1
Is de Lutherbijbel nog wel de Lutherbijbel? Is de Lutherbijbel nog wel de Lutherbijbel? Een vreemde vraag misschien. Wie in Duitsland een grote boekhandel binnenloopt en daar om een Bijbel vraagt, kan te kust en te keur terecht. Daar vindt men de roomse vertaling, de zg. Einheitsübersetzung. Of de vertaling (alleen van het Oude Testament) van de Joden Buber en Rosenzweig. Of Die Gute Nachricht, de Duitse versie van wat bij ons de Groot Nieuws Bijbel heet. Of de Zürcher Bibel, die in Duitssprekend Zwitserland veel gebruikt wordt. Een bekende vertaling is ook die van Jörg Zink. Of van F.E. Schlachter. Maar te midden van al die overzettingen handhaaft zich dan toch ook nog altijd die oude Lutherbijbel. Ja, inderdaad. De verkoper zal u misschien vertellen, dat die in Duitsland nog altijd de meest gebruikte Bijbel is. En we nemen een exemplaar in handen. Op de voorkant staat een afbeelding van de Lutherroos. Die Bibel. Neu bearbeitet nach Martin Luthers Uebersetzung. En we vragen ons af: Waarom moest er in Nederland zo nodig een nieuwe vertaling komen, terwijl in Duitsland de meeste mensen blijkbaar dan toch geen behoefte hadden aan zo’n terzijdestelling van hun geliefde Lutherbijbel? Herziening Toch is het anders. Daarover dit artikel. Wij willen hier wat dieper op de uitgaven van de Lutherbijbel in de twintigste eeuw ingaan. We gaan er vanuit, dat de lezers van dit artikel wel iets van de Duitse taal afweten, zodat we de aangehaalde teksten niet steeds in het Nederlands zullen overzetten. In 1534 verscheen voor het eerst de complete Bijbel in Duitse vertaling van Maarten Luther. Daarna heeft de Kerkhervormer nog gewerkt aan verdere verbetering. De uitgave van 1545 is de laatste die tijdens zijn leven is verschenen. In de uitgave van 1546 zijn nog enkele wijzigingen opgenomen, voor een deel overeenkomende met aantekeningen in Luthers eigen exemplaar, voor een deel niet. Daarom is tot in onze dagen verschil van mening over de vraag, welke uitgave nu als de definitieve moet worden beschouwd, die van 1545 of die van 1546. En vervolgens gold van de Duitse Bijbel hetzelfde als van de Statenvertaling in Nederland: Enkele eeuwen lang is hij min of meer onveranderd herdrukt. Met ere mag hier het Cansteinse Bijbelgenootschap genoemd worden, gesticht door August Hermann Francke in Halle, dat in de achttiende eeuw met grote zorg de Lutherbijbel herdrukte. De uitgaven van Canstein gelden als de beste. Net als in Nederland brak ook in Duitsland in de vorige eeuw het besef door, dat de taal zich in die driehonderd jaar zo had ontwikkeld, dat men het wenselijk oordeelde, Luthers taal en spelling aan te passen. In 1863 werd op een bijeenkomst in Eisenach op voorstel van de bijbelgenootschappen van de verschillende Duitse landen besloten, dit werk ter hand te nemen. Dat leidde tot een proefuitgave (Probebibel) in 1883, vervolgens de revisie van 1892 en ten laatste de Lutherbijbel van 1912. Daarmee was de vertaling van Gods Woord uit het Hebreeuws en Grieks in het Duits voluit het werk van Maarten Luther gebleven. Alleen, men besefte dat het Duits van Luther niet meer precies het Duits van nu was. En daarom waren de taal en de spelling aangepast aan de nieuwere taalregels. En ook waren wel woorden die geheel verouderd waren, of die in de loop der jaren een heel andere betekenis hadden gekregen, vervangen door andere woorden die hetzelfde bedoelden.
2 Toch was daarmee het einde niet. Velen vonden dat er maar half werk gedaan was. In 1921 begon een nieuwe herziening. Nu vooral om Luthers vertaalwerk aan te passen aan nieuwe theologische inzichten. Deze herziening heeft veel langer geduurd dan men gedacht had. Dat kwam ook door de politieke gebeurtenissen in Duitsland. In feite is men in 1957 nog weer opnieuw begonnen. Vele moeilijkheden moesten overwonnen worden die het gevolg waren van soms ver uiteenlopende inzichten over de vraag hoever men kon gaan in het veranderen. In 1984 kwam er uiteindelijk een editie, die in de verschillende Duitse landen de instemming van de Evangelische Kirche kon krijgen. En deze geldt sindsdien als de Lutherbijbel. Veel veranderd Maar is dat nog de Lutherbijbel? Er is zoveel veranderd, zoveel nieuw toegevoegd, zoveel woorden vervangen. Hoever kan men veranderen, terwijl het nog het werk van Luther genoemd mag worden? Hoe krijgen we bij het omwerken van een werk uit de zestiende eeuw in de taal van de twintigste nog een duidelijke stijl? Wat daarin dan nog herkenbaar behouden blijft van de taal van Luther, valt juist uit de toon en wekt als zodanig bevreemding. Dat zijn meer kwesties van de Duitse taal, voor Duitsers zelf, en die willen we daarom hier buiten beschouwing laten, ook al zijn ze op zichzelf genomen wel van belang. Hier willen we nu nagaan, hoe ver moderne theologische inzichten hebben doorgewerkt in de veranderingen die men aanbracht in Luthers bijbelvertaling. Zalig of gered? Wij geven voorbeelden, om te beginnen, van woorden. Het is opvallend, hoe dikwijls ‘selig machen’ is vervangen door ‘retten’. We vergelijken nu steeds de Lutherbijbel van 1912 met de editie van 1984. Matthéüs 1:21: Und sie wird einen Sohn gebären, des Namen sollst du Jesus heissen; denn er wird sein Volk selig machen von ihren Sünden, is geworden in de versie-1984: Und sie wird einen Sohn gebären, dem sollst du den Namen Jesus geben, denn er wird sein Volk retten von ihren Sünden. Johannes 12:47b: denn ich bin nicht gekommen, dass ich die Welt richte, sondern dass ich die Welt selig mache. 1984: denn ich bin nicht gekommen, dass ich die Welt richte, sondern dass ich die Welt rette. Handelingen 2:21: Und soll geschehen, wer den Namen des Herrn anrufen wird, soll selig werden. 1984: Und es soll geschehen: wer den Namen des Herrn anrufen wird, der soll gerettet werden. Handelingen 2:47b: Der Herr aber tat hinzu täglich, die da selig wurden, zu der Gemeinde. 1984: Der Herr aber fügte täglich zur Gemeinde hinzu, die gerettet wurden. Handelingen 16:30b: Liebe Herren, was soll ich tun, dass ich selig werde? 1984: Liebe Herren, was muss ich tun, dass ich gerettet werde? Romeinen 8:24a: Denn wir sind wohl selig, doch in der Hoffnung. 1984: Denn wir sind zwar gerettet, doch auf Hoffnung. Romeinen 11:26a: und also das ganze Israel selig werde. 1984: und so wird ganz Israel gerettet werden. 2 Korinthe 2:15: Denn wir sind Gott ein guter Geruch Christi unter denen, die selig werden, und unter denen, die verloren werden. 1984: Denn wir sind für Gott ein Wohlgeruch Christi unter
3 denen, die gerettet werden, und unter denen, die verloren werden. Zie ook Romeinen 10:1, 9, 10 en 13, waar ook steeds ‘selig’ vervangen is door ‘gerettet’, en tal van andere plaatsen meer. Genoeg om te zien, dat het hier maar niet om een incidenteel geval gaat. Luther vertaalde ‘zalig worden’, ‘zalig maken’. Het woord ‘zalig’ houdt ontzaglijke rijkdom in. Het wordt allereerst van God gebruikt, als de Volzalige in Zichzelve (1 Tim. 1:11; 6:15), dan ook van mensen, om aan te geven de ontzaglijke geestelijke rijkdom die de met God verzoende zondaar reeds bij aanvang in dit leven geniet, als voorsmaak van de toekomende verzadiging van vreugde voor Gods aangezicht, die in de volste zin zaligheid kan worden genoemd. De zaligheid hier bij aanvang wordt, waar de Schrift daarvan spreekt, in verband gebracht met de vrijspraak van schuld en straf en het verkrijgen van een recht op het eeuwige leven, alsmede het mogen smaken van Gods lieve gunst en de vertroostingen des Heiligen Geestes. Is het dan niet een ontzaglijke verarming, wanneer men dat gaat weergeven met ‘redden’? Dat heeft niets te maken met modernisering van de taal. Hier ligt een theologische ketterij aan ten grondslag. Laten we het maar eenvoudig zeggen: het zalig maken is hier beroofd van zijn eeuwigheidsdimensie. Dodenrijk Een ander woord: Hölle. We slaan maar weer enkele teksten op. Psalm 116:3: Stricke des Todes hatten mich umfangen, und Aengste der Hölle hatten mich getroffen; ich kam in Jammer in Not. 1984: Stricke des Todes hatten mich umfangen, des Totenreichs Schrecken hatten mich getroffen; ich kam in Jammer und Not. Hoséa 13:14a: Aber ich will sie erlösen aus der Hölle und vom Tod erretten. Tod, ich will dir ein Gift sein; Hölle, ich will dir eine Pestilenz sein. 1984: Aber ich will sie aus dem Totenreich erlösen und vom Tode erretten. Tod, ich will dir ein Gift sein; Totenreich, ich will dir eine Pest sein. En nu weten wij wel, dat de overzetting van het Hebreeuwse woord sjeool, dat in deze twee teksten gevonden wordt, nog niet zo eenvoudig is, maar de heidens-mythologische voorstelling van een ‘dodenrijk’ verwerpen we met alle beslistheid als onbijbels. Het Hebreeuws woord betekent òf eenvoudig ‘graf’, òf het wordt gebruikt als aanduiding van de plaats der goddelozen (zelfs hier reeds in dit leven, zie Spreuken 9:18). Maar even zo goed, Luther heeft die dodenrijkopvatting ook niet geleerd. Het is dan een aantasting van zijn overzetting, wanneer men dat erin gaat leggen. Vlees Nog een ander woord (we nemen zo maar woorden, waarop ons oog viel): Fleisch. Psalm 63:2b: Es dürstet meine Seele nach dir; mein Fleisch verlangt nach dir in einem trockenen und dürren Lande, da kein Wasser ist. 1984: Es dürstet meine Seele nach dir, mein ganzer Mensch verlangt nach dir, aus trockenem, dürrem Land, wo kein Wasser ist. Ook hier is weer een dimensie verloren gegaan. ‘Vlees’ kan in de Schrift wel in het algemeen de betekenis hebben van ‘alle levende schepselen’ (bijvoorbeeld: alle vlees is gras) of ‘het lichaam’, maar het bevat ook het element van zwakheid (bijvoorbeeld 2 Kron. 32:8. Jes. 31:3), ja ook, de verdorvenheid die er in het schepsel gekomen is door de zonde (Joh. 3:6. Rom. 8:1-13 en vele andere plaatsen). Vlees is de mens als schepsel Gods, die op zichzelf, zonder God, wil leven. Men mag dat niet verwaarlozen in de vertaling, zoals Luther dan ook niet gedaan heeft, maar
4 wel is gebeurd in deze versie-1984. Dächsel citeert bij Psalm 63:2 de bekende Duitse oudtestamenticus Delitzsch uit de vorige eeuw: ‘Dat David zulk een smachtend verlangen naar God ook zijn vlees toeschrijven kan, is niet iets gerings; men ziet daaruit dat de geest in hem heerschappij heeft, en het vlees niet alleen met geweld ten onder houdt, maar ook zover het mogelijk is aan zijn eigen leven doet deelnemen, wat, gelijk bekend is, gemakkelijker is in droefheid, die ons het tegenwoordige doet afsterven, dan te midden van de overvloed van uitwendig geluk.’ Zo’n verklaring is in de versie-1984 onmogelijk geworden. Lukas 3:6: Und alles Fleisch wird den Heiland Gottes sehen. 1984: Und alle Menschen werden den Heiland Gottes sehen. Alweer, hier is, door zogenaamd begrijpelijk te willen vertalen, iets heel belangrijks verloren gegaan. Wat een wonder ligt hierin besloten, dat de Christus Gods door vlees, zondige verdoemelijke Adamskinderen, aanschouwd zal worden! (Onbegrijpelijk, te meer, daar men in Jesaja 40:5, dat door Lukas hier aangehaald wordt, ‘alles Fleisch’ wel gehandhaafd heeft!) Toegevoegd Zo maar een aantal teksten, meest zonder commentaar: In Genesis 4:8 is na de eerste woorden ingevoegd: (Da sprach Kain zu seinem Bruder Abel:) Lass uns aufs Feld gehen! Waar men dat vandaan heeft gehaald, is ons onbekend. Luther heeft het niet en de grondtekst vermeldt het niet. Meer nieuwere vertalingen hebben iets van dien aard. Genesis 4:13b: Meine Sünde ist grösser, denn dass sie mir vergeben werden möge. 1984: Meine Strafe ist zu schwer, als dass ich sie tragen köntte. Genesis 6:3a: Da sprach der Herr: Die Menschen wollen zich von meinem Geist nicht mehr strafen lassen. 1984: Da sprach der Herr: Mein Geist soll nicht immerdar in Menschen walten. Genesis 32:30b: und meine Seele ist genesen. 1984: und doch wurde mein Leben gerettet. Jakob gaat hier veel dieper dan alleen het behoud van zijn tijdelijke leven. Éxodus 6:12b: Dazu bin ich von unbeschnittenen Lippen. 1984: Dazu bin ich ungeschickt zum Reden. Hooglied 1:3b: darum lieben dich die Jungfrauen. 1984: darum lieben dich die Mädchen. Dat laatste maakt een banale indruk. Lukas 17:21b: Denn sehet, das Reich Gottes ist inwendig in euch. 1984: Denn siehe, das Reich Gottes ist mitten unter euch. Lukas 18:16b: Lasset die Kindlein zu mir kommen und wehret ihnen nicht; denn solcher ist das Reich Gottes. 1984: Lasset die Kinder zu mir kommen und wehret ihnen nicht, denn solchen gehört das Reich Gottes. Johannes 1:5b: und die Finsternis hat’s nicht begriffen. 1984: und die Finsternis hat’s nicht ergriffen. Handelingen 15:18: Gott sind alle seine Werke bewusst von der Welt her. 1984: der tut, was von alters her bekannt ist. Romeinen 5:4: Geduld aber bringt Erfahrung; Erfahrung aber bringt Hoffnung. 1984: Geduld aber Bewährung; Bewährung aber Hoffnung. Christum treiben Luther is de Hervormer, die ten aanzien van de Schrift zo bijzonder heeft gesteld: ‘Christum treiben’. De ganse Schrift handelt alleen over Christus, zei hij. ‘Als gij Christus wegneemt uit de Bijbel, wat houdt ge dan nog over?’ vroeg hij aan Erasmus. De Schrift ‘bevat maar één leerstuk:
5 Christus’. Zo begeerde Luther niets te weten en te leren dan Christus en Die gekruisigd. ‘Want in mijn hart regeert deze ene waarheid, het geloof in Christus, uit Wie, door Wie en tot Wie al mijn theologische overleggingen bij dag en bij nacht voortvloeien en terugkeren.’ Ook in het Oude Testament, overal vond hij Christus. Maar wat zien we nu? Genesis 22:18a: und durch deinen Samen sollen alle Völker auf Erden gesegnet werden. 1984: und durch dein Geschlecht sollen alle Völker auf Erden gesegnet werden. De vervanging van Samen (zaad) door Geschlecht (geslacht) heeft hier een christologische uitleg onmogelijk gemaakt. Vergelijk hoe Paulus deze tekst verklaart in Galaten 3:16! In Genesis 26:4b vinden we precies dezelfde verandering van Samen in Geschlecht. Maar Luther tekende bij Genesis 26:4b aan: ‘Christus Isaac verheissen’ (Christus aan Izak beloofd). Die uitleg is nu niet meer mogelijk. Haggaï 2:7a: Ja, alle Heiden will ich bewegen. Da soll dann kommen aller Heiden Bestes. Luther heeft zelf hier Trost en tekent daarbij in de kanttekening aan: Das ist Christus. Maar nu lezen we in de versie-1984: Ja, alle Heiden will ich erschüttern. Da sollen dann kommen aller Völker Kostbarkeiten. En daarmee is alweer Luthers eigen christologische verklaring onmogelijk geworden. Matthéüs 8:2a: Und siehe, ein Aussätziger kam und betete ihn an. 1984: Und siehe, ein Aussätziger kam heran und fiel voor ihm nieder. Dat laatste is een verzwakking. De aanbidding (dus van een Goddelijk Persoon) is wegvertaald. Dit komt op meerdere plaatsen in de Evangeliën voor. Matthéüs 12:6: Ich sage aber euch, dass hier der ist, der auch grösser ist denn der Tempel. 1984: Ich sage euch aber: Hier ist Grösseres als der Tempel. Hier spreekt Christus over Zichzelf (vergelijk vers 8). Maar uit de versie-1984 kan niemand iets anders concluderen, dan dat wat onzijdigs bedoeld wordt. Romeinen 14:10b: Wir werden alle vor dem Richtstuhl Christi dargestellt werden. 1984: Wir werden alle vor den Richterstuhl Gottes gestellt werden. Hier blijkt niet meer, dat Christus het oordeel Gods zal uitvoeren. 1 Timótheüs 3:16a: Und kündlich gross ist das gottselige Geheimnis: Gott ist offenbart im Fleisch. 1984: Und gross ist, wie jedermann bekennen muss, das Geheimnis des Glaubens: Er ist offenbart im Fleisch. Zien we het verschil? Twijfelachtig stellen Wij moeten tegen de versie-1984 dus ernstige bedenkingen hebben. De gegeven voorbeelden doen al genoeg zien, dat in ruime mate moderne theologische inzichten zijn verwerkt. Dat geldt ook van de zg. tekstkritiek. Zoals de Nederlandse NBG-vertaling overal in het Nieuwe Testament twijfelhaken heeft, zo zijn ook in deze zogenaamde gereviseerde Lutherbijbel vele Schriftgedeelten twijfelachtig gemaakt of weggelaten. Wij noteerden alleen al in Matthéüs: 5:44, 6:13b, 16:2b en 3, 17:21, 18:11, 20:16b, 20:22 en 23, 21:44, 23:14, 25:13b, 27:35b. Wie een vergelijking zou gaan maken tussen de Statenvertaling en de Nieuwe Vertaling, en dan vervolgens zou willen weten aan welke zijde Luther stond, zou met deze versie-1984 tot de conclusie komen, dat de Nieuwe Vertaling Luther volledig aan haar kant heeft. Terwijl dat met de echte Luther toch echt niet het geval is. Maar we moeten het anders zeggen: De versie van 1984 is niet meer het werk van Luther. In een beoordeling van het revisiewerk zei de Hamburger taalkundige Petsch: ‘Liever leren en onderwijzen, verklaren en uitleggen, dan vernieuwen en vervangen.’ En de theoloog Karl Refer: ‘De veel grotere zorg moet zijn dat, terwijl wij aan woorden winnen, de zaak schade lijdt.’
6 Gelukkig zijn er nog mensen in Duitsland die (om uiteenlopende redenen) de versie-1984 afwijzen en prijs stellen op een echte Lutherbijbel. Daarom wordt de herziening-1912 nog steeds herdrukt. De GBS verspreidt uitsluitend deze uitgave. Zij is kenbaar aan de woorden ‘Textfassung 1912’ (of iets dergelijks) voor in de Bijbel. Let dus goed op bij aankoop van een Duitse Bijbel. Een nieuwe Duitse Bijbel waar dit niet in staat, is geen echte Lutherbijbel. Stel je voor, dat het NBG de Nieuwe Vertaling destijds had uitgegeven onder de naam ‘herziene Statenvertaling’! Toch is dat het, wat in Duitsland is gebeurd! Van Bruggen Toch is hiermee het verhaal nog niet uit. Want er zijn ook in ons land voorstanders van het maken van een ‘herziene Statenvertaling’. En dan bedoelen we niet een uitgave van de Statenvertaling, die in taal en spelling is aangepast, zoals alle Bijbels die tegenwoordig verschijnen. Neen, men zou verder willen gaan, en net als in Duitsland is gebeurd met het vertaalwerk van Luther, ook hier de arbeid van de Statenvertalers willen herzien volgens de nieuwere inzichten en zo tot een nieuwe ‘verbeterde’ Statenvertaling komen. In het blad Koers (24 november 1994) laakt prof. dr. J. van Bruggen de wat hij noemt ‘verering’ van de Statenvertaling, volgens hem gevolg van immobiliteit. ‘Men is wel sterk in het bewaren van de vertaling van de vaderen, maar daarin is men tot stilstand gekomen.’ Dat had volgens hem voorkomen kunnen worden. Prof. Van Bruggen: ‘Als de Synode van Dordt in 1618/1619 had besloten dat de nieuwe vertaling waaraan gewerkt zou worden, om de vijftien jaar een beetje aangepast moest worden aan de nieuwe eisen van de taal, dan hadden we haar in de vaart gehouden. Dan zouden we nu een Statenvertaling hebben die in goede staat van onderhoud verkeerde. Wat we nu hebben, is een Statenvertaling die in slechte staat van onderhoud verkeert. Het lijkt wel, doordat men hem in folie heeft ingepakt, alsof zij prachtig bewaard is, maar zij is verwaarloosd. Het klinkt misschien wat scherp, maar eigenlijk vind ik dat de mensen die zo prat gaan op de handhaving van de Statenvertaling, een zeer slechte dienst bewijzen aan de echte waarde van de Statenvertaling.’ Wij zeggen: Ontzaglijk gelukkig, dat de synode van Dordrecht niet op dat idee van professor Van Bruggen is gekomen. Het zou rampzalig voor de christenheid in Nederland zijn geweest, wanneer de overzetting van Gods Woord (waarin het Nederlandse volk, gelijk Bogerman het uitdrukte, God in zijn eigen taal kon horen spreken; let wel, slechts weinigen zijn zo gelukkig als prof. Van Bruggen dat zij de Bijbel in de grondtekst kunnen lezen, verreweg de meesten kunnen dat Woord niet anders lezen dan in de Nederlandse overzetting) - we zeiden, het zou rampzalig zijn geweest, wanneer die overzetting om de vijftien jaar onderworpen zou zijn geworden aan de theologische mode van die tijd. Niets zou dan nog vast en zeker zijn, zelfs de rots van des Heeren Woord niet. Wat prof. Van Bruggen voorstaat, is in Duitsland in praktijk gebracht. En we zien daar, waar wij, naar te vrezen is, dan in Nederland ook terechtgekomen zouden zijn: een uitgave die op vele punten vierkant in strijd zou zijn met de uitgangspunten van de Statenvertalers. Karikatuur Er zou over het interview met prof. Van Bruggen nog wel meer te zeggen zijn, maar één punt mogen we niet onweersproken laten. In zijn bestrijding van de GBS stelt prof. Van Bruggen
7 ook: ‘De Statenvertalers waren niet geïnspireerd. Dat hebben ze zelf, noch hun opdrachtgevers, de Synode van 1618/1619, ooit gezegd. Dat is een mythe, die achteraf ontstaan is.’ Wij antwoorden prof. Van Bruggen: Zoudt ge dan precies willen aangeven, wie dat dan wel gezegd heeft? We horen het wijlen ds. du Marchie van Voorthuysen op een toogdag nog zeggen: ‘De Statenvertalers zijn bijzonder geïllumineerd (verlicht) geweest, maar denk erom: geïllumineerd! Niet geïnspireerd! Dat waren alleen de bijbelschrijvers. Vertalen blijft feilbaar mensenwerk.’ En we horen hem nog uitroepen: ‘Traduttore traditore, zeggen ze in Italië. Dat is zoveel als: Vertalen is verraden. Want nooit kan men het in de vertaling precies zo krijgen als in het oorspronkelijke!’ Het is een goedkope manier van bestrijden, wanneer men eerst van de ander een karikatuur gaat tekenen (een kwaad waaraan we helaas allen zo gauw mank gaan), maar daarmee is uiteindelijk niemand gediend. Overigens worden in het interview met prof. Van Bruggen ook belangrijke vragen aan de orde gesteld inzake de cultuurkloof tussen de bijbellezers van nu en de wereld van de Bijbel. Vragen waarop we dan ook zeker terug zullen komen in Standvastig. Maar bij lezing overheerste een gevoel van teleurstelling over de oplossing die hij aanreikte, en over het karikatuurbeeld dat hij blijkbaar heeft van de GBS. Het interview dat twee weken later in Koers verscheen met mevrouw drs. M.A. BuitinkHeijblom was tenminste heel wat evenwichtiger! Toen Koers tegen haar zei, dat mensen die zich met de GBS inzetten voor de handhaving van de Statenvertaling, zich richten ‘op een taal die ruim driehonderd jaar bevroren is’, antwoordde zij: ‘U zegt dat de taal bevroren is. Maar dan vraag ik me af: Kùnnen de mensen de taal van de Statenvertaling niet meer begrijpen, of willen ze die niet meer begrijpen?’ L. M. P. Scholten (StandVastig maart 1995, p. 8-11)
Het gebed des Heeren, Lukas 11:2-4 Luther-1912
Versie-1984
Er aber sprach zu ihnen: Wenn ihr betet, so sprecht: Unser Vater im Himmel, dein Name werde geheiligt. Dein Reich komme. Dein Wille geschehe auf Erden wie im Himmel. Gib uns unser täglich Brot immerdar. Und vergib uns unsre Sünden; denn auch wir vergeben allen, die uns schuldig sind. Und führe uns nicht im Versuchung, sondern erlöse uns von dem Uebel.
Er aber sprach zu ihnen: Wenn ihr betet, so sprecht: Vater! Dein Name werde geheiligt. Dein Reich komme. Unser tägliches Brot gib uns Tag für Tag und vergib uns unsre Sünden; denn auch wir vergeben allen, die an uns schuldig werden. Und führe uns nicht in Versuchung.