BONDSDAG REFERAAT Van genade word je beter K. de Vries / J. van Benthem Vanmorgen willen wij u iets vertellen over twee gereformeerde vrouwen. We hebben ze zelf bedacht, maar we denken dat ze zeker bestaan. Aan de hand van die twee voorbeelden willen wij proberen iets uit te leggen van wat 'Leven uit genade' betekent. We zeggen er meteen bij dat we zeker niet volledig zijn. Gods genade is daarvoor te veelomvattend. En Gods kinderen zijn daarvoor te veelkleurig. Ons verhaal vertellen we samen. Er zijn vier onderdelen. * We vertellen iets over de twee vrouwen. * We vertellen iets over twee bijbelse personen. * We gaan dieper in op wat genade is en wat genade voor je levensstijl betekent. * We vertellen wat er gebeurt met de twee vrouwen wanneer ze gaan leven uit genade. Mevrouw Dadendrang Ik wil u iets vertellen over mevrouw Dadendrang. Ze is een vrouw van een jaar of veertig en moeder van vijf kinderen. Ze is lid van de Gereformeerde Kerk en laat ik het er maar meteen bij zeggen: ze is een meelevend kerklid. Bijzonder meelevend zelfs. 's Morgens doet mevrouw Dadendrang bij zichzelf thuis snel het huishouden. 's Middags gaat ze de gemeente in, een bezoekje hier en even helpen daar, totdat de kinderen thuiskomen uit school. En 's avonds zie je haar - tenminste als er geen vrouwenvereniging is - met de ZOA-collectebus langs de deuren gaan (samen met een van de kinderen). Of ze is bezig voor de crea-club, die geld inzamelt ten behoeve van het nieuwe kerkgebouw. Bijna iedereen heeft respect voor mevrouw Dadendrang. Iedereen heeft bewondering voor haar inzet. En ze is anderen ook nooit tot last. Een jaar geleden was mevrouw Dadendrang behoorlijk ziek. Ze moest een paar weken bedrust houden. Maar de aangeboden hulp was volgens haar niet nodig. Haar man zou zo nu en dan wel een middag vrij nemen om de boodschappen te doen en de kinderen kon ze vanuit bed wel de nodige instructies geven. Zo kon ze zich best zelf redden en hoefde ze niemand tot last te zijn. Mevrouw Dadendrang doet alles wat ze moet doen, zo goed mogelijk. Ze laat eigenlijk nooit verstek gaan op de bijbelstudieclub. Altijd ook heeft ze voorstudie gemaakt. En haar kinderen zien er, ondanks moeders drukke bezigheden, perfect verzorgd uit. Daar zal ze zich overigens nooit op laten voorstaan. Zelf vindt ze dat ze te weinig doet. Ze vindt dat ze te weinig voor haar buren betekent. En ze voelt zich er erg schuldig over dat ze 'nee' heeft gezegd tegen de liturgiecommissie. En bovendien doet ze datgene wat ze doet, eigenlijk nooit goed genoeg. Voor de Here doe je het toch nooit goed genoeg? Nee, dat kan niemand ontkennen. Daarin moet men haar eigenlijk wel gelijk geven. Soms komt mevrouw Dadendrang wat opgejaagd en tobberig over. Maar als je haar vraagt of er iets is, dan ontkent ze dat ten stelligste. Dan wordt ze zelfs even fel, want ze weet heel goed dat ze een blij christen moet zijn. En als íemand daar z'n best voor doet, dan is zij het wel. Trouwens, daarom ergert ze zich soms ook aan vrouwen die weinig doen en een onverschillige houding aannemen. Ze kijkt - eerlijk gezegd - toch wel een beetje op ze neer. Laatst stelde de wijkouderling een rare vraag, vond mevrouw Dadendrang. Hij vroeg aan haar: als u aan de Here denkt, denkt u dan allereerst aan iemand met een streng gezicht, of aan iemand met een vriendelijk gezicht? Kijkt Hij u misprijzend aan, of liefdevol? Ze vond dat een vreemde vraag, raar eigenlijk, maar toen ze daar even over na had gedacht, had ze geantwoord: natuurlijk kijkt de Here je vriendelijk aan, als je tenminste maar doet wat Hij van je vraagt. Als je maar je best doet. En als je wat je vandaag verkeerd hebt gedaan, morgen maar beter probeert te doen. Weet u wat die ouderling toen tot haar stomme verbazing zei? Hij raadde haar aan om eens na te denken over wat 'leven van genade' betekent. Dat maakte haar onzeker. Wat zou hij eigenlijk van haar vinden? Mevrouw Nutteloos
De tweede vrouw over wie we het willen hebben, is mevrouw Nutteloos, moeder van twee kinderen. 'Maar' twee kinderen, zoals ze zelf zegt. Een aardige vrouw met een zacht karakter. Zij is ervan overtuigd dat ze veel dingen niet kan. Ze zou best actief willen zijn, ook in de gemeente, maar ach, er zijn altijd wel mensen die het beter kunnen dan zij. Voor haar gevoel stelt het allemaal niet veel voor, wat zij presteert. Anderen weten veel meer, kunnen veel beter uit hun woorden komen, kunnen veel meer werk verzetten. Kortom: anderen kunnen veel meer presteren en weten zich veel beter te presenteren. Vol heimelijke bewondering kijkt mevrouw Nutteloos naar vrouwen als mevrouw Dadendrang. Maar haar bewondering is ook vermengd met jaloezie en bitterheid. Juist omdat mevrouw Dadendrang alles zo goed doet, voelt mevrouw Nutteloos zich helemaal in de schaduw staan. Zij valt bij dat alles in het niet. Dat maakt haar moedeloos en ook een beetje onverschillig. Ze trekt zich steeds meer terug uit het gemeenteleven. Op de vrouwenvereniging is zij steeds vaker afwezig. En toen zij laatst gevraagd werd om mee te helpen bij zusterhulp, reageerde ze nogal kortaf: "Nee hoor, laat een ander dat maar doen. Er zijn er genoeg die het beter kunnen dan ik." Maar dat was niet helemaal eerlijk. Diep in haar hart besefte ze, dat ze het best graag zou willen en het ook best zou kunnen. Eerlijk gezegd: er zat iets boosaardigs in, dat ze 'nee' zei. Zo van: 'ik kan het toch niet zo goed. Nou, dan heb ik ook helemaal geen zin om nog mee te doen'. Dat had ze vaker: een diepgeworteld gevoel van ontevredenheid met zichzelf. Vaak probeerde ze haar ongenoegen te verdringen. Bijvoorbeeld door te gaan winkelen en zichzelf te trakteren op dingen die ze eigenlijk niet nodig had. Eenmaal thuisgekomen had ze daar dan weer spijt van. En het ongenoegen bleef. Steeds vaker gebeurde dat. Het werd een patroon. En op den duur groeide haar ongenoegen uit tot onverschilligheid en oppervlakkigheid. Haar gebedsleven nam af. Ze deed er geen moeite meer voor. Eigenlijk durfde ze ook niet meer: veel te bang om de Here nog onder ogen te komen. Want ze voelde Gods afkeuring, omdat ze zo'n waardeloos leven leidde. Ze hoorde wel van Gods genade en zijn liefde, maar - dacht ze - dat zal wel bedoeld zijn voor de serieuze christenen, die er ook naar leven. Zoals mevrouw Dadendrang. Ik ben veel te onverschillig, ik breng er niks van terecht. Petrus Uit de Bijbel kennen we iemand die wel iets heeft van mevrouw Dadendrang. Alleen is het geen mevrouw, maar meneer Dadendrang: Petrus. Petrus deed veel voor de Here Jezus. En hij wilde ook erg veel voor Jezus doen. Toen Jezus zei dat Hij moest gaan lijden en sterven, zei Petrus: "Ik ben bereid met U gevangenis en dood in te gaan." Aan hem zou het niet liggen. Hij had geweldig veel voor Jezus over. Want hij zou en moest zijn liefde tonen voor Jezus. Daar draaide het - ondanks de beste bedoelingen - toch eerst vooral om bij Petrus. Om wat hij klaarmaakte voor Jezus. En omdat hij zichzelf moest waarmaken, kon hij zijn onmacht niet eerlijk onder ogen zien. Toen Jezus zei dat ze Hem allemaal in de steek zouden laten, riep Petrus fel: "Ook al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit!" Ziet u, hoe Petrus zijn eigen onmacht niet wil zien? En daarom komt Petrus ook terug als alle discipelen weggevlucht zijn bij Jezus. Hij zal en moet zijn liefde voor Jezus tonen en dat drijft hem tot in de zalen van het verhoor toe. Zo verstrikt Petrus zich in zijn eigen dadendrang. Totdat hij gedwongen wordt zijn krampachtige pogingen om zichzelf overeind te houden, te staken. Als namelijk de haan kraait. De luie slaaf Ook mevrouw Nutteloos kennen we uit de Bijbel, en ook nu is het een meneer. Het is de slaaf die van zijn Heer één talent gekregen heeft. Van zo'n kapitaal gaat natuurlijk een appel uit om er iets mee te doen. Maar de slaaf doet er niets mee. Sterker nog: hij wil het niet meer zien en er niet meer aan denken. Hij stopt het weg onder de grond. Waarom? Misschien speelt een rol dat hij jaloers is en zich blind staart op zijn medeslaven, die meer talenten hadden. "Laten zij zich maar uitsloven, zij hebben zoveel mogelijkheden. Ik heb haast niks, ik kan toch niks". Hij vindt datgene wat hij met zijn eigen talent kan bereiken, al bij voorbaat niet de moeite waard. Maar vooral speelt een rol dat hij diep in zijn hart zijn Heer als een strenge, harde Heer ziet. Hij is bang voor zijn Heer, maar tegelijk ook boos op zijn Heer. Hij voelt zich verongelijkt. Het is agressie tegenover zijn Heer dat hij zijn talent begraaft en er zelfs geen enkele rente voor wil vangen. Zijn ogenschijnlijke onverschilligheid en luiheid komen voort uit een gevoel van minderwaardigheid. Hij is bitter. Hij is boos. En hij is bang. Genade Wat is dat eigenlijk: genade? Eerst maar zoiets als een definitie: genade duidt de grote, onverdiende welwillendheid aan van een hoger gestelde tegenover een lager
staande. Aan de hand van deze definitie wil ik twee m.i. belangrijke punten kort aanstippen. 1. Genade is allereerst de welwillendheid van iemand die boven je staat. Een voorbeeld uit de Bijbel. Als Ester ongenodigd naar de koning gaat, denkt ze dat dit haar het leven zal kosten. Maar dan staat er in Ester 5:2: 'En het geschiedde, toen de koning de koningin Ester zag, staande in de voorhof, verkreeg zij genade in zijn ogen'. Je ziet dan hoe die grote en machtige koning Ahasveros zijn blik mild en vriendelijk op Ester laat rusten. En dan gaat het nog maar om menselijke verhoudingen. Genade waar wij het over hebben, is de toegenegenheid van de hoge, heilige God. Ik denk dat dat een heel belangrijk element is om te beseffen. Dat je staat voor de majesteit van God. Hij is geen vriend op gelijk niveau. Geen partner, die je een klopje op de schouder kunt geven. Maar Hij is God. Hij gaat al onze maten te boven, in grootheid, in heerlijkheid, in majesteit, in heiligheid. Je bent altijd klein tegenover de Here. Iedereen is klein tegenover de Here. Ook mensen die veel presteren. Dat brengt me bij een volgend kenmerk van genade. 2. Genade is altijd onverdiend. In alle andere godsdiensten heb je het grondpatroon van prestatie en tegenprestatie: ik breng U mijn offers, en vervul mijn godsdienstige plichten, opdat U van uw kant mijn prestaties beantwoordt met uw liefde. Die ingeroeste neiging hebben wij ook. We willen - ook al is het op een vrome manier - toch steeds met iets bij God voor de dag komen, om onszelf acceptabel voor Hem te maken. Hoe vaak hoor je het niet: De Here heeft ons lief, als we maar oprecht bidden, als we maar serieus geloven, als we maar eerlijk schuld belijden. Met dat oprechte gebed, met ons serieuze geloof, met onze eerlijke schuldbelijdenis moeten we onszelf aanvaardbaar máken. Het is ontzettend moeilijk om met lege handen bij de Here aan te komen. Met helemaal niks durft eigenlijk niemand aan te komen. Maar genade staat echt in schril contrast met elke vorm van verdienste. Zodra er iets te verdienen valt, is genade geen genade meer. 3. En nou mogen we het ook positief omdraaien. Genade betekent: wij hoeven ook echt met niets bij de Here aan te komen om Hem voor ons in te nemen. Om Hem gunstig voor ons te stemmen. Dat Hij liefdevol en vriendelijk naar u kijkt, hangt niet af van wat u Hem aan kunt bieden. U hoeft uzelf niet eerst de moeite waard te maken in zijn ogen. Want u bent voor Hem al de moeite waard, zonder dat u iets doet. Zelfs met uw gebreken en fouten, mag u zonder angst naar Hem toegaan. Want als u Gods genade niet kunt krijgen door verdiensten, dan kunt u die genade ook niet zomaar verspelen met uw tekortkomingen. Die zijn voor Hem geen reden u af te wijzen. Integendeel, Gods genade geeft rust. Hij kijkt u vriendelijk en mild aan en zegt: "Wees nou maar niet zo opgejaagd en zenuwachtig. Ik heb je allang aanvaard. Kom nou eerst maar eens tot rust". Genade en levensstijl Maar hoe bestaat het? Jij met al je tekortkomingen, je onverschilligheid, je boosaardigheid, word je dan gewoon aanvaard? Mag je zomaar rusten? Maar er is toch ook de norm, de eis van het verbond? Er ligt toch ook een roeping tot levensheiliging? Hoe kan een mens daar rustig onder zijn? Is dat geen valse gerustheid? Dat zijn klemmende vragen. En toch kan dat heel beslist: rustig zijn. Waarom? Dankzij Christus! Want Hij heeft nu juist alle gerechtigheid en heiligheid van de wet vervuld. Daarin zie je nu juist Gods genade. Jezus zegt in Matteüs 5: 'Ik ben gekomen om de wet te vervullen'. Wat 'de wet vervullen' betekent, wil ik u met een voorbeeld duidelijk maken: hier ziet u een leeg glas, er zit niets in. Dat is de wet van God, voordat Christus kwam. Eeuwenlang bleef het glas leeg, niemand kon de wet vervullen. Maar dan komt Christus en Hij doet dit: Hij schenkt het glas tot aan de rand toe vol. Zo volkomen heeft Christus de wet vervuld. Hij deed alles wat de wet vroeg, zelfs meer dan strikt genomen gevraagd werd. Hij vulde de wet tot de rand toe met liefde voor God en de naaste. Hij heeft de wet van God helemaal vervuld, vol gemaakt als dit glas. Er kan geen druppel meer bij. Geen punt en geen komma kan er nog bij. Tot en met de laatste druppel maakt Hij de wet vol. Geen tittel of jota van de wet is onvervuld gebleven. En dat in onze plaats! Dat is nu Gods genade als uitgangspunt voor ons leven. Christus heeft de wet vervuld. Dat geeft een enorme rust. Want op grond van die vervulde wet kijkt God ons vriendelijk aan, en niet op grond van wat wij allemaal
zouden kunnen presteren. En wij? Hoe zit het dan met de norm, de wet, de levensheiliging? Gelden Gods geboden nog? Natuurlijk! Waarom zouden Gods goede geboden, nadat Christus ze vervuld heeft, opeens niet meer gelden?! Christus heeft in onze plaats God en de naaste liefgehad, dat staat vast. Maar hoeven wij God en de naaste dan niet langer lief te hebben? Iedereen voelt dat dat onzin is. Dat Christus de wet vervuld heeft, betekent niet dat wij ervan af zijn. Maar het kardinale punt is: wij mogen de geboden leren gehoorzamen vanuit een heel ander motief, vanuit een heel andere grondhouding dan vroeger. Het motief is niet langer opgejaagde angst, niet langer krampachtig moeten, alsof wíj de wet nog zouden moeten vervullen. Alsof wíj Gods genegenheid nog zouden moeten verdienen. De wet ìs door Christus al tot de rand toe gevuld. Hij heeft tot de rand toe alles volbracht. En juist die grote genade voor ons, díe vormt voortaan het motief om Gods wil te doen. Met die grote genade ontsteekt de Here in ons wederliefde en dankbaarheid. Dan ontstaat er de wil om voortaan te doen wat Hij graag ziet. En daarin ben je dan ook geen armoedzaaier of een minimumlijder. Zo van 'met hoe weinig kan ik toe?' Je neemt geen genoegen met alleen maar te doen wat de Here letterlijk voorschrijft, maar je zoekt ook naar de diepere bedoelingen, naar de geest van de wet. De liefde, zegt Paulus, is de vervulling van de wet. Dan loop je dus niet te minimaliseren: de kantjes eraf, met hoe weinig kan ik toe? Maar dan ga je maximaliseren: hoe kan ik het leven met de Here, die zo goed en genadig voor mij is, zo mooi mogelijk maken? Niet minimaliseren, maar maximaliseren. En dat is nu wat Jezus in Matteüs 5 bedoelt. Eerst zegt Hij: 'Ik ben gekomen om de wet te vervullen'. Daarna voegt Hij er het volgende aan toe: 'indien uw gerechtigheid niet overvloedig wordt, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan'. Jezus verwacht van ons dus overvloedige gerechtigheid. Geen minimum, een klein beetje. Maar een maximum: overvloed. Overvloed. Hoeveel is dat? Een klein beetje is al overvloed. Kijk maar. Ik schenk een paar druppeltjes water in het volle glas, zodat het overloopt. Kijk, dit is al over-vloed. Gerechtigheid die overvloeit, overloopt. Een paar druppeltjes is al genoeg voor over-vloed. Eén druppel doet het volle glas al overlopen. Eén goed werk, een klein begin van nieuwe gehoorzaamheid is dus al die over-vloedige gerechtigheid waar Jezus naar verlangt. Dan wordt het al mooi. Want daarin ziet de Here je liefde en je dankbaarheid. En is deze - kleine - overvloed dan zo wel genoeg? Het ìs al overvloed. Maar waarom zou je stoppen? Waarom zou je een grens trekken aan je liefde en je dankbaarheid? Zolang God ons zijn liefde blijft geven, kun je die blijven uitgieten. Net zoals ik nu de karaf helemaal leeg schenk in het volle glas. Kijk, dit is nog meer over-vloed. Overvloedige, overvloeiende gerechtigheid. Deze karaf mag nu dan leeg zijn. Maar de stroom van Gods liefde raakt nooit uitgeput en opgedroogd. Doordat wij blijven putten uit die onuitputtelijke bron, kan ons leven over-stromen van liefde voor God en de naaste, om onze verplichtingen jegens Hem en jegens elkaar na te komen. Leven uit genade, dat is weten dat de wet vervuld is, en dat elke daad van liefde en gehoorzaamheid voor God en de naaste een stukje overvloed is. Overvloedig, maar bepaald niet overbodig. Want het leven met de Here wordt er juist mooi van. Hoe meer overvloed, hoe mooier het wordt. Gevolgen Mevrouw Dadendrang en mevrouw Nutteloos leven nu beiden van genade. Heeft dat ook gevolgen voor hen? Ja, dat heeft het. We willen u er enkele van noemen. Al zeggen we er meteen bij: in ieders leven heeft het weer andere gevolgen. Gods genade werkt zich in ieders leven weer anders uit. En dat zeggen we maar duidelijk aan het begin van dit stukje. Want je krijgt vandaag soms de indruk dat je pas een echt christen bent als je aan bepaalde kenmerken voldoet. Een echt christen ervaart dit of dat, en voelt dit of dat, en zo wordt ons eigenlijk weer een nieuw type christen opgedrongen die eerst aan van alles moet voldoen, voordat hij mag geloven dat Gods genade hem geldt. Maar standaard-christenen bestaan niet. Wij noemen twee voorbeelden. Maar het kan ook heel anders, hoewel we wel denken dat in het vervolg algemene en waardevolle elementen zitten. Van genade leven betekent voor beiden - voor zowel mevrouw Dadendrang als voor mevrouw Nutteloos - dat ze 1. zich al meer bevrijd voelen, 2. nederig zijn, 3. groeien in liefde. 1. Leven uit genade is leven in vrijheid
Mevrouw Dadendrang probeerde zich eerst constant te bewijzen voor de Here. Veel van wat ze deed, kwam voort uit de angst afgewezen te worden door God en mensen. Daarom voelde ze zich ook meteen schuldig, wanneer ze 'nee' moest zeggen tegen een bepaalde activiteit. Daar kan ze nu meer ontspannen mee omgaan. Gods genade doet haar al meer inzien dat ze haar houvast niet hoeft te zoeken in alles wat ze presteert. Dat beklemmende van het 'steeds maar moeten' is eraf. Soms maakt het haar ook bang. Want ze moet ook veel dingen loslaten waar ze eerst haar zekerheid in zocht: dingen waaraan ze dacht houvast te hebben om door God geaccepteerd te worden. Maar mevrouw Dadendrang leert toch al meer te rusten in Christus. Leven uit genade is leven in vrijheid. Mevrouw Nutteloos mag weten dat ze als zondares aanvaard is door de Here. Een bevrijdend besef. Ze hoeft niet eerst zichzelf waar te maken door heel serieus te worden en meer te gaan doen, ongeveer evenveel als mevrouw Dadendrang. Ze hoeft zichzelf ook niet langer met anderen te vergelijken of huizenhoog op te kijken tegen andere, sterkere vrouwen. Genade is dat mevrouw Nutteloos door God aanvaard wordt zoals ze is. Genade verdrijft haar gevoelens van minderwaardigheid. Ook al is ze anders dan mevrouw Dadendrang, toch voelt ze zich niet langer de mindere. 2. Gods genade maakt nederig Toen mevrouw Dadendrang werkelijk voor de grootheid van Gods genade kwam te staan, besefte ze hoe klein zijzelf eigenlijk was. Hoewel ze het eerder nooit zo had aangevoeld, had ze vroeger toch nog teveel van zichzelf verwacht. Onwillekeurig had ze immers toch gedacht dat ze zichzelf wel acceptabel kon maken voor God. Anders had ze ook niet heimelijk neergekeken op mevrouw Nutteloos en zich aan vrouwen zoals zij geërgerd, omdat ze zo weinig deden. Nu is dat ook anders. Ze stelt zich niet langer boven vrouwen als mevrouw Nutteloos. Omdat ze haar eigen beperktheid nu echt heeft leren erkennen. Overigens, daardoor kan ze nu ook makkelijker omgaan met kritiek van anderen. Vroeger sprong ze gelijk op de ketting als anderen haar attendeerden op een fout. Nu kan ze kritiek rustiger overwegen. Want ze weet nu heel goed dat ook zij fouten maakt. Maar daar is ze niet meteen meer door van haar stuk gebracht. En weet u waarom niet? Omdat de Here haar, ondanks haar schuld, niet afwijst. Dat helpt haar om met haar tekortkomingen te leren leven. Leven uit genade is leven in bescheidenheid, nederigheid. Mevrouw Nutteloos zal als vanzelf nederig worden, omdat ze weet dat ze ondanks haar onverschilligheid en haar leven vol ongenoegen toch aanvaard is door Gods onverdiende genade. Daar wordt ze rustiger van. Ze kan nu tevreden zijn met haar eigen plaats, ook als die bescheiden is. Nederigheid betekent ook dat Mevrouw Nutteloos voortaan eerlijk haar eigen zwakke punten en beperkingen onder ogen kan zien. Zonder daardoor in paniek te raken. Genade helpt haar om haar beperkingen rustig te aanvaarden. Tegelijk geeft Gods genade aan mevrouw Nutteloos de rust en de ruimte om op een gegeven moment vrijwillig één of andere kleine taak op zich nemen. In haar gezin, in de gemeente, of elders. Gewoon: een bescheiden taak. In het besef dat ze echt niet zo veel hoeft te doen als een mevrouw Dadendrang. Dankzij de voldoening van Christus mogen al haar goede werken, ook de kleine, horen bij de overvloedige gerechtigheid. Misschien heeft zij niet vijf talenten, maar twee of één. Maar dat geeft niet. Mevrouw Nutteloos beseft: als ik gewoon trouw en dankbaar iets goeds met mijn talent probeer te doen, zal ik straks vast en zeker te horen krijgen: 'goed gedaan, trouwe slavin, over weinig ben je trouw geweest, over veel zal ik je stellen, ga in tot het feest van je Heer'. 3. Gods genade leert God en de naaste lief te hebben Vroeger deed mevrouw Dadendrang wel veel voor de Here en haar naaste. Maar haar eigenlijke drijfveer was angst. Bij alles wat ze deed, was haar verborgen drijfveer de angst om anders afgewezen te worden. Alles wat ze deed, deed ze voor een groot deel om zelf geaccepteerd en aardig gevonden te worden. In feite draaide het toen dus toch om haarzelf. Hoe hard ze ook bezig was voor God en mensen. Nu kan ze zichzelf soms echt een beetje vergeten. Ze hoeft zichzelf namelijk niet meer zo druk te maken of zij wel aanvaard wordt. Niet alles staat meer in het teken van haarzelf. Ze weet zich namelijk een begenadigd mens. Gods vaderogen koesteren haar. Daarom kan zij haar ogen richten op Hem en haar naaste. Gaat ze al meer echt vragen naar wat de Here wil. Kan ze ook al meer oprechte betrokkenheid tonen en zich werkelijk verdiepen in het wel en wee van de naaste. Bijvoorbeeld in die van mevrouw Nutteloos. Ze heeft aandacht gekregen voor de mens achter dat masker van onverschilligheid. Ze waren beiden - mevrouw Nutteloos en mevrouw Dadendrang - tot de conclusie gekomen dat leven van genade voor
hen beiden het punt is waar alles om draaien moet. Om draaien mag. Leven uit genade is leven in liefde. De genadige liefde van de Here doet de onverschilligheid van mevrouw Nutteloos wegsmelten. Terwijl ze zich eerder zo machteloos en beperkt voelde, en haar boosheid, bitterheid en bangheid verborg achter een masker van onverschilligheid, wordt Gods genade nu een bron van blijdschap en liefde. Steeds wanneer die blijdschap naar boven komt, zoekt mevrouw Nutteloos graag naar mogelijkheden om iets moois te maken van haar leven met God en de naaste. Vroeger liep ze daarvoor weg, bang om het niet goed te doen. Nu helpt haar blijdschap haar een beetje over die angst heen, en durft ze toch af en toe eens iets goeds te doen. Ze wordt er hartelijker en spontaner van. En blijer. O ja, tenslotte nog even dit. Inmiddels hebben de dames hun naam laten veranderen: Mevrouw Dadendrang heet nu mevrouw Rustigaan. Mevrouw Nutteloos heet nu mevrouw Waardevol.
Stellingen (in de zaal opgehangen) 1. Wie van genade leeft, neemt risico's 2. Rusten in Gods genade, daar ben ik bang voor.... 3. 'Ik moet mij overgeven aan Gods genade!' Hier klopt iets niet.... 4. Genade: ik moet niets meer; ik wil heel veel! 5. Leven uit genade stimuleert je zondekennis 6. Genade geeft (zelf)vertrouwen 7. Genade vraagt om nederigheid 8. Genade zet je met beide benen op de grond