Kunnen burgers profiteren van participeren? Evaluatieonderzoek naar de ervaringen van burgers in een participatieproces Annemarie Teunissen
Radboud Universiteit Nijmegen
Kunnen burgers profiteren van participeren? Evaluatieonderzoek naar de ervaringen van burgers in een participatieproces
Auteur Annemarie Teunissen Plaats en datum Nijmegen, mei 2008 Begeleiders Dr. Riyan van den Born Drs. Madelinde Winnubst Organisatie Radboud Universiteit Nijmegen Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica Institute of Science, Innovation and Society Afstudeervariant Wetenschapscommunicatie Illustratie omslagpagina Franse studenten poster uit Arnstein, 1969. Vertaling: Ik participeer, jij participeert, hij participeert, wij participeren, jullie participeren, zij profiteren.
Voorwoord Dit rapport is geschreven als afstudeeropdracht voor de afstudeervariant Wetenschapscommunicatie van de Radboud Universiteit Nijmegen. Het onderzoek dat in dit rapport staat beschreven is uitgevoerd met medewerking van de gemeente Tiel. Dit evaluatieonderzoek gaat over een participatieproject. Over participatieprojecten zijn reeds heel veel rapporten, artikelen en boeken geschreven. Wat dit onderzoek anders maakt dan al die andere onderzoeken is dat dit onderzoek een participatieproject bekijkt vanuit het oogpunt van de burger en niet vanuit het oogpunt van de organisator. Op deze plek, aan het begin van dit rapport en aan het eind van deze afstudeerperiode, en daarmee het einde van mijn studieloopbaan, wil ik een aantal mensen hartelijk bedanken. Mijn dank gaat allereerst uit naar Riyan van den Born en Madelinde Winnubst die mij vanuit de universiteit hebben begeleid bij dit onderzoek en mij met raad en daad hebben bijgestaan. Ik wil hen en ook Astrid Souren bedanken voor de stimulerende woorden, waarmee ze mij hebben weten te motiveren op momenten dat ik dat nodig had. Rob Sawade en Nanny Roelen, waren mijn contactpersonen bij de gemeente Tiel en hebben mij geholpen aan de benodigde informatie en hebben de enquêtes voor mij verstuurd. Dank daarvoor. Vervolgens ben ik alle (anonieme) respondenten van de enquête dankbaar voor het invullen. De vijftien inwoners van Tiel die ik heb mogen interviewen dank ik voor hun tijd en openheid (en voor de koffie en de koeken). Afstuderen is soms een eenzaam proces, gelukkig was er nog een eenzame ziel gelijktijdig aan het afstuderen. Gedeelde smart is halve smart. Dank je wel Saskia. Dit onderzoek was mijn eerste sociaalwetenschappelijke onderzoek. Voor mij als bètastudent was het erg moeilijk mijn bètadenkwijze aan de kant te zetten en de sociaalwetenschappelijke onderzoeksmethoden te accepteren. Gelukkig was ik niet de enige die hiermee worstelde. Na lange discussies met medestudenten heb ik mij overgegeven aan de kwalitatieve onderzoeksmethode en zag ik de waarde in van mijn resultaten.
Nijmegen, mei 2008 Annemarie Teunissen
Samenvatting Burgerparticipatie is in. Vooral op gemeentelijk niveau is het een strategie die steeds meer wordt toegepast om met name gebiedsinrichtingsplannen en stadsvisies te ontwikkelen. De voor- en nadelen van burgerparticipatie voor bestuurders zijn bekend. Ook voor burgers worden er in de literatuur voordelen gegeven aan het deelnemen aan een participatieproject: grotere betrokkenheid bij het beleidsonderwerp, grotere maatschappelijke betrokkenheid, vergroten van de kennis over het onderwerp, vergroten van de invloed van de burger en sociaal leren. Deze voordelen zijn echter slechts aannames. Ondanks dat burgerparticipatie een populaire beleidsontwikkelingsstrategie is zijn evaluaties schaars. De weinige evaluaties die worden uitgevoerd zijn over het algemeen gericht op de uitkomst van het project en niet op het proces. Hoe burgers participatieprojecten ervaren en of ze voordelen ervaren is dus nog maar de vraag. De gemeente Tiel maakt na een zeer lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1998, ook gebruik van burgerparticipatie. Het Waalfrontproject is het vierde participatieproject van de gemeente Tiel. In vijf bijeenkomsten hebben gemeente, burgers en bedrijven gesproken en gediscussieerd over een nieuwe invulling van het Waalfront. Eind 2006 is het project afgerond. “Tachtig procent (van de bevolking) was het eens met de uitkomst, dat zegt genoeg dan is een evaluatie niet nodig”, aldus de manager bestuur en communicatie van de gemeente Tiel. Toch zou er een verschil kunnen zijn in hoe burgers het proces beleefd hebben en hoe zij naar de uitkomst kijken. Dat is wat er in dit onderzoek centraal staat. In dit onderzoek is het proces van het Waalfrontproject van de gemeente Tiel onder de burgers geëvalueerd. Middels een kwalitatieve en een kwantitatieve onderzoeksmethode is de burgers gevraagd naar hun ervaringen en naar de in de literatuur beschreven voordelen. Daarnaast is gevraagd naar sociale processen die tijdens de bijeenkomsten speelden. Een participatieproces is een onderhandelingsproces waarin sociale processen spelen zoals: reframen, groepsdenken, onzekerheden en creatieve actie. Deze processen hebben invloed op hoe deelnemers het proces ervaren. Uit dit onderzoek blijkt dat de respondenten in zowel de enquête als in de interviews positief zijn over het participatieproject van de gemeente Tiel. De respondenten zijn met name positief over de organisatie en de structuur van de bijeenkomsten en de informatievoorziening over de bijeenkomsten. Wat veel respondenten als minder goed hebben ervaren is dat ze het gevoel hadden dat het proces niet helemaal open was, maar dat de gemeente een verborgen agenda had. Ondanks dat een grote meerderheid achter de uitkomst van het project staat hebben maar heel weinig respondenten vertrouwen in de uitvoering ervan. Respondenten ervaren de in de literatuur gegeven voordelen. De voordelen ‘vergroten van de betrokkenheid bij het beleidsonderwerp’ en ‘vergroten van de invloed’ worden het sterkst ervaren. De voordelen ‘vergroten kennis over het onderwerp’ en ‘maatschappelijke betrokkenheid’ worden in mindere mate ervaren. Deze ervaringen kunnen deels worden verklaard door de vier bovengenoemde sociale processen. De respondenten staan achter de uitkomst van het Waalfrontproject. Toch hebben ze geen vertrouwen in de uitvoering ervan en valt er op verschillende punten nog wat te verbeteren in de participatiemethode van de gemeente Tiel. Ook bij een uitkomst die door de deelnemers wordt gedragen is evalueren dus niet overbodig.
Inhoudsopgave 1.
Inleiding .......................................................................................................................5 1.1. Doelstelling .............................................................................................................. 5 1.2. Vraagstelling ............................................................................................................ 6 1.2.1. Deelvragen .................................................................................................. 6 1.3. Onderzoeksopzet ..................................................................................................... 6 1.4. Leeswijzer ................................................................................................................ 6
2.
Theoretisch kader .........................................................................................................7 2.1. Van voorlichting naar participatie ........................................................................... 7 2.2. Burgerparticipatie & Interactieve beleidsvorming .................................................. 8 2.3. Vermaatschappelijking van het beleid .................................................................... 9 2.4. Voordelen van interactieve beleidsvorming............................................................ 9 2.4.1. Voordelen voor burgers ............................................................................ 10 2.5. Inter-persoonlijke processen in participatieprocessen ......................................... 11 2.5.1. Theoretische verkenning .......................................................................... 11 2.5.2. Reframen .................................................................................................. 11 2.5.3. Onzekerheden........................................................................................... 12 2.5.4. Groepsdenken........................................................................................... 12 2.5.5. Creatieve actie .......................................................................................... 13 2.5.6. Conclusie inter-persoonlijke processen .................................................... 13 2.6. Evaluatie onderzoek .............................................................................................. 14
3.
Burgerparticipatie in de gemeente Tiel ....................................................................... 15 3.1. Waalfrontproject ................................................................................................... 15 3.2. Evaluatie ................................................................................................................ 17
4.
Onderzoeksmethode .................................................................................................. 18 4.1. Casus: Waalfrontproject Tiel ................................................................................. 18 4.2. Mixed methods ...................................................................................................... 18 4.3. Kwalitatief onderzoek ............................................................................................ 18 4.4. Kwantitatief onderzoek ......................................................................................... 19
5.
Resultaten .................................................................................................................. 21 5.1. Kwalitatief onderzoek ............................................................................................ 21 5.1.1. Algemeen .................................................................................................. 21 5.1.2. Waardering proces.................................................................................... 22 5.1.3. Voordelen ................................................................................................. 24 5.1.4. Sociale processen...................................................................................... 26 5.2. Kwantitatief onderzoek ......................................................................................... 31 5.2.1. Algemeen .................................................................................................. 31 5.2.2. Voordelen ................................................................................................. 31 5.3. Vergelijking kwalitatief en kwantitatief ................................................................. 32
6.
Discussie .................................................................................................................... 33 6.1. Resultaten .............................................................................................................. 33 6.2. Evaluatieonderzoek participatieprojecten ............................................................ 36 6.3. Methode ................................................................................................................ 36
7.
Conclusie & Aanbevelingen......................................................................................... 38 7.1. Conclusie ................................................................................................................ 38 7.2. Aanbevelingen ....................................................................................................... 39
Bronnenlijst .......................................................................................................................... 40 Bijlage 1: Enquête ................................................................................................................. 43 Bijlage 2: Interviewguide ....................................................................................................... 47
Inleiding
1.
Inleiding
In veel gemeenten wordt gebruik gemaakt van burgerparticipatie. Burgers betrekken bij het vormen van nieuw beleid is in. Wanneer je burgerparticipatie intypt in google blijkt dat heel veel gemeenten er wel iets over zeggen op hun website en hun succesvolle projecten etaleren. Gebruik maken van burgerparticipatie heeft voor de overheid of gemeente dan ook verschillende voordelen. Een van de belangrijkste is het vergroten van draagvlak voor het beleid. Andere voordelen zijn het verhogen van de kwaliteit van het project of beleid, creëren van effectiever beleid en sociaal leren (Mostert, 2003). Natuurlijk zijn er ook nadelen: het kost veel tijd en geld, slechts een klein deel van de bevolking doet mee en bepaalde groepen van de bevolking worden overgerepresenteerd. Desalniettemin is burgerparticipatie een populair instrument voor het ontwikkelen van beleid. Burgers doen vaak vrijwillig mee aan een participatieproject, zij krijgen hier (over het algemeen) geen vergoeding voor. Vrije tijd moet worden opgegeven om mee te doen aan een project dat vaak lang kan duren en soms ook nog saai is. En dan is het ook nog maar de vraag of het participatieproject een beleid oplevert dat positief is voor de burger (Irvin & Stansbury, 2004). Volgens verschillende onderzoekers zijn er voor burgers ook voordelen aan het deelnemen aan een participatieproject. De voordelen die veel genoemd worden zijn (DETR, 2000; EC, 2003; Harrison et al., 2001; Irvin & Stansbury, 2004; Mostert, 2003): 1. grotere betrokkenheid bij het beleidsonderwerp; 2. vergroten van kennis over het onderwerp; 3. vergroten van de invloed van de burger; 4. vergroten maatschappelijke betrokkenheid; 5. sociaal leren. De hierboven beschreven voordelen die burgers ervaren tijdens een participatieproject zijn aannames gebaseerd op literatuur en expert judgement. Want hoewel er de afgelopen jaren een scala aan methoden is ontwikkeld om participatie toe te passen is er nog weinig zicht op de resultaten hiervan (Aarts & Maarleveld, 1999; Rowe & Frewer, 2004). Als er al evaluatieonderzoeken worden uitgevoerd, dan wordt daarbij gekeken naar de effectiviteit van het project vanuit het oogpunt van de uitkomst. Nauwelijks is gekeken naar de effectiviteit van het (participatie)proces (Rowe & Frewer, 2004). Daarom is het zeer interessant om de ervaringen van burgers in een participatieproject te onderzoeken en om de aannames over voordelen voor burgers te testen. In dit onderzoek is het proces van een participatieproject geëvalueerd. Onderdeel van deze evaluatie zijn de voordelen voor burgers uit de literatuur. Onderzocht is of burgers deze voordelen ervaren, het gaat daarbij om de perceptie van de burger.
1.1.
Doelstelling
Onderzoeken hoe burgers die betrokken zijn geweest bij een participatieproject dit proces hebben ervaren en of zij de voordelen die in de literatuur worden beschreven hebben ervaren.
5
Inleiding
1.2.
Vraagstelling Hoe hebben burgers het participatieproces waar zij bij betrokken waren ervaren? Hebben zij de in de literatuur beschreven voordelen ervaren?
1.2.1. Deelvragen 1. Hoe hebben de burgers het participatieproces ervaren? 1.1. Was bij aanvang duidelijk hoe het proces er uit zou gaan zien? 1.2. Wisten burgers welke vorm van participatie zou worden gebruikt? 1.3. Zijn de betrokken burgers tevreden met de uitkomst? 1.4. Hebben de burgers het idee dat ze invloed op de uitkomst hebben gehad? 1.4.1. Is er volgens de burgers genoeg met hun ideeën gedaan 1.5. Wat vonden de burgers goed aan het participatieproces? 1.6. Wat vonden de burgers niet goed aan het participatieproces? 2. Ervaren burgers de in de literatuur beschreven voordelen? 2.1. Voelen de burgers zich meer betrokken bij de beleidsvorming en bij het onderwerp? 2.2. Voelen de burgers zich meer maatschappelijk betrokken? 2.3. Hebben de burgers het gevoel dat hun kennis over het onderwerp is vergroot? 2.4. Hebben de burgers het gevoel een grotere invloed te hebben op beleidsvorming? Theorie (deze worden nader toegelicht in het theoretisch kader) 3. Hoe kan worden verklaard dat voordelen wel of niet zijn ervaren? 3.1. Was er sprake van groepsdenken? 3.2. Was er sprake van reframen? 3.3. Was er sprake van creatieve actie? 3.4. Was er sprake van onzekerheden?
1.3.
Onderzoeksopzet
Het onderzoek (waarin een antwoord wordt gezocht op bovenstaande vragen) spitst zich toe op het proces van één participatieproject, het Waalfrontproject van de gemeente Tiel. De ervaringen van burgers zijn geëvalueerd gebruik makend van zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve onderzoeksmethode. Daarbij is gevraagd naar de algemene ervaringen van de burgers en naar de voordelen uit de literatuur. Daarnaast zijn ook de sociale processen die tijdens de participatiebijeenkomsten speelden geanalyseerd, met als doel de ervaringen van de burgers te verklaren.
1.4.
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bestaat uit het theoretisch kader van het onderzoek. In dit hoofdstuk wordt dit onderzoek in een breder kader geplaatst en worden sociale processen uiteengezet die een rol spelen in participatieprocessen. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van het participatieproject dat in dit onderzoek centraal staat. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van de methode van het onderzoek. Daarbij zijn nauwkeurig de verschillende stappen in het proces beschreven. De resultaten zijn uitvoerig beschreven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 worden in de discussie de onderzoeksresultaten en het onderzoeksproces nader bekeken. Vervolgens volgt in hoofdstuk 7 de conclusie welke antwoorden geeft op de hoofd- en deelvragen van het onderzoek. Dit hoofdstuk geeft naar aanleiding van de resultaten ook een aantal aanbevelingen. 6
Theoretisch kader
2.
Theoretisch kader
2.1.
Van voorlichting naar participatie
Communicatie over wetenschap en beleid is van oudsher eenrichtingsverkeer. Beleid werd ontwikkeld door beleidsmakers, onderzoek werd gedaan door wetenschappers en informatie hierover werd door de wetenschapper of beleidsmaker overgedragen op de burger. In de jaren ’80 van de vorige eeuw kwam het besef dat de betrokkenheid en de acceptatie van de burger voor wetenschap en beleid vergroot moest worden. Dit besef kwam tot stand door een achteruitgang in de subsidies voor wetenschappelijk onderzoek en publieke bezorgdheid over milieuvervuiling door de industrie en kernenergie (welke beleidsmatig ingevuld zijn) (Gregory & Miller, 1998; Lengwiler, 2008). Het idee was dat als burgers meer zouden weten over wetenschap en de wetenschappelijke methode, ze wetenschap en beslissingen omtrent wetenschap zouden gaan waarderen en accepteren (Gregory & Miller, 1998; Weldon, 2004). In eerste instantie werd dit gedaan door burgers voor te lichten over deze onderwerpen (nog steeds eenrichtingsverkeer) (figuur 1). Maar het besef kwam snel dat het vergroten van kennis over onderwerpen niet evenredig is met het vergroten van de acceptatie van deze onderwerpen (Weldon, 2004). Informatierichting Voorlichten Wetenschappers/Beleidsmakers
Burgers
Raadplegen Wetenschappers/Beleidsmakers
Burgers
Participeren Wetenschappers/Beleidsmakers Figuur 1 Drie ideaalvormen van communicatie
Burgers Bron: Rowe & Frewer, 2005
Vanuit dit besef is een verandering in communicatie ontstaan. Bij de nieuwe vormen van communicatie over wetenschap en beleid kan onderscheid worden gemaakt tussen raadplegen en participeren. Hierbij is raadplegen nog steeds eenrichtingsverkeer (figuur 1), waarbij beleidsmakers of wetenschappers de burger om hun mening vraagt. Deze vorm van communicatie wordt geïnitieerd vanuit de wetenschap of overheid. De andere vorm van communicatie is participatie. Wetenschappers of beleidsmakers gaan in gesprek met burgers, waarbij meningen en ideeën worden uitgewisseld (Rowe & Frewer, 2005). Het gaat hierbij, in tegenstelling tot de andere twee communicatievormen, om twee richtingsverkeer (figuur 1).
7
Theoretisch kader
2.2.
Burgerparticipatie & Interactieve beleidsvorming
In dit onderzoek staat de communicatievorm participatie centraal. Afwisselend wordt er gesproken over verschillende begrippen als burgerparticipatie, participatieprocessen en interactieve beleidsvorming, waarmee hetzelfde wordt bedoeld. Belangrijk is dat vooraf duidelijk is waar deze begrippen voor staan. De volgende definitie voor interactieve beleidsvorming/participatieprocessen is afgeleid van Pröpper en Steenbeek (1998). Een participatieproces is een beleidsproces waarin burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven en/of andere overheden in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken worden om in een open wisselwerking en/of samenwerking met hen tot de voorbereiding en/of de bepaling van beleid te komen (Pröpper & Steenbeek, 1998). Interactieve beleidsvorming of participatieprocessen kunnen in verschillende stadia van de beleidsontwikkeling plaatsvinden en met verschillende actoren. Daarnaast kan participatie in verschillende vormen worden toegepast. Door verschillende auteurs zijn verschillende zogenaamde participatieladders opgesteld die deze vormen weergeven (o.a. Arnstein, 1969; van Houten & von Meijenfeldt, 1992; Edwards & de Groot, 1997; Edelenbos & Monnikhof, 1998; Mostert, 2003). In dit rapport wordt uitgegaan van de participatieladder van Edelenbos en Monnikhof (1998) (figuur 2).
Meebeslissen Beleidsmakers laten de beleidsontwikkeling over aan betrokkenen en hebben slechts een adviserende rol. De resultaten worden overgenomen, na toetsing aan vooraf gestelde randvoorwaarden.
Coproduceren Beleidsmakers en betrokkenen komen gezamenlijk tot beleidsontwikkeling. Beleidsmakers verbinden zich aan deze oplossing.
Adviseren Burgers kunnen ideeën aandragen welke mee worden genomen in de ontwikkeling van het beleid
Raadplegen Beleidsmakers peilen de mening van burgers, maar verbinden zich niet aan de resultaten hiervan.
Informeren Informatieverschaffing aan burgers over genomen besluiten.
Figuur 2 Participatieladder Bron: Edelenbos & Monnikhof, 1998
8
Theoretisch kader
2.3.
Vermaatschappelijking van het beleid
Interactieve beleidsvorming is een beleidsproces dat zich in Nederland de afgelopen decennia heeft ontwikkeld. Aan het eind van de jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw kwam er steeds meer ongenoegen over de ondemocratische wijze van besluitvorming van de overheid. Burgers eisten meer participatie. Dit werd bewerkstelligd door het verruimen van bezwaar- en beroepsprocedures (Leroy & Van Tatenhove, 2000). De effecten van deze nieuwe voorzieningen zijn vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw onderzocht. Uit deze onderzoeken blijkt dat de voorzieningen niet leiden tot meer of betere politieke participatie (Leroy & Van Tatenhove, 2000). In de jaren tachtig van de vorige eeuw vond er daarom een verdere vermaatschappelijking van het beleid plaats. Vanaf dan kunnen burgers zich zowel actief als reactief opstellen. Nu wordt er in beleidsvoorbereiding, planvorming en uitvoering met burgers gecommuniceerd (Leroy & Van Tatenhove, 2000). Een nog verdere vermaatschappelijking van het beleid werd in gang gezet na de gemeenteraadsverkiezingen van 1990. De opkomst bij deze verkiezingen werd als dramatisch laag ervaren. De suggestie werd hierdoor gewekt dat het lokale bestuur, dat het dichtst bij de burgers werd verondersteld te staan, zijn draagvlak en legitimiteit aan het verliezen was. Uit onderzoek bleek vervolgens dat burgers slecht op de hoogte waren van de gemeentelijke politiek en waren de gemeentelijke politici op hun beurt slecht op de hoogte van wat er onder de plaatselijke bevolking leeft. Ook werd de lokale politiek als ontoegankelijk ervaren. Een vernieuwing van het lokale bestuur was nodig om de kloof tussen burgers en bestuur te dichten (Edelenbos & Monnikhof, 2001). Vanaf het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw wordt er daardoor geëxperimenteerd met nieuwe methoden van interactie tussen overheid en burger (Leroy & Van Tatenhove, 2000; Pröpper & Ten Braak, 1996). Daarbij is de inzet om de kloof tussen burger en overheid te verkleinen en de publieke betrokkenheid en het draagvlak te vergroten (Pröpper & Ter Braak, 1996). Burgers en andere belanghebbenden worden nu in een eerdere fase en op een opener wijze bij de beleidsvoorbereiding betrokken (Leroy & Van Tatenhove, 2000). Ook in de 21e eeuw is interactieve beleidsvorming nog een populaire vorm van beleidsontwikkeling. Op lokaal niveau is de spreiding en de diversiteit van interactieve beleidsvorming wellicht het grootst (Hendriks & Tops, 2001; Edelenbos & Monnikhof, 2001). Steeds meer gemeenten passen deze vorm van beleidsvorming toe op gebiedsinrichting en het vormen van stadsvisies (Tops, 1999; De Bruin et al., 1998).
2.4.
Voordelen van interactieve beleidsvorming
De overheid maakt om verschillende redenen gebruik van participatieve processen voor de ontwikkeling van beleid. Een van de belangrijkste argumenten is dat door participatie het draagvlak en daardoor de acceptatie van het beleid wordt vergroot (Mostert, 2003). Acceptatie van het beleid verkleint de kans op weerstand tijdens de invoering ervan, dit spaart tijd en geld (Mostert, 2003). Andere voordelen van participatieve processen voor de overheid zijn: het verhogen van de kwaliteit van het project of beleid, creëren van een effectiever beleid en sociaal leren (Mostert, 2003). Met sociaal leren wordt leren in groepen bedoeld, waarbij de beleidsmakers leren van experts en van burgers (Mostert, 2003) (zie ook voordelen voor burgers). Naast deze voordelen heeft het gebruik van participatieve processen ook nadelen. Het uitvoeren van deze processen kost vaak veel tijd en geld. Aan een participatieproces doet doorgaans maar een klein deel van de bevolking (of inwoners van een gemeente) mee, het deel dat participeert is vaak niet representatief voor de hele bevolking. Georganiseerde belangenverenigingen, hoog
9
Theoretisch kader
opgeleide mensen en mensen die dicht bij de locatie voor het te plannen nieuwe project wonen zijn vaak overgerepresenteerd (Mostert, 2003). Daarnaast trekken participatieprocessen vaak mensen die zich zorgen maken of tegen de voorgenomen plannen zijn (DETR, 2000). Participatieprocessen leiden ook niet automatisch tot consensus. Deze processen kunnen burgers de indruk geven dat beleid of plannen snel zullen veranderen. Wanneer dit vervolgens niet gebeurt kan dit leiden tot frustratie en kunnen burgers het vertrouwen in beleidsmakers en het proces verliezen (DETR, 2000).
2.4.1. Voordelen voor burgers Volgens verschillende onderzoekers heeft niet alleen de overheid voordeel van een participatieproces, maar zijn er ook voordelen voor de deelnemende burgers. De voordelen die veel genoemd worden zijn (DETR, 2000; EC, 2003; Harrison et al., 2001; Irvin & Stansbury, 2004; Mostert, 2003): 1. grotere betrokkenheid bij het beleidsonderwerp; 2. vergroten van kennis over het onderwerp; 3. vergroten van de invloed van de burger; 4. vergroten maatschappelijke betrokkenheid. 5. sociaal leren; Grotere betrokkenheid bij het beleidsonderwerp: Door het meewerken aan de vorming van beleid zullen de burgers zich meer betrokken voelen bij dit beleid, zij zullen een bewustzijn creëren over het onderwerp en de problematiek en zich ‘eigenaar’ van het ontwikkelde plan gaan voelen (Harrison et al., 2001). Vergroten van kennis over het onderwerp: Door tijdens participatieprojecten samen te werken met (lokale) overheden krijgen burgers meer inzicht in de beleidsvormingsprocessen die zich binnen deze overheden afspelen. Daarnaast zullen burgers inhoudelijke kennis opdoen over het betreffende beleidsonderwerp door informatieverstrekking hierover tijdens het project (Irvin & Stansbury, 2004). Vergroten van de invloed van de burger: Publieke participatie laat burgers zien dat hun mening gewaardeerd wordt en als belangrijk wordt gezien. Hierdoor krijgen burgers vertrouwen in de overheid en het laat aan de burgers zien dat verandering mogelijk is (DETR, 2000). Burgers vinden vervolgens dat ze invloed hebben gehad op de beleidsvorming. Vergroten maatschappelijke betrokkenheid: Participatieprojecten zijn een investering in de sociale structuren en relaties binnen een gemeenschap (Harrison, et al., 2001). Burgers zullen nieuwe mensen leren kennen en contacten opdoen die ook na het project stand zullen houden. Burgers worden door publieke participatieprojecten actiever in hun omgeving en zullen hier meer verantwoordelijkheid voor nemen (DETR, 2000). Door deze ontwikkelingen kan het gevoel dat ze deel uitmaken van de (lokale) maatschappij vergroot worden (DETR, 2000). Sociaal leren: Sociaal leren is een van de meest genoemde voordelen van participatieprojecten voor de deelnemers (burgers). “Sociaal leren gaat over verantwoordelijkheid nemen, naar aanleiding van uitdagingen. Het gaat over pogingen van groepen, sociale verbanden en netwerken om oplossingen te verzinnen voor concrete problemen” (Wildemeersch et al., 1997). Wildemeersch et al. (1997) hebben een kader opgesteld van vier assen, actie, reflectie, communicatie en coöperatie, waarlangs sociaal leren plaatsvindt. Deze vier processen worden elk gekarakteriseerd door spanningen en tegenstellingen. Sociaal leren draait om het vinden van een optimale en dynamische balans tussen tegenovergestelde processen (Wildemeersch et al., 1998). Sociaal leren is hiermee een complex en veel omvattend proces. Zodanig gecompliceerd dat het een studie op zichzelf kan zijn. Het gaat te ver om dit onderwerp in dit onderzoek op te nemen.
10
Theoretisch kader
In dit onderzoek is onderzocht of burgers die deel hebben genomen aan een participatieproject de hierboven beschreven voordelen hebben ervaren. Hierbij gaat het om de perceptie van de burgers. Onderzocht is of de burgers vinden dat ze (bijvoorbeeld) invloed hebben gehad of kennis over het onderwerp hebben opgedaan. Niet is onderzocht of dit ook echt zo is, of ze werkelijk invloed hebben gehad.
2.5.
Inter-persoonlijke processen in participatieprocessen
Alvorens een evaluatie van een participatieproces onder burgers uit te voeren, om daarmee te onderzoeken wat burgers in een dergelijk proces ervaren, is het belangrijk om te weten wat voor inter-persoonlijke processen er in een participatieproces spelen. Een participatieproces is vaak een onderhandelings- en communicatieproces waarbij verschillende inter-persoonlijke processen een rol spelen (Aarts & Van Woerkum, 2002). In deze paragraaf worden deze processen geanalyseerd vanuit het perspectief van de burger. De paragraaf zal dienen als theoretische achtergrond voor een evaluatie van een participatieproces. De bevindingen van dit theoretisch kader kunnen later gebruikt worden bij het analyseren van de resultaten van het evaluatieonderzoek.
2.5.1. Theoretische verkenning Er zijn veel aspecten die de ervaringen van burgers in een participatieproces beïnvloeden. Deze aspecten zullen van invloed zijn op of en wanneer de burger voordelen ziet in het proces. De manier waarop de burgers zichzelf framen en of ze in staat zijn hun ideeën en percepties te reframen is een belangrijke voorwaarde om samen tot een oplossing te komen (Entman, 1993; Aarts & Van Woerkum, 2002). Of burgers zich vrij voelen om te zeggen wat ze denken, en daarmee een bijdrage leveren aan het participatieproces hangt af van onzekerheden die zij voelen (Aarts & Van Woerkum, 2002). Een belangrijk aspect dat de ervaringen van burgers zal beïnvloeden is of ze zich onderdeel van de procesgroep voelen of dat zij de groep als “wij” versus “hen” ervaren. Dit kan geanalyseerd worden met de theorieën over groepsdenken. (Haslam, 2001). Burgers zijn niet bekend met het formele raamwerk, ideeën en concepten van de overheid. Burgers zullen met out-of-the-box ideeën komen. De rol van creatieve actie van zowel de burgers als de overheid zal invloed hebben op of de burgers zich serieus genomen voelen (Wagemans, 2002; Ford & Ogilvie, 1996). Deze vier aspecten worden hieronder verder uitgewerkt. 2.5.2. Reframen In een participatieproces komen verschillende actoren bij elkaar, waaronder burgers, om gezamenlijk een probleem op te lossen. Elke actor kijkt echter op een andere manier naar het probleem en naar zijn mede actoren. Dit, het beeld dat iemand van iets heeft, is een frame en wordt gevormd door het selecteren van aspecten van een waargenomen werkelijkheid (Entman, 1993). Om gezamenlijk tot een oplossing van het probleem te komen moeten actoren kunnen reframen. In het reframing proces leren de actoren hun eigen achterliggende ideeën (metaforen, voorbeelden en aannames) te begrijpen (Aarts & Van Woerkum, 2002). Het resultaat hiervan is dat actoren hun eigen frames niet meer als vanzelfsprekend zien. De actoren gaan dan de relaties tussen hun eigen problemen en die van anderen inzien, ze gaan het probleem in een breder perspectief zien. Dit is de basis om gezamenlijk tot een oplossing te komen (Aarts & Van Woerkum, 2002). Het optreden van reframing bij actoren gaat echter niet zo vanzelfsprekend als het hier wellicht lijkt. Verschillende aspecten bedreigen dit proces.
11
Theoretisch kader
2.5.3. Onzekerheden Reframen betekent dat zekerheden (eigen frames) op worden gegeven en dat je je op een onbekend pad van onzekerheden begeeft. Drie soorten onzekerheden kunnen worden onderscheiden: onzekerheden over de uitkomsten, onzekerheden over de onderhandelingen zelf en onzekerheden over leren (Aarts & Van Woerkum, 2002). Burgers die gaan deelnemen aan een participatieproces hebben vaak een heel helder idee over wat voor hen de gewenste resultaten van het project zijn. Die ideeën laten ze niet zomaar los. Om deze los te laten hebben ze vertrouwen nodig, vertrouwen in de andere actoren, vertrouwen in zichzelf en hun eigen capaciteiten en ze moeten erop vertrouwen dat het mogelijk is om samen tot goede oplossingen te komen. Een andere vorm van onzekerheid is onzekerheid over de onderhandelingen zelf. Mensen zijn in interacties met anderen altijd (bewust of onbewust) bezig met hoe ze op anderen overkomen. Zij willen graag aardig gevonden worden. Mensen proberen daarnaast ook fouten te voorkomen. Dit proberen ze niet alleen voor zichzelf te voorkomen, maar ook voor anderen (Aarts & Van Woerkum, 2002). Dit geldt zeker voor burgers die aan een participatieproces meewerken. Burgers die bij bestuurders en experts aan tafel zitten voelen zich vaak niet bekwaam genoeg om iets in te brengen (Van Woerkum, 1997). Dit hindert een open en eerlijk proces waar mensen van elkaar zouden moeten leren (Aarts & Van Woerkum, 2002). Een participatieproces is een belangrijk leerproces. Deelnemers leren bijvoorbeeld over standpunten en ideeën van anderen. Dit is een aspect wat ook tot onzekerheid kan leiden. Wanneer mensen met nieuwe feiten worden geconfronteerd bedreigt dit namelijk hun huidige denkbeelden. Dit veroorzaakt gevoelens van onzekerheid wat kan leiden tot weerstand om te leren (Aarts & Van Woerkum, 2002). Burgers in participatieprocessen zullen deze onzekerheden proberen te vermijden, dit wordt gedaan door bedreigende kennis en inzichten te negeren en zichzelf buiten de groep te plaatsen (Aarts & Van Woerkum, 2002). Deelnemers zien zichzelf dan niet meer als onderdeel van de groep, maar zien het proces als ‘ik’ of ‘wij’ tegen ‘zij’. Dit heeft als gevolg dat eigen frames worden behouden, met als gevolg dat het gewenste reframen niet optreedt. In dat geval wordt het heel moeilijk om het proces tot een bevredigend einde te brengen (Aarts & Van Woerkum, 2002). Burgers zullen het participatieproces in dat geval niet als positief ervaren en zullen ook de voordelen uit de literatuur niet ervaren. 2.5.4. Groepsdenken Om de kans op reframen te vergroten is het belangrijk dat de onzekerheden voor deelnemers van een participatieproces zo klein mogelijk zijn. Ze moeten zich onderdeel van de groep voelen, alleen op die manier kunnen de eigen en de gezamenlijke doelen worden behaald. Mensen in een groep zullen eerder naar de overeenkomsten tussen de deelnemers kijken, terwijl er tussen groepen geconcentreerd wordt op de verschillen. Groepen hebben een positieve perceptie over zichzelf (‘ons’) en een negatieve perceptie over de andere groep (‘hen’) (Haslam, 2001). Wanneer burgers zich onderdeel van de groep voelen, en geen last hebben van onzekerheden zullen ze zich vrij voelen om hun mening en ideeën kenbaar te maken. Ook zullen zij openstaan voor de inzichten en standpunten van groepsgenoten, dit vergroot de kans op reframen. Dit vergroot ook het idee van invloed hebben op het proces en het gevoel van betrokkenheid. Relaties tussen groepen kunnen volgens de contacthypothese worden verbeterd door groepen met elkaar in contact te brengen. Wanneer mensen uit verschillende groepen met elkaar in contact worden gebracht, kunnen zij elkaar meer als individuen gaan zien waardoor vooroordelen verdwijnen. Er zijn veel verschillende voorwaarden waaraan het contact tussen groepen moet voldoen om succesvol te zijn, vier hiervan zijn (Allport, 1954; Gordijn & Wigboldus, 2004):
12
Theoretisch kader
1. De groepen moeten een vergelijkbare status hebben; 2. De groepen moeten een gemeenschappelijk doel hebben, dat alleen door samenwerking kan worden bereikt; 3. Er moet ruimte zijn voor persoonlijke contacten tussen de groepen; 4. De autoriteiten moeten ondersteuning bieden. Met name voorwaarden 2, 3 en 4 zijn voorwaarden waaraan een participatieproces kan voldoen. De kans op groepsdenken, alle deelnemers als één groep ervaren, kan daarmee worden vergroot.
2.5.5. Creatieve actie Burgers kijken anders, vanuit een ander perspectief dan bestuurders naar problemen en oplossingen. Dit is waardevol, omdat deze nieuwe perspectieven het mogelijk maken om gedragspatronen te veranderen en nieuwe ingrepen en maatregelen te bedenken die eerder buiten het zicht lagen (Wagemans, 2002). Bestuurders zijn hier zelf meestal niet toe in staat. Zij denken vanuit een formeel perspectief, dat past bij het beleid dat wordt gevoerd. Bestuurders denken vanuit een vast keurslijf en kunnen daardoor meestal alleen oplossingen aandragen die daar in passen, dit zijn vaak oplossingen die al eerder zijn gebruikt. Daarmee wordt gereproduceerd wat al bestaat in plaats van dat er gekomen wordt tot nieuwe oplossingen (Wagemans, 2002). De inbreng van out-of-the-box ideeën van burgers zijn daarom heel waardevol en ook hard nodig. Deze ideeën hebben in vergelijking tot de bekende maatregelen vaak een hogere mate van onzekerheid, hebben pas resultaat op de langere termijn en liggen zoals gezegd niet in de denklijn van de overheid (March, 1991 in Ford & Ogilvie, 1996). Het gebruiken van deze alternatieven vraagt om inspanning, omdat het ingaat tegen onze natuur waarin we controle, stabiliteit en voorspelbaarheid verlangen (Ford, 1995 in Ford & Ogilvie, 1996). Van de bestuurders vraagt dit om een open instelling, ze moeten open staan voor de nieuwe out-of-the-box ideeën van de burgers. Wanneer ze dit niet doen, gaan niet alleen waardevolle ideeën verloren, maar daarnaast zullen burgers zich niet serieus genomen voelen. Dit brengt het participatieproces in gevaar. Wanneer ingebrachte ideeën als slecht of niet nuttig worden afgedaan, zullen burgers overgaan tot zelfbescherming en tot defensief redeneren. Het is daarom belangrijk om het inbrengen van nieuwe, creatieve ideeën te stimuleren. Hiervoor geldt wederom dat informatie wordt gedeeld in een open sociale omgeving waarin de actoren elkaar vertrouwen (Ford & Ogilvie, 1996). In een evaluatieonderzoek van een particpatieproject kan creatieve actie in twee aspecten onderzocht worden. Ten eerste kan geëvalueerd worden of er door de burgers out-of-the-box ideeën ingebracht zijn. Wat een out-of-the-box idee is, is echter moeilijk te definiëren. Ten tweede kan onderzocht worden of er volgens de burgers genoeg met deze ideeën is gedaan, of zij zich serieus genomen voelden. Alleen dit tweede aspect is in dit onderzoek geëvalueerd. 2.5.6. Conclusie inter-persoonlijke processen Inter-persoonlijke processen maken onderdeel uit van een participatieproces en hebben effect op de uitkomsten van een participatieproces. De beschreven inter-persoonlijke processen zijn met elkaar verbonden en hebben effect op elkaar en daarmee op de uitkomsten van het participatieproces. In het proces is een open, vertrouwelijke en prikkelende sfeer nodig om de deelnemers aan te zetten tot reframen en groepsdenken (Aarts & Maarleveld, 1999). Dat zal er toe leiden dat creatieve oplossingen worden in gebracht. In deze situatie is het zeer aannemelijk dat burgers die deelnemen de voordelen, ‘grotere betrokkenheid bij het beleidsonderwerp en de maatschappij’, ‘vergroten van de kennis’ en ‘vergroten van de invloed’ ervaren.
13
Theoretisch kader
2.6.
Evaluatie onderzoek
Uit het onderzoek in de jaren zeventig van de vorige eeuw bleek dat de verwachte effecten en voordelen van het verruimen van bezwaar- en beroepsprocedures niet optraden (Leroy & Van Tatenhove, 2000). De vraag is of dit met de nieuwe vormen van interactieve beleidsvorming wel het geval is. De beschreven voordelen die burgers ervaren tijdens een participatieproject zijn aannames gebaseerd op literatuur en expert judgement. Want hoewel er de afgelopen jaren een scala aan methoden is ontwikkeld om participatie toe te passen is er nog weinig zicht op de resultaten hiervan (Aarts & Maarleveld, 1999; Rowe & Frewer, 2004). Er zijn verschillende redenen aan te wijzen voor het uitblijven van evaluatieonderzoeken naar participatieprojecten. Dat participatiemethoden gebruikt blijven worden en een groot publiek aantrekken is voor velen genoeg bewijs voor de effectiviteit van deze methoden. Tevens wordt gezegd dat participatieprocessen niet de harde data genereren die nodig zijn voor een evaluatieonderzoek. Daarnaast zouden degenen die gevestigde belangen bij succes hebben, zoals de organisatoren, weerstand bieden tegen evaluatieonderzoeken. Zij zijn vaak al overtuigd van het succes van het participatieproject en zien geen meerwaarde in het uitvoeren van een duur en tijdrovend evaluatieonderzoek (Joss, 1995). Een ander probleem is het ontbreken van algemeen geaccepteerde criteria en methoden die nodig zijn voor het evalueren van participatieprojecten (Joss, 1995). Rowe & Frewer (2004) hebben een overzicht gemaakt van evaluatiestudies van participatieprojecten. Van de 32 evaluatiestudies die zij opnamen in hun onderzoek concentreerde de helft zich op de effectiviteit van het project vanuit het oogpunt van de uitkomst, het belang van de organisatoren. De andere helft definieerde effectiviteit met uitkomst en proces criteria, waarbij meer criteria over uitkomst dan over proces waren gedefinieerd. Slechts twee onderzoeken keken naar de effectiviteit van het (participatie)proces (Rowe & Frewer, 2004). Deze twee onderzoeken en twee onderzoeken waarbij een deel van de evaluatie criteria gericht was op het proces zijn nader bekeken. Drie van de vier studies vergelijken verschillende participatiemethoden op hun effectiviteit (Halvorsen, 2001; Renn et al., 1995) of evalueert of een participatiemethode geschikt is in een specifieke situatie (afvalbeleid) (Petts, 1995). Mayer et al. (1995) evalueerden een consensus conferentie1 over klonen. Zij evalueerden hoe de visie en de kennis van de deelnemers over het thema veranderden gedurende het proces. Deze vier evaluatiestudies zijn allen in meer of mindere mate gericht op de effectiviteit van het proces, maar allemaal vanuit het belang van de organisatoren van het proces. Geen van de studies onderzoekt het participatieproces vanuit het oogpunt van de burgers. Daarom is het zeer interessant om de ervaringen van burgers in een participatieproject te onderzoeken en om de aannames over voordelen voor burgers te testen. Dit is in dit onderzoek gedaan voor een participatieproject van de gemeente Tiel.
1
In een consensusconferentie bespreekt een groep burgers een maatschappelijk controversieel thema. De deelnemers zijn zelf geen deskundigen. Na kennismaking met het onderwerp leggen ze hun vragen voor aan een panel van experts. De antwoorden van de deskundigen vormen de basis voor verdere discussies. Het resultaat van de consensusconferentie is een rapport met de verwachtingen van de burgers en bevat ook hun aanbevelingen voor beleidsmakers (Elliot, et al., 2006).
14
Burgerparticipatie in de gemeente Tiel
3.
Burgerparticipatie in de gemeente Tiel
Na een zeer lage opkomst (48,3 %) bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1998, zette de gemeente Tiel alle zeilen bij om de burger meer te betrekken bij de stad en de politiek (Gemeente Tiel, 2005a). De gemeente organiseerde verschillende projecten waarbij burgers konden meepraten, meedenken en meebeslissen. Het Waalfrontproject, dat in dit onderzoek centraal staat, is het vierde participatieproject van de gemeente Tiel, dat uitgevoerd werd in de periode 2004-2006. Tijdens dit project hebben burgers meegedacht over verschillende scenario’s, ontwikkelingsperspectieven en de concrete invulling van deelgebieden aan de Waal. Belangrijkste doel van burgerparticipatie bij dit project was steun krijgen van de bevolking voor de plannen (Gemeente Tiel, 2007).
3.1.
Waalfrontproject
Om burgers van Tiel op de hoogte te brengen van de eerste bijeenkomst van het Waalfrontproject, zette de gemeente verschillende communicatiemiddelen in. Persberichten werden verstuurd naar de (lokale) media en artikelen in huis-aan-huisbladen. Burgers die al eerder aan participatieprojecten hadden deelgenomen werden via een persoonlijke uitnodiging benaderd (Gemeente Tiel, 2007). Deelnemers van de bijeenkomsten konden zich op een deelnemerslijst laten zetten. Vervolgens kregen zij dan een verslag van de bijeenkomsten en een uitnodiging voor een volgende avond thuis gestuurd. Voor het Waalfrontproject zijn door de gemeente Tiel 5 participatiebijeenkomsten georganiseerd (30- 9-2004; 9-12-2004; 16-11-2005; 25-1-2006; 12-9-2006) (tabel I). De opkomst tijdens deze avonden varieerde van 120 tot 150 deelnemers. Naast de vijf bijeenkomsten was er in de tussenliggende periode (2-3-2005) een bijzondere commissievergadering ABZ (algemene bestuurlijke zaken) over het Waalfront. Tijdens deze vergadering waren de burgers ook uitgenodigd en konden zij hun mening geven (Gemeente Tiel, 2007). Tabel I Invulling bijeenkomsten Waalfrontproject De bijzondere commissievergadering ABZ is cursief weergegeven Bron: Brieven gemeente Tiel aan deelnemers
Datum
Doel bijeenkomst
30-9-2004
Accent bepalen: wonen, recreëren of economie Praten over verschillende functies die aan gebied gegeven kunnen worden Reageren op raadsvoorstel
9-12-2004
2-3-2005 16-11-2005 25-1-2006 12-9-2006
Meedenken over verdiepingsslag in workshops Reacties krijgen op schetsboek en wonen op het water Informeren over wat er met ideeën en suggesties van burgers is gedaan
Belangrijke agendapunten Product n.a.v. bijeenkomst bijeenkomst Schets Waalfront Presentaties: schets Waalfront, ideeën 5 architecten
Waalfront forum stelt zich voor Presentaties schetsboek en wonen op het water Presentatie Masterplan
Raadsvoorstel
Besluit door gemeenteraad Schetsboek Waalfront Concept Masterplan
15
Burgerparticipatie in de gemeente Tiel
De eerste drie participatiebijeenkomsten (30-9-2004, 9-12-2004 en 16-11-2005) werden geopend met een inleiding en een presentatie over wat er tot dan toe ontworpen was of over nieuwe ideeën. Vervolgens werd de zaal opgesplitst in groepen. Deze groepen gingen uiteen om samen te discussiëren over hoe het Waalfront er volgens de deelnemers uit zou moeten zien. De eerste avond werd er met name gesproken over waar het accent van de inrichting zou moeten liggen: wonen, recreëren of economie. Tijdens de twee bijeenkomsten die volgden (9-12-2004 en 16-11-2005) is in de groepen verder gesproken over hoe invulling te geven aan het gekozen thema recreatie-economie. Tijdens deze groepsdiscussies konden burgers ook eigen ideeën inbrengen. Voorbeelden van dergelijke ideeën zijn het aanleggen van speelplaatsen en kleinschalige horeca aan het Waalfront. De groepen werden onder andere voorgezeten door de burgemeester, de gemeentesecretaris en de wethouder Ruimtelijke Ordening. Aan het eind van de avond kwamen de groepen weer samen en werden de bevindingen van de verschillende groepen aan de zaal gepresenteerd (Gemeente Tiel, 2007). De bijzondere commissievergadering ABZ had als doel om het resultaat van de participatiebijeenkomsten (uitgewerkt in een raadsvoorstel) aan de commissie te presenteren en te horen of de commissieleden het hier mee eens waren. Tijdens deze vergadering konden burgers ook hun mening geven over het raadsvoorstel. Tijdens de laatste twee bijeenkomsten werd de zaal niet meer in groepen gedeeld. Tijdens de voorlaatste bijeenkomst op 25 januari 2006 werd de stand van zaken gepresenteerd en werd er een presentatie over waterwonen gehouden. Deelnemers konden op deze presentaties reageren. De laatste bijeenkomst had als doel de deelnemers te informeren over wat er in het Masterplan was gedaan met de ideeën en suggesties die zij hadden aangedragen. Tijdens de bijeenkomsten werden beslissingen formeel vastgelegd. Voordat de burgers verder spraken over een volgende stap, werd de voorgaande definitief afgerond. Daarnaast moest in verschillende stadia van het proces de gemeenteraad groen licht geven voor de volgende stap. Burgers mochten meedenken over het plan, maar de uiteindelijke beslissingen werden genomen door de gemeenteraad (Gemeente Tiel, 2007). Het participatieniveau was tijdens de eerste bijeenkomsten anders dan tijdens de laatste twee bijeenkomsten. Tijdens de eerste bijeenkomsten konden de deelnemers meepraten over waar het accent van de inrichting van het Waalfront zou moeten liggen en over de concrete inrichting. Hiermee hadden de burgers een adviserende rol. Bij de voorlaatste bijeenkomst konden de burgers alleen reageren op de uitwerking van de gemeente en de presentatie over waterwonen, deelnemers konden daar geen eigen inbreng meer kwijt. De burgers werden tijdens deze bijeenkomst geraadpleegd. Tijdens de laatste bijeenkomst werd het Masterplan gepresenteerd en werden de burgers slechts geïnformeerd. Waalfront forum Een groep actieve burgers (circa 10) vormde na een aantal bijeenkomsten, op eigen initiatief, het Waalfront forum. Dit hebben zij gedaan met het idee gezamenlijk sterker te staan om de ideeën van de burgers onder de aandacht van het college te brengen (Gemeente Tiel, 2005b). Het forum heeft in samenwerking met de Kamer van Koophandel aparte bijeenkomsten georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten kregen burgers die ideeën hadden voor het Waalfront nogmaals de kans deze te presenteren. Het Waalfront forum heeft al deze ideeën gebundeld. Het Waalfront forum wilde waarborgen dat deze ideeën in het uiteindelijke Masterplan zouden terugkomen. Daarnaast wilde het forum bewerkstelligen dat het plan ook echt uitgevoerd zou worden en niet zoals een eerder plan voor het Waalfront in een la zou verdwijnen (Gemeente Tiel, 2007). Het forum voerde daartoe gesprekken met wethouders en fracties. Het Waalfront forum woonde ook een aantal sessies van het gemeentelijk ontwerpteam
16
Burgerparticipatie in de gemeente Tiel
bij, dat de schets uitwerkte tot een Masterplan. “Een privilege, omdat de gemeente niet meer om de groep heen kon” (Gemeente Tiel, 2007).
3.2.
Evaluatie
Op 15 november 2006 nam de gemeenteraad het Waalfront Masterplan unaniem aan. De Gemeente Tiel is erg tevreden over het Waalfrontproject, zo blijkt uit hun publicatie over dit project. “Iedereen is tevreden over het eindproduct…Ook over het proces zelf hebben de meeste betrokkenen – bestuurders en inwoners – niets dan lof” (Gemeente Tiel, 2007). Volgens de gemeente is een evaluatie van het participatieproject dan ook niet nodig. Op de vraag of de gemeente Tiel het Waalfrontproject heeft geëvalueerd antwoordt de heer Sawade (manager bestuur en communicatie van de gemeente): “Nee, 80% (van de bevolking) was het eens met de uitkomst, dat zegt genoeg dan is een evaluatie niet nodig” (Sawade, 2007). Toch zou er een verschil kunnen zijn in hoe burgers het proces beleefd hebben en hoe zij naar de uitkomst kijken.
17
Onderzoeksmethode
4.
Onderzoeksmethode
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het onderzoek dat in de vorige hoofdstukken is beschreven is uitgevoerd.
4.1.
Casus: Waalfrontproject Tiel
Om te onderzoeken wat burgers tijdens een participatieproces ervaren, zijn burgers die bij een dergelijk proces betrokken zijn geweest geënquêteerd en geïnterviewd. Daarbij is uitgegaan van een casus, een participatieproject van de gemeente Tiel, het Waalfrontproject. Dit project wordt gezien als een goede casus voor dit onderzoek. Bij het proces is een grote groep burgers betrokken geweest, per avond tussen de 120 en 150 deelnemers. Het project is afgerond, waardoor de deelnemende burgers een goed beeld hebben van het proces en weten wat de uitkomst is. Het inrichtingsplan van het Waalfront is voltooid, maar is nog niet uitgevoerd. De resultaten van het Waalfrontproject zijn nog niet zichtbaar. Het Masterplan is echter wel uitgewerkt en gepresenteerd, iets wat ook als resultaat gezien kan worden.
4.2.
Mixed methods
De laatste jaren is het gebruik maken van mixed methods in de sociale wetenschappen een populaire strategie geworden. Bij een mixed method wordt gebruik gemaakt van zowel een kwalitatieve als een kwantitatieve methode en analyse in een onderzoek. Daarbij worden de data gelijktijdig of na elkaar (sequentieel) verzameld. De data van één van de twee methoden krijgt een prioriteit in het onderzoek toegeschreven. Vervolgens worden de data in één of meerdere stadia van het onderzoek geïntegreerd. Het gebruik van mixed methods werd voorheen aangevochten, omdat kwalitatieve en kwantitatieve methoden voortkomen uit verschillende paradigma’s. Nu wordt geredeneerd vanuit het idee dat de onderzoeksvraag het belangrijkst is, belangrijker dan de methode en de theoretische kaders die daaraan ten grondslag liggen. Het gebruik maken van zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden kan de resultaten verrijken. Het geeft de mogelijkheid om resultaten te generaliseren van een steekproef naar een populatie en om een beter begrip te krijgen van het onderzoeksobject (Hanson et al., 2005; Tashakkori & Teddlie, 2003). In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een mixed method, waarbij de twee onderdelen (kwalitatief en kwantitatief) gelijktijdig zijn ingezet en in intentie dezelfde prioriteit hebben. In de praktijk hebben de kwalitatieve onderzoeksdata prioriteit gekregen (zie ook paragraaf 4.4). Bij de interpretatie is gekeken of de data van beide onderdelen overeenkomen en elkaar aanvullen of afwijken (Hanson et al., 2005).
4.3.
Kwalitatief onderzoek
Voor het kwalitatieve deel van dit onderzoek zijn vijftien burgers uit Tiel geïnterviewd. Deze respondenten hebben zichzelf hiervoor aangemeld door onderaan de enquête een antwoordstrook in te vullen. De respondenten hebben allemaal drie of meer bijeenkomsten van het Waalfrontproject bijgewoond. Er is geprobeerd een zo gemêleerd mogelijk gezelschap te interviewen. De groep bestaat uit tien mannen en vijf vrouwen, waarvan acht mensen nog werken en er zeven met pensioen zijn. Zeven respondenten hebben al eerder meegedaan aan een participatieproject van de gemeente Tiel, acht respondenten hebben nog niet eerder 18
Onderzoeksmethode
meegedaan. Onder de vijftien respondenten is één lid van het Waalfront forum en drie burgers die een eigen idee hebben gepresenteerd voor het Waalfront. Een ander belangrijk aspect is dat acht respondenten aan de Waal wonen, direct aan het plangebied. De interviews werden allemaal bij de respondenten thuis afgenomen, de duur van de interviews varieerde van veertig minuten tot twee uur. Tijdens de interviews is gebruik gemaakt van een semigestructureerde interviewguide (bijlage 2). De interviewguide bevat vragen over de volgende onderwerpen: Algemene vragen: dit onderdeel bevat vragen over de woonsituatie van de respondent, de betrokkenheid bij het Waalfrontproject en de visie op het meedoen aan dergelijke projecten; Proces en inhoud van het Waalfrontproject: in dit deel van het interview werden vragen gesteld over de verwachtingen die de respondent van te voren van het project had. Daarnaast werden vragen gesteld over de invulling van de bijeenkomsten, de rol van burger en gemeente tijdens het project. Aan het eind van dit onderdeel werd er naar een algemeen oordeel over de inhoud van het project, het proces en de uitkomst gevraagd. Tussen deze vragen door werd er gevraagd of de respondenten vertrouwen hadden in het project en het proces en werd er gevraagd naar ervaren onzekerheden en invloed; Groepsgevoel: tijdens dit blok werd gevraagd naar het groepsgevoel en werden vragen met betrekking tot reframen gesteld; Vervolgtraject: dit deel bevatte vragen over informatieverschaffing, betrokkenheid en vertrouwen in de uitvoering van het Masterplan; Voordelen: Als laatste onderdeel is de respondenten gevraagd of ze tijdens het project voordelen hebben ervaren. Vervolgens zijn de voordelen uit de literatuur aan de respondenten voorgelegd en is hen gevraagd om hierop te reageren. De interviews zijn met een cassetterecorder opgenomen en vervolgens letterlijk uitgetypt. Respondenten hebben alleen een code gekregen, bestaande uit een letter (V voor vrouw en M voor man) en een cijfer. Per onderwerp is een memo gemaakt, waarin de antwoorden van alle respondenten over het betreffende onderwerp zijn verzameld. Vervolgens zijn deze antwoorden gegroepeerd, en geanalyseerd.
4.4.
Kwantitatief onderzoek
Om een algemene indruk te krijgen van hoe de burgers die hebben deelgenomen aan het Waalfrontproject dit hebben ervaren is onder hen een enquête verspreid. Deze enquête bestaat uit 34 vragen (bijlage 1). Negen daarvan zijn van demografische aard, vijf zijn stellingen en de rest van de vragen heeft betrekking op hoe de respondenten het project hebben ervaren. Bij elke vraag zijn vijf keuzemogelijkheden gegeven. Bij de vraag ‘bent u tevreden over het verloop van het proces? Kon geantwoord worden met: heel tevreden, tevreden, neutraal, niet tevreden, helemaal niet tevreden. Bij de stellingen waren vier antwoorden mogelijk: helemaal mee eens, beetje mee eens, beetje oneens, helemaal oneens. In de eerste week van juli zijn door de gemeente Tiel 313 enquêtes verspreid onder deelnemers van het Waalfrontproject. De enquêtes werden begeleid door een brief met tekst en uitleg over het doel en het invullen van de enquête. De respondenten hadden vanaf de dag van versturen tot de deadline voor het insturen van de enquête zeventien dagen voor het invullen van de vragenlijst. De deadline was op de dag dat de zomervakantie begon voor het basisonderwijs in de gemeente.
19
Onderzoeksmethode
Van de 313 enquêtes zijn er maar 63 ingevuld teruggestuurd (twee zijn oningevuld terug gestuurd), de respons is hierdoor maar 20%. De gemeente Tiel is daarom verzocht om een herinneringsbrief te sturen en de deadline voor het insturen van de enquêtes met een week te verlengen. De gemeente Tiel wilde hier echter niet aan meewerken. Zij had hier verschillende redenen voor. In de twee maanden voor het uitsturen van de enquête over het Waalfront was er onder 40.000 inwoners een leefbaarheidenquête gehouden. De gemeente Tiel wilde haar inwoners niet nogmaals lastig vallen met een herinnering voor nog een enquête. Een andere reden was het investeren van extra tijd en geld in een herinneringsbrief die, naar inzien van de contactpersoon bij de gemeente, een minimaal resultaat zou hebben. De brief zou namelijk bij de burgers op de mat vallen in de vakantieperiode, dit maakte de kans kleiner dat bewoners deze zouden lezen en de enquête alsnog zouden invullen. Het was de bedoeling dat de enquêtes alleen aan burgers verstuurd zouden worden. Helaas is de enquête verstuurd naar alle deelnemers van de bijeenkomsten van het Waalfrontproject. Onder deze deelnemers zijn 89 bedrijven en verenigingen, waarvan 50 binnen Tiel en 39 van buiten Tiel. Daarnaast is het project ook bijgewoond door 35 individuele deelnemers van buiten de gemeente Tiel. Vertegenwoordigers van bedrijven en deelnemers van buiten de gemeente Tiel hebben andere belangen dan burgers van Tiel en zullen de avonden daardoor anders ervaren. De enquêtes zijn anoniem ingevuld, waardoor niet achterhaald kan worden welke door burgers uit Tiel en welke door vertegenwoordigers van bedrijven en deelnemers van buiten Tiel zijn ingevuld. Met de resultaten van de enquête kan daardoor geen antwoord op de vraag worden gegeven hoe burgers van de gemeente Tiel het Waalfrontproject hebben ervaren. Om deze reden en omdat de respons op de enquête laag is, zijn de enquêtes alleen descriptief geanalyseerd met behulp van SPSS. Met deze gegevens kan een globaal beeld worden geschetst van hoe de deelnemers van het Waalfrontproject dit project hebben ervaren.
20
Resultaten
5.
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek besproken. Eerst zal in paragraaf 5.1 de resultaten van het kwalitatieve deel van het onderzoek worden besproken en in paragraaf 5.2 het kwantitatieve deel van de resultaten. In de tekst zijn citaten van respondenten verwerkt om de resultaten te ondersteunen. In de tekst is af en toe ter verduidelijking van de resultaten een stukje interpretatie ingevoegd, deze zijn herkenbaar doordat ze cursief zijn gedrukt. In paragraaf 5.3 zijn de resultaten van de twee onderzoeksonderdelen met elkaar vergeleken.
5.1.
Kwalitatief onderzoek
In deze paragraaf worden de resultaten van de interviews besproken. Eerst worden de algemene bevindingen van de respondenten over het project beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de voordelen die zij al dan niet hebben ervaren en de sociale processen die tijdens het Waalfrontproject hebben gespeeld.
5.1.1. Algemeen Iets meer dan de helft van de geïnterviewden (8) wist vooraf niet hoe het proces er in zijn geheel uit zou gaan zien. Verschillende geïnterviewden geven aan dat voor aanvang van iedere bijeenkomst wel duidelijk werd gemaakt wat de bedoeling van die specifieke bijeenkomst was, maar de geïnterviewden wisten niet wat dan het vervolg zou zijn en wanneer er een volgende avond zou komen. Twee geïnterviewden geven aan dat ze door hun ervaring met dit soort projecten wisten hoe het proces er uit zou gaan zien. Voor de meeste geïnterviewden (11) was duidelijk wat de rol van de burger zou zijn. “Dat werd ook iedere avond uitgelegd” (M2). “Het inbrengen van ideeën” (M6). “Ze *de gemeenteambtenaren] wilden weerwoord hebben, ze wilden gewoon de klank van de burgers horen” (M10). “Dat werd vanaf het begin af aan gezegd, van jullie hebben als burger geen andere rechten dan inspraak” (M1). Uitkomst Tabel II Antwoorden op vragen over het Masterplan
Tevreden over de uitkomst van het project Vertrouwen in de uitvoering van het Masterplan
Ja 12 3
Nee 3 12
Het grootste deel van de respondenten is tevreden over de uitkomst van het Waalfrontproject. “Ik vind het heel knap” (V1). “Ja, de inhoud is leuk, het ziet er allemaal fantastisch uit” (M6). “Ik vind het een schitterend plan, schitterend” (M7). Een aantal respondenten (2) vindt dat het een vrij behoudend plan is. Deze respondenten vinden dat het “spectaculairder” (V2) had gemogen. Maar de meerderheid van de respondenten is blij dat de “wilde” plannen die op de eerste avond werden gepresenteerd terug zijn gebracht naar een schaal die bij Tiel past. “Ik heb wel het gevoel dat het tot een schaal teruggebracht is die past bij Tiel. Niet zoals we gestart zijn met die hele futuristische dingen” (V3).
21
Resultaten
Waar veel respondenten (7) moeite mee hebben, zijn de geplande waterwoningen. “Die drijvende woningen, dat zie ik niet zitten, de rest is mooi” (M6). Verschillende argumenten worden aangedragen. Een aantal respondenten vindt dat er te veel woningen zijn gepland, anderen zijn het er niet mee eens dat deze woningen in de Willemspolder, een natuurgebied, komen. De meesten denken dat het onuitvoerbaar is om daar drijvende woningen te realiseren of het aantal te realiseren dat nu gepland is. Vijf respondenten geven aan dat ze het eens zijn met de visie uit het Masterplan, maar dat het plan nog niet concreet genoeg is en dat het project nog niet af is. Deze burgers, veelal de omwonenden, hebben daarin nog een afwachtende houding, ze weten nog niet wat er concreet gaat gebeuren en wat dat voor hen gaat betekenen. “Het moet nog blijken wat het uiteindelijk gaat worden. Dus hoe het er in de praktijk uit komt te zien. Ze gaan in de Kleine Willemspolder iets van waterwonen doen, blijven wij met onze woonboot dan hier liggen of moeten we daar naar toe. Dat weet ik niet, dat is uitwerking” (M2). Hoewel de respondenten over het algemeen tevreden zijn over het Masterplan, hebben ze niet veel vertrouwen in de uitvoering ervan. Slechts drie respondenten hebben volledig vertrouwen in de uitvoering. De rest van de respondenten is hier terughoudend in of geeft aan helemaal geen vertrouwen te hebben in de uitvoering. Verschillende argumenten worden aangedragen. Een aantal respondenten vraagt zich af of het benodigde geld voor de uitvoering wel beschikbaar is. Anderen denken dat het Masterplan technisch onuitvoerbaar is of zien tegenstrijdigheden met andere plannen van de gemeente. Dan zijn er vier die bang zijn dat de gemeente zich niet aan het plan zal houden of dat er een nieuwe gemeenteraad komt die het plan alsnog verwerpt. “Na een verkiezing heb je weer een hele andere samenstelling en die kunnen weer hele andere ideeën hebben en blijft zo’n plan dan ook wel de leidraad” (V3)?
5.1.2. Waardering proces In onderstaande paragrafen wordt besproken wat de algemene waardering van de respondenten was van het participatieproces. Wat vonden de respondenten goed en wat vonden ze minder goed aan het proces? Positief “Goed is dat de burgers wat hebben kunnen zeggen, dat *ze+ hun mening [hebben] kunnen geven” (M8). De helft van de geïnterviewden geeft aan dat ze het positief vinden dat er inspraak was, dat ze hun mening konden geven. Alle respondenten zijn zeer positief over de organisatie van de avonden en de informatieverstrekking. De respondenten vonden het heel netjes dat ze voor elke bijeenkomst persoonlijk middels een brief werden uitgenodigd en dat in deze brief werd aangekondigd wat er precies die avond ging gebeuren. “En ze vertelden heel duidelijk in het begin van de avond, dan nog een keertje voor al die mensen die het niet zo goed hadden meegekregen, van luister zo en zo is de opzet en zo doen we het” (V2). “Informatieverstrekking die vond ik ook best goed. Met boekjes en toch met tekeningen om het te visualiseren” (M2). De geïnterviewden zijn ook tevreden over de structuur van de avonden. “De voorzitter die op dat moment aanwezig was die hield de touwtjes strak in handen, er werd op tijd pauze gehouden” (V4). De geïnterviewden geven aan dat er altijd een duidelijke agenda was en dat het verloop van de avonden van te voren bekend was. “..en de avondindeling van zo ver hebben wij het uitgewerkt dat is hetgeen waar we over willen praten zo doen we de avond de inspraak, workshop, presentatie en dan afsluiting” (M2).
22
Resultaten
Zes geïnterviewden zijn erg onder de indruk van de bijeenkomsten. Ze vertellen dat ze werden ontvangen in de raadszaal met een kopje koffie en dat er hele professionele presentaties werden gegeven. “Nou sowieso in een raadszaal natuurlijk, dat ziet er natuurlijk veel aardiger uit als in een zaaltje ergens buitenaf” (V1). “De eerste keer waren er zelfs architecten en zo, die ideeën gaven hoe zij de toekomst zagen” (M1). Dit soort aspecten heeft indruk gemaakt op deze burgers. De helft van de respondenten geeft aan dat ze door dit project positiever tegen de gemeente aankijken. “Ze zijn niet allemaal zo stoffig als ik dacht” (V2). Slechts twee respondenten geeft aan nu negatiever tegen de gemeente aan te kijken dan voor aanvang van het project. Ze geven hier beiden een andere reden voor. De één is lid van het Waalfront forum, zij geeft aan dat het heel veel energie kost om iets bij de gemeente voor elkaar te krijgen, dat je er met vriendelijk blijven niet komt. Daar heeft de gemeente haar in teleurgesteld. De andere respondent die nu negatiever tegen de gemeente aankijkt, zegt dat dit is veroorzaakt doordat de gemeente nu meer dan voorheen alleen maar geïnteresseerd is in het eigenbelang en niet in het belang van de burger. De rest van de respondenten zegt nu niet anders tegen de gemeente aan te kijken dan voorheen. Zij hebben allen door hun werk ervaring met de werkwijze van gemeenten. Negatief De geïnterviewden zijn minder eensgezind over de punten die ze minder goed vonden in het participatieproces. Zes geïnterviewden vonden het proces erg lang duren. Twee geïnterviewden gaven aan dat er twee avonden waren die qua inhoud met elkaar overlapten. Een aantal aspecten dat door de geïnterviewden (9) werd aangedragen komt enigszins met elkaar overeen. Vier respondenten hadden het idee dat er projectontwikkelaars bij de bijeenkomsten aanwezig waren waarvan ze niet goed wisten wat hun inbreng was. “Ik had toch het idee dat in zo’n proces heel veel projectontwikkelaars en dergelijke op de loer liggen” (V1). Twee respondenten gaven aan dat er gelobbyd werd door belangenverenigingen en/of projectontwikkelaars. “Ik proefde dat er gelobbyd was, ik proefde dat er belangen lobbies waren” (M4). Weer twee anderen hadden het idee dat de gemeente een verborgen agenda had en één respondent vond dat er plannen op tafel kwamen die niet voortkwamen uit wat er op eerdere avonden was afgesproken. Twee respondenten hadden verschillende keren gemerkt dat samenvattingen die van een avond of van een discussie werden gegeven in hun ogen niet strookten met de werkelijkheid. “Ik heb ook weleens het gevoel gehad dat samenvattingen van bijeenkomsten zo werden gemanipuleerd, of misschien niet het goede woord, of verandert dat het accent ietsje anders werd gelegd” (M1). Hoewel deze aspecten niet geheel met elkaar overeenkomen, gaat het wel allemaal over openheid. De respondenten hadden het idee of waren bang dat er dingen achter hun rug om werden gedaan. Waalfront forum Een belangrijke groep in het Waalfrontproject was het Waalfront forum, een groep actieve burgers. In de interviews is niet direct naar het Waalfront forum gevraagd, waardoor het aantal respondenten (8) dat niks over deze groep zegt hoog is (tabel III). Tabel III Kwantitatieve weergave van antwoorden op vragen over het Waalfront forum
Inbreng van het Waalfront forum was positief Het Waalfront forum heeft invloed gehad op de uitkomst van het project
Ja 2 7
Nee 5 -
Geen antwoord 8 8
23
Resultaten
De respondenten die wel iets over het Waalfront forum zeggen zijn daar zelf over begonnen en vervolgens is daarover doorgevraagd. De geïnterviewden hebben uiteenlopende meningen over deze groep. Een groot aantal respondenten noemt het Waalfront forum wel tijdens het interview, maar heeft er geen duidelijke mening over. Twee geïnterviewden zijn positief over de inbreng van deze groep. “Ja, ik vond wel dat zij al vanaf het begin meer visie hadden dan de burger, dan wij. Het waren ook goede gedachtes, want dat was juist, daarom was iedereen van laat ze er alsjeblieft bij zijn” (M1). Daarnaast waren er vijf respondenten die zich negatief uitten over het Waalfront forum. “Dat zijn ook weer bepaalde mensen die een bepaalde mening hebben en die er weer doorheen gaan drukken. Terwijl de meerderheid het overal wel mee eens is, zoals dat Masterplan er nu gekomen is. Het was wel een beetje een brutaal mens heeft de halve wereld groepje” (M8). “Dat zet je natuurlijk als individu buitenspel, want dan ben je als het ware een eenmansfractie tegenover een groep die zich toch wel heel zwaar profileerde in de pers uh ja waar de gemeente dan denk ik best wel rekening mee houdt” (M5). Het lid van het Waalfront forum dat is geïnterviewd, gaf aan zich één groep met de andere burgers te voelen en vindt dat het Masterplan het plan van de burgers is geworden. Toch zegt zij ook: “Van de burgers is niks in het project opgenomen, wat wij ingebracht hebben wel, maar van hen niet” (V5). Hiermee lijkt zij aan te geven dat ze boven de burgers hebben gestaan en niet één groep vormden. In het interview doet zij hier echter maar één uitspraak over, waardoor dit moeilijk te interpreteren is. In de paragraaf over groepsdenken verderop in het hoofdstuk zal hier op terug gekomen worden. De geïnterviewden, die hier iets over zeggen, geven allen aan dat het Waalfront forum invloed heeft gehad op de uitkomst van het Masterplan. Slechts één van hen vindt dat het Waalfront forum de enige burgergroep is geweest die invloed op de uitkomst heeft gehad. De rest van de respondenten vindt dat de overige burgers ook invloed gehad hebben.
5.1.3. Voordelen In de literatuur wordt aangenomen dat niet alleen beleidsmakers, maar ook burgers voordelen ervaren aan het meedoen aan een participatieproject. Vier geselecteerde voordelen uit de literatuur worden hieronder besproken. Vergroten betrokkenheid Masterplan Zoals al eerder is besproken is een groot deel van de respondenten tevreden over de uitkomst van het Waalfrontproject. De burgers voelen zich ook betrokken bij het Masterplan. Tien geïnterviewden geven aan dat ze het plan zien als een plan van de burgers. Slechts vier burgers zien dat niet, deze mensen vonden ook dat de burgers geen of minimale invloed op het plan hebben gehad. Tabel IV Antwoorden op de vraag of de respondent betrokken wil zijn bij het vervolgtraject van het Waalfrontproject.
Ja Betrokken bij het vervolgtraject
12
Nee 7 Passief 5 Actief
2
Geen antwoord 1
Twaalf burgers geven ook aan dat ze bij het vervolgtraject betrokken willen zijn. Een aantal geeft aan dit op een passieve manier te willen doen, door mee te werken aan bijeenkomsten wanneer de gemeente deze organiseert en hen daarvoor uitnodigt.
24
Resultaten
Vijf burgers geven aan dat ze het project zelf blijven volgen. Vier daarvan geven aan dat ze kritisch willen blijven volgen wat de gemeente met het plan gaat doen en eventueel in willen grijpen als het niet gaat zoals in het Masterplan staat. Opvallend is dat deze respondenten denken dat ze ook na afloop van het participatieproject nog invloed kunnen hebben. De overige respondenten vinden dat de uitvoering van het Masterplan verder aan professionals overgelaten moet worden en hebben geen behoefte daar zelf bij betrokken te zijn. Vergroten maatschappelijke betrokkenheid De helft van de geïnterviewden geeft aan tijdens de bijeenkomsten gesprekken te hebben gehad met andere burgers en medewerkers van de gemeente. Vier geïnterviewden geven aan dat zij nieuwe mensen hebben leren kennen en dingen over hun omgeving hebben geleerd. De meeste respondenten voelen zich maatschappelijk betrokken. De helft heeft al eerder meegedaan aan projecten van de gemeente Tiel. De maatschappelijke betrokkenheid van de geïnterviewden komt ook naar voren bij hun motivatie om mee te doen. Zeven burgers geven aan dat ze hebben meegedaan aan het project omdat ze geïnteresseerd zijn in hun woonomgeving. Tien burgers deden mee omdat ze op de hoogte willen zijn en blijven van wat er in hun omgeving gebeurt. De burgers die hebben meegewerkt aan dit project zijn burgers die betrokken zijn bij hun omgeving en willen weten wat daarin gebeurt. De geïnterviewden vinden het allemaal belangrijk om aan dit soort projecten mee te doen. Bij één respondent komt uit de motivatie om mee te doen geen maatschappelijke betrokkenheid naar voren. Deze respondent geeft ook aan niet maatschappelijk betrokken te zijn. Als motivatie om mee te doen aan het Waalfrontproject geeft hij aan dat hij bang was dat zijn belang als directe aanwonende in de verdrukking zou komen. Vergroten kennis Een groot deel van de respondenten (8) geeft bij de vraag of ze iets geleerd hebben van het project in eerste instantie aan niks geleerd te hebben. Respondenten die wel iets geleerd zeggen te hebben, geven verschillende aspecten hiervan. Geen van de aspecten wordt door een meerderheid van de respondenten genoemd. Het belangrijkste aspect is de werkwijze van de gemeente. De geïnterviewden hebben meer inzicht in hoe de gemeente werkt, hoe besluiten worden genomen, maar ook met welke procedures en regelgeving de gemeente te maken heeft. Wat ook een aantal keer naar voren kwam is dat de respondenten hebben geleerd hoe complex het maken van plannen als het Masterplan is, dat het met heel veel andere plannen, organisaties en belanghebbenden samenhangt. Andere aspecten die (in mindere mate) naar voren kwamen waren kennis over wat er mogelijk is op en langs het water, kennis over de geschiedenis van Tiel en kennis over de concrete plannen. Ondanks dat een groot aantal respondenten in eerste instantie aangeeft niks geleerd te hebben, komt bij vijf van hen later in het interview toch een aantal van de bovengenoemde aspecten naar voren. Vergroten invloed De meeste geïnterviewde burgers hebben het idee dat ze invloed hebben gehad op de uitkomst van het Waalfrontproject (tabel V). Tien van de vijftien geïnterviewden vinden dat zij persoonlijke invloed hebben gehad. De geïnterviewden geven wel aan dat deze invloed niet groot of zelfs minimaal is. Toch vinden de meesten de bijdrage die ze hebben geleverd, hoe klein ook, wel belangrijk. “..al is het maar een heel klein stukje, al is het maar een honderdste procent waar je aan mee kan werken, dat is wel belangrijk” (V1).
25
Resultaten
Tabel V Antwoorden op de vraag of burgers invloed hebben gehad op de uitkomst van het Waalfrontproject
Invloed burgers
Persoonlijk 10
Algemeen 3
Geen invloed 2
Drie geïnterviewden geven aan dat ze niet persoonlijk invloed hebben gehad op de uitkomst, maar de burgergroep als geheel wel. Twee geïnterviewden geven aan dat de burgers helemaal geen invloed op de uitkomst hebben gehad. Alle respondenten die iets zeggen over het Waalfront forum geven aan dat deze groep meer invloed heeft gehad dan de overige burgers. Eén geïnterviewde was zelf lid van het Waalfront forum. Zij stelde zelfs: “Van de burgers is niks in het project opgenomen, wat wij *Waalfront forum] ingebracht hebben wel, maar van hen niet” (V5). Andere voordelen Tijdens de interviews is de respondenten gevraagd of ze voordelen hebben ervaren aan het meedoen aan het Waalfrontproject. De helft van de respondenten gaf aan dat ze veel mensen hebben leren kennen, zowel burgers als medewerkers van de gemeente. “Ik bedoel er zijn een hoop mensen die ik niet kende nou 95% kende ik niet voor ik daar kwam en nu ken ik wel 60%” (M7). Andere voordelen die door de respondenten naar voren werden gebracht zijn, leren van anderen, kennis opdoen over het project, invloed hebben en leren over de werkwijze van de gemeente. Tijdens de interviews is de respondenten gevraagd of ze zich kunnen vinden in de voordelen die in de literatuur gegeven worden. De meerderheid herkent de voordelen, slechts een enkeling herkent één of meerdere voordelen niet.
5.1.4. Sociale processen Tijdens een participatieproject spelen verschillende sociale processen: reframen, onzekerheden, groepsdenken en creatieve actie. Deze processen hebben invloed op hoe burgers het participatieproject ervaren en of zij voordelen ervaren aan het meedoen. Reframen De meeste geïnterviewden (12) geven aan dat ze tijdens het proces meningen hebben gehoord die anders waren dan hun eigen mening en dat ze begrijpen waar deze meningen vandaan komen (11). Vervolgens geven negen geïnterviewden aan dat ze hun eigen mening niet hebben aangepast na het horen van een andere mening. Slechts vijf respondenten geven aan hun mening te hebben aangepast na het horen van de mening van iemand anders. Toch leggen zes personen later in het interview uit dat ze geleerd hebben van de meningen van anderen. Ze vertellen dat ze deze meningen waardevol vonden en dat deze meningen invloed op hen hadden. Dit geeft aan dat deze respondenten niet vasthielden aan hun eigen mening. Ze lieten zich beïnvloeden door de mening van iemand anders. Deze respondenten hebben wel gereframed. Vier van deze zes respondenten zei daarvoor dat ze hun mening niet hadden aangepast. “Nou bij sommige dingen die je zelf eerst niet ziet zitten als ze daar dan over vertellen dat je dan denkt, ja dat is toch eigenlijk wel beter dan dat ik gedacht had” (M7). “Nou in die zin, zoveel mensen zoveel zinnen, dat je zelf een idee kunt hebben maar dat anderen dat ook hebben. Daar moet je wel naar kijken, dat hun idee net zo goed kan zijn als jouw idee” V3).
26
Resultaten
“Je leert hoe bepaalde mensen denken en dat schudt je continue, daar kun je veel van leren door ook heel goed te luisteren” (V1).
Vier van de geïnterviewden bleken erg star als het ging om de mening van een ander. Dit waren allen burgers die aan de Waal wonen. Deze respondenten hadden ook vaak de mening dat je ergens alleen over mee kan praten als je er verstand van hebt, vaak kwam dit overeen met aan de Waal wonen: “En dan komen er mensen met ideeën en dat slaat gewoon helemaal nergens op” (V1); “Ik vind je kunt ergens over meepraten als je er de achtergrond van weet” (V1); “Ik heb er altijd wat moeite mee als mensen ergens wat van vinden en ze hebben er eigenlijk helemaal niks mee te maken” (M2); “Je moet ook de finesses weten, anders heeft het zo weinig zin” (M6); “Die aan de andere kant van de stad wonen een visie hebben van dat moeten we zus en zo doen wat helemaal nergens op slaat in mijn idee” (M9); “Uh, omdat er dus een hele hoop mensen bij zijn, die niet hier geboren zijn, of in de binnenstad, die de Waal niet kennen, die zitten mee te praten over de meest idiote dingen” (M6); “Maar er zijn gewoon een paar vaststaande feiten vind ik, iets wat mooi is, is mooi en iets wat lelijk is, is lelijk” (M9). Onzekerheden De meeste respondenten (9) geven aan dat ze geen onzekerheden hebben gevoeld tijdens het Waalfrontproject. Drie respondenten geven aan dat ze in het begin onzeker waren over de inhoud van het project, omdat ze niet wisten welke kant het op zou gaan en of het niet (weer) in de doofpot gestopt zou worden. Eén persoon geeft aan dat hij onzeker werd, omdat hij het idee had dat de samenvattingen die over de bijeenkomsten of discussies werden gegeven niet helemaal strookten met de werkelijkheid. Drie anderen geven aan dat zij zich onzeker voelden over het praten voor een grote groep. Hoewel de respondenten veelal aangeven zich niet onzeker te hebben gevoeld tijdens het Waalfrontproject, komen er toch, wanneer verder doorgevraagd wordt, onzekerheden boven tafel. Zoals al eerder besproken is (waardering proces, negatief) had een groot aantal respondenten (9) het gevoel dat het proces niet helemaal open was, dat er gelobbyd werd en dat er projectontwikkelaars op de loer lagen. Daarnaast geven respondenten aan dat het makkelijker was om te spreken tijdens de discussies in de werkgroepen dan in de raadszaal waar iedereen bij elkaar zat. Zes respondenten geven aan dat zijzelf niet aan de discussie in de raadszaal deelnamen en vier respondenten geven aan dat ze bij andere mensen zagen dat deze geen inbreng hadden tijdens de discussies. “Je hebt ook gewone mensen die hebben wat langer de tijd nodig die denken dan eerst even weer en dan komen ze weer met iets. Maar in die grote ronde daar kom je echt niet aan de bak” (V2). Zeven respondenten geven aan dat het makkelijker was om in kleine groepen te spreken. “Dan zaten we met een groepje van 10, 11 of 12 apart en dan kon je veel beter dingen met elkaar bespreken, in plaats van in die grote groep, dan kom je toch niet aan het woord” (M7). Eén respondent geeft ook aan dat in de kleine groepen toch ook onzekerheden speelden. “Je moet je wel voorstellen dat die kleine groepen, dat dat zo’n twintig man waren. En onze groep zat dan toevallig ook nog in de raadszaal dus in diezelfde hele grote ruimte. Als je met zijn allen om een wat kleinere tafel zit dan is het wat makkelijker allemaal. In die raadszaal, omdat je zo ruim zit, dan treedt je toch weer op in die grote zaal ook al is het een kleinere groep” (M5).
27
Resultaten
Bij de vraag of respondenten over alle onderwerpen mee konden praten wordt op een soort gelijke manier gereageerd als op de vragen over onzekerheden. Respondenten zeggen zelf wel over alle onderwerpen mee te hebben kunnen praten, maar dat anderen dat niet konden. Slechts twee respondenten geven aan dat ze doordat het over technische of financiële aspecten ging waar ze geen verstand van hadden niet mee konden praten. De overige respondenten geven aan dat ze overal over mee konden praten. Vervolgens wordt er door de helft van de respondenten aangegeven dat zij wel mee konden praten maar dat niet hebben gedaan of dat zijzelf wel mee konden praten maar volgens hen anderen niet. “Voor mijzelf vond ik het prima, maar voor de meeste mensen vond ik het te complex” (M3). De meerderheid van de respondenten wist vooraf waar het Waalfrontproject over zou gaan. De respondenten hadden geen hele hoge of specifieke verwachtingen over de uitkomst van het project. Zeven respondenten hadden helemaal geen verwachtingen over de uitkomst. De respondenten die wel een idee over de gewenste uitkomst hadden, verwachtten vooral dat het mooier zou worden. Twee respondenten hadden specifieke verwachtingen over de uitkomst, zij hadden een wensbeeld, deze verwachtingen zijn niet uitgekomen. Slechts twee respondenten wisten hoe het proces er in zijn geheel uit zou gaan zien, de overigen hadden daar geen idee over. De helft van de respondenten geeft aan dat ze aan het begin van het project niet het vertrouwen hadden dat ze samen tot een oplossing konden komen. Voor allen van hen, op één na, veranderde dit in de loop van het proces. De andere helft van de respondenten had vooraf wel vertrouwen samen tot een oplossing te kunnen komen. Van deze groep geven twee respondenten aan dat dit veranderde tijdens het proces en hun vertrouwen is geschaad. Zij hebben beiden een eigen plan ingeleverd voor een deel van het Waalfront, waar volgens hen niet voldoende mee gedaan is. Groepsdenken De meerderheid van de geïnterviewden (11) voelde zich tijdens het project niet één groep met de andere deelnemers. Vijf geïnterviewden voelden zich wel één groep; allen zeggen zij dat alle deelnemers één groep vormden, omdat ze allemaal hetzelfde doel voor ogen hadden. “Allemaal in de gedachte ‘we willen Tiel beter krijgen dan het nu is’ ” (M1). “Ja, we waren wel één groep zeg maar, ja in die groep waren wel verschillende meningen maar uiteindelijk zaten we er allemaal voor hetzelfde doel” (V4). Tabel VI Onderscheidden groepen
Omschrijving groep Aanwonenden Natuur/Milieu Ondernemers/winkeliers Jachthaven(vereniging) Algemeen geïnteresseerde mensen Projectontwikkelaars Waalfrontforum Passewaaij (inwoners nieuwbouwwijk Zuid Tiel) Gemeente
28
Aantal respondenten (totaal 9) 8 5 4 7 6 2 2 1 1
Resultaten
De overige respondenten onderscheiden verschillende groepen (tabel VI). De belangrijkste groepen die worden onderscheiden zijn de aanwonenden van het Waalfront (door enkelen onderverdeeld in havenbewoners en bewoners van de woontorens), natuur/milieu, ondernemers/winkeliers, jachthaven en mensen die over het algemeen wilden meedenken. Slechts 2 respondenten zien het Waalfront forum als een aparte groep in het project. De respondenten delen de groepen in naar verschil in belang en naar de mate van aanwezigheid tijdens de avonden. Argumenten voor het aanwijzen van een groep is vaak, dat deze mensen duidelijk aanwezig waren en een duidelijk standpunt innamen. Daarnaast maken de respondenten een duidelijk verschil tussen interesse en belang. De respondenten wijzen vaak eerst de ‘belangen’ groepen aan en daarna de burgers die er voor algemene interesse zaten. De respondenten is gevraagd of er onderling vertrouwen was tussen de deelnemers. Het merendeel van de respondenten (10) geeft aan dat er sprake was van onderling vertrouwen. Twee respondenten vertellen dat er geen vertrouwen was, maar wel wederzijds respect. Hiermee verwijzen ze naar het verschil in belangen waardoor er geen vertrouwen was, maar ieders belang en mening werd wel gerespecteerd. Slechts één respondent geeft aan dat er geen onderling vertrouwen was, dit wijdt zij aan de aanwezigheid van projectontwikkelaars. Negen respondenten geven aan dat er een goede relatie was tussen de gemeente en de burgers en andere groepen. De respondenten spreken over vertrouwen en een open sfeer. Deze respondenten vertellen dat de gemeente open stond voor de meningen van de burgers en geen neerbuigende houding had ten opzichte van hen. Een aantal respondenten (5) vertelt ook dat medewerkers van de gemeente aanspreekbaar waren in de pauze of aan het eind van de bijeenkomsten. Een geluid dat ook een aantal keer terugkomt is dat de burgers blij waren dat er eindelijk iets ging gebeuren en dat dit effect had op de stemming in de zaal en de relatie met de gemeente. “Iedereen was gewoon erg blij dat er eindelijk iets ging gebeuren” (M2). Gezegd wordt dat de sfeer goed was, maar dat er door de burgers wel kritische vragen werden gesteld en dat er ook scepsis was onder burgers over wat er van het hele plan terecht zal komen. De overige geïnterviewden (5) zeggen dat de relatie met de gemeente niet goed was, dat de sfeer gespannen was, dat er veel scepsis was naar de gemeente en geen vertrouwen. Opvallend is hier dat de meningen over de sfeer tijdens de bijeenkomsten erg uiteenlopen. Het lid van het Waalfront forum dat is geïnterviewd, gaf aan zich één groep met de andere burgers te voelen en vindt dat het Masterplan het plan van de burgers is geworden. Zoals al eerder gezegd zegt zij ook: “Van de burgers is niks in het project opgenomen, wat wij ingebracht hebben wel, maar van hen niet” (V5). Hiermee lijkt zij aan te geven dat ze boven de burgers hebben gestaan en niet één groep vormden. Toch zijn er vervolgens maar twee respondenten die het Waalfront forum als aparte groep in het project aanwijzen. Creatieve actie Creatieve actie bestaat uit twee aspecten: zijn er out-of-the-box ideeën ingebracht en vinden de burgers dat er genoeg met hun ideeën is gedaan. Alleen het tweede aspect is in de interviews onderzocht. De burgers konden zelf ideeën over de inrichting van het Waalfront inbrengen. Een kleine meerderheid van de respondenten (7) vindt dat er genoeg met de ideeën van de burgers is gedaan. “Er is uitgekomen uit het Masterplan, als je dat bestudeert, dat het gewoon ook is wat er uit die avonden gekomen is” (M8).
29
Resultaten
Vier respondenten vinden dat de gemeente niet genoeg met de ideeën van de burgers deed. “Ik vond dat de ideeën die door de burgers werden aangedragen dat die soms wel een beetje van tafel werden geveegd. Dan dacht je, heb ik een goed idee en dan gaat het niet door. Ik denk ook dat het misschien te technisch is of te duur wordt, alleen ja goed dan moet je niet gaan vragen van kom eens met ideeën” (V4). Drie respondenten hebben zelf een idee ingebracht, deze worden hieronder kort toegelicht.
Figuur 3 Hoogteverschil tussen binnenstad Tiel en Waalkade
Bron: Gemeente Tiel, 2005c
Respondent M4 had een plan ingediend voor een verhard wandelpad door de Kleine Willemspolder (natuurgebied). Daarnaast had zijn vrouw een plan ingediend voor de Waalplaat (figuur 4), welke nu een parkeerplaats en evenemententerrein is. Volgens de respondent is er een hoogteverschil tussen de binnenstad en de Waalkade (figuur 3). Het plan van zijn vrouw was om dit hoogteverschil te overkappen, bovenop zou dan een wandelgebied ontstaan en onder de overkapping zou plaats zijn voor een parkeerplaats. Respondent M5 wilde op de plek van de Waalplaat een drijvende parkeergarage maken. Bovenop zou een park gerealiseerd kunnen worden en in de bak zouden auto’s kunnen parkeren. Ongeacht de hoogte van het water zou de parkeergarage altijd slechts een aantal decimeters boven het water uitsteken. Respondent M10 had een ondergrondse tunnel bedacht. Tussen de binnenstad en de Waalkade loopt een weg. Het idee van deze respondent was om deze weg door een tunnel te laten lopen, zodat het gebied bovenop voetgangersgebied zou worden.
Waalplaat
Figuur 4 Tiel met Waalplaat Bron: Gemeente Tiel, 2005c
Respondenten M4 en M5 vinden dat er niet genoeg met hun idee gedaan is. Respondent M4 vindt dat de gemeente ook niet genoeg heeft gedaan met het idee van zijn vrouw. “Dat werd onder het motto van dat mag niet van Rijkswaterstaat van tafel geveegd” (M4).
30
Resultaten
Bij respondent M4 was de onvrede zo groot, dat hij uit het project is gestapt en niet meer naar bijeenkomsten is gegaan. Respondent M5 mistte vooral de terugkoppeling over zijn plan, wat de gemeente van het plan vond en of ze er wat mee gingen doen. Deze respondent voelde zich niet serieus genomen. Respondent M10 had wel het gevoel dat er iets met zijn idee is gedaan. “Ze nemen van veel ideeën mee wat de achterliggende gedachten waren” (M10). Deze laatste respondent gaf in het interview zelf ook aan dat zijn idee zelf niet realistisch was, maar het achterliggende idee wel. De andere twee respondenten vonden hun eigen idee wel realistisch.
5.2.
Kwantitatief onderzoek
De resultaten van het kwantitatieve deel van het onderzoek laten zien hoe de deelnemers het Waalfrontproject hebben ervaren. De deelnemers bestaan niet alleen uit burgers, maar ook uit bedrijven van binnen en buiten Tiel.
5.2.1. Algemeen Over het algemeen zijn de respondenten positief over het Waalfrontproject. De antwoorden van de vragen waarbij vijf antwoordmogelijkheden waren zijn gemiddeld, waarbij de twee positieve en de twee negatieve antwoordmogelijkheden bij elkaar op zijn geteld. Gemiddeld heeft 52,4 procent positief geantwoord, 28,9 neutraal en 14,0 negatief. De respondenten vonden het project zinvol (66,2%), leerzaam (53,2%) en interessant (67,7%). Het proces werd als open ervaren, 75,8%. De grote meerderheid van de respondenten (80,6%) geeft aan dat ze alles konden zeggen. Vijftig procent van de respondenten heeft het gevoel dat er naar hen geluisterd werd en 56,5% voelde zich serieus genomen. Dat de respondenten het project positief hebben ervaren blijkt ook uit de vraag of ze een volgende keer weer aan een participatieproject van de gemeente Tiel zouden willen deelnemen. Op deze vraag antwoordt 89% met ja. Over een aantal punten zijn de respondenten minder positief. Voor 37,1% van de respondenten was aan het begin van het proces niet duidelijk hoe dit eruit zou gaan zien (30,7% wel duidelijk, 32,3% neutraal). 38,7% van de respondenten is tevreden over het verloop van het proces, 37,1% antwoord neutraal op deze vraag en 24,2% is ontevreden. En 66,2% van de respondenten dacht vooraf niet dat er samen tot een goede oplossing zou worden gekomen. Ongeveer de helft van de respondenten (56,4%) geeft aan dat ze werden gestimuleerd tot het inbrengen van ideeën. Vervolgens geeft nog maar 32,3% aan dat er ook genoeg is gedaan met de ideeën van de burgers, 22,6% vindt dat er niet genoeg met deze ideeën is gedaan. 5.2.2. Voordelen In de enquête is ook een aantal vragen gesteld dat relateert aan de voordelen die burgers kunnen ervaren. Vergroten van de betrokkenheid bij het beleidsonderwerp. 62,9% voelt zich door dit project meer betrokken bij het Masterplan. Honderd procent van de respondenten wil op de hoogte gehouden worden over de uitwerking van het Masterplan en 68% (n= 31) zou hier actief bij betrokken willen zijn.
31
Resultaten
Vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid Een kleine meerderheid, 51,6% voelt zich door dit project meer betrokken bij de Tielse gemeenschap. Vergroten van de kennis over het beleidsonderwerp 53,2% van de respondenten heeft het project als leerzaam ervaren en eenzelfde percentage heeft het idee iets opgestoken te hebben over het maken van een Masterplan. Vergroten van de invloed Op de vragen over de invloed die de respondenten op de uitkomst denken te hebben gehad wordt minder positief gereageerd. 22,6% van de respondenten denkt invloed op de uitkomst te hebben gehad en 32% vindt dat er genoeg met de ideeën van de burgers is gedaan. Toch vindt 66% dat het betrekken van burgers grote invloed heeft op de uitkomst en vindt 84% het geen onzin om burgers bij het ontwikkelen van het Masterplan te betrekken. Ook vindt 56,5% van de respondenten dat ze serieus zijn genomen en dat de organisatie open stond voor de mening van de burgers.
5.3.
Vergelijking kwalitatief en kwantitatief
Tabel VII geeft een overzicht van de belangrijkste vragen uit de enquête gekoppeld aan overeenkomende vragen uit de interviews. De tabel laat zien dat in de enquêtes en de interviews ongeveer gelijk in gelijke verhoudingen is geantwoord. Wat wel opvallend is, is het verschil in antwoorden op de vragen over de uitkomst en de persoonlijke invloed. In de enquêtes antwoordt 46,7% van de respondenten positief op de vraag of ze achter de uitkomst staan, en in de interviews 80%. Op de vraag of de respondent denkt een persoonlijke invloed te hebben gehad antwoordt in de interviews 66,7% hier positief op en in de enquêtes slechts 22,6%. Tabel VII Vergelijking van antwoordpercentages tussen kwantitatief en kwalitatief deel van het onderzoek
Vraag Aan het begin was het niet duidelijk hoe het proces er uit zou gaan zien Vooraf dacht ik niet dat we samen tot een goede oplossing zouden komen Er is niet genoeg met de ideeën van de burgers gedaan De burgers vormden niet 1 groep Ik sta achter de uitkomst Er heerste tijdens de bijeenkomsten een open sfeer
53,3
Kwantitatief (%) 37,1
50,0
66,2
33,3 60,0 80,0 60,0
24,2 56,5 46,7 75,8
Zou betrokken willen zijn bij de uitvoering van het Masterplan Voelt zich door dit proces meer betrokken bij de Tielse gemeenschap Ik heb zelf invloed gehad op de uitkomst Burgers hebben invloed gehad op de uitkomst Ik heb iets opgestoken over het maken van een Masterplan
80,0
68,0
50,0
51,6
66,7 86,7 46,7
22,6 66,2 53,2
32
Kwalitatief (%)
Discussie
6.
Discussie
6.1.
Resultaten
Algemene ervaringen Voor aanvang van het project was het voor de respondenten niet duidelijk hoe het proces er in zijn geheel uit zou gaan zien. Wel was duidelijk wat de rol van de burger in het proces zou zijn. Wat opvalt is dat er veel verschillende opvattingen zijn over de sfeer tijdens de avonden. Respondenten hebben uiteenlopende meningen over de relatie tussen de burgers en de gemeente en de aanspreekbaarheid van de gemeente tijdens de bijeenkomsten. Ditzelfde is te zien bij vragen over het vertrouwen in het proces waar door de helft positief en door de helft negatief op wordt gereageerd. Dit verschil in opvattingen is geen belangrijk punt in de interviews geweest, maar is wel opvallend. De respondenten zijn tevreden over de uitkomst van het project en zijn ook zeer te spreken over de organisatie van het project en de bijeenkomsten. Een groot deel van de respondenten dacht of was bang dat het proces niet helemaal open was, maar dat er dingen achter hun rug om gebeurden en dat de gemeente een verborgen agenda had. Voordelen Uit de interviews wordt duidelijk dat de respondenten betrokken zijn bij het Masterplan en dat ze het idee hebben dat ze invloed hebben gehad op de uitkomst. De respondenten zijn maatschappelijk betrokken, maar waren dit voor een groot deel al voordat zij aan het project deelnamen. Een groot aantal respondenten heeft geleerd van het project, met name over de werkwijze van de gemeente en de complexiteit van beleidsplannen. Het vergroten van kennis over het beleidsonderwerp is slechts door een enkeling genoemd. In de enquêtes reageren de respondenten positief op vragen over betrokkenheid bij het beleidsonderwerp, maatschappelijke betrokkenheid en vergroten van de kennis. Op de vraag over het vergroten van de invloed wordt wisselend gereageerd. Slechts 32% vindt dat er genoeg met de ideeën van de burgers is gedaan en 22,6% denkt invloed op de uitkomst te hebben gehad. Toch vindt 66% dat het betrekken van burgers grote invloed heeft gehad op de uitkomst en voelt 56,5% zich serieus genomen. De resultaten van de enquête en de interviews komt over het algemeen met elkaar overeen. Alleen op de vragen of de respondent achter de uitkomst staat en of de respondent denkt zelf invloed op de uitkomst te hebben gehad zijn er duidelijke verschillen tussen de twee. Hiervoor is geen verklaring. Opvallend is wel dat het percentage van de respondenten dat de vraag positief beantwoord voor beide vragen in de interviews hoger is dan in de enquête. Sociale processen Het is moeilijk om sociale processen te analyseren door alleen interviews. Het lijkt erop dat respondenten sociaal wenselijke antwoorden gaven over onzekerheden en reframen om zichzelf te beschermen. In eerste instantie geven de meeste respondenten aan geen onzekerheden te hebben gevoeld en niet te hebben gereframed. Uit opmerkingen die zij later in het interview maken, blijkt het tegenovergestelde. Daarnaast werd ook een aantal keren opgemerkt dat de respondent het zelf allemaal wel konden volgen, of zelf niet onzeker waren maar wel andere deelnemers aan konden wijzen die dat wel waren. Deze reactie doet vermoeden dat een sociaal wenselijk antwoord wordt gegeven.
33
Discussie
In het theoretisch kader zijn vier sociale processen gegeven als voorwaarde voor het ervaren van de voordelen uit de literatuur. Hoewel alle voordelen in meer of mindere mate worden ervaren, ervaart geen meerderheid van de respondenten de (optimale) sociale processen. Wel is duidelijk geworden uit de interviews dat deze sociale processen een rol spelen in het participatieproces. Groepsdenken & reframen Een belangrijk sociaal proces is het groepsgevoel. Vijf respondenten voelen zich één groep met de andere deelnemers, zij ervaren het groepsdenken. De andere respondenten onderscheiden meerdere groepen. Dit sociale proces komt niet alleen duidelijk naar voren bij de vragen over het groepsgevoel, ook bij de onderwerpen reframen en onzekerheden plaatsen de respondenten zich in groepen. In de theorie is gesteld dat burgers die de deelnemers niet als één groep zien ook niet zullen reframen. Ondanks dat elf respondenten verschillende groepen onderscheiden, geven acht respondenten aan te hebben gereframed. Dit lijkt tegenstrijdig. Wat hier wellicht speelt is de contacthypothese. Deze hypothese stelt dat de relatie tussen groepen verbeterd kan worden door groepen met elkaar in contact te brengen. De respondenten onderscheiden nog wel verschillende groepen, maar ervaren deze groepen door het individuele contact en het gezamenlijke doel niet meer als ‘wij’ versus ‘hen’. Door deze vervaging van de groepsgrenzen was het voor een groot deel van de respondenten wellicht toch mogelijk te reframen. Opvallend is dat de respondenten die de deelnemers wel als één groep zagen ook hebben aangeven te hebben gereframed. Vier respondenten geven aan dat ze de deelnemers als één groep zagen. Op de vraag of de respondenten hun mening hebben aangepast (hebben gereframed) geven vijf respondenten een positief antwoord, waaronder drie van de vier eerder genoemde respondenten. De vierde respondent geeft over het onderwerp meningen geen duidelijke antwoorden. Een afwijkende groep respondenten zijn de omwonenden. Zij zagen zichzelf als een duidelijke groep, en gaven ook vaak aan dat ze vonden dat zij (als omwonenden) beter wisten wat er moest gebeuren dan andere burgers. Zij houden ook hardnekkig vast aan hun eigen frames. De belangen van deze groep zijn zo groot dat ze zich sterk als aparte groep profileren en niet reframen. Volgens deze resultaten is er wel degelijk een relatie is tussen groepsdenken en reframen. Onzekerheden & reframen Een moeilijk onderwerp is onzekerheden. In eerste instantie zeggen negen respondenten geen onzekerheid te hebben gevoeld tijdens het proces. In de loop van de interviews blijkt dan toch dat dertien respondenten ergens onzeker over waren. Respondenten waren tijdens het project met name onzeker over welke kant het project op zou gaan, over de aanwezigheid van een verborgen agenda (openheid) en over het spreken in de grote raadszaal. Onzekerheid blijkt daardoor toch een belangrijk sociaal proces te zijn dat speelde tijdens het participatieproces. Niet duidelijk is wat het effect ervan is en hoe dit zich relateert tot de andere sociale processen. In de theorie is gezegd dat burgers onzekerheden zullen proberen te vermijden, door nieuwe en bedreigende inzichten te negeren en zichzelf buiten de groep te plaatsen. Het gevolg hiervan zou zijn dat deze burgers hun eigen frames behouden en niet reframen. Acht repondenten hebben wel gereframed; dit lijkt tegenstrijdig met de theorie over onzekerheden. Volgens de resultaten uit dit onderzoek kunnen onzekerheid en reframen wel naast elkaar voorkomen. Een groep waarbij de onzekerheden wellicht meer impact had dan op de andere groepen is de omwonenden. Zij hadden een groot belang, hun woonomgeving zou worden aangepakt. Bij deze groep zie je duidelijk dat ze een groep vormden, niet reframden en dat dit wellicht werd
34
Discussie
veroorzaakt door de onzekerheid over hun toekomstige woonsituatie. Echter slechts 3 van de omwonenden gaven aan onzeker te zijn over wat hen te wachten staat. Groepsdenken en onzekerheden Volgens de literatuur zullen burgers onzekerheden proberen te vermijden, dit doen ze onder andere door zichzelf buiten de groep te plaatsen. Deelnemers zien zichzelf dan niet meer als onderdeel van de groep, maar zien het proces als ‘ik’ of ‘wij’ tegen ‘hen’. Opvallend is dat vier respondenten zich één groep voelden met de andere deelnemers. Drie van deze respondenten geeft aan zich onzeker te hebben gevoeld tijdens de bijeenkomsten. Ze geven verschillende oorzaken voor deze onzekerheid. De respondenten die aangeven geen onzekerheid te hebben gevoeld, geven aan zich niet één groep met de andere deelnemers te voelen. Dit lijkt tegenstrijdig met de theorie. Het is mogelijk dat de respondenten door zich in groepen te plaatsen juist onzekerheden probeerden te vermijden. En dat de respondenten die de onzekerheden accepteerden zich niet in een groep plaatsten. Creatieve actie Het laatste sociale proces dat in dit onderzoek is geëvalueerd is creatieve actie. Een kleine meerderheid van de respondenten vindt dat er genoeg met de ideeën van de burgers is gedaan en dat de gemeente dus openstond voor de ideeën van de burgers. Dit past bij het resultaat dat de burgers tevreden zijn over de uitkomst van het Waalfrontproject. Vier respondenten zijn niet tevreden over wat de gemeente met de ideeën van de burgers heeft gedaan. Twee hiervan hebben zelf een plan ingediend waar volgens eigen zeggen niet genoeg mee gedaan is. Volgens de theorie zullen burgers die zich niet serieus genomen voelen, wat met de twee bovengenoemde respondenten gebeurde, defensief gaan redeneren wat het reframen in gevaar brengt. De genoemde respondenten hebben tijdens het proces ook niet gereframed. Van de andere twee respondenten die vinden dat de gemeente niet genoeg met de ideeën van de burgers heeft gedaan, heeft er één wel en één niet gereframed, deze laatste was een omwonende. Ook hier laten de resultaten een relatie zien tussen reframen en creatieve actie, het serieus nemen van de burgers, die de literatuur ondersteunt. Waalfront forum Zoals al eerder is gezegd heeft het Waalfront forum een belangrijke rol gespeeld tijdens het Waalfrontproject. Vijf respondenten laten zich echter negatief uit over de bijdrage van het Waalfront forum. Ook zijn er acht respondenten die niets over het Waalfront forum zeggen. Tijdens een van de bijeenkomsten heeft het Waalfront forum zich officieel voorgesteld aan de deelnemers van het project. De respondenten moeten dus van het bestaan van het forum hebben geweten. De vraag is nu of de acht respondenten niets zeiden over het Waalfront forum, omdat het voor hen vanzelfsprekend was dat ze er bij waren, dat ze voor hen bij de organisatie hoorden en hier niets op aan te merken hadden. En dat juist de respondenten die niet gelukkig waren met de aanwezigheid van het forum dit hebben ingebracht bij het interview. Wanneer dit zo zou zijn, zou tweederde van de respondenten positief naar het Waalfront forum kijken. Verschillende burgers hadden het idee dat er lobbies waren tijdens het Waalfrontproject. Niet duidelijk is geworden of zij hier ook het Waalfront forum mee bedoelden. Uit een opmerking van het lid van het Waalfront forum dat is geïnterviewd is geïnterpreteerd dat zij zich boven de burgers plaatste. Dit kwam maar uit één opmerking naar voren en is daardoor moeilijk te interpreteren. Het kan ook zijn dat het Waalfront forum zich niet zozeer
35
Discussie
boven de burgers plaatste als wel dat ze een andere rol hadden dan de burgers. Doordat zij op een andere wijze de ideeën van de burgers inbrachten bij de gemeente en er op toezagen dat deze ideeën gebruikt werden. Hierdoor ontstond wellicht de afstand tussen ‘wij’ en ‘zij’, maar ze werkten wel in het belang van de ‘burger’. Het Waalfront forum wilde de burgers representeren.
6.2.
Evaluatieonderzoek participatieprojecten
In het theoretisch kader zijn verschillende redenen aangegeven om geen evaluatieonderzoek te doen naar participatieprojecten. Door de manager bestuur en communicatie van de gemeente Tiel werd aangedragen dat 80% het eens was met de uitkomst en dat een evaluatie daarmee onnodig was. Uit dit onderzoek blijkt dat het eens zijn met de uitkomst niet betekent dat het proces vlekkeloos is verlopen. Voor de gemeente Tiel kan zeker lering worden getrokken uit de evaluatie onder de burgers. Hier zal in de aanbevelingen in het volgende hoofdstuk op terug gekomen worden. Uit de resultaten blijkt dat de respondenten het proces anders ervaren dan dat ze naar de uitkomst kijken. Daarnaast betekent het eens zijn met de uitkomst niet dat burgers vertrouwen hebben in de uitvoering, zoals uit de resultaten blijkt. Daarom kan een evaluatie van een participatieproces zeer zinvol zijn. Wat ook voortkomt uit de resultaten is dat het niet eenvoudig is om ervaringen van burgers en in het bijzonder sociale processen te evalueren. Een enquête lijkt voor een dergelijke evaluatie niet de beste methode. Al zijn de enquête resultaten in dit onderzoek alleen descriptief geanalyseerd en had er dus wellicht meer uitgehaald kunnen worden. De ervaringen die burgers aandragen en de antwoorden die ze over sociale processen geven zijn vaak heel genuanceerd en komen pas na doorvragen boven tafel. Bij een enquête zou deze informatie verloren gaan. Aan de andere kant is een enquête wel de meest makkelijke en snelle manier van evalueren waarbij veel deelnemers bereikt kunnen worden. Voor het evalueren van de ervaren voordelen en een beoordeling van het proces zou het daarom misschien wel toegepast kunnen worden. Maar voor het evalueren van algemene ervaringen en sociale processen is het niet geschikt. Toch blijft het ook bij interviews moeilijk om ervaringen en gevoelens over sociale processen boven tafel te krijgen. In dit onderzoek is daarom getracht een prettige sfeer te creëren voor de respondenten waarin ze zich op hun gemak voelden, door de respondenten thuis te interviewen in een één op één gesprek. Zelfs in die setting lijkt het erop dat respondenten sociaal wenselijke antwoorden geven en het moeilijk vinden om over onderwerpen als onzekerheden te praten.
6.3.
Methode
Evaluatie onderzoeken In de inleiding en het theoretisch kader is vermeld dat er weinig evaluatieonderzoeken zijn uitgevoerd over participatieprojecten. In de loop van dit onderzoek kwamen er steeds meer van dit soort evaluaties boven tafel. Nog steeds zijn het er niet veel, en gaan ze veelal over de uitkomst van het project en in mindere mate over het proces. De onderzoeken zijn moeilijk te vinden, bevinden zich lang niet altijd in de wetenschappelijke literatuur, maar zijn “verstopt” op websites van organisaties die de participatieprojecten hebben uitgevoerd. Doordat deze evaluatieonderzoeken zeer versnipperd worden aangeboden is het veel werk ze te vinden. Hieraan zou een onderzoek op zich gewijd kunnen worden.
36
Discussie
Tijdsplanning evaluatie De laatste bijeenkomst van het Waalfrontproject was op 12 september 2006. Slechts elf maanden later zijn de interviews met vijftien deelnemers afgenomen. Echter, de eerste bijeenkomst van het project was op 30 september 2004, bijna drie jaar voor de interviews. Dit is een lange periode. Tijdens de interviews was dit te merken doordat respondenten zich niet alles heel goed meer voor de geest konden halen. Een aantal van de respondenten gaf zelf ook meerdere malen aan dat het al lang geleden was en het niet zo goed meer wist. Dit verschilde overigens per respondent; bij sommige respondenten leek het geen enkel probleem te zijn en leek het alsof ze gisteren de laatste bijeenkomst hadden gehad. Enquête Zoals eerder in de methode is vermeld, zijn de enquêtes niet alleen verstuurd naar burgers van de gemeente Tiel, maar naar alle deelnemers van het Waalfrontproject. Onder deze deelnemers zijn ook bedrijven en verenigingen en burgers van buiten Tiel. Dit kan een effect hebben op de uitkomsten van de enquête. Bedrijven hebben een heel ander belang dan burgers. Zij hebben niet zo sterk de behoefte om tijdens participatiebijeenkomsten invloed uit te oefenen als wel een opdracht voor hun bedrijf binnen te halen. De uitkomst van het project beïnvloedt niet hun directe leven, zoals het wel doet bij de burgers. Hierdoor zullen vertegenwoordigers van bedrijven heel anders in een participatieproces staan dan burgers. De respons op de enquêtes was niet hoog, slechts 20%. Oorzaken hiervoor kunnen zijn het uitzetten van de enquêtes in de vakantieperiode en het niet versturen van een herinnering. Toch is een lage respons op een enquête een veel voorkomend probleem. Als mogelijke oplossing kan er een prijs worden verloot onder de respondenten. Het probleem hierbij is dat bij deze werkwijze de respondenten de enquête niet anoniem in kunnen vullen. Wat bij deze enquête wellicht ook heeft meegespeeld is dat deze bijna een jaar na de laatste bijeenkomst werd uitgezet. Door de lange tussenliggende tijd kan het dat de burgers helemaal niet meer met dit project bezig waren en dat ze daarom niet de tijd hebben genomen om de enquête in te vullen. Daarnaast kan het zijn burgers het proces niet meer goed voor de geest konden halen en daarom de enquête niet hebben ingevuld. Interviews Tijdens de eerste vier interviews is een interviewguide gebruikt waarbij de vragen over proces en inhoud van elkaar waren gescheiden. Eerst was er een blok vragen over het proces en vervolgens een blok vragen over de inhoud. Respondenten gingen in het blok over proces vaak over tot het beantwoorden van de vraag over de inhoud. Hierdoor moest telkens terug worden gegrepen naar het proces en vervolgens nogmaals de vraag over de inhoud worden gesteld in het bijbehorende blok. Dit maakte de vraagstelling verwarrend en het interview erg lang en voor het gevoel van de respondent werden er dubbele vragen gesteld. Na vier interviews zijn de blokken met vragen over proces en inhoud samengevoegd. Telkens werd eerst een vraag over de inhoud en vervolgens dezelfde vraag over het proces gesteld. Door dezelfde vraag over de twee aspecten achter elkaar te stellen, was het makkelijker voor de respondenten om het onderscheid tussen de twee te maken. Daarnaast kon makkelijker worden geswitcht. Wanneer een respondent antwoord gaf over het proces in plaats van over de inhoud, werd vervolgens de vraag over de inhoud gesteld. Hierdoor verliepen de interviews sneller.
37
Conclusie & Aanbevelingen
7.
Conclusie & Aanbevelingen
7.1.
Conclusie
Hoe hebben burgers het participatieproces waar zij bij betrokken waren ervaren? Over het algemeen zijn de respondenten in zowel de enquête als in de interviews positief over het participatieproces. De respondenten zijn met name positief over de organisatie en de structuur van de bijeenkomsten en de informatievoorziening over de bijeenkomsten. Respondenten vonden het ook leuk om mee te doen aan het project en verschillende respondenten waren onder de indruk van de organisatie, het contact met gemeentemedewerkers en de bijeenkomsten in de raadszaal. Wat veel respondenten van de interviews hebben ervaren is dat ze het gevoel hadden dat het proces niet helemaal open was, dat er gelobbyd werd en dat plannen niet overeenkwamen met wat er tijdens de bijeenkomsten afgesproken was. Ondanks dat een grote meerderheid achter de uitkomst van het project staat hebben maar heel weinig respondenten vertrouwen in de uitvoering ervan. Hebben zij de in de literatuur beschreven voordelen ervaren? Respondenten ervaren de in de literatuur gegeven voordelen. De voordelen ‘vergroten betrokkenheid bij het beleidsonderwerp’ en ‘vergroten van de invloed’ worden het sterkst ervaren. Het voordeel ‘vergroten kennis over het onderwerp’ wordt deels ervaren. Respondenten hebben vooral geleerd over de werkwijze van de gemeente en welke procedures daarin spelen, in veel mindere mate hebben zij iets over het onderwerp geleerd. ‘Vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid’ is een voordeel dat ook in mindere mate wordt ervaren. Veel respondenten geven aan dat ze nieuwe mensen hebben leren kennen. Maar de meeste respondenten waren al maatschappelijk betrokken voordat ze aan het project meededen, en was dit zelfs een motivatie om mee te doen. Voor hen is dat geen voordeel aan het meedoen aan het participatieproject. Uit dit onderzoek blijkt dat ook burgers kunnen profiteren van participeren. Vier sociale processen (reframen, groepsdenken, geen onzekerheden en creatieve actie) zijn gegeven als voorwaarde voor het ervaren van voordelen van een participatieproces door burgers. Alle vier processen hebben een rol gespeeld tijdens het Waalfrontproject. De respondenten hebben gereframed en volgens hen was er bij de gemeente sprake van creatieve actie. Groepsdenken trad bij slechts een aantal burgers op. Bij bijna alle burgers was er sprake van onzekerheid. Respondenten voelden zich onzeker over spreken voor een grote groep mensen in de raadszaal. Een andere vorm van onzekerheid die veel voorkwam is over de openheid van het proces, respondenten waren bang dat de gemeente een verborgen agenda had. Onzekerheden die daarnaast speelden waren over de inhoud van het project, welke kant die uit zou gaan en of het niet weer in de doofpot gestopt zou worden. Ondanks dat de sociale processen niet optimaal waren, hebben de burgers de voordelen uit de literatuur ervaren. Toch hebben de processen reframen en creatieve actie hier wel invloed op gehad. Bovendien blijkt uit de resultaten van dit onderzoek dat onzekerheid en reframen naast elkaar kunnen voorkomen.
38
Conclusie & Aanbevelingen
7.2.
Aanbevelingen
Zoals al eerder is aangegeven blijkt uit de resultaten dat het wel degelijk zinvol is om een participatieproces onder de betrokken burgers te evalueren. Het meest zinvol is om dit kort na afronding van het project te doen, wanneer het proces nog vers bij de deelnemers in het geheugen ligt. De respondenten uit dit onderzoek staan achter de uitkomst van het Waalfrontproject. Toch hebben ze geen vertrouwen in de uitvoering ervan en valt er op verschillende punten nog wat te verbeteren aan de participatiemethode van de gemeente Tiel. Ook bij een uitkomst die door de deelnemers wordt gedragen is evalueren dus niet overbodig. Een project kan altijd beter en voor het vervolgtraject (de uitvoering van het ontwikkelde plan) is het goed te weten hoe de burgers daarover denken. Wat in dit evaluatieonderzoek duidelijk naar voren kwam was dat burgers het idee hadden of bang waren dat het proces niet helemaal open was. Respondenten hadden het idee dat er gelobbyd werd, dat samenvattingen niet strookten met de werkelijkheid of dat er plannen opdoken die niet tijdens de bijeenkomsten waren besproken. Dit gevoel kan onzekerheid en scepsis over het project oproepen bij de deelnemers. Dit kan reframen en een succesvolle afloop in de weg staan. Twee respondenten die een plan hadden ingediend voor het Waalfront, vinden niet dat daar genoeg meegedaan is. Zij hadden meer terugkoppeling verwacht, nu voelden zij zich niet serieus genomen. Eén van de twee respondenten is zelfs niet meer naar bijeenkomsten gekomen. Het gevaar van burgers niet serieus nemen is wederom dat deze niet reframen en sceptisch worden over het project en de inbreng die zij daarin kunnen hebben. Terugkoppeling naar burgers die ideeën inbrengen over wat er met hun idee wordt gedaan en waarom dit wel of niet gebeurt, is daarom zeer belangrijk. Een aspect dat tijdens het Waalfrontproject heel goed heeft lijken te werken is het opdelen van de deelnemers in kleinere groepen. De respondenten durfden in die kleine groepen meer in te brengen dan in de grote zaal. In de grote zaal was bij veel respondenten sprake van enige terughoudendheid. Doordat ze in de kleinere groepen wel hun zegje konden doen, voelden ze zich serieus genomen en betrokken bij het project.
39
Bronnenlijst
Bronnenlijst
40
Aarts, N. & M. Maarleveld, 1999. Interactieve beleidsvorming. In: Woerkum, C. Van & P. Van Meegeren (red.), 1999. Basisboek communicatie en verandering. Boom, Amsterdam: p. 5977. Aarts, N. & C. van Woerkum, 2002. Dealing with uncertainty in solving complex problems. In: C. Leeuwis & R. Pyburn, 2002. Wheelbarrows full of frogs. Social learning in rural resource management. Assen: Van Gorcum: p. 421-437. Allport, G.W., 1954. The nature of prejudice. Addison-Wesley, New York: p. 444-480. Arnstein, S. R., 1969. A Ladder of Citizen Participation. Journal of the American Planning Association, Vol. 35, No. 4, p. 216-224. DETR, 2000. Public participation in making local environmental decisions. The Aarhus convention Newcastle workshop. Good practice handbook. DETR, Londen. Bruin, J. de, P. van Harberden, F. Bongers, B. van Bragt & R. van Riel, 1998. Burgerpanels en de ontwikkeling van stadsvisies. Over de rol van de ‘gewone’ burger. Bestuurskunde, jaargang 7, nummer 7, p. 323-329. Edelenbos, J. & R. Monnikhof, 1998. Spanning in interactie. Een analyse van interactief beleid in lokale democratie. Instituut voor Publiek en Politiek, Amsterdam: p. 28-30. Edelenbos, J. & R. Monnikhof, 2001. Lokale interactieve beleidsvorming. Een vergelijkend onderzoek naar de consequenties van interactieve beleidsvorming voor het functioneren van de lokale democratie. Uitgeverij LEMMA, Utrecht: p. 10-11. Edwards, A.R. & J.J.M. de Groot, 1997. Internet en de betrokkenheid van burgers bij lokaal bestuur. Welke nieuwe mogelijkheden biedt internet om burgers te betrekken bij het bestuur? Openbaar bestuur, vol. 7, nr. 8, p. 11-14. Elliot, J., S. Heesterbeek, C.J. Lukensmeyer & N. Slocum, 2006. Participatiemethoden. Een gids voor gebruikers. Vlaams instituut voor wetenschappelijk en technologisch aspectenonderzoek, Brussel. Entman, R.M., 1993. Framing: towards clarification of a fractured paradigm. Journal of Communication, vol.43/4, 51-59. Europese Commissie (EC), 2003. Common implementation strategy for the water framework directive (2000/60/EC), guidance document no. 8. Public Participation in Relation to the Water Framework Directive. Produced by Working Group 2.9 – Public Participation, Luxemburg. Ford, C.M. & D.T. Ogilvie, 1996. The role of creative action in organizational learning and change. Journal of Organizational Change Management, vol. 9, no. 1, p. 54-62.. Gemeente Tiel, 2005a. Burgerparticipatie in Tiel, 1. De Tielse Methode 2000-2004. Een uniek experiment. Tiel. Gemeente Tiel, 2005b. Verslag bijeenkomst Waalfront. 16 november 2005. Gemeente Tiel, 2005c. Quickscan van het ontwikkelingsperspectief Waalfront. Eerste verkennende studie naar de (on)mogelijkheden, kansen en belemmeringen. Gemeente Tiel, 2007. Burgerparticipatie in Tiel, 4. Het Waalfront 2004-2006. Dromen van de Waaloever. Tiel. Gordijn, E. & D. Wigboldus, 2004. Stereotypen. In: R. Vonk (redactie), 2004. Sociale psychologie. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten: p. 509-546. Gregory, J. & S. Miller, 1998. Science in public. Communication, culture and credibility. Perseus publishing, Cambridge, Massachusetts: p. 1-51. Halvorsen, K.E., 2001. Assessing public participation techniques for comfort, convenience, satisfaction and deliberation. Environmental management, vol. 28, n0. 2, p. 179-186.
Bronnenlijst
Hanson, W.E., J.W. Creswell, V.L. Plano Clark, K.S. Petska, J.D. Creswell, 2005. Mixed methods research designs in counseling psychology. Journal of Counseling psychology, vol. 52, no. 2, p. 224-235. Harrison, A., G. Schmidt, C. Avis, R. Hauser, R., 2001. WWF’s preliminary comments on public participation in the context of the WFD and IRBM. Haslam, S.A., 2001. Group Decision-making. In: Psychology in Organizations; the social identity approach. London: Sage Publications: p. 147-179. Hendriks, F. & P.W. Tops, 2001. Interactieve beleidsvorming en betekenisverlening: interpretaties van een pluriforme praktijk. Beleid & Maatschappij, vol. 28, nr. 2, p. 106-119. Houten, H.J. van, P.D. von Meijenfeldt, 1992. Integraal participatiemanagement. Een strategisch herdefinitie van democratie en burgerschap. VUGA Uitgeverij B.V. ’s-Gravenhage: p. 21-23. Irvin, R. A. & J. Stansbury, 2004. Citizen participation in decision making: Is it worth the effort? Public Administration Review 64 (1): p. 55-65. Joss, S., 1995. Evaluating consensus conferences: Necessity or luxury? In: Joss, S. & J. Durant (red.), 1995. Public participation in science: The role of consensus conferences in Europe. Londen: the science museum: p. 89-108. Leroy, P. & J.P.M. van Tatenhove, 2000. Milieu en participatie: de verschuivende betekenis van een dubbelconcept. In: P.P.J. Driessen & P. Glasbergen (redactie), 2000. Milieu, samenleving en beleid. Elsevier, Den Haag: p.259-276. Lengwiler, M., 2008. Participatory approaches in science and technology. Historical origins and current practices in critical perspective. Science, technology & human values, vol. 33, no. 2, p. 186-200. Mayer, I., J. de Vries & J. Geurts, 1995. An evaluation of the effects of participation in a consensus conference. In: S. Joss & J. Durant, 1995. Public participation in science. The role of consensus conferences in Europe. The science museum, Londen, p. 109-124. Mostert, E., 2003. The challenge of public participation. Water Policy 5, p. 179-197. Petts, J., 1995. Waste management strategy development: a case study of community involvement and consensus-building in Hampshire. Journal of environmental planning and management, vol. 38, no. 4, p. 519-536. Pröpper, I.M.A.M. & H.J.M. ter Braak, 1996. Interactie in ontwikkeling. Nieuwe impulsen voor publiek debat. Bestuurskunde, jaargang 5, nummer 8. Pröpper, I.M.A.M. & D.A. Steenbeek, 1998. Interactieve beleidsvoering: typering, ervaring en dilemma’s. Bestuurskunde, jrg. 7, nr. 7, p 292-301. Renn, O., T. Webler & P. Wiedemann, 1995. Fairness and competence in citizen participation. Evaluation models for environmental discourse. Kluwer academic, Dordrecht. Rowe, G. & L.J. Frewer, 2004. Evaluating public participation exercises: a research agenda. Science, technology & human values, vol. 29, no. 4, p. 512-557. Rowe, G. & L.J. Frewer, 2005. A typology of public engagement mechanisms. Science, technology & human values, vol. 30, no. 2, p. 251-290. Sawade, R., 2007. Manager bestuur en communicatie, gemeente Tiel. Persoonlijke mededeling 8 juni 2007. Tashakkori, A. & C. Teddlie, 2003. Handbook of mixed methods in social & behavioral research. Sage publications, Tousand Oakes: p.228-238. Tops, F., 1999. Co-productie als bestuursstijl. Ervaringen en vuistregels. Bestuurswetenschappen, vol. 53, nr. 3, p. 201-225. Wagemans, M., 2002. Institutional conditions for transformations. A plea for policy making from the perspective of constructivism. In: C. Leeuwis & R. Pyburn, 2002. Wheelbarrows full of frogs. Social learning in rural resource management. Assen: Van Gorcum: p. 245-258.
41
Bronnenlijst
Weldon, S., 2004. Public engagement with genetics: a review of current practice in the UK. Institute for environment, philosophy and public policy, Lancaster University. Report written for NOWGEN. Wildemeersch, D., T. Jansen, J. Vandenbeele & M. Jans, 1997. Paradoxen van sociaal leren. Een bijdrage tot de sociaal agogische theorievorming. Sociale Interventie, 2(4), 198-208). Wildemeersch, D. T. Jansen, J. Vandenbeelen & M. Jans, 1998. Social learning: a new perspective on learning in participatory systems. Studies in continuing education, vol. 20, no. 2. Woerkum, C. M. J., van, 1997. Communicatie en interactieve beleidsvorming. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten.
Brieven gemeente Tiel aan deelnemers Waalfrontproject Gemeente Tiel, 2004a. Uitnodiging. Kenmerk: DB/C. Aukema. 20 september 2004. Gemeente Tiel, 2004b. Uitnodiging. Kenmerk: DB/C Aukema. 24 november 2004. Gemeente Tiel, 2005a. Uitnodiging commissievergadering over Waalfront. Kenmerk: BC/Y. van den Boom. 16 februari 2005 Gemeente Tiel, 2005b. Uitnodiging bijeenkomst over Waalfront. Kenmerk: BC/Y. van den Boom. 28 oktober 2005. Gemeente Tiel, 2006a. Uitnodiging bijeenkomst over Waalfront. Kenmerk: BC/Y. van den Boom. 13 januari 2006. Gemeente Tiel, 2006b. Verslag Waalfront bijeenkomst. Kenmerk: BC/Y. van den Boom. 7 februari 2006. Gemeente Tiel, 2006c. Uitnodiging bijeenkomst over Waalfront. Kenmerk: BC/JH. 30 augustus 2006. Verslagen participatiebijeenkomsten Waalfrontproject Gemeente Tiel, 2004c. Uitwerking groepsoverleg bijeenkomst Waalfront. 30 september 2004. Gemeente Tiel, 2004d. Uitwerking groepsoverleg bijeenkomst Waalfront. 9 december 2004. Gemeente Tiel, 2005c. Verslag bijzondere commissievergadering algemene bestuurlijke zaken. 2 maart 2005 Gemeente Tiel, 2005d. Bijeenkomst Waalfront. 16 november 2005. Gemeente Tiel, 2006d. Informatiebijeenkomst Waalfront. 25 januari 2006. Gemeente Tiel, 2006e. Informatiebijeenkomst Waalfront. 12 september 2006.
42
Bijlagen
Bijlage 1: Enquête Enquête: ervaringen Waalfrontproject De enquête die voor u ligt is onderdeel van een onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen naar de ervaringen van burgers in een participatieproces. Deze enquête is onderverdeeld in drie delen: 1) vragen over het Waalfrontproject; 2) een aantal stellingen en 3) algemene vragen. U kunt de vragen beantwoorden door één van de bolletjes die voor de antwoorden staan in te kleuren. Wilt u uw antwoord verbeteren, dan kruist u het foute bolletje door en kleur u het goede bolletje in. Het invullen van de enquête duurt hooguit 20 minuten.
Vragen over het Waalfrontproject Hier volgt een aantal vragen over hoe u het Waalfrontproject heeft ervaren. Het gaat om uw mening, een fout antwoord is dus niet mogelijk. 1. Bij hoeveel bijeenkomsten bent u aanwezig geweest? O 0
O 1
O 2
O 3
O 4
O 5
2. Bent u gevraagd (door een uitnodiging van de gemeente) om deel te nemen aan het Waalfrontproject of heeft u zichzelf aangemeld? O O
Uitgenodigd Zelf aangemeld, omdat........................................
3. Hoe vond u het om deel te nemen aan het Waalfrontproject? Heel leuk
O
O
O
O
O
Helemaal niet leuk
Heel zinvol
O
O
O
O
O
Helemaal niet zinvol
Heel leerzaam
O
O
O
O
O
Helemaal niet leerzaam
Heel interessant O
O
O
O
O
Helemaal niet interessant
4. Was het voor u aan het begin duidelijk hoe het proces eruit zou gaan zien? Heel duidelijk
O
O
O
O
O
Helemaal niet duidelijk
5. Was er tijdens de bijeenkomsten een open sfeer? Heel open
O
O
O
O
O
Helemaal niet open
43
Bijlagen
6. Had u het gevoel dat u alles kon zeggen? Ik kon helemaal alles zeggen O
O
O
O
O Ik kon helemaal niets zeggen
7. Had u het gevoel dat er naar u geluisterd werd? Er werd heel goed geluisterd O
O
O
O
O
Er werd helemaal niet geluisterd
O
O Helemaal niet serieus genomen
8. Voelde u zich serieus genomen? Heel serieus genomen O
O
O
9. Heeft u het idee iets opgestoken te hebben over het maken van een Masterplan? Heel veel
O
O
O
O
O
Heel weinig
10. Stond de organisatie open voor uw mening en die van anderen? Heel open
O
O
O
O
O
Helemaal niet open
O
Heel weinig
11. Werd u gestimuleerd tot het inbrengen van ideeën? Heel veel
O
O
O
O
12. Is er volgens u genoeg met de ideeën van de groep burgers gedaan? Heel zeker
O
O
O
O
O
Heel zeker niet
13. Bent u tevreden over het verloop van het proces? Heel tevreden
O
O
O
O
O Helemaal niet tevreden
14. Heeft u het gevoel dat u invloed heeft gehad op de uitkomst van het project? Heel veel invloed
O
O
O
O
O
Heel weinig invloed
15. Voelt u zich door dit project meer betrokken bij het Masterplan van de gemeente Tiel? Helemaal wel
O
O
O
O
O
Helemaal niet
O
O
Helemaal niet
16. Staat u achter de uitkomst van het project? Heel erg
44
O
O
O
Bijlagen
17. Wilt u op de hoogte gehouden worden over de uitwerking realisatie van het Masterplan? O ja O nee 18. Heeft u tot nu toe voldoende informatie gehad over de uitwerking en realisatie van het Masterplan? Heel veel informatie O
O
O
O
O
Helemaal geen informatie
19. Voelt u zich door dit proces meer betrokken bij de Tielse gemeenschap? Heel erg
O
O
O
O
O
Helemaal niet
20. Zou u een volgende keer weer in een participatieproces van de gemeente Tiel deel willen nemen? O ja O nee Stellingen Hieronder wordt een aantal stellingen voorgelegd. U kunt per stelling aangeven in welke mate u het eens of oneens met de stelling bent. Let op: Er zijn geen foute antwoorden: het gaat om uw mening! 21. Vooraf dacht ik niet dat we samen tot een goede oplossing zouden komen. O
O
O
O
Helemaal mee eens Beetje mee eens Beetje oneens Helemaal oneens
22. De burgers die bij de bijeenkomst aanwezig waren vormden één groep. O
O
O
O
Helemaal mee eens Beetje mee eens Beetje oneens Helemaal oneens
23. Het betrekken van burgers heeft een grote invloed gehad op de uitkomst. O
O
O
O
Helemaal mee eens Beetje mee eens Beetje oneens Helemaal oneens
24. Ik zou op een of andere manier actief betrokken willen zijn bij de uitvoering van het Masterplan. O
O
O
O
Helemaal mee eens Beetje mee eens Beetje oneens Helemaal oneens
25. Het betrekken van burgers bij de ontwikkeling van het Masterplan is onzin. O
O
O
O
Helemaal mee eens Beetje mee eens Beetje oneens Helemaal oneens
45
Bijlagen
Algemene vragen
26. Wat is uw geslacht?
O O
Man Vrouw
27. Hoe oud bent u?
O O O O
jonger dan 20 20 - 40 41 - 60 ouder dan 60
28. Welke nationaliteit heeft u?
O O
Nederlands anders, namelijk ………………………..
29. Bent u
O Alleenstaand O Alleenstaand met kinderen O Samenwonend/gehuwd zonder kinderen O Samenwonend/gehuwd met kinderen 30. Wat is de hoogste opleiding die u heeft afgerond? …………………………………………………………………………………………… 31. Werkt u op dit moment?
O O O O
ja nee VUT/pensioen schoolgaand/studerend (ga verder naar vraag 33)
32. Wat voor werk doet u of heeft u gedaan? …………………………………………………………………………………………… 33. Hoe lang woont u al in Tiel?
O O O O
minder dan 10 jaar 10 – 20 jaar 21 – 30 jaar langer dan 30 jaar
34. Heeft u deelgenomen aan een van de andere burger participatieprojecten in Tiel (de Tielse Methode, het Stadspanel of de Stadsvisie)? O ja, welke……………………………………. O nee
Om wat dieper in te gaan op uw ervaringen met het Waalfrontproject zouden wij graag een aantal bewoners willen interviewen. Het zou erg fijn zijn als u hier aan zou willen meewerken! Wanneer u hieraan mee wilt werken, vul dan hieronder uw gegevens in. We nemen dan zo snel mogelijk contact met u op. Naam:………………………………………………………………………………………….. Adres:…………………………………………………………………………………………... Postcode & Plaats:……………………………………………………………………………. Telefoonnummer:……………………………………………………………………………... E-mailadres:…………………………………………………………………………………… Hartelijk dank voor uw medewerking aan deze enquête!
46
Bijlagen
Bijlage 2: Interviewguide Vragenlijst
Evaluatie participatieproces Waalfront Tiel
Introductie Een aantal weken geleden heeft u een enquête ingevuld over uw ervaringen met het Waalfrontproject. Deze enquête is onderdeel van een onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen. In dit onderzoek wil ik onderzoeken wat de ervaringen zijn van burgers in een participatieproces. Om een goed beeld van deze ervaringen te krijgen houd ik ook een aantal interviews. Het interview duurt ongeveer een uur. Het interview is opgebouwd uit verschillende onderdelen: eerst zal ik een aantal algemene vragen stellen. Daarna volgen vragen over het proces van het Waalfrontproject en vervolgens over de inhoud ervan. Daarna volgen een aantal vragen over groepsgevoel en ik sluit af met een aantal vragen over het vervolgtraject van het waalfront. Algemene vragen Ik wil u eerst een paar algemene vragen over uzelf en uw betrokkenheid bij het Waalfrontproject stellen. 1. Hoe lang woont u al in Tiel ?(hangt af van enquete) 2. Wat heeft er zich de afgelopen jaren in Tiel rond de Waal afgespeeld? 3. Hoe wist u van de plannen voor het Waalfrontproject? 4. Heeft u alle Waalfront bijeenkomsten bijgewoond?
Waarom wel/niet?
5. Waarom heeft u meegedaan aan het Waalfrontproject? 6. Vindt u het belangrijk om mee te doen aan dit soort projecten?
Waarom vindt u dat?
7. Vindt u dat burgers de plicht hebben zich binnen een gemeente voor projecten als het Waalfront in te zetten? Nu wil ik u een paar vragen stellen over uw ervaring met projecten van de gemeente waarbij burgers betrokken zijn. 8. Heeft u eerder meegedaan aan projecten Wat is de reden hiervan? van de gemeente Tiel? Waarom heeft u nu wel meegedaan? Wat voor project was dat? Kunt u dat project met dit project vergelijken?
47
Bijlagen
9. Heeft u in een andere gemeente aan een dergelijk project meegewerkt? 10. Bent u actief in uw buurt of gemeente? En dan bedoel ik binnen verenigingen maar ook bijvoorbeeld hier in de straat.
Was dit als burger of voor uw werk? Waarom heeft u toen meegedaan? Hoe komt dit tot uiting? Voelt u zich betrokken bij uw buurt?
Proces & Inhoud Ik wil u nu een aantal vragen stellen over het proces en de inhoud van het Waalfrontproject. Ik stel elke vraag eerst over de inhoud van het Waalfrontproject, de onderwerpen die aan bod kwamen en de resultaten en vervolgens over het proces dus over de gang zaken tijdens het project, de aanpak en de samenwerking. 11. Had u verwachtingen over de uitkomst van het project? 12. Zijn deze verwachtingen uitgekomen?
Ja: Wat waren die verwachtingen? Nee: Waarom niet? Welke wel/niet?
13. Had u verwachtingen van het proces voor u eraan begon? 14. Zijn deze verwachtingen uitgekomen?
Ja: Wat waren die verwachtingen? Nee: Waarom niet? Welke wel/niet?
15. Wist u van te voren waar het Waalfrontproject over ging?
Ja: Hoe wist u dat? Nee :Werd dit gaandeweg duidelijk?
16. Had u een idee over hoe het proces er in zijn geheel uit zou gaan zien?
Werd dit tijdens het proces helder?
17. Hoe werden de bijeenkomsten ingevuld? 18. Was dit vooraf voor u duidelijk?
Hoe zagen de bijeenkomsten eruit? Was de invulling elke bijeenkomst hetzelfde
19. Waren de onderwerpen die aan bod kwamen bekend voor u? 20. Werden de onderwerpen die tijdens de bijeenkomsten aan bod kwamen eerst gepresenteerd?
Op welke manier? Door wie?
21. Werden de onderwerpen op een toegankelijke manier gepresenteerd? 22. Kon u over alle onderwerpen meepraten?
Over welke onderwerpen wel? Over welke onderwerpen niet? Hoe vond het als u niet over een onderwerp kon meepraten? Voelde u zich daar onzeker over? Hoe ging u daarmee om?
23. Heeft u achteraf het idee dat u veel over de onderwerpen die aan bod kwamen heeft
Waarom wel/niet? Wat heeft u geleerd?
48
Bijlagen
geleerd?
24. Wat was uw rol tijdens het proces? 25. Was dit van te voren duidelijk?
(in het algemeen iets geleerd?)
Was het voor u duidelijk wat de gemeente van u verwachtte? (welke inbreng) Is dit later in het proces duidelijk geworden?
26. Wat was de rol van de gemeente in het proces?
Veranderde dit in de loop van het proces?
27. Viel er met de gemeente te onderhandelen over het proces of de inhoud van het project?
Hoe merkte u dat? Wat vindt u daarvan?
28. Vindt u dat de gemeente haar rol in het proces goed heeft vervuld?
Waarom wel/niet?
29. Heeft u actief deelgenomen aan de tafelgesprekken?
Nee: Waarom niet? Ja: Hoe vond u het om deel te nemen aan de discussies? Wat was uw gevoel daarbij? Makkelijke, moeilijk, zenuwachtig…
30. Heeft u actief deelgenomen aan de discussies in de zaal? 31. Ik heb begrepen dat de plannen van elke groep aan het eind van de avond aan de zaal werden gepresenteerd. Heeft u dat weleens gedaan? (let op de sfeer)
Waarom wel/niet?
32. Wat is achteraf uw indruk van de inhoud van het project?
Moeilijk of makkelijk
Vertrouwen We hebben het al even over uw verwachtingen van het proces gehad. Ik wil daar nog even op terug komen. 33. Had u aan het begin van het project vertrouwen dat u samen tot een oplossing voor het Waalfront kon komen?
Waarom wel/niet?
34. Veranderde dit in de loop van het project? 35. Had u van te voren vertrouwen in het proces?
Waarom wel/niet? Waar bestond dat vertrouwen uit?
36. Veranderde dit in de loop van het proces?
49
Bijlagen
Het is bekend dat wanneer mensen die met de gemeente aan tafel zitten zich weleens onzeker voelen. Ik zou u daar een paar dingen over willen vragen, over of en hoe u dit beleeft heeft. 37. Heeft u zich op enig moment tijdens het project onzeker gevoeld over het proces? (samenwerking, gang van zaken, aanpak, discussies). (ook over Inhoud vragen)
Waar voelde u zicht onzeker over? Was dit aan het begin of aan het eind van het project? Hoe bent u daarmee omgegaan?
38. Zag u bij anderen dat zij onzeker waren?
Ja: Hoe wist u dat? Waar zag u dat aan?
39. Heeft u hierover met anderen gesproken? Algemeen oordeel Als laatste in dit onderdeel wil ik iets vragen over uw algemene oordeel van de inhoud en uitkomst van het Waalfrontproject en over het proces? 40. Wat vond u goed aan de inhoud van het project? 41. Wat vond u minder goed aan de inhoud van het project?
Waarom?
Waarom?
42. Wat vindt u goed aan de uitkomst van het project? 43. Wat vindt u minder goed aan de uitkomst van het project? 44. Wat vond u goed aan het proces?
Waarom?
45. Wat vond u minder goed aan het proces?
Waarom?
46. Hoe kijkt u nu tegen het Masterplan aan?
Er wordt ook wel gezegd dat burgers die meewerken aan een participatieproject de uitkomst als ‘hun’ plan gaan zien, kunt u zich hierin vinden?
47. Heeft u het idee dat u invloed heeft gehad op de uitkomst?
Waarom wel/niet? Had u dit verwacht? Wat vindt u daarvan?
50
Bijlagen
Groepsgevoel Ik zou in dit gedeelte graag samen met u uit willen zoeken of er tijdens de bijeenkomsten van het Waalfrontproject verschillende groepen zijn ontstaan. Pen en papier 48. Voelde u zich een groep met de andere Nee: Waarom niet? deelnemers? Doorvragen, zie volgende doorvragen 49. Welke groepen heeft u tijdens het project onderscheiden? (tekenen)
Tot welke groep behoorde u? Hoe groot was die groep? Voelde u zich prettig in die groep? Veranderde dit in de loop van het proces?
50. Hoe verhield uw groep zich tot de gemeente? (tekenen) 51. Was er onderling vertrouwen tussen de deelnemers?
Nee: Waarom niet? Ja: Waar bleek dat uit?
52. Was er sprake van vertrouwen tussen burgergroepen en de gemeente?
Nee: Waarom niet? Ja: Waar bleek dat uit?
53. Sprak u ook met anderen af buiten de bijeenkomsten?
Ja: Met wie? Waarom? Nee: Waarom niet?
54. Zijn er naast de door de gemeente georganiseerde bijenkomsten ook andere bijeenkomsten geweest met alleen burgers?
Waarom wel/niet?
55. Was het Waalfrontproject iets wat u bezig hield?
Waarom wel/niet?
56. Sprak u met buren of vrienden over het project?
Waarom wel/niet? Met wie sprak u dan? Wat besprak u?
57. Heeft u tijdens het proces meningen over het Waalfront gehoord die anders waren dan die van u?
In hoeverre waren die anders dan uw mening? Begreep u deze meningen? Begreep u waarom deze meningen anders waren dan uw mening? Heeft u uw mening tijdens het project bijgesteld?
58. Vindt u dat u in dat opzicht iets geleerd heeft van het project?
Ja: Wat? Nee: Waarom niet? doorvragen
59. Wanneer de meningen tussen burgers uit elkaar lagen vond u dat deze dan weer bij elkaar gebracht werden?
Had de gemeente hier volgens u een rol in? Veranderde hierdoor volgens u het proces?
51
Bijlagen
60. Zijn er mensen of groepen uit het project gestapt?
Waarom? Hoe werd daarmee omgegaan?
61. Vond u dat er burgers waren die alleen maar oog hadden voor hun eigen belang?
Ja: Hoe merkte u dat? Hoe ging u daarmee om?
Vervolgtraject Als laatste onderdeel wil ik een aantal vragen stellen over de periode na het project. 62. Heeft u tot nu toe voldoende informatie Ja: wat heeft u aan informatie gekregen? gehad over de uitwerking en realisatie van Nee: Wat had u willen weten? het Masterplan? 63. Bent u betrokken bij het vervolgtraject van het Masterplan?
Nee: Waarom niet? Wat vindt u daarvan? Had u het liever anders gezien? Ja: op welke manier bent u hierbij betrokken?
64. Wilt u betrokken blijven bij het vervolgtraject, de uitwerking, van het Masterplan?
Op welke manier kan dat het beste gedaan worden volgens u?
65. Heeft u vertrouwen in de uitvoering van het Waarom wel/niet? Masterplan? 66. Heeft dit project volgens u invloed gehad op hoe u tegen de gemeente aankijkt?
Waarom wel/niet?
67. Heeft dit project invloed gehad op hoe u tegen andere instanties (die bij het project betrokken waren) aankijkt?
Waarom wel/niet?
Voordelen Als onderdeel van het onderzoek naar de ervaringen van burgers bij participatieprojecten onderzoek ik of burgers voordelen ervaren aan het meedoen aan een dergelijk project. 68. Terug kijkend op het Waalfrontproject. Kunt u zeggen of u aan het meewerken van het project voordelen heeft ervaren?
52
Nee: Waarom niet? Nadelen? Ja: Welke?
Bijlagen
In de literatuur worden vijf voordelen voor burgers gegeven van het meedoen aan een participatie proces. Ik zou als laatste vraag deze vijf met u door willen lopen. 69. Kunt u mij zeggen of u deze voordelen heeft ervaren? -vergroten van kennis over het onderwerp -vergroten van de invloed van de burger -sociaal leren (leren van elkaar en met elkaar) -grotere maatschappelijke betrokkenheid -grotere betrokkenheid bij het beleidsonderwerp….
Hiermee wordt ook bedoeld dat u het zich eigenaar voelt van het ontwikkelde plan.
Ik heb een goed beeld gekregen van wat u vindt van het Waalfrontproject en hoe u dit hebt ervaren. Hoe vond u het interview? Heeft u nog vragen? Heeft u onderwerpen gemist of andere aanvullingen?
53