Job & Rina Zwaan - Tromp
Kinderen in oorlogstijd In de meidagen van 1940 wordt de vesting Holland door het Duitse leger onder de voet gelopen. Op sommige plaatsen wordt dapper teruggevochten - in Kornwerderzand worden de Duitsers aan het begin van de Afsluitdijk zelfs tegengehouden - maar feitelijk zorgt de weerstand voor wat vertraging van de Duitse opmars. Wanneer het hart van de stad Rotterdam wordt weggebombardeerd en de Duitsers dreigen om hetzelfde te doen met steden als Utrecht, Amsterdam en Haarlem geeft Generaal Winkelman zich over. De koninklijke familie is gevlucht; de Nederlandse regering is in verwarring uiteengestoven - de meeste ook naar Engeland - en een bezettingsperiode breekt aan. Op dat moment is nog allerminst zeker dat de Duitsers ooit weg zullen gaan en of Nederland ooit nog Nederland wordt. Als kinderen hebben wij die periode meegemaakt. Job is in mei 1940 zeven; Rina is zes. Wanneer de oorlog eindelijk over is, zijn wij dus twaalf en elf jaar 72
oud. De kindertijd waaraan wij herinneringen hebben, zijn oorlogsjaren. In de meidagen van veertig woonden we niet eens zo ver bij elkaar uit de buurt. De familie Zwaan woonde in de Willem Barendzstraat, de familie Tromp - acht man sterk - woonde in de James Wattstraat (hemelsbreed hooguit 500 meter bij elkaar vandaan). Ongetwijfeld zijn we elkaar in het kleine plaatsje IJmuiden (aan het einde van de Jameswattstraat - nu midden in IJmuiden - begonnen de duinen) gepasseerd en kenden onze vaders elkaar van de visserij. Samen gespeeld hebben we nooit en herinneringen aan elkaar als kind kunnen we ook niet opdiepen. In de wereldgeschiedenis zullen verhalen over Stalingrad, Auschwitz, D-day en andere grote gebeurtenissen blijven bestaan. Persoonlijke verhalen, van mensen die in die oorlog soms ver verwijderd van het wapengekletter en de verschrikkingen van de kampen, hun leven leidden in oorlogstijd, verdwijnen met de mensen. Wij beiden zijn nu begin 70 en zijn de jongsten die zich nog iets herinneren van de meidagen van 1940. Iets van die herinneringen willen we hier vastleggen. In het liber amicorum van onze schoonzoon Tom, die zich door zijn interesse in genealogie al tientallen jaren inzet om de familiegeschiedenissen aan de tijd te onttrekken en voor de vergetelheid te bewaren. We
dragen het op aan onze kleinkinderen voor wie een oorlog hopelijk altijd geschiedenis zal blijven.
Engeland Vlak voordat de Tweede Wereldoorlog begint, is het voor Job een spannende tijd. Op 7 mei worden zijn amandelen geknipt. Wanneer op 10 mei de vliegtuigen overkomen, voelt hij zich nog niet zo lekker en slikken doet nog pijn. De datum 7 mei betekent voor hem ook - onbewust op dat moment -het afscheid voor een lange tijd van zijn vader. Vader Zwaan vertrekt op 7 mei naar zee. Vissen. Op 10 mei krijgt hij, net als de andere Nederlandse schippers het commando om door te stomen
naar de dichtstbijzijnde Engelse haven. Massaal wordt aan dat bevel gehoor gegeven. Slechts een enkel schip vaart terug naar het gezinsleven in IJmuiden. Vader Zwaan zet koers naar Aberdeen en zal pas in april 1945 met zijn schip als eerste van de Nederlandse vissers terugkeren in een Nederlandse haven (Hansweert). Tijdens de oorlog heeft hij bij IJsland gevist met als thuishaven Fleetwood. Moeder Zwaan krijgt het bericht van haar man al op de eerste dag te horen. Ze verwoordt dan ook al haar gevoel dat “dit wel eens vijf jaar kan gaan duren”. Hoewel gevoelens van onzekerheid, wanhoop en verdriet van een moeder natuurlijk buiten de waarneming van een zevenjarige vallen, moet moeder Zwaan zich voor een enorme opgave gesteld zien. Het - toch zeker niet arme gezin - vervalt per direct aan de bijstand. Voor het gezin Tromp brengt het uitbreken van de oorlog direct gevaar. Vader Tromp is onder de wapenen. Hij is gemobiliseerd en is actief als korporaal bij de marine.
73
Vader Tromp vecht bij de Maasbruggen in Rotterdam en krijgt op 14 mei het bombardement en de slag om Rotterdam over zich heen. In IJmuiden wacht zijn gezin af. Als altijd is het moeder Tromp die de kalmte bewaart. Met een rotsvast Godsvertrouwen wordt er gebeden voor een behouden terugkeer en als altijd met het hele gezin gezongen.
Zwarte dag In de geschiedenis van IJmuiden is 14 mei een zwarte dag. Het is de dag dat veel mensen nog willen vluchten. Vooral Joden en socialisten proberen op die dag Engeland te bereiken. IJmuiden is voor velen het eindstation. Boten uit Amsterdam worden tegengehouden bij de sluis en wie te voet, fiets of auto de haven wil bereiken komt niet verder dan Velserbeek. Degenen die wel de haven bereiken vertrekken op volgepakte boten - 75 man op een schip waar er 25 op kunnen - richting Engeland. Tientallen Joden die niet in staat zijn te vluchten, besluiten de verschrikkingen niet af te wachten en slaan de hand aan zichzelf.
Haven IJmuiden
74
Het moeten wanhopige taferelen zijn geweest aan de rand van IJmuiden en in de haven. Ondertussen probeert het Nederlandse leger alles te vernietigen dat voor de Duitsers bruikbaar kan zijn. Het passagiersschip J.P. Coen wordt tussen de pieren tot zinken gebracht, zodat de haven onbruikbaar is. Een geslaagde actie omdat tot in 1943 de Duitsers de haven niet hebben kunnen gebruiken. Voor de bevolking in het plaatsje brengen de vernietigingsacties gevaar met zich mee. Er gaan zelfs verhalen dat heel IJmuiden gevaar loopt door de explosies (op het forteiland lag een enorme hoeveelheid munitie). Vader Tromp heeft met een buurman afgesproken dat die in geval van nood voor zijn gezin zou zorgen. De belofte is snel gemaakt, maar wanneer daadwerkelijk hulp geboden is, laat de buurman het afweten. Terwijl heel IJmuiden onder meer op wagens de veilige duinen intrekt en daar overnacht, blijft het gezin Tromp als enige thuis. Het beeld van de vluchtende mensen en het gevoel zelf in de steek gelaten worden, verdwijnt bij Rina
nooit meer van het netvlies. Alie - haar twaalf jaar oudere zus - ligt ziek op bed voor het raam. Vanuit de huiskamer op de eerste verdieping ziet Rina de drommen mensen wegtrekken. Gehaast. Het was, alsof zij ze aan kon raken. Ruim 65 jaar later is het triomfgevoel van de volgende dag - wanneer iedereen terug uit de duinen komt en er feitelijk niets gebeurd is - nog altijd niet verdwenen. Job - die met moeder en zuster wel veilig in de duinen zat - herinnert zich alleen nog dat het koud was en dat er heel veel mensen waren. Zowel Job als Rina ervaren de Duitse intocht als iets spannends. Hoewel ze wisten dat de Duitsers niet de goeden waren, maakte de pantserwagens, de uniformen en de colonnes veel indruk. Rina is in die eerste dagen zelfs nog op de foto gegaan met een Duitse soldaat. Maar met die verandering, neemt het leven weer zijn gewone loop.
Wieringen Geschiedenis hangt aan elkaar van toevalligheden: kleine gebeurtenissen, die leiden tot enorme zegeningen. Een kapotte dorsmachine in een veld in Wieringen bepaalde voor de familie Tromp het verloop van ‘hun’ oorlog. Vader Tromp was ‘De Noord’ ingereden. Toen hij de kapotte locomobiel zag staan met een aantal mensen er omheen die vergeefs probeerde het ding weer aan de praat te krijgen, bood hij zijn hulp aan. Als machinist van stoomschepen kreeg hij de dorsmachine zonder al te veel problemen weer aan het werk. Meteen was zijn reputatie gevestigd en kon hij aan de slag in de landbouw. Wanneer de oogst erop zit en alle seizoensarbeiders ontslagen worden, willen ze in Wieringen Tromp maar wat graag houden. Hij wordt aangesteld als land-
bouwcontroleur. Een baan die hem nog van pas gaat komen. Het gezin komt over vanuit IJmuiden. En hoewel het onderkomen in de familie altijd omschreven wordt als een ‘kippenboet’, moet het toch een vrij behoorlijke ruimte geweest zijn. Moeder Tromp, gewend aan vissersplaatsjes waar iedereen op elkaar woont, weet zich geen raad met het weidse uitzicht en alle ruimte om haar heen. Van de Duitsers hebben ze in Wieringen weinig last. Zoals zoveel Nederlanders verliest Rina haar fiets. Drie dagen eerder gekregen voor haar verjaardag. Bovendien haar eerste fiets. Een poging om het rijwiel in de mesthoop te verstoppen is vergeefs. De Duitsers staan op de kerktoren en zien precies welk rijwiel waar verstopt wordt. ‘Onder de stront’ vertrekt Rina’s rijwiel naar het oosten. Van de gevechtshandelingen staat Rina nog de beschieting van een Duits konvooi voor ogen. Een Engelse jager scheert eerst over de weg; Rina en een paar vriendinnetjes duiken samen in een eenmansgat langs de weg. Vervolgens opent het Engelse vliegtuig de aanval op de Duitse vrachtwagens. Wanneer Rina weer uit het gat klautert, brandt het konvooi. Of er doden of gewonden zijn, weet ze niet meer. Wel dat het eten dat in blikjes werd vervoerd door de hitte was gaan koken. De verschrikkingen van de oorlog komen het meest nabij tijdens een schoolreisje in 1941 naar Artis in Amsterdam. Joodse kinderen dragen een ster. Zonder te weten wat er precies te gebeuren staat, voelt Rina de verschrikking die achter de ster verborgen gaat. Er was het besef dat iemand die kinderen iets wilde aandoen. Het trieste gevoel bleef de hele dag hangen en genieten van het schoolreisje lukte niet meer. Het gevoel blijft tot de dag van vandaag bestaan. 75
Vader Tromp gaat in het verzet. Als landbouwcontroleur is hij in staat om voor onderduikers en mensen die voor eten uit de steden komen voedsel achterover te drukken. Na de oorlog zijn er nog wel eens discussies geweest over zijn keuze om in het verzet te gaan en de risico’s die hij daarbij genomen heeft. Onder het huis lagen bijvoorbeeld wapens. Wanneer die gevonden waren, had dat het einde betekend van het gezin. Moeder Tromp heeft het intussen druk met eten weggeven aan mensen die door de honger gedreven helemaal vanuit Amsterdam - soms te voet - naar Wieringen komen.
Friesland Moeder Zwaan moet met haar twee kinderen in november 1941 vertrekken uit IJmuiden. De huizen worden afgebroken om het schootsveld op het strategisch belangrijke Noordzeekanaal en de sluizen te openen. IJmuiden gaat plat. De bewoners worden over Neder-
Boerderij familie Hoekstra Bonnema te Huizem
76
land verdeeld. Het gezin woont in eerste instantie in Goutum bij de familie De Jong. Job zou aanvankelijk ergens anders geplaatst worden als boer De Jong zegt “twaie” (twee). Maar gelukkig mocht hij van de boer bij de familie blijven omdat moeder Zwaan weigert mee te gaan en zegt “Als wij drieën het ergste is dat u door de oorlog overkomt .......”. Een leuke tijd was het niet. Hoewel het ze niet aan voedsel ontbreekt, voelen de evacués dat ze niet welkom zijn. Logisch. De Friezen hebben de IJmuidenaren ook maar verplicht in huis gekregen. Moeder Zwaan wordt geregeld het huis uit gestuurd: “mooi weer buiten”. Na een periode van een half jaar en een nare periode bij familie in Utrecht, vindt het gezin onderdak bij de familie Hoekstra Bonnema in het Frieze Huizum. Het klikt tussen de families en er zal altijd een warme band tussen de Bonnema’s en de familie Zwaan blijven bestaan. In het huis zitten ook Duitsers ingekwartierd. Zij zijn verantwoordelijk voor de pantser afweer van de verdedigingslinie in Friesland. Job leert deze Wehrmacht-
soldaten kennen als ‘aardige jongens’, die ook maar verplicht in deze oorlog zaten. Hij mag zelfs eens een geweer afschieten. Verder lijkt de oorlog ver weg in Friesland. Wel horen ze het gedreun van de kanonnen tijdens de slag om het 150 kilometer zuidelijker gelegen Arnhem en zien ze bommenwerpers hoog over gaan richting Duitsland. In mei 1945 wordt het gezin weer herenigd. Moeder Zwaan rijdt met een vrachtauto mee tot Heiloo. Vanaf daar gaat de tocht achterop de fiets bij Jan Schenk, een zwager van moeder Zwaan, naar IJmuiden. Op de spoorbrug tussen Beverwijk en Velsen hoort ze dat het schip van haar man in IJmuiden is binnengekomen. Ze vinden elkaar snel. Vader Zwaan is dan al langs de plek gelopen waar hij op 7 mei 1940
van huis ging. Hij treft er alleen nog het vijvertje in de tuin aan. Na de oorlog bakt vader Zwaan zijn vrouw nog een enorme poets door haar een foto te laten zien van ‘zijn vriendin in Engeland’. Moeder Zwaan wil net enorm boos worden op haar man, als die haar vraagt nog eens goed naar die vriendin te kijken. Dan ziet ze dat de vermeende vriendin niemand minder is dan prinses Juliana. Wel moet de Engelandvaarder horen dat zijn vader in de oorlog gestorven is. Pieter Zwaan is in 1941 verhuisd naar de Prins Hendrik Stichting in Egmond. Aan het einde van de oorlog wordt het bejaardentehuis ontruimd en worden de bewoners overgebracht naar Wageningen. Daar breekt een zware tijd aan omdat medicijnen en voedsel in het oor-
Midden: prinses Juliana, links van haar Jacob Pieter Zwaan
77
logsgebied schaars zijn. Pieter Zwaan, die bekend stond als ‘rijke Pieter’ en tijdens zijn leven panden in de IJmuidense Bloemstraat had en een eigen vissersschip, sterft in 1945 van de honger. Daarmee is hij feitelijk het enige oorlogsslachtoffer van de twee families.
Bevrijding
gehad, maar van de mensen die willens en wetens hun vaderland en medeburgers verraden hebben, des te meer. De weerzin zit zo diep, dat Job 60 jaar na de oorlog nog de koude rillingen kreeg toen hij twee poppen in WA-uniform zag staan in het Delftse legermuseum. Rina heeft nog steeds een ‘hekel’ aan mensen in een zwart overhemd.
En ineens zijn daar dan Canadezen. Overal is rood-wit-blauw en oranje. De euforie is groot. Rinas broer Karel moet nadat hij Canadezen heeft gewezen welke meisjes met Duitsers omgingen zelfs voor het Verzetscollege komen. Vader Tromp zit zelf in het college en bezweert zijn zoon dat dat niet mag. Die blijft toch monkelen dat het een ‘Germany Girl’ was. Maar daarmee is de zaak af.
Samenvattend kunnen we zeggen dat we in tegenstelling tot heel veel mensen de oorlog goed zijn doorgekomen. Helaas, nu zestig jaar later, leven wij in een turbulente wereld waar haat en geweld nog dagelijks voorkomen. Wij hopen dat mensen gaan beseffen dat alleen respect voor elkaar de oplossing biedt tegen haat en geweld en bidden dat onze kleinkinderen Friso, Michiel en Anne nooit een oorlog hoeven meemaken.
Voor ons is de oorlog goed afgelopen. Nogmaals: de verschrikkingen vonden ver weg plaats. Wij hebben er slechts kleine dingen van gezien, zoals kinderen met een Jodenster; of mensen tijdens hongertochten. Het ergste dat ons is bijgebleven is het verraad. De weerzin die NSB’ers wekten is enorm. Van het Duitse leger hebben we geen last
Illigale pers; linoleumsnede door Jan Versélewel de Witt Hamer (1918-1987)
78