen in de regio Noord- en Midden-Limburg. Uit het bestand van de gemeente blijkt dat 71 adres- en thuislozen15 een WWB uitkering ontvangen. Hiervan behoren 20 personen tot de onderzochte groep. 13 personen ontvangen geen uitkering, de rest ontvangt een WAO (arbeidsongeschikt) of een Wajong (aangeboren lichamelijke of geestelijke beperking) uitkering.
5.2.3
Herkomst (geboorteregio)
In tabel 3 wordt duidelijk dat het merendeel van de groep afkomstig is uit de regio Noord- en Midden-Limburg (60%). Van de overige personen (40%) is een deel geboren in het buitenland (8) of elders in Nederland (9). Regiobinding “De klant moet in de laatste 3 jaar, 2 jaar woonachtig zijn geweest in de regio” Ten tijde van de analyse was beleid rondom het toepassen van regiobinding nog volop in ontwikkeling. Daarom is er niet onderzocht welke personen voldoen aan genoemde definitie. Over het algemeen geldt dat een adres- of thuisloze (zonder 14 15
Zie rapport Groepen Pellen (Stracticus F. Nissen en O.Schildknegt) Pijldatum: 27-07-2011
Tabel 3: Herkom st Herkomst België Duitsland Gelderland Griekenland Marokko Midden-Limburg Noord-Brabant Noord-Holland Noord-Limburg Overijssel Polen Turkije Zuid-Holland Zuid-Limburg Eindtotaal
Aantal 1 2 2 1 1 8 1 3 18 1 2 1 1 1 43
Doelgroepanalyse
15
inkomsten) die regiobinding heeft, recht heeft op een WWB-uitkering. Dat is 47% van de onderzochte groep.
5.3
Justitiecontacten, regie en criminogene factoren
In deze paragraaf wordt verder ingegaan op de relatie tussen overlastgevend gedrag, criminogene factoren (statische en dynamische factoren welke van invloed zijn op het plegen van overlastgevend en crimineel gedrag) en regie door het Veiligheidshuis en het CMA. In onderstaande tabel is het aantal openstaande zaken afgezet tegen regie en een deel van de criminogene factoren16. De criminogene factoren zoals motivatie, dagbesteding, denken en gedrag worden apart behandeld in paragraven 5.3.5 en verder. Tabel 4: Justitiecontacten Totaal Justitie Operationele Regie Veiligheidshuis CMA Geen
OM&CJIB 14 10 6 4 4
OM
CJIB 8 5 2 3 3
11 7 3 4 4
Geen Totaal 10 43 1 23 1 12 0 11 9 20
Plan v an Aanpak Geen/ Onbekend Casemanager VVGI Andere organisatie VVGI +Anders Geen/ onbekend
7 7 11 3 3 5 3
5 3 7 3 0 4 1
7 4 11 3 5 3 0
1 9 2 1 0 1 8
20 23 31 10 8 13 12
Middelen Alcohol Drugs Alcohol en Drugs Geen/ onbekend
14 3 0 10 1
7 1 0 6 1
11 4 2 4 1
5 3 0 2 5
37 11 2 22 8
Inkomen Geen/onbekend
12 2
6 2
8 3
5 5
31 12
Verblijf Woonadres Verblijfadres Postadres* Geen/onbekend
12 4 7 1 2
7 1 5 1 0
9 1 8 0 2
6 2 3 1 4
34 8 23 3 8
CIZ Geen/onbekend
5 9
3 5
6 5
1 9
15 28
* Postadres wordt alleen geteld, wanneer deze niet verbonden is met het verblijfadres.
16
De tabel is opgesteld op basis van het aantal openstaande strafzaken en het aantal “hits” bij het CJIB op d.d. 31 mei 2011. In bijlage 1 is een specificatie opgenomen per regierol (Veiligheidshuis, CMA en geen regie).
16
Doelgroepanalyse
5.3.1
Operationele regie Veiligheidshuis Noord-Limburg en CMA
In Venlo zijn, met betrekking tot de aanpak, twee operationele regievoerders. Deze regie, welke primair bij de gemeente17 ligt (veiligheid, zorg en welzijn) wordt uitgevoerd door 2 operationele samenwerkingsverbanden: CMA18 voor de adres- en thuislozen die gebruik maken van de dag- en nachtopvang Veiligheidshuis Noord-Limburg19 voor (onder meer) de veelplegers Het OM is verantwoordelijk voor het afdoen van strafbare feiten. De politie is primair verantwoordelijk voor (opsporings)activiteiten gericht op de openbare orde en veiligheid. Het OM en de politie zijn hiermee een onmisbare schakel om veiligheid en leefbaarheid in de maatschappij te verhogen. In het Veiligheidshuis wordt, onder regie van de procesmanager, in samenwerking met zorgen justitiepartners een plan uitgestippeld gericht op de vermindering van overlast en criminaliteit gepleegd door het individu. Voor de doelgroep van het CMA stemmen de trajectmanagers van de verblijfsvoorzieningen met de cliënt en andere betrokken organisaties een individueel plan van aanpak af. Doel van het plan is het bevorderen van de door- en uitstroom naar een zelfstandige woonruimte. Om bovenstaande doelen te kunnen bereiken wordt door beide operationele regisseurs gewerkt aan gedragsverandering. Het gaat specifiek om het beïnvloeden van criminogene factoren, het scheppen van de juiste randvoorwaarden en voorzieningen. Primaire behoeften liggen in bed, bad, brood en een dagbesteding. Een belangrijk element is motivatieontwikkeling. Vanwege hun expertise en toegang tot middelen werken het CMA en het Veiligheidshuis nauw samen bij specifieke casussen.
5.3.1.1
Justitie en operationele regie Veiligheidshuis Noord-Limburg en CMA
Vanwege de regietaak van het Veiligheidshuis en het CMA is er gekeken of er verband is tussen de regietaak en de afname van overlast op individueel niveau. In bijlage 1 is het aantal “hits” weergegeven van de verschillende indicatoren met betrekking tot de operationele regie door het Veiligheidshuis en het CMA. Ongeveer de helft van de groep is in beeld bij het Veiligheidshuis en CMA. Hiervan is ongeveer 1/3 veelpleger. Ondanks het gegeven dat meer dan de helft van de groep bij het CMA en het Veiligheidshuis in beeld is, is er geen direct verband te vinden met het aantal openstaande zaken. De personen die niet in beeld zijn bij het CMA en het Veiligheidshuis hebben namelijk ongeveer even veel openstaande zaken als degenen die wel in beeld zijn bij het Veiligheidshuis of CMA. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de aanpak gericht is op het individu, waarbij in mindere mate rekening wordt gehouden met de invloed van de groep enerzijds en toegang tot reguliere voorzieningen en faciliteiten anderzijds (zie paragraaf 5.3.6 en verder). Wel is voor de meeste personen die in beeld zijn bij het CMA of Veiligheidshuis een plan van aanpak opgesteld met daaraan gekoppeld een casemanager, al dan niet in combinatie met 17
De regisseursrol wordt als volgt omschreven: de gemeente pikt signalen op, brengt partners bij elkaar, coördineert het proces, inventariseert afspraken en activiteiten, monitoort en evalueert (IVB vastgesteld door gemeenteraad d.d. 26 januari 2011). 18 Het CMA werkt onder meer samen met: Gemeenten Noord- en Midden-Limburg, Bureau Jeugdzorg, Reclassering Nederland, Leger des Heils (incl. Domus), VVGI, Riagg Zuid, AMWML,Synthese, Wel.kom, Vorkmeer, Koraalgroep, MOVEOO, Veiligheidshuis Noord-Limburg, Veiligheidshuis Midden-Limburg en woningbouwcorporaties 19 Samenwerkingspartners veiligheidshuis Noord-Limburg:Gemeenten van Noord-Limburg, VVGI, OM, Politie Limburg Noord, CMA, Slachtofferhulp, Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg, Penitentiaire Inrichtingen (PI), Reclassering Nederland, Justitiele Verlsavingszorg, Leger des Heils, MOVEOO
Doelgroepanalyse
17
begeleiding vanuit het VVGI (dit betreft voornamelijk methadonverstrekking). De personen die niet bekend zijn bij het CMA en Veiligheidshuis hebben alleen contact met het VVGI.
5.3.2
Arbeid en opleiding
In de analyse is voornamelijk gekeken naar dagbesteding. Hierbij werd duidelijk dat er maar 1 persoon in de totale groep dagbesteding heeft. Het betreft een veelpleger, waarvan sinds de dagbesteding het aantal meldingen minimaal is gebleven. De rest van de groep heeft geen vorm van dagbesteding. Het is algemeen bekend dat het “niets om handen hebben” de gelegenheid tot het veroorzaken van overlast en criminaliteit vergroot.
5.3.3
Verblijf
Tabel 5 Aantal "hits" OM en CJIB - Verblijf Verblijf
Aantal
Care + Detentie Domus Mov eoo Pascalis * Piet Roordakliniek** Onbekend Woonadres Eindtotaal
1 1 5 8 1 1 15 11 43
Totaal OM en CJIB
% # OM # CJIB 2% 2% 12% 19% 2% 2% 35% 26% 100%
1 1 1 7 1 5 6 22
1 1 4 5 1 6 6 24
% OM en CJIB 2 2 5 12 1 1 11 12 46
4% 4% 11% 26% 2% 2% 24% 26% 100%
* Klinische ve rslavingskliniek, V enray ** Fo re nsische verslavingskliniek, Ame rsfo ort Leeswijzer tabel 5: In deze tabel is het aantal keren dat een naam voorkomt bij de indicator “OM” en “CJIB” opgeteld. Hierbij is geen rekening gehouden met het aantal keren dat een naam dubbel voorkomt bij beide indicatoren. Hierdoor wijkt het aantal “hits” van OM en CJIB af van het aantal personen.
Het overgrote deel van de groep heeft geen vaste verblijf- of woonadres (kolom “aantal”: 65%). Dit varieert van verblijf in domus, verblijf bij MOVEOO, een zelfstandige woning of opname in een kliniek (2 personen). Van de personen die niet gevolgd worden vanuit het Veiligheidshuis of CMA hebben 8 personen een woonadres en is van 12 personen onbekend waar zij verblijven (zie tabel 7 bijlage 1).
5.3.3.1
Justitie en verblijf
De personen waarvan niet bekend is waar zij verblijven (35%) hebben over het algemeen de minste zaken openstaan, namelijk 24% ten opzichte van 76% (zie laatste kolom). De meeste openstaande strafzaken en CJIB zaken hebben betrekking op mensen die gebruik maken van de dag- en nachtopvang of een eigen woonadres hebben (beiden 24%).
5.3.4
Inkomen en schulden
Zoals reeds aangegeven in paragraaf 5.2.2 heeft het merendeel van de groep een vorm van inkomsten. De adres- en thuislozen ontvangen wekelijks hun uitkering (gemiddeld € 150,bruto per week). De hoogste kosten die de individuen maken hebben betrekking op middelengebruik. Een harddrugsverslaafde (53% van de groep) heeft vaak meer dan € 300,per dag nodig om aan drugs te komen. Deze discrepantie is voor hun aanleiding om op een andere manier aan geld of drugs te komen.
18
Doelgroepanalyse
De grootste groep die openstaande zaken heeft ontvangt een WWB uitkering (1/3 van de groep). Deze mensen hebben allemaal regiobinding. Er is geen zicht op schulden, anders dan openstaande boetes bij het CJIB.
5.3.5
Middelengebruik, psyche en gedrag
5.3.5.1
Middelengebruik
Tabel 6: Middelengebruik Middelengebruik Alcohol Harddrugs Harddrugs en alcohol Onbekend Eindtotaal leeftijdcat. % leeftijdcategorie
20-25
26-35 36-45 46-55 56-65 3 1 5 1 1 1 2 3 11 7 2 4 2 2 8 17 15 1 5% 19% 40% 35% 2%
Eindtotaal % Middelen Middelen 10 23% 2 5% 23 53% 8 19% 43 100% 100%
Alle overlastgevende personen hebben enige vorm van verslaving. Dit varieert van gebruik van harddrugs (met name heroïne en cocaïne) al dan niet in combinatie met alcohol. In 53% van de groep is sprake van multi-middelengebruik (dus zowel harddrugs als alcohol). Dit in tegenstelling tot het landelijk gemiddelde van 19%.20 De aanname is dat de aanleiding voor het gebruik van verslavende middelen vaak ligt in de combinatie van de leefstijl, coping-stijl (karakter en de manier waarmee om wordt gegaan met problemen en stress), erfelijkheid, sociale omgeving en mogelijke psychische aandoeningen van de persoon.21 De onderzochte groep maakt voornamelijk gebruik van heroïne en/ of alcohol. Dit zijn typen drugs welke De dag van een verslaafde bestaat “verdovend” werken (in tegenstelling tot bijvoorbeeld uit scoren (van drugs en alcohol) en amfetamine en cocaïne, welke een meer stimulerende overleven (onderdak, eten en werking heeft). Heroïne is daarnaast ook nog eens een van drinken). Het scoren heeft bij verslaafden meestal de eerste de meest verslavende drug welke (bijna) direct een fysieke prioriteit. Met name bij afhankelijkheid veroorzaakt. Het lichaam zal bij langduriger heroïneverslaafden wordt men ziek gebruik steeds meer nodig hebben om hetzelfde effect te (ontwenningsverschijnselen) kunnen bereiken. wanneer niet op tijd drugs gebruikt De groep in Venlo staat bij professionals in de regio bekend kan worden. Wanneer hij weer redelijk stabiel is, kan hij zich als een “harde scene”. Dit wordt mede veroorzaakt door het gedurende de dag richten op type middelengebruik. In de regio Roermond bijvoorbeeld is onderdak, eten en drinken. 1 het harddrugs gebruik een stuk lager. De adres- en thuislozen in die regio zijn vaker alcohol en/of softdrugs verslaafd.
20
De Bruin, D., C. Meijerman, H. Verbraeck, R. Braam, F. Leenders, G. van de Wijngaart (2003): Zwerven in de 21ste eeuw. Een exploratief onderzoek naar geestelijke gezondheidsproblematiek en overlast van adres- en thuislozen in Nederland. Utrecht: Centrum voor Verslavingsonderzoek. In dit onderzoek zijn de volgende verhoudingen weergegeven: gebruik drugs: 35%; alcohol: 17%; beiden: 19%; geen: 30 % (pagina 54)
21
Tervoort en Leeuw: criminaliteit, gestoordheid en forensische psychiatrische interventies (2006)
Doelgroepanalyse
19
5.3.5.2
Justitie en middelengebruik
Uit landelijk onderzoek blijkt dat bij gemiddeld 39% sprake van is dubbel-diagnose, dat wil zeggen dat bij deze personen middelengebruik gekoppeld is aan psychische klachten. Er is een verband tussen de personen met een dubbeldiagnose en het plegen van overlast en criminaliteit. 22 Negatieve consequenties van verslaving liggen niet alleen op individueel fysiek en geestelijk vlak. Een verslaving heeft altijd effect op de omgeving; het leidt tot toename van criminaliteit en overlast. Criminaliteit heeft voornamelijk betrekking op vermogensdelicten (t.b.v. voorzien in drugs), maar ook delicten gericht op de persoon zoals belediging, bedreiging en mishandeling (meestal gedrag voortvloeiend uit drugs- en alcoholgebruik). Uit een ruwe berekening is gebleken dat de groep harddrugs verslaafden in Venlo gemiddeld ± 2,7 miljoen per jaar nodig hebben om in hun drugsverslaving te kunnen voorzien.
2.7 miljoen euro voor drugs 1. 25 personen van de 43 is verslaafd aan harddrugs 2. Kosten drugs ligt op gemiddeld € 300,- per dag 3. Weekgeld van uitkering bedraagt gemiddeld € 75,De kosten per persoon per jaar is ± €100 000,De kosten voor 25 personen bedraagt ± €2,7 miljoen per jaar
Op 31 mei 2011 hebben 22 van de 43 personen gezamenlijk 33 “hits” bij het CJIB en OM (dubbelingen zijn hier weggehaald). Van alle openstaande OM zaken (tabel 4, kolom 1 en 2) zijn de meeste veroordeelden verslaafd aan zowel alcohol als drugs. Er is een grotere verscheidenheid aan type verslaving bij de “alleen” CJIB zaken. Bij de meeste personen (10 van 43) die geen openstaande zaken heeft is van de helft (5 personen) geen informatie bekend over verslavingsproblematiek.
5.3.5.3
Psyche
Op basis van het aantal bekenden bij het Vincent van Gogh Instituut (VVGI) en het aantal CIZ indicaties kan iets gezegd worden over type problematiek. Om echt inzicht te krijgen in de aard van de problematiek zou er een casestudy moeten worden uitgevoerd. Van de totale groep hebben 15 personen een CIZ -indicatie. Deze indicaties hebben allen betrekking op een vorm van begeleid wonen, variërend van intensieve begeleiding in verband met een ernstige psychiatrische aandoening (met als gevolg gedragsproblemen en niet zelfstandig kunnen wonen) tot beschut wonen met “verzorging en begeleiding” en “intensieve verzorging en begeleiding” voor mensen met een verstandelijke beperking. Slechts 2 van de 15 personen waarvan bekend is dat zij een CIZ indicatie hebben zijn niet bekend bij VVGI. Deze personen zijn reeds opgenomen in een vorm van begeleid wonen, waardoor begeleiding door een andere organisatie wordt uitgevoerd. Een ander deel van de 15 personen verblijft in Domus. Daarentegen zijn 27 van de 43 bekend bij de VVGI voor met name methadonverstrekking. Een enkeling is ten tijde van de analyse opgenomen in een afkickkliniek. Het is onbekend in hoeveel gevallen de personen in de groep een IBS23 opgelegd hebben gekregen. Een IBS wordt afgegeven wanneer een persoon een gevaar voor zichzelf of voor een ander is. De vergrijpen vaak niet van dien aard, dat een IBS nodig wordt geacht. Een bijkomende factor is dat de personen tijdens het plegen van het delict vaak onder invloed van drugs en/of alcohol zijn, waardoor geen IBS kan worden afgegeven. Het is dan 22
De Bruin, D., C. Meijerman, H. Verbraeck, R. Braam, F. Leenders, G. van de Wijngaart (2003): Zwerven in de 21ste eeuw. Een exploratief onderzoek naar geestelijke gezondheidsproblematiek
23
IBS: In Bewaring Stelling
20
Doelgroepanalyse
onduidelijk of het plegen van het delict en bijbehorend gedrag beïnvloed is door middelengebruik of door een gedragsstoornis.
5.3.6
Sociale relaties en sociaal kapitaal
In de criminologie is veelal onderzoek gedaan naar de invloed van sociaal kapitaal op crimineel gedrag. Met sociaal kapitaal wordt bedoeld: verantwoordelijkheden, gevoelens van competentie en tevredenheid. Naarmate deze onderdelen in het leven positief worden beïnvloed, wordt de kans op het plegen van criminaliteit steeds kleiner. Sociaal kapitaal is daarmee onlosmakelijk gekoppeld aan werk, relaties, familie en vrienden. Bijvoorbeeld, wanneer een persoon werkt, wordt de sociale controle die daaruit voortvloeit langzaam onderdeel van iemands zelfbeeld.24 Datzelfde geldt voor de invloed van het krijgen van kinderen en het trouwen met een niet-crimineel actieve partner. Deze elementen maken uiteindelijk dat er iets te verliezen is. Het effect van beïnvloeding ten behoeve van het afremmen van crimineel gedrag is afhankelijk van verschillende factoren zoals verslaving- en psychische problematiek en kansen op de arbeidsmarkt.25 De indruk bestaat dat, op een enkeling na, de individuen van de groep geen contacten met familie of vrienden hebben. Bij de enkeling waar dit wel het geval is, verloopt de relatie moeizaam tot slecht. De groep leeft op straat waar andere waarden en normen gelden. Wanneer een persoon zich daar niet aan conformeert, zal deze worden uitgesloten. Opvallend is daarbij dat de meesten een vorm van inkomsten en verblijf (geen zelfstandige woonruimte) hebben en dat er vaak meerdere hulpverleners betrokken zijn (naar aanleiding van een gezamenlijk opgesteld plan van aanpak). Het gebrek aan een gezonde sociale omgeving lijkt hiermee een nog belangrijkere factor voor het verminderen van de kans op het plegen van overlast en criminaliteit.
5.3.6.1
Motivatie
Een essentieel element in het verminderen van criminaliteit en overlast is de lijdensdruk die de persoon ondervindt van zijn eigen leefstijl. De aanname is dat bij het ervaren van voldoende lijdensdruk, de persoon een intrinsieke motivatie ontwikkelt om het gedrag te veranderen. De onderzochte groep staat bekend als handhavingresistent. Hiermee wordt bedoeld dat zij zich niet laat afschrikken door repressief optreden van de politie of OM. Dit past in het algemeen beeld van de groep, die niets heeft te verliezen en vooral “van uur tot uur leeft”. Tevens is uit gesprekken gebleken dat de motivatie van de personen in de groep grillig is. Er is op verschillende manieren en op verschillende momenten een aanbod gedaan om, al dan niet met behulp van dwang en drang, het gedrag te veranderen. Echter, één voor één vallen de personen naar verloop van tijd weer terug in het oude gedrag. Aan de hand van verschillende gesprekken en “afspraken” met de groep lijken de meeste individuen aanspreekbaar te zijn op hun gedrag, mits er rekening wordt gehouden met een bepaalde vorm van vrijheid (kunnen doen wat zij willen binnen de gestelde grenzen). In de literatuur wordt tevens verwezen naar het belang van het behoud van autonomie en vrije wil bij deze groep. Dit is van invloed op de aanpak en de wijze waarop intrinsieke motivatie wordt gestimuleerd.
24 25
Sampson en Laub, 1993 in tijdschrift voor Criminologie 2011 (53)2 Zie onder meer Tijdschrift voor Criminologie 2010 (52)4 en 2011 (53)2
Doelgroepanalyse
21
5.4
Groepsdynamiek
De groep adres- en thuislozen kenmerkt zich door een hiërarchie, waarbij “survival of the fittest” de groepsdynamiek typeert. Alle deelnemers zijn verslaafd, variërend van drugs- en/of drankverslaving. Een groot deel van de groep lijkt zelf weinig last te hebben van haar leefstijl. De groep kent enkele “leiders”, waarvan er 1 als contactpersoon heeft gefungeerd. Deze persoon heeft invloed op de groep, wat blijkt uit het gegeven dat hij de groep naar de gedoogplek heeft gekregen en de manier waarop wordt geluisterd naar deze persoon. Tijdens verschillende gesprekken met de contactpersoon, werden we soms onderbroken door anderen. Op de reactie “ik bin toch aan ut praote!” liepen deze personen weg en lieten de man zijn gesprek voeren. De groep beschermt haar medeleden. Dit is ook te herleiden uit de minimale aangiften die worden gedaan naar aanleiding van onderlinge fysieke ruzies. Uitzonderlijk is dat de contactpersoon dat in dit geval wel heeft gedaan toen hij eerder dit jaar door een groepslid in elkaar geslagen is. De dader is dan ook niet meer welkom in de groep, de contactpersoon wordt beschermd door de groepsleden. Hierover is zelfs contact geweest met gedetineerde personen uit de groep. Loyaliteit jegens (personen uit) de groep wordt ook als grillig ervaren door professionals. Een van de veelplegers in de groep was (na jarenlang proberen) gemotiveerd om zijn leven om te gooien. Er was een trajectplan uitgezet, de man kon zelfs ergens een huis krijgen: Nadat de casemanager met de man naar de methadonverstrekking is geweest, bleek hij de casemanager te hebben “afgewimpeld” door te melden dat hij een afspraak had. Vervolgens is de man gespot op de gedoogplek en de rest van het weekend weggebleven. De casemanager heeft het hele weekend in Venlo gezocht naar de man. Dezelfde dag zou een van de personen na een langere detentieperiode weer vrijkomen. Het vermoeden bestaat dat de man een afspraak had met de betreffende (ex-)gedetineerde. Dit is echter niet verifieerbaar. Een ander voorbeeld: Een van de mannen die langer op straat leeft is opgenomen in het ziekenhuis. Zijn lever functioneert bijna niet meer, de man is terminaal. Ondanks de medische hulp die meneer nodig heeft besluit hij weg te gaan uit het ziekenhuis. Op een later moment is hij gezien op de gedoogplek: zijn bier kon hij niet binnenhouden. Zijn maten geven aan dat hij wil blijven drinken, en dat het ziekenhuis daarom ook niet goed voor hem is. Op een andere dag, tijdens een bezoek aan de groep komt dezelfde man op de gedoogplek. Een van de groepsleden had een stok voor hem, zodat hij dan makkelijker kan lopen. Inmiddels maakt de man gebruik van de nachtopvang, maar wil geen medische hulp. De groep maakt zich zorgen, en houden een oogje in het zeil. De groep treedt daarnaast ook hard op tegen elkaar. Een van de vrouwen in de groep, een dakloze Poolse zonder enige vorm van huisvesting of inkomsten, veroorzaakt door haar gedrag veel onrust in de groep. Deze vrouw vertoont verstoord gedrag, is jaloers en schreeuwt veelal. Tijdens een bezoek aan de groep begon zij te schreeuwen, waarop enkelen riepen dat ze “haar kop moest houden, of dat zij dat anders voor haar doen”. Tijdens datzelfde gesprek gaven sommigen aan dat ze psychische hulp nodig heeft. Daarnaast zou ze soms klappen krijgen (ondanks dat zij geen regiobinding heeft, wordt voor deze vrouw bekeken welke mogelijkheden er zijn. Het leven op straat verergert haar gedrag).
22
Doelgroepanalyse
Dat alcohol invloed heeft op het gedrag en de onderlinge dynamiek blijkt uit het gegeven dat ruzies en geschreeuw veelal in de middag plaatsvindt. Dan zijn de meesten in beschonken staat en hebben zij een “kort lontje”. Sommige personen uit de groep zoeken dan een andere plek op. Er zijn signalen dat een jongere generatie de machtstrijd aangaat met de oudere generatie adres- en thuislozen. Deze spanning is merkbaar in en rond de dag- en nachtopvang. Toen de contactpersoon in het ziekenhuis lag merkten we dat er 1 of 2 jongere personen opstonden en het woord deden met ons. De gesprekken met de doelgroep hadden tot doel om inzicht te krijgen in de groep, maar ook om samen met hun een plek te vinden waar zij kunnen rondhangen. Nadat de gedoogplek was toegewezen, is een aantal keren met de groep gesproken over de plek. Zij gaven aan dat ze een afdak wilde, deze niet in de richting van de flat (i.v.m. de bewoners), grotere vuilnisbakken en een toilet voor de dames. Op basis hiervan zijn er een abri en grotere vuilnisbakken geplaatst. Toiletten worden niet geplaatst in verband met hygiëne. Na uitleg hadden ze daar ook begrip voor. Consequenties is wel dat zij hun behoeften doen in de openbare ruimte. Over het algemeen is de groep blij met de gedoogplek, omdat ze daar hun “ding” kunnen doen. Op de vraag waarom de groep geen gebruik maakt van de dagopvang worden verschillende redenen aangevoerd variërend van het aanbod eten (we kunnen alleen een tosti krijgen), gebrek aan activiteiten, het is binnen, benadering (ze moeten ons in onze waarde houden). Al met al heeft de versobering van de dagopvang ertoe geleid dat de groep er geen gebruik van wil maken. Het uitblijven van de “looks en feels” zoals deze er voorheen was, maakt de dagopvang onaantrekkelijk. Sommige maatregelen zijn echter het gevolg van het gedrag van de personen zelf in de dag- en nachtopvang en/of als gevolg van regels (het bereiden van warme maaltijden aan bepaalde regels van de Voedsel- en Waren Autoriteit voldoen) en bezuinigingen (sluiting “drunkiesruimte”). In de totale groep zijn verschillende typen personen te onderscheiden: 1. Personen die overlast veroorzaken door verstoord gedrag al dan niet als gevolg van middelengebruik. 2. Personen die op een provocerende wijze overlast veroorzaken en de groep daarin meetrekken. Deze personen lijken over het algemeen een laag normbesef te hebben; zijn zich meer bewust van hun gedrag. Het betreft vermoedelijk +/- 4 personen. 3. Personen die graag “hun ding” willen doen en niet opgejaagd willen worden. Door het opjagen hebben deze personen juist last van hun leefstijl. Dit lijkt met name de oudere generatie. Allen zijn zorgmijdend. Het onderscheid tussen de typen personen, achterliggende problematiek en daaruit volgend de beïnvloedbaarheid van criminogene factoren vormen een belangrijke de basis voor een individuele aanpak. Tevens dient rekening te worden gehouden met de hoge mate van autonomie die de personen hebben.
5.4.1.1
Sociaal kapitaal nader bekeken
Sociaal kapitaal heeft “betrekking op sociale verbanden van mensen en groepen en de hulpbronnen die zij daaruit weten te mobiliseren” ( Engbersen in Open Deuren, 2002, pagina 137). In bovenstaande beschrijving van de groepsdynamiek worden “positieve” effecten beschreven: men spreekt elkaar aan op gedrag en zorgt voor elkaar. Daarnaast hebben de individuen elkaar ook nodig, bijvoorbeeld in de voorziening van drugs. De verslaving heeft
Doelgroepanalyse
23
invloed op crimineel gedrag, zoals het bemachtigen van voldoende middelen om drugs te kunnen kopen. Daarnaast hebben drugsgebruikers ook contacten met dealers en verkopen zij de drugs door aan de anderen. Naast de afhankelijkheid van harddrugs, is bekend dat er ook veelal in medicijnen (aspirine, antidepressiva e.d.) wordt gehandeld. Hiermee is de groep dus op een negatieve manier afhankelijk van elkaar; er wordt geld verdiend en/of alles wordt zelf gebruikt. Dit geeft de drugsrunners en “handelaren” een machtspositie in de groep.
5.5
Conclusie
In paragraaf 5.1 is een algemeen beeld geschetst over de doelgroep. Er is samenhang tussen verschillende criminogene factoren en overlastgevend gedrag. Belangrijke elementen zijn sociaal kapitaal, gezond sociaal netwerk en faciliteiten waar personen gebruik van kunnen maken. Essentieel hierbij is het respecteren van de autonomie van de personen (vrije wil), het proces van gedragsverandering (een stap vooruit, twee stappen terug-principe) maar ook het scheppen van duidelijkheid in wat wel en wat niet getolereerd wordt. Voor wat betreft het aantal openstaande strafzaken laat de analyse geen (zichtbaar) verband zien tussen het regieschap van het Veiligheidshuis en het CMA en het al dan niet plegen van strafbare feiten. Wel zijn de personen beter in beeld, waardoor een meer op maat gesneden plan kan worden opgesteld. Dat er geen verband is tussen strafbare feiten en regie kan mogelijk verklaard worden doordat de regie gericht is op het individu, waarbij onvoldoende rekening lijkt te worden gehouden met de invloed van de groep (sociaal kapitaal). Deze invloed is groot, de personen in de groep stellen zich afhankelijk van elkaar op (voorziening van drugs, sociale cohesie e.d.). Bovendien lijkt het huidige aanbod van professionals (capaciteit en voorzieningen) onvoldoende toegesneden op de groep om te kunnen investeren in motivatieontwikkeling. De personen vallen iedere keer weer terug in het oude gedrag. De kosten van verslaving zijn bovendien buitenproportioneel ten opzichte van de (legale) inkomsten. Op basis van de analyse (van de doelgroep, maar ook van veiligheidsbeleving) kan gesteld worden dat er is sprake van een informele overlastgevende groep. De groep is wisselend van samenstelling, samenhang wordt bepaald door de onderlinge relaties. Daarnaast lijkt zij zich moeilijk te laten corrigeren. Dit laatste is daarentegen enigszins te nuanceren aangezien zij zich wel laten aanspreken op hun gedrag en afspraken kunnen worden gemaakt over wat wel en niet getolereerd wordt.
24
Doelgroepanalyse
6
…op weg naar een andere aanpak
De huidige aanpak van de groep overlastgevende adres- en thuislozen is gericht op het individu. Met behulp van huidige middelen worden geprioriteerde personen onder regie van zowel het CMA als het Veiligheidshuis opgepakt. De kracht van het samenwerkingsverband van het Veiligheidshuis ligt in de combinatie van justitie en zorg, waarbij de professionals elkaar actief opzoeken om concrete casussen met behulp van dwang en drang op te pakken. Uit de analyse is gebleken dat de groepsdruk en sociaal kapitaal mogelijk een grotere invloed heeft op de aanpak van de overlastgevende adres- en thuislozen dan aanvankelijk rekening mee werd gehouden. Uit meerdere onderzoeken is inmiddels gebleken dat het verminderen van overlast en criminaliteit zich niet alleen richt op het individu, maar juist ook op de omgeving. Om de overlast en criminaliteit van deze groep te verminderen zal de persoonsgerichte aanpak van het veiligheidshuis aangevuld moeten worden met een groepsaanpak. Met betrekking tot de aanpak van veiligheidsgevoelens zal tevens rekening moeten worden gehouden met de omgeving; de domeinaanpak.
6.1
Theoretische beschouwing
Het stoppen van criminaliteit gaat niet vanzelf, maar is een proces. Dit proces, desistance, houdt in dat het gedrag verandert doordat het criminele leven niet meer als aantrekkelijk wordt ervaren. Om dit proces in gang te zetten is het van belang dat de persoon (naast het bieden van perspectief) geïntroduceerd wordt in een andere sociale context en zijn criminele en overlastgevende leefstijl onaantrekkelijk wordt gemaakt. De persoon krijgt daarmee de gelegenheid om zich als het ware te kunnen identificeren met personen die geen delicten plegen (ontwikkelen van pro-social identity). Ondersteuning van deze “nieuwe omgeving” en “nieuwe personen” is essentieel (signifying others). Wanneer het een individu een aanbod krijgt, waarbij het huidige sociale netwerk niet wordt “vervangen” en interventies niet zijn toegesneden op de door de delictpleger gestelde doelen is de kans groter is dat deze afhaakt. 26 Naast de randvoorwaarden voor de omgeving waarin gedragsverandering plaats kan vinden, heeft het ontwikkelen van motivatie om te stoppen met criminaliteit en overlast ook betrekking op het eigen beeld van de werkelijkheid, ervaringen waardoor de persoon dak- of thuisloos is geworden, competenties en daarmee samenhangende vertrouwen in instellingen. Met andere woorden, de aanpak van crimineel gedrag dient zowel op individueel niveau als op omgevingsniveau benadert te worden. Deze benadering sluit aan op de levensloopbenadering van Peter Nelissen welke ten grondslag ligt aan de persoonsgerichte aanpak van de veiligheidshuizen in Limburg.27 Groepsdynamiek In de theorie van het sociaal kapitaal wordt gesproken over de principes “strength of weak ties” en “the strength of strong ties”. Met het eerste wordt bedoeld dat met veel “lossere” contacten vaak meer kan worden bereikt, het netwerk is namelijk daardoor groot. Met de “strength of strong ties” wordt gerefereerd naar het belang van ondersteuning en zorg, het op elkaar kunnen rekenen (zoals bijvoorbeeld in gezinnen en hechte vriendengroepen). In de groep zoekt men elkaar op wanneer men elkaar nodig heeft, maar gaat eenieder ook de 26
NVK Nieuwsbrief De Criminoloog (jaargang 3 juni 2011) Deze theorie gaat uit van het gegeven dat “het plegen van criminaliteit en daarbij het verliezen van binding met de samenleving een fase is in het leven van het individu. De beoogde persoonsgerichte aanpak richt zich op een punt in deze fase om te komen tot een gedragsverandering.” In zijn theorie refereert Peter Nelissen tevens naar de invloed van omgevingsfactoren (Veiligheidshuis NoordLimburg, Meerjarenplan 2010-2012, pagina 9). 27
Doelgroepanalyse
25
eigen weg wanneer men daar zin in heeft. Anderzijds lijkt er (m.n. de oudere generatie) een zorgcomponent aanwezig te zijn. Dit zijn belangrijke elementen in de aanpak van overlast van deze groep.28 Motivatieontwikkeling Het “triggeren” van intrinsieke motivatie is mogelijk door van buitenaf (dus, door professionals) de persoon te “verleiden”. Met deze extrinsieke motivatie, gecombineerd met dwang en drang is het mogelijk om het gedrag te veranderen. Inherent aan het proces van stopen met criminaliteit is dat zij terug kan/ zal vallen in gedrag. Het is dan zaak om de persoon niet direct af te schrijven, maar ook door te pakken: “vastpakken en niet meer loslaten.” Autonomie Het huidige beleid zet veelal in op de combinatie van dwang, drang en zorg om een gedragsverandering te realiseren. Uit een recent onderzoek blijkt dat een te directieve aanpak van overlastgevende adres- en thuislozen averechts werkt. Dit tast de autonomie van de personen aan, wat weerstand oproept29. Samengevat: de autonomie, sociale omgeving, achterliggende problematiek en daarmee sociaal kapitaal (toegang tot de middelen via sociale relaties) zijn van invloed op de motivatieontwikkeling om te stoppen met criminaliteit.
6.1.1
Huidige kaders en beleid
Het doorontwikkelen van een integrale aanpak van de overlastgevende adres- en thuislozen kan binnen de volgende kaders: Onderwerp Regio/ gemeente Kader met betrekking tot Welzijn en Zorg Regionaal Kompas Noord- en Midden-Limburg
Doel
Centraal doel is het voorkomen van het huisuitzetting van kwetsbare personen en het stimuleren van de in- dooren uitstroom van de maatschappelijke opvang door het stimuleren van de door- en uitstroom. Operationalisering met betrekking tot de doelgroep CMA Noord- en Midden-Limburg Het CMA richt zich op het voorkomen van dak- en thuisloosheid en helpt ketenpartners om te zorgen voor een sluitend traject voor cliënten. Hierbij is het uitgangspunt de bevordering van uitstroom en de beperking van instroom van cliënten in de 28
Engbersen in Open Deuren, 2002 Zie Binnenplaats, hostels voor adres- en thuislozen,beschrijving van de good practise (Movisie 2010), Plan van aanpak adres- en thuislozen, 2e fase (Rijk, vier grote steden 2011) en Stichting GOUD in Hard en Sociaal (Universiteit Utrecht, jaar onbekend) 29
26
Doelgroepanalyse
Maatschappelijke Opvang (Moveoo, Doortocht, Domus)
Noord- en Midden-Limburg
Housing First
Venlo
Europroject
Venlo
Lokale zorgnetwerken Venlo Kader met betrekking tot Integrale Veiligheid Integraal Venlo Veiligheidsbeleid (IVB)
maatschappelijke opvang (MO). Tijdelijke opvang van adres- en thuislozen en voorzien in hun primaire levensbehoeften Project gericht op het bieden van perspectief aan adres- en thuislozen met als doel het opbouwen van een zelfstandig bestaan Dagbestedingproject waarbij bewoners van Domus enkele dagdelen in de week werken Voorkoming huisuitzetting
Verminderen overlast en criminaliteit in de gemeente Venlo Operationalisering met betrekking tot de doelgroep Kouderegeling Venlo Voorkomen dat personen door de kou buiten op straat bevriezen Cameratoezicht Venlo Handhaving openbare orde en veiligheid Veiligheidshuis Noord- Noord-Limburg Vermindering van overlast Limburg en criminaliteit van (onder meer) veelplegers door het combineren van (strafrechtelijke) maatregelen met zorg aspecten. Naast deze beleidskaders zijn er verschillende dwang- en drangkaders toe te passen op deze doelgroep, denk aan bestuursrechtelijke maatregelen zoals de voetbalwet, samenscholingsverboden en gebiedsverboden (zie bijlage 2). Andere dwang en drangkaders worden gevonden in het strafrecht, maar ook in het stellen van voorwaarden bij het verstrekken van een uitkering en regiobinding.
6.1.2
Voorbeelden uit het land
Nieuw in de aanpak is met name de groepsaanpak, benadering en de investering in sociaal kapitaal. Daarnaast is het van essentieel belang dat dwang en drang op een juiste manier toegepast wordt en dat er een plek is waar de groep in de buitenlucht kan verblijven, de gedoogplek. Wanneer de nieuwe elementen kunnen worden gecombineerd met de reeds ingezette individuele aanpak is de kans op recidive lager. In deze paragraaf volgen enkele voorbeelden uit verschillende gemeenten in Nederland met betrekking tot de aanpak van adres- en thuislozen, welke als inspiratie kunnen dienen voor de nieuwe aanpak in Venlo. Hierbij is rekening gehouden met de veronderstelde missende elementen in de huidige aanpak.
Doelgroepanalyse
27
6.1.2.1
Straatteam in Breda en outreachend werker in Apeldoorn30 (groeps-, persoons- en domeingericht)
Zowel in Breda als in Apeldoorn wordt actief contact onderhouden met adres- en thuislozen, inwoners en professionals bij de aanpak van overlast en criminaliteit van deze groep. In Apeldoorn wordt gewerkt met een outreachend werker die de overlastveroorzakers actief benadert, achtergrondkenmerken in kaart brengt en individuen doorgeleid richting zorg. De outreachend werker heeft contact met het veiligheidshuis, politie en andere lokale partners. In Breda is er een straatteam opgezet. De aanpak in deze gemeente is vergelijkbaar met die in Apeldoorn: zij gaan actief op zoek naar overlastveroorzakers en leiden deze toe naar zorg. Contact met de overlastveroorzaker stopt pas wanneer het individu stopt met het veroorzaken van overlastgevend gedrag. Het straatteam in Breda is aangesloten op het team bemoeizorg.
6.1.2.2
Gemeente Utrecht31 (persoonsgericht en maatschappelijke opvang)
Uitgangspunt van de aanpak is gericht op beschermings- en risico-factoren en de beïnvloedbaarheid daarvan. Hierbij wordt rekening gehouden met de autonomie en eigen verantwoordelijkheid van de persoon. Het verleiden, maar ook het consequent handhaven van regels werkt positief met deze Utrechtse aanpak. Het motto is: aantrekkelijk maken van de hulpverlening en onaantrekkelijk maken van passiviteit. De gemeente Utrecht heeft verschillende 24-uurs voorzieningen gerealiseerd, waaronder hostels. Deze hostels bieden een “thuis” waarbij begeleiding kleinschalig is gerealiseerd. Eén begeleider heeft een caseload van maximaal drie cliënten. De methodiek die wordt gebruikt is het 8-fasenplan. De ervaring met deze aanpak, waarbij gebruik wordt gemaakt van indirecte dwang en drang is positief. Indirecte dwang en drang uit zich onder meer in keuzes die worden voorgelegd aan de persoon, maar ook het sobere regime van de dagopvang en het bieden van een aantrekkelijk alternatief (hostels). Uit onderzoek (Movisie 2010) blijken de adres- en thuislozen ontvankelijk te zijn voor deze aanpak. Professionals merken dat de personen vaak meer kunnen dan verwacht, elkaar kennen, maar ook ontvankelijk zijn voor het duidelijk stellen van grenzen. In het onderzoek naar deze aanpak is tevens een competentieprofiel opgenomen voor professionals die met deze groep aan de slag gaat.
6.1.2.3
Dwang en drang in Roermond32 (maatschappelijke opvang en persoonsgericht)
De gemeente Roermond past dwang en drang toe bij overlastgevende adres- en thuislozen met als doel het verminderen van overlast en criminaliteit en het toe-leiden naar zorg. Dit doet zij met verschillende samenwerkingspartners, waarbij gebruik wordt gemaakt van getrapte dwang en drang: 1. Onder drang het opstellen van trajectplannen; 2. Die personen die niet meewerken aan hun eigen trajectplan, worden via repressie hiertoe gedwongen 3. Die personen die ook via repressie niet gemotiveerd kunnen worden, zullen via justitie worden aanpakt. Om dit mogelijk te maken heeft de gemeente geïnvesteerd in passende voorzieningen (aanbod), een casusoverleg en afspraken met alle ketenpartners over de aanpak (van 30
Straatteam: http://www.smobreda.nl/handbook.php?page_id=14 (bezocht d.d. 5 augustus 14.31 u) en Aanpak overlast Apeldoorn (Intraval, december 2003) 31 Zie Binnenplaats, hostels voor adres- en thuislozen,beschrijving van de good practise (Movisie 2010), Plan van aanpak adres- en thuislozen, 2e fase (Rijk, vier grote steden 2011) en Stichting GOUD in Hard en Sociaal (Universiteit Utrecht, jaar onbekend) 32 Evaluatie drang- en dwang (maart 2008) en Evaluatie OGGZ (2009)
28
Doelgroepanalyse
preventie tot en met repressie en nazorg). De gemeente investeert daarbij in het zo aantrekkelijk mogelijk maken van een de dag en nachtopvang, zodat hiervan meer gebruik wordt gemaakt. Het is onduidelijk in hoeverre de adres- en thuislozen daadwerkelijk doorstromen naar een (semi-)zelfstandige woonvoorziening.
6.1.2.4
Uitzendbureau voor daklozen in Eindhoven33 (persoonsgericht, dagbesteding)
Stichting Neos, een in 2000 opgerichte organisatie, richt zich op het brede maatschappelijk vlak. De stichting is onder meer ontstaan als gevolg van samenvoeging van 7 verschillende opvangorganisaties. De stichting heeft een breed palet aan producten gericht op onder meer adres- en thuislozen. Producten variëren in verschillende vormen van opvang en begeleiding, waaronder ook een uitzendbureau voor adres- en thuislozen. Adres- en thuislozen die een zwerversuitkering ontvangen kunnen via dit uitzendbureau aan het werk. Het doel hiervan is het realiseren van structuur in hun dagelijks leven.
6.1.2.5
Groepenpellen en straatcoaches in de gemeente Venlo34 (groepsgericht)
In de gemeente Venlo is de aanpak van overlastgevende jongeren aangepakt met twee verschillende initiatieven, namelijk groepenpellen en straatcoaches. De methodiek groepenpellen gaat uit van individuen in de groep, maar ook van beïnvloedingsfactoren. De structuur, dynamiek en samenstelling van de groep wordt in kaart gebracht zodat actief met de jongeren aan de slag kan worden gegaan. Groepenpellen is een multidisciplinaire aanpak, waarbij zowel zorg, welzijns- als justitiepartners bij betrokken kunnen worden. De straatcoaches fungeren bij deze methodiek als essentiële schakel tussen de jongeren en professionals. De straatcoaches maken actief contact met de jongeren, waarmee zij de groep in kaart kunnen brengen om vervolgens een aanpak te realiseren.
6.1.3
Advies voor een andere aanpak
De voorbeelden uit het land laten zien hoe op verschillende wijzen om wordt gegaan met sociaal kwetsbare groepen. De voorbeelden hebben over het algemeen betrekking op adresen thuislozen die overlast en criminaliteit veroorzaken. Om de overlast van adres- en thuislozen te verminderen zal de huidige aanpak aangepast moeten worden. Op basis van de analyse, het huidige beleid, input van professionals uit de keten en voorbeelden uit het land wordt geadviseerd om de huidige persoonsgerichte aanpak aan te vullen met de elementen van het sociale kapitaal, groepsaanpak en domeinaanpak. De aanpak zal er in hoofdlijnen als volgt uitzien: 1. Integrale aanpak, welke is gericht op zowel het individu als (invloed van) de groep en omgeving (domeingericht). Hierbij dient rekening te worden gehouden met de volgende elementen: a. Verhogen sociaal kapitaal (verantwoordelijkheden, gevoelens van competentie en tevredenheid):toegang tot werk, dagbesteding en een ander sociaal netwerk. b. Motivatie-ontwikkeling: het moment (timing), de manier waarop (met respect voor autonomie en behoeften en doelen van de persoon) en de duur is essentieel om daadwerkelijk intrinsieke motivatie te kunnen ontwikkelen. De kans op terugval is bij 33
http://www.st-neos.nl/paginas/diensten-uitzendbureau.html bezocht op 19 augustus 2011, 10.23 uur Gesprek Regisseur jeugdoverlast d.d. 19 augustus 2011 en Groepen Pellen (Stracticus F. Nissen en O. Schildknegt)
34
Doelgroepanalyse
29
deze groep groot, wat niet betekent dat hun motivatie is verdwenen of dat de groep kansloos is. c. Begrenzen en belonen: negatieve consequenties voor normoverschrijvend gedrag, positieve consequenties voor goed gedrag d. Eigen verantwoordelijkheid (binnen de mogelijkheden) en opbouwen van wederzijds vertrouwen e. Vastpakken en niet meer loslaten f. Tijdig en gelijktijdig inzetten van voorzieningen en faciliteiten (huisvesting, begeleiding, behandeling e.d.) 2. Dwang en drang: a. Primair indirect (onopvallend) toepassen: Hulpverlening aantrekkelijk maken, passiviteit onaantrekkelijk. Hiermee krijgt de betrokken persoon de ruimte om zelf de keuze te maken, maar wordt deze wel indirect gedwongen richting andere voorzieningen/ begeleiding. b. Secundair direct (opvallend) toepassen, met behulp van straf- en bestuursrechtelijke maatregelen. Dwang als laatste redmiddel toepassen. Om bovenstaande te kunnen realiseren zal er op verschillende niveaus gewerkt moeten worden: Niveau Domeinniveau
Voorstel 1. Opvangmogelijkheden: a. Woonladder: sober regime van dag- en nachtopvang met een zichtbaar perspectief op aantrekkelijkere woonvoorzieningen b. Dagopvang aansluiten op behoeften - Aansluiten van de openingstijden dag- en nachtopvang - Heropenen van de drunkiesruimte/ recreatieruimte - “looks en feels” verbeteren (warme maaltijden, activiteiten, huiskamergevoel) 2. Inzicht in (directe en indirecte) drang- en dwangmaatregelen: a. Samenscholingsverbod verlengen met 6 maanden b. Lik- op-stuk beleid raddraaiers en veelplegers
Groepsniveau
1. Team van straathoekwerkers die een schakel vormt tussen de zwervers en de instanties en inwoners. - Het team bestaat uit maximaal 3 personen die vertrouwen winnen bij deze doelgroep. - De groep wordt als groep benadert - Cliëntspecifiek wordt indien nodig dwang en drang toegepast 2. Afspraken met justitie, zorg- en welzijnspartners over de inzet van de aanpak 1. Sluitend maken van vraag en aanbod gericht op criminogene factoren (faciliteiten zoals huisvesting, inkomen, dagbesteding, begeleiding en behandeling) 2. Inzicht in begeleidingsmogelijkheden (onder meer één casemanager met een kleine caseload)
Individueel niveau
30
Doelgroepanalyse
6.1.3.1
Rollen en verantwoordelijkheden
De aanpak van overlast in de gemeente Venlo, specifiek de groep overlastgevende adresen thuislozen, vraagt van zowel zorg- als justitiepartners inzet. Onderdeel Veiligheid
Partijen Gemeente Venlo afdeling V&H:BOA’s en beleid OM Politie Limburg Noord Veiligheidshuis NoordLimburg
Doelstelling 1. Sanctioneren van normoverschrijdend gedrag 2. Opsporen van risico’s en handhaven, primaire doelstelling is veiligheid 3. Scheppen van randvoorwaarden om overlast beheersbaar te houden
Preventie en (na)zorg/ welzijn
CMA Gemeente Venlo, afdeling WIZ en afdeling MO Groenewold Kerk MOVEOO VVGI: bemoeizorg, Veiligheidshuis NoordLimburg Verslavingszorg Woningbouwcorporaties
Bieden van voorzieningen en arrangementen met als doel het voorkomen van terugval en het verder afglijden (verval)
6.1.3.2
Uitvoering
De aanpak op verschillende niveaus zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden om het gewenste effect te bereiken. De financiële consequenties hiervan zijn vooralsnog niet inzichtelijk. Dit zal op zeer korte termijn uitgezocht moeten worden. De uitvoering van de aanpak dient aan te sluiten op het beleid van het Regionaal Kompas.
Doelgroepanalyse
31
7
Bijlage 1: operationele regie en openstaande zaken OM en CJIB
Tabel 7: Specificatie Justitie en regie Openstaande zaken ? Operationele Regie? Totaal Regie Veiligheidshuis Plan van Aanpak Geen/ Onbekend Casemanager VVGI Andere organisatie VVGI +Anders Geen/ onbekend Middelen Alcohol Drugs Alcohol en Drugs Geen/ onbekend Inkomen Geen/onbekend Verblijf Woonadres Verblijfadres Postadres* Geen/onbekend CIZ Geen/onbekend Totaal Regie CMA Plan van Aanpak Geen/ Onbekend Casemanager VVGI Andere organisatie VVGI +Anders Geen/ onbekend Middelen
OM&CJIB
OM
CJIB
Geen
6 5 1 5 1 1 3 1 6 1 0 5 0 5 1 5 0 5 0 1 3 3 4 2 2 4 0 2 2 0 4
2 1 1 2 0 0 2 0 2 0 0 2 0 2 0 1 0 1 1 1 1 1 3 3 0 3 1 0 2 0 3
3 3 0 3 1 1 1 0 3 0 1 2 0 3 0 3 1 2 0 0 2 1 4 4 0 4 0 3 1 0 4
1 1 0 1 0 0 1 0 1 1 0 0 0 1 0 1 0 1 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Alcohol Drugs Alcohol en Drugs Geen/ onbekend Inkomen Geen/Onbekend Verblijf
1 0 3 0 3 1 3
1 0 2 0 3 0 3
3 1 0 0 2 2 3
0 0 0 0 0 0 0
Woonadres Verblijfadres Postadres* Geen/onbekend CIZ Geen/onbekend
0 3 0 1 2 2
0 2 1 0 2 1
1 2 0 1 2 2
0 0 0 0 0 0
32
Doelgroepanalyse
Totaal 12 10 2 11 2 2 7 1 12 2 1 9 0 11 1 10 1 9 1 2 7 5 11 9 2 11 1 5 5 0 11 5 1 5 0 8 3 9 1 7 1 2 6 5
Tabel 7 (vervolg): Specificatie Justitie en regie Openstaande zaken ? Operationele Regie? Totaal Geen Regie Plan van Aanpak Geen/ Onbekend Casemanager VVGI Andere organisatie VVGI +Anders Geen/ onbekend Middelen Alcohol Drugs Alcohol en Drugs Geen/ onbekend Inkomen Geen/onbekend Verblijf Woonadres Verblijfadres Postadres* Geen/onbekend CIZ Geen/onbekend
OM&CJIB 4 0 4 2 0 0 2 2 4 1 0 2 1 4 0 4 3 0 0 1 0 4
OM
CJIB 3 1 2 1 1 0 0 2 3 0 0 2 1 1 2 2 2 0 0 1 0 3
Geen
4 0 4 4 1 1 2 0 4 1 0 2 1 3 1 2 0 3 1 2 2 2
9 0 9 1 1 0 0 8 9 2 0 2 5 3 6 4 3 0 1 5 0 9
Totaal 20 1 19 8 3 1 4 12 20 4 0 8 8 11 9 12 8 3 2 9 2 18
* Postadres wo rd t alleen geteld, wanneer deze niet verbonden is met het verblijfadres.
Doelgroepanalyse
33
8
Bijlage 2: Bestuursrechtelijke kaders
Onderwerp
Bepaling
Omschrijving
Kader m.b.t. dwang en drang Bestuursrechtelijk APV Het is niet toegestaan in Samenhet aangewezen gebied scholingsmet 4 of meer personen verbod bij elkaar te zijn. Er moet (Venlohierbij sprake zijn van centrum) een aantoonbare (dreigende) verstoring van de openbare orde. Overtreding of het niet opvolgen van door de politie gegeven bevelen wordt strafrechtelijk vervolgd. Het O.M. geeft hier prioriteit aan. APV Alle gedragingen als Verblijfsomschreven in ontzegHoofdstuk 2, Afdeling 14 gingen Drugsoverlast van de (drugs) Algemene plaatselijke verordening Venlo alsmede overtreding van de verblijfsontzegging (artikel 2:85, lid 5, van de Algemene plaatselijke verordening Venlo): bijvoorbeeld betreden gesloten woning of lokaal, drugshandel op straat, verzamelingen van personen in verband met drugs, weggooien van spuiten e.d. in het aangewezen gebied. Bestuurlijke APV Voor bepaalde strafbeschikoverlastfeiten uit de APV king Venlo een bestuurlijke strafbeschikking worden opgelegd (o.a. drankverbod, wildplassen e.d.) door Boa’s van de gemeente Voetbalwet Groepsverbod Gebiedsverbod Meldingsplicht
34
Doelgroepanalyse
Uitvoerende organisatie
Bijzonderheden
Politie OM
Het beleid wordt gedurende 4 maanden lang (van 9 juni 2011 tot 9 oktober 2011) dagelijks van 00.00 uur tot 24.00 uur toegepast.
Politie OM
De verblijfsontzegging geldt in een van te voren in een beleidsregel aangewezen gebied bij twee of meer genoemde overtredingen (processen verbaal) en vrees voor herhaling.
BOA’s CJIB
De bestuurlijke strafbeschikking vervangt de voormalige transactie
Burgemeester Politie OM
Bij twee of meer overtredingen van de in het beleid genoemde feiten
(processen verbaal) en vrees voor herhaling. Burgmeester legt op na dossiervorming op persoon door politie Gemeentewet
172 lid 2 en 3
Last onder dwangsom
5:32 Awb e.v.
Bestuursdwang
5:21 Awb e.v.
Bij zeer ernstige verstoring van de openbare orde Alternatief voor bestuursdwang (zie hieronder) Het feitelijk optreden door bestuursorgaan tegen hetgeen in strijd met de wet wordt gedaan of nagelaten
Bevoegd bestuursorga an Bevoegd bestuursorga an
Bijv. na herhaalde processen verbaal voor los laten lopen hond Bijv. inbeslagname audioapparatuur bij geluidsoverlast
Doelgroepanalyse
35