HANDLEIDING VOOR INBOUW, BEDIENING EN ONDERHOUD
KESSEL-opvoerinstallatie Minilift® voor afvalwater vrij van faecaliën voor boven- of ondergrondse installatie Bestelnr. 28560 / 28570 Voordelen van het product • Compacte afmetingen • • Opvoerhoogte tot 6,5 m Nr. 28560
• Pomp met kliksysteem aan te sluiten
Kenteken: Z-53.3-387 Nr. 28570
Installatie
Ingebruikname
Naam / Handtekening
Datum
Wijzigingsstand: 06/2003-HG
(Technische wijzigingen voorbehouden)
Plaatsing
Plaats
Stempel van het vakbedrijf Nummer: 010-687
Inhoudsopgave 1. Algemeen
1.1 Gebruik 1.2 Beschrijving van de installatie 1.2.1 Bovengrondse installatie 1.2.2 Ondergrondse installatie
pagina 3 pagina 3 pagina 3 pagina 3
2. Gebruiksterreinen
2.1 Permanente inbouw 2.2 Mobiel gebruik van de pomp
pagina 4 pagina 4
3. Inbouw
3.1 Inbouw in de grond / Ondergrondse installatie 3.2 Vrij gebruik / Bovengrondse installatie 3.3 Opmerking
pagina 5 pagina 7 pagina 9
4. Ingebruikname
4.1 Installatie – Gegevens 4.2 Opmerking
pagina 10 pagina 11
5. Controle en onderhoud
pagina 11
6. Garantie
pagina 12
2
1. Algemeen 1.1 Gebruik Afvalwater, vrij van fecaliën volgens de DIN 1986-norm, dat zich onder het terugstuwniveau bevindt en permanent opgevoerd dient te worden. Dit geldt ook voor afvalwater dat lager staat dan de aansluit hoogte van het riool 1.2.Beschrijving van de installatie 1.2.1.Bovengrondse installatie Door reuk- en vloeistofdichte afsluiting kan de installatie ook vrijopgesteld worden geplaatst. De ontluchting van de installatie gebeurt via een actieve koolfilter in het deksel van de installatie. Daardoor voorkomt men geuroverlast in de ruimte van de installatie. Men kan een aparte ontluchtingsleiding volgens de voorschriften ook tot aan het dak verlengen. Met de KESSEL-opvoerinstallatie Minilift® kunnen ook later nog andere afvoeren worden aangesloten worden, indien in de buurt daarvan geen afvalwaterafvoer ligt, bv. bij een wastafel, een logeerkamer of bij de sanitaire voorzieningen in een hotel (bijkomende installatie van badkamer).
1.2.2.Ondergrondse installatie
De KESSEL-opvoerinstallatie Minilift® bestaat uit een basistoestel met een afdekplaat en een rooster. De pomp kan door de snelle sluiting (1) gemakkelijk met één hand uit het toestel genomen worden voor mobiel gebruik of onderhoud. Door het aanbrengen van de steunelementen aan de zijkant (2) kunnen nog meerdere afvalwaterleidingen worden aangesloten op de installatie. Een aparte ventilatie hoeft enkel gebruikt te worden indien het rooster vervangen wordt door een afdekplaat. Met het KESSEL-opzetstuk kunt u het toestel zo diep inbouwen als u wenst.
3
2. Gebruiksterreinen 2.1 Permanente inbouw
1. De KESSEL-opvoerinstallatie Minilift® mag enkel gebruikt worden voor afvalwater vrij van fecaliën. 2. De installatie bestaat geheel uit kunststof. De pomp wordt met een vlotter gestuurd. 3. Het toestel is geschikt voor aansluiting van gezins wasmachines. 4. Bij de installatie wordt een kabel van 5 m geleverd. 5. max. temperatuur van het afvalwater : 50°C bij langdurig gebruik 75°C bij kort gebruik 6. niet gebruiken voor afvalwater met vetten
2.2 Mobiel gebruik van de pomp De pomp kan doormiddel van de eenvoudige aansluiting losgemaakt worden van de drukleiding en kan dan mobiel gebruikt worden. Bij het verwijderen van de pomp kan op de standaard aanwezige terugslagklep terugevallen worden. Zo zal de leiding niet leeglopen. Bij het opnieuw inbouwen moet de stekker zeker door de holle buis gehaald worden.
OPMERKING: De aanzuighoogte van het op te pompen afvalwater kan verlaagd worden door het wegnemen van de aanzuigkorf van de pomp, die met drie kliksluitingen vastzit aan de pomp. OPGELET: De netstekker moet uit het stopcontact getrokken worden alvorens de zuigkorf van de pomp gehaald wordt. Let op bij mobiel gebruik: Het gebruik van de pomp in een zwembad of een tuinvijver is alleen toegesteaan indien deze voldoen aan de voorwaarden van VDE 0100, §49d. Opmerking ivm ÖVE: Volgens § 2022.1 moeten pompen die men gebruikt in zwembaden en tuinvijvers uitgerust zijn met een vaste aansluiting over een scheidingstranformator. Daarbij mag de netspanning secundair niet overschreden worden.
4
3. Inbouw De inbouw en montage van elektrische toestellen mag enkel gebeuren door een vakman (volgens VDE 0105). 3.1 Inbouw in de grond / Ondergrondse installatie
Situatie bij het opstellen onder de openbare riolering
Alvorens de opvoerinstallatie in de grond in te bouwen, moeten de volgende montagewerkzaamhden in orde gebracht zijn: 1. De rubberafdichting (8) aan de binnenzijde over de schroefdraad schuiven. 2. De rubbernippel (9) in het draadstuk stoppen. 3. Het volledige draadstuk van binnenuit via de uitgespaarde ruimte schuiven. 4. De zeshoekige moer (7) op het draadstuk (6) schroeven. 5. De pomp op de grond van het basistoestel (1) zetten op slipvrije ondergrond. De pomp naar het draadstuk toe schuiven, en daarbij het aansluitstuk (4) in het rubbernippel klemmen (9) en met een snelsluiting (5) vastmaken. 6. Voor het doortrekken van de kabel in het omhulsel moet een steun Ø 50 (bijgeleverd) gemonteerd worden. Voor nauwkeurige aanwijzingen, zie het aanbrengen van toevoeren aan de zijkant. OPGELET: De kabel moet zo gemonteerd worden, dat de werking van de vlotter niet in het gedrang komt. 7. Indien nodig extra toevoeren aan de zijkanten van de minilift aanbrengen. 8. De Minilift® op de grond zetten en de doorvoerbuis voor het aanbrengen van de kabel aansluiten, voor zover nodig ook de toevoeren aan de zijkant met de installatie verbinden.
5
3. Inbouw 9. De drukleiding uit PVC Ø 40 (volgens DIN 8063) in het draadstuk lijmen (6) en boven het terugstuwniveau naar de riolerignsbuis leiden met een terugstuwllus. (De verbinding moet in de lengte vast zitten.) 10. Minilift® na het aansluiten van de verschillende buizen in beton gieten. OPGELET: bij het in beton gieten moeten de afdekplaat en het rooster met folie beschermd worden. 11. Bij grotere inbouwdiepte moet een opzetstuk (bestelnummer 32500) gebruikt worden. Door het evenntueel af te zagen kan elke diepte voor het inbouwen bereikt worden. Het afdichten tussen het basistoestel en het opzetstuk gebeurt met permanent elastische kit (bv. silicone).
1. Minilift 2. Afdekplaat 3. Pomp 4. Aansluitstuk 5. Afsluiting 6. Draaistuk 7. Zeshoekige moer 8. Afdichting 9. Rubbernippel 10. O-ring 11.Rooster 12. Stekkerdoorvoer 13. Steunelementen Ø 50 14. Vlotter 15. Aanzuigkorf 16. Diepteinstelsysteem 17. Terugslagklef
6
3. Inbouw 3.2 Vrije opstelling / Bovengrondse installatie
Situatie bij het opstellen onder de openbare riolering
Alvorens de basistoestellen in de grond in te bouwen, moeten de volgende montagewerken in orde gebracht zijn: 1. De rubberafdichting (8) aan de binnenzijde over de schroefdraad schuiven. 2. De rubbernippel (9) in het draadstuk stoppen. 3. Het volledige draadstuk van binnenuit via de uitgespaarde ruimte schuiven. 4. De zeshoekige moer (7) op het draadstuk (6) schroeven. 5. De pomp op de grond van het basistoestel (1) zetten op slipvrije ondergrond. De pomp naar het draadstuk toe schuiven, en daarbij het aansluitstuk (4) in het rubbernippel klemmen (9) en met een snelsluiting (5) vastmaken. OPGELET: De kabel moet zo gemonteerd worden, dat de werking van de vlotter niet in het gedrang komt. 6. Voor het doortrekken van de kabel in het omhulsel moet een steun Ø 50 (bijgeleverd) gemonteerd worden. Voor nauwkeurige aanwijzingen, zie het aanbrengen van toevoeren aan de zijkant.
7
3. Inbouw 7. Indien nodig extra toevoeren aan de zijkanten van de minilift aanbrengen. 8. De Minilift® op de grond zetten en de doorvoerbuis voor het aanbrengen van de kabel aansluiten, voor zover nodig ook de toevoeren aan de zijkant met de installatie verbinden. 9. De drukleiding uit PVC Ø 40 (volgens DIN 8063) in het draadstuk lijmen (6) en boven het terugstuwniveau naar de riolerignsbuis leiden met een terugstuwllus. (De verbinding moet in de lengte vast zitten.) Minilift® na het aansluiten van de verschillende buizen in beton gieten. 1. Basistoestel 2. deksle 3. Pomp 4. Aansluitstuk 5. Afsluiting 6. Aansluiting met de pomp 7. Zeshoekige moer 8. Afdichting 9. Rubbernippel 10. Draaistuk 11. Kabeldichting bovengrondse installatie 12. Kabelafdichting 13. Kabeldichting 14. Schroef 15. Koolfilter 16. Veer 17. Rubbernippel 18. Klep-dichting 19. Rubbervoetjes 20. Stekkerleiding 21. Aanzuigklep 22. Vlotter 23. Kunststofschroeven 24. Gekartelde moeren
8
3. Inbouw 3.3 Toevoer aan de zijkant Het aanbrengen van toevoeren aan de zijkant/ steunelementen voor de kabelleiding Ø 50 (bij ondergrondse installatie): Indien nodig kunnen aan de Minilift® ook toevoeren aan de zijkant aangebracht worden. De opening die daarvoor nodig is, kan met een zaagboor gemaakt worden (bestelnummer 50100). OPGELET: De werking van de vlotter mag door het aanbrengen van toevoeren aan de zijkant niet beïnvloed worden.
Boren in het basistoestel, het aanbrengen van de steunelementen voor de toevoer Ø 50. De buis wordt verder geleid met een HT-buis Ø 50.
9
4. Ingebruikname De installatie is klaar voor gebruik wanneer de elektriciteitsaansluiting met het net verbonden is. Er hoeven geen speciale voorzorgsmaatregelen getroffen te worden voor het gebruik, aangezien de ingebouwde installatie door middel van de vlotter bestuurd wordt. Men moet er enkel voor zorgen dat de vlotter vrij kan bewegen. Voor het doen dalen van de waterstand bij diepe, tijdelijke toevoer (minimale hoogte tussen de bodem van de toevoer en de onderkant van de houder 60 mm) moet de vlotter aan de diepe afzuigmond (16) vastgemaakt worden op de gewenste hoogte (zie figuur). OPGELET: Bij het aanpassen van de vlotter moet men rekening houden met de lengte van de vlotter, 180 +/- 5 mm.
Entlüftungsbohrung = Ontluchtings-opening Tiefenabsaugung = Diepe afzuigmond
4.1 Installatie - Gegevens Prestatiediagram
Technische gegevens: Diameter van het rad: max. 10 mm Temperatuur : kort gebruik max. 75°C bij langdurig gebruik max. 50°C bij de diepste positie van de vlotter Prestatie P1 = 0.3 kW Toerental 2800 t/min-1
Spanning 230V ~/50 Hz Gewicht 7,3 kg
Netspanning 1,6 A Lengte van de kabel 5m 10
4. Ingebruikname 4.2 Opmerking De installatie moet gebeuren volgens de geldende normen en bepalingen. Plaatselijke bepalingen en verordeningen moeten nageleefd worden. De drukleidingen moeten via de plaatselijke steunelementen naar boven geleid worden. De verbindingen met de drukleiding moeten in de lengte gebeuren. Alvorens de Minilift® in gebruik te nemen, moet een vakman controleren of de elektrische installatie voldoet aan de normen van het plaatselijke energievoorzieningsbedrijf. Het elektrische stopcontact moet tegen vocht beveiligd worden!
11
5. Controle / Onderhoud 5.1 Controle De installatie moet volgens DIN 1986, deel 31, elke maand gecontroleerd worden door de gebruiker door visueel na te kijken of de werking en de dichtheid in orde zijn. 5.2 Onderhoud De installatie moet volgens DIN 1986, deel 31 door een vakman onderhouden worden: • Vier maal per jaar bij installaties in de industrie • Twee maal per jaar bij installaties in gebouwen met meerdere woningen • Één maal per jaar bij installaties in eengezinswoningen.
12
6. Garantie 1. Indien een levering of een dienst problemen vertoont, zal KESSEL volgens u keuze het probleem verhelpen door een bijkomende levering of door de levering van een toestel zonder schade. Indien de bijkomende levering twee maal ontoereikend is om het probleem op te lossen of indien het probleem niet opgelost kan worden, heeft de klant / de opdrachtgever het recht zich aan het contract te onttrekken of zijn betaling overeenkomstig te vertragen. Het vaststellen van duidelijke schade moet meteen gebeuren, bij niet meteen zichtbare schade moet dit meteen na het ontdekken van de schade schriftelijk gemeld worden. Voor bijkomend herstel of bijkomende leveringen staat KESSEL in dezelfde mate borg als voor het oorspronkelijke voorwerp van het contract. Voor nieuwe leveringen begint de garantietermijn opnieuw te lopen, maar dit enkel voor de omvang van de nieuwe levering. Voor pas herstelde voorwerpen biedt KESSEL een garantie. De garantietermijn bedraagt 24 maanden vanaf de levering aan onze partner. §§377.378 van het Duitse Handelswetboek zijn verder van toepassing. 2. KESSEL wil met nadruk stellen dat slijtage geen tekortkoming van het product is. Hetzelfde geldt voor fouten die optreden door foutief onderhoud. Stand 01.01.2002
13
Alles voor het afvoeren van water
Terugstuwbeveiliging, Inspectiestuk Afvoerput uit kunststof en gietijzer Minerale olie afsluiter Opvoerinstallaties, pompstations, schakel- en alarmunits Regenwaterinstallaties
Vetafscheider Olie/Benzine- en Coalescentieafscheider Schachtsystemen Aanleg van installaties, individuele concepten
14