KNACK - 26 december 2012
Het In Flanders Fields Museum in Ieper opent opnieuw de deuren na een renovatie die het moet klaarmaken voor de stormloop honderd jaar na het begin van de Eerste Wereldoorlog.
Piet Chielens (coördinator In Flanders Fields): Het kenniscentrum aan de achterkant van de Lakenhalle waar we ons nu bevinden komt voort uit het inzicht dat mensen steeds meer hun persoonlijke verhaal willen koppelen aan dat van de Groote Oorlog. Dagelijks komen bezoekers hier opzoekingen doen. Het was niet onze bedoeling, maar daardoor krijgen we ook meer objecten en documenten. Mensen zeggen: ‘Wij hechten er nog waarde aan, maar wat gebeurt ermee na ons?’ De museumopstelling is uitgebreid en vernieuwd. Was ze gedateerd? Chielens: We wilden de opstelling afstemmen op de komende generatie. Toen we openden in 1998 waren er op 11 november nog twaalf veteranen aanwezig, en 65 procent van onze bezoekers gaf aan dat ze nog persoonlijk contact hebben gehad met iemand uit de generatie van de Eerste Wereldoorlog. Vijftien jaar later is dat gezakt tot minder dan 40 procent, ook omdat we meer scholieren over de vloer krijgen. Voor de meeste jongeren is er geen verschil tussen de Eerste Wereldoorlog, de veldslagen van Napoleon en de veroveringstochten van Caesar, het is gewoon allemaal geschiedenis. Mijn generatie is wel sterk beïnvloed door haar contacten met mensen die het hebben meegemaakt. Hier in de Westhoek sloop het gewoon je leven binnen. Ik herinner me uit mijn jeugd dat we met ons lief afspraken op de Britse begraafplaats, het mooiste park dat we hadden. Is dat anders voor kinderen die hier vandaag opgroeien? Chielens: Zij vragen zich evengoed af wat al die buitenlandse toeristen hier komen zoeken, zeker in een stad als Ieper. We leven in een regio waar de sporen van de Eerste Wereldoorlog nog zichtbaar zijn. Dat is niet vanzelfsprekend, zoals de strijd tegen de A19 heeft aangetoond. De A19 stopt nu in Ieper, maar men wilde de snelweg aanvankelijk doortrekken naar de kust. Dat betekende de vernieling van het landschap dat een belangrijk slagveld was tijdens de Eerste Wereldoorlog. Waarom is dat landschap zo belangrijk? Chielens: Omdat je het verhaal bewaart door de plek te bewaren. Als je het landschap opbreekt en alle verwijzingen naar de oorlog opsluit in het museum, belazer je de boel. Ik weet het, we leven in een dichtbevolkt land en we moeten keuzes maken. Maar via het landschap blijft het verhaal tastbaar aanwezig in de omgeving. Alleen zo zullen komende generaties en museumbezoekers het
KNACK - 26 december 2012
verhaal ter harte blijven nemen. Dat is onze fundamentele opdracht, en daarom hebben we het museum aangepast. We gingen al langer in op het persoonlijke verhaal, en daar is nu de landschapscomponent aan toegevoegd. Elk verhaal gebeurt niet alleen op een bepaald ogenblik, maar ook ergens. Eigenlijk jaagt u de bezoekers buiten? Chielens: (lacht) Niet meteen, ze mogen rustig de tijd nemen in het museum. Maar inderdaad, we benoemen de plek en verwijzen ernaar. Wat je in het museum opneemt, kun je als het ware weer downloaden als je de plek bezoekt. Natuurlijk is deze lakenhalle ook een fameuze lieu de mémoire, symbool van onbuigzaamheid en verzet, daarna van vernietiging en uiteindelijk van wederopbouw. Daarom is het goed de geschiedenis hier vast te houden. Zijn er al apps die ons door het landschap van de Groote Oorlog gidsen? Chielens: We bereiden een wandeling voor met drie instappunten aan de kleine Ieperboog, het front dat rond deze stad gespannen stond. We willen de app klaar hebben tegen 2015. Eigenlijk is het een afgeleide van wat al aanwezig is in het museum. We hebben twee films gemaakt van het hedendaagse landschap met zijn monumenten en begraafplaatsen vanuit een helikopter. Die opnamen combineren we met historische documenten en beelden. Zo verbinden we de geschiedenis met een specifieke plek. Door op een fascinerende manier over veldslagen te vertellen, krijgen mensen er zin in die plek te bezoeken. Het biedt een dieper inzicht in de menselijke tragedie die de Eerste Wereldoorlog was. Want die boodschap blijft vooropstaan, los van de communicatietechnieken die we gebruiken. De technische snufjes waarmee het museum alles uit de doeken doet, oogsten soms kritiek. Chielens: Onlangs zijn er twee belachelijke vrije tribunes verschenen in De Standaard. In het eerste stuk werd beweerd dat je niet naar de Westhoek moet gaan, omdat alles daar veel te veel wordt uitgelegd. In plaats daarvan moeten we verborgen verhalen zoeken. Bijvoorbeeld dat van Fritz Haber in Tielt, de chemicus die de gasoorlog begonnen is. Bon, interessant, maar zoiets kan nooit de herdenking zijn van de Eerste Wereldoorlog. Dat is een voetnoot. Oorlog gaat over mensen die op een bepaalde plek zijn kapotgemaakt. Dat blijft de kern van de zaak. Wat was de tweede kritiek? Chielens: Een educatief medewerker van de IJzertoren verweet ons dat we inzetten op commercieel toerisme. Belachelijk! Ja, wij laten de bezoekers persoonlijke verhalen ontdekken en in de voetsporen van hun voorouders treden, maar is dat commercie? Volgens hem zijn we de grond van de zaak, de verontwaardiging over wat er is gebeurd, uit het oog verloren. Onze boodschap is heus niet verwaterd omdat we ze met steeds meer mensen delen. Integendeel, dankzij ons breed en talrijk publiek kunnen we gelaagd werken en voor sommigen heel diep gaan.
KNACK - 26 december 2012
Er komt een vloed van gesubsidieerde projecten op ons af in 2014. Verwacht u veel respons? Chielens: De belangstelling van de massamedia is enorm en mondiaal. Ze is even groot als indertijd voor de oorlog zelf. Typisch voor de massamedia, zeker, die focus op grote momenten en evenementen? Natuurlijk, het is de honderdste verjaardag van een oorlog waarbij twee derde van de wereldbevolking betrokken was. Ik noem het met enige ironie een heel democratische oorlog, die geen enkel segment van de samenleving ongemoeid liet. Wie niet ging vechten, werd ingezet in de oorlogseconomie. Tegelijk was er voor het eerst een staatsapparaat dat minutieus de administratie ervan bijhield. Daardoor kun je een eeuw later via centra als dit en allerlei archieven je eigen verhaaltje lospeuteren of terugplaatsen in het grotere geheel. Er zijn ook brieven van soldaten van Napoleon bewaard, maar dat zijn veeleer uitzonderlijke bronnen uit die tijd. Is er veel op het internet te vinden? Chielens: Het voorbeeld is het Australian War Memorial, dat zowat het hele archief van de Eerste Wereldoorlog op het net heeft gekwakt en toegankelijk heeft gemaakt. De Australiërs hechten heel veel belang aan die passage uit hun geschiedenis. Het is een natie geworden op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog. De herdenkingsdag Anzac Day verwijst naar het Australische en NieuwZeelandse Army Corps (Anzac) in de Eerste Wereldoorlog. Ze begonnen onder Brits bevel aan die oorlog en eindigden met eigen bevelhebbers. Wat een koloniaal troepenzooitje was in de ogen van het Empire, ontpopte zich tot elitestoottroepen. Idem dito voor Canada. Deze founding myth wordt enorm gevoed door de ontsluiting van al die archieven. De politieke belangstelling ervoor is ontzettend groot. Hoe verklaart u de geringere belangstelling in Europa? Chielens: Landen als België en Frankrijk zaten natuurlijk aan de ontvangende kant. Daardoor hebben we meer oog voor de kosten van de oorlog. Daar zijn we evengoed al een eeuw mee bezig. In de Westhoek kampen we nog altijd met een kopercontaminatie van het grondwater als gevolg van de oorlog. Er gebeuren nog jaarlijks ongevallen met munitie. Dat doet ons als Westhoekers nadenken over wat het dan moet zijn op meer recente slagvelden op deze aardbol, van Vietnam tot Afghanistan.
Lag die tegenstelling tussen landen die de vernieling incasseerden en zij die troepen stuurden ook niet besloten in de discussie over het lot van Ieper, dat de Britten als ruïne wilden bewaren? Chielens: Absoluut. De overwinnaar wil zijn slagveld in ere houden om zijn roemrijk optreden te gedenken. Maar de sukkels in het verhaal willen zo snel mogelijk weer hun leven hervatten. In Ieper heeft men een hypercorrectie toegepast door alles te bouwen zoals voorheen, in plaats van uit het puin een nieuwe stad te doen verrijzen. Dat de stadsarchitect een epigoon was van de SintLucasschool met een voorliefde voor neogotiek en een romantische kijk op het verleden is daar niet
KNACK - 26 december 2012
vreemd aan. Maar evengoed wilde men geen nieuwe stad omdat het een aanvaarding inhield van het doodvonnis dat de oorlog over de stad had uitgesproken. Men keerde liever terug naar de levende stad van voor 1914. Frankrijk heeft wel hele zones gelaten zoals ze waren, natuurlijk ook omdat het land minder dichtbevolkt is.
Laat ons weer naar 2014 springen. Wie zal die vloedgolf aan initiatieven coördineren? Chielens: Aangezien de politieke belangstelling gewekt is, probeert elk niveau wel iets te doen: federaal, Vlaams, provinciaal en stedelijk. Hopelijk wordt het inderdaad een beetje gecoördineerd. Maar wij hier in de Westhoek zijn er al ruim vijftien jaar van overtuigd dat het bovenlokale niveau op dat gebied veel te bieden heeft. Hier zijn heel veel kleine spelers, gemeenten met daarbinnen kleine kernen, die allemaal een sterk historisch verhaal te vertellen hebben – denk maar aan Passendale binnen de kleine gemeente Zonnebeke. Om dat tot zijn recht te laten komen, hebben we in 1998 op provinciaal niveau ‘Oorlog en Vrede in de Westhoek’ opgericht. Dat was een goede keuze, want als het vanuit Brussel was gegaan, dan was het al duizend keer in de soep gedraaid.
Waarom? Chielens: Omdat we een groep mensen vormen die op dezelfde manier zijn beïnvloed door die aanwezigheid van de oorlog. (Beetje opgewonden) Antwerpenaren moeten ons niets komen uitleggen als het over de Eerste Wereldoorlog gaat. I’m very sorry. Laat dat maar aan de Westhoekers zelf. In die zin geloof ik sterk in de coördinatie vanuit de provincie. Er komt trouwens een uitstekend provinciaal cultureel initiatief, waarin ik een louter adviserende rol heb. Het zet voorop dat oorlog verschrikkelijk is voor de bevolking die hem moet ondergaan, en brengt dat tot uitdrukking via alle mogelijke vormen van culturele expressie. Niet alleen in 2014, maar over de hele periode. De media werken wellicht alleen naar 4 augustus 2014 toe, maar de Eerste Wereldoorlog heeft vier jaar geduurd. Eigenlijk eindigt het pas met de vrede van Versailles op 28 juni 1919. Niemand moet jullie iets vertellen over de Eerste Wereldoorlog, maar Leuven en Antwerpen hebben er toch ook een hoofdstuk van geschreven? Chielens: Absoluut, natuurlijk. En gelukkig ziet men in Leuven in dat het een verhaal is dat speelt over het hele Belgische grondgebied in die eerste twee oorlogsmaanden. Het heeft zich verenigt met andere Vlaamse en Waalse steden waar de burgerbevolking geleden heeft onder de terreur van de Duitsers. De zogenaamde Martelaarssteden – hoewel Tamines niet echt een stad is, maar dat is semantiek. Voor de rest is het een geweldig initiatief. Ook Antwerpen bezit een fantastisch verhaal over bezetting en terreur. De eerste twee dagen schieten de Duitsers op de fortengordel rond Antwerpen, maar de derde dag komen de bommen al op de stad neer. Die derde dag wordt ook gecapituleerd. De exodus vanuit Antwerpen is
KNACK - 26 december 2012
hallucinant. Dat eigen verhaal moet Antwerpen vertellen. En ik heb er het volste vertrouwen in dat de mensen van het Vredescentrum dat ook zullen doen. (Fijntjes) Komt er straks geen historicus aan het hoofd van het gemeentebestuur te staan? Hoe zou u dat Antwerpse verhaal brengen? Chielens: Wel, het is bijna de ironie van de geschiedenis dat een stad die zogenaamd kreunt onder de vluchtelingen, die van overal komen aankloppen om uit de vetpotten van het OCMW te eten, een eeuw geleden zelf een exodus van vluchtelingen beleefde. Bijna de hele stadsbevolking en iedereen die ging schuilen achter de verdedigingsgordel was toen zelf vluchteling. Ik hoor dat ze de noodbrug die over de Schelde werd gelegd naar Linkeroever opnieuw gaan bouwen. Dat is een goed idee, maar vergeet ook de vluchtweg langs de Schelde naar Bergen-op-Zoom en zo naar Nederland niet. Antwerpen heeft de plicht dit ongelofelijke verhaal te verknopen met de actuele vluchtelingenproblematiek. Geschiedenis interesseert me maar als ze ook iets te betekenen heeft voor vandaag. Welke rol is weggelegd voor het IJzerbedevaartcomité? Chielens: Het oorlogsleed en de wijze waarop de doden werden herdacht, werkten als een krachtige, mobiliserende factor voor Vlaamse eisen die al lang in de Vlaamse Beweging aanwezig waren. Iets wat klein en intellectueel was – de schoolmeester en le petit curé – werd een brede beweging. Ook hier is de Eerste Wereldoorlog dus de scharnier, en dat moet men in de verf zetten. Naast uiteraard de ligging van de IJzertoren, op een belangrijk slagveld in de Belgische sector. De onderwaterzetting die in het noorden en naar het zuiden redding bracht voor het Belgische leger, bood op dat stuk tussen de dodengang en de bocht van Sint-Jacobskapelle geen bescherming. Daar moest het Belgische leger vier jaar zware gevechten leveren. Na verloop van tijd komt daar het spoor van de collaboratie bij... Chielens: Op een bepaald moment hebben de leiders van de Frontbeweging inderdaad hun begrip uitgesproken voor de motieven van collaborateurs. Op dat moment werd het heel link: wat men bestreden had in de oorlog, keurde men nu goed. Men trok dus de kaart van de frustratie. Mensen zijn in de misdaad gegaan uit frustratie over de Belgische houding ten opzichte van de gerechtvaardigde Vlaamse eisen. Als je dat accepteert, roep je de gratie uit over de frustratie. Vaak heb ik het gevoel dat die nog altijd aanwezig is. Komt dit verhaal aan bod? Chielens: De IJzertoren is in 1986 uitgeroepen tot Memoriaal van Vlaanderen. Ze moeten deze uitdaging dus aangaan met het juiste historische inzicht. Ik weet dat ze een beroep kunnen doen op historicus Bruno De Wever, die hen al vaker heeft geadviseerd. Maar meestal volgen ze hem maar ten dele. Ik heb de indruk dat men het oorlogs- en pacifismeverhaal wil vertellen, maar de rest liever verzwijgt.
KNACK - 26 december 2012
Tot slot: Toerisme Vlaanderen zit al uit te rekenen welke return honderd jaar Grote Oorlog oplevert voor de streek. Voelt u zich daar goed bij? Chielens: Tja, is dat niet de opdracht van Toerisme Vlaanderen? Als dat zo veel aandacht krijgt, dan komt dat door de ontstellende stilte bij de departementen Cultuur, Onderwijs en Wetenschap. Hebt u iets vernomen over een spraakmakend initiatief van de Vlaamse minister van Cultuur, of de ministers van Wetenschapsbeleid en Onderwijs? Ik niet.