BELEIDSREGELS INTEGRALE ONDERSTEUNINGSARRANGEMENTEN WESTERWOLDE 2015
Juni 2015
INHOUDSOPGAVE AFKORTINGEN
3
INLEIDING
5
1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 1.9.
BEGRIPSBEPALINGEN Zelfredzaamheid Participatie Financiële zelfredzaamheid Gebruikelijke hulp Mantelzorg en bovengebruikelijke zorg Algemeen gebruikelijke voorzieningen (voorliggende voorzieningen) Algemene voorzieningen Minimaal adequaat Voorzienbaarheid
TOEGANGSPROCEDURE 2.1. Procedure bepalingen 2.2. Redelijk termijn volgens Algemene wet bestuursrecht 2.
8 8 9 9 9 10 10 11 12 12 13 13 14
CRITERIA VOOR EEN MAATWERKVOORZIENING Resultaat maatwerkvoorziening Afwegings- en afwijzingsgronden maatwerkvoorziening Ingangsdatum ondersteuning en indicatieduur Regels voor hulpmiddelen en (rolstoel) voorzieningen in natura Regels voor bijdragen in de kosten Aandachtspunten
15 15 16 16 16 17 18
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9.
VORMEN VAN MAATWERKVOORZIENINGEN Huishoudelijke verzorging Persoonlijke verzorging Woonvoorzieningen en woningaanpassingen Lokale vervoersvoorzieningen Rolstoelvoorzieningen Begeleiding Kortdurend verblijf Beschermd wonen Maatschappelijke opvang
19 19 19 20 21 21 22 24 24 24
5. 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7. 5.8. 5.9. 5.10. 5.11
REGELS VOOR HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET Toegang Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Pgb Regels voor de verstrekking Geldigheidsduur Pgb Weigeringsgronden Kwaliteit van zorg of dienst Schriftelijke toestemming Persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp Persoonsgebonden budget voor ondersteuning vanuit het sociale netwerk Persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen Persoonsgebonden budget voor verhuis- en herinrichtingskosten
25 25 25 25 25 25 26 26 26 27 27 28
3.
3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 4.
2
5.12. 5.13. 5.14. 5.15.
Persoonsgebonden budget voor bezoekbaar maken Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen Persoonsgebonden budget voor sportvoorzieningen Persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en (rolstoel)voorzieningen
28 28 28 28
6. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN 6.1. Hoofddoelen maatschappelijke ondersteuning 6.2. De te bereiken resultaten 6.2.1. Doelmatigheid en efficiëntie 6.2.2. Integraliteit en sociale samenhang 6.2.3. Zelfredzaamheid en participatie 6.3. Langer thuis blijven wonen
30 30 30 30 31 31 31
7. 7.1. 7.2. 7.3. 7.4.
PROCEDURELE BEPALINGEN Advies Nieuwe feiten en omstandigheden, intrekking en terugvordering Overgangsrecht Zorg in natura en Pgb Heroverweging
33 33 33 34 34
8.
SLOTBEPALINGEN
35
BIJLAGEN
36
3
Afkortingen ADL
Algemene dagelijkse levensverrichtingen
Awb
Algemene wet bestuursrecht
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BRP
Basisregistratie personen
CAK
Centraal Administratie Kantoor
CIZ
Centrum Indicatiestelling Zorg
CRvB
Centrale Raad van Beroep
GBA
Gemeentelijke basis administratie
MEE
Ondersteunende organisatie voor iedereen met een beperking
Pgb
Persoonsgebonden budget
SVB
Sociale Verzekeringsbank
VNG
Vereniging Nederlandse Gemeenten
Zvw
Zorgverzekeringswet
Wlz
Wet langdurige zorg
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning
Wpg
Wet publieke gezondheid
Wvg
Wet voorziening gehandicapten
Wwb
Wet werk en bijstand
VWS
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
4
INLEIDING Wmo 2015 Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de ondersteuning aan burgers die zelf onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie. De verantwoordelijkheid van de gemeente wordt uitgebreid met taken vanuit de landelijke Awbz (Algemene wet bijzondere ziektekosten). Daarnaast heeft het rijk voor de uitvoering van deze taken forse bezuinigingen aangekondigd. Om de nieuwe taken met een bezuiniging te kunnen uitvoeren, volstaat het niet om de nieuwe taken in de Wmo 2007 onder te brengen. Het rijk heeft om deze reden een nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 gemaakt met andere uitgangspunten. Daarbij hanteert het rijk het adagium dat ‘de voorzieningen terecht moeten komen bij de burgers die het echt niet zelf kunnen regelen en betalen’. In de voor u liggende Beleidsregels integrale ondersteuningsarrangementen Westerwolde 2015 zijn de uitgangspunten vanuit de nieuwe Wet en de lokale kaders -zoals geformuleerd in onze visie “Participeren, menselijke maat en nieuw elan”, het Beleidsplan Wmo 2015-2018 gemeente Vlagtwedde en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2015 vertaald naar regels voor de uitvoering van de Wmo 2015 in onze gemeente. Terugblik Met de invoering van de Wmo in 2007 werd de basis gelegd voor ondersteuning dichtbij inwoners en het versterken van de eigen kracht. Was onder de Wet voorziening gehandicapten (Wvg) sprake van een zorgplicht en tamelijk nauwkeurig omschreven voorzieningen, de compensatieplicht van de Wmo vroeg om een nieuwe aanpak die werd vertaald in de gekantelde Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2012, met bijbehorende beleidsregels. Kernbegrippen vormden het leveren van maatwerk, uitgaan van te bereiken resultaten en eigen verantwoordelijkheid. Bij de beoordeling van een aanvraag, of al tijdens het gesprek voorafgaand aan de aanvraag, kwam eerst het resultaat dat bereikt moest worden aan de orde, daarna passeerden de verschillende oplossingen de revue, waaronder mogelijk de individuele voorzieningen. De belangrijkste wijzigingen van de Wmo 2015 ten opzichte van de Wmo 2007 Maatwerkvoorziening in plaats van compensatieplicht De eerste verandering is dat de compensatieplicht in de Wmo 2015 niet meer op dezelfde manier terugkomt in de wet. In plaats daarvan wordt de term maatwerkvoorziening geïntroduceerd. Het doel van de maatwerkvoorziening is het leveren van een bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Zelfredzaamheid is in de Wmo 2015 gedefinieerd als “in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden”. Participatie als “deelnemen aan het maatschappelijke verkeer”. De burger wordt aangesproken op wat er redelijkerwijs van hemzelf verwacht mag worden en wat de gemeente aanvullend kan doen. Dit is een andere opdracht dan de opdracht van de Wmo 2007 aan de gemeente om burgers te compenseren voor hun beperkingen. Geen compensatiedomeinen meer De tweede verandering is het feit dat de domeinen van de Wmo 2007, waarop de gemeente de burger met belemmeringen moest compenseren, in de Wmo 2015 niet meer genoemd worden. Voor de nieuwe taken zijn geen domeinen meer opgenomen. In plaats daarvan wordt gesproken over maatwerkvoorzieningen bieden “ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie”, “beschermd wonen” en “opvang”. Huishoudelijke hulp wordt in de nieuwe Wmo 2015 ook niet meer genoemd. Dit betekent echter niet dat de gemeente deze hulp niet meer hoeft in te zetten als dit de meest passende oplossing in een individuele situatie is.
5
Versterking positie cliënt in de toegangsprocedure Ten derde is de positie van de cliënt in de Wmo 2015 versterkt. Er is nu een uitvoerige beschrijving van een zorgvuldige toegangsprocedure opgenomen. Het recht op compensatie van de domeinen is in zekere zin vervangen door het recht op een zorgvuldige toegangsprocedure. In de procedure wordt onderscheid gemaakt tussen een melding en de aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Na een melding doet de gemeente onderzoek. Voor het onderzoek naar een gemelde hulpvraag geeft de wet een maximale termijn van zes weken en voor het afhandelen van een aanvraag een maximale termijn van twee weken. Na een melding volgt in de regel een gesprek met de cliënt. De cliënt wordt gewezen op de mogelijkheid zich gratis door een cliëntondersteuner te laten bijstaan en op de mogelijkheid om zelf een persoonlijk plan te maken. Uitgangspunt bij het gesprek is de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om het probleem zelf of met steun van zijn omgeving op te lossen. Vervolgens wordt beoordeeld of een mantelzorger / vrijwilliger of een algemene dan wel andere voorziening een oplossing kan bieden. Pas wanneer dat niet voldoende is, komt de cliënt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening. Van dit gesprek wordt altijd samen met cliënt een gespreksverslag gemaakt. Dit gespreksverslag kan de basis zijn voor een eventuele aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Uiteraard is het ook mogelijk dat de cliënt na een kort gesprek geholpen is met een goede verwijzing en zichzelf verder kan redden. Het gespreksverslag wordt dan wel samen met de cliënt opgesteld maar er wordt geen aanvraag voor een maatwerkvoorziening ingediend. Wel dient dit verslag door cliëntadviseur en cliënt ondertekend te worden. Is cliënt van mening dat hij wel in aanmerking komt voor een individuele maatwerkvoorziening, dan kan cliënt dit aangeven op het gespreksverslag en dit wordt dan aangemerkt als een aanvraag. Op deze aanvraag wordt dan ook gemotiveerd beschikt. Iedere aanvrager heeft het recht als hij het met een beschikking niet eens is, in bezwaar te gaan. Toegankelijkheid en veiligheid In de Wmo 2015 is expliciet de bevordering van een inclusieve samenleving en de veiligheid in de leefomgeving toegevoegd. Dus het bevorderen van toegankelijkheid en de veiligheid van voorzieningen en diensten. In de nieuwe wet zijn verder bepalingen opgenomen over geweld in de hulpverlening en in huiselijke kring. Richtinggevende kaders Voor de bepaling van de reikwijdte van de gemeentelijke verantwoordelijkheid zijn de volgende kaders richtinggevend: 1. De Wmo 2015 en dan met name het artikel over de maatwerkvoorziening. 2. De visie van de gemeente Vlagtwedde “Participeren, menselijke maat en nieuw elan”, het Beleidsplan Wmo 2015-2018 gemeente Vlagtwedde en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2015. Voor het gehele sociale domein geldt onze visie als kader waarbinnen het sociaal beleid in de gemeente Vlagtwedde wordt ingericht. De basisprincipes zijn zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. In aansluiting op deze visie heeft de gemeente Vlagtwedde een beleidsplan Wmo 2015-2018 vastgesteld met als belangrijkste uitgangspunten: keuzevrijheid voor inwoners, financiële beheersbaarheid, eigen kracht, zorg en ondersteuning dichtbij georganiseerd, ondersteuningsaanbod afgestemd op leefgebieden van de inwoner en vergroting van participatiemogelijkheden van de inwoner. In de Verordening is opgenomen dat de gemeente op onderdelen nadere regels kan stellen. De nadere regels met betrekking tot maatwerkvoorzieningen zijn uitgewerkt in deze beleidsregels. 3. De jurisprudentie met betrekking tot de Wmo 2007. Deze jurisprudentie heeft in de afgelopen jaren richting gegeven aan de reikwijdte van de compensatieplicht. Uit die jurisprudentie zijn bepaalde algemene “grenzen” af te leiden. Bijvoorbeeld het feit dat een
gemeente verschillende tarieven voor het persoonsgebonden budget (pgb) ten behoeve van huishoudelijke ondersteuning mag hanteren. Een tarief voor een particulier mag lager zijn dan een tarief voor een medewerker van een thuiszorgorganisatie. Deze jurisprudentie blijft onder de nieuwe Wmo van kracht voor zover nog relevant onder de Wmo 2015 tenzij uit nieuwe jurisprudentie het tegendeel blijkt. 6
4.
5.
6.
7.
De huidige Awbz praktijk met betrekking tot de taken die naar de Wmo 2015 zijn gegaan (begeleiding, dagbesteding, vervoer en kortdurend verblijf). De grenzen die daarvoor in de Awbz zijn aangegeven worden als uitgangspunt genomen. Gemeenten hoeven niet meer te doen dan in de Awbz gangbaar was. Uiteraard mag een gemeente wel meer doen, maar het beschikbare budget zal hiervoor weinig ruimte bieden. Voorzieningen en zorg die op grond van andere wetten zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) worden geleverd, vallen niet onder de Wmo 2015. Overigens wil dit niet zeggen dat voorzieningen die niet onder de Zvw of Wlz worden geleverd automatisch onder de Wmo 2015 vallen. De gemeentelijke budgetten voor de Wmo taken zoals bepaald in het regeerakkoord, de zorgakkoorden van 2013 en 2014, en de begroting 2015. Zoals bekend gaat de decentralisatie van de Wmo gepaard met behoorlijke kortingen op het budget (ook al zijn deze kortingen met name in het overgangsjaar 2015 verzacht). Het in de Wmo 2015 bepaalde overgangsrecht voor verschillende doelgroepen. Voor burgers met een Wmo-voorziening heeft de gemeente Vlagtwedde in de Verordening een overgangsrecht opgenomen. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2012, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken. Voor burgers in een beschermde woonvorm (Awbz) geldt een overgangsrecht van 5 jaar en geen bezuiniging op het budget. De overige Awbz gebruikers krijgen een overgangstermijn van één jaar tot uiterlijk 1 januari 2016.
7
1. BEGRIPSBEPALINGEN In de nieuwe Wmo 2015 staat de eigen verantwoordelijkheid van de burger en zijn sociale netwerk nadrukkelijk voorop en is de gemeente alleen aan zet voor zover de burger niet zelf of met de hulp van dat netwerk tot participatie kan komen. De gedachte die jaren geleden met ‘De Kanteling’ al is ingezet, wordt nu in de wet verankerd. 1.1. Zelfredzaamheid Het recht op compensatie van de domeinen is in zekere zin vervangen door het recht op een zorgvuldige toegangsprocedure in de nieuwe Wmo 2015. Dit betekent dat zelfredzaamheid tijdens het gesprek met de zorgvrager, nog meer dan voorheen, het vertrekpunt is. De omschrijving van ‘zelfredzaamheid’ bevat twee elementen, namelijk in staat zijn tot: 1. het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL); 2. het voeren van een gestructureerd huishouden. Reikwijdte algemene dagelijkse levensverrichtingen Algemene dagelijkse levensverrichtingen zijn handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten, met inbegrip van een deel van de persoonlijke verzorging. De ADL-uitgangspunten worden gebruikt om te bepalen in hoeverre iemand zelfredzaam is. Iemand die als gevolg van aantoonbare lichamelijke en of geestelijke beperkingen ADL-verrichtingen niet zelf kan uitvoeren, zal hulp nodig hebben en, indien hij zoveel hulp nodig heeft dat het niet verantwoord is dat hij zonder enige vorm van (vrijwel) continu toezicht en hulp leeft, zelfs niet langer thuis kunnen blijven wonen. Zelfredzaamheid wil niet persé zeggen dat de persoon zélf overal toe in staat is. De zelfredzaamheid van een persoon kan ook versterkt worden door de inzet van huisgenoten, het netwerk rond de persoon, mantelzorg, of een vrijwilliger die ondersteunende taken verricht. Verder kan het gebruik van algemeen gebruikelijke voorzieningen bijdragen aan de zelfredzaamheid. Voor de zelfredzaamheid van mensen zijn de volgende ADL-verrichtingen van belang:
“ondersteuning bieden bij het in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning en sociaal contact”. Bij de beoordeling in hoeverre iemand zelfredzaam is op het gebied van de algemene dagelijkse levensverrichtingen wordt nadrukkelijk gekeken naar:
“het bieden van ondersteuning bij het laten uitvoeren van deze handelingen door de inwoner zelf” . Bijvoorbeeld; aansporen om uit bed te komen of juist naar bed te gaan, aansporen om te eten en te drinken, aansporen om medicijnen in te nemen etc. Soms bestaat (ook) behoefte aan aanvullende ondersteuning bij de ADL-verrichtingen, zoals aansporing om onder de douche te gaan (lichamelijke hygiëne). Onder de Awbz was deze laatste vorm van ondersteuning onderdeel van de functie persoonlijke verzorging. Na inwerkingtreding van de Wmo 2015 valt deze ondersteuning, die niet ingegeven is door een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop, onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Reikwijdte gestructureerd huishouden Ondersteuning met het oog op het voeren van een gestructureerd huishouden omvat bijvoorbeeld hulp bij contacten met officiële instanties, hulp bij het aanbrengen van structuur in het huishouden, hulp bij het leren om zelfstandig te wonen, hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen die de dagelijkse structuur doorbreken of hulp bij het omgaan met geld.
8
1.2. Participatie Op grond van de Wmo 2015 gaat het bij participatie om het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. Dit wil zeggen dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen. Daarvoor is het ook een vereiste dat hij zich kan verplaatsen. 1.3. Financiële zelfredzaamheid In de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 is bepaald dat gemeenten rekening houden met de mogelijkheden die iemand heeft om zelf in financiële zin kosten van een voorziening geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening te nemen. De discussie loopt of gemeenten ook rekening mogen houden met het vermogen van iemand. Dus niet alleen met het inkomen uit vermogen.
Uit de Wmo 2015 en uit de jurisprudentie kan nog geen heldere lijn worden gehaald. Aan de ene kant heeft de Centrale Raad van Beroep in meerdere uitspraken duidelijk gemaakt dat gemeenten geen absolute inkomensgrenzen mogen hanteren om mensen buiten de Wmo te sluiten. Aan de andere kant is er jurisprudentie waarbij de Raad wel rekening hield met het financiële vermogen van burgers om zelf in een oplossing te voorzien. In de Wmo 2015 wordt gesteld dat gemeenten burgers niet vanwege hun inkomen en vermogen mogen uitsluiten van de Wmo. Bij het gesprek zal de gemeente nagaan of de aanvrager zelf in een oplossing kan voorzien. Het kan niet anders of de financiële zelfredzaamheid zal daarbij aan de orde komen. Er ligt nu eenmaal een verband tussen de zelfredzaamheid van een persoon en diens financiële omstandigheden. Zoals het er nu uitziet, kan de gemeente daar alleen op vrijwillige basis een beroep op doen. De verwachting is dat ook met de Wmo 2015 de juridische discussie over financiële zelfredzaamheid door zal gaan. 1.4. Gebruikelijke hulp Onder gebruikelijke hulp wordt verstaan de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Onder huisgenoot wordt verstaan:
“een persoon die- ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze – één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of er sprake is van inwoning wordt beoordeeld aan de hand van de concrete en feitelijke situatie. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen en voordeur door elkaar lopen”. Ten aanzien van gebruikelijke huishoudelijke taken Bij gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdrage leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen en het helpen bij de afwas. Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende zeven etmalen zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (bijvoorbeeld door regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke hulp wel voor geïndiceerd worden.
9
Ten aanzien van gebruikelijke begeleiding Voor zorg van huisgenoten ouder dan 18 jaar onderling geldt dat gebruikelijke begeleiding onder gebruikelijke hulp valt. Onder gebruikelijke begeleiding behoort: * het geven van begeleiding op het terrein van de maatschappelijke participatie; * het geven van begeleiding binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals familiebezoek en huisarts; * het bieden van hulp of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie; * het leren omgaan van derden (familie en vrienden) met de cliënt; 1.5. Mantelzorg en bovengebruikelijke zorg Mantelzorg wordt in de Wmo 2015 gedefinieerd als:
“hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zvw die rechtstreeks voortvloeien uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van hulpverlenend beroep”. Mantelzorg overstijgt gewoonlijk de gebruikelijke zorg en wordt bovengebruikelijke zorg genoemd Tot 2013 was mantelzorg per definitie bovengebruikelijke zorg die voor vergoeding in het kader van de Awbz in aanmerking kwam. In de Wmo 2015 blijft mantelzorg vrijwillig. Wel krijgt de gemeente de opdracht om eerst na te gaan of het probleem van de cliënt met inzet van eigen netwerk kan worden opgelost. Dat zou kunnen inhouden dat met het eigen sociaal netwerk of de mantelzorger wordt afgesproken dat deze bovengebruikelijke zorg levert1. Bij deze afweging dient de gemeente de belangen en de draagkracht van de mantelzorger mee te wegen. Inzet van respijtzorgvoorzieningen kan de draagkracht van de mantelzorger versterken. Een mantelzorger heeft onder de Wmo 2015 geen zelfstandig recht op een maatwerkvoorziening of een Pgb. De maatwerkvoorziening wordt altijd toegekend aan degene met de beperking. Wel heeft de gemeente de opdracht de mantelzorger(s) te betrekken bij het gesprek en na te gaan of behoefte bestaat aan ondersteuning vanuit algemene voorzieningen. 1.6. Algemeen gebruikelijke voorzieningen Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn in principe voor iedereen beschikbaar, of mensen nu wel of geen beperking hebben. Wat in een concrete situatie algemeen gebruikelijk is, hangt vaak af van de geldende maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag. Algemeen gebruikelijke voorzieningen hoeven niet vanuit de Wmo te worden verstrekt. Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze: - niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, én; - in de reguliere handel verkrijgbaar is, én - in prijs vergelijkbaar is met soortgelijke producten. Uitzonderingen op deze criteria kunnen zijn situaties waarin: - de handicap plotseling ontstaat, waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal aangeschaft of vervangen moeten worden; - de aanvrager een inkomen heeft, dat door aantoonbare kosten van de handicap onder de voor hem geldende bijstandsnorm dreigt te komen.
1
Het Rijk heeft in het kader van de Awbz richtlijnen ontwikkeld voor gebruikelijke- en bovengebruikelijk hulp. Gekozen is om deze richtlijnen niet op te nemen in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2015, omdat dit niet aansluit bij de Kantelingsgedachte
10
1.7. Algemene voorzieningen De definitie van een algemene voorziening in de Wmo 2015 luidt:
“een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning”. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen voorzieningen in de markt, waarmee de gemeente geen bemoeienis heeft en voorzieningen die geheel of gedeeltelijk door de gemeente worden bekostigd. Deze voorzieningen zijn voorliggend aan de maatwerkvoorziening. Dit betekent dat de gemeente eerst beoordeelt of het probleem van een persoon met een beperking kan worden opgelost door middel van een algemene voorziening. De zin ”zonder voorafgaand onderzoek toegankelijk” moet wel in de context worden bekeken. Het betekent in dit verband dat de gemeente voor deze voorziening geen beschikking afgeeft2. De voorziening in kwestie zal wel een toegangstoets doen of iemand tot de doelgroep van de voorziening behoort.
Bijvoorbeeld: om gebruik te maken van een passantenverblijf zal de cliënt moeten aantonen dat hij dakloos is. De Wmo 2015 biedt gemeenten meer mogelijkheden om voor voorzieningen te verwijzen naar gesubsidieerde of commerciële algemene voorzieningen. Voorbeelden van algemene voorzieningen die (mede) door de gemeente Vlagtwedde gefinancierd zijn:
- Peuterspeelzaalwerk - Algemeen Maatschappelijk Werk - Schuldhulpverlening - GGD - Welzijnswerk
Voorbeelden van algemene voorzieningen in de (commerciële) markt, zijn: - Kinderopvang - Glazenwasser - Tuinonderhoud - Maaltijdvoorziening
2
Het verwijzen van cliënten naar een algemene voorziening of het geven van inzicht dat zij bepaalde zaken wellicht ook zelf zouden kunnen doen of regelen, is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Van een besluit is pas sprake nadat een aanvraag is ingediend en daarop is beslist.
11
1.8. Minimaal adequaat Dit begrip is ontleend aan de praktijk van de voormalige Wet voorziening gehandicapten en wordt ook in de Awbz en de Wmo toegepast. De gemeente mag de voorziening die het goedkoopst adequaat is inzetten. Dit begrip betekent zoveel als dat de voorziening doelmatig moet zijn. Het begrip heeft zowel betrekking op een voorziening in natura als op een persoonsgebonden budget(pgb). Om tot een budgetbepaling te komen, wordt de hoogte van het pgb gekoppeld aan de tegenwaarde van de in natura te verstrekken goedkoopst adequate voorziening. Een gemeente die door het afsluiten van een contract met een leverancier een inkoopvoordeel heeft behaald, kan bij het bepalen van de hoogte van het pgb rekening houden met dit voordeel. Een cliënt die een duurdere voorziening wenst dan de voorziening die het goedkoopst adequaat is, betaalt de meerkosten zelf. Voor het vervoer van en naar de dagbesteding kan het principe goedkoopst adequaat tot gevolg hebben dat een cliënt die naar een andere dagbestedingslocatie wil dan de voorziening die het dichtst bij zijn woonplaats is gevestigd, de meerkosten van het vervoer zelf moet betalen. 1.9. Voorzienbaarheid In de jurisprudentie is over dit begrip nog geen duidelijkheid. Het begrip is vooral van toepassing op ouderen die een Wmo-voorziening aanvragen. Een oudere die een aantal jaren ingeschreven staat voor een appartement of serviceflat en op het moment van verhuizing een verhuiskostenvergoeding bij de Wmo aanvraagt, had deze verhuizing kunnen zien aankomen en daarvoor kunnen reserveren. Mogelijk geldt het criterium ook voor de aanvragen voor huishoudelijke ondersteuning en bepaalde woningaanpassingen. Bij het ouder worden mag van mensen gevraagd worden dat zij anticiperen op beperkingen die te maken hebben met ouderdom en daarvoor reserveren. Voor huishoudelijke ondersteuning vindt de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) dat deze bij een zeker inkomen en bij een zekere leeftijd als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd. Daarnaast wordt verwacht van senioren of personen met een chronisch of zelfs progressief ziektebeeld dat zij anticiperen op de toekomst. Bij de keuze van een nieuw te betrekken woning mag uiteraard verwacht worden dat men rekening houdt met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of te verwachten beperkingen rekening wordt gehouden. Kosten hiervoor komen voor eigen rekening. Blijft men wonen in de huidige woning, dan wordt van de burger verwacht te anticiperen op, en te reserveren voor de toekomst voor zover mogelijk.
12
2. TOEGANGSPROCEDURE De positie van de cliënt is in de Wmo 2015 versterkt. In de Wmo 2015 is een uitvoerige beschrijving van een zorgvuldige toegangsprocedure opgenomen. Het recht op compensatie van de domeinen is in zekere zin vervangen door het recht op een zorgvuldige toegangsprocedure. Burgers moeten zich eerst ‘melden’ bij de gemeente met de hulpvraag. Een formele schriftelijke aanvraag mag niet direct worden ingediend. Dan gaat de gemeente onderzoek doen naar wat de aanvrager precies vraagt en nodig heeft. De vorm waarin dit geregeld wordt, is vrij. Dit onderzoek moet echter uiterst zorgvuldig gebeuren. Het komt er op neer dat het verzoek van de aanvrager al behandeld wordt zonder dat er een formele aanvraag aan ten grondslag ligt. In de praktijk gebeurde dit onder de oude Wmo ook. Dit is een uitvloeisel van het ‘keukentafelgesprek’ en de ‘Kantelingsgedachte’. Nu wordt deze werkwijze in de nieuwe wet expliciet benoemd. 2.1. Procedurebepalingen De onderstaande procedurebepalingen komen overeen met het bepaalde in de artikelen 2 t/m 7 van de “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2015”en worden daarom niet verder uitgewerkt dan onderstaand is aangegeven. Melding hulpvraag Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij de gemeente worden gemeld. De gemeente bevestigt de ontvangst van de melding altijd schriftelijk. Cliëntondersteuning De gemeente wijst de cliënt en zijn mantelzorger(s) voorafgaande aan het onderzoek op de mogelijkheid om gebruik te kunnen maken van gratis cliëntondersteuning. Bij deze cliëntondersteuning vormt het belang van de cliënt het uitgangspunt en is onafhankelijk. Vooronderzoek De Wmo 2015 kent de term vooronderzoek niet. In de verordening wordt hiermee bedoeld een ambtelijke voorbereiding op het gesprek. Het vooronderzoek dient zo nodig plaats te vinden in samenspraak met de cliënt, omdat de cliënt in deze fase gegevens moet overleggen. Op basis van deze gegevens besluit de gemeente of de melding onder de Wmo valt en er een gesprek zal plaatsvinden voor verder onderzoek. Gesprek Afhankelijk van de aard van de melding vindt een keukentafelgesprek plaats, in het algemeen bij de cliënt thuis. Dit gesprek is het uitgangspunt tijdens het onderzoek naar de situatie van de cliënt. Dit gesprek vindt plaats tussen een medewerker van de gemeente en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst familie. Bij het gesprek wordt gebruik gemaakt van een checklist zodat alle levensgebieden (gezondheid, financiën, huisvesting, participatie, relaties etc.) worden besproken. Verslag Het onderzoek wordt door de gemeente uitgewerkt tot een verslag. In dit verslag komt een uitwerking van de hulpvraag, het brede keukentafelgesprek en het arrangement aan ondersteuning aan de orde. Aanvraag maatwerkvoorziening Als de cliënt het verslag heeft ondertekend en het verslag is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum en dagtekening, fungeert het verslag als aanvraag voor een maatwerkvoorziening; als dat (mede) de uitkomst is van het keukentafelgesprek. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is, geldt als aanvraagdatum.
13
Advisering bij beoordeling aanvraag maatwerkvoorziening De gemeente kan een aangewezen onafhankelijke adviesinstantie om advies vragen als dit van belang geacht wordt voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening. Beschikking De cliënt ontvangt de beslissing op zijn aanvraag op grond van de Wmo 2015 binnen twee weken na de aanvraag schriftelijk in een beschikking. Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Awb de cliënt schriftelijk worden geïnformeerd over een verlenging van deze termijn met acht weken. Bezwaar en beroep Indien de cliënt van mening is dat het college ten onrechte geen maatwerkvoorziening verstrekt of dat de maatwerkvoorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, kan hij daartegen bezwaar maken en eventueel daarna in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van de cliënt op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. 2.2. Redelijke termijn volgens Algemene wet bestuursrecht Onder de Wmo 2007 had de gemeente, vanaf de aanvraag, de gehele beslistermijn om een zorgvuldig onderzoek uit te voeren. Dit betekende dat de gemeente in de meeste gevallen minimaal 8 weken de tijd had voor het onderzoek. Op grond van artikel 2.3.2 lid 1 Wmo 2015 heeft de gemeente maximaal 6 weken de tijd voor een zorgvuldig onderzoek. Daarbij wordt in artikel 2.3.2 lid 2 Wmo 2015 aangegeven op welke punten onderzoek moet plaatsvinden. Dit is uitgebreider dan onder de oude Wmo waar een dergelijke verplichting niet gold. De gemeente krijgt dus minder tijd voor een veel uitgebreider zorgvuldig onderzoek. Een termijn van maximaal zes weken wordt in de Wmo 2015 dus redelijk geacht om de melding te onderzoeken. Mocht langer nodig zijn, dan wordt de cliënt op de hoogte gesteld. Wanneer de uitkomsten van het onderzoek uitblijven en/of de cliënt is het hier niet mee eens, staat het de cliënt vrij na zes weken een formele aanvraag in te dienen. Op die aanvraag dient de gemeente dan vervolgens binnen de gestelde termijn van twee weken te beslissen. In totaal duurt de procedure dan 8 weken conform de Awb.
14
3. CRITERIA VOOR EEN MAATWERKVOORZIENING Het verschil tussen maatwerkvoorzieningen en individuele voorzieningen wordt als volgt uitgelegd in de Wmo 2015:
“het begrip ‘maatwerkvoorziening’ duidt beter dan het voorheen gebruikelijke begrip ‘individuele voorziening’ aan dat het niet gaat om één of meer concrete en herhaalbaar in te zetten aanbod van activiteiten en voorzieningen, maar op een op maat van de persoon gesneden afgestemd geheel van maatregelen”. 3.1. Resultaat maatwerkvoorziening Een maatwerkvoorziening is dus een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van: A. zelfredzaamheid en participatie B. beschermd wonen en opvang.
Zelfredzaamheid en participatie De gemeente beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening om de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene dan wel andere voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
Te bereiken resultaat De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie om zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven. Opvang en beschermd wonen De gemeente beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten (al dan niet in verband met risico’s voor veiligheid) voor zover de cliënt deze problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
Te bereiken resultaat De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Resultaatverplichting Toch hebben gemeenten ook in de Wmo 2015 een resultaatverplichting. Het uitgangspunt is dat zelfredzaamheid en meedoen de verantwoordelijkheid is van mensen zelf. Maar gemeenten zijn gehouden om beleid te maken ter ondersteuning van mensen die niet volledig zelf kunnen voorzien in hun zelfredzaamheid en participatie, of behoefte hebben aan beschermd wonen of opvang.
15
3.2. Afwegings- en afwijzingsgronden maatwerkvoorziening Afwegingsgronden De maatwerkvoorziening dient te zijn afgestemd op: a. de leefomstandigheden en mogelijkheden van de cliënt; b. zorg en overige diensten zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet; c. jeugdhulp, als bedoeld in de jeugdwet, die de cliënt ontvangt of kan ontvangen; d. onderwijs dat de cliënt volgt dan wel zou kunnen volgen; e. betaalde werkzaamheden; f. scholing die de cliënt volgt of kan volgen; g. ondersteuning inzake de Participatiewet; h. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt. Afwijzingsgronden De gemeente kan een maatwerkvoorziening weigeren indien de cliënt aanspraak heeft op verblijf en daarmee samenhangende zorg in een instelling op grond van de Wlz, of als er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daarop aanspraak kan maken en weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit hierover. 3.3 Ingangsdatum ondersteuning en indicatieduur Uitgangspunt is dat de ingangsdatum van de ondersteuning ligt op of na de datum waarop op de aanvraag voor ondersteuning is beslist. De periode waarvoor een indicatie wordt afgegeven is afhankelijk van meerdere factoren. a. De beperkingen van de cliënt en de veranderingen die zich daarin kunnen voordoen; b. De woonomstandigheden en de samenstelling van het huishouden van de cliënt en de veranderingen die zich daarin kunnen voordoen; c. De levensverwachting van de cliënt; d. De aard van de voorziening die is geïndiceerd. Als sprake is van een stabiele situatie kan een indicatie voor langere tijd, doch voor maximaal vijf jaar worden afgegeven. 3.4. Regels voor hulpmiddelen en (rolstoel) voorzieningen in natura Bij de verstrekking van hulpmiddelen en (rolstoel) voorzieningen in bruikleen of in eigendom kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd: - de aanvrager dient de voorschriften zoals deze door de fabrikant of leverancier zijn bijgeleverd met betrekking tot het gebruik, de bediening en het onderhoud van het hulpmiddel stipt na te komen; - de aanvrager dient een door gemeente aangewezen (rechts)persoon in de gelegenheid te stellen de voorziening tijdig te controleren, onderhouden, keuren en te repareren. De kosten van onderhoud en reparaties worden vergoed conform het bepaalde in de geldende verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde c.q. het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde. De kosten van onderhoud en reparaties worden niet vergoed inzien deze noodzakelijk zijn als gevolg van opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid van aanvrager of van personen waarvoor aanvrager aansprakelijk is. - de aanvrager dient de gemeente direct te informeren als het hulpmiddel niet meer wordt gebruikt;
16
- de aanvrager dient de gemeente dan wel de leverancier onmiddellijk te informeren over schade aan het hulpmiddel alsmede over aan anderen toegebrachte schade door gebruik van het hulpmiddel; - de aanvrager dient goed voor het hulpmiddel te zorgen en er voor te zorgen dat de normale levensduur gewaarborgd wordt; - de aanvrager mag het hulpmiddel niet aan derden in gebruik geven of verhuren; - de aanvrager mag het hulpmiddel alleen gebruiken voor het doel waarvoor het verstrekt is; - de aanvrager dient het hulpmiddel na beëindiging van het recht zoals aangegeven in de beschikking op verzoek van de gemeente in dezelfde staat terug te geven als waarin het hulpmiddel aan hem verstrekt is. Bij beoordeling van de staat van het hulpmiddel na inlevering blijven normale slijtage en veroudering buiten beschouwing;
3.5. Regels voor bijdragen in de kosten De gemeente mag burgers vanwege hun inkomen en vermogen niet uitsluiten. Bij het onderzoek zal de gemeente toch willen nagaan hoe het met de financiële zelfredzaamheid van de aanvrager is gesteld, hier mag de gemeente alleen op vrijwillige basis een beroep op doen. Voor cliëntondersteuning mag geen bijdrage gevraagd worden. De gemeente kan wel een eigen bijdrage vragen tot het maximum van de kostprijs. Bepalend voor de hoogte en duur van de eigen bijdrage zijn de kostprijs van de maatwerkvoorziening en pgb’s, de levensduur van de voorziening en het inkomen en vermogen van de cliënt. In het gesprek zal dit aan de cliënt duidelijk moeten worden gemaakt. Voor de maatwerkvoorziening blijft een landelijke inkomensafhankelijke eigen bijdrage regeling van toepassing. Dit wordt geregeld in het Uitvoeringbesluit Wmo. De parameters van de eigen bijdrage regeling zullen per 2015 niet worden aangepast. De eigen bijdragen worden door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) geïnd en vallen onder een anticumulatie bepaling. Behalve een eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening kan de gemeente ook een eigen bijdrage in de kosten voor een algemene voorziening vragen. De landelijke inkomensafhankelijke eigen bijdrageregeling is niet van toepassing op algemene voorzieningen. De gebruiker betaalt of de marktprijs of een al dan niet kostendekkend tarief waar het een door de gemeente gesubsidieerde voorziening betreft. De maximale eigen bijdrage wordt door het rijk vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. In de gemeente Vlagtwedde wordt de maximum gestelde eigen bijdrage gehanteerd. Voor meer informatie over de eigen bijdragen zie Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2015.
17
3.6. Aandachtspunten • Een ingezetene van Nederland kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening (artikel 1.2.1 Wmo 2015) en de gemeente beslist op een aanvraag van een ingezetene van de gemeente om een maatwerkvoorziening (artikel 2.3.5). • De aanvraag voor opvang / beschermd wonen, kan door iedere ingezetene van Nederland worden gedaan. Het begrip "ingezetene" is echter niet gedefinieerd in artikel 1.1.1 Wmo 2015. Het is niet geheel duidelijk wanneer een cliënt een ingezetene is. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat een ingezetene zich, voor een maatwerkvoorziening, moet wenden tot de gemeente waar hij woont. De term 'wonen' is echter niet verder uitgelegd.
De VNG geeft aan3 dat een ingezetene iemand is die in de Basisregistratie personen (BRP, voorheen: Gemeentelijks Basis Administratie (GBA)) is ingeschreven. Als er twijfel bestaat over de vraag of iemand wel het hele jaar woont op een bepaald adres, dan kan het feitelijk woonadres elders zijn, in een andere gemeente. Als iemand dan een beroep doet op de gemeente waar hij is ingeschreven, kan die gemeente stellen dat het hoofdverblijf elders is en dat de cliënt zich dan daar zou moeten inschrijven. Een persoon kan maar op één adres ingeschreven staan (artikel 2.66, tweede lid, Wet BRP).
3
Zie: geactualiseerde ledenbrief Wmo 2015, Modelverordening en Modelbesluit, 16 september 2014, Vereniging Nederlandse gemeenten, pagina 63.
18
4. VORMEN VAN MAATWERKVOORZIENINGEN De Wmo 2015 gaat uit van maatwerk van de cliënt door te kijken naar de beperkingen die iemand ondervindt. Twee personen met dezelfde beperking kunnen voor andere voorzieningen in aanmerking komen omdat zij op verschillende terreinen beperkingen ondervinden. Het is in deze beleidsregels dan ook niet de bedoeling om een lijst op te stellen waar iemand met een bepaalde beperking voor in aanmerking komt. Per persoon wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden om zelf of in het netwerk oplossingen te vinden. De volgende soorten maatwerkvoorzieningen worden onderscheiden:
Huishoudelijke verzorging Persoonlijke verzorging Woonvoorzieningen en woningaanpassingen Lokale vervoersvoorzieningen Rolstoelvoorzieningen Begeleiding Kortdurend verblijf Beschermd wonen en maatschappelijke opvang
4.1 Huishoudelijke verzorging Het kunnen voeren van een huishouden maakt langer zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving mogelijk. Adequaat een huishouden voeren is een zeer subjectief begrip waarop eenieder eigen normen en waarden hanteert. Om dit te objectiveren en zo beter de noodzaak voor een maatwerkvoorziening te kunnen vaststellen -en met name ook het aantal uren/minuten dat nodig is om het huis schoon en leefbaar te houden te bepalen- is onder de Wmo beleid ontwikkeld. De werkzaamheden die onder huishoudelijke verzorging vallen, is in de Tabel tijdnormering Huishoudelijke Hulp beschreven en is genormeerd in tijd, afhankelijk van het aantal personen in het huishouden. In bijlage 1 is de Tabel tijdnormering Huishoudelijke Hulp opgenomen. 4.2 Persoonlijke verzorging In de Wmo zijn twee vormen van Persoonlijke Verzorging (PV) mogelijk:
Niet-lijfgebonden PV van cliënten (over het algemeen mensen met een zintuigelijke, een psychische of een verstandelijke beperking) die zichzelf wel kunnen wassen en aankleden en naar de wc gaan, maar daartoe aangespoord moeten worden door de begeleider omdat ze een regieprobleem hebben. Deze PV maakt gewoonlijk onderdeel uit van de (functie) Begeleiding.
PV die moet worden verleend tijdens de dagbesteding. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen helpen met naar de wc gaan. Dit zijn handelingen die de begeleider van de dagbesteding verricht. Dit onderdeel wordt meegenomen in de functie Begeleiding.
De gemeente moet bepalen of de PV samenhangt met begeleiding en zelfredzaamheid (dan is het Wmo) of met behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop (dan is het Zvw).
19
4.3 Woonvoorzieningen en woningaanpassingen Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving (dat kan de eigen woning zijn of een geschiktere woning in dezelfde omgeving) zijn er voorzieningen die dit mogelijk maken. In deze paragraaf een toelichting op verschillende soorten woonvoorzieningen en een aantal begrippen die bij de beoordeling van de noodzaak van een voorziening en in de jurisprudentie over dit onderwerp een rol spelen. De vormen van woonvoorzieningen zijn: - de algemene woonvoorziening; - de woonvoorziening in natura; - een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening. Doel van de woonvoorzieningen en woningaanpassingen is het ondersteunen van iemand die beperkingen ondervindt bij het normale gebruik van de woning. Het gaat daarbij om belemmeringen die normale elementaire woonactiviteiten bemoeilijken of onmogelijk maken zoals het bereiden van eten, slapen, lichaamsreiniging, verzorgen van kinderen. De daarvoor bestemde ruimten moeten bruikbaar zijn voor de functies waarvoor ze bestemd zijn. Het gebruik van hobby-, werk- of recreatieruimte valt dan ook niet onder de ondersteuning vanuit de Wmo. Onder belemmeringen wordt verstaan belemmeringen die rechtstreeks ondervonden worden als gevolg van de beperkingen van de belanghebbende in een woonruimte wat betreft bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid, die het gevolg is van de bouwkundige en woontechnische opzet van de woning of van haar ligging in een woongebouw niet afdoende kunnen worden ondervangen. Het gaat dus niet om het wegnemen of verminderen van de beperking, maar om het wegnemen of verminderen van belemmeringen die de aanvrager in de woonruimte ondervindt als gevolg van de beperking. De ondersteuning vanuit de Wmo via woonvoorzieningen beperkt zich in beginsel tot personen die zelfstandig wonen. Personen die in een Wlz-instelling, een verzorgingshuis of een andere (naar aard) onzelfstandige woonvorm verblijven, kunnen geen aanspraak maken op woonvoorzieningen. In het beleid wordt een uitzondering gemaakt voor personen die hun hoofdverblijf hebben in een Wlzinstelling, maar regelmatig een bepaalde woonruimte bezoeken. De kosten voor een verhuizing behoort tot een algemeen gebruikelijke voorziening. Van de belanghebbende mag verwacht worden dat zij een budget reserveren voor de periode dat zij vanwege het wijzigen van hun situatie of leeftijd moeten verhuizen naar een andere geschikte woning. In sommige situaties is het echter zo dat de belanghebbende daartoe niet in staat is, bijvoorbeeld vanwege de hoogte van het inkomen of omdat er sprake is van een plotselinge ontstane situatie. In specifieke situaties kan de belanghebbende in aanmerking komen voor een vergoeding van de meerkosten voor de verhuizing. Het leveren van maatwerk is hierbij leidend. Enkele algemene bepalingen bij deze vorm van maatwerkvoorziening: - Naast woningen kunnen ook woonwagens met een vaste standplaats, woonschepen met een ligplaats en het woonverblijf van binnenschepen worden aangepast. - Er is geen wettelijke limiet aan de hoogte van de kosten van te treffen woonvoorzieningen. - Per 2015 moeten woningaanpassingen waar mogelijk geheel afbetaald moeten worden door de belanghebbende. Eerder was hier een wettelijke maximum termijn voor vastgelegd van drie jaar.
20
4.4 Lokale vervoersvoorzieningen De Wmo heeft tot doel om inwoners te laten participeren in de samenleving. Vervoer speelt hierbij een belangrijke rol. Wanneer een belanghebbende problemen ervaart op het gebied van vervoer zal worden onderzocht of en welke beperkingen de belanghebbende heeft en wat de vervoersbehoefte is. Er wordt bekeken in hoeverre men zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien (bijvoorbeeld: heeft de belanghebbende een auto of een brommer), hulp kan inschakelen van het eigen netwerk (bijvoorbeeld: kan de belanghebbende meerijden met de buurvrouw of kan een familielid naar de belanghebbende toekomen in plaats van daar naar toe te reizen) of gebruik kan maken van een algemene voorziening of dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. De belangrijkste oorzaak van mobiliteitsproblemen van mensen met beperkingen is dat het huidige openbaar vervoer voor hen onvoldoende bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar is. In de gemeente kunnen mensen met een mobiliteitsbeperking met een medische indicatie op basis van de Wmo gebruik maken van de Regiotaxi. De Regiotaxi is een vorm van individueel taxivervoer die mensen van deur tot deur brengt tot ongeveer 15 kilometer vanaf de gemeentegrens. Om gebruik te kunnen maken van de Regiotaxi is een vervoerpas vereist. Bij de toekenning daarvan wordt rekening gehouden met de individuele vervoersbehoefte. Voor het verplaatsingen buiten de regio kan men reizen met Valys. Dit, door de Rijksoverheid georganiseerde bovenregionale vervoer maakt geen deel uit van het vervoer in het kader van de Wmo, waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. Valys is een aanvullende vervoersvoorziening, die de gemeente heeft voor het vervoer voor mensen met een beperking. Indien mensen op grond van hun medische beperkingen geen gebruik kunnen maken van de Regiotaxi en men daardoor afhankelijk is van een individuele vervoersvoorziening zoals een taxi of een rolstoeltaxi kan men in aanmerking komen voor een PGB voor de kosten van de verplaatsingen binnen de regio. Op declaratiebasis zullen de (meer)kosten aan belanghebbende worden uitbetaald. Het leveren van maatwerk is hierbij leidend. Een auto behoort tot een algemeen gebruikelijke voorziening. Uit jurisprudentie komt naar voren dat indien de belanghebbende beschikt over een auto, ook aangenomen mag worden dat hij in staat is om de kosten voor het vervoer over de kortere en langere afstanden zelf op te brengen. Echter, indien de belanghebbende op grond van zijn beperkingen voor al zijn verplaatsingen afhankelijk is geworden van zijn eigen auto, dus ook voor die korte verplaatsingen die normaal gesproken lopend, per fiets of ander vervoermiddel afgelegd zouden worden, kan het aantal kilometers die hij/zij met de auto rijdt beduidend hoger zijn en is er sprake van meerkosten. Het leveren van maatwerk is hierbij leidend. 4.5 Rolstoelvoorzieningen Een rolstoel kan worden gedefinieerd als: een verrijdbare stoel voor algemeen/individueel gebruik door personen met mobiliteitsbeperkingen, bedoeld om op een andere wijze dan lopend zich te verplaatsen dan wel verplaatst te worden met een snelheid en bereik als lopend gebruikelijk is. Een belanghebbende komt voor een rolstoel in aanmerking wanneer geïndiceerde beperkingen dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken. Bovendien moeten de hulpmiddelen, die kunnen worden verstrekt op grond van de Wlz een onvoldoende oplossing bieden. Als een rolstoel wordt toegekend moet deze ook bij de gebruiker passen. Het selecteren van een rolstoel is dan aan de orde. Het selecteren van een rolstoel betekent maatwerk. De gebruiker moet er goed mee overweg kunnen en de rolstoel moet bruikbaar zijn in de omgeving waar de gebruiker woont en voor de activiteiten, die de gebruiker wil ondernemen.
21
4.6 Begeleiding De maatwerkvoorziening ‘Begeleiding’ is per 2015 overgeheveld naar de Wmo. De functie Begeleiding is gericht op het bevorderen, het behoud of het compenseren van zelfredzaamheid. De begeleiding kan zowel individueel als in een groep worden aangeboden en is bedoeld voor personen met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die zonder deze begeleiding zouden moeten verblijven in een instelling of zouden verwaarlozen. Om in aanmerking te komen voor de functie Begeleiding moet er sprake zijn van lichte, matige tot zware beperkingen op één of meer van de volgende vijf terreinen: 1. sociale redzaamheid; 2. bewegen en verplaatsen; 3. probleemgedrag; 4. psychisch functioneren; 5. of geheugen- en oriëntatiestoornissen. Groepsbegeleiding Groepsbegeleiding is veel al bekend onder de naam “dagbesteding” of “dagverzorging”. Groepsbegeleiding is: - programmatisch (met een vast dag en/of weekprogramma); - methodisch (een methode voor werken met de doelgroep als basis) met een welomschreven doel; - vraagt actieve betrokkenheid van de cliënt; - gericht op het structureren van de dag, oefenen met vaardigheden, die de zelfredzaamheid bevorderen. Het is nadrukkelijk anders dan welzijnsactiviteiten; ook al bevatten welzijnsactiviteiten wel elementen die in groepsbegeleiding voorkomen. Voor veel belanghebbenden kan deelname aan welzijnsactiviteiten voldoende zijn om structuur te bieden aan de dag en medemensen te ontmoeten. Groepsbegeleiding ondersteunt belanghebbenden die door hun cognitieve beperkingen, ernstig fysieke beperkingen of gedragsproblematiek een dergelijke dagstructurering, gericht op het verbeteren of behouden van capaciteiten en/of het reguleren van gedragsproblemen nodig hebben. Zorgvuldig onderzoek moet uitwijzen welke vorm van ondersteuning het beste past bij de situatie van de belanghebbende. Individuele begeleiding Individuele begeleiding kent vele vormen. Het kan zijn: - toezicht of aansturing bij activiteiten (zowel thuis als buitenshuis) op het gebied van praktische vaardigheden; - ondersteuning bij het aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie; - oefenen van in behandeling aangeleerde vaardigheden of gedrag; - ondersteuning bij het organiseren van het dagelijks leven (huishouden, agenda, administratie, geldzaken, regelzaken etc.); dan wordt het vaak “thuisbegeleiding“ genoemd. Individuele begeleiding ligt in veel gevallen dicht bij huishoudelijke verzorging en persoonlijke verzorging (die vanuit de AWBZ naar de ziektekostenverzekering gaat). Er zal dan ook gezocht worden naar combinaties van huishoudelijke verzorging en begeleiding om de hulp zo efficiënt mogelijk in te zetten. Individuele begeleiding kan in sommige situaties ook in een groep kunnen worden gegeven bijvoorbeeld bij activiteiten als thuisadministratie of geldbeheer. De begeleider kan dan een paar cliënten in een buurthuis ontvangen in plaats van iedere cliënt apart thuis te bezoeken. Bij de maatwerkvoorziening begeleiding wordt de mate (“zwaarte”) van de beperkingen onderscheiden om te bepalen wat binnen het eigen netwerk of met voorliggende voorzieningen kan worden opgelost en waarvoor maatwerkvoorzieningen nodig zijn. Want: “zo zwaar als nodig, zo licht als mogelijk”.
22
1. Lichte beperkingen (stimuleren van het zelf uitvoeren van taken) 2. Matige beperkingen (helpen bij taken) 3. Zware beperkingen (taken en/of regie moeten worden overgenomen) In de AWBZ werd begeleiding alleen geïndiceerd als sprake was van matige of zware beperkingen. In de Wmo is het uitgangspunt dat in alle gevallen eerst de mogelijkheden van eigen netwerk en voorliggende en algemene dan wel andere voorzieningen wordt onderzocht. De verwachting is dat met name bij matige en zware beperkingen maatwerkvoorzieningen zullen worden geïndiceerd. Zorgvuldig onderzoek moet uitwijzen welke vorm van ondersteuning het beste past bij de situatie van de belanghebbende. In bijlage 2 is het normenkader van de maatwerkvoorziening begeleiding opgenomen.
Voorliggende dan wel andere voorzieningen - Behandeling Alvorens begeleiding te verstrekken is het van belang dat wordt onderzocht wat de mogelijkheden van behandeling (vanuit de Zorgverzekeringswet) zijn. De stelregel hierbij is dat als verbetering van functioneren of handelen (vaardigheden) nog mogelijk is, eerst behandeling wordt ingezet. Behandeling kan worden geboden door bijvoorbeeld: ergotherapeut, psycholoog, specialist ouderen geneeskunde of in een revalidatiecentrum of een centrum gespecialiseerd in bepaalde problematiek (zoals een reuma-centrum). Behandeling is gericht op: het verminderen van de aandoening/stoornis/beperking, het aanleren van nieuwe vaardigheden of gedrag of nadere functionele diagnostiek.
(Wettelijk) voorliggende voorzieningen Dit zijn (wettelijke) voorzieningen waar eerst een beroep op kan worden gedaan alvorens de maatwerkvoorziening begeleiding wordt overwogen: a. Onderwijs: begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in Uitzonderlijke situaties; als toezicht en aansturen meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn kan begeleiding zijn geïndiceerd. b. Kinderopvang: kinderopvang is verantwoordelijkheid van ouders, werkgever en overheid (kinderopvangtoeslag). Kinderopvang is ook voor kinderen met een beperking voorliggend en het leren omgaan van leidsters met kind met een beperking is gebruikelijke hulp van ouders. Alleen in uitzonderlijke situaties als een kind extra begeleiding nodig heeft die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouders kan worden verwachten, kan begeleiding worden geïndiceerd. c. Jeugdwet: Opvoedingsondersteuning voor alle ouders en ouders van kinderen met een beperking medisch kinderdagverblijf, specialistische hulp thuis, tijdelijke opname worden op grond van de Jeugdwet geboden. Begeleiding kan is sommige gevallen ondersteunend op opvoedingsondersteuning thuis ter bevordering van de zelfredzaamheid van ouders worden geboden. d. Arbeidsvoorzieningen: op grond van ziektewet, WIA en participatiewet zijn er mogelijkheden voor aangepast werk. Het uitgangspunt is dat als aangepast werk of speciaal onderwijs op grond van genoemde regelingen niet mogelijk is dat dan begeleiding groep (dagbesteding) kan worden overwogen.
23
4.7 Kortdurend verblijf Bij kortdurend verblijf logeert iemand (maximaal 3 etmalen dus 72 uur per week) in een instelling. Bijvoorbeeld in een gehandicapteninstelling, verpleeghuis of verzorgingshuis. Hierdoor wordt de mantelzorger ontlast, zodat deze de zorg langer kan volhouden en de cliënt thuis kan blijven wonen. Kortdurend verblijf is bedoeld voor mensen die permanent toezicht of constante zorg nodig hebben. Alleen als er sprake is van de combinatie van voortdurende zorg en toezicht van de belanghebbende en dreigende overbelasting van de mantelzorger en als andere voorliggende voorzieningen niet voldoen kan kortdurend verblijf worden geïndiceerd. Een uitzondering hierop geldt wanneer het gaat om ouders die bovengebruikelijke zorg verlenen aan hun kinderen; hierbij hoeft geen sprake te zijn van dreigende overbelasting en kan alleen op grond van hun bovengebruikelijke taken kortdurend verblijf worden geïndiceerd. In de instelling waar de belanghebbende kortdurend verblijft ontvangt, wordt de dagelijkse zorg overgenomen. Wanneer verpleging nodig is moet hiervoor apart een indicatie op grond van de Wlz worden geïndiceerd. Behandeling behoort nadrukkelijk niet bij kortdurend verblijf. 4.8 Beschermd wonen Belanghebbenden die door hun beperkingen behoefte hebben aan een beschermd woonklimaat dat gericht is op het bieden van structuur en ondersteuning van alle dagelijks activiteiten wonen vaak in een zogenaamde woonvorm voor beschermd wonen. Belanghebbenden krijgen begeleiding bij het brengen van structuur in hun dagelijks leven, ondersteuning bij regelzaken en geldbeheer en bij het vinden van een passende daginvulling. Voor een deel van de belanghebbenden is beschermd wonen een opstapje naar zelfstandig wonen. Voor beschermd wonen was een indicatie op grond van de AWBZ noodzakelijk maar deze taak wordt nu (zonder bezuinigingsdoelstelling) overgeheveld naar de Wmo. Het wordt voorlopig een taak voor de centrumgemeente Groningen, zij krijgen ook het budget voor deze taak. 4.9 Maatschappelijke opvang Maatschappelijke opvang is het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door één of meer problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Centrumgemeente Groningen is verantwoordelijk voor de uitvoering van een samenhangend aanbod van maatschappelijke opvang. Er wordt zowel op bestuurlijk als uitvoerend niveau samengewerkt met alle betrokken partijen (opvanginstellingen en woningcorporaties) en de gemeenten in de regio. De focus binnen de maatschappelijke opvang zal de komende jaren worden verlegd van opvang naar preventie en blijvend herstel na uitstroom. Mensen worden in hun eigen kracht ondersteund, zodat dakloosheid zoveel mogelijk wordt voorkomen. Doel is dat een opvangplek hooguit een korte tussenstop is, waarna weer participatie in de Nederlandse samenleving kan plaatsvinden.
24
5.
REGELS VOOR HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET( Pgb)
5.1 Toegang Een Pgb is enkel toegankelijk wanneer wordt voldaan aan de criteria voor een maatwerkvoorziening zoals beschreven in artikel 8 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Vlagtwedde 2015. 5.2 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Pgb Gemotiveerd plan De gemeente heeft als voorkeur dat een maatwerkvoorziening als zorg in natura wordt verstrekt. Een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB kan worden verstrekt indien de aanvrager dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld plan van aanpak, vraagt. Bekwaamheid van de aanvrager a. De cliënt moet zelf, of met behulp van zijn netwerk, in staat zijn om de aan een Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Dat betekent dat de cliënt (of iemand die hij daarvoor inschakelt) moet kunnen beoordelen wat er aan ondersteuning in het kader van het zorgplan moet worden ingekocht, hij offertes moet kunnen opvragen, hulpverleners kunnen aansturen en de administratieve verplichtingen richting gemeente en de Sociale Verzekeringsbank kunnen uitvoeren. b. Als de cliënt niet zelf in staat is tot beheer van het Pgb, kan hij daarvoor iemand anders inschakelen, namelijk een persoon die verbonden is aan een organisatie die beschikt over het keurmerk van Per Saldo of een persoon die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het Pgb wordt ingekocht tenzij de gemeente van oordeel is dat dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het Pgb is omgeven, passend is. 5.3 Regels voor de verstrekking Een Pgb wordt verstrekt in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet en artikel 11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Vlagtwedde 2015. Een Pgb kan in combinatie met zorg in natura voor dezelfde maatwerkvoorziening worden verstrekt. 5.4 Geldigheidsduur Pgb De geldigheidsduur voor de toekenning van (een) maatwerkvoorziening(en) in de vorm van een Pgb dient te worden afgestemd op de met de ingezette voorziening(en) beoogde resultaten. 5.5 Weigeringsgronden Het college kan een Pgb weigeren wanneer: a. Blijkt dat de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid. b. De aanvrager niet voldoet aan de aan het Pgb verbonden voorwaarden. De voorwaarden zijn: - De aanvrager moet naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn de aan het Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Dat mag ook met hulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde; - Naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is. De belangrijkste eisen daarbij zijn dat de zorg en ondersteuning veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt geleverd. c. Als de voorziening niet noodzakelijk zal zijn gedurende de gehele afschrijvingstermijn. 25
d. De aanvrager zich in het verleden niet aan de voorwaarden voor een Pgb heeft gehouden. e. De aanvrager handelingsonbekwaam is. f. De aanvrager als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht heeft in de eigen situatie. g. Er sprake is van verslavings- of schuldenproblematiek. h. Er eerder sprake is geweest van fraude. i. De aanvrager een zodanig progressief ziektebeeld heeft waardoor te verwachten is dat de voorziening niet langdurig adequaat is. In dat geval wordt de voorziening in natura verstrekt. 5.6 Kwaliteit van zorg of dienst Een Pgb kan alleen worden verstrekt als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is. Het college onderzoekt of de kwaliteit van de voorziening(en) die de aanvrager van het budget wil betrekken voldoende is gegarandeerd. De belangrijkste eisen zijn: a. De aanbieder verleent hulp die is gericht op het bereiken van het resultaat zoals dat is omschreven in de beschikking of het plan van aanpak. b. De aanbieder verleent verantwoorde hulp, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de gestelde indicatie c. De geleverde voorziening wordt afgestemd op de persoonlijke situatie van de aanvrager en eventuele andere vormen van hulp/zorg in het gezin. d. De aanbieder beschikt over gerichte opleiding en ervaring en aantoonbare professionaliteit en/of deskundigheid in relatie tot de te bieden hulp of ondersteuning. e. In geval van begeleiding dient de aanbieder te beschikken over een verklaring omtrent gedrag (VOG) die maximaal 3 maanden oud is bij de start van de hulp of beschikt over een in de branche erkend kwaliteitskeurmerk. De gemeente behoudt zich het recht voor om gedurende de looptijd van de indicatie een VOG te vragen. 5.7 Schriftelijke toestemming Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente mag er niet reeds voorafgaand aan de beschikking - een begin worden gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden; - tot aanschaf van de voorziening worden overgegaan; - gestart worden met de uitvoering van de ondersteuning waarop het persoonsgebonden budget betrekking heeft. 5.8 Persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp Een Pgb voor huishoudelijke hulp kan worden verstrekt ter hoogte van het tarief ‘zorg in natura’ als de zorg wordt ingekocht bij een professionele zorgaanbieder/ thuiszorgorganisatie die voldoet aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen die ook aan de contractpartners voor huishoudelijke hulp worden gesteld: a. beschikken over tenminste twee jaar ervaring in het betreffende vakgebied; b. beschikken over een door een onafhankelijke derde afgegeven certificaat waaruit blijkt dat wordt voldaan aan onafhankelijke (Europese) kwaliteitsnormen zoals ISO, HKZ of vergelijkbare norm; c. voldoet aan en past de Kwaliteitswet zorginstellingen toe; d. draagt zorg voor continuering van de dienstverlening aan de betreffende cliënt; e. past bij de uitvoering van de dienstverlening de Wet klachtrecht cliënten zorgsector toe; f. borgt bij de uitvoering van de dienstverlening de medezeggenschap van cliënten conform de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen; 26
g. legt bij aanvang van de dienstverlening de met de (vertegenwoordiger van) cliënt overeengekomen afspraken over dienstverlening vast in een individueel plan Hulp bij het Huishouden; h. garandeert de deskundigheid van de medewerkers. 5.9 Persoonsgebonden budget voor ondersteuning vanuit het sociale netwerk Op grond van artikel 2.3.6. lid 4 van de wet kan een Pgb ook worden verstrekt voor het betrekken van ondersteuning van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. Tot het sociale netwerk worden gerekend de personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt. Met dat laatste worden personen bedoeld met wie de cliënt regelmatig contacten onderhoudt, zoals mantelzorgers, buren, (mede)leden van een vereniging etc. Uitgangspunt bij uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning door het sociale netwerk is dat er toegewerkt wordt naar een niveau waarin de persoon met hulpvraag voldoende zelfredzaam is en voldoende kan participeren. Dat wil zeggen dat de persoon mee kan doen aan de samenleving. Indien het sociale netwerk hiertoe tijdelijk kan ondersteunen, kan het college overwegen hiervoor een Pgb te verstrekken. Bij de afweging om een Pgb te verstrekken zal in acht worden genomen dat de inzet van ondersteuning door een persoon/personen uit het sociale netwerk dient te leiden tot betere en effectievere ondersteuning dan de inzet van ondersteuning door een professional. Indien door gebruikmaking van andere ondersteuningsvormen, bijvoorbeeld algemeen gebruikelijke- of algemene voorzieningen de beperkingen verminderen of wegnemen en hiermee dus een gewenst niveau van zelfredzaamheid of participatie bereikt kan worden, wordt van de persoon met beperkingen verwacht hiervan gebruik te maken. Dit betekent dat het college dan geen Pgb zal verstrekken voor ondersteuning vanuit het sociale netwerk. Het kan voorkomen dat een persoon met beperkingen reeds lange tijd gewend is om ondersteund te worden door personen uit zijn sociale netwerk. Dit doet echter niet af aan bovenstaande. Vanuit de Wmo wordt maatschappelijke ondersteuning geboden, indien voorliggende oplossingen niet passend gebleken zijn. Hierbij dient in ogenschouw te worden genomen dat voorliggende oplossingen die door de cliënt als niet wenselijk beschouwd worden, niet per definitie betekenen dat deze niet tot een gewenst resultaat leiden. Hier dient een objectieve beoordeling aan ten grondslag te liggen. 5.10 Persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen Bij toekenning van een Pgb voor woningaanpassingen zijn de volgende voorwaarden van toepassing: - de hoogte van een persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of technische woonvoorziening voor het geschikt maken van de woning van de aanvrager bedraagt 100 % van het bedrag zoals vermeld in de door de gemeente geaccepteerde offerte of van het bedrag dat vastgesteld is met behulp van een bouwkundig calculatiebureau; - aan door de gemeente aangewezen personen wordt door de eigenaar of huurder toegang verleend tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt aangebracht; - aan door de gemeente aangewezen personen wordt gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing; - terstond na de voltooiing van de in dit artikel bedoelde werkzaamheden, doch uiterlijk binnen 12 maanden na het toekennen van het persoonsgebonden budget, verklaart de gerechtigde aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid conform het programma van eisen zoals opgesteld door de gemeente (PvE); - op het moment dat de werkzaamheden gereed zijn wordt het Pgb vastgesteld en uitbetaald. - In het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2015 zijn nadere regels opgenomen over terugvordering, afschrijvingstermijnen en de berekening van de kosten van woningaanpassingen.
27
5.11 Persoonsgebonden budget voor verhuiskosten en herinrichtingskosten - Verhuiskosten en herinrichtingskosten worden uitsluitend in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt. - In het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2015 is een vast bedrag opgenomen. 5.12 Persoonsgebonden budget voor bezoekbaar maken Bij toekenning van een Pgb voor het bezoekbaar maken van een woning of woonruimte zijn de volgende voorwaarden van toepassing: - een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. - in afwijking van het gestelde hierboven kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een Wlzinstelling. De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. - onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toiletvoorziening kan bereiken. - in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2015 is een maximum bedrag opgenomen. 5.13 Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen - Auto aanpassingen worden uitsluitend in de vorm van een pgb verstrekt. - Overige vervoersvoorzieningen worden in de vorm van zorg in natura of Pgb verstrekt - In het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2015 is een ritbijdrage per zone opgenomen voor het gebruik van het collectief vervoer met een Wmo-pas. 5.14 Persoonsgebonden budget voor sportvoorzieningen - Sportvoorzieningen worden uitsluitend in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt. - In het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2015 is een vast bedrag en periode opgenomen. 5.15 Persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en (rolstoel)voorzieningen Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en (rolstoel) voorzieningen zijn de volgende voorwaarden van toepassing: - het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en (rolstoel)voorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie en indien van toepassing een WAverzekering; - de bedragen voor onderhoud en reparatie zijn gelijk aan de bedragen zoals die door de gecontracteerde leverancier in rekening worden gebracht bij de gemeente Vlagtwedde voor voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt; Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en (rolstoel)voorzieningen kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd: - het toegekende bedrag mag alleen worden aangewend voor de aanschaf van een adequate voorziening, al dan niet op basis van een door of namens de gemeente vastgesteld pakket van eisen; - de gebruiksduur van de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen voorziening kan door de gemeente worden vastgesteld op een met een met een natura voorziening vergelijkbare gebruikstermijn; - bij gebruikmaking van het persoonsgebonden budget dient een onderhouds- en servicecontract afgesloten te worden met een leverancier voor minimaal de in het beschikking genoemde periode;
28
- bij aanschaf van een elektrisch verplaatsings- of vervoermiddel geldt de verplichting om een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering (WA) af te sluiten voor de gebruiksperiode van het hulpmiddel; - bij gebruikmaking langer dan de termijn, waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend, dient het onderhouds- en servicecontract, en de eventuele WA-verzekering voor de verplaatsingsof vervoersvoorziening, te worden verlengd met de feitelijke gebruiksperiode van de voorziening; - de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen hulpmiddelen dienen het GO-en CEkwaliteitskeurmerk te hebben; - na aanschaf van de voorziening met het persoonsgebonden budget dient een kopie van de aankoopnota en het betalingsbewijs te worden overlegd; - in geval van overlijden van degene aan wie het persoonsgebonden budget is toegekend en uitbetaald, dienen de erven het bedrag van dit persoonsgebonden budget naar rato terug te betalen of het met het persoonsgebonden budget aangeschafte hulpmiddel in eigendom over te dragen aan de gemeente Vlagtwedde.
29
6. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN De compensatieplicht in de Wmo 2007 is vervangen door de breder geformuleerde resultaatverplichting. Hierdoor wordt in de Wmo 2015 benadrukt dat de gemeente en burger de ruimte hebben om te komen tot oplossingen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden (samenhangend maatwerk). 6.1. Hoofddoelen maatschappelijke ondersteuning In de Wmo 2015 omvat het begrip ‘maatschappelijke ondersteuning’ drie hoofddoelen: 1. bevorderen van de sociale samenhang, mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld; 2. zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen; 3. bieden van beschermd wonen en opvang. 6.2. De te bereiken resultaten Bovenstaande hoofddoelen zijn vertaald in de volgende resultaten: 1. Doelmatigheid en efficiëntie 2. Integraliteit en sociale samenhang 3. Zelfredzaamheid en participatie 6.2.1. Doelmatigheid en efficiëntie Uitgangspunt in de Wmo 2015 is dat maatwerk nodig is bij de integrale ondersteuning van inwoners en dat onnodige bureaucratie, waar mogelijk, vermeden moet worden. In Vlagtwedde wordt bij het uitvoeren van de nieuwe taken binnen de Wmo ingezet op het leveren van adequate zorg aan een ieder om in de zelfredzaamheid en participatie zoveel mogelijk te ondersteunen, de financiële beheersbaarheid, maar ook op keuzevrijheid voor de inwoners. Aansluiting bij de leefwereld en omgeving van de inwoner is hierbij het doel waarbij de gemeente sterk inzet op preventieve maatregelen, om duurdere curatieve maatregelen te voorkomen. De inwoner is meer gebaat bij een springplank dan bij een vangnet, zodat mensen weer snel voldoende eigen kracht hebben. Kernwoorden: Stimuleert zelfredzaamheid en samen redzaamheid Voorkomen van onnodige bureaucratie Vraaggestuurd Dichterbij Zo snel mogelijk Creativiteit, flexibiliteit, innovatie Aansluiten bij bestaande voorzieningen Preventie Goede sturing, kwaliteitsbewaking en monitoring Financiële beheersbaarheid, kostenbesparing, goedkoopst adequaat
30
6.2.2. Integraliteit en sociale samenhang Door de verschillende leefgebieden zoals wonen, werken, leren, gezin, financiën en vrije tijd in samenhang te brengen, worden de participatiemogelijkheden van inwoners vergroot. Verbindingen tussen verschillende wetten en regelingen (zowel binnen de Wmo- Wlz en Zvw als tussen de Participatiewet, Jeugdwet en Wmo) worden gelegd vanuit het principe één gezin, één plan en één regisseur. Wanneer een maatwerkwerkvoorziening wordt toegekend moet deze afgestemd zijn op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt, maar ook op de zorg en overige diensten die geleverd worden. Naast het aansluiten op de leefwereld van de cliënt en zijn netwerk wordt nadrukkelijk ook het maatschappelijk belang afgewogen. Kernwoorden: Ontschotting Samenhangend maatwerk (formele, informele hulp, maatwerkvoorziening, algemene voorziening) Verbindingen met Participatiewet, Wlz, Zvw, Jeugdwet, Leerplichtwet Individueel maatwerk – maatschappelijk belang 6.2.3. Zelfredzaamheid en participatie Ondersteuning vanuit de gemeente is altijd gericht op het hervinden en versterken van de eigen kracht zodat mensen het uiteindelijk weer zelf kunnen (uiteraard binnen de grenzen van wat mogelijk is). Bij het centraal stellen van de eigen kracht en zelfredzaamheid van inwoners past het uitgangspunt van ‘regie in eigen hand’. Participatie draagt bij aan het individuele welbevinden door het gevoel van eigenwaarde en zelfontplooiing dat hiermee verkregen wordt. Daarvoor is het van belang dat mensen met beperkingen zoveel mogelijk in staat worden gesteld op gelijke voet te participeren en deel te nemen aan het dagelijks leven: een inclusieve samenleving, waarin iedereen mee doet en gezien wordt. Kernwoorden: Eigen kracht, regie in eigen hand Sociale netwerk Algemeen gebruikelijke voorzieningen (voorliggende voorzieningen) Algemene en collectieve voorzieningen Maatwerkvoorzieningen Inclusieve samenleving 6.3. Langer thuis blijven wonen De Wmo 2015 legt veel nadruk op het mogelijk maken dat mensen langer thuis kunnen blijven wonen. In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is onderzocht wat het verschil is tussen mensen die wel en mensen die niet thuis wonen. Mensen die thuis wonen voldoen aan de volgende randvoorwaarden: - hij is geen gevaar voor zichzelf of zijn omgeving; - hij heeft een zinvolle dagbesteding; - hij heeft ziekte-inzicht, weet hulp en ondersteuning te vinden en maakt hier indien nodig gebruik van; voor somatische cliënten is het van belang dat ze zelf kunnen alarmeren en enige tijd (30 minuten) kunnen wachten op hulp; - hij is zelf in staat contacten aan te gaan en deze te onderhouden; - hij beschikt over enige mate van assertiviteit en is in staat om grenzen aan te geven en voor zichzelf op te komen; - hij kan met geld omgaan, weet zijn vaste lasten tijdig te voldoen en verdeelt zijn inkomen zorgvuldig over alle kostenposten, hij weet schulden te voorkomen. Als mensen dit niet zelf kunnen en wel thuis wonen, dan beschikken zij over een stabiele 31
steunstructuur –vaak in de vorm van mantelzorg- die de noodzakelijke randvoorwaarden schept en toezicht biedt. Ten aanzien van de fysieke omgeving zijn de volgende randvoorwaarden van belang: - bekende omgeving; - veilige omgeving: afsluiting van gas, mogelijkheid tot sluiten van deuren; - toepassing van technologie om toezicht te creëren; - een veilig en leefbaar huis. Deze omschrijving van VWS bevat ook de twee elementen van ‘zelfredzaamheid’ zoals genoemd in de inleiding: 1. het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL); 2. het voeren van een gestructureerd huishouden.
32
7. PROCEDURELE BEPALINGEN 7.1. Advies Artikel 9 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 biedt de basis waarin de gemeente een adviesinstantie om advies kan vragen als de gemeente dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening. De gemeente betrekt de cliënt en zijn eventuele gemachtigde of mantelzorger bij de adviesaanvraag en informeert hem over de uitkomsten daarvan. De cliënt is verplicht aan de gemeente desgevraagd de medewerking te verlenen die hiervoor redelijkerwijs nodig is. Uit de jurisprudentie blijkt dat indien een aanvrager geen medewerking verleent de aanvraag buiten behandeling gelaten mag worden op grond van de onmogelijkheid voldoende onderzoek te doen, mits het inderdaad zo is dat zonder dit onderzoek de medische noodzaak niet vast te stellen is. Er zal dus altijd beoordeeld moeten worden of op een andere wijze de medische noodzaak vastgesteld kan worden. Het belang van medisch advies is dat er voor de gemeente een uitgangssituatie geschapen wordt, waarin medisch geobjectiveerd is vastgesteld wat er met de aanvrager (medisch) aan de hand is, welke problemen ervaren worden en wat de prognose is. Daarnaast wordt steeds als te verwachten is dat een aanvraag om medische reden zal worden afgewezen de medisch adviseur om een advies gevraagd. Zonder een medisch advies is in deze situatie het besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechter kan een dergelijk besluit vernietigen als zijnde onvoldoende gemotiveerd. Tot slot kan de gemeente aanleiding zien om medisch advies te vragen bij - bijvoorbeeld- een progressief ziektebeeld, maar zeker ook bij medisch moeilijk te objectiveren aandoeningen. Per situatie zal dit beoordeeld worden. Bij twijfel wordt altijd een medisch advies gevraagd. 7.2. Nieuwe feiten en omstandigheden, intrekking en terugvordering - Een cliënt doet op verzoek van de gemeente of uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing tot verstrekking van een maatwerkvoorziening of een Pgb. - De gemeente kan een beslissing tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening of Pgb herzien of intrekken als de gemeente vaststelt dat: a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het Pgb is aangewezen; c. de maatwerkvoorziening of Pgb niet langer meer toereikend is (te achten); e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het Pgb niet of voor een ander doel gebruikt. - Een beslissing tot verlening van een Pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het Pgb binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaats gevonden. - Als de gemeente een beslissing heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk door de cliënt heeft plaatsgevonden, kan de gemeente van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of ten onrechte genoten Pgb. - In geval het recht op een bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.
33
7.3. Overgangsrecht Zorg in Natura en Pgb Met de invoering van de Wmo 2015 verandert voor de huidige cliënten de toegang tot en de aanspraak op maatschappelijke ondersteuning. Hierbij dient uiteraard zorgvuldig te worden omgegaan met de belangen van de huidige cliënten. Om deze reden is voor deze cliënten het overgangsrecht van toepassing. Voor de huidige Awbz-cliënten (zorg in natura en persoonsgebonden budget) geldt dat zij de Awbz indicatie behouden als deze in 2015 doorloopt tot uiterlijk 1 januari 2016, tenzij de indicatie eerder afloopt. Een benodigde herindicatie wordt als een nieuwe aanvraag beschouwd. Aanpassing hoogte Pgb in 2015 In de periode van het overgangsrecht staat centraal dat de cliënt zijn of haar huidige indicatie met het budget moet kunnen verzilveren. In het geval dat de gemeente de geldende indicatie kan eerbiedigen met een lager budget, dan is dit toegestaan. Echter, wanneer de cliënt aantoont dat hij/zij hetzelfde zorgaanbod (binnen de bandbreedte van de CIZ indicatie) niet met een lager budget kan inkopen, dan dient de gemeente een toereikend budget beschikbaar te stellen. Dit geldt uiteraard alleen voor de periode dat de indicatie nog geldig is en uiterlijk tot 1-1-2016. Indien een gemeente niet voldoende budget beschikbaar stelt om de indicatie te verzilveren, dan kan de cliënt bezwaar aantekenen tegen de beschikking. 7.4. Heroverweging De gemeente kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is om de beslissing tot een maatwerkvoorziening te heroverwegen. Bij de heroverweging wordt een onderscheid gemaakt tussen de aspecten passendheid en handhaving. Passendheid De gemeente kan de beschikking inhoudelijk opnieuw bekijken om te bepalen of de gegeven ondersteuning (nog steeds) goed aansluit bij de behoefte van de cliënt, en of deze ondersteuning efficiënt is. De gemeente kan dit doen door geen langlopende indicaties af te geven. Hiermee wordt periodiek bezien of de indicatie die iemand heeft -en daarmee zijn pgb- nog past bij zijn individuele situatie; Handhaving (persoonsgebonden budget) In de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2015 (artikel 15, lid 7) is bepaald dat de gemeente uit oogpunt van kwaliteit van geleverde zorg (al dan niet steekproefsgewijs) de bestedingen van pgb’s onderzoekt. Het periodiek heroverwegen van de beschikking is een middel om fraude en oneigenlijk gebruik tegen te gaan.
34
8. SLOTBEPALINGEN Inwerkingtreding en citeertitel Deze beleidsregels Integrale ondersteuningsarrangementen Westerwolde 2015 treden in werking op 1 juli 2015. Met de inwerkingtreding worden de “Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2015” ingetrokken. Citeertitel Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels integrale ondersteuningsarrangementen Westerwolde 2015”. Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlagtwedde in de vergadering van 30 juni 2015.
J.M. de Vos Secretaris
L.A.M. Kompier Burgemeester
35
Bijlage 1:
Tabel tijdnormering huishoudelijke hulp
Inleiding Met het schoonmaken van de woning wordt het zwaar en licht huishoudelijk werk bedoeld. Het gaat daarbij concreet om het stofzuigen van de woning, het soppen van badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en het schoonhouden van de slaapkamer en de ruimten die eventueel nodig zijn om de bovengenoemde delen van het huis te bereiken, zoals de hal en eventueel de trap. Deze ruimten zijn die ruimten die - op het niveau sociale woningbouw - voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Niveau sociale woningbouw betekent dat dit niveau als uitgangspunt wordt genomen. Daarbij kunnen persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk maken hiervan af te wijken. Toekenning is afhankelijk van de eigen mogelijkheden, die van de (eventuele) partner en kinderen (thuiswonend en uitwonend) en die van het overige sociale netwerk. De omvang van de Hulp bij het Huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week. Dit op basis van (deel)activiteiten zoals vermeld in onderstaande tabel tijdnormering voor huishoudelijke hulp. Activiteiten huishoudelijke hulp Alleenstaande in een woning
Normale huishoudelijke activiteiten deelactiviteiten Boodschappen doen
Twee personen in een woning
Meer personen in een woning
genormeerde tijd in minuten per week 60 60 60
samenstellen boodschappenlijst boodschappen inkopen boodschappen opslaan Verzorgen broodmaaltijd
105
105
105
voorbereiden Koken, afwassen opslaan en beheer levensmiddelen
60 15 15 30 90 20 50 10 10 60 10 5 15 15 15 210 55 105 50
60 15 15 30 120 30 65 15 10 90 15 5 20 25 25 210 55 105 50
90 25 25 40 180 45 105 20 10 90 15 5 20 25 25 210 55 105 50
opwarmen
105
105
105
klaarzetten broodmaaltijd tafel dekken en opruimen koffie/thee zetten Licht huishoudelijk werk afwassen hand- en spandiensten opruimen, stof afnemen, bed opmaken Zwaar huishoudelijk werk stofzuigen schrobben, dweilen, soppen (sanitair, keuken) bed verschonen ramen lappen Was doen wasgoed sorteren en wassen drogen ophangen en afhalen vouwen en opbergen strijken Warme maaltijd
Maaltijd opwarmen
36
Aanvullende huishoudelijke activiteiten (alleen HH2) Anderen helpen met: zelfverzorging bereiden van maaltijden
maximaal 2400
maximaal 2400
maximaal 2400
wassen en aankleden hulp bij het eten en/of drinken maaltijden voorbereiden sfeer scheppen en spelen opvoedingsactiviteiten Dagelijkse organisatie huishouden
30 organisatie huishouden plannen/beheren middelen administratieve werkzaamheden
Extra tijd kan worden geïndiceerd in de volgende situaties ־Kind(eren) jonger dan 16 jaar in het huishouden ־Meer dan 4 personen in het huishouden ־Allergie of ernstige longaandoening ־Ernstige beperking aan armen en handen ־Bedlegerigheid, overmatige transpiratie, speekselvloed of incontinentie ־Communicatieproblemen ־Psychosociale problematiek meerdere personen in het huishouden
37
30
30
Tabel extra tijd huishoudelijke hulp extra tijd huishoudelijke hulp Activiteit waarvoor extra tijd kan worden geïndiceerd Boodschappen doen
Verzorgen broodmaaltijd Licht huishoudelijk werk
Zwaar huishoudelijk werk
Was doen
Warme maaltijd
Dagelijkse organisatie huishouden
situatie kind(eren) jonger dan 4 jaar in het huishouden kind(eren) tussen 4 en 12 jaar in het huishouden meer dan 4 personen in het huishouden kind(eren) jonger dan 4 jaar in het huishouden kind(eren) tussen 4 en 12 jaar in het huishouden kind(eren) jonger dan 4 jaar in het huishouden kind(eren) tussen 4 en 12 jaar in het huishouden allergie of ernstige longaandoening ernstige beperkingen aan armen en handen kind(eren) jonger dan 4 jaar in het huishouden meer dan 4 personen in het huishouden allergie of ernstige longaandoening kind(eren) jonger dan 4 jaar in het huishouden kind(eren) tussen 4 en 12 jaar in het huishouden kind(eren) tussen 12 en 16 jaar in het huishouden
aantal minuten extra tijd (max)
bedlegerigheid, overmatige transpiratie, speekselvloed of incontinentie kind(eren) jonger dan 4 jaar in het huishouden kind(eren) tussen 4 en 12 jaar in het huishouden
kind(eren) jonger dan 4 jaar in het huishouden kind(eren) tussen 4 en 12 jaar in het huishouden kind(eren) tussen 12 en 16 jaar in het huishouden Communicatieproblemen psychosociale problematiek meerdere personen in het huishouden
Advies, instructie, voorlichting
Communicatieproblemen Schoonmaken trap, overloop e.d. indien gebruik bovenverdieping noodzakelijk is i.v.m. douche Schoonmaken trap, overloop e.d. en/of slaapkamer op de bovenverdieping Opname in een hospice Burgers uit de gemeente Uitgegaan wordt van de hoogte van de HH2 per Vlagtwedde in een hospice in de uur die aan de gecontracteerde Per week 3 uur gemeente Vlagtwedde of een Thuiszorgorganisaties in Vlagtwedde wordt HH2 andere gemeente betaald. Bewoners van een eenpersoons studio (o.a. in de woon- en zorgcentra van Meander in Ter Apel en Vlagtwedde) Licht huishoudelijk werk
20 minuten per week
Zwaar huishoudelijk werk
30 minuten per week
60 30 70 90 90 90 60 60 60 180 30
30 140
30 30 30 30
30
Bijlage 2 Normenkader begeleiding 1.1 De drie niveaus Er worden drie niveaus van groepsbegeleiding en individuele begeleiding onderscheiden: licht, middel en zwaar. Hieronder wordt weergegeven welk niveau van begeleiding wanneer van toepassing is. Bij de bepaling van de tarieven voor een Pgb worden de niveaus vertaald in een standaard tarief (licht en middel) en een plus tarief (zwaar). Begeleiding licht Kernbegrippen: stimuleren en toezicht a) De cliënt kan zelf de regie behouden en er is dus geen noodzaak tot het overnemen van taken, bijvoorbeeld bij de dagelijkse routine en met het uitvoeren van vooral complexere activiteiten. b) De cliënt kan zelf om hulp vragen. c) De begeleiding is erop gericht om door het stimuleren en/of toezicht houden de cliënt in staat te stellen om zijn/haar sociale leven zelfstandig vorm te geven. Begeleiding middel Kernbegrip: helpen bij a) De begeleiding wordt geboden bij het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine (gebrek aan dagen nachtritme) die voor de cliënt niet vanzelfsprekend zijn. Dit kan zodanige problemen opleveren, dat de cliënt afhankelijk is van ondersteuning. b) De communicatie gaat niet altijd vanzelf, doordat de cliënt soms niet goed begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf niet voldoende begrijpelijk kan maken. c) Het niet-inzetten van begeleiding kan leiden tot verwaarlozing/opname. Begeleiding zwaar Kernbegrip: overnemen en regie a) De begeleiding richt zich op het overnemen van taken door een professional, omdat de cliënt ernstige problemen heeft. Het gaat dan bijvoorbeeld om ondersteuning bij complexe taken die van de cliënt moeten worden overgenomen. Ook het uitvoeren van eenvoudige taken en communiceren gaan moeizaam. b) De cliënt kan niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen. c) Voor de dagstructuur en het voeren van regie is de cliënt afhankelijk van de hulp van anderen. 1.2 Nieuwe maatwerkvoorzieningen groepsbegeleiding en individuele begeleiding In onderstaande tabel is weergegeven welke nieuwe maatwerkvoorzieningen Wmo 2015 verzorgd worden voor groepsbegeleiding en welke “oude” AWBZ-producten daaraan gekoppeld zijn. M aatwerkvoorziening Wmo 2015 Doel AWBZ-product 2013 Groepsbegeleiding licht Stimuleren en toezicht H531 Dagactiviteit basis H533 Module cliëntkenmerk H811 Dagactiviteit VG Licht F125 Dagactiviteit LZA H831 LG dagactiviteit licht Groepsbegeleiding middel
Helpen bij
Groepsbegeleiding zwaar Overnemen en regie
H800 Module(cliëntondersteuning (somatische ondersteuning) H832 Dagactiviteit LG midden H812 Dagactiviteit VG midden
H813 Dagactiviteit VG zwaar H833 Dagactiviteit LG zwaar
In onderstaande tabel is weergegeven welke nieuwe maatwerkvoorzieningen Wmo 2015 verzorgd worden voor individuele begeleiding en welke “oude” AWBZ-producten daaraan gekoppeld zijn. Maatwerkvoorziening S Stiviteit AWBZ-producten 2013 Individuele begeleiding licht stimuleren en toezicht basis begeleiding H 300 Begeleiding Individuele begeleiding middel
helpen bij
extra probleemgedrag deels niet planbare inzet ondersteuning H 150 Begeleiding extra
Individuele begeleiding zwaar
overnemen en regie
ernstig tekortschietende zelfregie specialistische inzet nodig H 153 gespecialiseerde begeleiding psy) H 152 begeleiding speciaal 1 (NAH)
1.3 De terreinen van beperkingen We onderscheiden de volgende terreinen waarop beperkingen worden gemeten: - zelfredzaamheid (in staat tot bewegen en verplaatsen, communicatie, het nemen van besluiten, oplossen van problemen, dagelijkse routine kunnen organiseren, geld beheren, administratie etc.) - gedragsproblemen (destructief gedrag, dwangmatig gedrag, lichamelijk en/of verbaal agressief, seksueel overschrijdend gedrag etc.) - psychisch functioneren (concentratie, geheugen en denken, perceptie van de omgeving) - oriëntatie stoornissen (oriëntatie in tijd, plaats en persoon)
a. Zelfredzaamheid (waaronder ook bewegen en verplaatsen) Er is sprake van lichte beperkingen als de cliënt is staat is om met enige stimulans en/of toezicht een sociaal leven vorm te geven, aankopen te doen en geld te beheren. Problemen in sociaal verkeer zijn meestal door er over te praten bij te sturen. De cliënt kan niet (meer) fietsen en/of autorijden en heeft soms hulpmiddel nodig bij verplaatsen buitenshuis. Voor functioneren in de woning zijn aanpassingen noodzakelijk. Er is sprake van matige beperkingen als: het zelfstandig nemen van besluiten niet vanzelfsprekend is, de cliënt hulp nodig heeft bij het regelen van dagelijkse bezigheden en bij het aanbrengen van dagelijkse routine en structuur en niet goed begrijpt wat anderen zeggen en zich zelf niet voldoende begrijpelijk kan maken. Beperkingen op het gebied van bewegen en verplaatsen die door hulpmiddelen ( en eventueel ondersteuning bij gebruik openbaar vervoer) kunnen worden 40
gecompenseerd. Er is sprake van zware beperkingen als: complexe taken moeten worden overgenomen, uitvoeren van eenvoudige taken moeilijk gaat, de cliënt niet in staat is zelfstandig problemen op te lossen en/of besluiten te nemen, moeite heeft met communiceren en afhankelijk is van regie van anderen voor het voeren van de regie. Als beperkingen op het gebied van bewegen en verplaatsen die onvoldoende door hulpmiddelen kunnen worden gecompenseerd. Verwaarlozing dreigt en zonder deskundige begeleiding is opname noodzakelijk.
b. Gedragsproblemen Er is sprake van lichte beperkingen als de cliënt gedragsproblemen heeft die bijsturing vereisen, maar geen direct gevaar voor de zelfredzaamheid vormen. De gedragsproblemen kunnen doorgaans eenvoudig worden bijgestuurd door ouders, huisgenoten of school. Er is sprake van matige beperkingen als: het er bijsturing en soms gedeeltelijke overname van taken vereist is door een deskundige professional omdat de situatie anders verslechterd en het eigen omgeving van de cliënt slechts gedeeltelijk in bijsturing kan voorzien. Er is sprake van zware beperkingen als er ernstige problemen zijn waardoor de veiligheid van cliënt en/of zijn omgeving in gevaar zijn en er continu professionele bijsturing nodig is.
c.Psychisch functioneren Er is sprake van lichte beperkingen als er sprake is van lichte problemen op het gebied van geheugen, denken en informatieverwerking. Een hulpmiddel of enige aansturing is voldoende, overname van de taken is niet nodig. 31 Er is sprake van matige beperkingen als er regelmatig hulp nodig is vanwege concentratieproblemen en informatieverwerking. Er is sprake van zware beperkingen als volledige overname van de taken door een professional nodig is vanwege ernstige problemen met concentratie, denken, geheugen en waarneming van de omgeving.
d. Oriëntatie en geheugen Er is sprake van lichte beperkingen als de cliënt soms problemen heeft bij oriëntatie en tijd en plaats maar kan dit meestal oplossen door te handelen op basis van routine. Het herkennen van personen levert geen problemen op. Er is sprake van matige beperkingen als er problemen zijn met het herkennen van personen en omgeving, er vaak hulp nodig is bij het uitvoeren van taken en het vasthouden van een dagritme. De situatie zal verslechteren zonder deskundige begeleiding. Er is sprake van zware beperkingen als er ernstige problemen zijn met het herkennen van personen en omgeving, als de cliënt gedesoriënteerd is, taken moeten worden overgenomen en er ondersteuning nodig is bij de dagstructurering. Zonder deskundige begeleiding is opname noodzakelijk. 1.4 Omvang individuele begeleiding Individuele begeleiding wordt vastgesteld in uren, minimaal 1 maximaal 25 uur per week. Meer uren per week zijn indien nodig en duidelijk gemotiveerd mogelijk. De omvang van de indicatie (het aantal uren begeleiding) is gebaseerd op de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten. Dus welke activiteiten zijn nodig, hoeveel tijd kosten deze activiteiten, hoe vaak per week en zijn de activiteiten planbaar of niet planbaar of is er ook vaak toezicht nodig? Om te objectiveren hoeveel tijd er nodig is voor activiteiten en in welke frequentie zal gebruik worden gemaakt van een normtijden overzicht, dat is gebaseerd op de Indicatiewijzer van het CIZ en is aangepast aan de Wmo-werkwijze. 1.5 Omvang groepsbegeleiding Begeleiding groep wordt vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 aaneengesloten uren. Het maximum is 9 dagdelen: dat is gelijk aan een in Nederland gebruikelijke 36-urige werkweek. Het aantal dagdelen Begeleiding Groep dat wordt geïndiceerd is afhankelijk van: - de noodzaak (hoeveel structuur, activering, toezicht etc. is nodig? Wat biedt het eigen netwerk 41
of de voorliggende voorzieningen, hoe belast is de mantelzorg etc.) - de mogelijkheden van de cliënt (hoeveel kan de cliënt fysiek en mentaal aan?) -het doel dat begeleiding groep voor deze specifieke cliënt heeft (als een doel is: een zinvolle dagbesteding, ter vervanging van arbeid, dan worden bijvoorbeeld 8 of 9 dagdelen geïndiceerd; vergelijkbaar met een werkweek) - de mogelijkheden van de specifieke dagbestedingsgroep (bij het werken in groepen is groepsdynamiek essentieel. Hiermee dient rekening gehouden te worden om de voorziening effectief te laten zijn. Aangezien gemeente indiceert en de hulp effectueert (als een soort CIZ en zorgkantoor in één) zal ook dit element bij de indicatie moeten worden betrokken. 1.6 Normtijden t van n frequentie Gemiddelde Activiteiten
Frequentie
Gemiddelde Omvang Duur per keer Per week In uren
1.Het ondersteunen bij het aanbrengen 1x per week van structuur c.q. het voeren van regie 2x per week 3x per week 4x per week 5x per week 6x per week
60-180 min. 60-180 min. 30-90 min. 30-90 min. 15-90 min. 15-90 min.
1-3 2-6 1,5-4,5 2-6 1,25-7,5 1,5-9
2. Het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen t.b.v. zelfredzaamheid
15-90 min. 15-45 min. 15-30 min. 15-20 min.
1,75-10,5 3,5-10,5 5,25-10,5 7-9,5
1x per dag 2x per dag 3x per dag 4x per dag
3.Oefenen*
1-3
4.Bieden van toezicht 1 en/of 2 en 3 en 4 1 en/of 2 en 4 1 en/of 2 en 3 en zeer ernstige gedragsproblematiek, gemotiveerd toekennen
3,9 15,9 12,9 19,9
*:oefenen gaat samen met activiteiten 1 en 2. De van toepassing zijnde tijd wordt bij deze activiteiten opgeteld.
42