KWALITEITSZORG IN BEROEPSOPLEIDINGEN IN DE (ALTERNATIEVE) GEZONDHEIDSZORG, EEN HANDLEIDING
Implementatie Kwaliteitsbeleid Alternatieve Behandelwijzen (IKAB) Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO Utrecht Versie maart 2005
1
KWALITEITSZORG IN BEROEPSOPLEIDINGEN IN DE (ALTERNATIEVE) GEZONDHEIDSZORG, EEN HANDLEIDING Redactie: Jolanda van Herk en Bert van der Zeeuw
Uitgave van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO Bezoek adres: Churchilllaan 11 3502 LB Utrecht Postadres: Postbus 20064 3502 LB Utrecht tel: 030-2843900/2843980 fax: 2943644 Internet: www.cbo.nl
Alles uit deze uitgave mag worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming, mits met bronvermelding. Wij stellen het wel op prijs als u ons op de hoogte brengt.
2
INHOUDSOPGAVE Pagina Inleiding, werkwijze en leeswijzer………………………………………….…......5
Voorbeschouwing: Kwaliteitszorg en competenties…………………….…….. 7
Hoofdstuk 1: Attitude van belang voor kwaliteitszorg………………….……...13
Hoofdstuk 2: Kennis over kwaliteitszorg……………………………………..…19
Hoofdstuk 3: Vaardigheden voor het uitvoeren van kwaliteitszorg….……….29
Hoofdstuk 4: Eindtermen van een kwaliteitsmodule……………………….….35
Nabeschouwing: Consequenties van aandacht voor kwaliteitszorg in opleidingen…………………………………………………………………...….....37
Bijlage 1.
Referentiekader Alternatieve Behandelwijzen NIVEL 1997
Bijlage 2.
Schema: van kwaliteitscirkel en kwaliteitsinstrumenten naar taken
Bijlage 3.
Toelichting gebruikte begrippen
Bijlage 4.
Plan-do-study-act cyclus, een praktijkvoorbeeld
Bijlage 5.
Het project Externe Eisen en Kwaliteitszorg van de opleiding Kunstzinnige Therapie op antroposofische grondslag aan de Hogeschool van Leiden
Bijlage 6.
Lijst met gebruikte afkortingen
Bijlage 7.
Gebruikte literatuur
Bijlage 8.
Opleidingsinstituten die een bijdrage geleverd hebben aan de handleiding
Bijlage 9.
Leden projectgroep
Bijlage 10.
Aanbevolen literatuur
Bijlage 11.
Wettelijk kader
3
INLEIDING Deze handleiding is bedoeld voor beroepsopleidingen in de (natuurlijke en/of alternatieve) gezondheidszorg, die hun studenten vertrouwd willen maken met het onderwerp kwaliteitszorg. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg hebben immers de wettelijke verplichting ‘verantwoorde zorg’ te leveren aan hun patiënten. Kwaliteitszorg is daarvoor een voorwaarde. In deze handleiding gaan we in op het begrip kwaliteit en op de competenties die nodig zijn om aan kwaliteitszorg te kunnen doen. Vervolgens geven we aan hoe opleidingen deze competenties aan de studenten zouden kunnen aanleren. Ook gaan we in op de consequenties die het inbedden van kwaliteitszorg in de opleiding heeft voor de scholen, de docenten en de studenten. De handleiding kan opleidingen helpen om na te denken over de eigen invulling van het werken aan kwaliteitszorg en daarin bewuste keuzes te maken. We hopen dat de handleiding een bron van inspiratie is voor iedereen die kwaliteitszorg een warm hart toedraagt. Werkwijze Vanuit het programma Implementatie Kwaliteitsbeleid Alternatieve Behandelwijzen (IKAB), het ondersteuningsprogramma van Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO (hierna te noemen CBO) voor de alternatieve beroepsgroepen, is een projectgroep samengesteld die vanaf december 2003 heeft gewerkt aan de totstandkoming van de handleiding. De projectgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van 10 opleidingen en een vertegenwoordiging van een koepelorganisatie voor de opleidingen natuurlijke geneeswijzen. Het CBO vervulde een coördinerende en faciliterende rol. Als leidraad is gebruik gemaakt van het referentiekader van het Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing 2003 (hierna te noemen ICLON). Het ICLON heeft samen met het Nederlands Instituut voor onderzoek in de Gezondheidszorg (hierna te noemen NIVEL) onderzocht hoe artsen, verpleegkundigen en fysiotherapeuten in de huidige beroepspraktijk invulling geven aan kwaliteitszorg en op welke wijze hieraan in de opleidingen aandacht wordt besteed. Hiervoor is een referentiekader opgesteld, dat voortbouwt op dat van de Nationale Raad voor de Volksgezondheid (NRV) uit 1993. De leden van de projectgroep hebben het ICLON-referentiekader overgenomen en aangevuld. Ook hebben zij eigen lesmateriaal en methodieken aangedragen als voorbeelden voor de invulling. Het CBO heeft op basis van deze inbreng en voorbeelden uit het reguliere veld concepten voor de handleiding geschreven. Deze zijn becommentarieerd en aangevuld. De inhoud van de handleiding is op basis van consensus tot stand gekomen.
4
Leeswijzer We beginnen met een uitleg over het begrip kwaliteit en de wetgeving daarover, met speciale aandacht voor de alternatieve behandelwijzen. Ook gaan we in op de ideeën over onderwijs in kwaliteitszorg. Het referentiekader van ICLON wordt behandeld. We geven aan welke aanvullingen de projectgroep hierop gedaan heeft. De invulling van het referentiekader in concrete voorbeelden vormt de hoofdmoot van deze handleiding. De instrumenten die hiervoor gebruikt kunnen worden staan verdeeld over drie hoofdstukken, te weten: - Attitude - Kennis - Vaardigheden Door middel van noten is aangegeven wie welke voorbeelden heeft aangeleverd, zodat het mogelijk is de betreffende school zelf te raadplegen voor nadere toelichting etc. Het volgende hoofdstuk geeft een mogelijke uitwerking van de kwaliteitscompetenties in eindtermen voor de opleiding. In de nabeschouwing gaan we in op de gevolgen van aandacht voor kwaliteitszorg in de opleiding. De bijlagen bevatten verdieping, uitleg, literatuur en een overzicht van deelnemende organisaties en personen. Bedacht dient te worden dat kwaliteit geen vaststaand gegeven is. In het volgende hoofdstuk gaan we hierop verder in. Voor deze handleiding betekent het dat deze gezien moet worden als een groeidocument dat aangepast kan worden aan nieuwe inzichten en ontwikkelingen. Het CBO biedt in het kader van het IKAB-project een training aan voor docenten die daadwerkelijk les gaan geven in kwaliteitszorg. Op basis daarvan en op basis van de daarna opgedane ervaringen in de praktijk kan de handleiding verder worden verfijnd. N.B. Daar waar patiënt staat kan ook cliënt, hulpvrager of een andere term gebruikt worden. Daar waar student genoemd wordt kan ook cursist of beroepsbeoefenaar in opleiding gelezen worden.
5
VOORBESCHOUWING: KWALITEITSZORG EN COMPETENTIES In dit hoofdstuk gaan we in op de verschillende invalshoeken van kwaliteit, de urgentie voor kwaliteitszorg waaronder de wetgeving, de positie van alternatieve behandelwijzen en de ideeën over onderwijs in kwaliteitszorg. Ook het referentiekader van het ICLON komt aan de orde, waar het grootste deel van deze handleiding op gebaseerd is. Verschillende invalshoeken van kwaliteit Kwaliteit is een relatief begrip. De invulling is afhankelijk van tijd en plaats, en van degene om wie het gaat. In de loop der jaren zijn er dan ook verschillende opvattingen geweest over kwaliteit. In de gezondheidszorg wordt vaak de opvatting van Donabedian (1982) als uitgangspunt genomen. Hij maakt een onderscheid in de kwaliteit van drie gebieden, te weten: - Structuur (opleidingsniveau, wijze van personeelsinzet, aantal personeelsleden, organisatiestructuur, budget) - Proces (handelen van de zorgverlener, concrete zorgverlening) - Resultaat (gezondheid/welzijn van de patiënt, arbeidstevredenheid van de hulpverlener, tevredenheid van de patiënt, baten en kosten) Hiermee is men gericht op kwaliteit van de zorg. In Nederland heeft de NRV een belangrijke rol gespeeld in het vaststellen van de gehanteerde begrippen. In de discussienota Begrippenkader kwaliteit van de beroepsuitoefening (1986) maakt de NRV onderscheid in: - Methodisch technisch handelen ( doeltreffendheid, deskundigheid, indicatiestelling, geschiktheid, veiligheid, zorgvuldigheid) - Attitude (respectvolle bejegening, informatiebereidheid, vertrouwensrelatie, coöperatie, verantwoordingsbereidheid) - Organisatie (continuïteit, beschikbaarheid, doelmatigheid, integrale zorg) Hiermee is men gericht op de vraag: wat is een goede beroepsbeoefenaar? De omschrijving van de NRV heeft lange tijd opgeld gedaan en bewijst nog steeds zijn waarde. Maar deze indeling houdt nog geen rekening met de subjectieve beleving van het begrip kwaliteit. Een beroepsbeoefenaar, een zorgverzekeraar, een patiënt, allemaal hebben ze een verschillende invalshoek. Vanwege de verschillende perspectieven op de zorg zullen ook de maatstaven waaraan de kwaliteit wordt afgemeten verschillen. De beroepsbeoefenaar zelf zal de nadruk leggen op deskundigheid en professioneel handelen, zijnde de “Kwaliteit van de beroepsuitoefening”. Voor de patiënt is de ervaren zorg erg belangrijk. Behalve doeltreffendheid en bejegening telt bijvoorbeeld ook mee in hoeverre de zorgverlening aansluit bij zijn mogelijkheden en opvattingen, zijnde de “Kwaliteit van de zorgverlening”. Voor de verzekeraars en overheid spelen in de tijd van schaarste aan middelen naast bovengenoemde aspecten ook zaken als beschikbaarheid en toegankelijkheid een belangrijke rol, zijnde de “Kwaliteit van de zorgvoorzieningen”.
6
Urgentie voor kwaliteitszorg Binnen de context van de beroepsuitoefening betekent kwaliteitszorg volgens de NRV (1993) dat de beroepsbeoefenaar zijn/haar handelen systematisch expliciteert (normen stelt), evalueert (toetst) en bijstuurt (verbetert). Het gaat dus om verantwoording afleggen over het eigen handelen om van daaruit anderen om verantwoording te vragen. Dat vraagt om kritische reflectie. Belangrijk maar ook moeilijk. Het is vaak makkelijker om te kijken naar wat anderen fout doen, dan naar het eigen werk. De urgentie om hier toch mee aan de slag te gaan komt uit verschillende richtingen: - Professionalisering van beroepen in de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening - Emancipatie van patiënten en hun organisaties - Wetgeving Professionalisering Er wordt door beroepsbeoefenaren hard gewerkt aan professionalisering. Het gaat dan meestal om formulering van een beroepsprofiel, streven naar wettelijke status en naar subsidies, erkenning en verbetering van opleidingen en doen van onderzoek naar de effectiviteit en efficiëntie van de beroepsuitoefening. Emancipatie van patiënten en hun organisaties Daarnaast is de positie van de patiënt en zijn organisaties de laatste jaren sterker geworden. In de zogenaamde Leidschendamconferenties, die de overheid in 1989, 1990, 1995 en 2000 heeft gehouden samen met vertegenwoordigers van beroepsbeoefenaren, patiënten en zorgverzekeraars, is het belang hiervan ook onderschreven. De wetten die in de jaren ’90 zijn ontstaan verankeren dit. Kwaliteitswetgeving De wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (hierna te noemen BIG) regelt zoals de naam al aangeeft de rechten en plichten van de individuele beroepsbeoefenaar. De Kwaliteitswet Zorginstellingen regelt de instellingen. Tezamen vormen zij het fundament voor de gezondheidszorg in Nederland en de daar aan gerelateerde kwaliteitszorg. Centraal in beide wetten staat het begrip verantwoorde zorg. Verantwoorde zorg betekent zorg van goed niveau. Dat wil zeggen: doelmatig doeltreffend patiëntgericht verleend en komt tegemoet aan de reële behoeften van de patiënt. Om verantwoorde zorg te leveren zijn zorgaanbieders verplicht tot systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van zorg. Daartoe moet men de kwaliteitscyclus toepassen, namelijk meten wat de kwaliteit van zorg is, de resultaten vergelijken met de gestelde normen en criteria en zonodig verbeteringen aanbrengen (zie bijlage 3, Plan-do-study-act cyclus).
7
Het toepassen van de kwaliteitscyclus is dus wettelijk verankerd. Dat geldt op microniveau voor hulpverleners en op mesoniveau voor instellingen. Tot slot moet de zorg transparant zijn, dat betekent dat zorgaanbieders aan derden zichtbaar moeten maken dat verantwoorde zorg wordt geleverd. Op basis van de wet kan kwaliteitszorg worden gedefinieerd als: het systematisch bewaken, beheersen en verbeteren van de kwaliteit het toepassen van de kwaliteitscyclus het waarborgen dat verantwoorde zorg wordt geleverd. De Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (hierna te noemen WGBO) regelt de relatie tussen patiënt en zorgverlener. In deze wet worden de rechten en plichten van de patiënt en zorgverlener geregeld. Enkele belangrijke punten uit deze wet zijn: het recht van de patiënt op informatie en de plicht van de zorgverlener informatie te verstrekken het recht van de patiënt op inzage in zijn dossier en de plicht van de zorgverlener om een dossier bij te houden het recht van de patiënt op bescherming van zijn privacy en de plicht van de zorgverlener om de privacy van de patiënt te bewaren De WGBO is op een aantal onderdelen een verbijzondering van de Wet op de Bescherming Persoonsgegevens (hierna te noemen WBP). De WBP heeft als doel de bescherming van de rechten van de consument voor wat betreft privacy ten opzichte van derden. Iedereen die gegevens bewaart van anderen valt onder deze wet. De wet stelt regels omtrent geheimhouding, beveiliging, verlies en verwerking van gegevens. Ook zegt de wet dat – in dit geval -de zorgverlener de patiënt dient te informeren over het verzamelen van zijn naam, adres, het doel van het verzamelen en eventuele nadere bijzonderheden die inzicht geven in het gebruik van de gegevens. De patiënt heeft recht op inzage, verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van de gegevens. Volgens de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector dient iedere hulpverlener en instelling een klachtenregeling en klachtencommissie te hebben. De klachtenregeling moet op een duidelijke manier bekend worden gemaakt. Vaak is er een aparte folder over gemaakt, waarin de patiënt kan lezen hoe een klacht ingediend moet worden en hoe deze zal worden behandeld. Zie ook Bijlage 11. Kwaliteitszorg en alternatieve behandelwijzen Alternatieve behandelaars vallen ook onder de wet BIG. Er is echter weinig voor hen gereguleerd. Alleen bij aantoonbare schade voor de patiënt (waaronder het afhouden van een reguliere behandeling, zo blijkt uit de jurisprudentie) vallen deze behandelaars onder de strafbepalingen. Beroepsbeoefenaren in het alternatieve veld zijn echter wel degelijk verplicht verantwoorde zorg te leveren. Daar is sinds 1997 dan ook hard aan gewerkt met subsidie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Onderzoeksinstituut NIVEL kreeg
8
geld om drie jaar lang onderzoek te doen naar de stand van zaken bij de alternatieve beroepsorganisaties. Daartoe ontwikkelde het NIVEL een referentiekader kwaliteitsbeleid. Dit referentiekader is afgeleid van het referentiekader voor de paramedische beroepen en is vastgesteld in samenspraak met vertegenwoordigers van patiëntenorganisaties uit het alternatieve veld, verzekeraars, overheid en het alternatieve veld zelf (zie bijlage 1). De Consumentenbond deed een vergelijkbaar onderzoek als het NIVEL, maar dan met naam en toenaam en een beoordeling door middel van een rapportcijfer. Het Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO gaf en geeft ondersteuning op die punten die volgens de onderzoeken nog niet goed geregeld waren. In de eerste jaren lag de nadruk op het ontwikkelen van normdocumenten, zoals beroepsprofielen, richtlijnen voor het cliëntendossier, klachtenregelingen en regelingen rond de praktijkvoering in de breedste zin des woords. Daarnaast zijn kwaliteitsinstrumenten ontwikkeld en uitgevoerd: visitatie (onderling praktijkbezoek door collega’s met als doel van elkaar te leren en verbetermogelijkheden op te sporen) en patiëntenenquêtes (het ondervragen van patiënten op belang en tevredenheid m.b.t. aspecten van de geboden zorg). De meest recente toets van de Consumentenbond (eind 2002) gaf aan dat de onderzochte organisaties hun achterstand op het gebied van kwaliteitsbeleid aardig hebben ingehaald. Had in het begin slechts een enkeling een voldoende, inmiddels zijn er nog maar een paar met een onvoldoende en meer dan de helft scoort een 8 of hoger. Waar het op aankomt is de vertaling van dit beleid naar de praktijk. Daarom is het accent in het ondersteuningsaanbod van het CBO verschoven. Enerzijds wordt aandacht besteed aan de implementatie (verspreiding) van genoemde documenten en instrumenten in de praktijk. Anderzijds worden opleidingen gestimuleerd in hun aanbod de studenten al vertrouwd te maken met kwaliteitszorg, waardoor de sprong naar de beroepsuitoefening minder groot wordt. Daar is deze handleiding een resultaat van. In 2005 doet de Consumentenbond opnieuw uitgebreid onderzoek naar de stand van zaken bij de beroepsorganisaties en de door hen erkende opleidingen. Dan zal moeten blijken of verdere verbeteringen zijn doorgevoerd. Onderwijs in kwaliteitszorg In 1985 verscheen het rapport van de Europese afdeling van de World Health Organisation (hierna te noemen WHO) met de titel: Working group training for quality assurance. De WHO concludeert hierin dat training in kwaliteitsbevordering gedurende het hele opleidingscurriculum aan de orde moet komen voor artsen, verpleegkundigen en andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. In Nederland nam de Raad voor Gezondheids Onderzoek (hierna te noemen RGO) deze conclusie over. In haar advies “Kwaliteit van zorg, terreinverkenningen en prioriteiten voor wetenschappelijk onderzoek” moet onderwijs in kwaliteitsbevordering zich richten op:
9
-
Het ontwikkelen van een attitude om kritisch naar het eigen handelen en de eigen organisatie te kijken en daardoor het belang van kwaliteitsbevordering voor de dagelijkse patiënten zorg te zien - Het verkrijgen van inzicht in de methoden van kwaliteitsbevordering - Het verkrijgen van vaardigheden om kwaliteitszorg toe te passen Ook de NRV nam deze opvattingen over en richtte vervolgens een werkgroep op die de aandachtsgebieden omschreef en een oriënterende inventarisatie uitvoerde of en zo ja welke onderwijsactiviteiten op die gebieden plaatsvonden. De NRV stelde dat het van belang is dat opleidingen beroepsbeoefenaren voorbereiden op de ontwikkelingen rond kwaliteitszorg in de praktijk. Daarbij gaat er om dat zij: - Inzicht verkrijgen in de bijdragen die de verschillende partijen in het veld kunnen leveren in het verder ontwikkelen van de kwaliteitszorg - Verantwoording kunnen afleggen over hun handelen tegenover verzekeraars, patiënten- en consumentenorganisaties Dit leidde in 1993 tot het “Advies onderwijs in kwaliteitszorg” met een voorstel voor een referentiekader. Dit advies is leidraad geworden voor de verdere ontwikkelingen in Nederland. Kwaliteitszorg volgens rapport ICLON-NIVEL 2003 Het NIVEL heeft in opdracht van de overheid samen met het ICLON onderzoek gedaan naar wat er van dit advies is terechtgekomen. Zij onderzochten welke ontwikkelingen zich voordoen in de kwaliteitszorg bij artsen, verpleegkundigen en fysiotherapeuten en in hoeverre de opleidingen daar op in spelen. Op basis van hun bevindingen is het oude referentiekader van de NRV aangepast, zoals weergegeven in het schema op de volgende pagina. Bij de beschrijving van de huidige situatie neemt ICLON de kwaliteitscirkel van Deming als basis voor ordening. De vier stappen in de kwaliteitscirkel zijn: normeren, meten, toetsen en verbeteren, borgen. In het in bijlage 2 vermelde schema is aangegeven welke taken bij de verschillende stappen horen. De inhoud van de handleiding is geënt op de drie pijlers van het ICLON referentiekader, namelijk de attitude van belang voor kwaliteitszorg, de kennis over kwaliteitszorg en de vaardigheden voor het uitvoeren van kwaliteitszorg. De deelnemers aan het project hebben dit in zijn geheel overgenomen. Er zijn zelfs een aantal elementen aan toegevoegd: verdere uitwerking van 1.1. Een respectvolle en vraaggerichte attitude aanvulling bij 1.3. Kritische reflectie: bereidheid om samen te werken met reguliere behandelaars nieuw element 1.5.: De persoon van de therapeut als instrument in de behandeling Aanvulling 2.1.Kennis wetgeving: ook WBP en sociale en Europese wetgeving Aanvulling bij 2.2. Kwaliteitskringloop: de link met methodisch handelen in de zorg zelf
10
Nieuwe elementen bij Kennis: 2.5. Beheer praktijk en 2.6. Cliëntendossier In de volgende hoofdstukken wordt dit nader uitgewerkt. -
REFERENTIEKADER ICLON 2003
Attitude van belang voor kwaliteitszorg 1. Een respectvolle en vraaggerichte houding 2. Life long learning 3. Kritische reflectie op de kwaliteit van zorg en op het eigen handelen 4. Veranderen en vernieuwen Kennis over kwaliteitszorg 1. Het doel van kwaliteitszorg 2. Het principe van de kwaliteitskringloop 3. Instrumenten voor kwaliteitszorg 4. Partijen die bij kwaliteitszorg betrokken (kunnen) zijn Vaardigheden voor het uitvoeren van kwaliteitszorg 1. Het doorlopen van de kwaliteitskringloop voor een specifiek onderwerp of probleem 2. Het toetsen van de eigen beroepsuitoefening en/of die van collega’s aan richtlijnen of criteria 3. Het bespreken van het eigen en andermans functioneren binnen (groeps)settings 4. Het aanpassen van het eigen professioneel handelen op basis van de resultaten van de kwaliteitskringloop 5. Het werken in groepen aan kwaliteitszorg 6. Het omgaan met uiteenlopende belangen zonder de eigen professionele verantwoordelijkheid uit het oog te verliezen.
11
HOOFDSTUK 1: ATTITUDE VAN BELANG VOOR KWALITEITSZORG Attitude is een breed begrip. Het ICLON typeert de attitude, van belang voor kwaliteitszorg, als een respectvolle en vraaggerichte houding, de bereidheid tot life long learning, een kritische reflectie op de kwaliteit van zorg en op het eigen handelen en de bereidheid tot veranderen en vernieuwen. Deze typering is door de projectgroep onverkort overgenomen. Bij enkele onderdelen is een verfijning aangegeven. Omdat er veel samenhang is in de verschillende aspecten en zij vaak geïntegreerd worden aangeboden, geven wij eerst de omschrijvingen weer. Daarna gaan we in op de mogelijke invulling ervan. 1.1. Een respectvolle en vraaggerichte attitude De therapeut heeft een respectvolle en vraaggerichte attitude. Tevens is hij/zij bereid zich in te leven in de positie van de patiënt en is bereid en in staat te denken vanuit het perspectief van de patiënt. De therapeut is gemotiveerd om de aan de patiënt verleende zorg te optimaliseren. De therapeut beseft dat kwaliteitszorg nodig is om de kwaliteit van de aan de patiënt verleende zorg te bewaken en waar mogelijk te verbeteren. Hij/zij beschouwt kwaliteitszorg als een onderdeel van een goede beroepsuitoefening en is bereid daartoe deel te nemen aan de kwaliteitszorgactiviteiten die in de beroepsgroep en de werksetting gebruikelijk zijn. Daarnaast is de therapeut doordrongen van het belang van goede richtlijnen voor de beroepsuitoefening en heeft de bereidheid deze richtlijnen toe te passen dan wel daar beredeneerd van af te wijken. Aanvulling projectgroep: De therapeut verleent patiëntgerichte zorg, dat wil zeggen dat de therapeut zich open opstelt voor de patiënt. Daarnaast dient de therapeut aanspreekbaar en betrouwbaar te zijn en betrokkenheid en begrip te tonen voor de vragen van de patiënt, De therapeut luistert naar de patiënt en vraagt naar de eigen beleving van de patiënt met betrekking tot zijn gezondheidssituatie. Dit, om de patiënt te leren kennen en de betekenis te begrijpen die de ziekte heeft in het leven van de patiënt. De therapeut dient de patiënt in de gelegenheid te stellen zijn gedachten en gevoelens te uiten. 1.2. Life long learning De therapeut heeft als basisattitude ‘life long learning’. Hij/zij beseft dat het noodzakelijk is zich op de hoogte te houden van nieuwe ontwikkelingen op vakinhoudelijk gebied en op het gebied van kwaliteitszorg. Is bereid professionaliseringstrajecten te volgen indien nodig. Hij/zij staat open voor nieuwe informatie en ideeën en de toepassing daarvan in de praktijk. 1.3. Kritische reflectie op de kwaliteit van zorg en op het eigen handelen De therapeut heeft de bereidheid om kritisch te kijken naar de kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van de patiënt. Hij/zij heeft een grondattitude verworven waarbij hij/zij zich heeft aangewend om systematisch en continu te
12
reflecteren op eigen en andermans beroepsmatig handelen en is bereid daarover te communiceren. Staat open voor feedback. Kan kritiek over het eigen functioneren accepteren. Geeft anderen vanuit een positieve grondattitude kritiek. Tevens is de therapeut bereid om het eigen handelen te laten evalueren en valideren door gekwalificeerde buitenstaanders. Hij/zij onderkent het belang om het eigen handelen te relateren aan dat van collega’s. De therapeut is gemotiveerd en bereid om daar waar nodig te verbeteren. Toevoeging projectgroep: De projectgroep heeft tevens gemeend dat het goed is om de in de ICLON versie opgenomen competentie ‘onderkent het belang om het eigen handelen te relateren aan dat van collega’s’ nader te specificeren waar het gaat om de relatie met reguliere hulpverleners. Vandaar dat de bereidheid tot samenwerking met reguliere behandelaars expliciet opgenomen wordt. Dit komt terug in diverse onderdelen van de opleiding en meer specifiek als het gaat om bepaalde kennis en vaardigheden die daarbij nodig zijn. - De therapeut dient de taal te kennen van de reguliere behandelaars door basiskennis van medische vakken en medisch denken (anatomie, fysiologie, pathologie, farmacologie). Het niveau zou per behandelwijze kunnen verschillen. - De therapeut dient in staat te zijn de grenzen van eigen kunnen te stellen en op tijd door te verwijzen naar reguliere (of andere) hulpverleners - De therapeut kan rapporteren aan en overleggen met reguliere hulpverleners. - De therapeut kan representatief naar buiten treden in woord en geschrift, b.v. middels een goede folder of website. Bij Kennis (2.4) en Vaardigheden (3.6) komen we hier dan ook op terug. 1.4. Veranderen en vernieuwen De bereidheid tot veranderen en vernieuwen vraagt om een innoverende attitude van de therapeut. Daarbij hoort het besef dat vernieuwingen tot stand komen door vraagtekens te zetten bij bestaande situaties en aanvaarde normen of door vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen. Innoveren betekent met oorspronkelijke oplossingen komen en nieuwe werkwijzen bedenken. Daarbij hoort ook het besef dat borging van nieuwe werkwijzen nodig is om te voorkomen dat in oude routines wordt terug gevallen. 1.5. De persoon als instrument ( toevoeging projectgroep) In de natuurlijke behandelwijzen wordt veel aandacht besteedt aan de attitude van de hulpverlener. Dit is inherent aan de filosofie en benaderingswijze. Bij de alternatieve behandelwijze doet het ertoe wie de behandeling uitvoert, terwijl bij de reguliere behandelwijze het er niet toe mag doen wie er behandelt. De therapeut dient zich bewust te zijn van het feit dat hij/zij zichzelf inzet als instrument. Dit vereist dat de therapeut zelf door veel processen heen gaat.
13
De therapeut dient in staat te zijn zijn/haar eigen processen en patronen te kennen en te herkennen en deze helder te kunnen benoemen. De therapeut leert hierdoor de eigen verantwoordelijkheid te nemen en projecteert niet de eigen frustraties en wensen op de cliënt. Het werken aan de attitude van de student vindt dan ook gedurende de hele leergang plaats. Het komt in alle onderdelen terug en wordt vanuit diverse invalshoeken benaderd.
Voorbeelden vanuit deelnemende opleidingen hoe zij werken aan de attitude: Selectie bij de aanname Bij de aannameprocedure wordt een psychologische test gedaan om de algehele persoonlijke geschiktheid van de aankomend student te onderzoeken (motivatie, leerhouding en leercapaciteit). Bij de toelatingsgesprekken komt dit ook aan de orde.1 Zich letterlijk in de rol van de patiënt verplaatsen Dit gebeurt door de student datgene te laten ondergaan dat men een ander voorschrijft. Bijvoorbeeld door zelf te vasten of etherische oliën bij zichzelf toe te passen. De opleiding vraagt van de student hierover een verslag bij te houden.2 Door op elkaar te oefenen, leert de student zowel de hulpverlenerskant als die van de patiënt kennen (reflexzonemassage).2 Aandacht besteden aan communicatie Gebruik maken van een module met als inhoud attitude, taal en vraagstelling binnen de interactie therapeut/cliënt. Daarnaast wordt geoefend middels rollenspelen, psychodrama met feedback van de groep en de docent. Tevens wordt gebruik gemaakt van een werkboek met opdrachten, oefeningen en theorie.6 Gebruik maken van een module met als inhoud therapeutische vorming, waarin kennis en inzicht in introjectie, projectie, overdracht en tegenoverdracht, beschermingsfuncties en afweermechanismen, reflectie, macht en onmacht, mens- en maatschappijbeeld, verantwoordelijkheid en intimiteit behandeld worden.3 Oefenen in het leren luisteren en observeren middels gesprekstechniek en counseling 4 Het opnemen van gesprekken op een cassettebandje met hierna de verbatimanalyse. 5 (zie bijlage 3) Gespreksvaardigheden maken deel uit van de lessen filosofie en psychologie. De praktijklessen bestaan uit proefpractica met klassikale terugkoppeling.2
14
Modules die de horizon verbreden De modules psychologie/sociologie/antropologie, propedeuse en vervolgjaren. Deze modules zijn met name gericht op de zieke mens en op allochtonen. Via groepsopdrachten en presentatie daarvan wordt gewerkt aan het ontwikkelen van eigen visie en aan een afstemming van vaardigheden onder begeleiding van een docent.6 Gebruik maken van de module Antropologie: Deel 1: Culturele diversiteit waarin men de inhoud van het eigen referentiekader op het therapeutisch handelen onderkent, zowel waar het de patiënt als de zorgverlener betreft. Deel 2: Zingeving, het leren herkennen van zingevingsvragen bij patiënten en de invloed hiervan op het welbevinden van mensen. Beoefening vindt plaats middels groepsgesprekken, hoorcolleges, subgroepopdrachten, video, literatuursuggesties en werkstukken. Er wordt gebruik gemaakt van de reader “ Cultuur-zingeving-ethiek”.5 Module gezondheidsinstandhouding De module gaat in op het instandhouden van de eigen gezondheid, bijvoorbeeld door sauna- en sportschoolbezoek.5 Module lichaamstherapieën/counseling De module gaat in op thema’s zoals intimiteit en discretie.6 Module persoonlijke ontwikkeling/ therapeutische basisattitude Tijdens trainingsdagen komen rollenspelen, visualisaties, psychodrama en constellaties van Hellinger (zie bijlage 3) aan bod.6 In de module “Scholing in de beeldende kunsten” wordt aandacht besteed aan reflectie. In de module “Therapeutische Methodiek” wordt dit gedaan via fenomenologie (zie bijlage 3). Daarnaast is er een module “Ontwikkeling als professional” waarin o.a. het onderdeel zelfbeeld-beroepsbeeld uitgewerkt is.7 Ethieklessen worden gegeven en het effect hiervan wordt gecheckt via de stageverslagen.5 Als onderdeel van kwaliteitszorg wordt er gewerkt aan de therapeutische attitude. Bij het begin van de opleiding wordt middels een 0-meting/intakegesprek het verschil tussen de ist en soll situatie op het gebied van therapeutische attitude vastgesteld. De mentor stelt op basis hiervan een persoonlijk traject voor met de student. Aan het eind van het leerjaar worden de vorderingen vastgesteld en doelstellingen voor het volgend jaar bepaald.2 Ruimte voor feedback op eigen functioneren Veel opleidingen oefenen het leren geven en ontvangen van feedback door het in de groep of met de docent bespreken van werkstukken en het observeren van elkaars behandelingen. (peer assessment)
15
Bijna alle opleidingen maken ruimte voor (ethische) casusbesprekingen, supervisie, intervisie en stages. Sommige opleidingen gebruiken de Socratische methode van gespreksvoering.(zie bijlage 3) Tijdens een groepsstage brengt een groepje van 4 studenten elk een cliënt aan waarvan ter plekke een anamnese en diagnose worden vastgesteld door de student. Daarna wordt een analyse, doelstelling en behandelplan opgesteld. De student bespreekt dit in zijn groep.3 Bij de interne praktijkdagen en tijdens de individuele stage in het 4e leerjaar behandelt de student 1 cliënt gedurende 6 bijeenkomsten. Er wordt een volledig consult gedaan waarin verslaglegging, dosssierbeheer en het opstellen en uitvoeren van een behandelplan aan de orde komen.3 Studenten verzorgen een portfolio waarin zij vorderingen bijhouden en beoordelingen opnemen.2,6 Een cliënt wordt behandeld door de student onder supervisie van een docent en krijgt daarbij feedback. Tevens worden rollenspelen met feedback van docenten en studenten gehouden.4 Expliciete link naar kwaliteitszorg Het volgen van een module kwaliteitszorg.7 Meer hierover bij 2.1 en in bijlage 5. Tijdens praktijkstages observeren studenten op welke wijze kwaliteitszorg gestalte krijgt in de praktijk en rapporteren hierover in het stageverslag .6,7 Meerdere opleidingen geven aan binnen de opleiding aandacht te besteden aan het beroepsprofiel en de beroepsnormen van de betreffende therapeut en zijn/haar beroepsvereniging. Dit onderdeel komt uitgebreider terug bij Kennis.
Verwijzingen 1 2 3 4 5 6 7
St. Het Johan Borgman College Academie voor Natuurlijke Geneeswijzen Noord Nederland Academie voor Natuurgeneeskunde Zuid Nederland St. Marcos Training en Opleidingen Dutch Shiatsu Academy Hogeschool Natuurgeneeskunde Kunstzinnige Therapie
16
HOOFDSTUK 2: KENNIS OVER KWALITEITSZORG Om kwaliteitszorg toe te kunnen passen is kennis nodig over het doel van kwaliteitszorg, het principe van de kwaliteitskringloop, het bestaan van kwaliteitsinstrumenten, en de partijen die bij kwaliteitszorg betrokken (kunnen) zijn. Deze competenties zijn door de projectgroep overgenomen. Er zijn er twee toegevoegd namelijk het beheer van de praktijk, het ondernemerschap en bedrijfsvoering en beheer van het patiëntendossier. In het schema van het ICLON behoren deze tot de voorwaardenscheppende activiteiten. 2.1. Het doel van kwaliteitszorg De therapeut dient te weten wat het doel is van kwaliteitszorg in de gezondheidszorg en wat kwaliteitszorg betekent volgens de Wet BIG en de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Hij/zij dient op de hoogte te zijn op welke wijze kwaliteitszorg is ingevuld bij beroepsgroepen en bij instellingen. Ook dient hij/zij bekend te zijn wat het doel is van kwaliteitsmodellen zoals die van het Instituut Nederlandse Kwaliteit (hierna te noemen INK) en wat de betekenis is van keurmerken, accreditatie (Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen en voor opleidingen de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie) en certificering. (zie bijlage 3) Toevoeging projectgroep Op dit moment besteden de alternatieve opleidingen vooral aandacht aan de Wet BIG en de WGBO. De projectgroep heeft de wens uitgesproken dit uit te breiden met WBP, de sociale wetgeving en de Europese wetgeving en beleid. Voorbeelden vanuit deelnemende opleidingen: Aandacht voor het wettelijk kader Een module medisch recht. De module bestaat uit het uitvoeren van korte individuele- en groepsopdrachten en het doen van casestudies. Daarnaast worden enkele colleges gegeven over het onderwerp en wordt een openbare zitting van de tuchtcommissie bijgewoond. Hiervan wordt een verslag gemaakt.6 In de module “Structuur in de Gezondheidszorg ” wordt het wettelijk kader besproken.5 Bij het onderwerp “Praktijkvoering” worden richtlijnen geënt op wetgeving zoals het Wetboek van strafrecht, de Wet Bescherming Persoonsgegevens en de Wet op de Geneeskundige Behandelings Overeenkomst besproken.3 In de module “Ontwikkeling als Professional” is een onderdeel opgenomen onder de naam “Externe eisen en kwaliteitszorg”, waarin
17
uitleg wordt gegeven over de wettelijke regelingen en de maatschappelijk ontwikkelingen op het gebied van kwaliteit. Hieraan is een projectopdracht gekoppeld.7 In het kader van de wetgeving wordt een zitting van de tuchtcommissie bijgewoond. Tevens dienen de studenten diverse kwaliteitswetten te kunnen inventariseren en te omschrijven. Dit geldt ook voor de voor de beroepsgroep relevante Europese richtlijnen en wetten.6 Voorbeelden vanuit de reguliere opleidingen:8 In de opleiding wordt een werkcollege over de wet Kwaliteit Zorginstellingen en Wet BIG gegeven. De studenten dienen van tevoren folders over de wetten, het jaarverslag en de nota kwaliteitsbeleid van de beroepsvereniging te lezen. De studenten dienen individueel vragen te beantwoorden over de eisen van de wet, hun betekenis voor de praktijk en de aansluiting van de beroepsvereniging daarop. In onderwijsgroepjes worden de antwoorden vergeleken en stellingen geformuleerd over de meest karakteristieke bepalingen van de wetten en het belang ervan voor de beroepsuitoefening met als doel het leren anticiperen op externe eisen door eigen controles. Daarnaast dienen de studenten in eigen woorden te omschrijven wat de Kwaliteitswet Zorginstellingen en de Wet BIG inhouden met behulp van een aantal vragen. In de groep wordt besproken welke visie op kwaliteit de wetten hebben. Expliciete aandacht voor kwaliteitszorg Dit komt ter sprake bij het onderdeel “Externe eisen en kwaliteitszorg” in de module “Ontwikkeling als professional”. Hierin worden colleges gegeven (theorie en praktijk) over kwaliteitszorg, zowel regulier als alternatief, ter voorbereiding op het maken van een werkstuk in een projectgroep. De producten daarvan worden zoveel mogelijk ter beschikking gesteld aan de beroepsvereniging, bijvoorbeeld een model cliëntendossier en patiëntenenquête. (zie bijlage 3) Van de gang van zaken moet een procesverslag gemaakt worden. Tijdens de stages wordt gevraagd te onderzoeken hoe de kwaliteitszorg op het stageadres aandacht krijgt. Meer hierover in bijlage 3.7 In het eerste leerjaar wordt een ervaringsverslag geschreven, waarin kwaliteitszorg tot uiting dient te komen. Dit wordt tijdens intervisie onder leiding van een docent besproken. In latere leerjaren volgt een praktijkleerperiode met stage, waarin aandacht voor kwaliteitszorg binnen de stageplaats. Hiervan wordt een verslag gemaakt. Studenten leren een visie op kwaliteitszorg te ontwikkelen, te formuleren en te concretiseren middels mentorschap voor 1e en 2e jaars studenten.6
18
Meerdere opleidingen organiseren een presentatie van de beroepsverenigingen in 2e helft opleiding waarin het kwaliteitsbeleid van de beroepsvereniging uitgedragen wordt. Voorbeeld vanuit reguliere opleidingen: 8 Naar aanleiding van een fictieve dialoog tussen 2 studenten over de vraag waarom kwaliteitszorg zo belangrijk is worden discussies gevoerd. Tevens leren de studenten de zevensprong (zie bijlage 3) toe te passen op de vraag hoe goede zorg vorm te geven. Hierbij gaat het om inzicht in praktische waarden en de beperkingen van standaarden, richtlijnen en werkafspraken. 2.2. Het principe van de kwaliteitskringloop De therapeut dient te weten wat het principe van de kwaliteitskringloop betekent en wat het doel is van de verschillende stappen in de kwaliteitskringloop (zie bijlage 3 en bijlage 4) De therapeut dient te weten wat indicatoren zijn en dat indicatoren worden gebruikt om de kwaliteit van zorg te bewaken en om probleemgebieden te signaleren. Tevens dient de therapeut te weten dat de kwaliteitskringloop probleemoplossend kan werken en ten grondslag ligt aan het methodisch handelen. Toevoeging projectgroep Kenmerken van methodisch handelen zijn: doelgericht handelen bewust handelen systematisch handelen procesmatig handelen Het handelen dient toetsbaar en evalueerbaar te zijn en dient ingebouwd te zijn in de behandelingsmethode. Voorbeelden vanuit deelnemende opleidingen: Methodisch handelen in de praktijk Tegen het einde van de opleiding vinden proefpractica plaats met proefpatiënten. Hierbij worden video-opnames gemaakt.2 De student leert het schriftelijk vastleggen van het gehele proces, startend bij de klacht dan de diagnose en het behandelplan.2 Tevens leert de student een anamneseformulier te ontwerpen.2 De student krijgt een model behandelingsformulier aangereikt.9 Expliciet over kwaliteitszorg Colleges Kwaliteitszorg.7 (zie 2.1. en Bijlage 3) Voorbeeld vanuit reguliere opleidingen:8 De studenten ontvangen een opdracht voor zelfstudie, hetgeen inhoudt dat: na bestudering van literatuur over kwaliteitskringloop de studenten de verschillen tussen de bestaande modellen kunnen analyseren
19
en kunnen aangeven wat die betekenen voor het gebruik ervan. Hierna volgt discussie met andere leden van de onderwijsgroep. Met betrekking tot het toepassen van intercollegiale toetsing dienen de studenten in een groepje onderwerpen te selecteren die geschikt zijn voor intercollegiale toetsing (zie bijlage 3), deze te ordenen en een keuze te maken voor een onderwerp. Hierna concretiseren van het onderwerp. De studenten dienen het onderwerp te relateren aan de bestaande kwaliteitsmodellen door het maken van een schema. Het gaat hierbij om het onderscheid tussen de begrippen structuur, proces en resultaat. Men leert het feitelijk doorlopen van de cyclus voor intercollegiale toetsing. Een deel van de taken wordt begeleid, voor de andere is een strakke structuur aangegeven. Men werkt in onderwijsgroepen van 10 tot 12 deelnemers, maar ook met individuele opdrachten. Er worden fictieve dialogen en situaties aangereikt, gerichte vragen gegeven en de zevensprong wordt toegepast. Ook beschikt men over een aantal standaard-formulieren. 2.3. Instrumenten voor kwaliteitszorg De therapeut dient kennis te hebben over kwaliteitsinstrumenten en methodieken of hulpmiddelen welke binnen de beroepsgroep in gebruik zijn of ontwikkeld worden en weten waar deze te verkrijgen zijn. Daarnaast dient de therapeut kennis te hebben over het doel en inhoud van gangbare kwaliteitsinstrumenten en situaties waarin deze worden toegepast en de wijze waarop deze worden gebruikt. Bijvoorbeeld ten aanzien van: Richtlijnen of protocollen en normen en criteria Intercollegiale toetsing, visitatie,en externe beoordeling Meningspeilingen of tevredenheidsonderzoek onder patiënten Intervisie, casuïstiekbespreking, intercollegiaal overleg Registratietechnieken en (landelijke)registratiesystemen voor gestandaardiseerde verslaglegging Controle- en borgingsmechanismen en – instrumenten Zelfevaluatie of andere hulpmiddelen voor evaluatie van het eigen professionele handelen Inzicht in de praktische waarde en beperkingen van protocollen, richtlijnen, normen en criteria. Voorbeelden vanuit de deelnemende opleidingen: Presentatie door de beroepsorganisaties Presentaties vinden bij veel opleidingen plaats, bijvoorbeeld in de lessen domeinkennis en de betekenis van de beroepsvereniging voor de beroepsgroep.5 Voorafgaand aan de komst van verenigingen in de opleiding dienen de studenten het infopakket van de beroepsvereniging te bestuderen
20
en vragen te formuleren, die tevoren aan de beroepsvereniging worden toegezonden.6 Voorbeelden uit de reguliere opleidingen:8 De studenten discussiëren naar aanleiding van fictieve dialoog tussen 2 studenten over de vraag hoe kwaliteitszorg aangepakt dient te worden. Men leert het toepassen van de zevensprong. De studenten dienen inzicht te krijgen in de praktische waarde en beperkingen van standaarden en richtlijnen en werkafspraken. De studenten gaan in de literatuur na welke verschillende mogelijkheden er zijn om tot consensus over standaarden te komen, met voor- en nadelen. Daarna volgt het bespreken in de groep van de standaard, de functies ervan, de wijze waarop deze ontwikkeld is en de waarde ervan. Men maakt gebruik van een stelling, discussieert in subgroepen en verzamelt argumenten. De studenten luisteren naar een fictieve toespraak van een ziekenhuisdirecteur over de veelheid aan activiteiten en de behoefte aan integrale kwaliteitszorg. Hierop volgt reactie en discussie. 2.4. Partijen die bij kwaliteitszorg betrokken (kunnen) zijn De therapeut heeft inzicht in de visie van patiënten op kwaliteit en op de wensen en behoeften van patiënten ten aanzien van de kwaliteit van zorg. Hij/zij heeft kennis over activiteiten van patiënten- en consumentenorganisaties en van de wijze waarop zij bij kwaliteitszorg betrokken zijn of betrokken kunnen worden. Daarnaast heeft hij/zij inzicht in het feit dat de betekenis van kwaliteit kan verschillen afhankelijk van de positie die men inneemt als patiënt, hulpverlener of zorgverzekeraar. Tevens heeft de therapeut inzicht in de interactie zorgverlener/patiënt en zorgverlener/zorgverzekeraar en de verschillende kwaliteitsnoties die daarbij een rol spelen. De therapeut heeft inzicht in de wijze waarop verschillende disciplines en/of instellingen betrokken zijn bij ketenzorg of zorgprogrammering. Ook het hebben van inzicht in de noodzaak taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van kwaliteitszorg toe te delen bij mono- of multidisciplinaire samenwerking is van belang. Voorbeelden vanuit deelnemende opleidingen: Module Structuur in de gezondheidszorg Gebruik maken van de module, waarin aandacht voor de gezondheidszorg in historisch perspectief (19e, 20e en 21e eeuw) en de zorg voor volksgezondheid (preventie, thuiszorg, mantelzorg, overheidsbeleid, samenwerking, concurrentie, gezondheidscentra) Daarnaast gaat de module in op de zorg binnen ziekenhuizen (taak ziekenhuizen, voorzieningen, groei, maatregelen, toekomst) en de geestelijke gezondheidszorg (taken, voorzieningen, fusies,
21
herordeningen, beleid, RIAGG, beschermd wonen, verstandelijk gehandicapten) Tevens komt de zorg voor ouderen (kenmerken groep, voorzieningen, beleid) aan bod en het algemeen beleid in de gezondheidszorg (krachtveld, beleid, knelpunten, trends, optiek patiëntenbeweging.3 Gebruik maken van de module maatschappelijke oriëntatie, waarbij ingegaan wordt op de ontwikkelingen in de maatschappij in zijn algemeenheid en de gezondheidszorg in het bijzonder. Ook wordt de plaats van de complementaire gezondheidszorg en Europese ontwikkelingen op dat gebied hierin behandeld. Men werkt hierbij met (groeps-) opdrachten die gepresenteerd worden aan de hele groep. Er is een werkboek met verwijzing naar organisaties, websites en boeken.6 Presentatie van de beroepsorganisaties Zie onder 2.3. Relatie reguliere zorg Kennis hebben van de samenwerking met reguliere behandelaars o.a. door medische basiskennis (fysiologie, pathologie, farmacologie) Bekend zijn met partijen die complementaire behandelwijzen toepassen in de reguliere zorg.5 Het doceren van lessen psychologie met een casusvoorbeeld als thuisopdracht. De student krijgt de opdracht tot het schrijven van een brief ter doorverwijzing van de patiënt naar de huisarts met gebruik van medische termen. Men laat elkaar de brieven lezen en uitwerken naar het probleem van de patiënt. Dit wordt klassikaal besproken. De student krijgt de opdracht tot het interpreteren van een brief van de huisarts gericht aan de specialist over een patiënt. Men dient deze te vertalen in een klacht en een terugrapportage te schrijven.2 Het onderwerp relatie met de reguliere zorg komt expliciet aan de orde in het laatste deel van de opleiding. De kennis en vaardigheden over diagnostiek, fysiologie, pathologie, psychiatrie, farmacologie en natuurgeneeswijzen worden in de praktijk aan de hand van life- en papieren casuïstiek geoefend. Hierbij komen aspecten pluis/niet pluis, doorsturen, informatie uitwisselen (regulier behandeling/complementaire behandeling) met patiënt, privacy, WGBO en verwijsbrief aan de orde. De gehanteerde werkvormen zijn werkcolleges en praktijkbijeenkomsten. Toetsing gebeurt door casuïstiek en assessment.6 Relatie overige alternatieve behandelaars In de Module Doorverwijsdisciplines maakt de student kennis met aanverwante additieve disciplines om als toekomstig
22
beroepsbeoefenaar op een verantwoorde manier te kunnen doorverwijzen. Aan de orde komen: uitgangspunten, werkwijze, indicaties en contra-indicaties, de specifieke kwaliteiten en de vergoedingsmogelijkheden.3 Voorbeelden vanuit de reguliere opleidingen:8 De student dient een kwaliteitsproject te beschrijven waarin aan ketenzorg wordt gedaan. De student wordt gevraagd de mogelijkheden en problemen van ketenzorg te beschrijven, kwaliteitszorg vanuit een multidisciplinair oogpunt te bekijken en de begrippen interne klant (patiënt) en externe klant (collega’s, verwijzers) te kennen. Dit met toepassing van de zevensprong (zie bijlage 3). Na volgen van module kwaliteitszorg en intercollegiale kwaliteitszorg volgt een stage-opdracht waarbij de student in een praktijk onderzoekt hoe vanuit het perspectief van de patiënt de zorgverlening van de verschillende disciplines het beste op elkaar kan worden afgestemd. Daarbij ontwerpt de student vragenlijsten voor de patiënt, de therapeut en één van de overige zorgverleners.Hij/zij volgt twee patiënten die een behandeling krijgen die met enige regelmaat voorkomt en waarbij zij met meerdere disciplines te maken krijgen. De student vult voor hen de vragenlijst in en checkt d.m.v. interviews de antwoorden. De student beschrijft de huidige route van de patiënt en doet aanbevelingen voor verbeteringen. 2.5. Beheer van de praktijk, ondernemerschap, bedrijfsvoering (toevoeging projectgroep) De therapeut dient op ordelijke wijze de praktijk te beheren en de financiële administratie kunnen voeren, conform wettelijke regels. Goed ondernemersschap staat in het vaandel. Dit onderwerp wordt meestal gedoceerd aan het eind van de opleiding en vrijwel alle opleidingen hebben een module Praktijkvoering. Voorbeelden vanuit deelnemende opleidingen: Module Praktijkvoering De student maakt gebruik van een voorbeeld controlelijst van de beroepsvereniging t.a.v. praktijkinrichting, administratie, tarieven, waarnemingsregeling, voorbeeld beroepscode beroepsvereniging, beroepsprofiel.3 De student leert een ondernemingsplan te maken, waarin visie, doelen, plan van aanpak, meerjarenbegroting, kosten/batenanalyse ter sprake komen. Tevens zijn er binnenschoolse praktijkdagdelen en buitenschoolse stages. Het beroepsprofiel dient als basis gediend voor het opleidingsprofiel.3 Gebruik maken van de module “Opbouw van een praktijk”. Hierin wordt aandacht besteed aan regelgevingen, het maken van een ondernemingsplan, het aangaan van samenwerkingsverbanden en het
23
voeren van een cliëntenadministratie. Er is een “Werkboek therapeutondernemer” met opdrachten, voorbeelden, casuïstiek en oefeningen, contactbijeenkomsten en oefenen met Mediris (software).6 Bij het onderdeel “opzetten van een praktijk” wordt ruim aandacht besteed aan public relations. Uitgangspunt is een persoonlijk SWOT analyse.6 Er wordt cursus gegeven in de onderwerpen bedrijfsvoering en management. Tevens wordt geleerd op welke wijze gestalte gegeven dient te worden aan praktijkvoorschriften van beroepsorganisaties. Ook management aspecten worden toegelicht.1 Gebruik maken van de module “praktijkvoering” waarin opgenomen de inrichting van de praktijkruimte, kantoorbenodigdheden/drukwerk, het doen van PR, opzetten cliëntenbestand, consulten, bereikbaarheid, welke verzekeringen er zijn en ethiek. Tevens is er een module “Ondernemingsplan”, waarin de student een plan van aanpak maakt m.b.t. de inrichting van de praktijkruimte en de uitvoering van administratie en belastingaangifte. Daarnaast maakt de student een ondernemingsplan met een visie en een kosten-baten analyse.3 De student wordt bekend gemaakt met het onderwerp marketing van het eigen bedrijf als onderdeel van communicatie. Administratie en bedrijfsvoering komen in het laatste jaar aan bod. Andere onderwerpen die de student aangereikt krijgt zijn het maken van een folder en een persbericht en het uitvoeren van verplichte administratieve handelingen. Een belastingboek wordt uitgereikt. De student wordt geïnformeerd omtrent de keuze die men kan maken voor het soort praktijk, groep, maatschap of individueel.2 2.6 Cliëntendossier (toevoeging projectgroep) De therapeut dient kennis te hebben van en te voldoen aan de eisen die gesteld worden aan het patiëntendossier, zowel aan inhoudelijke opzet als beheer. Dit onderwerp komt in een aantal opleidingen ter sprake bij het beheer van de praktijk, ondernemersschap en bedrijfsvoering. Voorbeelden vanuit deelnemende opleidingen: Opzetten cliëntenadministratie Het opzetten van een cliëntenadministratie is reeds ingebed in module “Opbouw van een praktijk” zoals in 2.5 beschreven.6 De studenten dienen met behulp van de formulieren voor anamnese en behandelverslag in het 3e jaar 15 behandelverslagen te maken als onderdeel van de jaarscriptie. In het 4e studiejaar dient de student 10 behandelverslagen te maken als onderdeel eindscriptie.4 De module anamnese wordt aan de studenten aangeboden om te leren hoe gegevens te verzamelen, de goede vragen te stellen en de
24
verkregen informatie te verwerken tot een formulier. De studenten krijgen opdracht tot het zelf ontwikkelen van een nieuw formulier en dit formulier toetsen aan het bestaande. Tevens leert de student het belang, de functie, de inhoud, en de fases in het therapeutisch contact te beschrijven. Dit komt ook terug bij de individuele- en de groepsstage.3 Gebruik maken van de module “Recht”. Hier komen het cliëntendossier, de eisen die gesteld worden aan het opbergen van de dossiers en de wettelijk gestelde bewaartermijnen aan bod.5
Verwijzingen 1
St. Het Johan Borgman College Academie voor Natuurlijke Geneeswijzen Noord Nederland 3 Academie voor Natuurgeneeskunde Zuid Nederland 4 St. Marcos Training en Opleidingen 5 Dutch Shiatsu Academy 6 Hogeschool Natuurgeneeskunde 7 Kunstzinnige Therapie op antroposofische grondslag 8 Kwaliteitszorg Paramedische beroepen Logopedie 9 Federatie Opleidingen Natuurlijke Geneeswijzen 2
25
HOOFDSTUK 3: VAARDIGHEDEN VOOR HET UITVOEREN VAN KWALITEITSZORG De kerncompetenties die nodig zijn voor het uitvoeren van kwaliteitszorg zijn gestructureerd rond de kwaliteitskringloop en de verschillende stappen die daarin worden gezet (plannen, uitvoeren, evalueren en bijstellen). Bij elke stap kunnen specifieke kwaliteitsinstrumenten worden toegepast en is een aantal vaardigheden vereist. Een aantal van deze vaardigheden behoort tot de normale basisvaardigheden van de beroepsbeoefenaar. Omdat deze ook noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van kwaliteitszorg zijn ze hierna wel vermeld. 3.1. Het doorlopen van de kwaliteitskringloop voor een specifiek onderwerp of probleem De therapeut kan beargumenteerd kiezen voor een onderwerp of probleem dat voor verbetering in aanmerking komt, zoals: Het formuleren van concrete einddoelen of criteria Het maken van een voorstel of plan voor de opzet van het verbeterproject Het selecteren van de kwaliteitszorginstrumenten die gebruikt zullen worden Het bespreken van de doelen en de opzet van het verbeterproject in de groep van betrokkenen Het systematisch uitvoeren van de stappen van de kwaliteitskringloop Kunnen omgaan met onverwachte voorvallen, incidenten en klachten Voorbeelden vanuit deelnemende opleidingen: Werken met kwaliteitsinstrumenten De student maakt kennis met kwaliteitsinstrumenten via praktika, intervisie en een praktijkleerperiode met speciaal opgeleide docenten. Tevens zijn er mentoren voor propedeusestudenten.6 Een groepje van 4 studenten brengt elk cliënten aan waarvan ter plekke een anamnese en diagnose worden vastgesteld door degene die oefent.3 Voorbeelden vanuit reguliere opleidingen:8 Het werken met Intercollegiale toetsing (zie bij 2.2.) 3.2. Het toetsen van de eigen beroepsuitoefening en/of die van collega’s aan richtlijnen of criteria Hieronder wordt verstaan: Het (laten) verzamelen van noodzakelijke gegevens over de wijze waarop de zorg wordt verleend
26
-
-
Het benutten van registratietechnieken teneinde de kwaliteit van de zorg voor zichzelf en voor derden inzichtelijk te maken Het registreren van de gegevens volgens standaardformats om vergelijking en toetsing mogelijk te maken Het analyseren van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens over de kwaliteit van zorg Het ordenen, bewerken en interpreteren van de verzamelde gegevens Het toetsen van het eigen handelen en/of dat van collega’s aan richtlijnen en criteria (opgesteld door de beroepsgroep, patiëntenorganisaties of anderszins). Het samenstellen van een rapportage over de resultaten.
Voorbeelden vanuit deelnemende opleidingen: Toetsen beroepsuitoefening De student beoefent dit via levende casuïstiek en met gebruik van videoanalyse en rollenspelen. Veelal in laatste leerperiode en voorbereidende stage. Ook wordt de beroepsuitoefening getoetst middels supervisie, intervisie en mentorschap.6 Methodologisch handelen in de praktijk Het geven van lessen methodologie en het doen van eigen onderzoek.5 Er wordt gebruikt gemaakt van een werkboek methodologisch handelen.4 Studenten worden met behulp van het softwareprogramma “Mediris” gestimuleerd om patientengegevens dusdanig te registreren dat meewerken aan een intern- of extern onderzoek gemakkelijk wordt.6 De lessen methodologie zijn ondergebracht bij het onderdeel “Opzetten, inrichten en runnen van een praktijk”. Dit onderdeel zal in de toekomst meegenomen worden bij de kerncompetentie “De therapeut als professional”.6 Voorbeelden vanuit reguliere opleidingen:8 In de module “Intercollegiale Kwaliteitszorg” is ook een onderdeel meten van gegevens opgenomen. Hierbij wordt verwezen naar het boekje Elementen van kwaliteitszorg (zie literatuurlijst) , waarin de volgende onderwerpen aan bod komen: Wat wil je weten? Waar is de informatie te vinden? Welke gegevens zijn al aanwezig? Hoe kan de informatie verzameld worden? Over welke tijdsperiode worden de gegevens verzameld? Worden gegevens steekproefsgewijs verzameld of in alle veel voorkomende gevallen? Hoe kunnen de inspanning en de kans op fouten gereduceerd worden? Wie moeten we erbij betrekken? Methoden van
27
gegevens verzameling (zelf-registratie, audio- of video opnamen, interviews, patiëntenraadpleging, kennis- of vaardigheidstoetsing). 3.3. Het bespreken van het eigen en andermans functioneren binnen(groeps)settings Hieronder wordt verstaan: Het eigen handelen bespreekbaar maken en dit beargumenteerd expliciteren, naar zowel directe collega’s als naar andere beroepsbeoefenaren en (vertegenwoordigers van) patiënten, zowel schriftelijk als mondeling; Het beargumenteerd aangeven in welke situaties bewust van een beroepsstandaard wordt afgeweken; Het geven van concrete feedback aan collega’s; Het functioneren binnen vormen van intercollegiale toetsing en intervisie. Voorbeelden vanuit deelnemende opleidingen: Lessen in communicatie Zie bij attitude. Feedback op feitelijk functioneren Zie bij attitude. 3.4. Het aanpassen van het eigen professioneel handelen op basis van de resultaten van de kwaliteitskringloop Hieronder wordt verstaan: Het identificeren van problemen en kansrijke oplossingen op basis van de analyse van de verkregen gegevens Het vertalen van de beroepsstandaard naar consequenties voor het professioneel handelen Het formuleren van voornemens om de eigen beroepsuitoefening dichter bij de beroepsstandaard te brengen Het inschatten van de haalbaarheid van mogelijke oplossingen en het overzien van consequenties en eventuele problemen bij de implementatie Het formuleren van een mening over de wenselijkheid veranderingen aan te brengen Het samen met collega’s vertalen van de verkregen feedback in concrete actiepunten ter verbetering van het individueel professioneel functioneren en het functioneren als team Het vertalen van plannen en concrete actiepunten in samenhangende maatregelen Het implementeren van controle- en borgingsprocedures bij het doorvoeren van verbeteringen en veranderingen
28
Voorbeelden vanuit deelnemende opleidingen: Aanpassen professioneel handelen De studenten leren een kwaliteitsplan en een ondernemingsplan te schrijven. Daarnaast wordt intercollegiale toetsing beoefend met behulp van een speciale studenten CD-rom voor 20 patiënten.6 Voorbeelden vanuit reguliere opleidingen:8 Werken met Intercollegiale toetsing (Zie 2.2. en 3.2.) 3.5. Het werken in groepen aan kwaliteitszorg Hieronder wordt verstaan: Het vervullen van verschillende rollen zoals voorzitter, notulist of deelnemer aan een (inter)collegiaal overleg Het richting geven aan de discussies gedurende de uitvoering van het verbeterproject Het gebruiken van specifieke gespreksvaardigheden als luisteren, doorvragen, bijsturen en samenvatten Het bijdragen aan een groepsklimaat waarin naast successen ook tekortkomingen in het professioneel handelen bespreekbaar zijn en uitgangspunt vormen om te leren en te verbeteren Het hanteren van conflicten in de groep Het dragen van verantwoordelijkheid voor het goede verloop van een groepsbijeenkomst Het omgaan met kritiek Voorbeelden vanuit deelnemende opleidingen: Werken in groepen aan kwaliteitszorg Studenten werken met casuïstiek en opdrachten.6 3.6. Het omgaan met uiteenlopende belangen zonder de eigen professionele verantwoordelijkheid uit het oog te verliezen Hieronder wordt verstaan: Het kunnen omgaan - al dan niet in groepsverband - met mensen met uiteenlopende achtergronden Het reflecteren binnen multidisciplinaire teams en binnen tripartiete teams over het professioneel handelen Het aanwenden van zijn of haar communicatieve en sociale vaardigheden in verschillende settings en met individuen van uiteenlopende (maatschappelijke, culturele en professionele) achtergrond Het aanwenden van het inzicht in de positie, mogelijkheden, belangen en behoeften van partijen (patiënten, verzekeraars, collega’s uit verwante disciplines, de eigen instelling, de eigen
29
beroepsgroep) in de discussie over de kwaliteit van zorg en het professioneel handelen
Voorbeelden vanuit deelnemende opleidingen: Het omgaan met uiteenlopende belangen Gebruik maken van de module “Ethiek en filosofie” waarin moraal, normen en waarden, geweten, beroepsethiek, ethisch gesprek, socratisch gesprek, persoonlijke en professionele verantwoordelijkheid, cultuur en levensbeschouwing aan bod komen. Daarnaast therapeutische vorming met zelfstudie en opdrachten.3 De studenten bespreken casuïstiek en opdrachten.In het onderdeel communicatieleer wordt via rollenspelen, life-casuistiek en psychodrama aandacht besteed aan conflicthantering. Studenten worden in contact gebracht met verschillende beroepsgroepen en patiëntenverenigingen. Bij het onderdeel “opzetten van een praktijk” wordt ruim aandacht besteed aan public relations. Uitgangspunt is de persoonlijk SWOT analyse. 6 (zie bijlage 6) De student krijgt kennis aangereikt omtrent de mogelijkheden tot samenwerking met reguliere behandelaars. Daarnaast wordt kennis aangereikt omtrent de vakken pathologie, natuurgeneeskunde en homeopathie. Tevens leert de student de criteria te hanteren die moeten leiden tot doorverwijzing van een patiënt naar een andere/reguliere behandelaar. Het schrijven van een verwijsbrief naar de huisarts of collega is in de module opgenomen. Kennis wordt aangereikt omtrent het hanteren van medische gegevens en wat er gedaan dient te worden met de huidige medicatie van de patiënt. De student leert omgaan met de pluis/niet pluis diagnose en contra-indicaties.5 Gebruik maken van de module ”Doorverwijsdisciplines” . In deze module maakt de student kennis met aanverwante additieve disciplines om als toekomstig beroepsbeoefenaar op een verantwoorde manier door te kunnen verwijzen.3 Voorbeelden vanuit reguliere opleidingen:8 Studenten omschrijven de producten die de eigen discipline voortbrengt en geven aan op welke aspecten multidisciplinair overleg en afstemming belangrijk is. Studenten bediscussiëren verschillende voorstellen.
30
Verwijzingen 3 4 5 6 8
Academie voor Natuurgeneeskunde Zuid Nederland St. Marcos Training en Opleidingen Dutch Shiatsu Academy Hogeschool natuurgeneeskunde Kwaliteitszorg Paramedische beroepen Logopedie
31
HOOFDSTUK 4: MOGELIJKE EINDTERMEN VAN EEN KWALITEITSMODULE In dit hoofdstuk wordt een opsomming gegeven van mogelijke doelstellingen die een student kan behalen tijdens en na afloop van het volgen van een kwaliteitsmodule.
Bron: Hollands, L., Onderwijs in kwaliteitszorg voor het hbo-gezondheidszorg en het hoger sociaal-agogisch onderwijs, artikel in Handboek Kwaliteit van Zorg, Elsevier, oktober 1999 Het begrip kwaliteit en de relatie met de beroepsuitoefening: - De student kan de begrippen kwaliteit en kwaliteitszorg in eigen woorden omschrijven - De student kan de zinvolheid van kwaliteitszorg beargumenteren - De student kan een relatie leggen tussen het begrip kwaliteitszorg en het kritisch reflecteren op het eigen functioneren als beroepsbeoefenaar - De student kan omschrijven welke de relatie is tussen kwaliteitszorg en de professionalisering van het beroep De Kwaliteitskringloop: - De student kan in eigen woorden het begrip “kwaliteitskringloop “ beschrijven - De student kan uitleggen wat de verschillende stappen van de kwaliteitskringloop inhouden - De student kan een aantal mogelijke toetsingsonderwerpen benoemen - De student kan aangeven hoe praktijkgegevens verzameld kunnen worden - De student kan het begrip “intercollegiale toetsing”omschrijven Belanghebbenden en hun bedoelingen - De student kan het begrip kwaliteit bekijken en concretiseren vanuit het perspectief van gebruikers, de beroepsbeoefenaars, de financiers en de overheid - De student kan klachten van zorgvragers en naasten benutten bij de verbetering van de kwaliteitszorg - De student kan de Kwaliteitswet Zorginstellingen in zijn essentie omschrijven en relateren aan de Wet BIG Standaarden, richtlijnen, protocollen en werkafspraken - De student heeft inzicht in de praktische waarde en beperkingen van standaarden, richtlijnen, protocollen en werkafspraken van de eigen beroepsgroep in relatie tot het werk dat wordt verricht - De student heeft inzicht in de totstandkoming van standaarden, richtlijnen, protocollen en werkafspraken - De student vormt zich een mening over de bruikbaarheid van een standaard binnen de beroepsuitoefening
32
Zorg op maat - De student kan kwaliteitszorg vanuit een multidisciplinair oogpunt bekijken - De student kan de begrippen interne- en externe klant omschrijven - De student kan vanuit het patiëntenperspectief de mogelijkheden en problemen van de eigen beroepsuitoefening, de eigen praktijk, omschrijven Kwaliteitszorg op verschillende niveaus - De student heeft inzicht in het kwaliteitsbeleid van de beroepsvereniging - De student kan benoemen op welke wijze de beroepsvereniging vorm geeft aan kwaliteitszorg met betrekking tot gestelde prioriteiten, de inzet van middelen en de mate van betrokkenheid van de patientenorganisaties en verzekeraars - De student kent de bepalingen voortvloeiend uit de wet- en regelgeving en de invloed die deze regeling heeft op de eigen praktijk Interacties in beroepssituaties: - De student kan een functionele samenwerkingsrelatie aangaan en onderhouden met een zorgvrager en diens naasten en afronden - De student kan het element “respect tonen voor de zorgvrager ” integreren bij de uitvoering van de eigen taken - De student kan het element “functioneel handelen” integreren bij de uitvoering van de eigen taken - De student kan met de zorgvrager en diens naasten omgaan in situaties van ernstig lijden, sterven en rouw - De student kan de betekenis van preventie en gezondheidsvoorlichting omschrijven - De student kan follow-up organiseren met de patiënt
33
NABESCHOUWING: CONSEQUENTIES VAN AANDACHT VOOR KWALITEITSZORG IN OPLEIDINGEN Gevolgen voor de opleidingen Aanknopingspunten voor het aanbieden van kwaliteitszorg kunnen de onderwijskundige uitgangspunten zijn die horen bij het Leren-leren onderwijsconcept van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen uit 1992 (uit L. Hollands, 1999): Het leerproces wordt bij voorkeur aangestuurd door beroepsmatige problemen De sturing van het leerproces wordt zoveel mogelijk aan de student zelf over gelaten De studenten worden uitgenodigd de leerstof op verschillende manieren te verwerken. De voorkennis van de studenten wordt geactiveerd. Uit voorgaande inventarisatie van voorbeelden is gebleken dat de deelnemende opleidingen al volgens dit concept werken. Bovendien wordt al erg veel gedaan aan de patiëntgerichte attitude van de beroepsbeoefenaar. De reden dat er tot nu toch een kloof ervaren wordt als de afgestudeerde in de praktijk met kwaliteitszorg van zijn beroepsorganisatie wordt geconfronteerd, ligt met name in de expliciete verbinding van die patiëntgerichte attitude met kwaliteitszorg. De indruk bestaat dat een aparte module kwaliteitszorg, waarin de studenten kennis, inzicht en vaardigheden krijgen van kwaliteitszorg in strikte zin veelal voldoende is. Dit vraagt echter wel om het leggen van duidelijke verbindingen met de andere onderdelen van de opleiding, bijvoorbeeld praktijkvoering. Het ligt voor de hand om in eerste instantie de nadruk te leggen op kennis en inzicht en vervolgens op vaardigheden. Dit kan betekenen dat onderdelen van de module op verschillende momenten in de opleiding worden aangeboden. Bij kennis en inzicht kan gedacht worden aan: wetgeving geschiedenis kwaliteitszorg plus recente ontwikkelingen kwaliteitsinstrumenten betrokken partijen en hun belangen Bij vaardigheden kan men denken aan het maken van een werkstuk waarbij verschillende aspecten van kwaliteitszorg geoefend kunnen worden. In de bijlagen is een voorbeeld opgenomen van een bestaande module bij de opleiding Kunstzinnige Therapie op antroposofische grondslag van de Hogeschool Leiden. Overwogen kan worden om (onderdelen van) de module met een aantal opleidingen gezamenlijk aan te bieden. Niet alleen kunnen de kosten per opleiding lager komen te liggen, maar ook kunnen ervaringen uitgewisseld worden en wordt de interdisciplinaire samenwerking er door bevorderd.
34
Eisen aan de docenten De docenten die kwaliteitszorg gaan onderwijzen zullen naast hun beroepsinhoudelijke expertise aan een aantal aanvullende criteria moeten voldoen. Ten eerste zullen ze natuurlijk zelf over kennis en vaardigheden dienen te beschikken die ze vervolgens de studenten aanleren. Ten tweede is het van belang dat ze zelf ervaring hebben met datgene wat ze uitdragen. De praktijk heeft geleerd dat het theoretisch overbrengen van kennis niet werkt: het gaat om doorleefde ervaring. De training van IKAB is een eerste aanzet om docenten te scholen op het gebied van kwaliteitszorg. Daarin zullen zij: kennis m.b.t. kwaliteitszorg overgedragen krijgen aangesproken worden op hun attitude m.b.t. kwaliteitszorg gaan oefenen in een aantal vaardigheden, w.o. het werken met de Demingcirkel/Nolancyclus en meten Daarnaast is te overwegen een netwerk van docenten op te zetten. Zodat zij elkaar kunnen ondersteunen en eventueel zelfs vervangen. Andere praktische consequenties Het inbrengen van een module kwaliteitszorg, dan wel op andere wijze de student bekend maken met kwaliteitszorg, in de opleiding geeft een basis mee aan de “nieuwe” generatie therapeuten. Zij hebben voldoende instrumenten aangereikt gekregen om kwaliteitszorg in de dagelijkse praktijk te kunnen toepassen. De inhoud van de opleiding wordt vernieuwd en aangepast aan de trends en verandering aan wettelijke regels die zich nu eenmaal voordoen in de gezondheidszorg. Het op de hoogte blijven van de veranderingen die relevant zijn voor het werk van een therapeut is een verantwoordelijkheid van de therapeut zelf. Het aanbieden van de mogelijkheid om met de veranderingen kennis te maken is iets dat de opleidingsinstituten voor hun rekening kunnen nemen. De therapeut dient lid te worden van een beroepsvereniging die werk maakt van kwaliteitszorg. Deze zal ook een rol kunnen spelen in de bij- en nascholingstrajecten van de therapeut. De opleiding kan hierop inspelen door post-graduate cursussen aan te bieden. Een aanbeveling is dan ook om de inhoud van deze handleiding eveneens te gebruiken (of delen daarvan) in de bij- en nascholingstrajecten die de verschillende opleidingen aanbieden aan de therapeuten.
35
BIJLAGE 1. REFERENTIEKADER ALTERNATIEVE BEHANDELWIJZEN VAN HET NIVEL, 1997 De organisatie beschikt over en maakt inzichtelijk: Opleiding, bij- en nascholing De eisen die aan de reguliere opleiding gesteld worden De eisen die gesteld worden aan de opleiding in de (alternatieve) genees-/behandelwijze De eisen die gelden ten aanzien van bij- en nascholing De wijze waarop handhaving van deze opleidingseisen is gewaarborgd Beroepsregister en herkenbaarheid van therapeuten Selectiecriteria voor opname in een beroepsregister Regels ten aanzien van herregistratie De wijze waarop gekwalificeerde beroepsbeoefenaren herkenbaar zijn De wijze waarop handhaving van deze selectiecriteria en regels is gewaarborgd Toepassing van de genees-/behandelwijze Een omschrijving van de toegepaste genees-/behandelwijze(n) Een omschrijving van de hiervoor vereiste deskundigheden en vaardigheden Een beschrijving van onderdelen die protocollair geregeld zijn Regels voor het stellen van een diagnose Regels voor het voorschrijven van medicijnen De wijze waarop wordt gezorgd voor handhaving van deze regels Organisatie van de zorgverlening Regels voor de bereikbaarheid van beroepsbeoefenaren Richtlijnen voor de inrichting van de praktijkruimten Regels voor de patiënten- of cliëntenstatus of dossier Regels voor het bewaken van de hygiëne Regels voor de tarieven van de behandeling De wijze waarop wordt gezorgd voor handhaving van deze regels Attitude van de beroepsbeoefenaar Regels ten aanzien van de privacybescherming De beroepscode of gedragsregels voor het omgaan met patiënten/cliënten De gedragscode voor het omgaan met collega's Regels voor de overdracht van of nazorg aan patiënten/cliënten De wijze waarop gezorgd wordt voor handhaving van deze regels Relatie tot de reguliere zorg Schriftelijke informatie voor reguliere beroepsbeoefenaren over de genees-/behandelwijze
36
-
Regels voor de relatie tot reguliere beroepsbeoefenaren De wijze waarop wordt gezorgd voor handhaving van deze regels
Klachtenopvang en tuchtrecht Een klachtenreglement en een klachtencommissie De wijze waarop zorggedragen wordt voor adequate klachtenopvang en -behandeling en de wijze waarop de patiënt/cliënt daarvan op de hoogte wordt gesteld Een intern (verenigings)tuchtrecht en een tuchtcommissie De wijze waarop wordt zorggedragen voor een adequate toepassing van het verenigingstuchtrecht Kwaliteitsbewaking en -verbetering De wijze waarop patiënten/cliënten(organisaties) betrokken zijn bij kwaliteitsbewaking en kwaliteitsverbetering De wijze waarop intercollegiale kwaliteitsbewaking en -verbetering plaatsvindt De wijze waarop de organisatie bewaakt dat beroepsbeoefenaren voldoen aan de binnen de organisatie geldende regels, normen of eisen De wijze waarop een koepelorganisatie betrokken is bij de kwaliteitsbewaking en -verbetering
37
BIJLAGE 2. SCHEMA: VAN KWALITEITSCIRKEL EN KWALITEITSINSTRUMENTEN NAAR TAKEN. Fase
Activiteiten
Kwaliteitsinstrumenten
Voorwaarden beroepsprofiel; scheppen opleiding; registratie beroepsbeoefenaren; deskundigheidsbevordering en bij- en nascholing; methodisch werken & verslaglegging
Plannen
Normeren
Uitvoeren
Meten
Evalueren
Toetsen
Verbeteren Verbeteren
Borgen
standaarden, richtlijnen en protocollen; criteria vanuit patiëntenperspectief; gedragsregels; modelregeling arts-patiënt; organisatienormen registratie verleende zorg; indicatoren; meningspeilingen; externe beoordelingen. intercollegiale toetsing; visitatie.
Verbeterteams, doorbraakseries; Benchmarking
herregistratie; accreditatie bij- en nascholing; keurmerk.
38
Taken Na afronding van een beroepsopleiding: inschrijven in beroepsregister; model van methodisch werken & verslaglegging gebruiken; en het vak bijhouden. Beroep uitoefenen volgens de geldende voorschriften en afstemmen op de daarvoor bestaande normen en regelingen (zie linkerkolom). Beroepshandelingen rapporteren en externe informatie over het beroepsmatig functioneren inwinnen. Met collega's of externe beoordelaars de individuele beroepsuitoefening, die van collega's of van team of afdeling toetsen aan de criteria vanuit de patiënten en de beroepsorganisatie(s). Op een specifiek punt met een team de zorg verbeteren op grond van eerder verkregen toetsresultaten. Als beroepsuitoefenaar deelnemen aan geaccrediteerde scholing om de eigen expertise te blijven ontwikkelen en voor herregistratie in aanmerking te komen.
BIJLAGE 3. TOELICHTING GEBRUIKTE BEGRIPPEN Casusbespreking De student dient: Via een rollenspel een casus uit te werken in het bijzijn van docent en medestudenten meerder cliënten behandelen, daarvan verslag maken, dat besproken wordt tijdens bijeenkomst cliënt te behandelen onder supervisie van een docent. Bron: St. Marcos Training en Opleiding Constellaties van Hellinger Hellinger gaat er van uit dat veel van onze overtuigingen en problemen hun oorsprong vinden in de familie waar wij zijn opgegroeid. Voorts doen zich in de relatie man/vrouw en ouder/kind steeds problemen voor die tot bepaalde beginselen, misschien beter wetmatigheden te herleiden zijn. Hellinger laat de wetmatigheden aan het licht treden door gebruik te maken van constellaties: gezinsopstellingen. Bij het begeleiden van scheidende mensen en hun kinderen kan werken met het gedachtengoed van Hellinger en toepassing van de constellatie in gevallen die zich daarvoor lenen goede resultaten opleveren. Vaak werken familie verstrikkingen door naar de werkomgeving. Familie thema’s kunnen zichtbaar worden in de persoonlijke werkomgeving. Verder blijkt een organisatie een systeem op zich te zijn waar dezelfde principes en thema’s gelden als in een familie Bron: Bert Hellinger; De verborgen dynamiek van familiebanden. Fenomenologie Is de leer die wil trachten zonder enig vooroordeel de dingen te leren kennen zoals zij zich voordoen. Bron: Van Dale, Hedendaags Nederlands Intercollegiale toetsing In een groep (bijvoorbeeld een regio) met elkaar kijken wat in je eigen praktijk niet zo goed loopt, een gezamenlijk onderwerp kiezen en daar met elkaar een verbeterproject op loslaten met de volgende stappen: analyse van het onderwerp inclusief kritische kwaliteitskenmerken opstellen criteria gegevens verzamelen toetsen en interpreteren veranderen evaluatie van de verandering Belangrijk is dat IT een binnen de praktijk georganiseerde en gestructureerde activiteit is, die regelmatig plaatsvindt. Het is een praktische toepassing van de kwaliteitskringloop. Bron: Intercollegiale kwaliteitszorg voor logopedisten, Opleiding Logopedie, CBO en HAN (Hogeschool Arnhem en Nijmegen), Faculteit Gezondheidszorg, z.j (w.s.1997): studentenhandleiding en docentenhandleiding.
39
Intervisie Intervisie is het stellen van vragen door een gever aan de vrager als middel om problemen in het functioneren te bespreken. De startsituatie van intervisie kenmerkt zich door te vragen op inhoudelijk en op betrekkelijk niveau . De gever probeert door actief te luisteren, te verhelderen en door te vragen zicht te krijgen op wat precies de moeilijkheid is in bepaalde situaties. Hij/zij helpt de vrager bij het verkennen van mogelijkheden om probleemsituaties anders te definiëren en daardoor nieuwe aanknopingspunten te vinden voor het eigen handelen. Belangrijk is dat voor de duur van de intervisie de relatie gelijkwaardig is en dus veilig. Het doel is probleemverheldering en niet overtuiging, advies, of iets wat daarop lijkt. Er zijn twee voorwaarden voor een effectief gesprek: acceptatie (= de bereidheid en het vermogen serieus te nemen wat de vrager inbrengt) en distantie (= van de gever ten opzichte van het probleem). Het vermogen van de gever vragen te stellen die de vrager zelf niet meer stelt. De gever luistert kritisch en probeert te achterhalen wat de belevingen zijn van de vrager in zijn/haar verhaal. Belangrijk is dat de vrager de stappen kan volgen en accepteren. In een intervisiegesprek is vaak al voldoende bereikt als de probleemstelling geordend is. Bron: Persoonlijke Therapeutische Ontwikkeling, Academie voor Natuurlijke Geneeswijzen Noord Nederland Model Instituut Nederlandse Kwaliteit (INK) Een goed managementmodel moet enerzijds houvast bieden, anderzijds geen strak keurslijf vormen. Het eigen initiatief en de specifieke werkomgeving moeten de nodige ruimte krijgen. Daarom wordt in het INK model gesproken over aandachtsgebieden en niet over criteria. Men onderscheidt vijf organisatie- en vier resultaatgebieden. In de organisatiegebieden wordt beschreven hoe de organisatie is ingericht. Tevens wordt er informatie aangereikt in welke richting de organisatie zich zou kunnen verbeteren. In de resultaatgebieden worden de strategisch relevante maatstaven gekozen en wordt geregistreerd wat feitelijk is gerealiseerd. De feedback loop geeft aan dat de organisatie leert van de uitkomsten en dat verbeteringen in gang worden gezet. Bron: www.ink.nl Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen (NIAZ) De missie van het NIAZ is het verbeteren en borgen van de kwaliteit van de organisatie van de zorg in Nederlandse ziekenhuizen. Bij deze missie horen twee doelstellingen. In de eerste plaats wil het NIAZ individuele ziekenhuizen ondersteunen in de kwaliteitsverbetering en -borging van de zorgorganisatie. Het NIAZ heeft daarvoor een accreditatiesysteem ontwikkeld. De kern daarvan bestaat uit afdelingsgebonden accreditatienormen en een overkoepelende, ziekenhuisbrede norm, waaraan te accrediteren afdelingen en instellingen als geheel moeten voldoen. Toetsing aan de deze normen gebeurt via auditering op basis van ‘peer review’. Dit houdt in dat de auditoren afkomstig zijn uit het veld. Denk bijvoorbeeld aan managers, specialisten en kwaliteitsfunctionarissen uit andere ziekenhuizen.
40
De tweede doelstelling van het NIAZ is individuele ziekenhuizen de mogelijkheid te bieden om zich te verantwoorden voor de kwaliteit van de organisatie van de zorg. Accreditatie is daarvoor een ideaal instrument - niet alleen om verantwoording af te kunnen leggen binnen de eigen instellingsmuren, maar ook aan de buitenwereld. Bron: www.NIAZ.nl Patiëntenenquête Een patiëntenenquête is een schriftelijk onderzoek naar de mening en ervaringen van de patiënt over de geboden zorg. Het gaat dan niet zozeer om de effectiviteit van de behandeling, maar meer om zaken als bejegening, organisatie, deskundigheid van de behandelaar en dergelijke. Er kan gevraagd worden naar: behoeften (wat zou je willen/heb je nodig) verwachtingen (wat denk je dat je krijgt op basis van eerdere ervaringen e.d.) feitelijke ervaringen oordelen Op deze manier ontvangt de zorgverlener feedback op zijn functioneren en kan verbeteringen doorvoeren. Op de site van het CBO staat een Handleiding patiëntenenquêtes: De patiënt als spiegel,. Deze is gratis te downloaden. Zie www.cbo.nl, klik door naar IKAB en kijk bij patiëntenenquêtes. Portfolio De term stamt uit de wereld van kunstenaars en architecten: een map waarin zij schetsen, tekeningen etcetera bewaren om te laten zien hoe ze zich hebben ontwikkeld. Een portfolio is dus een instrument waarmee de ontwikkeling op een bepaald competentiegebied zichtbaar wordt gemaakt. Een portfolio helpt op een bewuste wijze een totaalbeeld te vormen en te presenteren ten aanzien van de ontwikkeling van één of meerdere competenties. Dit beeld kan de student vervolgens aan buitenstaanders (mentor, toekomstige stageplek of werkgever) tonen. Er kunnen resultaten in zitten van verplichte en facultatieve opdrachten, een studievoortgangslijst, tentamenuitslagen, verslagen, beoordelings- en evaluatieformulieren, beschrijvingen van boeken, artikelen en films, maar ook een beschrijving van het eigen levensverhaal of een beschrijving van een ziek of gezond persoon. De student beheert het portfolio zelf. Het is mogelijk dat docenten, mentoren of stagebegeleiders hun feedback ongevraagd neerschrijven op bv. een evaluatieformulier. De student is verplicht die toe te voegen aan het portfolio. Deze mensen hebben ook inzagerecht in het portfolio. Bron: Het portfolio, ontstaan en gebruik, Academie voor Natuurlijke Geneeswijzen Noord Nederland Scriptie Een scriptie is een getypt werkstuk, waarin een probleem wordt behandeld dat van belang is voor de eigen beroepsuitoefening in het algemeen en voor de eigen praktijk in het bijzonder en gerelateerd is aan de inhoud van de
41
genoten opleiding. Het aantal pagina’s en de lay-out zal voorgeschreven worden door het opleidingsinstituut. In de scriptie dient de keuze voor het onderwerp gemotiveerd te worden en de probleemstelling en doelstelling beschreven. Tevens wordt benoemd voor wie de scriptie geschreven wordt. Aan de hand van relevante literatuur, in samenhang met de lesstof en voorbeelden uit de eigen of andermans praktijk worden de hoofdstukken geschreven. De inhoud van de hoofdstukken moet leiden naar een antwoord op de probleem- of doelstelling. Aan het eind van de scriptie dient beschreven te worden in hoeverre de probleem- en doelstelling is opgelost of in een ander daglicht is komen te staan. Dit alles voorzien van argumentatie. Daarnaast dienen aanbevelingen/suggesties met betrekking tot de probleemen doelstelling gedaan te worden, eveneens voorzien van argumentatie. Bron: Studiegids; Hogeschool voor Natuurgeneeswijzen, Arnhem Socratische methode De Socratische methode is een klassieke methode om door middel van vragen iemand tot onderzoek van de eigen veronderstellingen te bewegen. Socrates, de leermeester van Plato, liet mensen voorbeelden onderzoeken, ervaringen analyseren en ideeën testen. Zijn uitgangspunt was dat je een inzicht niet verwerft door het voorgeschoteld te krijgen, maar door zelf te denken. Thema’s: - dialoog en discussie - Luisteren, vragen, beweren - Opschorten van oordelen - Zaak-, strategie- en metagesprek - Gespreksregels - Heuristiek - Dialectische technieken: pro-contra analyse, feit-waarde analyse, syllogisme - De rol van gevoelens - Werken met beelden. Bron: www.hetnieuwetrivium.nl Stage De stage is een buitenschoolse module waarin de student de verworven kennis die hij/zij in de beroepsopleiding heeft opgedaan, kan integreren in realistische werksituaties. Dit kan zijn op het gebied van kennis, vaardigheden en attitude of een combinatie hiervan. Met betrekking tot attitude wil dat zeggen dat hij/zij de beroepsethiek op een juiste manier ten uitvoer kan brengen, de vereiste interactie en communicatieprocessen toepast, een open en een onbevooroordeelde attitude kan aannemen ten opzichte van de patiënt. Tevens kan de student het eigen gedrag betreffende de beroepsuitoefening analyseren en omzetten in verbeteracties, en in de praktijk toepassen. De student heeft een open en kritische houding naar zichzelf en kan eigen initiatief en zelfstandigheid verder ontwikkelen. Om dit te bereiken behandelt de student een cliënt gedurende 6 consulten en draagt zorg voor de verslaglegging volgens vastgestelde criteria. Voor ieder
42
consult is er overleg over de te volgen werkwijze, na ieder consult een evaluatiegesprek. Op het eind van de stage maakt de stagebegeleider een verslag waarin de student beoordeeld wordt. Bron: Module groepsstage Academie voor Natuurgeneeskunde Zuid Nederland Stages kunnen op verschillende momenten in de opleiding plaatsvinden: van oriëntatie via participatie naar groei naar zelfstandige beroepsuitoefening. De begeleiding wordt verzorgd door de stagegever (praktische uitvoering) en een docent (persoonlijke leerdoelen en het verslag). Opdrachten kunnen zijn: - Analyseren manier van werken van de stagegever in relatie tot de geleerde theorie - Beoordeling inrichting praktijkruimte - Observatie van inhoud en verloop van het therapeutisch gesprek - Onder begeleiding van stagegever zelf oefenen in begeleiding van cliënt: gesprek, diagnosemethoden, behandelingsmethoden - Oefenen in verslaglegging consulten - Zelfstandig consulten doen Bron: notitie m.b.t. stage in Studiegids; Hogeschool voor Natuurgeneeswijzen, Arnhem. Supervisie Voor supervisie is er geen eensluidende definitie. Alice de Groot omschrijft in haar boek "Supervisie en werkbegeleiding in het onderwijs" supervisie als volgt: Supervisie is een methodische wijze van deskundigheidsbevordering gericht op het werken in interactieafhankelijke beroepen, in een bepaalde context van tijd, maatschappij en arbeidsorganisatie, gericht op integratie van: persoon en beroep, heden, verleden en toekomst, denken, voelen, willen en doen, theorie en praktijk, verstand en gevoel, ideaal en werkelijkheid. In supervisie wordt in principe niet ingegaan op vakinhoudelijke zaken. De gedachte hierachter is dat de supervisant vaak nog onvoldoende onderscheid kent tussen 'wat' hij moet toepassen of overbrengen en 'hoe' hij dat moet doen (de methode, het proces van toepassen of overbrengen). Meestal levert het 'wat' op zich geen problemen op (omdat de supervisant over een toereikende mate van deskundigheid beschikt), maar wel het 'hoe'. Omdat de supervisant door zijn onervarenheid het probleem niet opvat of ervaart als een moeilijkheid van het proces, wordt het geweten aan het 'wat' en dus als vakinhoudelijk probleem ingebracht of in ieder geval in vakinhoudelijke termen gegoten. Een ervaren supervisor laat zich hier niet door afleiden en steekt in op het proces. Het spreekt voor zich dat het onjuist is supervisietechnieken los te laten op werkelijk vakinhoudelijke zaken. In een dergelijk geval verwijst een supervisor ook door naar degene die op dat vlak goed thuis is. Bron: Persoonlijke Therapeutische Ontwikkeling; Academie voor Natuurlijke Geneeswijzen Noord Nederland.
43
Verbatimanalyse. Dit is een zo woordelijk mogelijke weergave van een gesprek of een gedeelte daarvan. Zo'n gesprek wordt door een van de cursisten voorgelezen. Daarbij is het de bedoeling dat de overige cursisten aangeven hoe zij dit gesprek ervaren en na analyse van het gesprek kunnen aangeven wat zij ervan leren. Bron: Centrum voor Natuurgeneeskunde en Educatie. Kwaliteits-verbetercyclus Plan-do-study-act cyclus Ter ondersteuning van de systematische bewaking, beheersing en verbetering kan men gebruik maken van het zogenaamde “Plan-do-study-act” verbetermodel van Nolan, geënt op de kwaliteitskringloop van Deming. Deming geeft aan dat het ondersteunen van verbeterprocessen een continu proces is. De genoemde cyclus omvat het plannen van acties ter verbetering (plan), het uitvoeren van deze acties (do), het controleren/evalueren/ bestuderen of deze acties het beoogde resultaat behalen (study) en het vervolgens bijsturen/verbeteren van nieuwe acties op basis van de gecontroleerde/gemeten resultaten(act). Bron: Deming verbetercyclus
44
Zevensprong De zevensprong is een methode om met een (onderwijs-)groep aan een probleem of taak te werken. Hij bestaat uit 7 stappen: 1. verhelder onduidelijke termen en begrippen 2. definieer het probleem 3. analyseer het probleem (brainstorm) 4. inventariseer op systematische wijze de verschillende verklaringen die uit stap 3 naar voren zijn gekomen 5. formuleer leerdoelen 6. zoek naar aanvullende informatie buiten de groep 7. synthetiseer en test de nieuwe informatie (rapportage) Deze werkwijze doet een groot beroep op het eigen initiatief tot leren. Bron: Moust, J.H.C., Bouhuijs, P.A.J., Schmidt, H.G. Probleemgestuurd leren, Hoger Onderwijs Reeks, Wolters Noordhoff 1992
45
BIJLAGE 4. PLAN-DO-STUDY-ACT CYCLUS, EEN PRAKTIJKVOORBEELD
46
47
48
BIJLAGE 5. PROJECT EXTERNE EISEN EN KWALITEITSZORG Opleiding Kunstzinnige Therapie (op antroposofische grondslag) aan de Hogeschool van Leiden Het project speelt in het 2e studiejaar, ter voorbereiding op het afstudeerproject in het 4e jaar van de opleiding. In het afstudeerproject werken meerdere studenten samen aan het opzetten, uitvoeren en evalueren van een onderzoek. Voordat de student aan het project mee kan doen heeft hij de modules Zelfbeeld-beroepsbeeld en een aantal communicatietrainingen gevolgd. De module bereidt voor op de samenwerking met toekomstige collega’s m.b.t. kwaliteitszorg. Aan het eind van deze module beschikt de student over voldoende kennis en inzicht in het huidige beleid rondom kwaliteitszorg en kwaliteitsverbetering binnen de gezondheidszorg. Hij/zij is in staat modellen (bijvoorbeeld een model voor een cliëntenenquête) te interpreteren. En kan de modellen gebruiken en completeren zodat ze bruikbaar zijn binnen een instelling op antroposofische grondslag. Daarnaast dient de module een aantal algemene doelen: planning (plan van aanpak) maken informatie uit verschillende bronnen omzetten in een lopend verhaal en hierbij een juiste bronvermelding hanteren in groepsverband van een proces naar een product toewerken door projectmatig te werken met een groep dossiers aanleggen en een verslag schrijven in groepsverband een presentatie voorbereiden en/of houden constructief samenwerken en vergaderen verantwoording dragen voor de samenwerking in de groep zijn/haar werkwijze verantwoorden feedback geven en ontvangen op zijn/haar eigen rol en communicatiepatroon binnen de groepssamenwerking reflecteren op de groepsprocessen reflecteren en hierbij theorie en praktijk met elkaar te verbinden De student krijgt aangereikt: aanbevolen literatuur klassikale bijeenkomsten waarin uitleg over kwaliteitszorg (begrippen, geschiedenis, wetgeving, instrumenten) en over projectmatig werken en onderzoek doen Begeleide projectgroepbijeenkomsten Evaluatiegesprekken Ruimte op de website met informatie (o.a. tijdens de lessen getoonde sheets) ruimte voor vragen aan de docent en aan elkaar, een chat mogelijkheid en ruimte om bestanden op te slaan
49
Er is een volledig draaiboek van alle activiteiten gedurende de module. Tevens worden richtlijnen aangereikt voor: Projectmatig werken Vergaderen Tussen- en eindevaluaties Het leerdossier voor eigen vorderingen en de processen in de groep Plan van aanpak Productverslag Procesverslag Presentaties Literatuurbeschrijvingen Geven en ontvangen van feedback De studenten ontvangen een groepsopdracht die ze via een project gaan uitwerken. De opdracht houdt in dat ze zich verdiepen in een zelfgekozen en relevant onderwerp binnen kwaliteitszorg. Ze kiezen hieruit 1 of 2 deelaspecten op het gebied van klantgerichtheid voor nader onderzoek. Ze formuleren hiervoor een specifieke onderzoeksvraag of probleemstelling. Vervolgens stellen ze richtlijnen op waaraan het kwaliteitsbeleid op dit gebied moet voldoen en brengen via een klein praktijkonderzoek in kaart op welke wijze kwaliteitsbewaking binnen instellingen en zelfstandige kunstzinnige therapie praktijken (of van creatief therapeuten) op het gekozen gebied plaats vindt. Hierin moet de relevante wetgeving en literatuur over kwaliteitszorg verwerken worden. Uit deze informatie ontwikkelen ze ten minste één bruikbaar instrument waarmee de kwaliteit van de zorg die kunstzinnig therapeuten leveren in een zelfstandige praktijk of binnen een instelling kwalitatief kan worden geëvalueerd. Dit kunnen uiteindelijke criteria zijn, richtlijnen, een enquête, een protocol, enz. Het is niet de bedoeling om, wanneer je bijvoorbeeld in het gebied van de PR onderzoekt, zelf een folder te maken waarin je kunstzinnige therapie beschrijft. Het is juist de bedoeling om dan criteria te beschrijven waaraan de informatie in de folder moet voldoen. Zo komen de studenten tot een aanbeveling hoe kunstzinnig therapeuten met een eigen praktijk of binnen een instelling de kwaliteit kunnen bewaken.
50
BIJLAGE 6. LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN ANGNN ANZN BIG CNE DSA F-ISM FONG HAN Hippocrates HJBC HVNA ICLON IKAB INK KPBL KT Marcos NIAZ NIVEL NRV NVAO SWOT WBP WGBO WKCZ WOK
Academie voor Natuurlijke Geneeswijzen Noord Nederland Academie voor Natuurgeneeskunde Zuid- Nederland Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg Centrum voor Natuurgeneeskunde en Educatie Dutch Shiatsu Academy Foundation for Indian Systems of Medicine Federatie Opleidingen Natuurlijke Geneeswijzen Hogeschool Arnhem en Nijmegen Academie voor Natuurgeneeskunde St. Het Johan Borgman College Hogeschool voor Natuurgeneeswijzen Arnhem Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing Implementatie Kwaliteitszorg Alternatieve Behandelwijzen Instituut Nederlandse Kwaliteit Kwaliteitszorg Paramedische beroepen Logopedie (zie lit.lijst) Kunstzinnige Therapie (op Antroposofische grondslag) St. Marcos Training en Opleiding Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen Nederlands Instituut voor Onderzoek in de Gezondheidszorg Nationale Raad voor de Volksgezondheid Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie Strengths, Weaknesses, Opportunities en Threats. Sterktezwakte analyse Wet Bescherming Persoonsgegevens Wet op de Geneeskundige Behandelings Overeenkomst Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector Werkgroep Onderzoek van Kwaliteit in de huisartsengeneeskunde
51
BIJLAGE 7. GEBRUIKTE LITERATUUR CBO en HAN (Hogeschool Arnhem en Nijmegen), Faculteit Gezondheidszorg, Kwaliteitszorg Paramedische beroepen, Opleiding Logopedie, studenten-handleiding en docentenhandleiding. Module 1, z.j (ws 1997), Nijmegen Toetsen worden afgenomen door een open-boek-tentamen, een posterpresentatie door een onderwijsgroep voor de school en/of het opstellen van een schriftelijk advies aan een (fictieve) regiogroep van de vereniging m.b.v. o.a. interviews met sleutelfiguren uit de beroepspraktijk. Overigens zijn ook voor andere paramedische beroepsgroepen dergelijke handleidingen gemaakt
CBO en HAN (Hogeschool Arnhem en Nijmegen), Faculteit Gezondheidszorg, Intercollegiale kwaliteitszorg voor logopedisten, Opleiding Logopedie, z.j (ws 1997) Nijmegen: studentenhandleiding en docentenhandleiding. Module 2 Hoort bij Module Kwaliteitszorg paramedische beroepen, zie boven.
CBO en HAN (Hogeschool Arnhem en Nijmegen), Faculteit Gezondheidszorg, Stage-opdracht Ketenkwaliteit voor logopedisten, Opleiding Logopedie, Nijmegen. Module 3, z.j (w.s. 1997) Hoort bij Module Kwaliteitszorg paramedische beroepen, zie boven.
Donabedian, A., Explorations in Quality assesment and monitoring, Vol. II, The criteria and standards for quality. Ann Arbor, Michigan, Health Adminstration Press, 1982 Duijn, Drs. G. van, ICLON, en Sluijs, Dr. E.M., NIVEL, Onderwijs in kwaliteitszorg binnen de initiële opleidingen tot fysiotherapeut, verpleegkundige en arts, NIVEL 2002 Hollands, L., Onderwijs in kwaliteitszorg voor het hbo-gezondheidszorg en het hoger sociaal-agogisch onderwijs, artikel in Handboek Kwaliteit van Zorg, Elsevier, oktober 1999 Hollands, L., Hendriks, l. en Ariens, H., (CBO, HAN en WOK, Werkgroep Onderzoek van kwaliteit in de huisartsengeneeskunde)., Elementen van Kwaliteitszorg, begrippen en opvattingen over kwaliteitszorg, Transfergroep Vaardigheidsonderwijs HAN/UM, Maastricht, 2000 Kwaliteit en de relatie met de beroepsuitoefening, de kwaliteitskringloop, Organisatievormen van kwaliteitszorg, kwaliteitsaspecten, belanghebbenden en hun bedoelingen, zorgverlening op maat, kwaliteitszorg op verschillende niveaus en stadia van ontwikkeling. Gaat uitgebreid in op Intercollegiale Toetsing, visitatie, benchmarking, logistiek en planning. Uitgebreidere versie van een eerdere editie die hoorde bij de Kwaliteitszorg Paramedische beroepen. Deze nieuwe versie is gemaakt voor de opleiding van
52
verpleegkundigen en hoort bij: Kwaliteitszorg, skillslab-serie voor verpleegkundige beroepsvaardigheden, zie aldaar.
Hollands, L, Ariëns, H., Strijbos A.,, Kwaliteitszorg, skillslab-serie voor verpleegkundige beroepsvaardigheden, Docentenhandleiding en werkcahier niveau 5, Transferpunt vaardigheidsonderwijs, Bohn Stafleu Van Loghum Houten/Diegem 2000 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Gekwalificeerd voor de toekomst, 1996 Nationale Raad voor de Volksgezondheid, Discussienota Begrippenkader kwaliteit beroepsuitoefening, Zoetermeer, NRV, 1986 Nationale Raad voor de Volksgezondheid, Advies Onderwijs in kwaliteitszorg, Zoetermeer, NRV, 1993
53
BIJLAGE 8. OPLEIDINGSINSTITUTEN DIE EEN BIJDRAGE GELEVERD HEBBEN AAN DE HANDLEIDING ANGNN : Academie voor Natuurlijke Geneeswijzen Noord Nederland, Koekoekstraat 8, 7940 AG Meppel, Tel: 0522-260106 Email:
[email protected] Website: www.angnn.nl ANZN: Academie voor Natuurgeneeskunde Zuid- Nederland, Emopad 33, 5663 PA Geldrop, Tel: 040-2869585/286958 Email:
[email protected] Website: www.anzn.nl DSA: Dutch Shiatsu Academy. Onderdeel van de Stichting CNE - Centrum voor Natuurgeneeskunde en Educatie, De Bosrand 21 7207 ME Zutphen, Tel: 0575-560772 Email:
[email protected] Website: www.shiatsuacademie.nl Email:
[email protected] Website: www.cneopleidingen.nl F-ISM : Foundation for Indian Systems of Medicine, Gerard Doustraat 17-2, 1072 VJ Amsterdam, Tel: 020 6733654 Email:
[email protected] Website: www.samkhya-ayurveda.org FONG: Federatie Opleidingen Natuurlijke Geneeswijzen, Kievitsweg 29, 8191 BE Wapenveld, Tel: 038-4478755 Email:
[email protected] Website: www.fong.nl Hogeschool voor Natuurgeneeskunde, postbus 187, 2060 AD Bloemendaal, Tel : 023-5273134 Email:
[email protected] Website: www.hogeschoolnatuurgeneeskunde.nl HJBC: St. Het Johan Borgman College, Koningsweg 2, 3582 GE Utrecht, Tel : 030-2966457 Email:
[email protected] Website: www.hjbc.nl HVNA: Hogeschool voor Natuurgeneeswijzen Arnhem, postbus 30267, 6803 AG Arnhem, Tel: 026-3231182 Email:
[email protected] Website: www.hvna-opleidingen.nl KT: Kunstzinnige Therapie, Hogeschool Leiden, Zernikedreef 11, 2333 CK Leiden, Tel: 071-5188715 Email:
[email protected] Website www.hsleiden.nl St. Marcos Training en Opleiding, Postbus 2203, 6360 AA Nuth, Tel: 045-5650111 Email:
[email protected] Website: www.marcos.nl
54
BIJLAGE 9 LEDEN PROJECTGROEP
Mevr. J. van Herk
Projectleider IKAB, CBO
Hr. W.v.d. Jagt
Johan Borgman College, Utrecht
Mevr. R. de Jong
Centrum voor Natuurgeneeskunde en Educatie
Hr. B. Leroy
Academie voor Natuurgeneeswijze, Hippocrates
Hr. C. Monsanto
Foundation for Indian Systems of Medicine
Mevr. A. P. Noorden Centrum voor Natuurgeneeskunde en Educatie Hr. P. Offermans
St. Marcos Training en opleiding
Hr. C. Olff
Secretaris Federatie Opleidingen Natuurlijke Geneeswijzen
Hr. P. Peizel
Academie voor Natuurlijke Geneeswijzen N-Nederland
Hr. R. Storm
Hogeschool voor Natuurgeneeswijzen, Arnhem
Mevr. L. de Vreede
Hogeschool van Utrecht, fac. Gezondheidszorg
Hr. B. v.d. Zeeuw
adviseur CBO
55
BIJLAGE 10 AANBEVOLEN BOEKEN EN ARTIKELEN Doe het zelf ondernemingsplan, stap voor stap handleiding, Uitgeverij De eigen zaak BV Arnhem z.j. (2003) Peizel P.L.D.; Onderzoek naar het begrip therapeutische houding. Academie voor Natuurlijke geneeswijzen te Meppel 2004
[email protected] Haley, Jay: Handboek therapeutisch handelen, HB uitgevers, Baarn 2000 Veldhuizen, Wim van: Een gezonde zaak, zakelijke adviezen voor de therapeutenpraktijk, Marcos uitgeverij 2004
56
BIJLAGE 11. WETTELIJK KADER ALTERNATIEVE BEHANDELWIJZEN De alternatieve behandelaar valt onder verschillende wetten. Soms letterlijk, soms naar de geest van de wet. Hieronder staan ze beschreven: BIG (Beroepen Individuele Gezondheidszorg) 1993 WGBO (Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst) 1995 WKZC (Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector) 1995 KZI (Kwaliteitswet Zorginstellingen) 1996 WBP (Wet Bescherming Persoonsgegevens) 2001( BIG (Beroepen Individuele Gezondheidszorg) 1993 Doelen van de BIG: de kwaliteit van de beroepsuitoefening door individuele beroepsbeoefenaren te bewaken en te bevorderen en de patiënt te beschermen tegen ondeskundig handelen. De BIG is in de plaats gekomen van de oude WUG (Wet Uitoefening Geneeskunst, 1865). De WUG ging uit van verbod op onbevoegde uitoefening van de geneeskunst (beroepsbescherming): alleen de arts was bevoegd. Omdat dit niet meer aansloot bij de praktijk dat er steeds meer (alternatieve) beroepen bij kwamen is de BIG ingesteld. De BIG laat ieder vrij, op een aantal uitzonderingen na. Daarmee zijn de alternatieve behandelaars gelegaliseerd. De volgende beroepen kennen nadere regels: Artikel 3 - beroepen: 8 beroepen, namelijk arts, tandarts, apotheker, gezondheidspsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige, verpleegkundige. Geregeld is een register, beroepstitelbescherming, mogelijkheid tot specialisme, omschrijving bevoegdheid en opleidingseisen, met name genoemde en bij Algemene Maatregel Van Bestuur (AMVB) te beschrijven voorbehouden handelingen, tuchtrecht en medisch toezicht (onbekwaamheid) Art 34 - beroepen: dat zijn er op dit moment 14: tandprotheticus, apothekersassistent, diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist, podotherapeut, radiodiagnostisch laborant, radiotherapeutisch laborant, verzorgende, optometrist en sinds kort de huidtherapeut. Dit zijn beroepen waarvoor alleen opleidingstitelbescherming van toepassing is. Bij AMVB worden deze beroepen geregeld of aangewezen en wordt het deskundigheidsgebied omschreven. Er is dus geen wettelijk register, tuchtrecht enz. Voor beide beroepsgroepen geldt bovendien het zogenaamde kwaliteitsartikel. Dit eist dat de betrokkene “zijn beroepsuitoefening op zodanige wijze organiseert en zich zodanig voorziet van materieel, dat een en ander leidt of redelijkerwijze moet leiden tot verantwoorde zorg. (Dit) omvat mede de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van zorg.” Uit het sindsdien gevoerde beleid (o.a. de KZI, Kwaliteitswet Zorg Instellingen) blijkt dat het niet alleen gaat om de organisatie van de zorg, maar ook om de inhoud.
57
Voor de alternatieven zijn er geen nadere regels. Wel vallen zij onder de algemene bepalingen: Geen schade toebrengen aan de patiënt (uit de jurisprudentie blijkt dat dit in ieder geval inhoudt: niet afhouden van een reguliere behandeling) De strafbepalingen bij overtredingen Bovendien is in 2002 een aparte Voorlopige Maatregel van kracht geworden naar aanleiding van beschuldigingen dat alternatieve behandelaars de dood van enkele patiënten op hun geweten hadden. Daarin is geregeld dat de Officier van Justitie of de rechter die bezig is met een zaak tegen een behandelaar, deze kan bevelen zich van bepaalde handelingen te onthouden zolang de rechtszaak nog niet is begonnen ‘indien tegen de verdachte ernstige bezwaren zijn gerezen en de bescherming van de volksgezondheid dat dringend vordert’. Hoewel het er niet letterlijk staat, wordt hierbij gedacht aan alternatieve behandelaars, omdat daar geen ander vangnet voor is. Hoewel de alternatieve behandelwijzen dus niet verder gereguleerd zijn, is er een maatschappelijke opvatting ontstaan dat zij geacht worden volgens de geest van de wet te werken, dus ook te doen aan kwaliteitszorg.
WGBO (Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst) 1995 Doel: versterking van de positie van de patiënt in de relatie met de zorgverlener. De wet betreft ‘alle verrichtingen – het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen – rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en er toe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel deze verloskundige bijstand te verlenen’. De wet regelt enerzijds de omgang tussen patiënt en zorgverlener, anderzijds het beheer van de dossiers, als verbijzondering van de privacywetgeving. Wat betreft de omgang is het belangrijkste de notie van informed consent: dit houdt in dat de patiënt, na geïnformeerd te zijn, toestemming geeft voor de behandeling. Voor de zorgverlener houdt dit in: Iinformatieplicht tav behandelwijze en verloop behandeling. Hierbij hoort ook het aangeven van risico’s en alternatieven. Vragen om toestemming van de patiënt. Die hoeft niet per se schriftelijk gegeven te worden, maar het verdient wel aanbeveling Informatie over de rechten van de patiënt: de behandelaar is verplicht de patiënt te informeren over diens rechten t.a.v. het dossier Geheimhouding tov derden: de privacy dient op alle mogelijke manieren gewaarborgd te worden. Wat betreft de dossiervorming gaat het om het volgende: Dossierplicht: de behandelaar dient een dossier te voeren over alle patiënten. Daarin zijn genoteerd: de persoonlijke gegevens van de patiënt, de anamnese gegevens, de verrichte handelingen en het verloop van het proces.
58
In het dossier worden alleen die gegevens bijgehouden die voor de behandeling noodzakelijk zijn. Bewaartermijn: Het dossier dient minimaal 10 jaar bewaard te worden. Na die tijd dient de behandelaar het dossier te vernietigen, tenzij er redenen zijn om het langer te bewaren. De patiënt kan ook zelf om vernietiging vragen. De behandelaar dient dit te honoreren, behalve wanneer een ander daar ernstig nadeel van zou ondervinden. Hij moet zijn weigering motiveren. Inzagerecht patiënt: de patiënt heeft recht op inzage in zijn eigen dossier, met uitzondering van die gegevens die niet over hemzelf gaan. Beveiliging: Alleen de behandelaar(s) en de patiënt hebben het recht het dossier in te zien, tenzij de patiënt uitdrukkelijk toestemming verleent aan derden. De behandelaar dient de dossiers zorgvuldig te bewaren: ontoegankelijk voor derden. Kopieerrecht patiënt: de patiënt heeft recht op een kopie van het dossier of een gedeelte ervan. De behandelaar mag daarvoor een redelijke vergoeding vragen. Correctierecht patiënt: De patiënt heeft het recht zaken in het dossier die volgens hem niet kloppen te laten corrigeren. Als de behandelaar daar niet op in wil gaan, moet hij dit motiveren. De patiënt kan ook zijn eigen visie opschrijven: de behandelaar dient dit dan aan het dossier toe te voegen Hoewel niet alle alternatieve behandelwijzen werken met termen als ziekte en genezen is er een maatschappelijke opvatting ontstaan dat zij allen niettemin volgens deze wet zouden moeten werken: er is immers sprake van behandeling in een hulpverlenerrelatie. WKCZ (Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector) 1995 Doel: enerzijds het verstevigen van de positie van de patiënt door het bieden van een laagdrempelige klachtmogelijkheid, zo mogelijk leidend tot genoegdoening bij de klagers, anderzijds het benutten van klachtsignalen om de kwaliteit van zorg te verbeteren. De WKCZ geldt voor instellingen die zorg verlenen krachtens de Ziekenfondswet, de AWBZ en enkele andere regelingen en houdt in: Praten met behandelaar is de eerste stap: dat maakt duidelijk dat er iets aan de hand is en geeft de zorgverlener de kans er iets aan te doen. Eventuele misverstanden kunnen uit de wereld geholpen worden (veel klachten komen voort uit slechte communicatie). De zorgverlener dient hier dus voor open te staan en te streven naar verbetering. Indien men er in een gesprek niet uitkomt kan een beroep gedaan worden op bemiddeling Iedere zorgverlener en instelling is verplicht een klachtencommissie in te stellen van tenminste 3 leden. De voorzitter mag niet in dienst zijn van de instelling of voor de zorgverlener werken. De persoon waarover geklaagd wordt mag niet in de commissie zitten. De werkwijze van de commissie dient te worden vastgelegd in een
59
reglement. De zorgverlener/instelling dient de klachtenregeling op een duidelijke manier bekend te maken. Er is geen beperking aan de onderwerpen waarover een klacht kan gaan en de behandeling van klachten is gratis. Schadevergoeding is via deze procedure niet mogelijk. Niet alleen de patiënt zelf, ook zijn vertegenwoordiger kan een klacht indienen; ook als iemand is overleden. De klager en de beklaagde krijgen de gelegenheid de klacht schriftelijk of mondeling toe te lichten. De klager mag zich hierbij door iemand laten bijstaan, bijvoorbeeld door een medewerker van het IKG (Informatie- en Klachtenbureau Gezondheidszorg). Het principe van hoor en wederhoor dient te worden toegepast. De klachtencommissie moet de klager laten weten binnen welke termijn de klacht wordt behandeld. De commissie deelt haar oordeel schriftelijk mede aan beide partijen. De zorgverlener dient de klager en de klachtencommissie schriftelijk te laten weten of hij maatregelen zal nemen en zo ja welke. De zorgverlener/instelling is niet verplicht de uitspraak van de commissie te volgen: wel is de verwachting dat de uitspraken van een klachtencommissie serieus worden genomen. De klager kan desgewenst de kantonrechter inschakelen indien de zorgverlener niet binnen een redelijke termijn voldaan heeft aan een schriftelijk verzoek De klachtencommissie biedt jaarlijks een schriftelijk verslag aan aan de Inspectie, waarin het aantal en de aard van de door de commissie behandelde klachten wordt aangegeven. De alternatieve behandelaar valt alleen onder deze wet als hij of zij in een van de bovengenoemde instellingen werkt, hetgeen (nog) niet vaak voorkomt. De wet wordt wel als maatstaf gebruikt om de klachtenregelingen van alternatieve behandelaars te beoordelen.
KZI (Kwaliteitswet Zorginstellingen) 1996 Doel: zelfordening door de zorgsector ten aanzien van het leveren van verantwoorde zorg. Deze wet kwam in de plaats van het erkenningenstelsel, waarbij instellingen aan specifieke eisen moesten voldoen om erkend te worden door de overheid en in aanmerking te komen voor AWBZ-vergoeding. De eisen waren niet erg overzichtelijk en erg gedetailleerd. Daardoor lieten ze weinig ruimte voor eigen beleid en was de samenhang onduidelijk. Ook waren de eisen moeilijk te handhaven. Bovendien viel het groeiend aantal particulier gefinancierde instellingen buiten de regeling. De KZI geldt voor instellingen die zorg verlenen krachtens de Ziekenfondswet, de AWBZ en enkele andere regelingen. Onder instelling wordt verstaan: een organisatorisch verband van meer dan 1 persoon dat strekt tot de verlening van de zorg. Solisten vallen er dus niet onder: die vallen onder de wet BIG. Instellingen moeten verantwoorde zorg leveren, dat wil zeggen van een goed niveau, doeltreffend, doelmatig, patiëntgericht en afgestemd
60
op de reële behoeften van de patiënt. Het gaat dus zowel om de organisatie als om de inhoud van de zorg. Verdere uitwerking is aan de instellingen zelf. Er dient een bewust beleid te zijn ten aanzien van de verdeling van taken en verantwoordelijkheden, de kwaliteit van personeel en materieel en het bieden van geestelijke verzorging als patiënten langer dan 24 uur in de instelling verblijven. De instelling dient de kwaliteit van zorg systematisch te bewaken, beheersen en zo mogelijk verbeteren. Dit kan het beste door het ontwikkelen van een kwaliteitssysteem. De instelling dient op systematische wijze gegevens te registreren over kwaliteit van zorg. De instelling dient jaarlijks een kwaliteitsjaarverslag te publiceren waarin aandacht besteed wordt aan de kwaliteit van de verleende zorg en aan het gevoerde kwaliteitsbeleid. Daarin dient o.a. duidelijk te worden hoe de patiënten en consumenten en hun organisaties betrokken zijn bij het kwaliteitsbeleid. Dit jaarverslag moet worden toegezonden aan de regionale Inspectie voor de Gezondheidszorg en aan het regionale patiënten/consumentenplatform. De Inspectie kan de instelling een bevel geven: een dwingende opdracht om bepaalde maatregelen te nemen. Dit kan alleen als er direct gevaar is voor de gezondheid van de patiënten of consumenten. Ook kan hij de zorgverlening laten staken en heeft hij de bevoegdheid om in instellingen poolshoogte te nemen, gegevens in te zien, te kopiëren of tijdelijk mee te nemen. De Minister heeft de bevoegdheid een zorginstelling een schriftelijke aanwijzing te geven, waarin staat op welke punten de zorgverlening niet voldoet en binnen welke termijn de instelling maatregelen moet nemen. Bij niet opvolgen kan hij een dwangsom of bestuursdwang toepassen. De alternatieve behandelaar valt onder deze wet zodra hij in een in de wet genoemde instelling werkt. De BIG en de KZI vormen samen de basis voor het kwaliteitsbeleid van de overheid. Daarom wordt ook de KZI vaak als norm gebruikt om de kwaliteitszorg van alternatieve behandelaars te beoordelen.
WBP (Wet Bescherming Persoonsgegevens) 2001 Doel: bescherming van de rechten van de consument voor wat betreft privacy ten opzichte van derden. Iedereen die gegevens bewaart van anderen valt onder deze wet. Geheimhouding: de behandelaar dient alles wat hij met de patiënt bespreekt vertrouwelijk te behandelen (beroepsgeheim). Alleen eventuele andere behandelaars mogen op de hoogte zijn van de gegevens. Voor informatieverstrekking aan derden dient de patiënt toestemming te geven. Uitzonderingen op het beroepsgeheim zijn: als er toestemming is van de patiënt, als een andere wet het expliciet voorschrijft, als er sprake is van een noodsituatie.
61
Privacy van de ruimte: de behandelingen dienen te worden gegeven zonder dat derden dit kunnen zien of horen. Privacy van de behandeling: tijdens de behandeling dient de privacy van de patiënt zoveel mogelijk gerespecteerd te worden Beveiliging: de gegevens moeten beveiligd worden tegen inzage door derden. De behandelaar moet passende technische en organisatorische maatregelen nemen om het verlies van gegevens of onrechtmatige verwerkingen tegen te gaan. Bijvoorbeeld door wachtwoordbeveiliging op de computer, toegangsbeveiliging of het gebruik van firewalls bij koppeling van het systeem met het internet. Ook dient de behandelaar onnodige verzameling en verder gebruik van persoonsgegevens van persoonsgegevens tegen te gaan, bijvoorbeeld door de gegevens te ontdoen van naam en andere identificerende kenmerken. De behandelaar dient tevens maatregelen te nemen tegen onjuist gebruik van de gegevens binnen zijn organisatie. Informatieplicht: de behandelaar dient de patiënt te informeren over het verzamelen van zijn naam, adres, het doel van het verzamelen en eventuele nadere bijzonderheden die inzicht geven in het gebruik van de gegevens. Verwerking: de gegevens dienen op een behoorlijke en zorgvuldige manier en in overeenstemming met de WBP en toepasselijke andere wetten verwerkt te worden. Inzagerecht: de behandelaar dient een verzoek tot inzage of informatieverstrekking over het gebruik van de gegevens binnen 4 weken honoreren. Hij mag hiervoor een vergoeding van ten hoogste €4,50 vragen. Recht op verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming (correctierecht): verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van de gegevens door de patiënt zijn mogelijk als de gegevens door de behandelaar feitelijk onjuist, onvolledig of niet ter zake dienend zijn voor het doel of de doeleinden van verwerking. De behandelaar dient binnen 4 weken te reageren op een dergelijk verzoek van de patiënt. Een weigering moet hij motiveren. In geval van inwilliging dient de behandelaar eventuele andere organisaties aan wie de betreffende gegevens zijn verstrekt, zo snel mogelijk op de hoogte te stellen. Toegestane doeleinden: gegevens mogen alleen verwerkt worden voor de doeleinden waarvoor ze oorspronkelijk verzameld worden. Meldingsplicht: in principe dienen gegevensverwerkingen gemeld te worden aan het College Bescherming Persoonsgegevens (de vroegere Registratiekamer). Het gaat daarbij om de openbaarmaking van het doel van de gegevensverwerking en de belangrijkste kenmerken ervan. Deze verplichting geldt voor gegevens die op wat voor wijze dan ook in een computer verwerkt worden, niet voor handgeschreven administraties. Vrijstellingen van deze meldingsplicht zijn geregeld in het Vrijstellingsbesluit. Artikel 16 van het besluit stelt beroepsbeoefenaren onder de wet BIG vrij. Uit de toelichting bij het besluit blijkt dat alleen
62
beroepsbeoefenaren volgens artikel 3 en 34 van de wet BIG (zie BIG, Beroepen Individuele Gezondheidszorg, 1993 (link) hier onder verstaan worden. Dat zou betekenen dat alternatieve behandelaars niet zijn vrijgesteld. Echter, de strekking van het vrijstellingsbesluit is om die gegevensverwerkingen vrij te stellen die veel voorkomen en waarvan het bestaan algemeen bekend mag worden verondersteld. Daarvan neemt het Besluit aan dat de inbreuk op de privacy onwaarschijnlijk is. Als voorbeeld staat in de toelichting een patiëntenadministratie, die bovendien gekoppeld is aan de geneeskundige behandelovereenkomst (zie WGBO, Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst, 1995 Bovendien is er ook een vrijstelling voor gegevens over het verrichten van diensten in artikel 13. Daarbij kan het ook gaan om het verwerken van gegevens over iemands gezondheid. Deze gegevens worden door de betrokkene zelf aangeleverd, althans hij geeft voor de verwerking ervan zijn uitdrukkelijke toestemming, en ze maken onderdeel uit van de overeenkomst die hij met de betreffende dienstverlener heeft. Dit is dus vergelijkbaar met de regeling voor de in de wet BIG genoemde beroepen. De voorzichtige conclusie is dan ook dat alternatieve behandelaars zijn vrijgesteld van melding zolang ze binnen de grenzen blijven van artikel 13. Let op: • Vrijstelling van melding stelt NIET vrij van de andere verplichtingen die voortvloeien uit de WBP • Het is de verantwoordelijke zelf die in eerste instantie beoordeelt of voor zijn verwerking een vrijstelling geldt. Bij twijfel dient u deskundig advies in te winnen, bijvoorbeeld bij het CBP (zie www.cbpweb.nl)
63